Instructie DBC-registratie Klinische geriatrie v20110701 ingangsdatum instructie 1 januari 2012 Deze instructie bevat de regels die gelden voor alle DBC‟s die geopend zijn vanaf 1 januari 2011 en eventueel doorlopen in 2012 Contactgegevens Stichting DBC-Onderhoud Telefoon Helpdesk: 030-2850888 Fax: 030-2850801 E-mail helpdesk: [email protected] Internetadres: www.dbconderhoud.nl Contactgegevens Wetenschappelijke vereniging Internetadres WV: www.nvkg.nl DBC-Onderhoud instructies Klinische Geriatrie v20110701 1 Inhoudsopgave 1. Inleiding .................................................................................................................... 3 2. 2.1 2.2 2.2.1 2.2.2 2.3 2.4 2.5 3. 3.1 3.2 Een DBC openen en sluiten ..................................................................................... 4 Hoofdlijnen van het registreren van DBC‟s ................................................................. 5 Openen en sluiten van een reguliere zorg DBC (zorgtype 11) .................................... 5 Openen van een reguliere zorg DBC (zorgtype 11) .................................................... 5 Sluiten van een reguliere zorg DBC (zorgtype 11) ...................................................... 6 Registratie van spoedeisende zorg ............................................................................ 7 Openen en sluiten van een intercollegiaal consult DBC (zorgtype 13) ........................ 8 Openen en sluiten van een vervolg DBC (zorgtype 21) .............................................. 9 Bijzondere situaties ............................................................................................... 11 Medebehandeling ..................................................................................................... 11 Multidisciplinaire behandeling ................................................................................... 12 4. Parallelle DBC‟s en het begrip substantiële kosten en inzet: ............................. 13 5. Zorgtype 51 „Traject interne ondersteuning‟ ........................................................ 14 6. Vuistregels bij het registreren van DBC‟s ............................................................ 15 Bijlage 1 Typeringslijst Klinische geriatrie per 1 januari 2008 ............................................................. 16 Bijlage 2 Wijzigingen en vereenvoudigingen voor Klinische geriatrie .................................................. 17 Bijlage 3 Oorspronkelijke instructie Klinische Geriatrie (red. NVKG) ................................................... 18 DBC-Onderhoud instructies Klinische Geriatrie v20110701 2 1. Inleiding In deze instructie wordt aangegeven hoe u de DBC‟s voor het specialisme Klinische geriatrie dient te registreren. In de afgelopen jaren zijn een aantal wijzigingen in de DBC-systematiek doorgevoerd die in deze instructie zullen worden behandeld. Deze wijzigingen hebben onder andere als doel vereenvoudiging van de registratie en het eenduidiger registreren door de verschillende specialismen. Deze instructie is bedoeld voor iedereen die te maken heeft met het registreren van DBC‟s: medisch specialisten, zorgadministrateurs, DBC projectleiders en andere betrokkenen in de instellingen. De juridische status van deze instructie ligt verankerd in de Wet marktordening gezondheidszorg (WMG). In hoofdstuk 2 worden de richtlijnen voor het openen en sluiten van DBC‟s behandeld. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op een aantal bijzondere situaties. Hoofdstuk 4 gaat in op parallelle DBC‟s en het begrip substantiële kosten voor het ziekenhuis en extra inzet van de medisch specialist. In hoofdstuk 6 staan een aantal vuistregels voor het registreren van DBC‟s vermeld. In bijlage 1 treft u de typeringslijst Klinische geriatrie per 1 januari 2008. De belangrijkste specialisme specifieke wijzigingen en vereenvoudigingen ten opzichte van 2005 treft u aan in bijlage 2. Omdat de oorspronkelijke registratie-instructie onder redactie van de NVKG veel nuttige voorbeelden bevat is deze als bijlage 3 toegevoegd. Deze oorspronkelijke instructies zijn begin 2007 voor het laatst door de NVKG geactualiseerd. De wijze van uitvoering van het registreren is afhankelijk van de interne afspraken en de mogelijkheden van de DBC-registratiemodule in uw zorginstelling. Daarom wordt er in deze instructie vanuit gegaan dat er specifieke procedures worden vastgelegd voor de manier waarop de feitelijke registratie van de DBC‟s plaatsvindt. Afspraken hieromtrent worden in veel gevallen beschreven in het handboek AO/IC van de instelling. Om kennis te maken met de algemene spelregels van de DBC-systematiek verwijzen wij u naast deze instructie ook naar de DBC Leergang Somatiek Huidig. Deze leergang geeft u snel een gedegen introductie in het registratie-, validatie- en declaratieproces van het DBC-systeem. U kunt de leergang benaderen via www.dbcleergang.nl. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) geeft met enige regelmaat beleidsregels, circulaires en nadere regels uit met betrekking tot de declaratie van DBC´s. Raadpleeg daarom het DBC-dossier van de NZa op www.nza.nl. Wanneer u vragen of opmerkingen heeft over deze instructie of over het registreren van DBC‟s, kunt u terecht bij de projectleider in uw zorginstelling of bij de helpdesk van DBC-Onderhoud, [email protected] óf 030-2850888. DBC-Onderhoud instructies Klinische Geriatrie v20110701 3 2. Een DBC openen en sluiten In dit hoofdstuk worden de regels voor het openen en sluiten van DBC‟s beschreven. Met het oog op de overgangsfase van DBC‟s naar DOT wordt als eerste hier aandacht aan besteedt. Overgangsperiode DBC-DOT 2012 De openingsdatum van een DBC respectievelijk de openingsdatum van een subtraject is bepalend voor welke (registratie)regels en tabellen van toepassing zijn. Met ingang van 1 januari 2012 doet zich gedurende een jaar de situatie voor dat er zowel DBC‟s als subtrajecten geregistreerd zijn: DBC‟s geopend voor 1 januari 2012 kunnen doorlopen in 2012 en; m.i.v. 1 januari 2012 worden subtrajecten geopend. DBC‟s geopend in 2011 en doorlopend in 2012 zijn de zogenoemde overloop-DBC‟s. Hiervoor gelden de Instructies per specialisme en de tabellen van de oude DBC-systematiek. Voor zorgvragen waarvoor met ingang van 1-1-2012 subtrajecten geopend worden, gelden de Registratieregels en de tabellen met een ingangsdatum van 1-1-2012. Gedurende de overgangsperiode is het nadrukkelijk niet de bedoeling om de DBC‟s die voor 1-12012 geopend zijn standaard per 31-12-2011 te beëindigen en een nieuw zorg- c.q. subtraject per 1-1-2012 te openen. In deze overgangsperiode worden bestaande zorgtrajecten niet afgesloten: waar eerder in een zorgtraject DBC‟s geopend werden, worden dat m.i.v. 1-1-2012 subtrajecten. Met andere woorden, een zorgtraject geopend voor 2012 blijft in 2012 gewoon open staan. Wanneer een lopende DBC in 2012 gesloten wordt, wordt vervolgens in hetzelfde zorgtraject aansluitend een subtraject geopend. Schematische weergave overgangssituatie Zorgtraject [----------------------------][------------------------------------][------------------------------------][-----------------------------] DBC zorgtype 11 geopend voor 2012 DBC zorgtype 21 geopend voor 2012 Registratie/validatie/declaratie volgens instructies en de tabellen van de oude DBC-systematiek subtraject zorgtype 21 geopend in 2012 subtraject zorgtype 21 geopend in 2012 Registratie/declaratie volgens Registratieregels en de tabellen met ingangsdatum 1-1-2012 Omdat met ingang van 1 januari 2012 DOT wordt ingevoerd, worden in de instructies per specialisme geen wijzigingen meer doorgevoerd. Vanaf dat moment gelden de documenten en tabellen met een ingangsdatum van 1-1-2012. Alleen op het gebied van de zorgactiviteiten zijn de instructies wel aangepast. De Afleiding Behandelas tabel is zodanig opgezet, dat de overloop-DBC‟s gevalideerd kunnen worden met zowel de oude zorgactiviteiten alsook de nieuwe zorgactiviteiten per 1-1-2012. Voor de geldigheid van de zorgactiviteiten wordt namelijk gekeken naar de datum waarop de zorgactiviteit wordt uitgevoerd. Alleen zorgactiviteiten geldig op het moment van uitvoering kunnen worden geregistreerd. In de periode t/m 29-12-2012 (de maximale looptijd van een DBC is 365 dagen, 2012 is een schrikkeljaar) kunnen bij de overloop-DBC‟s dus zowel oude zorgactiviteiten als nieuwe zorgactiviteiten worden gebruikt (bepalend hierbij is de uitvoeringsdatum van de zorgactiviteit). DBC-Onderhoud instructies Klinische Geriatrie v20110701 4 Alle wijzigingen die doorgevoerd worden per 1-1-2012 (o.a. op diagnose- en zorgactiviteitcode gebied) zijn te vinden in de desbetreffende documenten, tabellen en de toelichtingen daarop. Deze kunt u downloaden via de website van DBC-Onderhoud. 2.1 Hoofdlijnen van het registreren van DBC‟s De typering van een DBC vindt plaats aan de hand van de volgende componenten: zorgtype, zorgvraag, diagnose en behandeling. De combinatie van deze elementen bepaalt de DBC en vormt daarmee de basis voor een DBC-declaratie over een bepaalde periode. De registratie gebeurt aan de hand van de typeringslijst van uw specialisme. Met behulp van DBC‟s wordt een zorgtraject van een patiënt geregistreerd. Een zorgtraject bevat het geheel van activiteiten in het ziekenhuis, die een patiënt op basis van zijn of haar zorgvraag bij een bepaald specialisme nodig heeft. Het omvat het hele traject van diagnosestelling, behandeling en/ of nazorg van het eerste onderzoek/ polibezoek tot en met het laatste onderzoek/ (na)controle. Een zorgtraject kan uit meerdere opeenvolgende DBC (trajecten) bestaan. Eén reguliere DBC (zorgtype 11), eventueel aangevuld met vervolg DBC‟s (zorgtype 21). Vanaf 1 januari 2008 is het zorgtype 12 SEH niet meer te registreren. Dit wordt verder toegelicht in paragraaf 2.3. Voor de gevallen waarin u, tijdens een klinische opname door een ander specialisme binnen uw ziekenhuis, in consult geroepen wordt, kunt u een intercollegiaal consult DBC registreren (zorgtype 13). Het zorgtype 16 medebehandeling is per 1 januari 2007 niet meer te registreren. Dit wordt verder toegelicht in paragraaf 3.1. Door samenvoeging van zorgtype 11 en 16 omvatten de huidige reguliere DBC‟s een gewogen gemiddelde profiel en normtijd van deze zorgtypen. Per 1 april 2008 wordt het zorgtype 51 „traject interne ondersteuning‟ geïntroduceerd om een relatie te leggen tussen de verschillende IC-zorgactiviteiten en overige zorgactiviteiten gedurende de ICperiode. Via het vastleggen van de koppelgegevens kan een relatie worden gelegd met de DBC die bij de IC-periode hoort. Omdat het traject „interne ondersteuning‟ in de toekomst wellicht ook andere toepassingen krijgt, is zorgtype 51 bij alle specialismen op de typeringslijst toegevoegd Zie uitleg hoofdstuk 5. 2.2 Openen en sluiten van een reguliere zorg DBC (zorgtype 11) 2.2.1 Openen van een reguliere zorg DBC (zorgtype 11) Wanneer een patiënt, doorgaans op verwijzing van een huisarts, een specialist in een ander ziekenhuis of een ander specialisme in het eigen ziekenhuis, een medisch specialist voor de eerste maal consulteert wordt een (initiële) DBC geopend. Met de initiële DBC wordt de eerste DBC bedoeld die hoort bij het zorgtraject. De openingsdatum van een DBC is de datum waarop de eerste activiteit plaatsvindt in het kader van de zorgvraag van de patiënt voor uw specialisme. Dat kan de datum van het eerste onderzoek, maar ook de datum van het eerste polikliniekbezoek zijn. Voor het koppelen van de activiteiten aan de DBC is het van groot belang dat de openingsdatum van de DBC dezelfde is als de datum van de eerste activiteit. Onderstaand een voorbeeld: Voorafgaand aan een eerste consult van De specialist opent de DBC met als een patiënt laat u eerst een aantal openingsdatum de dag dat het eerste onderzoeken uitvoeren. onderzoek wordt uitgevoerd. Hierdoor worden „zwevende zorgactiviteiten‟ (zorgactiviteiten zonder DBC) voorkomen. DBC-Onderhoud instructies Klinische Geriatrie v20110701 5 Diagnose kan veranderen tijdens de looptijd van een DBC De eind- of definitieve diagnose is bepalend voor de DBC-code. Dit geldt niet alleen voor reguliere DBC`s, maar ook voor vervolg DBC`s. Als op basis van veranderd inzicht de diagnose voor de patiënt in de loop van de behandeling anders wordt, dan kan dit leiden tot een andere typerende diagnose binnen dezelfde DBC. Voor het zorgtype vervolg geldt dat dit zorgtype gehandhaafd blijft wanneer de aard van de zorgverlening een controletraject betreft en niet opnieuw een diagnosestelling en behandeling noodzakelijk is. Wijzigen van behandeling tijdens de looptijd van een DBC De behandeling geeft de aard en setting van de uitgevoerde behandeling weer. Het betreft hier een typering van het gehele zorgtraject. Let op: Er wordt geen nieuwe DBC geopend wanneer de setting van de behandeling (poliklinisch, dagkliniek en opname) wijzigt. De zwaarste setting wordt geregistreerd wanneer er gedurende het zorgtraject sprake is van meerdere settings (bijvoorbeeld een zorgtraject dat eerst poliklinisch start, vervolgens klinisch wordt vervolgd en uiteindelijk poliklinisch wordt afgerond, wordt getypeerd met één DBC met als behandelmodaliteit „opname‟). Er wordt geen nieuwe DBC geregistreerd wanneer gedurende de looptijd van de DBC (maximaal 365 dagen) de inhoud van de behandeling wijzigt, bijvoorbeeld wanneer een patiënt eerst conservatief en vervolgens operatief voor dezelfde zorgvraag/diagnose wordt behandeld. De zwaarste behandelingsmodaliteit is bepalend voor de DBC. In dit geval wordt alleen de behandelingsmodaliteit gewijzigd. Parallelle DBC’s (twee DBC’s bij hetzelfde specialisme die gelijktijdig open staan) Een patiënt kan met meerdere zorgvragen tegelijk bij een specialist komen. Doorgaans mag er dan slechts één DBC geopend worden. U registreert alleen de „zwaarste‟ DBC, d.w.z. de DBC waar de meeste tijd en/of kosten mee gemoeid zijn. Alleen wanneer er sprake is van substantieel meer inzet door de specialist of substantieel meer kosten voor het ziekenhuis, mag er een tweede DBC worden geregistreerd. In hoofdstuk 4 wordt “substantieel meer inzet door de specialist en/of substantieel meer kosten voor het ziekenhuis” nader toegelicht. 2.2.2 Sluiten van een reguliere zorg DBC (zorgtype 11) Een reguliere zorg DBC wordt afgesloten in de volgende gevallen: - nadat de diagnosestelling en eventuele behandeling is afgerond en de patiënt uit controle/behandeling ontslagen wordt; - nadat de diagnosestelling en initiële behandeling is afgerond en de patiënt “overgaat” naar een langdurig periodiek controletraject. U opent in dit geval één dag na de einddatum van de reguliere DBC een vervolg-DBC (zorgtype 21); - na maximaal 365 dagen (dit kan geautomatiseerd plaatsvinden). Het is gebleken dat veel DBC‟s worden gesloten binnen of na een dag. Als aan bovenstaande sluitingscriteria van een reguliere DBC is voldaan is het mogelijk een DBC op dezelfde dag te openen en te sluiten. Echter, het is expliciet niet toegestaan een DBC als een verrichting te hanteren. Is het zorgtraject na 365 dagen nog niet afgerond, dan wordt de reguliere DBC afgesloten en gedeclareerd. DBC-Onderhoud instructies Klinische Geriatrie v20110701 6 Voor de klinische geriatrie geldt dat de initiële DBC wordt gesloten op het moment dat het diagnostisch traject samen met de verantwoording en verslaglegging zijn afgerond. Dit is doorgaans binnen enkele maanden. Globale stelregel is: 1. Poliklinische analyse; 1ste bezoek plus 2 controlebezoeken, dit kan uitlopen wanneer het diagnostisch traject langer duurt. 2. Analyse via de dagkliniek; dit zijn doorgaans 1 a 2 dagen plus hooguit 2 controlebezoeken op de polikliniek. 3. Opname op de eigen afdeling; dit kan soms voorafgegaan worden door een 1ste polikliniekbezoek of onderzoeksdag op de polikliniek (voor dit deel geen aparte DBC typeren!) na ontslag ten hoogste nog 2 controlebezoeken op de polikliniek. Is het zorgtraject na 365 dagen nog niet afgerond, dan wordt de reguliere DBC afgesloten en gedeclareerd. Eventueel kan (automatisch) een vervolg-DBC worden geopend. Sinds januari 2007 is een lijst met referentie doorlooptijden voor (klinische) DBC‟s beschikbaar (DBC Referentie Doorlooptijden Tabel). Deze lijst kan worden gebruikt als indicatief hulpmiddel binnen het ziekenhuis informatiesysteem voor het niet onnodig lang open laten staan van DBC‟s. 2.3 Registratie van spoedeisende zorg NB. Het zorgtype 12 “spoedeisende hulp” is per 1-1-2008 komen te vervallen. Hierdoor is het vanaf deze datum niet meer mogelijk een DBC met dit zorgtype vast te leggen. Alle DBC combinaties die mogelijk waren met zorgtype 12 zijn per 1-1-2008 niet meer te registreren. Registratie van Spoedeisende zorg vindt per 1-1-2008 plaats binnen een reguliere DBC (zorgtype 11) of vervolg DBC (zorgtype 21) door het vastleggen van één van de 2 onderstaande zorgactiviteitcodes naast het „normale consult‟ en naast eventuele andere zorgactiviteiten die worden uitgevoerd: zorgactiviteitcode 190015; Spoedeisende hulp contact op de SEH afdeling zorgactiviteitcode 190016; Spoedeisende hulp contact niet op de SEH afdeling, elders in het ziekenhuis Bij spoedeisende zorg gaat het om zorgvragen van patiënten die zich acuut en onmiddellijk voordoen. De patiënt wordt hierbij gezien op basis van verwijzing door een huisarts of andere hulpverleners in de keten van spoedeisende hulp of op basis van zelfverwijzing. Door het vastleggen van code 190015, bij elk contact op de afdeling SEH, wordt inzicht gehouden in het gebruik van de afdeling SEH. De code 190016 betreft spoedeisende contacten die niet op een SEH afdeling, maar elders in het ziekenhuis plaatsvinden. De zorgactiviteit in kwestie wordt aanvullend geregistreerd naast een te openen DBC met zorgtype 11 of 21 (met bijbehorende diagnose- en behandelcode) óf de zorgactiviteit valt onder een reeds openstaande DBC met ZT 11 of 21. Op deze manier wordt het spoedeisende contact een onderdeel binnen het profiel van de gehele behandeling. DBC-Onderhoud instructies Klinische Geriatrie v20110701 7 De zorgactiviteiten 190015 en 190016 spelen in de validatie van de DBC geen rol. Ze worden (zoveel mogelijk geautomatiseerd) als aanvullende zorgactiviteitcode vastgelegd. Op de spoedeisende hulp wordt dit vastgelegd naast het „normale consult‟ en naast eventuele andere zorgactiviteiten die geregistreerd blijven worden. De zorgactiviteiten kunnen worden geregistreerd bij alle specialismen (dus ook de specialismen die voorheen geen zorgtype 12 kenden) en bij alle diagnoses indien er sprake is van spoedeisende zorg. Voorbeeld 1: U verleent spoedeisende zorg, de patiënt is voor deze zorgvraag niet bekend bij uw specialisme Er kunnen zich 2 situaties voordoen: Het is een eenmalig consult, de patiënt wordt na de spoedeisende zorg niet verder behandeld. => er wordt een DBC zorgtype 11 geopend en dezelfde dag gesloten. Binnen deze DBC wordt de zorgactiviteit 190015 óf 190016 geregistreerd (in aanvulling op het normale consult en andere zorgactiviteiten). Indien voldaan wordt aan de definitie van een „Consult DBC‟(paragraaf 3.1) zal een consult DBC in rekening worden gebracht. Is dit niet het geval dan wordt een reguliere zorgtype 11 DBC in rekening gebracht. Het is een consult met een vervolgtraject: er wordt een reguliere zorgtype 11 DBC geopend. Binnen deze DBC wordt de zorgactiviteit 190015 óf 190016 (in aanvulling op het normale consult en andere zorgactiviteiten) geregistreerd. Deze DBC blijft open staan. Voorbeeld 2: U verleent spoedeisende zorg bij een patiënt waarvoor reeds een DBC voor uw specialisme openstaat. Er kunnen zich 2 situaties voordoen: Het is een consult dat wordt uitgevoerd in het kader van een bestaande zorgvraag. Er wordt geen nieuwe DBC geopend. De zorgactiviteit 190015 óf 190016 wordt (in aanvulling op het normale consult en andere zorgactiviteiten) geregistreerd en gekoppeld aan de reeds openstaande DBC met zorgtype 11 of 21. Het betreft een nieuwe zorgvraag. Mits wordt voldaan aan de criteria voor het openen van een parallelle DBC (hoofdstuk 4), mag een parallelle DBC worden geopend voor de nieuwe zorgvraag. De zorgactiviteit 190015 óf 190016 wordt (in aanvulling op het normale consult en andere zorgactiviteiten) geregistreerd en gekoppeld aan een nieuw te openen DBC met zorgtype 11 of 21. 2.4 Openen en sluiten van een intercollegiaal consult DBC (zorgtype 13) Een intercollegiaal consult DBC (ICC-DBC) registreert u bij een kortdurend diagnostisch of screenend patiënt contact dat plaatsvindt op verzoek van een ander specialisme tijdens een klinische opname. Per 1 januari 2007 is er nog maar 1 ICC combinatie per specialisme mogelijk. Per specialisme is een vaste zorgvraag, diagnose en behandeling gekozen. Voor uw specialisme is dat: 13.1.351.101 Andere combinaties met zorgtype 13 zijn niet mogelijk. De „diagnosecode‟ 351 is nieuw en betekent: „ICC‟. De variatie in de DBC component „zorgvraag‟ (1,2,4) heeft bij ICC geen effect meer op normtijd. Vandaar dat bij intercollegiaal consult voor standaardregistratie van „zorgvraag‟ 1 is gekozen. Tijdens een klinische periode van een ander specialisme kan per specialisme 1 ICC DBC worden geopend. De ICC-DBC wordt (al dan niet automatisch) gesloten na ontslag van de patiënt. Bij de registratie van ICC-DBC kunnen zich 3 situaties voordoen: 1. Er is sprake van één of meer kortdurende diagnostische of screenende patiënt contacten. U registreert alleen één ICC-DBC 13.1.351.101. DBC-Onderhoud instructies Klinische Geriatrie v20110701 8 2. U besluit tijdens de ICC-periode dat zelfstandig behandelen van een nieuwe zorgvraag van de patiënt noodzakelijk is. Op de dag dat u besluit zelfstandig te gaan behandelen, wordt de ICC DBC omgezet in een reguliere DBC met zorgtype 11. Er wordt dan geen ICC DBC gedeclareerd (Een ICC-DBC afsluiten en vervolgens een reguliere DBC openen mag niet). N. B. Het zorgtype medebehandeling is komen te vervallen. Zie paragraaf 3.1. 3. U heeft de patiënt al onder controle/behandeling voor dezelfde zorgvraag. U mag één ICC-DBC 13.1.351.101 registreren naast uw lopende DBC. *DBC component „zorgvraag‟ De DBC component „zorgvraag‟ kan een voorspellende waarde hebben voor de inzet van de medisch specialist c.q. de kosten van het ziekenhuis en maakt slechts bij enkele specialismen onderdeel uit van de DBC typering (zorgtype, ZORGVRAAG, diagnose, behandeling). „Zorgvraag‟ heeft binnen het specialisme klinische geriatrie daarom een dubbele betekenis. Doorgaans wordt het „probleem‟ waarmee een patiënt zich presenteert bij de specialist bedoeld, dat zich uit in een specifieke diagnose. In enkele gevallen wordt met „zorgvraag‟ de DBC component bedoeld. 2.5 Openen en sluiten van een vervolg DBC (zorgtype 21) 2.5.1 Openen van een vervolg DBC (zorgtype 21) Bij het openen van een initiële DBC wordt automatisch een zorgtraject geopend. Een eerste (reguliere) DBC waarbij de diagnosestelling en behandeling plaatsvindt, kan bij een langdurige behandeling worden gevolgd door een vervolg-DBC. Bij een vervolg-DBC ligt het accent over het algemeen op controleactiviteiten of voortgezette behandeling. Een vervolg DBC wordt geopend op het moment dat, naar het oordeel van de medisch specialist, de diagnosestelling en behandeling (inclusief standaard controles en complicaties) is afgerond. Eerst wordt de reguliere (type 11) DBC gesloten, daarna wordt de vervolg DBC geopend. De openingsdatum van de vervolg DBC ligt één dag na de sluitingsdatum van de reguliere DBC (om parallelliteit te voorkomen). Uiteraard wordt er geen vervolg DBC geopend als de patiënt niet meer terug hoeft te komen voor deze zorgvraag. Met de vervolg DBC (21 – vervolg) worden langlopende zorgtrajecten nader in beeld gebracht. Een vervolg DBC wordt geopend indien: 1. Een patiënt – na afronding van de initiële DBC - in een controle of begeleidingstraject komt. 2. Een patiënt na een bepaalde periode terugkomt op enig niet nader afgesproken moment voor een incidentele controle (dit moment geldt als openingsdatum). 3. Het is binnen de werkwijze van de klinische geriatrie niet te verwachten maar mocht het initiële onderzoek- en behandelingstraject 1 jaar hebben geduurd maar nog niet zijn afgerond (voortgezette behandeling). Indien er (al dan niet gedurende een vervolg DBC) een dusdanig (nieuw) probleem ontstaat waarvoor een volledig geriatrisch onderzoek (VGO) noodzakelijk is en er bij deze patiënten dus zowel sprake is van diagnostiek en behandeling, mogelijk ook in klinische setting, dan wordt er gekozen voor een nieuwe initiële DBC. Dit is ook van toepassing als er bijvoorbeeld sprake is van een “bekend” probleem zoals acute verwardheid. U heeft patiënt hiervoor eerder gezien en mogelijk loopt er een vervolg DBC. Echter bij een nieuwe episode zal opnieuw een volledige analyse moeten volgen. DBC-Onderhoud instructies Klinische Geriatrie v20110701 9 Openen vervolg DBC als eerste DBC in het zorgtraject In principe betreft de eerste DBC in het kader van een nieuwe zorgvraag een initiële DBC (reguliere zorg of intercollegiaal consult). Echter, in een bepaalde situatie kan de eerste DBC ook een vervolg DBC zijn: bij patiënten die zich in een controle traject van een ander ziekenhuis bevinden, en waarvan deze controle wordt overgenomen. 2.5.2 Sluiten van een vervolg DBC (zorgtype 21) Een vervolg-DBC blijft in principe 365 dagen openstaan en kan na 365 dagen (automatisch) gesloten en verlengd worden. Een vervolg-DBC wordt alleen eerder gesloten: Als de patiënt uit controle ontslagen wordt; Als er sprake is van een exacerbatie of recidief (opname en/of operatie) In dit geval sluit u de vervolg-DBC, na eventueel aanpassen van de behandelas, nadat de exacerbatie/recidief is behandeld en de patiënt weer overgaat naar een controletraject. DBC-Onderhoud instructies Klinische Geriatrie v20110701 10 3. Bijzondere situaties Bij de DBC registratie kunnen zich specifieke situaties voordoen, te weten: - Medebehandeling (afgeschaft als zorgtype, registratie via behandeltypering); - Multidisciplinaire behandeling. 3.1 Medebehandeling Afschaffen zorgtype 16: Registratie medebehandeling in reguliere DBC met behandelas 105 Het zorgtype medebehandeling is vanaf 1 januari 2007 afgeschaft. De klinische geriatrie kan vanaf die datum in de behandelas van een reguliere DBC aangeven of er sprake is van medebehandeling (behandelcode 105). Door het afschaffen van het zorgtype 16 medebehandeling per 1 januari 2007 wordt medebehandeling nu ondergebracht binnen het zorgtype 11 regulier. Het openen van een DBC met zorgtype 16 is per 1 januari 2007 niet meer mogelijk. Als de intercollegiale consulten tijdens een opname van een patiënt overgaan in medebehandeling en de geriater heeft voor deze zorgvraag al een DBC openstaan, worden de medebehandeling activiteiten aan deze DBC toegekend, waarbij de behandeltypering wordt aangepast: 105. Onderstaande situaties kunnen zich voordoen: VOORTRAJECT A. Onbekende patiënt met nieuwe zorgvraag wordt opgenomen bij ander specialisme en geriater wordt gevraagd. Op twee manieren typeerbaar: Intercollegiaal consult (ICC), als 13.1.351.101 (zie paragraaf 2.4). Als er echt sprake is van medebehandeling een DBC met behandeltypering 105, conform registratieregels (ICC gaat over in medebehandeling, zie paragraaf 2.4) B. Patiënt met bekende zorgvraag (reeds lopende DBC) wordt opgenomen bij ander specialisme en geriater wordt hierbij gevraagd Een ICC DBC voor de consultatie, waarbij de lopende DBC (regulier poliklinisch) doorloopt Als er echt sprake is van medebehandeling (er openbaart zich een nieuwe zorgvraag rond de opname) wordt de lopende (poliklinische) DBC gesloten en een nieuwe medebehandelings DBC, met behandeltypering 105, geopend. NATRAJECT A. Indien de geriater de patiënt vanuit de medebehandeling zelf overneemt tijdens de klinische periode wordt de 105 DBC omgecodeerd naar 103. B. Als de patiënt vervolgens met ontslag gaat (vanuit 105 of 103) wordt de DBC afgesloten. Als dit vanuit een klinische DBC gebeurt (indien de patiënt is overgenomen, zoals hierboven bij A omschreven), horen de standaard geplande nacontroles bij deze klinische DBC. C. Daarna zijn er, indien de patiënt in behandeling blijft, 2 varianten: Is er sprake van een (langer lopend) eenvoudig controletraject (bijvoorbeeld medicatie) dan wordt een DBC met zorgtype 21 geopend. Is het nodig dat er een (betere) diagnose wordt gesteld (uitgebreide diagnostische handelingen: VGA), dan wordt een DBC met zorgtype 11 geopend. Het kan hierbij in theorie voorkomen dat er na de 11 DBC (medebehandeling) nog een 11 DBC wordt geopend (situatie 2). Dit is een gevolg van het typeren van medebehandeling als DBC-Onderhoud instructies Klinische Geriatrie v20110701 11 zorgtype 11 en komt overeen met de situatie toen zorgtype16 nog bestond. Vaak zal het echter zo zijn dat de inzet van de geriater tijdens de klinische opname tot een ICC beperkt blijft. Voorbeelden: A. U wordt in consult gevraagd op de afdeling Interne Geneeskunde met de vraag om naar een verwarde patiënt te kijken. Het blijkt een terminale patiënt te zijn die reeds passende palliatieve begeleiding krijgt. Er is geen verdere begeleiding van u noodzakelijk. DBC openen; 35.13.1.351.101 (n.v.t.). B. U wordt in consult gevraagd op de afdeling gynaecologie met de vraag naar een “oude zieke vrouw” te komen kijken, zij knapt niet op na de operatie. Er blijkt sprake te zijn van dehydratie en hyperthyreoïdie en een foliumzuur deficiëntie. U besluit e.e.a. op de afdeling van de gynaecoloog te organiseren zo ook het plan t.a.v. het ontslag. DBC openen; 35.11.4.101.105 (medebehandeling). B. U wordt in consult gevraagd op de afdeling gynaecologie met de vraag naar een “oude zieke vrouw” te komen kijken, zij knapt niet op na de operatie. Er blijkt sprake te zijn van dehydratie en u heeft het vermoeden op een stemmingsstoornis. U besluit dat patiënte gebaat is bij een observatie op de afdeling geriatrie, dus u stelt een overname voor. Patiënte en familie gaan akkoord. DBC openen; 35.11.4.101.103 (opname). . 3.2 Multidisciplinaire behandeling De DBC-registratie gaat uit van DBC‟s per specialisme. In het kader van sommige zorgvragen kan er sprake zijn van een behandeling waarbij meerdere poortspecialismen betrokken zijn. De multidisciplinaire specialistische behandeling is dan in feite een optelsom van verschillende DBC‟s door de betrokken specialismen. Randvoorwaarde hierbij is dat het gaat om therapeutische behandeling. Als de inzet van de andere specialist zich beperkt tot diagnostiek, is er sprake van een ondersteunend product, wat in het profiel van de DBC van de hoofdbehandelaar tot uitdrukking komt. DBC-Onderhoud instructies Klinische Geriatrie v20110701 12 4. Parallelle DBC‟s en het begrip substantiële kosten en inzet: Voor klinische geriatrie is als regel vastgelegd dat er in principe geen parallelle DBC‟s kunnen worden geregistreerd. Echter in de praktijk zijn er situaties denkbaar dat dit toch kan voorkomen. In dat geval moet er naast de lopende DBC sprake zijn van een nieuwe zorgvraag met een eigen zorgtraject bestaande uit diagnostiek en behandeling waar substantiële kosten van het ziekenhuis c.q. inzet van de medisch specialist mee is gemoeid. Alleen indien aan beide criteria is voldaan, mag een parallelle DBC (zorgtype 11) worden geopend! Als richtlijn kan worden gehanteerd dat er pas sprake is van “substantieel” als de inzet of de kosten 40% hoger liggen dan het gemiddelde van de al openstaande zorgvraag. Het is hierbij belangrijk dat de essentie van de DBC-systematiek in ogenschouw wordt genomen. Het gaat om gemiddelde profielen. Een enkel consult extra levert in de regel geen substantiële extra kosten of inzet op. Het is uitdrukkelijk de bedoeling dat de mogelijkheid op parallelle DBC‟s zo klein mogelijk moet worden gehouden. Een voorname richtlijn hierin is dat er per setting (poli / n.v.t., dagkliniek en opname) slechts 1 DBC geopend is. Voorbeelden A. U vervolgt een patiënt op de polikliniek i.v.m. een dementiesyndroom, hiervoor heeft u geopend DBC 35.21.1.242.101 (poli).Deze patiënt komt na een val met de fiets op de afdeling Spoedeisende hulp voor de orthopedie, er is niets gebroken en hij mag naar huis. Uit zorgvuldigheid wordt u er ook bij gevraagd. Ook op uw terrein, na VGO, zijn er geen aanvullende zaken en patiënt gaat naar huis. U opent en sluit DBC 35.12.4.101.101 (n.v.t) B. Uw nog thuiswonende patiënt die reeds 1 dag op de dagkliniek is geweest met een vraagstelling t.a.v. cognitieve stoornissen en valneiging wordt met spoed opgenomen op de afdeling Hartbewaking met een astma cardiale op basis van een myocardinfarct en atriumfibrilleren. U wordt in consult gevraagd i.v.m. verwardheid en een advies voor een toekomstige woonomgeving. Haar toekomst zowel op de korte als lange termijn is onzeker maar gezien de verpleegbehoefte is een ontslag naar huis niet reëel. U sluit de DBC 35.11.4.101.102 (dagkliniek) die u eerder geopend had. Naderhand opent u de DBC 35.16.4.101.105 (medebehandeling) N.B.: Zie voor de vervallen zorgtypen 12 en 16 paragraaf 3.1 en bijlage 2. Vervolg DBC‟s Het is niet toegestaan om meerdere vervolg DBC‟s met dezelfde diagnose naast elkaar te hebben. Voor vervolg DBC‟s met verschillende diagnosen geldt hetzelfde criterium als bij de reguliere DBC‟s. Substantieel meer kosten ziekenhuis, danwel extra inzet medisch specialist. DBC-Onderhoud instructies Klinische Geriatrie v20110701 13 5. Zorgtype 51 „Traject interne ondersteuning‟ N.B. Het traject interne ondersteuning (zorgtype 51) wordt per 1 april 2008 officieel ingevoerd, maar heeft in de DBC tabellen de startdatum 1 januari 2008. Uw softwareleverancier heeft hiermee de mogelijkheid dit traject al per 1 januari 2008 operationeel te maken. Na overleg met de NVZ en de NFU is besloten zorgtype 51 per 1 april 2008 alléén voor IC zorgtrajecten in te voeren. Omdat het „traject interne ondersteuning‟ in de toekomst wellicht ook andere toepassingen zal krijgen is zorgtype 51 bij alle specialismen op de typeringslijst toegevoegd. Onderstaande (tot nu toe enige) toepassing met betrekking tot IC zorgtrajecten is voor uw specialisme mogelijk niet van toepassing, maar wordt volledigheidshalve wel gepresenteerd in deze instructie. In 2006 zijn er voor de Intensive care (IC) aparte zorgactiviteiten in de DBC Zorgactiviteiten Tabel (ZA) opgenomen. Deze zorgactiviteiten worden per categorie IC geregistreerd en gedeclareerd (zie “instructies Intensive care v20081001”). De genoemde zorgactiviteiten worden los, zonder onderlinge samenhang en zonder samenhang met een DBC geregistreerd en gedeclareerd. Bovendien kunnen de ondersteunende zorgactiviteiten die ten behoeven van de patiënt op de IC worden uitgevoerd niet worden gekoppeld. Per 1 april 2008 is het mogelijk een traject met zorgtype 51 te openen, waaraan de verschillende ICzorgactiviteiten en overige zorgactiviteiten die ten behoeve van de patiënt op de IC zijn uitgevoerd gekoppeld moeten worden. Koppelgegevens Bij elk traject zorgtype 51 voor de IC zal aangegeven moeten worden bij welke DBC het traject hoort. Daartoe is het noodzakelijk een verwijzing te maken naar het zorgtrajectnummer van het verwijzende specialisme. De registratie van dit zorgtraject kent een default typering met nullen en kan volledig door het automatiseringssysteem worden afgehandeld. Het traject met zorgtype 51 wordt niet zelfstandig declarabel. De IC zorgactiviteiten (zie Intensive Care instructies) blijven onverminderd de declarabele prestatie. Hieronder wordt een aantal registratieregels voor IC-trajecten weergegeven: Openen van het IC traject Het IC-traject met zorgtype 51 wordt geopend bij de opname van de patiënt op de IC. Dit kan op twee manieren: 1. met een directe verwijzing van buiten het ziekenhuis (externe verwijzing) óf 2. op basis van doorverwijzing door een poortspecialisme (interne verwijzing). Het IC-zorgtraject kan op geautomatiseerde wijze worden aangemaakt bij opname op de IC. Bij interne verwijzing dient het IC-zorgtraject gerelateerd te worden aan het zorgtraject van de DBC van het intern verwijzende specialisme conform de eerder beschreven procedure. Voor patiënten die direct naar de IC verwezen worden, worden de externe verwijsgegevens vastgelegd. Sluiten van het IC traject Het vertrek van de patiënt van de IC is de bepalend voor het beëindigen van het IC-traject. Het sluiten kan dan ook op basis daarvan worden geautomatiseerd. Meerdere IC-opnames bij een opname Indien de patiënt meerdere malen tijdens een opname op de IC wordt opgenomen, worden even zoveel IC-zorgtrajecten aangemaakt. Er kan echter nooit sprake zijn van parallelle IC-zorgtrajecten. Als de patiënt op de dag van ontslag van de IC weer op de IC wordt opgenomen, wordt er geen nieuw IC-zorgtraject geopend, het vorige dient te worden heropend. DBC-Onderhoud instructies Klinische Geriatrie v20110701 14 6. Vuistregels bij het registreren van DBC‟s Eén ICC-DBC (zorgtype 13) per opnameperiode per specialisme. ICC-DBC en reguliere DBC met dezelfde startdag mag niet. Wanneer u tijdens een intercollegiaal consult besluit dat zelfstandige behandeling nodig is, opent u een reguliere DBC (zorgtype 11) in plaats van een ICC-DBC of zet u de reeds geopende ICC-DBC om naar een reguliere DBC. Een ICC-DBC en een reguliere DBC met dezelfde startdatum is niet toegestaan. Medebehandeling wordt getypeerd met behandelas 105 binnen een reguliere DBC. Geen parallelle DBC‟s, tenzij er sprake is van substantieel meer kosten voor het ziekenhuis en/of inzet van de specialist. Bij meerdere klachten tijdens één zorgvraag kiest u de “zwaarste” DBC. Een patiënt kan zich met meerdere nieuwe klachten gelijktijdig bij u melden. U registreert hier in principe één DBC (waar de meeste specialistentijd en/of kosten van het ziekenhuis mee zijn gemoeid) Gelijktijdige twee DBC‟s registreren is alleen toegestaan als er sprake is van substantieel meer kosten voor het ziekenhuis of substantieel meer tijdsinvestering van de specialist. Wijziging van behandeling leidt tot een wijziging in de behandelas en niet tot een nieuwe DBC. Een besluit om tijdens de looptijd van de DBC de zorgvraag van de patiënt anders te behandelen lijdt doorgaans tot een wijziging van de behandelas van de openstaande DBC en niet tot een nieuwe DBC. Een vervolg-DBC blijft 365 dagen openstaan, tenzij o De patiënt uit controle of behandeling ontslagen wordt o Er sprake is van een exacerbatie of recidief (opname en/of operatie) In dit geval sluit u de vervolg-DBC, na eventueel aanpassen van de behandelas, nadat de exacerbatie/recidief is behandeld en de patiënt weer overgaat naar een controletraject. DBC-Onderhoud instructies Klinische Geriatrie v20110701 15 Bijlage 1 Typeringslijst Klinische geriatrie per 1 januari 2008 DBC-Onderhoud instructies Klinische Geriatrie v20110701 16 Bijlage 2 Wijzigingen en vereenvoudigingen voor Klinische geriatrie In deze bijlage worden de algemene wijzigingen per 1 april 2008, 1 januari 2008 en 1 januari 2007 weergegeven. Ook enkele specifieke wijzigingen met betrekking tot het specialisme klinische geriatrie die het registratieproces raken worden genoemd. Per 1 april 2008 Zorgtype 51 „traject interne ondersteuning‟ (zie uitleg hoofdstuk 5) Om een relatie te leggen tussen de verschillende IC-zorgactiviteiten en overige zorgactiviteiten gedurende de IC-periode is zorgtraject 51 geïntroduceerd. Via het vastleggen van de koppelgegevens kan een relatie worden gelegd met de DBC die bij de IC-periode hoort. Omdat het traject „interne ondersteuning‟ in de toekomst wellicht ook andere toepassingen krijgt, is zorgtype 51 bij alle specialismen op de typeringslijst toegevoegd. Per 1 januari 2008 Zorgtype 12 (SEH) vervalt Het zorgtype 12 spoedeisende hulp komt te vervallen. Vanaf deze datum vindt de registratie van Spoedeisende zorg plaats m.b.v. de nieuwe zorgactiviteitcode 190015 “Spoedeisende hulp contact op de SEH afdeling” en 190016 “Spoedeisende hulp contact niet op de SEH afdeling, elders in het ziekenhuis” binnen een zorgtype 11 of 21 DBC. Zie voor verdere uitleg paragraaf 2.3. Specialisme specifieke wijzigingen per 1 januari 2008 Typering diagnose 242 Op de typeringslijst is de primaire typeringsomschrijving van diagnosecode 242 veranderd van “dementie” naar “geheugenproblematiek en dementie”. Dit in verband met eenduidigere typeringsmogelijkheid. Per 1 januari 2007 Vereenvoudiging typering ICC (zie 2.3) Verdwijnen van zorgtype 16 (medebehandeling) (zie 3.1) Registratie telefonisch consult Per 1 januari 2007 wordt een nieuwe zorgactiviteitcode geïntroduceerd die betrekking heeft op het telefonisch consult. Deze code (190014) heeft de volgende omschrijving: “Doelgerichte telefonische consultatie van een poortspecialist door een patiënt bij een al geopende DBC ter vervanging van een fysiek consult.” Uit deze omschrijving blijkt wanneer de code gebruikt kan worden. Vooralsnog zal deze code geen rol vervullen als kostendrager of als essentiële zorgactiviteit. Toch is het belangrijk om deze code goed te registreren. Aan de hand van deze registratie zal het namelijk mogelijk zijn een juist beeld te krijgen van de mate waarin in de praktijk van telefonische consulten gebruik gemaakt wordt. Dit beeld kan gebruikt worden bij nadere besluitvorming omtrent de rol van het telefonisch consult in de DBC-systematiek. DBC-Onderhoud instructies Klinische Geriatrie v20110701 17 Bijlage 3 Oorspronkelijke instructie Klinische Geriatrie (red. NVKG) 1. Inleiding De voorgaande instructie richt zich met name op een eenduidige registratie, de wijzigingen in 2007/ 2008 en het verminderen van interpretatieproblemen. In deze bijlage is, op verzoek van de NVKG, de (geactualiseerde) tekst van de oorspronkelijke instructie bijgevoegd, omdat er behoefte bestaat om de lijn van deze instructie, inclusief de voorbeelden, te borgen. Hierin worden onder meer de basisbegrippen van de DBC registratie, inmiddels bij velen bekend, uiteengezet en voorbeelden gegeven. Daarnaast zijn de belangrijkste wijzigingen per 1 januari 2007, uit de voorgaande instructie, geïntegreerd en is het geheel geactualiseerd. Zo is de oorspronkelijke inleiding vervallen en een enkele paragraaf vervallen die betrekking had op de start van het DBC-systeem. De belangrijkste wijzigingen en vereenvoudigingen ten opzichte van 2005 voor de Klinisch Geriatrie zijn: Intercollegiaal consult = zorgtype 13 Medebehandeling, voorheen zorgtype 16 zie § 2.2.2 van deze bijlage zie § 2.5.2 van deze bijlage Belangrijke Mededelingen (ontleend aan voorgaande instructie, zie ook: „vuistregels‟) Initiële DBC‟s Parallelle DBC‟s Vervolg DBC‟s Uit analyse van de aangeleverde gegevens is gebleken dat in veel gevallen de DBC na een dag wordt gesloten. De DBC wordt in dat geval mogelijk gehanteerd als een zorgactiviteit. Dat is expliciet niet toegestaan. De eerste mogelijkheid om een reguliere DBC te sluiten is beschreven in paragraaf 2.2.2. van deze bijlage en in tabel 3 achterin Het is aan te bevelen om DBC‟s niet te snel te sluiten om zo de kans op nagekomen, niet koppelbare zorgactiviteiten of incidentele extra controle consulten tot een minimum te beperken. Als een specialisme het ontstaan van parallelle DBC‟s heeft geaccepteerd is het bestaan van een extra zorgvraag (een andere dan de al bestaande zorgvraag) het hoofdcriterium om deze te mogen openen. Als aan dat criterium is voldaan wordt als eis gesteld dat er sprake moet zijn van: substantieel meer kosten voor het ziekenhuis c.q. meer inzet door de medisch specialist. Hieronder zal het begrip substantiële kosten per type DBC worden uitgewerkt. Bij het lezen van de uitwerking is het belangrijk dat de essentie van de DBC-systematiek in ogenschouw wordt genomen. Het gaat om gemiddelde profielen. Een enkel consult extra levert in de regel geen substantiële extra kosten of inzet op. Als vuistregel kan worden gehanteerd dat er pas sprake is van substantieel als de inzet of de kosten 40% hoger liggen dan het gemiddelde van de al openstaande zorgvraag.\ Het is niet toegestaan om meerdere vervolg DBC‟s met dezelfde diagnose naast elkaar te hebben. Voor vervolg DBC‟s met verschillende diagnosen geldt hetzelfde criterium als bij de reguliere DBC‟s. Substantieel meer kosten ziekenhuis, dan wel extra inzet medisch specialist DBC-Onderhoud instructies Klinische Geriatrie v20110701 18 2. Kernbegrippen Een Diagnose Behandeling Combinatie (DBC) typeert de activiteiten en zorgactiviteiten van het ziekenhuis en medisch specialist (het zorgtraject) voortvloeiend uit de zorgvraag/aandoening waarvoor een patiënt de medisch specialist in het ziekenhuis consulteert. De typering van een DBC vindt voor klinische geriatrie plaats aan de hand van de volgende componenten: Zorgtype; Zorgvraag; Diagnose; Behandeling. De combinatie van deze 4 elementen bepaalt de DBC. In de volgende paragrafen wordt een toelichting gegeven op het gebruik van deze componenten. 2.1. Zorgtype en openen en sluiten van de DBC 2.1.1. Inleiding Met het zorgtype worden de aard en fasering van een DBC vastgelegd. Bij de omschrijving van de zorgtypen worden tevens de regels inzake het openen en sluiten van een DBC-traject weergegeven. Er wordt een DBC-traject geopend wanneer er sprake is: a. Een (nieuwe) zorgvraag; b. Een (ander) poortspecialisme; c. Een (andere) instelling; d. Een vervolg van het zorgtraject. ad a. Een nieuwe zorgvraag Wanneer een patiënt een medisch specialist voor de eerste maal consulteert wordt het zorgtraject met behulp van een typeringslijst van DBC‟s geopend; er wordt een eerste (initiële) DBC geopend. Ook bij een patiënt bij wie reeds een DBC bij het betreffende specialisme openstaat, kan een tweede(initiële) DBC worden geopend, wanneer er sprake is van een nieuw zorgtraject bestaande uit diagnostiek en behandeling waarmee substantiële kosten van het ziekenhuis c.q. inzet van de medisch specialist zijn gemoeid (zie voor nadere instructies paragraaf 2.6.1, parallelle DBC‟s van deze bijlage). Een patiënt wordt verwezen met de vraagstelling cognitieve stoornissen zonder bijkomende aspecten of problemen. Dit wordt ook verder poliklinisch uitgezocht. DBC openen; 35.11.1.242.101 (poli). ad b. Een ander poortspecialisme Bij een DBC gaat het altijd om het zorgtraject dat een patiënt bij een bepaald poortspecialisme door het ziekenhuis doorloopt. Bij overdracht naar c.q. medebehandeling door een ander poortspecialisme wordt (tevens) een nieuwe (initiële) DBC geopend bij het betreffende andere poortspecialisme. DBC-Onderhoud instructies Klinische Geriatrie v20110701 19 U wordt in consult gevraagd bij een patiënt die i.v.m. een collum# is opgenomen op de afdeling orthopedie, met de vraagstelling acute verwardheid. U ziet patiënt in medebehandeling en doet naast het starten van medicatie o.a. ook een somatische analyse van patiënt. DBC openen; 35.11.4.243.105 (medebehandeling) Zie ook: 3.1 van instructie (omcoderen ICC) Mocht blijken dat u naast het behandelen van het delier ook b.v. een de Novo Diabetes mellitus vaststelt die u gaat behandelen kan er gekozen worden voor een andere diagnose. DBC openen; 35.11.4.101.105 (medebehandeling) ad c. Een andere instelling Wanneer een patiënt wordt overgedragen aan een poortspecialist in een andere instelling, opent deze specialist een nieuwe DBC. Wanneer de diagnostiek en/of behandeling binnen één poortspecialisme plaatsvindt maar op een andere locatie van hetzelfde ziekenhuis wordt voortgezet, wordt er geen nieuwe DBC geopend. ad d. Een vervolg van het zorgtraject Bij het openen van een initiële DBC wordt automatisch een zorgtraject geopend. Met de initiële DBC wordt de eerste DBC bedoeld die hoort bij het zorgtraject. Een eerste (initiële) DBC waarbij de diagnosestelling en behandeling plaatsvindt, kan bij meerjarige behandeling worden gevolgd door een zogenaamde vervolg DBC. Bij een vervolg DBC ligt het accent op controleactiviteiten of voortgezette behandeling. Ook kan er sprake zijn van hernieuwde diagnostiek en behandeling door exacerbatie / recidief. U neemt een patiënt op, op de afdeling Geriatrie. Patiënt is overduidelijk ziek en verward, hiervoor is een uitgebreide analyse t.a.v. somatiek en cognitie noodzakelijk. DBC openen; 35.11.4.101.103 (opname). Gedurende de opname worden meerdere diagnoses gesteld en een aantal aandoeningen behandeld. Patiënt gaat terug naar de thuissituatie en zal poliklinisch worden vervolgd i.v.m. een vastgesteld dementiesyndroom. Uitleg over begeleiding is nog nodig en er moet nog gesproken worden over mogelijk starten met medicatie e.d. DBC 35.11.4.101.103 wordt gesloten daarna DBC openen; 35.21.1.242.101 (poli). 2.2.2 Initiële DBC‟s Wanneer een patiënt een medisch specialist van een bepaald poortspecialisme voor de eerste maal in het kader van een zorgvraag consulteert wordt een DBC(-traject) geopend. Dit openen vindt plaats door de openingsdatum voor deze DBC te registreren. De eerste consultatie van een patiënt kan plaatsvinden op de polikliniek, dagkliniek, spoedeisende hulp, kliniek of in een behandelkamer. Een initiële DBC wordt afgesloten nadat de diagnosestelling en behandeling is afgerond. Het sluiten van de DBC vindt plaats door het registreren van de sluitingsdatum. Initiële zorgtypen1 betreffen: Reguliere zorg; Spoedeisende zorg; intercollegiaal consult (Medebehandeling Klinisch Geriater) is gewijzigd, als zorgtype vervallen, zie paragraaf 2.5.2. van deze bijlage In tabel 1 worden deze zorgtypen nader omschreven. DBC-Onderhoud instructies Klinische Geriatrie v20110701 20 Reguliere zorg Het betreft een patiënt met een nieuwe zorgvraag die (niet spoedeisend) wordt gezien op basis van: Zelfverwijzing; Verwijzing door huisarts; Interne verwijzing binnen de instelling door een ander poortspecialisme; Verwijzing door een collega uit een andere zorginstelling; Let op! Alleen bij overname op de eigen afdeling of van het hoofdbehandelaarschap wordt medebehandeling omgezet in opname Vanaf 1 september 2006 wordt in elk geval van medebehandeling gekozen voor het zorgtype reguliere zorg + behandeloptie 105. (zie paragraaf 2.5.2. van deze bijlage) Spoedeisende zorg Bij spoedeisende zorg gaat het: Enerzijds om zorgvragen van patiënten die zich acuut en onmiddellijk voordoen. Er is sprake van een levensbedreigende situatie of een situatie die zonder onmiddellijk ingrijpen tot blijvende gezondheidsproblemen kan leiden (en onderscheidt zich daarmee van urgente zorgvragen waarbij weliswaar sprake is van een ernstige situatie maar waarbij uitstel van enkele uren tot dagen voor medisch specialistisch ingrijpen nog aanvaardbaar is). De patiënt wordt hierbij meestal gezien op basis van verwijzing door een huisarts of andere hulpverleners in de keten van spoedeisende hulp. Anderzijds om zorgvragen die veelal op zelfverwijzing van de patiënt direct dienen te worden beoordeeld. Deze zorgvraag dient zich aan via de Spoedeisende hulp en vergt een beoordeling en eventuele behandeling. Deze zorg is niet altijd acuut en had wellicht voor een belangrijk gedeelte door een huisarts kunnen worden geleverd. Meestal vinden bovengenoemde patiëntencontacten in het kader van spoedeisende zorg plaats op de afdeling Spoedeisende Hulp maar kunnen ook elders – veelal vanuit de afdeling Spoedeisende hulp - in het ziekenhuis op polikliniek of in de kliniek plaatsvinden. Spoedeisende zorg kan uitsluitend worden verleend door algemene en academische ziekenhuizen. Het initiatief voor het contact ligt bij de patiënt zelf of bij de huisarts. DBC-Onderhoud instructies Klinische Geriatrie v20110701 21 Intercollegiaal consult Een kortdurend patiëntencontact dat plaatsvindt op verzoek van een ander specialisme voorafgaand aan of tijdens een klinische opname of een behandeling op de spoedeisende hulp zonder dat sprake is van medebehandeling. De vraagstelling in het kader van het intercollegiaal consult is in het algemeen beperkt, meestal alleen diagnostisch of screenend. Ook de medebehandeling van een patiënt met een reeds bekende zorgvraag en bijbehorende openstaande DBC die wordt opgenomen door een ander specialisme wordt eenmalig met dit zorgtype vastgelegd. Zie ook 1.3 en 3.1 van instructie Medebehandeling klinisch LET OP! geriatrie, Het zorgtype 16 is vervallen voor instructie omtrent registratie van een medebehandeling zie paragraaf 2.5.2. van deze bijlage Tabel 1: omschrijving initiële zorgtypen De meeste DBC‟s kennen het zorgtype reguliere zorg. Met behulp van registratie met een geautomatiseerd systeem kan dit zorgtype automatisch c.q. „default‟ worden ingesteld. Een intercollegiaal consult kan worden geregistreerd bij een eenmalig consult dat plaatsvindt op verzoek van een ander poortspecialisme. Wanneer als gevolg van dit intercollegiaal consult aanvullende onderzoek- en/of behandelingsactiviteiten plaatsvinden dan is er sprake van medebehandeling Klinisch geriater (het zorgtype intercollegiaal consult wordt dan vervangen door het zorgtype reguliere zorg met behandeling 105 = medebehandeling). Het zorgtype reguliere zorg wordt ook getypeerd wanneer er sprake is van een overname in aansluiting op een consult. Bij medebehandeling op verzoek van een ander poortspecialisme bij een patiënt waarvoor reeds een zorgtraject openstaat, kan tevens eenmaal een intercollegiaal consult worden geregistreerd. Wat is er anders! Vanuit het oogpunt van homogeniteit van kosten en honorarium blijkt er geen verschil tussen de diverse geregistreerde consulten. Dit heeft geleid tot het voorstel van de landelijke organisatie de registratie van de intercollegiale consulten te vereenvoudigen. De diagnosecode voor een intercollegiaal consult wordt altijd 351. De variatie in zorgvraag (1,2,4) heeft geen effect meer op normtijd. Vandaar dat het het meest eenvoudig is om altijd voor een intercollegiaal consult te kiezen voor: 13.1.351.101. Indien een intercollegiaal consult een overname of medebehandeling wordt moet alsnog een passende diagnose en zorgvraag getypeerd worden o.a. om code 351 te vervangen. A. U wordt in consult gevraagd op de afdeling gynaecologie met de vraag naar een “oude zieke vrouw” te komen kijken, zij knapt niet op na de operatie. Er blijkt sprake te zijn van dehydratie en hyperthyreoïdie en een foliumzuur deficiëntie. U besluit e.e.a. op de afdeling van de gynaecoloog te organiseren inclusief het plan t.a.v. het ontslag. DBC openen; 35.11.4.101.105 (medebehandeling). B. U wordt in consult gevraagd op de afdeling Interne Geneeskunde met de vraag om naar een verwarde patiënt te kijken. Het blijkt een terminale patiënt te zijn die reeds passende palliatieve begeleiding krijgt. Er is geen verdere begeleiding van u noodzakelijk. DBC openen; 35.13.1.351.101 (n.v.t.). DBC-Onderhoud instructies Klinische Geriatrie v20110701 22 Een initiële DBC wordt afgesloten nadat de diagnosestelling en eventuele behandeling is afgerond door het invullen van de sluitingsdatum, dan wel na maximaal 365 dagen (dit laatste kan geautomatiseerd plaatsvinden). Indien het zorgtraject na 365 dagen nog niet is afgerond wordt het initiële zorgtype vervangen door „vervolg‟. Voor de klinische geriatrie geldt dat de initiële DBC wordt gesloten op het moment dat het diagnostisch traject samen met de verantwoording en verslaglegging zijn afgerond. Dit is doorgaans binnen enkele maanden. Globale stelregel is: 1. Poliklinische analyse; 1ste bezoek plus 2 controlebezoeken, dit kan uitlopen wanneer het diagnostisch traject langer duurt. 2. Analyse via de dagkliniek; dit zijn doorgaans 1 a 2 dagen plus hooguit 2 controlebezoeken op de polikliniek. 3. Opname op de eigen afdeling; dit kan soms voorafgegaan worden door een 1ste polikliniekbezoek of onderzoeksdag op de polikliniek (voor dit deel geen aparte DBC typeren!) na ontslag ten hoogste nog 2 controlebezoeken op de polikliniek. 2.1.2. Vervolg DBC Met de vervolg DBC (21 – vervolg ) worden langlopende zorgtrajecten nader in beeld gebracht. Een vervolg DBC wordt geopend indien: 1. Een patiënt – na afronding van de initiële DBC - in een controle of begeleidingstraject komt. 2. Indien er (al dan niet gedurende een vervolg DBC) een dusdanig (nieuw) probleem ontstaat waarvoor een volledig geriatrisch onderzoek (VGO) noodzakelijk is en er bij deze patiënten dus zowel sprake is van diagnostiek en behandeling mogelijk ook in klinische setting, dan wordt er gekozen voor een nieuwe initiële DBC. Dit is ook van toepassing als er bijvoorbeeld sprake is van een “bekend” probleem zoals acute verwardheid. U heeft patiënt hiervoor eerder gezien echter bij een nieuwe episode zal opnieuw een volledige analyse moeten volgen. 3. Een patiënt na een bepaalde periode terugkomt op enig niet nader afgesproken moment voor een incidentele controle (dit moment geldt als openingsdatum). 4. Het is binnen de werkwijze van de klinische geriatrie niet te verwachten maar mocht het initiële onderzoek- en behandelingstraject 1 jaar hebben geduurd maar nog niet zijn afgerond (voortgezette behandeling). Al deze DBC‟s worden aangeduid met vervolg. Met behulp van de typering van de behandeling (zie paragraaf 2.5 van deze bijlage) wordt de aard van dit vervolg weergegeven. Wanneer tijdens een vervolg traject sprake is van spoedeisende zorg wordt een DBC met spoedeisende zorg geopend. Deze spoedeisende zorg kan plaatsvinden in het kader van een reeds openstaande DBC (bijvoorbeeld een exacerbatie) of een nieuwe zorgvraag (zie paragraaf 2.2.2 van deze bijlage). Deze spoedeisende zorg DBC wordt na opening zo snel mogelijk gesloten, bij voorkeur op dezelfde dag en uiterlijk 1 dag na de openingsdatum (dit kan al dan niet geautomatiseerd plaatsvinden afhankelijk van de registratieafspraken in het ziekenhuis). Wanneer de spoedeisende zorg plaatsvindt in het kader van het bestaande vervolg zorgtraject dan behoren de overige activiteiten die voortvloeien uit de spoedeisende presentatie bij de reeds openstaande DBC zonodig aangepast in de behandelas. Indien de spoedeisende zorg leidt tot vervolgactiviteiten in het kader van een nieuwe zorgvraag, waarmee substantiële kosten van het ziekenhuis c.q. inzet van de medisch specialist zijn gemoeid, wordt vanzelfsprekend een reguliere DBC geregistreerd. DBC-Onderhoud instructies Klinische Geriatrie v20110701 23 Wanneer een patiënt in het kader van een vervolgtraject wordt opgenomen door een ander poortspecialisme kan het noodzakelijk zijn dat er tijdens deze opname sprake is van extra begeleiding. In dit geval kan er aanvullend aan de DBC met het zorgtype vervolg eenmaal een DBC met zorgtype intercollegiaal consult worden geregistreerd. De betreffende vervolg DBC‟s worden na beëindiging van het zorgtraject dan wel maximaal na 365 dagen afgesloten. Aansluitend kan een (nieuwe) vervolg DBC worden geopend. In geval van geautomatiseerde registratie kunnen de DBC‟s met dit zorgtype ook automatisch worden verlengd na het verstrijken van de looptijd van 365 dagen. Voorwaarde bij declaratie na afloop van deze periode is uiteraard dat voor deze (doorlopende) DBC wel activiteiten zijn geregistreerd. 2.2. Zorgvraag Onder zorgvraag zijn 3 mogelijkheden geplaatst, die voorspellend zijn voor uw inzet en/of kosten voor het ziekenhuis. Zij zijn ontleend aan de probleemgebieden van de typeringslijst zoals gebruikt in de koploperziekenhuizen voor de Klinische Geriatrie. De 3 zorgvragen en bijbehorende definities zijn als volgt: 1. Patiënt met enkelvoudig probleemgebied; Deze zorgvraag dient gekozen te worden indien het een patiënt betreft die of mobiliteitsstoornissen of orgaanstoornissen of incontinentieproblemen heeft etc. Inclusief enkelvoudige psychiatrische problematiek. 2. Patiënt met 2 of meer probleemgebieden; Zorgvraag 2 dient ingevuld te worden wanneer u een patiënt ziet waarbij mobiliteitsstoornissen en/of orgaanstoornissen en/of incontinentieproblemen etc. voorkomen. 4 Patiënt met 2 of meer probleemgebieden, waaronder psychiatrische co-morbiditeit. Zorgvraag 4 is van toepassing wanneer bij een patiënt naast mobiliteitsstoornissen en/of orgaanstoornissen en/of incontinentieproblemen etc. ook sprake is van cognitieve stoornissen en/of stemmingsstoornissen en/of gedragsstoornissen etc.. 2.3. Diagnose De diagnoses voor het specialisme Klinische Geriatrie zijn gespecificeerd op de typeringslijsten. Bepalend bij het vastleggen van de diagnose is de meest passende diagnose, die in de loop van het initiële zorgtraject wordt gesteld, niet zelden zal er gekozen worden voor de diagnose 101 Multiple orgaanstoornissen (de zogenaamde „einddiagnose‟). Voor zorgvragen oftewel nevendiagnoses die daadwerkelijk leiden tot een eigen zorgtraject bestaande uit diagnostiek en behandeling en waarmee substantiële kosten van het ziekenhuis c.q. inzet van de medisch specialist zijn gemoeid, kan – met inachtneming van de regels voor het specialisme - een nieuwe „parallelle‟ DBC worden geopend (zie paragraaf 2.6 van deze bijlage). Wanneer de nevendiagnose niet leidt tot een afzonderlijk zorgtraject met substantiële inzet en kosten is er geen sprake van een tweede DBC. In het Registratiemodel is wel de mogelijkheid opgenomen om de nevendiagnoses vast te leggen. DBC-Onderhoud instructies Klinische Geriatrie v20110701 24 2.4. Behandeling Opties: - 101 polikliniek (n.v.t.) - 102 dagkliniek - 103 opname - 105 medebehandeling mogelijk bij zorgtype 11, 12, 13, 21. mogelijk bij zorgtype 11, (in theorie ook 21) mogelijk bij zorgtype 11 mogelijk bij zorgtype 11 2.4.1. Behandeling algemeen De behandeling geeft de aard en setting van de uitgevoerde behandeling weer. Het betreft hier een typering van het gehele zorgtraject. Let op: Er wordt geen nieuwe DBC geopend wanneer de setting van de behandeling (poliklinisch, dagkliniek en opname) wijzigt. De zwaarste setting wordt geregistreerd wanneer er gedurende het zorgtraject sprake is van meerdere settings (bijvoorbeeld een zorgtraject dat eerst poliklinisch start, vervolgens klinisch wordt vervolgd en uiteindelijk poliklinisch wordt afgerond, wordt getypeerd met één DBC met als behandelmodaliteit „opname‟). Er wordt geen nieuwe DBC geregistreerd wanneer gedurende de looptijd van de DBC (maximaal 365 dagen) de inhoud van de behandeling wijzigt, bijvoorbeeld wanneer een patiënt eerst conservatief en vervolgens operatief voor dezelfde zorgvraag/diagnose wordt behandeld. De zwaarste behandelingsmodaliteit is bepalend voor de DBC. In dit geval wordt alleen de behandelingsmodaliteit gewijzigd. 2.4.2. Medebehandeling In tegenstelling tot de afgelopen 1½ jaar moet een medebehandeling opnieuw geregistreerd worden via component behandeling, zoals ook voor 2004 de bedoeling was. Ditmaal wordt het gekoppeld aan het zorgtype ”11 = reguliere zorg”. Zorgvraag en diagnose zijn afhankelijk van de situatie en als behandeling wordt code 105 gekozen. A. U wordt in consult gevraagd op de afdeling gynaecologie met de vraag naar een “oude zieke vrouw” te komen kijken, zij knapt niet op na de operatie. Er blijkt sprake te zijn van dehydratie en hyperthyreoïdie en een foliumzuur deficiëntie. U besluit e.e.a. op de afdeling van de gynaecoloog te organiseren zo ook het plan t.a.v. het ontslag. DBC openen; 35.11.4.101.105 (medebehandeling). B. U wordt in consult gevraagd op de afdeling gynaecologie met de vraag naar een “oude zieke vrouw” te komen kijken, zij knapt niet op na de operatie. Er blijkt sprake te zijn van dehydratie en u heeft het vermoeden op een stemmingsstoornis. U besluit dat patiënte gebaat is bij een observatie op de afdeling geriatrie, dus u stelt een overname voor. Patiënte en familie gaan akkoord. DBC openen; 35.11.4.101.103 (opname). DBC-Onderhoud instructies Klinische Geriatrie v20110701 25 2.5. Bijzondere situaties Bij de DBC registratie kunnen zich specifieke situaties voordoen, te weten: - Parallelle DBC‟s; - Multidisciplinaire behandeling. 2.5.1. Parallelle DBC‟s In paragraaf 2.4 van deze bijlage is aangegeven dat voor zorgvragen met een eigen zorgtraject bestaande uit diagnostiek en behandeling waarmee substantiële kosten van het ziekenhuis c.q. inzetvan de medisch specialist zijn gemoeid, een nieuwe parallelle DBC kan worden geopend (zie paragraaf 2.6). Voor klinische geriatrie is als regel vastgelegd dat er in principe geen parallelle DBC‟s kunnen wordengeregistreerd. Echter in de praktijk zijn er situaties denkbaar dat dit toch kan voorkomen. Het isuitdrukkelijk de bedoeling dat de mogelijkheid op parallelle DBC‟s zo klein mogelijk moet worden gehouden. Een voorname richtlijn hierin is dat er per setting (poli / n.v.t., dagkliniek en opname) slechts 1 DBC‟s geopend is. A. U vervolgt een patiënt op de polikliniek i.v.m. een dementiesyndroom, hiervoor heeft u geopend DBC 35.21.1.242.101 (poli). Deze patiënt komt na een val met de fiets op de afdeling Spoedeisende hulp voor de orthopedie, er is niets gebroken en hij mag naar huis. Uit zorgvuldigheid wordt u er ook bij gevraagd. Ook op uw terrein, na VGO, zijn er geen aanvullende zaken en patiënt gaat naar huis. U opent en sluit DBC 35.12.4.101.101 (n.v.t) B. Uw nog thuiswonende patiënt die reeds 1 dag op de dagkliniek is geweest met een vraagstelling t.a.v. cognitieve stoornissen en valneiging wordt met spoed opgenomen op de afdeling Hartbewaking met een astma cardiale op basis van een myocardinfarct en atriumfibrilleren. U wordt in consult gevraagd i.v.m. verwardheid en een advies voor een toekomstige woonomgeving. Haar toekomst zowel op de korte als lange termijn is onzeker maar gezien de verpleegbehoefte is een ontslag naar huis niet reëel. U sluit de DBC 35.11.4.101.102 (dagkliniek) die u eerder geopend had. Naderhand opent u de DBC 35.11.4.101.105 (medebehandeling) 2.5.2. Multidisciplinaire behandeling De DBC-registratie gaat uit van DBC‟s per specialisme. In het kader van sommige zorgvragen is er sprake van multidisciplinaire behandeling waarbij meerdere poortspecialismen zijn betrokken. De multidisciplinaire specialistische behandeling is in feite een optelsom van verschillende DBC‟s. Op termijn zullen er voor zogenaamde multidisciplinaire behandelingen wellicht ook specifieke DBC‟s worden vastgesteld. DBC-Onderhoud instructies Klinische Geriatrie v20110701 26 Tabel 2: Openen van een DBC Beschrijving situatie Openen? Opmerkingen Ja Ook van toepassing wanneer de patiënt eerder in het kader van Initiële DBC’s 1. De patiënt komt op verwijzing van een huisarts op de polikliniek en er dezelfde zorgvraag is behandeld en die behandeling is afgerond start een zorgtraject door een en de DBC is gesloten en er wederom sprake is van poortspecialisme; er is nog geen diagnosestelling en behandeling. DBC voor deze zorgvraag geopend. 2. 3. Als een medisch specialist eerst Nee Het uitgangspunt van een initiële DBC is dat het alle zorg omvat voor een patiënt de diagnostiek van het eerste consult tot en met de laatste consult in het kader verricht en een maand later de van de diagnosestelling en behandeling (dit geheel wordt het behandeling uitvoert zijn is er dan zorgprofiel genoemd). Een DBC heeft betrekking op het gehele sprake van een tweede DBC‟s? traject dat in dat kader poliklinisch en/of klinisch plaatsvindt. De patiënt komt binnen via de Ja Er wordt een DBC spoedeisende zorg geopend. Indien de spoedeisende hulp en er start een behandeling in het ziekenhuis (poli/ OK) wordt voortgezet voor zorgtraject door een deze nieuwe zorgvraag wordt er naast de DBC spoedeisende poortspecialisme; er is nog geen zorg een tweede DBC geopend en als reguliere zorg DBC voor deze zorgvraag geregistreerd. Als de spoedeisende presentatie plaatsvindt in het geopend. kader van een reeds openstaande zorgvraag dan vallen eventuele vervolgactiviteiten in deze reeds openstaande DBC en wordt er geen tweede reguliere DBC geopend. 4. De patiënt komt binnen via de Ja spoedeisende hulp en er start een Er wordt alleen een DBC spoedeisende zorg geregistreerd naast de reeds openstaande DBC. zorgtraject door een poortspecialisme, terwijl er reeds een DBC voor deze zorgvraag (initieel of vervolg) is geopend. 5. De behandeling van dezelfde Nee is immers geen sprake van een nieuwe zorgvraag. De DBC wordt een andere specialist binnen dan overgenomen door de specialist en eventueel aangepast. hetzelfde poortspecialisme in het Hierbij geldt dat alleen specialismen onderscheiden worden eigen ziekenhuis. 6. waarvan een aparte typeringslijst beschikbaar is. In het kader van de behandeling Ja Er wordt een DBC met het zorgtype „intercollegiaal consult‟ door een ander poortspecialisme geregistreerd (13.1.351.101). De DBC wordt geopend en bij het vindt een intercollegiaal consult einde van het intercollegiaal consult weer gesloten. plaats. 7. Er wordt geen DBC gesloten; binnen hetzelfde poortspecialisme zorgvraag wordt voortgezet door Zie ook: 1.3 van instructie Er is sprake van een keuring of Nee keuring op verzoek van een Dergelijke activiteiten betreffen geen reguliere, verzekerbare zorg en worden derhalve niet als DBC geregistreerd c.q. gedeclareerd. bijvoorbeeld een verzekeringsmaatschappij of trials bij gezonde patiënten, onderzoeken op verzoek van huisartsen et cetera. 8. Er is sprake van een telefonisch/e- Nee Bij het openen van een DBC dient er sprake te zijn van face-to- DBC-Onderhoud instructies Klinische Geriatrie v20110701 27 Beschrijving situatie 9. Openen? Opmerkingen mail consult door een huisarts, face contact tussen de behandelend medisch specialist en collega specialist of de patiënt. patiënt. De patiënt komt bij een Ja De medebehandeling van een nieuwe patiënt en/of klacht valt onder het zorgtype „reguliere zorg‟ poortspecialist op verzoek van een ander poortspecialisme uit het eigen ziekenhuis en de behandeling wordt gezamenlijk voortgezet dan wel wordt overgenomen. 10. De patiënt wordt opgenomen door Ja een ander poortspecialisme. Er is Er kan eenmalig een intercollegiaal consult worden geopend (zie ook 1.3. en 3.1 van instructie). sprake van een verzoek tot intercollegiaal consult en of medebehandeling. Voor de betreffende zorgvraag staat al een DBC open. 11. De patiënt wordt verwezen door Ja een specialist uit een andere uitzonderlijke gevallen betreft het het overnemen van een instelling en er start een zorgtraject controletraject. Dan wordt de eerste DBC als vervolg getypeerd door een poortspecialisme. 12. Deze patiënten worden als reguliere zorg getypeerd. In Er vindt op verzoek van een (zie 2.4.1 van instructie) Ja Het aanvragend ziekenhuis registreert de DBC. Nee Een specialist die werkzaam is op meerdere locaties van ziekenhuis een intercollegiaal consult of medebehandeling plaats door een medisch specialist die elders werkzaam is. 13. De behandeling van de patiënt vindt plaats op 2 locaties binnen hetzelfde ziekenhuis registreert per zorgvraag van een patiënt hetzelfde ziekenhuis. één DBC ongeacht of de behandeling op één of meerdere locaties plaatsvindt. 14. De behandeling vindt plaats op 2 Ja locaties van andere ziekenhuizen Indien een specialist werkzaam is in verschillende ziekenhuizen opent hij bij overplaatsing van de patiënt een nieuwe DBC voor de patiënt en sluit deze in het eerste ziekenhuis af. Vervolg 1. Het initiële diagnose- en ja behandelingstraject is afgerond. De Er is sprake van een vervolg DBC met een maximale doorlooptijd van een jaar. patiënt blijft onder controle. 2. Een patiënt komt terug voor een incidentele controle ja Er is sprake van een vervolg DBC met een maximale doorlooptijd van een jaar. De DBC wordt geopend wanneer de incidentele controle aanvangt. DBC-Onderhoud instructies Klinische Geriatrie v20110701 28 3. Een patiënt is onder controle en er Ja (bij VGO) Indien er gedurende een vervolg DBC een dusdanig (nieuw) treedt een exacerbatie/recidief/ probleem ontstaat waarvoor een volledig geriatrisch onderzoek /vervolgbehandeling op waarbij een (VGO) noodzakelijk is en er bij deze patiënten dus zowel sprake substantiële extra inzet/kosten is is van diagnostiek en behandeling mogelijk ook in klinische vereist. setting, dan wordt er gekozen voor een nieuwe initiële DBC. In andere gevallen loopt de oorspronkelijke vervolg DBC door. Met de behandelas wordt de zwaarte van de vervolg DBC aangegeven. Indien van toepassing wordt de behandelas bij de exacerbatie/ recidief aangepast. 4 Er is bij een patiënt een specifieke Ja De vervolg DBC met exacerbatie/recidief/ vervolgbehandeling behandeling als gevolg van wordt afgesloten. Vervolgens wordt weer een vervolg DBC voor exacerbatie/recidief maximaal 365 dagen geopend. /vervolgbehandeling afgerond, waarbij een substantiële extra inzet/kosten is vereist. Vervolgens wordt het controle traject voortgezet. DBC-Onderhoud instructies Klinische Geriatrie v20110701 29 Tabel 3: Een DBC sluiten Beschrijving situatie Sluiten? Opmerkingen Ja De patiënt hoeft niet meer terug te komen, de huisarts wordt geïnformeerd. Ja Er is sprake van overdracht Nee De behandeling wordt voortgezet Ja Deze (initiële) DBC wordt direct na de afronding ervan afgesloten. In geval de patiënt vervolgens een controletraject ingaat bij de medisch specialist wordt direct aansluitend aan de afgesloten DBC een nieuwe DBC geopend met het zorgtype vervolg Ja Een DBC kan nooit langer dan 365 dagen openstaan. Echter aansluitend aan de afgesloten DBC wordt (automatisch) een vervolgnieuwe DBC geopend die dezelfde typering krijgt als de voorgaande DBC. Ja (bij VGO) Indien er gedurende een vervolg DBC een Initieel 1. De zorgvraag van de patiënt is afgehandeld. 2. De patiënt wordt overgedragen aan een ander specialisme; de behandeling door het verwijzende poortspecialisme wordt beëindigd. 3. De patiënt wordt behandeld door een ander specialisme; de behandeling wordt ook door het verwijzend specialisme voortgezet. 4. Bij een patiënt is de initiële diagnose- en behandelfase in het kader van een bepaalde zorgvraag afgerond. Vervolg 5. De vervolg DBC staat 365 dagen open maar is nog niet afgerond. 6. Een patiënt is onder controle en er treedt een exacerbatie/recidief op waarbij een dusdanig (nieuw) probleem ontstaat substantiële extra inzet/kosten is vereist waarvoor een volledig geriatrisch onderzoek (VGO) noodzakelijk is en er bij deze patiënten dus zowel sprake is van diagnostiek en behandeling mogelijk ook in klinische setting, dan wordt er gekozen voor een nieuwe initiële DBC en wordt de lopende 7. Een patiënt is onder controle (DBC Nee vervolg) en wordt opgenomen door een ander specialisme. Er is daarbij sprake van extra begeleiding in het kader van het vervolg DBC gesloten. In andere gevallen loopt de oorspronkelijke vervolg DBC door. Met de behandelas wordt de zwaarte van de vervolg DBC aangegeven. Indien van toepassing wordt de behandelas bij de exacerbatie/ recidief aangepast. De oorspronkelijke vervolg DBC loopt door. Tevens kan er een eenmalig een intercollegiaal consult worden geregistreerd t.b.v. de extra consultatie (zie 1.3 van de instructie). vervolgtraject 8. De patiënt wordt verwezen naar een Ja andere instelling en de behandeling door het verwijzend specialisme wordt beëindigd. 9. De patiënt wordt verwezen naar een Nee andere instelling en de behandeling door het verwijzend specialisme wordt eveneens voortgezet. DBC-Onderhoud instructies Klinische Geriatrie v20110701 30