LEVEN WE ONDER EEN GESLOTEN HEMEL? Een paar jaar geleden. Maskeliya, een klein dorp in het theegebied op Sri Lanka. Prachtige bergen, mannen en vooral vrouwen bezig met het plukken en verwerken van thee. Een klein dorpje en in dat dorpje onder andere een Anglicaanse kerk. Ook klein. Wij, Pieter en ik en nog een paar mensen, zijn daar op zondag, melden ons bij de kerk en als ze horen dat wij ook predikant zijn krijgen we meteen de gelegenheid om voor te gaan. Pieter doet dat. Na de dienst in het huis bij pastor Harold praten we met elkaar over hoe het gaat in deze gemeenschap. Harold is niet heel tevreden: het afgelopen jaar had hij slechts twaalf mensen gedoopt, van boeddhistische of hindoeïstische achtergrond. Maar twaalf. Er zijn jaren dat ik het met minder doe, dus ik vraag door: ‘wat beweegt mensen nu om zich tot Christus te keren en zich te laten dopen? Hoe gaat dat? Wat drijft hen? Hoe is hun weg naar het licht?’ Harold kijkt me aan alsof hij maar zelden zo’n domme vraag hoort, en zegt: ‘The usual things, de gewone dingen’. Ik ben nog niet tevreden en vraag door: ‘de gewone dingen, wat zijn dat dan, die gewone dingen?’ Harold: ‘Ja, sommige mensen werden genezen, bij anderen werden demonen uitgedreven, en sommigen kregen visioenen van Jezus in hun dromen. Zie je, de gewone dingen.’ ‘O’, zei ik. Hiermee is niet gezegd dat deze dingen in onze context geen plek hebben en dat wij nou nooit eens meemaken dat God geneest en zich laat vinden. Gelukkig wel. Maar het zijn nou niet meteen ‘de gewone dingen’. We ervaren ze als heel ongewoon; we ervaren ze ook niet zoveel. Wat ons opviel bij christenen in met name Azië, maar ook in de gesloten landen op bijvoorbeeld het Arabische schiereiland, was dat deze tekenen van de aanwezigheid van God veelvuldiger waren, de hemel hing laag. Het Woord wordt gevolgd door tekenen en wonderen, even zovele getuigenissen van de aanwezigheid van God. Discussies in de trant van ‘wel waar maar niet echt gebeurd’ zijn op zijn zachtst gezegd overbodig. Het is niet alleen waar, het gebeurt nog steeds. Echt. Een ander gegeven over de kerk in China. Ik ben er nog nooit geweest, maar zoals u weet is de PKN als lilliputtertje de banden met de kerk in China aan het aanhalen. En dan zie je dat in deze sterk groeiende kerk 69% (naar lage schatting) van de nieuwe kerktoetreders, erbij komt via een ervaring van ziekte en genezing. 69%! Over het getal zal misschien te twisten zijn, maar dat het niet niks is, zal duidelijk zijn. Onze context. Intussen hebben in onze eigen context Willem Ouweneel en Marten Visser elkaar nog niet overtuigd als het gaat over genezingen in Myanmar die al of niet gebeurd zijn. Intussen moeten we willen leren van de zorgvuldigheid van de rooms-katholieke kerk die de dingen checkt en double-checkt voordat een wonder al of niet als wonder erkend wordt. En dan heb je de verhalen over de ingestorte kerk in Begië waar alles kapot is, behalve het Maria-beeld. Wonder of niet? Wanneer zeggen we: God heeft ingegrepen op bovennatuurlijke wijze? Onze verlegenheid. Hier in onze context is de veelal toonaangevende stream: natuurlijk gebeurt er geen wonder. God snijden we op maat van ons verstand, en alles wat daarbovenuit gaat, kan niet. En we gaan heel creatief met de Bijbel om. Zo hebben we van Drewerman geleerd dat de zoon van de weduwe van Nain eigenlijk is doodgeknuffeld door zijn moeder en dat Jezus daar een stokje voor steekt, en dat de dochter van Jairus anorexia had en dat Jezus zegt dat ze moet eten. Het is banalisering van het Bijbelwoord, maar ik kom ze te vaak tegen: gemeenteleden die voortdurend bezig zijn met wat ze allemaal niet meer hoeven te geloven, gelukkig niet meer hoeven te geloven, al die rare wonderverhalen en zo…. Wat ze dan wel of nog wel mogen geloven, daar hebben ze het niet zoveel over, daar worden ze in elk geval niet blij van. Hier hebben we in het pastoraat allemaal mee te maken en we moeten op een manier over wonderen leren spreken, die ook door deze mensen als relevant wordt ervaren. Tegelijk leeft zowel binnen als buiten de kerk het besef: Er is meer tussen hemel en aarde. De paranormaalbeurs in Pijnacker, het dorp waar ik woon, is een groots evenement en ik zou liever niet de gemeenteleden de kost geven die daar rondlopen, ieder jaar weer. Zoals Lewis ooit zei: Als mensen niet in Christus geloven, geloven ze niet in niets, maar dan geloven ze in alles. Binnen de kerk is er sprake van gegroeide aandacht voor de Heilige Geest en zijn (bovennatuurlijke) gaven, waardoor er wel meer ruimte voor het wonder is gekomen dan er was. En nu spreek ik gemakshalve maar even voor de PKN-traditie, want in dat verband zijn we toch als EW bij elkaar vandaag. Er is groeiend verlangen, nieuwe openheid, over allerlei kerkmuren heen zien we meer aandacht voor de dienst der genezing, aandacht voor bevrijdingspastoraat; een positief verlangen, gepaard aan het besef dat de Bijbel concreet spreekt over het ingrijpen van God in onze werkelijkheid. Dat is natuurlijk niet helemaal nieuw. De kerk heeft altijd wel de dienst der genezing en der bevrijding gekend, maar dan meer in de kantlijn van haar bestaan; het is een tijdlang niet zo serieus genomen, maar nu komt het meer op de voorgrond. De vraag naar de interpretatie van wonderverhalen is overigens ook niet nieuw en er is ook al veel over geschreven. Wij hebben geprobeerd die vraag te stellen in de gesprek met onze broeders en zusters uit het Zuiden. Zij zijn ons veel nader gekomen. De wereld is veel kleiner geworden. Ze leven ook onder ons, getuige de vele geloofsgemeenschappen van migranten in ons land. Wat leren wij van daar? Wat leren wij van hen? Leren van Zuid. Wonderen en tekenen hebben een functie in een Missionaire situatie. Het gaat om missionaire situaties. De wonderen en tekenen vinden veelal niet plaats in een gevestigde kerk of een gemeente die haar plaats in de wereld gevonden heeft en daar veilig is. De wonderen gebeuren meestal in een onveilige context: het Evangelie komt ergens binnen en het blijkt een vreemde boodschap te zijn, die weerstand oproept. En dan wordt zowel de vreemdheid als de kracht ervan bevestigd in het teken dat geschiedt en waardoor er soms een doorbraak komt. Je zou kunnen zeggen: een wonder komt zelden alleen. Een wonder is een teken, het komt mee met de verkondiging en het bevestigt en ondersteunt die ook. Er staat in Handelingen 19 een raar verhaal over Paulus in Efeze, die daar hard aan het werk is, en dan zijn zweetdoeken en werkkleren uitleent die op zieken worden gelegd waarop ze genezen. Het is tricky om erover te preken. Wat betekent dat nou weer? Kun je dat nadoen? Ik denk dat het er in dit Bijbelgedeelte om gaat dat God de Heilige Geest zich vermengt met het menselijke, zich klein maakt en het heil toepast op de maat van de mensen om wie het gaat. Dat zou een sleutel kunnen zijn voor de interpretatie van deze perikoop naar mensen van nu. Efeze was het centrum van de magie. Nergens anders lees je dat genezingen op deze manier plaatsvonden. Hier in Efeze wel, want het gaat om deze mensen. De Geest werkt op een wijze die past bij de mensen tot wie Hij komt. En daarom hoeft er ook niet overal hetzelfde te gebeuren. Wij hoeve China of India niet te kopiëren. Wij mogen anders zijn. Want het komen van de Geest heeft het karakter van ontlediging en verhulling. Dat gaat heel ver; het krijgt hier haast ‘magische’ trekken: de Geest doordringt zelfs de kleren van Paulus, er gaat kracht van uit. Een parallel-verhaal wordt ons doorgegeven in het evangelie (Luk. 8:40-56) waar de vrouw de kleren van Jezus aanraakt en er gaat kracht van Hem uit en de Heer zegt: ‘Groot is uw geloof’. De Geest is aan het werk in het geloof van deze vrouw die zich door alles heen, ook door al haar misschien wel heel rare ideeën heen, richt op Jezus en zijn kracht. Door het denken van deze vrouw heen, en door de ideeën van in magie geïnteresseerde Efeziërs heen richt de Geest mensen op het midden: Jezus zelf en zijn genezing. De Geest verbergt zich in menselijke gewoonten, tradities, gedachten en rituelen. Het gaat hier niet om een pleidooi voor magie. Het gaat er wel om dat de Geest zich ontledigt en zich vermengt met handelwijzen die onze voorstellingen te boven gaan. In elke context, ook in elke religieuze context, gaat Hij zijn eigen gang. Elke situatie, ook onze multi-religieuze situatie, staat open naar zijn vrijheid. En dan weet Hij wel waar en wat er nodig is om het woord te laten groeien. Onze eigen situatie mogen ook wij beleven als een voluit missionaire situatie. Spannend, vind ik! De centraliteit van het gebed. Ze bidden veel. Onze broeders en zusters in het zuiden. Dat kan je maar moeilijk ontgaan. Ze verwachten er heel wat van, van het gebed. Soms gaat gebed samen met handelingen als de zalving met olie en handoplegging, die met het gebed vergezeld gaat. Maar hoe dan ook: het gebed is de altijd aanwezige factor. Geen wonder zonder gebed, zou je bijna kunnen zeggen. Soms is dit gebed niet zeer concreet op een bepaald doel gericht. Soms ook is het gebed zeer concreet, en gaat het om de eetlust van een koe of om de bevrijding van een kind uit panische angsten. Maar gebeden wordt er! Daar kunnen wij nog best wat van leren. Het wonder als wegwijzer Dromen, tekenen en visioenen worden gegeven als er geen andere wegwijzers zijn. In de missionaire situatie, als er geen andere wegwijzers zijn, of wanneer die wegwijzers voor mensen nog te zeer tot een wereld behoren die de hunne niet is, zijn het nogal eens dromen en visioenen die mensen op een bepaalde weg zetten. Dit gebeurt frequent, met name in Azië. In gesloten, vaak (deels) islamitische landen, in de wereld van de Inner Movements, de volgelingen van Jezus binnen de kring van Hindoeïsme en Islam, bijvoorbeeld op het Arabisch schiereiland of in Indonesië, gaan tal van verhalen rond over dromen en visioenen waarin Jezus zelf verschijnt, of een engel die naar Jezus verwijst. De persoon van Jezus is in de wereld van de Islam bekend; Hij wordt dan ook herkend als Hij zich manifesteert in een droom. God verhoort de gebeden van mensen die Hem ernstig zoeken, ook als dat moslims zijn. Als mensen in onze eigen buurt op die wijze op weg gezet zijn, zien wij ze dan? Het wonder heeft een plek in de confrontatie tussen God en de machten. Prof. Benno van de Toren, nu in Oxford en Amsterdam, jaren lang in Afrika, vertelde onlangs dat het woord uit het slot van Markus ‘Op slangen zullen zij treden’ nooit veel voor hem betekend had, totdat evangelisten in Afrika, op hun zendingsreizen geconfronteerd met gifslangen die echt gevaarlijk zijn, dit regelmatig meemaken: dat ze gebeten werden door een gevaarlijke slang. ‘En het zal hun niet schaden.’ De gewone dingen, nietwaar? Het gaat hier om het verstaan van het christelijke leven als een geestelijke strijd waarbinnen gewonnen en verloren kan worden. Omdat het om de doorwerking van het evangelie gaat, omdat het om Gods naam en Gods eer gaat, daarom hebben wij het nodig dat de tekenen de verkondiging volgen. We zijn in oorlog. En om sterk te staan moeten wij waken en bidden, en dan breken de krachten van de toekomende eeuw ook nog wel eens door. We hebben een strijdbare spiritualiteit nodig. Want het is in frontsituaties dat het teken het woord volgt, als ik Markus mag geloven. God is God, ook in het lijden. Een paar jaar geleden genas Janneke Vlot, door gebed in een genezingsdienst. Er werd gedankt voor haar. Een andere vrouw leed aan dezelfde ziekte. Zij was ook in diezelfde dienst. Zij genas niet. Waarom? Weet ik niet. In India hoorden we tijdens ons verblijf op een Bijbelschool veel getuigenissen van mensen die Gods goedheid in hun eigen lijf ervaren hadden en genezen waren. Verhalen over hele dorpen die tot geloof kwamen door een teken in die zin. Zie China. Toen werd een student, vader van twee kleine kinderen ziek. Geelzucht. Nachtenlang werd er op school gevast en gebeden. Hij stierf. Wat ons opviel was de houding van medestudenten en staf van de school. Niemand zei: Hoe kan God dat toelaten? Niemand zei: Waarom? Hij was nog veel te jong! Er was veel verdriet, maar er was ook het Bijbelwoord: hetzij wij leven, hetzij wij sterven, wij zijn des Heren. En verder werd er van alles ondernomen om de weduwe en haar kinderen te helpen. Wonderen zijn nooit in systeem te brengen. Het zijn tekenen die even oplichten. God is God. Een wonder komt nooit alleen. Een vreemde Koning van een vreemd Rijk. Rondom de wonderen in de Bijbel hangt een sfeer van dubbelzinnigheid. Jezus deed wonderen en tekenen die wezen naar zijn Rijk. Maar wie Hem om een teken vraagt, krijgt nul op het rekwest. En nooit gebruikt Jezus zijn wondertekenen om zijn naam te vestigen. Integendeel: wie door Hem genezen is, moet erover zwijgen. Je zou je immers zomaar kunnen vergissen en op grond van de tekenen een Messias modelleren die Jezus niet wil zijn. Jezus is de Messias van God, maar Gods aanwezigheid is in Jezus verborgen. Wonderen op zichzelf overtuigen niet. Op een afstand een wonder zien, brengt niet per definitie tot geloof. Je moet volgen om te leren wie Hij werkelijk is. Want Hij is een vreemde koning van een vreemd Rijk, een Rijk dat heel haaks en onaangepast op deze wereld staat. Jezus is de profeet, de vervulling van Israëls verwachting, en tegelijk zo anders dan verwacht. Jezus doet machtige daden, die de gevestigde orde aan het wankelen brengen. Hij valt buiten het systeem. Hij roept aanbidding op, of weerstand. Hij wordt erom verguisd, of gevolgd. Zijn werk is het werk van een manipulatieve aartsbedrieger of van de Heer zelf. Met Hem komt de bevrijding of Hij is een dwaallicht. Dat is de lijn waarin de evangeliën van Jezus’ wonderen getuigen. De Britse Nieuwtestamenticus Tom Wright merkt op: Als de wonderverhalen geschreven waren met propagandadoeleinden, dan zijn ze daarin wel zeer slecht geslaagd! Het is derhalve niet denkbaar, dat de wonderverhalen latere toevoegingen zijn van gelovigen uit de eerste eeuw of nog later. Zij zijn niet later bij het verhaal ‘aangeklonterd’, zoals nogal eens legendevorming plaatsvindt bij beroemde geestelijke leiders van allerlei slag. Daarvoor zijn de wonderen te nauw verweven met het hele verhaal van Jezus’ leven. En daarvoor staan de wonderen ook te veel in het teken van de tegenspraak. Legendevorming vraagt om spektakel, om overtuiging, wil kracht bijzetten aan het gezag van een leider, zodat je er niet meer omheen kunt. De manier waarop de evangelisten over de wonderen van Jezus schrijven, heeft daar helemaal niets van. De wonderen roepen tegenspraak op, ze leiden niet vanzelfsprekend naar geloof, ze moeten verborgen gehouden en verzwegen worden, ze staan als tekenen die betwist worden langs de weg naar het kruis. De samenhang tussen Jezus’ woorden en daden is evident. Het gaat om het hele verhaal. En dat verhaal is: Het koninkrijk van God is nabij! Het is het vreemde verhaal van Gods nabijheid in Jezus, die zich ontfermt over zondaars en bedelaars, een ontferming die Hem uiteindelijk aan het kruis brengt. Op die weg van ontferming volgt de gemeente Hem na. En dat gaat zonder veel stemverheffing. Zonder spektakel en zeker zonder manipulatie. Wonderen gebeuren in Jezus’ naam. In grote eenvoud en bescheidenheid. Want eenvoud en bescheidenheid horen bij het hele verhaal. Samen met genezing, vergeving, bevrijding. Wonderen gebeuren vaak onder de schijn van het tegendeel, in uiterste kwetsbaarheid, je kunt het vaak anders interpreteren. Maar wie volgt, die ziet het. In Jezus’ naam. Samenvattend: Het IJkpunt is naar mijn besef de christologie: Wie is Jezus? De Verlichting zei en zegt: niemand kan wonderen doen, dus ook Jezus niet. Carel ter Linden schrijft: Jezus kon alleen wat een door God begenadigd mens kon doen en al het andere kon hij ook niet. Het Postmodernisme zei en zegt: iedereen kan wonderen doen, Jezus is niets bijzonders. Positief denken; je kunt het!!! Bij beiden is Jezus als de unieke Zoon van God volstrekt buiten beeld. Wie is Jezus, daar gaat het om. Om zijn naam en zijn Geest. ‘In de naam van Jezus zeg ik je: sta op!’ De rest mag je op een gezonde manier wantrouwen. In de aanloop naar deze dag stelde Hans Eschbach me de vraag hoe het komt dat we er in het Westen zo’n moeite mee hebben. Zit het ‘Verlichtingsdenken’ ons in de weg? Zijn er andere barrières? Kunnen we barrières doorbreken? Hoe dan? Wat heeft de kerk in Nederland nodig om tot nieuwe bloei te komen? Ik moet u zeggen dat ik dat niet zo goed weet. Ik kan geen recept geven om barrières te doorbreken zodat wij dit ook meer gaan ervaren. Het is God die ze doet en God is vrij. Ik denk wel dat wij ook onze situatie mogen verstaan als een voluit missionaire situatie en dat wij het meer nodig gaan hebben dat wonderen en tekenen het woord volgen. Maar weet wat je doet als je naar wonderen verlangt. Want het is vooral de lijdende kerk waar de tekenen van de overwinning gezien worden. Het is de kerk die weet van risico’s nemen, van kruis dragen, van offers brengen, die ook van wonderen mag getuigen. C.S. Lewis zegt, in een boek waarin hij overigens een krachtig pleidooi voert voor wonderen en het wonderkarakter van het christelijk geloof sterk benadrukt: ‘Wonderen tref je aan op de grote zenuwknopen van de geschiedenis. Niet de politieke of sociale geschiedenis, maar de geestelijke geschiedenis, die voor mensen niet volkomen kenbaar is….. Wonderen tref je bijna alleen aan midden in de ellende. Wonderen en martelaarschap duiken vaak samen op rond dezelfde gebieden der geschiedenis – gebieden waar wij van nature liever niet komen’. Wonderen en martelaarschap, het is de combinatie die we in het boek Handelingen al tegenkomen. Het is waar Paulus het over heeft als hij schrijft over het kennen van de kracht van Jezus’ opstanding èn het delen in zijn lijden. Wie wonderen wil verwachten, moet weten dat ze dicht in de buurt van het lijden liggen. De ruimte voor het wonder ligt heel dicht bij het kruis. Wie wel de wonderen wil, maar niet het kruis, beweegt zich buiten de ‘weg’. Wie wel de genezing wil, maar niet de navolging, heeft het niet begrepen. Een probleemloos leven is ons nooit beloofd. Wonderen zijn niet de laatste ontsnappingsmogelijkheid uit onze gebroken wereld. Het zijn hooguit tekenen die even verwijzen naar wat Jezus heeft gezegd: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. ‘Er zijn geen grenzen aan Jezus’ macht’. Inderdaad, maar laten we niet teveel gefocust zijn op wonderen an sich. Laten we gefocust zijn op Jezus, denkend aan het kruis dat Hij droeg (en er gebeurde geen wonder!) en Hem volgen. En dan maar zien wat er gebeurt. Gelukkig is het Pasen geweest.