Kinderarmoede door economische bril

advertisement
REDACTIONEEL
Kinderarmoede
door economische bril
Wim Vermeersch
Hoofdredacteur Samenleving en politiek
Het recente Kinderarmoederapport van Unicef
schudde ons nogmaals wakker: in België leeft
1 kind op 5 onder de armoededrempel. Dit gemiddelde verbergt grote regionale verschillen:
1 op 10 in Vlaanderen, 1 op 4 in Wallonië, en
bijna 4 op 10 in Brussel. Het Brussels Gewest
zit daarmee op hetzelfde niveau als Roemenië.
De laatste jaren is het armoederisico verschoven
van ouderen naar jongeren. Vandaag leven zo’n
420.000 kinderen onder de armoedegrens in
ons land. Het is een schandvlek voor een rijk
land als België.
Deze alarmerende cijfers blijken voor Bourgeois
I en Michel I geen signaal om een versnelling
hoger te schakelen. Hoewel de beleidsnota’s van
de bevoegde minister Liesbeth Homans en staatssecretaris Elke Sleurs aandacht besteden aan de
specifieke strijd tegen kinderarmoede, doet het
algemeen sociaal beleid die focus teniet. De be-
sparingen treffen gezinnen, en dus ook kinderen.
Laten we het probleem van de kinderarmoede
eens door de economische bril bekijken, nu het
door de sociale bril troebel kijken wordt.
RENDEMENT
Op 1 december werd het Jaarboek Armoede
en Sociale Uitsluiting 2014 van het Antwerpse
Centrum OASeS voorgesteld. Daaruit bleek
nogmaals dat wie opgroeit in armoede later zelf
meer kans heeft op armoede: 26% van de Belgen
tussen 25 en 59 jaar die opgroeiden in een gezin
met een (zeer) slechte financiële situatie is arm,
tegenover slechts 8% van de respondenten die
opgroeiden in een gezin met een (zeer) goede
financiële situatie.
Deze cijfers tonen niet alleen aan dat geen elk
individu een onbeschreven blad is dat zelf ten
sampol 2014/10|1
SAMPOL_december2014.indd 1
12/5/2014 8:37:39 AM
Wim Vermeersch
Kinderarmoede door economische bril
volle verantwoordelijk is voor zijn sociale positie (en dus dat de toegenomen focus op het
individuele schuldmodel erg onrechtvaardig
is), maar vooral dat we fel moeten investeren
om die generatiecirkel te doorbreken. Ook in
economisch belang. Want een maatschappij die
op deze ‘uitgavenpost’ bespaart, krijgt later een
veelvoud aan kosten als een boemerang terug.
Maar ook uit efficiëntieredenen: hoe later de
programma’s worden uitgeschreven, hoe minder
impact ze hebben.
Amerikaans econoom en Nobelprijswinnaar
James Heckman ontdekte dat voor iedere geïnvesteerde dollar in onderwijs en zorg, men
het meest rendement behaalt bij de jongste
kinderen. De naar hem genoemde Heckmancurve biedt een verklaring voor de herhaaldelijke vaststelling dat interventieprogramma’s
bij jonge kinderen een hoog rendement hebben,
terwijl ze bij tieners of volwassenen een veel
lager rendement hebben.
Het is, met andere woorden, ‘rendabel’ om zo
vroeg mogelijk (zelfs al tijdens de zwangerschap,
zoals Hendrik Cammu in zijn bijdrage aantoont)
een ambitieuze sociale politiek te voeren. Dat
moet sommige beleidsmakers, bij wie de taal
van het geld de enige is die ze lijken naar waarde
te schatten, toch als muziek in de oren klinken?
INVESTEREN
Een sleutelelement, zo blijkt uit zowat elke studie, zijn forse investeringen in voorschoolse opvang. Een goede kinderopvang en kleuterschool
zet kinderen op het juiste spoor. Het resulteert
in betere leerprestaties, grotere deelname aan
hoger onderwijs, betere carrièremogelijkheden,
en dus hogere lonen en overheidsinkomsten,
terwijl de afhankelijkheid van sociale voorzieningen en uitkeringen daalt.
Diegene die stelt dat ‘daar geen geld voor is’,
getuigt van een bijzonder kortzichtige visie.
Die ziet alleen de maatschappelijke kosten:
die van de preventieprogramma’s zelf of - als
die de wijsheid heeft wat verder te kijken dan
het momentane - naar de meeruitgaven in het
hoger onderwijs door een grotere doorstroom.
Maar vergeet daarbij de baten op lange termijn:
de minderuitgaven voor bijkomende ondersteuning in opvang, de minderuitgaven voor
buitengewoon onderwijs, de meerontvangsten
van belastingen, de minderuitgaven in sociale
bijstand, gezondheidszorg en criminaliteit,
enzovoort.
Hetzelfde geldt in se voor de verhoging van
uitkeringen en vervangingsinkomens tot boven
de armoedegrens, met de gelijktijdige verhoging
van het interprofessioneel minimumloon om
een volwaardig salaris te verzekeren en de werkloosheidsval te vermijden. Ja, dat kost handenvol
geld (1,5 miljard euro volgens het Rekenhof).
Maar tel uit je winst. Je trekt er een groot aantal
ouders, en dus kinderen, mee uit de armoede. Je
spaart er een pak toekomstige uitgaven mee uit.
SCHADE
Hoeveel je precies kan besparen, is niet eenvoudig te becijferen. De Amerikaanse studie
“The economic costs of childhood poverty in
the United States” in Journal of Children and
Poverty (Vol. 14, Nr. 1, maart 2008) schat de
economische schade van kinderarmoede in
de VS op zo’n 500 miljard dollar per jaar, ofwel
bijna 4% van het bbp: het vermindert de productiviteit en economische winst ten bedrage
van 1,3% van het bbp, het verhoogt de kost van
criminaliteitsbestrijding met 1,3% van het bbp,
net als de gezondheidsuitgaven met 1,2% van het
bbp. Uiteraard is België de VS niet, niet op het
niveau van de kinderarmoede, laat staan inzake
sampol 2014/10|2
SAMPOL_december2014.indd 2
12/5/2014 8:37:39 AM
Wim Vermeersch
criminaliteitscijfers (gelukkig maar), maar de
cijfers zijn toch ook voor ons een indicatie.
Op Europees vlak is nog niet veel onderzoek
gedaan naar de precieze kostprijs van kinderarmoede. Wel berekende armoede-expert Steven
Groenez (HIVA) het gemiddelde van bestaande,
vooral Angelsaksische, kosten-batenanalyses
van verschillende armoedebestrijdingsprogramma’s: hij komt uit op een jaarlijks rendement
van 5 à 6%. Kinderarmoedepreventie brengt de
maatschappij dus geld op. Ook die percentages
moeten sommige beleidsmakers toch als muziek
in de oren klinken? Het is een rente waar de
spaarder alleen maar van kan dromen.
Kinderarmoedepreventie is tevens een levensverzekering. Letterlijk. Gezien de vergrijzingsgolf die ons wacht. Vandaag maken 60-plussers
21% van de bevolking uit; tegen 2050 zullen
zij 32% van de bevolking uitmaken. Vandaag
zijn er voor elke gepensioneerde 3,84 werkenden. Tegen 2030 verwacht men dat er maar
2,68 actieven zullen zijn per gepensioneerde. In
2050 zou het aantal werkenden dalen naar 2,21
per gepensioneerde. Ook in kille economische
termen heeft het dus zin te investeren in de
Kinderarmoede door economische bril
ontwikkeling van kinderen. Als we hen kunnen
opvoeden tot zelfbewuste volwassenen zullen
ze later gewapend zijn om bij te dragen tot het
in stand houden van ons sterk uitgebouwde
sociale welvaartssysteem.
STORM OP KOMST
Hamvraag is of de politici vandaag aan de macht
dat laatste willen. De conclusie inzake de strijd
tegen kinderarmoede (‘Investeren is de beste
besparing’) vereist van de huidige regeringen
een ideologische flexibiliteit die niet evident is.
Het staat haaks op hun mantra dat eerst moet
worden gesnoeid om daarna te kunnen groeien.
Toch is de strijd tegen kinderarmoede, door een
economische bril, an investment you can not afford
not to make. Want wie op deze ‘uitgavenpost’
bespaart, moet later een veelvoud ervan moet
betalen via kosten voor justitie, gezondheidszorg,
werkloosheid. In beurstermen is kinderarmoede,
zo lezen we in de bijdrage van Gaëlle Buysschaert,
dan ook een ‘leading indicator’. Een meetbare
economische factor die aangeeft volgens welke
trend de economie verder zal evolueren. Kinderarmoede? Dat is storm op komst.
sampol 2014/10|3
SAMPOL_december2014.indd 3
12/5/2014 8:37:39 AM
KINDERARMOEDE: DE SCHANDVLEK
Hoog tijd om
aan de alarmbel
te trekken
Frank Vandenbroucke, Julie
Vinck & Anne-Catherine Guio
Armoede treft haast één kind op vijf in België, ongeacht
welke indicator we gebruiken om armoede te meten: hetzij een indicator die steunt op het gezinsinkomen, hetzij
een indicator die steunt op de levensomstandigheden
van het kind. Dit cijfer verdoezelt echter grote regionale
verschillen. Het risico op financiële armoede in gezinnen
met kinderen zit de laatste jaren bovendien in de lift. Het
is dus hoog tijd om aan de alarmbel te trekken.
SAMPOL_december2014.indd 4
12/5/2014 8:37:39 AM
Frank Vandenbroucke, Julie Vinck & Anne-Catherine Guio
Het armoederisico bij kinderen is in België
groter dan dat van de totale bevolking, ongeacht
welke indicator we gebruiken om armoede te
meten: een monetaire indicator die steunt op
het gezinsinkomen, dan wel een indicator die
gebaseerd is op de levensomstandigheden van
het kind. Een hoge kinderarmoedegraad kan
duiden op onvoldoende sociale bescherming
en/of slecht presterende arbeidsmarkten. Dat
ouders niet of onvoldoende aan het werk zijn,
kan te maken hebben met hiaten in de kinderopvang en tekorten in het onderwijs dat zij
genoten hebben. Kinderarmoede bemoeilijkt
op zijn beurt het onderwijsbeleid, gegeven het
sterke verband tussen de sociale, economische
en culturele achtergrond van kinderen en hun
schoolsucces. Kortom, kinderarmoede is zowel oorzaak als gevolg in een vicieuze cirkel
van slecht presterende arbeidsmarkten en onderwijssystemen. In dezelfde zin kan er een
vicieuze wisselwerking zijn tussen kinderarmoede en falende gezondheidszorg. De mate
waarin kinderarmoede bestaat in een land, is
een ‘voorspellende indicator’ voor toekomstige
sociale problemen in dat land. Dit is des te onrustwekkender omdat de intergenerationele
overdracht van armoede ruimschoots bewezen
is: de kansen om als volwassene te ontsnappen
aan armoede verminderen sterk voor wie als
kind arm was. Kinderarmoede staat dus haaks
op de fundamentele rechten van kinderen.
VERSCHUIVENDE SOCIALE RISICO’S
Om een beter inzicht te krijgen in de samenstelling van het totale armoederisico van de Belgische bevolking, bekijken we de evolutie van het
armoederisico onder kinderen, ouderen en de
totale bevolking. Tabel 1 toont dat op relatief
korte termijn het armoederisico verschoven is
van de ouderen naar de jongeren, een trend die
we ook vaststellen voor het EU15-gemiddelde.
Hoog tijd om aan de alarmbel te trekken
De stabiliteit van het algemene armoedepercentage verbergt bijgevolg verschuivingen tussen
verschillende bevolkingsgroepen. Enerzijds
daalde het armoederisico bij 65-plussers significant van 23,2% in 20062 naar 20,2% in 2011.
Anderzijds steeg het armoederisico onder kinderen significant van 15,3% naar 18,7%. Het
is dus wel degelijk tijd voor een alarmsignaal.
EEN ARMOEDE-INDICATOR DIE
STEUNT OP HET GEZINSINKOMEN
Volgens SILC 2011 leven naar schatting 18,7%
van de Belgen jonger dan 18 jaar onder de armoedegrens, wat overeenstemt met 420.000
kinderen. Uit Figuur 1 leren we dat België
slechts een middelmatige prestatie neerzet op
het vlak van kinderarmoede ondanks de lange
traditie die ons land kent inzake sociale zekerheid. Deze middelmatige prestatie verdoezelt
echter een grote regionale diversiteit: kinderarmoede treft één kind op tien in Vlaanderen
tegenover één op vier in Wallonië en zelfs vier
op tien in Brussel. Als we de Belgische regio’s
vergelijken met de EU-lidstaten stellen we vast
dat Vlaanderen deel uitmaakt van de Europese
kopgroep. Brussel is daarentegen de Europese
hekkensluiter. Wallonië situeert zich aan het
einde van het peloton, op een niveau vergelijkbaar met Letland en Italië.
EEN DEPRIVATIE-INDICATOR DIE
STEUNT OP DE LEVENSOMSTANDIGHEDEN
Om een beter inzicht te krijgen in de kinderarmoedeproblematiek is het van belang om
verschillende indicatoren te gebruiken. Naast
de monetaire - en relatieve - benadering, die
we hierboven hebben besproken, onderzoeken
we gegevens over de levensomstandigheden
van de kinderen en stellen een indicator van
sampol 2014/10|5
SAMPOL_december2014.indd 5
12/5/2014 8:37:39 AM
Frank Vandenbroucke, Julie Vinck & Anne-Catherine Guio
Hoog tijd om aan de alarmbel te trekken
Tabel 1: Armoederisico’s onder kinderen [0-17], ouderen [65+] en de totale bevolking in
België en de EU15, 2006 en 2011.
Bron: EU-SILC, 2006 en 2011.
Opmerkingen: De armoedegrens die we in onze analyses hanteren is gelijk aan 60% van het nationale mediane
gestandaardiseerde netto beschikbare huishoudinkomen. *: significant verschil op het 0,10 significantieniveau.
**: significant verschil op het 0,05 significantieniveau. ***: significant verschil op het 0,01 significantieniveau.
Figuur 1: Armoederisico onder kinderen [0-17] en van de totale bevolking, 2011.
Bron: EU-SILC, 2011.
Opmerkingen: Voor de Belgische regio’s maken we gebruik van een federale armoededrempel, berekend op
basis van de totale Belgische populatie. We moeten bij een vergelijking tussen regio’s en EU-lidstaten voorzichtig zijn om verschillende redenen: (1) aan deze puntschattingen zijn foutenmarges verbonden, die groter zijn
voor indicatoren van de regio’s dan voor indicatoren van het hele land. (2) We vergelijken hier verschillende
geografische entiteiten. Dat is des te meer het geval in Brussel, in die zin dat armoede zich in de meeste Europese landen hoofdzakelijk concentreert in de grote steden. (3) We kunnen niet besluiten hoe Vlaanderen zich
verhoudt tot de andere Europese regio’s. Er zijn in feite een twintigtal regio’s die beter of ongeveer evengoed
scoren als Vlaanderen, net zoals er een tiental regio’s zijn die ongeveer gelijk of slechter scoren dan Brussel.
sampol 2014/10|6
SAMPOL_december2014.indd 6
12/5/2014 8:37:40 AM
Frank Vandenbroucke, Julie Vinck & Anne-Catherine Guio
Hoog tijd om aan de alarmbel te trekken
Figuur 2: Aandeel kinderen [1-15], volgens de regio, die leven in een gezin dat financieel niet
in staat is om de volgende items (desgewenst) aan te schaffen, 2009.
Bron: EU-SILC, 2009.
Opmerking: omwille van databeperkingen en samenhang met voorgaand onderzoek, heeft onze deprivatieindicator betrekking op de leeftijdsgroep tussen 1 en 15 jaar.
kind-specifieke materiële deprivatie voor. Dit
is een absolute maatstaf van kinderarmoede
die gebaseerd is op de toegang tot 18 items die
gemeenschappelijk zijn voor alle landen van de
EU en van belang zijn voor de ontwikkeling van
kinderen. Van zodra de ouders financieel niet
in staat zijn om drie of meer van deze kind- en
gezinsitems, indien gewenst, aan te schaffen,
beschouwen we het kind als materieel gedepriveerd. Figuur 2 presenteert, voor elk van deze
18 items, het aandeel van de kinderen dat leeft
in een gezin dat zich het desbetreffende item
niet kan veroorloven, naar de drie gewesten.
Net als bij de financiële armoede-indicator stellen
we aanzienlijke regionale verschillen vast, wat een
grote diversiteit in de dagelijkse levensomstandigheden van Belgische kinderen aantoont. In alle
regio’s staat zich geen vakantie kunnen veroorloven bovenaan, net als het niet kunnen vervangen
van versleten meubels in de gezinswoning. Het
aandeel kinderen bij wie de basisitems zoals voedsel, kleren of schoenen ontbreekt, is kleiner, maar
niet verwaarloosbaar in Brussel, en in mindere
mate in Wallonië. In totaal kunnen de ouders
zich drie of meer items niet veroorloven voor
39% van de Brusselse kinderen en 22% van de
Waalse, tegenover 12% van de Vlaamse kinderen.
sampol 2014/10|7
SAMPOL_december2014.indd 7
12/5/2014 8:37:40 AM
Frank Vandenbroucke, Julie Vinck & Anne-Catherine Guio
Deze regionale verschillen vereisen een verfijnde analyse van de sociaaleconomische determinanten die werkzaam zijn binnen elke
regio. In Guio e.a. (2015) stellen we multivariate
logistische regressies voor om deze verschillen te verklaren. Een belangrijke vaststelling
die we daar doen is dat de werkintensiteit van
gezinnen een risicofactor is die de armoede en
de kindspecifieke materiële deprivatie sterk
beïnvloedt. In de volgende paragraaf gaan we
dan ook dieper in op deze determinant.
FOCUS OP EEN DETERMINANT: DE
HUISHOUDWERKINTENSITEIT
De huishoudwerkintensiteit is een maatstaf die
de arbeidsmarktparticipatie van het huishouden weergeeft: een waarde 0 geeft aan dat er
niemand in het huishouden gewerkt heeft het
afgelopen jaar, een waarde 1 geeft aan dat iedereen in het huishouden zijn volledige potentieel
gewerkt heeft. Bekijken we de samenstelling van
het kinderarmoederisico naar de werkintensiteit
van het huishouden waarin deze kinderen leven
Hoog tijd om aan de alarmbel te trekken
in Figuur 3, dan wordt duidelijk dat de interne
structuur van het Belgische kinderarmoederisico uitzonderlijk is in Europees vergelijkend
perspectief. Geen enkel ander land in de EU27
heeft een groter relatief aandeel van financieel
arme kinderen die behoren tot een gezin met
zeer lage werkintensiteit dan België (60,6%).
Dit is grotendeels te verklaren door de grote
relatieve aandelen van deze groep in Wallonië
en Brussel. De interne structuur van het kinderarmoederisico in Vlaanderen verschilt danig
van de twee andere Belgische regio’s.
In Guio e.a. (2015) tonen we dat Wallonië tegelijk wordt getypeerd door (1) een groot aandeel kinderen die in een gezin met een zeer lage
werkintensiteit leven (20%) als door (2) een erg
hoog armoederisico voor deze gezinnen (88%)
en een erg gering armoederisico voor kinderen
die leven in gezinnen met een zeer hoge werkintensiteit (3%). Deze twee kenmerken samen houden een ‘dubbele polarisatie’ in: gezien vanuit een
huishoudperspectief is de kloof tussen de haves
en de have nots uitzonderlijk groot in Wallonië,
Figuur 3: Kinderarmoedegraad onderverdeeld naar de werkintensiteit van het huishouden, 2011.
Bron: EU-SILC, 2011.
sampol 2014/10|8
SAMPOL_december2014.indd 8
12/5/2014 8:37:40 AM
Frank Vandenbroucke, Julie Vinck & Anne-Catherine Guio
zowel wat betreft de arbeidsmarktparticipatie
als wat betreft de gevolgen van arbeidsmarktparticipatie voor armoede. De betere score van
Vlaanderen inzake kinderarmoede kan hoofdzakelijk worden verklaard door (1) een uitermate
gering armoederisico van gezinnen met een zeer
hoge werkintensiteit (2%); (2) een vrij klein
aandeel kinderen die in een gezin leven met zeer
lage werkintensiteit (7%), in tegenstelling tot
Wallonië; maar (3) daartegenover staat dat het
armoedecijfer van kinderen in deze gezinnen,
net zoals in Wallonië, erg hoog is (63%). Dit
wijst erop dat er ook in Vlaanderen een niet te
verwaarlozen ruimte voor verbetering bestaat om
de kinderarmoedegraad te verminderen.
Een andere belangrijke vaststelling uit onze
regressieresultaten is dat kinderen waarvan
minstens één ouder laaggeschoold is meer risico
lopen op materiële deprivatie, bij eenzelfde inkomen en werkintensiteit. Figuur 4 bekijkt de
band tussen de werkintensiteit en, respectievelijk, de kinderarmoedegraad (figuur 4a) en het
kindspecifieke materiële deprivatierisico (figuur
4b). Volgens beide indicatoren lopen kinderen
van laaggeschoolde ouders een verhoogd risico.
Voor het kinderarmoederisico is het verschil
tussen de zwarte stippellijn en de grijze volle
lijn echter groter voor het EU27-gemiddelde
dan voor België specifiek. Bij de kindspecifieke
materiële deprivatie is de discrepantie tussen
laaggeschoolde en niet-laaggeschoolde ouders
het grootst in de groep met zeer lage werkintensiteit. Bovendien vinden we dat ook eenoudergezinnen of huishoudens van vreemde origine
een hoger risico lopen op financiële armoede en
materiële deprivatie, zelfs als ze werk hebben.
CONCLUSIE
Haast één kind op vijf in België loopt het risico om
in armoede te leven. Dit illustreert duidelijk dat het
Hoog tijd om aan de alarmbel te trekken
belangrijk en dringend nodig is om te werken rond
kinderarmoede, om te vermijden dat deze situatie,
zowel op het individuele als op het collectieve
niveau, gevolgen heeft op de lange termijn. Het
Belgische kinderarmoedecijfer verdoezelt echter
een grote regionale diversiteit, wat specifieke analyses en passende beleidsreacties verdient.
Toegang tot een kwaliteitsvolle job blijft essentieel.
Vooral gezinnen met een zeer lage werkintensiteit
dreigen in armoede en/of materiële deprivatie te
belanden, zowel in Vlaanderen als in Wallonië. Dit
vereist onder meer een gericht activeringsbeleid
en een sterk beleid om arbeidsmarktparticipatie
en gezinsverantwoordelijkheid te combineren.
Een job biedt echter niet altijd een garantie tegen armoede, omdat het uit armoede geraken
afhankelijk is van het aantal werknemers binnen
het gezin, hun arbeidstijd, hun loonschaal en het
aantal personen ten laste. Gezinnen met een lage
scholing hebben vaak een zeer lage werkintensiteit,
maar zelfs diegene die werk hebben lopen een
groter armoede- en deprivatierisico. Hetzelfde
geldt voor eenoudergezinnen of migrantenhuishoudens. Voorzieningen die risicogezinnen beter
zouden ondersteunen om hun levensstandaard op
te krikken zijn onontbeerlijk om kinderarmoede
te bestrijden. Het is van belang om in te grijpen
in de kosten waarmee gezinnen geconfronteerd
worden, zoals huisvestingskosten, onderwijskosten, zorgkosten, kinderopvangkosten, enzovoort.
Daarnaast is het essentieel om de levensstandaard
te ondersteunen van alle gezinnen met een laag
inkomen, inclusief gezinnen waar gewerkt wordt.
In Guio e.a. (2015) stellen we vast dat de sociale
uitkeringen en de minimumlonen voor bepaalde
gezinstypes met kinderen niet volstaan om mensen te beschermen tegen armoede. Tegelijkertijd
weten we dat de hoogte van individuele sociale
uitkeringen wordt beperkt door de hoogte van
de minimumlonen, die als het ware een ‘glazen
sampol 2014/10|9
SAMPOL_december2014.indd 9
12/5/2014 8:37:40 AM
Frank Vandenbroucke, Julie Vinck & Anne-Catherine Guio
Hoog tijd om aan de alarmbel te trekken
Figuur 4a: Kinderarmoedegraad [0-17] van laaggeschoolde en niet-laaggeschoolde huishoudens met kinderen, volgens de werkintensiteit, 2011.
Bron: EU-SILC, 2011.
Figuur 4b : Kindspecifieke materiële deprivatiegraad [1-15] van laaggeschoolde en nietlaaggeschoolde huishoudens met kinderen, volgens de werkintensiteit, 2009.
Bron: EU-SILC, 2009.
sampol 2014/10|10
SAMPOL_december2014.indd 10
12/5/2014 8:37:40 AM
Frank Vandenbroucke, Julie Vinck & Anne-Catherine Guio
plafond’ vormen (zoals Bea Cantillon e.a. in
het vorige nummer van Sampol aantoonden).
Daarom zijn doordachte keuzes inzake de toekenningsbasis van tegemoetkomingen zo belangrijk.
Deze moeten worden toegekend op basis van het
gezinsinkomen en niet op basis van het sociaal
statuut van de ouders. Toekenning op basis van
het gezinsinkomen zorgt ervoor dat er geen ongelijkheid wordt gecreëerd aan de onderkant van de
inkomensverdeling en dat werkloosheidsvallen
en scheidingsvallen worden vermeden.
Omdat het gaat om vicieuze cirkels, is preventief beleid ook cruciaal. Uit onze analyses
blijkt dat het opleidingsniveau van de ouders
een belangrijke determinant vormt: kinderen
van laaggeschoolde ouders lopen een groter
armoede- en deprivatierisico. Cijfers van Kind
en Gezin (2014) tonen dat het aantal laaggeschoolde ouders bij de jongste kinderen in stijgende lijn zit. Een hervorming van het secundair
onderwijs, die ervoor zorgt dat zoveel mogelijk
Hoog tijd om aan de alarmbel te trekken
mensen hun talenten kunnen ontplooien en een
diploma behalen, is daarom essentieel om het armoede- en deprivatierisico bij kinderen terug te
dringen. De ongekwalificeerde schoolverlaters
van vandaag zijn immers de kwetsbare ouders
van morgen. Tegelijkertijd moeten grotere inspanningen gebeuren om de arbeidsmarkt voor
laaggeschoolden te verbeteren: de werkzaamheidsgraad van laaggeschoolden ligt in België
lager dan in vele andere landen.
Onze analyse leidt vooral tot de conclusie dat
het beleid zich niet mag beperken tot defensieve
maatregelen opdat de kinderarmoede niet zou
toenemen. Dat volstaat absoluut niet. Maatschappelijke realiteiten, zoals de lage werkzaamheid van laaggeschoolden, het hoge aantal
inactieve eenoudergezinnen, en de zwakke sociale en economische integratie van migranten,
leiden tot méér kinderarmoede. Het is dus zaak
om deze trends te keren. Dat vraagt een zeer
ambitieus en doordacht beleid.
Frank Vandenbroucke
Professor aan KU Leuven en Universiteit Antwerpen
Julie Vinck
Onderzoekster aan het Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck (Universiteit Antwerpen)
Anne-Catherine Guio
Onderzoekster bij CEPS/Instead (Luxemburg)
Noten
1/ Een uitgebreidere versie van
deze bijdrage, net als de volledige
referentielijst, kan u vinden in
Guio, Vandenbroucke & Vinck
(2015).
2/ De SILC-resultaten schommelen sterk tot 2006, wat laat
veronderstellen dat de enquête
in de jaren voor 2006 nog niet
stabiel was.
Referentie
- Guio, A.-C., Vandenbroucke, F.,
& Vinck, J. (2015), Kinderarmoede hoger op de politieke agenda
plaatsen: Enkele cijfers om beter
te begrijpen wat er op het spel
staat. In W. Lahaye, I. Pannecoucke, R. Van Rossem, & J. Vrancken
(red.), Armoede in België. Jaarboek
2015. Gent: Academia Press. (Te
verschijnen)
sampol 2014/10|11
SAMPOL_december2014.indd 11
12/5/2014 8:37:40 AM
KINDERARMOEDE: DE SCHANDVLEK
Kinderen van de recessie
Gaëlle Buysschaert
Over een crisis en de impact ervan op kinderen wordt al te vaak gedacht dat die onvermijdelijk is, dat iedereen die op dezelfde manier ondergaat en dat macro-economisch herstel op
termijn wel soelaas zal brengen. In de recente Report Card 12 “Kinderen van de recessie”
wijst UNICEF aan dat niets minder waar is. In de rijkste landen ter wereld werden miljoenen kinderen onmiddellijk en rechtstreeks getroffen door de recessie van de laatste jaren,
meer nog dan andere kwetsbare groepen zoals senioren. En velen zullen de gevolgen heel
hun leven meedragen.
Net zoals overal ter wereld heeft armoede ook in
België een kindergezicht. Kinderen hebben een
groter risico om met armoede geconfronteerd te
worden dan het gemiddelde van de bevolking.
In België leeft ongeveer 1 kind op 5 onder de armoededrempel. Dit gemiddelde verbergt grote
regionale verschillen: 1 op 10 in Vlaanderen, 1
op 4 in Wallonië en bijna 4 op 10 in Brussel. Dat
is alarmerend, want armoede is veel meer dan
een tekort aan inkomens. Het raakt mensen en kinderen in het bijzonder - in alle aspecten
van hun leven. Een slechte voeding, een broze
gezondheid, gevoelens van schaamte en minderwaardigheid, beperkte onderwijskansen
en uitsluiting uit sociale activiteiten zijn maar
enkele van de factoren die een negatieve impact
hebben op de diverse domeinen van het leven
en de ontwikkeling van kinderen.
Maar kinderen worden niet alleen méér getroffen door armoede (bijna overal ter wereld zijn de
cijfers van kinderarmoede hoger dan de gemiddelde armoedecijfer voor de gehele bevolking);
de gevolgen zijn ook zwaarder. De gevolgen van
periodes van armoede in de kindertijd worden al
te vaak geprojecteerd over de hele levenscyclus.
‘De ontberingen waaronder kinderen vandaag
lijden - op het vlak van gezondheid, opvoeding,
voeding, enzovoort - riskeren blijvende gevolgen te hebben. Zowel voor henzelf als voor hun
eigen kinderen. De kansen om te ontsnappen
aan armoede, eenmaal volwassen, verminderen
sampol 2014/10|12
SAMPOL_december2014.indd 12
12/5/2014 8:37:40 AM
Gaëlle Buysschaert
fors voor wie arm was in zijn kindertijd. Dat betekent ook dat het economisch ‘rendabel’ is om
een ambitieus beleid op dat vlak te voeren. ‘Als
men niet vroeg genoeg investeert, zal de kost
voor de samenleving op lange termijn veel hoger liggen,’ concludeert Anne-Catherine Guio,
onderzoekster bij CEPS/INSTEAD en IWEPS
en medeauteur in dit nummer van Sampol.
DE IMPACT VAN DE CRISIS
Ondanks herhaalde politieke engagementen op
verschillende niveaus raakte de economische
recessie van de voorbije jaren de kinderen in
België hard. De situatie ziet er steeds grimmiger uit. Voor velen zullen de gevolgen voor
de rest van hun leven voelbaar zijn. Natuurlijk
heeft België, vergeleken met landen als Spanje
of Griekenland, nog redelijk standgehouden,
maar het kinderarmoedecijfer in ons land
blijft onaanvaardbaar hoog. De crisis duwde
de arme gezinnen in ons land nog dieper in
armoede. Ze hakte bijzonder hard in op de 15tot 24-jarigen, met een verdere toename van het
reeds hoge aantal NEETs (‘Not in Education,
Employment or Training’). Daarmee zijn de
toekomstperspectieven van een hele generatie
jongeren aangetast. Stijgende onzekerheid over
de toekomst, een toenemend onveiligheidsgevoel en verhoogde stress worden steeds vaker
aangegeven.1
Kinderarmoede wordt hoe langer hoe meer
erkend als grote verspilling van middelen en
van menselijk kapitaal. Ook de morele druk
op regeringen om kinderrechten te respecteren
en verder te implementeren, blijft toenemen.
Ondanks herhaalde engagementen en politieke
verbintenissen volgen investeringen niet. Integendeel, de crisis wordt gebruikt als excuus om
te snoeien in budgets, om kinderarmoede niet
structureel aan te pakken of voor het uitblijven
Kinderen van de recessie
van sterke politieke cohesie en wil rond de bestrijding van armoede bij kinderen (en dus bij
hun gezinnen). Gezinnen moeten roeien met
kortere riemen, terwijl de tegenstroom enkel
sterker wordt.
In beurstermen is kinderarmoede een ‘leading
indicator’, een meetbare economische factor
die aangeeft volgens welke trend de economie
verder zal evolueren. Kinderarmoede? Dat is
storm op komst.
Investeren in kinderen is niet alleen een morele verplichting, maar ook een economische
must. Uit onderzoek blijkt dat waar kinderen
en moeders een slechte gezondheid, voeding
en onderwijs genieten, ze meer kans hebben
om minder te verdienen, minder productieve
leden van de samenleving te zijn en vaak hun
armoede doorgeven aan hun kinderen. Het is
een kost die we ons niet kunnen veroorloven.
Kinderen die opgroeien in armoede of sociale uitsluiting krijgen minder kansen om hun
potentieel volledig te benutten. Ze lopen als
volwassenen een verhoogd risico op werkloosheid en een leven in hardnekkige armoede. Dat
terwijl de demografische trends in Europa, met
tanende geboortecijfers en een toenemende
vergrijzing, tot een groeiend besef hebben geleid
van de noodzaak om het toekomstige menselijk
arbeidspotentieel maximaal te benutten.
Vandaag is het de hoogste tijd voor daadkracht.
Voor beleidskeuzes die ingrijpend zijn en zich
niet laten leiden door de druk van verkiezingen
of een al te gemakkelijke schulddiscours. Er zit
spoed achter. Vooral omdat kwetsbare kinderen
niet kunnen wachten. Bitter weinigen krijgen
immers een tweede kans of een nieuw begin in
onderwijs of gezondheidszorg.
Bijkomend probleem: kinderarmoede en sociale
sampol 2014/10|13
SAMPOL_december2014.indd 13
12/5/2014 8:37:40 AM
Gaëlle Buysschaert
Kinderen van de recessie
uitsluiting is geen perifeer of residueel probleem
dat gewoon zal verdwijnen met economische
groei. Sterker nog, een aantal van de factoren die
verband houden met kinderarmoede en sociale
uitsluiting, zoals de toename van eenoudergezinnen en de hoge niveaus van kinderarmoede
en sociale uitsluiting onder migranten en sommige etnische minderheden, geven aan hoezeer
het wellicht zal blijven aanhouden, tenzij er
doelgericht beleid gevoerd wordt met het oog
op de sociale inclusie van alle kinderen.
Maar er is ook goed nieuws. Vooruitgang op het
vlak van kinderarmoede is wel degelijk haalbaar
- ook dit is reeds bewezen. In internationale
vergelijkingen tussen rijke landen, zoals bijvoorbeeld de Report Card series van het UNICEFonderzoeksbureau Innocenti, valt steeds weer
nen inspanningen geleverd te worden op het
niveau van de inkomsten van mensen, en op
de combinatie werk - gezin.
▶ Ervoor zorgen dat kinderen en hun gezinnen, tijdens hun groeiproces, toegang hebben tot diensten en kansen die hun huidig en
toekomstig welzijn ten goede komen en hen
in staat stellen om hun potentieel ten volle te
ontplooien, met bijzondere aandacht voor de
meest kwetsbare kinderen. Zowel de vroege
kinderjaren, het onderwijs, de gezondheidszorg,
huisvesting en vele dienstverleners dienen hier
onder de aandacht te komen.
▶ Betrek bij het uitwerken en/of evalueren van
bovenstaande punten kinderen en jongeren zelf.
Hun inzichten leveren een belangrijke meerwaarde die het beleid efficiënter kunnen maken.
Daarnaast dient er oog te zijn voor het stimule-
De alarmerende cijfers inzake kinderarmoede blijken niet genoeg
op te wegen tegen een andere onverbiddelijke logica met haar eigen
cijfers: de electorale logica. In België vertegenwoordigen ouders met
kinderen 55% van de bevolking, maar slechts 35% van de kiezers.
op hoezeer sommige landen er beter in slagen
dan anderen om hun kwetstbaarste assets, namelijk kinderen, te beschermen tegen crisis of
armoede. Dat betekent dat beleid wel degelijk
het verschil maakt en dat dit geen natuurwet is.
ren van de participatie in sociale, recreatieve,
culturele, sportieve en burgerlijke activiteiten.
Kindspecifieke, multidimensionele investeringen die gestoeld zijn op een kinderrechtenbenadering (en uiteraard op een uitgesproken
politieke wil) hebben wel degelijk positieve
resultaten. Zinvol hierin is:
Deze drie punten vormen de kern van de aanbeveling van de Europese Commissie ‘Investing
in children. Breaking the cycle of disadvantage’
(2013). Dat biedt een waardevol kader voor de
broodnodige structurele en multidimensionele
aanpak van armoede en sociale uitsluiting bij
kinderen en hun gezinnen. België lag mee aan de
basis van deze aanbeveling. We hopen vurig dat
die dan ook verder geoperationaliseerd wordt,
op alle beleidsniveaus.
▶ Ervoor zorgen dat kinderen opgroeien in gezinnen met adequate middelen om aan hun
essentiële noden te kunnen voldoen. Hier die-
Deze beleidsaanbevelingen worden geschraagd
door het VN-Kinderrechtenverdrag, dat 20 november jongstleden haar 25ste verjaardag vierde.
MULTIDIMENSIONEEL FENOMEEN
sampol 2014/10|14
SAMPOL_december2014.indd 14
12/5/2014 8:37:41 AM
Gaëlle Buysschaert
Dit IVRK bundelt een wereldwijd aanvaard
geheel van minimumnormen dat de rechten
op het vlak van bescherming, voorzieningen
en participatie van alle kinderen omvat en hoe
die kunnen worden gerespecteerd. Op twee
uitzonderingen na, hebben álle landen ter wereld dit juridisch bindend verdrag geratificeerd.
Armoedebestrijding, gebaseerd op de fundamentele rechten, verlegt de focus van noden
en liefdadigheid naar het verzekeren van de
sociaal en juridisch gewaarborgde rechten van
kinderen. Het verlegt het (te gemakkelijke) individuele schuldmodel naar de verplichtingen
van de staten om deze rechten toe te kennen.
Vanuit het standpunt van kinderrechten bekeken, manifesteert kinderarmoede zich als een
multidimensioneel fenomeen. Gezien de onderlinge afhankelijkheid van de rechten, moeten
kinderarmoede en kinderwelzijn dan ook op
een geïntegreerde wijze en over verschillende
beleidsdomeinen heen worden aangepakt; preventief én curatief.
Kinderen van de recessie
WELKE CIJFERS ZIJN BESLISSEND?
De alarmerende cijfers inzake kinderarmoede
blijken niet genoeg op te wegen tegen een andere
onverbiddelijke logica met haar eigen cijfers: de
electorale logica. In België vertegenwoordigen
ouders met kinderen 55% van de bevolking,
maar slechts 35% van de kiezers. Er is dus politieke moed nodig om te investeren in het welzijn
van álle kinderen. Kinderen zijn immers geen
kiezers. Daarnaast is ook sociale moed nodig.
Want ook sociale partners, vakbonden en werkgevers hebben hierin een rol te spelen.
Bij de analyse van de impact van de crisis op
kinderen in rijke landen staat vast dat huidige
en toekomstige kinderlevens over het hoofd
gezien worden in de antwoorden op de recessie.
Als deze verwaarlozing (en dat is wel degelijk
het woord dat UNICEF gebruikt) doorgaat, zal
de crisis bij kinderen lang voelbaar blijven. Ook
na economisch herstel. De langetermijngezondheid van onze samenleving staat hiermee op het
spel. We kunnen ons niet veroorloven om hier
nu niet dringend werk van te maken.
Gaëlle Buysschaert
Kinderrechtenadviseur UNICEF België
Noot
1/ UNICEF Innocenti Report Card 12, Kinderen van de recessie. De impact van de economische crisis op het welzijn van kinderen in rijke landen, 2014.
sampol 2014/10|15
SAMPOL_december2014.indd 15
12/5/2014 8:37:41 AM
KINDERARMOEDE: DE SCHANDVLEK
Bemoeder de moeder
Hendrik Cammu
De baby- en kindersterfte daalde in de loop van de 20ste eeuw spectaculair: van 1 op 10 naar
minder dan 1 op 100. De naoorlogse economische heropbouw, met scholing als belangrijke
determinant, zorgde voor enorme welvaart die de meesten ten goede kwam. Vlaanderen
schoolde zich in amper twee generaties tot de wereldtop. Toch blijven we kampen met zo’n
10% laag- en ongeschoolde vrouwen. Ook qua gezondheid en levensverwachting trappelen
ze ter plaatse. Bij zwangerschap heeft dat weerslag op de groei en ontwikkeling van de foetus. In deze tekst tonen we aan dat de ongelijkheid start in de buik, maar er helaas niet eindigt. We moeten dus, prioritair, in zwangere vrouwen investeren, willen we - dit verhaal van
aangekondigde - kinderarmoede aanpakken.
GEZONDHEID NIET GELIJK VERDEELD
De levensverwachting stijgt evenredig met het
niveau van opleiding. De hoogst geschoolden
leven gemiddeld het langst; ze brengen het minst
aantal jaren door in zwakke gezondheid. Dat
komt omdat roken, obesitas, ‘geen lichaamsbeweging’, ‘jobstrain’, frequentie van werkloosheid omgekeerd evenredig toenemen met
het behaalde diploma. De hoogst geschoolden
bijvoorbeeld roken iets minder frequent dan
de hooggeschoolden die dan op hun beurt iets
minder vaak roken dan de mediumgeschoolden, et cetera. Gezondheid en ziekte volgen
een gradiënt, parallel aan het behaalde diploma.
De hogervermelde gezondheidsgradiënt is ook
aanwezig tijdens de zwangerschap. Het opleidingsniveau van de moeder is omgekeerd
evenredig met de frequentie van vroeggeboorte,
laag geboortegewicht en foetus- en zuigelingensterfte. Vrouwen met de laagste graad van
opleiding lopen het hoogste risico op verwikkelingen. Het is een universeel verschijnsel waar
ook Vlaanderen niet aan ontsnapt (Tabel 1).
sampol 2014/10|16
SAMPOL_december2014.indd 16
12/5/2014 8:37:41 AM
Hendrik Cammu
Bemoeder de moeder
Tabel 1. Diploma van de moeder in functie van zwangerschapsuitkomst Vlaanderen 2000-2007.
Geb.gewicht < 2.5kg Geb.gewicht <1.5kg Geb.misvormingen Foetale sterfte
Sterfte 1ste jaar
Hoger onderwijs 7,2%
1,0%
1,3%
0,21%
0,32%
Laag geboortegewicht, aangeboren misvormingen, sterfte in de buik van de moeder of sterfte
in het eerste levensjaar liggen dramatisch hoger
bij de laaggeschoolde vrouw. Vertaald wil dit
zeggen dat 1 laaggeschoolde moeder op 50 een
baby heeft met een aangeboren misvorming;
tegenover 1 op 77 bij hooggeschoolden. Bij
1 moeder op 470 met een diploma hoger onderwijs zal de baby sterven in de buik (foetale
sterfte). Bij laagopgeleide moeders is dit vier
keer meer, namelijk 1 op 120. Kindersterfte
tijdens de eerste 365 dagen komt voor bij 1 baby
op 310, 1 op 240 of 1 op 140 naargelang het
diploma van de moeder hoog, medium of laag is.
Het ziekteverzekeringssysteem in ons land,
gebaseerd op solidaire bijdragen, maakt de
zorgverstrekking voor iedereen toegankelijk.
Toch blijkt de verplichte ziekteverzekering de
minder goede zwangerschapsprognose van de
lager geschoolde vrouw niet te kunnen verhelpen. Gelukkig is in Vlaanderen de groep
laaggeschoolden klein. Negen op tien Vlaamse
vrouwen hebben een opleiding van minstens
12 jaar achter de rug. Vandaar dat we 85% van
het aantal vroeggeboortes of van de babysterfte
zullen terugvinden bij de middelbaar of hoogopgeleide vrouw. Wat opvalt in Tabel 1 is de
enorme toename van de foetale sterfte, en in
mindere mate van de zuigelingensterfte, bij
de laaggeschoolde moeders. De redenen zijn
opnieuw dezelfde. Een lagere opleiding geeft
minder jobmogelijkheden. Ongezond werk
Middelbaar
9,5%
1,4%
1,5%
0,35%
0,41%
Lager/Geen
11,8%
2,2%
2,0%
0,84%
0,70%
of, vooral, geen werk veroorzaken chronische
stress. Dat laatste leidt tot een meer risicovol
gedrag. Laag geschoolde zwangere vrouwen
roken frequenter en drinken meer alcohol. Ze
zijn vaker zwaarlijvig en lijden frequenter aan
hoge bloeddruk en suikerziekte. Laagopgeleide
zwangere vrouwen zijn meestal jonger, niet
zelden alleenstaand en daardoor minder goed
maatschappelijk geïntegreerd. Ze ondervinden
minder sociale ondersteuning in geval van problemen. Al het voorgaande heeft zijn weerslag
op de groei en ontwikkeling van de foetus.
HELAAS EINDIGT ONGELIJKHEID
NIET BIJ GEBOORTE
Chronische ziektes op volwassen leeftijd zoals
het hartinfarct, obesitas, suikerziekte, hoge
bloeddruk, beroerte en osteoporose vinden
in belangrijke mate hun oorsprong in de baarmoeder en in de eerste duizend dagen van het
leven. Dat komt doordat in die kritische periode
in de ontwikkeling, vanaf de bevruchting tot
de eerste twee tot drie levensjaren, de foetus
of het kind zich zal aanpassen aan bepaalde
omgevingsfactoren. Onder invloed van bijvoorbeeld sigarettenrook, toxische stoffen, onder- of
overvoeding, stress, et cetera kunnen er veranderingen optreden in de verpakking rond het
DNA. Daardoor kunnen de genen (DNA) zich
anders beginnen gedragen en ziektes uitlokken.
De schadelijke omgevingsfactoren zullen het
lelijkst huishouden op een moment dat onze
sampol 2014/10|17
SAMPOL_december2014.indd 17
12/5/2014 8:37:41 AM
Hendrik Cammu
Bemoeder de moeder
lichaamscellen het meest gevoelig zijn, lees,
ten tijde van de bevruchting (embryo), tijdens
de groei in de buik van de moeder (foetus) en
tijdens de eerste twee à drie levensjaren (peuter). Dat is bijgevolg dé sleutelperiode voor het
ontstaan van ziektes later op volwassen leeftijd.
Wat we van bij de bevruchting tot de eerste
levensjaren meemaken is bepalend voor de rest
van ons leven. Reden waarom vrouwen beter
niet roken tijdens en na de zwangerschap en
waarom een gezonde, evenwichtige voeding
voor de zwangere en haar kind zo belangrijk is.
Baby’s met een te laag gewicht maar ook te zware
baby’s lopen meer kans om later zwaarlijvig en
suikerziek te worden.
Er is steeds meer bewijs dat een angstige, gestreste zwangere vrouw haar toekomstige baby
een verhoogd risico laat lopen op gedragsproblemen en groeivertraging. Baby’s en jonge
kinderen knuffelen en liefdevol behandelen, is
de beste remedie tegen nefaste veranderingen
rond het DNA. Het kind van een zorgzame
moeder zal later beter kunnen omgaan met
stress. Neurobiologisch onderzoek toonde aan
dat verwaarloosde kinderen veel heviger op
stress reageren dan andere kinderen. Zulk een
kind kan niet normaal om met stress. Het loopt
een dubbel zo hoog risico om later psychische
problemen te hebben, verslaafd of depressief te
worden. Verwaarloosde kinderen hebben, door
maladaptatie van hun DNA, ook later meer kans
op een hoge bloeddruk of een hartaanval. De
veranderingen rond de genen (DNA) tijdens
de zwangerschap en in de eerste levensjaren
verklaren voor een deel waarom laaggeschoolde
of arme mensen gemiddeld minder lang leven
dan hoger opgeleide, welgestelde mensen.
INVESTEREN VERHOOGT WELVAART
Al de voorgaande observaties zijn nog veel belangrijker voor de lage- en middeninkomenslanden, waar 90% van alle kinderen wordt geboren
en waar ondervoeding van zwangere vrouwen
relatief frequent voorkomt. Slecht gevoede
moeders baren kleinere en brozere kinderen
die later minder gezonde volwassenen worden. Investeren in voeding en gezondheid van
zwangere vrouwen zal meer gezonde baby’s
opleveren die als volwassene groter, sterker en
intelligenter zullen zijn dan hun ondervoede
medeburgers. Dan neemt de kans ook toe op
een goed diploma en een goede baan. Daardoor
stijgt hun inkomen en economische productiviteit. Kortom, investeren in zwangere vrouwen
en jonge kinderen zal de welvaart van gelijk
welk land verhogen en de gelijkheid tussen de
mensen doen toenemen.
Hendrik Cammu
Hoogleraar en gynaecoloog,
verbonden aan het academisch ziekenhuis van de Vrije Universiteit Brussel
sampol 2014/10|18
SAMPOL_december2014.indd 18
12/5/2014 8:37:41 AM
KINDERARMOEDE: DE SCHANDVLEK
Waarom een focus op
kinderarmoede
contraproductief kan zijn
Wim Van Lancker
In de strijd tegen armoede komt de focus steeds meer te liggen op de strijd tegen kinderarmoede. Kinderen ‘verdienen’ die armoede immers niet, wat het draagvlak van armoedebestrijding moet verhogen. Maar die focus op kinderarmoede zou wel eens contraproductief
kunnen zijn. Een focus op de onschuld van kinderen legitimeert dan wel overheidsingrijpen,
maar niet noodzakelijk het beleid dat nodig is om de kinderarmoede te doen dalen. Net door
het probleem van de verantwoordelijkheid te willen ontlopen, wordt het belang ervan bevestigd: door erop te hameren dat je focust op kinderen net omdat ze niet verantwoordelijk zijn,
voedt men het beeld dat de anderen, de volwassenen en de ouders, wel verantwoordelijk zijn.
DRAAGVLAK
Armoede is van het type waar geen kruid tegen
gewassen lijkt. In 1985 publiceerden academici
het boekje Armoede in Vlaanderen1 waarin we
lezen dat ‘volgens verschillende onderzoekers in
België ongeveer 15 Belgen op 100 arm zijn’. We
zijn nu dertig jaar later, en dankzij de moderne
statistiek kunnen we nu met een veel grotere
mate van precisie bevestigen dat we even ver
staan: ongeveer 15% van de Belgische bevolking
leeft in armoede. Dertig jaar stijging van de welvaart ten spijt boeken we als samenleving maar
geen vooruitgang in de strijd tegen armoede.
Het beleidsantwoord van de Vlaamse en federale overheid op dit hardnekkige probleem
wordt in toenemende mate gekenmerkt door een
focus op kinderarmoede. In 2011 formuleerde
de toenmalige Vlaamse regering de ambitie om
tegen 2020 het aantal kinderen dat in armoede
werd geboren te halveren. Op het federale nisampol 2014/10|19
SAMPOL_december2014.indd 19
12/5/2014 8:37:41 AM
Wim Van Lancker
Waarom een focus op kinderarmoede contraproductief kan zijn
veau lazen we in het Nationaal Kinderarmoedebestrijdingsplan dat opgemaakt werd in 2013
de ambitie om het aantal kinderen in armoede
met 17% te willen verminderen op het Belgische
niveau, in samenwerking met de regionale overheden.2 Ook voor de nieuwe Vlaamse regering
is een focus op kinderarmoede een speerpunt
van het armoedebeleid. In de beleidsbrief van
bevoegd minister Liesbeth Homans lezen we
dat ‘de bestrijding van kinderarmoede de sleutel
is om de vicieuze cirkel van generatiearmoede
te doorbreken’ (p. 7). 3 Deze toegenomen focus
op kinderarmoede is geen Belgisch of Vlaams
fenomeen, maar past in een internationale trend
om armoede te bekijken als een probleem dat
preventief moet worden aangepakt, namelijk
bij de jongste levensjaren.
De rationale hiervoor is een draagvlak te creëren
binnen de samenleving door het hete hangijzer
van de persoonlijke verantwoordelijkheid te
vermijden. Het is een wijd verspreid principe
van rechtvaardigheid dat mensen niet verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor hun
levenssituatie wanneer zij er niets aan kunnen
doen, wanneer het hen is ‘overkomen’. In de
ogen van de buitenwereld ontstaat vaak twijfel
over de oorzaak van armoede bij volwassenen,
en wordt het al snel een kwestie van persoonlijk
falen en schuld. Maar spreken we over kinderen, dan wordt de situatie opeens glashelder:
zij kiezen er niet, nooit, voor om in een arm
gezin geboren te worden en op te groeien. De
overheid heeft dan, zo luidt de redenering, de
morele plicht om die onrechtvaardigheid zo
goed mogelijk ongedaan te maken en dat legitimeert een krachtig kinderarmoedebeleid. In
de beleidsnota Homans wordt het belang van
een maatschappelijk draagvlak voor armoedebestrijding expliciet erkend in de operationele
doelstelling ‘waken over een correcte beeldvorming omtrent armoede en zorgen voor een
breed maatschappelijk draagvlak voor deze
problematiek’ (p. 26).
EEN GEBREK AAN BANDBREEDTE
We weten uit wetenschappelijk onderzoek dat
mensen in hun opvattingen over armoede een
onderscheid maken tussen de ‘deserving poor’ en
de ‘undeserving poor’, oftewel de armen die het verdienen om (inkomens)ondersteuning te krijgen
en zij die dat niet verdienen. Daar schemert een
dichotomie in door die verwijst naar persoonlijke
verantwoordelijkheid. Eén groep armen wordt
niet verantwoordelijk gesteld voor hun situatie,
want ze kunnen er zelf niets aan doen. Zij verdienen ons mededogen. Zij zijn ziek geworden, invalide, … of worden als kind geboren in een arm
gezin. En niemand kan verantwoordelijk worden
gesteld voor de plaats waarin hij wordt geboren,
toch? De andere groep armen heeft het minder
goed getroffen: zij worden zelf verantwoordelijk
gesteld voor hun situatie. Ze zijn lui, geven geld
uit aan de verkeerde zaken, en als het even kan
een combinatie van de twee. Net omdat het de
perceptie van veel burgers voedt, is het belangrijk
om de rol van persoonlijke verantwoordelijkheid
te expliciteren.
In ons denken over armoede schuilt een merkwaardige tegenstrijdigheid. Eigenlijk willen we
als samenleving dat mensen die in armoede
leven zich zoveel mogelijk gedragen als ‘wij’.
Er wordt verwacht dat ze er netjes uitzien, dat
ze gaan solliciteren, dat ze hun kinderen goed
opvoeden, en als ze een uitkering willen dat ze
braaf luisteren naar de meneer of de mevrouw
van het OCMW. Kortom, we verwachten dat
ze zich een levenspatroon aanmeten dat op het
onze lijkt. Maar als ze zich dan de uiterlijke
symbolen van die normaliteit aanmeten, dan
worden ze daar meteen met de nek voor aangekeken: zie, zogezegd arm, maar ze hebben
sampol 2014/10|20
SAMPOL_december2014.indd 20
12/5/2014 8:37:41 AM
Wim Van Lancker
Waarom een focus op kinderarmoede contraproductief kan zijn
wel een smartphone/plasma-tv/auto (schrappen wat niet past). Bovendien geven we ze in
ruil onvoldoende middelen om dat allemaal te
kunnen bolwerken; de uitkeringen liggen zo
goed als allemaal onder de armoedegrens. We
weten dat te lage uitkeringen eigenlijk tot een
armoedeval leiden; een menswaardig inkomen
daarentegen zorgt ervoor dat mensen beter in
staat zijn zelf uit het dal te klimmen.
In armoede leven, is leven met een vizier dat
op de korte termijn is gericht; het is een dagelijkse strijd om rond te komen. De grote
toekomstplannen (‘Als ik ga studeren en een
diploma haal, heb ik later veel meer kans op de
te weinig middelen? Wat is waar misgelopen?
En waarom vind je altijd en overal goedkope
chips, maar ligt gezonde voeding veel minder
binnen handbereik?
Wie die vragen stelt, beseft: persoonlijke verantwoordelijkheid is van een ondraaglijke complexiteit. Het is simpelweg niet mogelijk om op
individueel niveau te onderscheiden waar de
omstandigheden stoppen en de persoonlijke
verantwoordelijkheid begint. Hoe zou het ook?
We zijn niet in staat om elke genomen beslissing te isoleren en daar het deeltje uit te halen
waarvoor men persoonlijk verantwoordelijk is.
We weten wél dat goedkope maar ongezonde
Persoonlijke verantwoordelijkheid is van een ondraaglijke complexiteit. Het is simpelweg niet mogelijk om op individueel niveau
te onderscheiden waar de omstandigheden stoppen en de persoonlijke verantwoordelijkheid begint.
arbeidsmarkt’) ruimen vanzelf het veld voor
het kortetermijndenken van de volgende dag
(‘Hoe ga ik morgen zorgen dat de boterhammendoos van mijn kind gevuld is en de elektriciteitsrekening wordt betaald’). Een gebrek aan
middelen zorgt ervoor dat deze mensen geen
ruimte meer hebben om ver vooruit te kijken.
Dit wordt door Mullainathan en Shafir een
gebrek aan ‘cognitieve bandbreedte’ genoemd.4
En dan krijg je fenomenen als kinderen die met
een zakje chips naar school gaan, zoals vorig
jaar in de kranten stond, omdat het voldoende
calorieën bevat om een gevuld gevoel te geven
en erg goedkoop is. Bijna instinctief veroordelen we: ‘Welke ouder doet nu zoiets?’ Wel,
mijns inziens moeten we die vraag niet alleen
stellen, maar ook beantwoorden. Treffen de
ouders alle schuld, of ligt de oorzaak bij een
gebrek aan middelen om voldoende en gezond
voedsel te bekostigen? Waarom heeft dat gezin
voeding een deel van een overlevingsstrategie
wordt wanneer mensen te weinig middelen hebben om te functioneren in onze samenleving.
Het is alleen door dat te expliciteren dat we
de dichotomie tussen de deserving poor en de
undeserving poor achter ons kunnen laten, en de
vraag die er echt toe doet kunnen beantwoorden: wat is de beste manier om deze gezinnen
uit de armoede te helpen, zodat ze weer zelf
hun verantwoordelijkheid kunnen opnemen?
EEN MAATSCHAPPELIJK DRAAGVLAK, MAAR VOOR WELK BELEID?
De rol van de verantwoordelijkheid in situaties
van armoede is een erg gevoelig debat, al zeker
voor politici die dit debat in de publieke arena
moeten voeren. Vanuit dat oogpunt is een focus
op kinderarmoede begrijpelijk: net omdat kinderen nooit verantwoordelijk zijn, is het makkelijker
sampol 2014/10|21
SAMPOL_december2014.indd 21
12/5/2014 8:37:41 AM
Wim Van Lancker
Waarom een focus op kinderarmoede contraproductief kan zijn
om een draagvlak te creëren voor een armoedebeleid. Maar daarin schuilt net het gevaar. Door
erop te hameren dat je focust op kinderen net
omdat ze niet verantwoordelijk zijn, voedt men
het beeld dat de anderen, de volwassenen en de
ouders, wel verantwoordelijk zijn.
De focus op kinderarmoede vertaalt zich in beleidsmaatregelen die rechtstreeks te maken hebben met kinderen, en dan vooral de jongste kinderen: prenatale zorg, individuele begeleiding
en opvoedingsondersteuning, kinderopvang.
Of er wordt een kinderarmoedefonds opgericht,
waarmee lokale en kleinschalige projecten voor
deze kinderen worden ondersteund. Voor dat
soort maatregelen is makkelijk een draagvlak
te vinden. Kinderen zijn immers de deserving
poor. Dergelijke beleidsmaatregelen zijn nuttig
en nodig, maar lossen het probleem van een
delijk worden gesteld voor hun situatie, en dat
een beleid om hen te ondersteunen erg weinig
legitimiteit geniet. Zij zijn de undeserving poor.
De diagnose van Vandenbroucke, Vinck en
Guio in dit themanummer leidt nochtans tot
de onontkoombare conclusie dat de sleutel
tot een succesvol kinderarmoedebeleid ligt
bij gezinnen waarin deze volwassenen leven,
de gezinnen met een lage werkintensiteit. Er
moet dan worden ingezet op tewerkstelling, op
inkomensbescherming en kostenverlaging, op
onderwijs; kortom: op de beleidsinstrumenten
van de klassieke welvaartsstaat. Maar om daarin
te investeren en die middelen doelmatig in te
zetten heb je politieke wil en een maatschappelijk draagvlak nodig.
Hier raken we aan de paradox van een armoedebeleid dat een draagvlak wil creëren door in
Hoe meer we de nadruk leggen op de onschuld van kinderen, hoe
meer we impliceren dat ouders wel verantwoordelijk (kunnen) zijn,
en hoe meer het gevaar dreigt dat we het draagvlak voor een effectief kinderarmoedebeleid verder ondermijnen.
gebrek aan middelen niet fundamenteel op en
zullen de armoedecijfers niet doen dalen.
Onderzoek van Wim van Oorschot5 toont glashelder dat werklozen en leefloners veel vaker
dan andere groepen persoonlijk verantwoor-
te zetten op kinderen. Hoe meer we de nadruk
leggen op de onschuld van kinderen, hoe meer
we impliceren dat ouders wel verantwoordelijk
(kunnen) zijn, en hoe meer het gevaar dreigt
dat we het draagvlak voor een effectief kinderarmoedebeleid verder ondermijnen.
Wim Van Lancker
Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck (Universiteit Antwerpen)
sampol 2014/10|22
SAMPOL_december2014.indd 22
12/5/2014 8:37:41 AM
Wim Van Lancker
Noten
1/ Ivan David en Luc De Vreese,
Armoede in Vlaanderen, Acco,
Leuven, 1985.
2/ Nationaal kinderarmoedebestrijdingsplan. Kinderarmoede
bestrijden en het welzijn van kinderen bevorderen. http://www.
mi-is.be/sites/default/files/doc/
Waarom een focus op kinderarmoede contraproductief kan zijn
nationaal_kinderamoedebestrijdingsplan_nl.pdf.
3/ Vlaams Parlement, Beleidsnota
Armoedebestrijding 2014-2019, 24
oktober 2014.
4/ Sendhil Mullainathan en Eldar
Shafir, Scarcity: Why Having Too
Little Means So Much, Allen Lane,
2013.
5/ Zie onder meer: van Oorschot,
Wim (2006). Making the difference in social Europe: deservingness perceptions among citizens
of European welfare state. Journal
of European Social Policy, 16(1):
23-42.
sampol 2014/10|23
SAMPOL_december2014.indd 23
12/5/2014 8:37:41 AM
KINDERARMOEDE: DE SCHANDVLEK
De armoede van
het kinderarmoedebeleid
Griet Roets, Tineke Schiettecat,
Rudi Roose en Michel Vandenbroeck
In deze bijdrage stellen we dat het huidig kinderarmoedebeleid los dreigt te staan van een
algemeen sociaal beleid, wat kan leiden tot perverse effecten. Kinderen worden immers
gemakkelijk als onschuldige slachtoffers en dus ‘deserving’ gepercipieerd. Niettemin zijn
arme kinderen ook altijd kinderen van arme ouders, maar volwassenen die in armoede leven worden in het beleid dat nu uitgestippeld wordt, geviseerd als ‘undeserving’ als ze de hen
aangeboden ‘gelijke’ kansen onvoldoende verzilveren. Ook voor kinderen in armoede heeft
dit op lange termijn mogelijk consequenties, want kleine kinderen worden groot. Het blijft
daarom van essentieel belang om beleidsinitiatieven inzake kinderarmoede te verbinden
met maatregelen in andere beleidsdomeinen.
Sinds een paar decennia wordt in de Europese
welvaartsstaten veel aandacht besteed aan de
bestrijding van kinderarmoede (Vandenhole et
al., 2010). Ook naar aanleiding van de Europa
2020-strategie blijft kinderarmoede een prominent agendapunt in verschillende nationale
hervormingsplannen van Europese lidstaten
(Bradshaw & Chzhen, 2009), zoals onder meer
België (Frazer, 2010). Zo wordt in de Vlaamse
Beleidsnota Armoedebestrijding 2014-2019 recent
opnieuw benadrukt dat kinderarmoede een
prangend probleem blijft (zie ook Lieten, 2010):
‘Hoewel het globale armoederisico dus een vrij
stabiel gegeven is in Vlaanderen, en we op basis van
de SILC vooralsnog geen significante toename van
armoederisico’s bij kinderen in Vlaanderen kunnen
waarnemen, lijkt er op het vlak van kinderarmoede
toch wel beweging te zijn (…) De stijging sinds
2005 wijst op een toename van kinderarmoede’
(Homans, 2014, pp. 17-19)
sampol 2014/10|24
SAMPOL_december2014.indd 24
12/5/2014 8:37:41 AM
G.Roets, T.Schiettecat, R.Roose en M.Vandenbroeck
Parallel met deze beleids- en praktijkontwikkelingen valt op dat ook het wetenschappelijk
onderzoek over dit thema aan populariteit wint
en invloed uitoefent op de beleidsvoering. De
nadruk op kinderarmoede in onderzoek resulteert onder meer in een toename van studies
die de impact van voorschoolse voorzieningen
op de ontwikkelingskansen van kinderen bestuderen en beoordelen op hun effectiviteit en
efficiëntie (zie Heckman, 2006; Burger, 2010).
Hoewel de aandacht voor kinderarmoede op
zich zeer belangrijk is, kunnen ook vragen
worden gesteld bij het prioritair stellen van
kinderarmoedebestrijding en de wijze waarop
dit gebeurt. Zo garandeert de zorg voor gelijke ontwikkelingskansen van jonge kinderen
niet noodzakelijk ook ‘juiste’ of sociaal rechtvaardige uitkomsten (Morabito et al., 2013).
Daarom blijft een focus van onderzoek, beleid
en praktijk op de kwaliteit van voorschoolse
voorzieningen zoals ervaren door kinderen én
hun ouders een belangrijk aandachtspunt (Vandenbroeck, Roets & Roose, 2012). Bovendien
zijn kinderen ook altijd economisch afhankelijk
van volwassenen in de economische unit van
De armoede van het kinderarmoedebeleid
onder meer gezinsinkomen, huisvesting, arbeidsvoorwaarden, et cetera (Roets et al., 2013;
Ridge & Millar, 2011). De terechte aandacht
voor de welzijnsrechten van kinderen in armoedesituaties kan niet losgekoppeld worden
van de aandacht voor de welzijnsrechten van
volwassenen, en kan dus niet verengd worden tot
gelijke kansen van kinderen (Daly & Leonard,
2002; Lister, 2006).
Ook in ons land zien onderzoekers een verschuiving van een beleid van herverdeling en sociale
bescherming naar een gelijke kansenbeleid,
prioritair gefocust op de kansen van kinderen
(Cantillon, 2011). Net als in andere Europese
welvaartsstaten is er sprake van een erosie van
welzijnsrechten (Dwyer, 2004), onder meer onder invloed van het sociaal investeringsdiscours.
Waar de activerende welvaartsstaat in de eerste
plaats gericht was op het vermijden van passieve
afhankelijkheid van sociale uitkeringen en op
het beperken van sociale uitgaven, belooft de investering in menselijk kapitaal een economische
return op lange termijn (Gray, 2013). Beleidsmakers zien hier een potentieel om sociale en
economische doelen op een duurzame manier
De terechte aandacht voor de welzijnsrechten van kinderen in
armoedesituaties kan niet losgekoppeld worden van de aandacht
voor de welzijnsrechten van volwassenen, en kan dus niet verengd
worden tot gelijke kansen van kinderen.
het huishouden waarin ze leven (Lister, 2006).
Als we (kinder)armoede radicaal begrijpen als
een gebrek aan zowel materiële en immateriële
hulpbronnen (Lister, 2004), dan kan kinderarmoede bijgevolg alleen bestreden worden via
een sociaal beleid waarbij maatschappelijke
dienstverlening, zoals voorschoolse voorzieningen, ingebed is in meer structurele dimensies
in de opvoedingssituatie van kinderen, zoals
met elkaar te verzoenen. Doorgaans gebeurt
dit via een retoriek van gelijke kansen, sociale
innovatie, empowerment en vermaatschappelijking van de zorg. Het rechtenverhaal wordt
dan veeleer vertaald als een verhaal van voorwaardelijke rechten, waarbij welzijnsrechten
op een contractuele basis ingevuld worden en
de verantwoordelijkheid voor de realisatie van
het welzijn van burgers meer bij deze burgers
sampol 2014/10|25
SAMPOL_december2014.indd 25
12/5/2014 8:37:41 AM
G.Roets, T.Schiettecat, R.Roose en M.Vandenbroeck
zelf wordt gelegd (Clarke, 2005; Dean, 2013),
en dus minder in de handen van de overheid
(Tonkens, 2006). De nadruk komt dan te liggen
op de responsabilisering van ouders eerder dan
op een problematisering van maatschappelijke
ongelijkheden op het vlak van onder meer gezinsinkomen en kwaliteit van basisvoorzieningen
(Roets et al., 2013). In ons land wordt dit tastbaar
in de toegenomen klemtoon op werkwilligheid
als voorwaarde voor het ontvangen van een bestaansminimum en in het voorwaardelijk maken
van allerlei voorzieningen die voorheen eerder als
basisrecht werden benoemd (zoals het verwerven
van de kennis van het Nederlands als voorwaarde
voor sociale huisvesting). Gekoppeld aan deze
ontwikkeling zien we, net als in andere westerse
landen ook de opkomst van neofilantropische
initiatieven, die wijzen op een herwaardering van
private initiatieven in het ondersteunen van mensen in armoede. Kenmerkend voor deze ontwikkeling is het onderscheid tussen de ‘deserving’ en
‘undeserving poor’ ( Jones, 2002). ‘Deserving’ zijn
dan mensen in armoede die de kansen, die door
andere actoren in de samenleving gedefinieerd
worden als belangrijk, werkelijk benut hebben
(en dus hun contract hebben vervuld).
In een notendop kunnen we dus stellen dat het
risico dreigt dat het huidig kinderarmoedebeleid
los komt te staan van een algemeen sociaal beleid,
wat kan leiden tot perverse effecten. Kinderen
De armoede van het kinderarmoedebeleid
worden immers gemakkelijk als onschuldige
slachtoffers en dus ‘deserving’ gepercipieerd, en
dus wordt er makkelijk een maatschappelijk én
politiek draagvlak gevonden om deze ‘slachtoffers’ te ondersteunen (Morabito et al., 2013).
Niettemin zijn arme kinderen ook altijd kinderen van arme ouders (Mestrum, 2011). Maar
volwassenen die in armoede leven worden in
het beleid dat momenteel uitgestippeld wordt
geviseerd als ze de hen aangeboden ‘gelijke’ kansen onvoldoende verzilveren. Ouders van arme
kinderen lopen aldus tegelijkertijd het risico om
als ‘undeserving’ benaderd te worden. Het risico is
een vicieuze cirkel: omdat volwassenen op minder begrip kunnen rekenen, richt het beleid zich
meer op kinderen, maar net daardoor verzwakt
het maatschappelijk draagvlak voor solidariteit.
Ook voor kinderen in armoede heeft dit op lange
termijn mogelijk consequenties, want kleine kinderen worden groot. Deze ontwikkeling riskeert
bij te dragen aan een terugslagbeweging naar
het eind van de 19de eeuw toen er amper overheidsinterventies waren in de vorm van sociale
bescherming en mensen in armoede aangewezen
waren op de goodwill maar tegelijkertijd voorwaardelijkheid van de gemeenschap (Villadsen,
2007). Het blijft daarom nodig om beleidsinitiatieven inzake kinderarmoede te verbinden met
maatregelen in andere beleidsdomeinen. Net dàt
zou een belangrijke functie kunnen zijn van de in
het regeerakkoord opgenomen armoedetoetsen.
Griet Roets
Professor aan de vakgroep Sociale Agogiek, UGent
Tineke Schiettecat
Wetenschappelijk onderzoekster aan de vakgroep Sociale Agogiek, UGent
Rudi Roose
Professor aan de vakgroep Sociale Agogiek, UGent
Michel Vandenbroeck
Professor aan de vakgroep Sociale Agogiek, UGent
sampol 2014/10|26
SAMPOL_december2014.indd 26
12/5/2014 8:37:42 AM
G.Roets, T.Schiettecat, R.Roose en M.Vandenbroeck
Referenties
- Burger, K. (2010), How does
early childhood care and education affect cognitive development? Early Childhood Research
Quaterly, 25(2), 140-165.
- Bradshaw, J., & Chzhen, Y.
(2009).Child poverty policies
across Europe. Journal of Family
Research, 21(2), 128-149.
- Cantillon, B. (2011). The
paradox of the social investment
state: growth, employment and
poverty in the Lisbon era. Journal
of European Social Policy, 21(5):
432-449.
- Clarke, J. (2005). New Labour’s
citizens: Activated, empowered,
responsibilized, abandoned? Critical Social Policy, 25(4), 447-463.
- Daly, M. & Leonard, M. (2002)
Against All Odds: Family Life on
a Low Income in Ireland. Combat
Poverty Agency: Dublin, Ireland.
- Dean, H. (2010). Understanding
human need. The Policy Press,
Bristol.
- Dean, H. (2013). The translation
of needs into rights: reconceptualising social citizenship as
a global phenomenon. International Journal of Social Welfare,
DOI: 10.1111/ijsw.12032.
- Dwyer, P. (2004). Creeping
conditionality in the UK: from
welfare rights to conditional entitlements. The Canadian Journal of
Sociology, 29(2), 265-287.
- Frazer, H. (2010). Who Cares?
Stappenplan voor een aanbeveling
ter bestrijding van de
kinderarmoede. Verslag van de
Conferentie van het Belgische
EU-voorzitterschap. Brussel:
Koning Boudewijnstichting.
- Gray, M. (2013). The swing to
early intervention and prevention
and its implications for social
De armoede van het kinderarmoedebeleid
work. British Journal of Social
Work, doi: 10.1093/bjsw/bct037.
- Heckman, J.J. (2006). Skill formation and the economics of investing in disadvantaged children,
Science, 312: 5782, 1900-1902.
- Homans, L. (2014). Beleidsnota
Armoedebestrijding. Brussel: Ministerie van Binnenlands Bestuur,
Inburgering, Wonen, Gelijke
Kansen en Armoedebestrijding.
- Hubeau, B. (2009). Op welk
welzijnswerk hebben burgers
recht? Tien mega-trends in (de
juridische invulling van) het welzijnswerk en hun gevolgen voor
de welzijnsgebruikers. In: K. De
Boyser, C. Dewilde, & D. Dierckx
(Eds.), Naar het middelpunt van
de marge: reflecties over veertig
jaar armoedeonderzoek en -beleid.
Leuven/Den Haag: Acco.
- Jones, C. (2002). Social work
and society. In: R. Adams, R., L.
Dominelli, & M. Payne (Eds.),
Social Work: Themes, issues and
critical debates. Hampshire/New
York: Palgrave McMillan in association with The Open University.
- Lieten, I. (2010). Beleidsnota
Armoedebestrijding. Brussel: Ministerie van Innovatie,
Overheidsinvesteringen, Media
en Armoedebestrijding.
- Lister, R. (2004) Poverty. Polity:
Cambridge.
- Lister, R. (2006). Children (but
not women) First: New Labour,
child welfare and gender. Critical
Social Policy, 26(2), 315-335.
- Maeseele, T. (2012). From
charity to welfare rights? A study of
social care practices. Proefschrift.
Gent: Universiteit Gent.
- Mestrum, F. (2011). Child poverty. A critical perspective. Social
Work & Society, 9(1), 161-168.
- Morabito, C., Vandenbroeck, M.,
& Roose, R. (2013). ‘The greatest
of equalisers’: A critical review
of international organisations’
views on early childhood care and
education. Journal of Social Policy,
42(3), 451-467.
- Ridge, T, & Millar, J. (2011).
Following families: Working
lone-mother families and their
children. Social policy & administration, 45(1), 85-97.
- Roets, G., Bonte, J., Dermaut,
D., Decoene, J., Dhondt, V., &
Myny, F. (2013). Laat mijn kop
met rust: een project over straatwijs
opvoeden. Antwerpen/Apeldoorn:
Garant.
- Taylor-Gooby, P., Dean, H.,
Munro, E., & Parker, G. (1999).
Risk and the welfare state. British
Journal of Sociology, 50(2), 177194.
- Tonkens, E. (2006). De bal
bij de burger. Burgerschap en
publieke moraal in een pluriforme,
dynamische samenleving. Rede
bij de aanvaarding van het ambt
van bijzonder hoogleraar Actief
Burgerschap aan de Universiteit
van Amsterdam op vrijdag 10
november 2006.
- Vandenhole, W., Vranken, J. &
K. De Boyser (2010). Why Care?
Children’s Rights and Child Poverty. Antwerp: Intersentia.
- Vandenbroeck, M., Roets, G.,
& Roose, R. (2012). Why the
evidence-based paradigm in early
childhood education and care is
anything but evident. European
Early Childhood Education Research Journal, 20(4): 537-552.
- Villadsen, K. (2007). The
emergence of ‘neo-philanthropy’:
A new discursive space in welfare
policy? Acta Sociologica, 50(3),
309-323.
sampol 2014/10|27
SAMPOL_december2014.indd 27
12/5/2014 8:37:42 AM
KINDERARMOEDE: DE SCHANDVLEK
Gaten in het brein
Peter Adriaenssens
Hersenonderzoek toont dat kinderarmoede niet vrijblijvend is. De hersenen van kinderen die in armoede opgroeien zijn kleiner, hun cellen leggen minder netwerken, zelfs hun
schedelomvang is kleiner. Kinderen zijn vaak nog voor ze naar de peuterklas gaan achtergesteld. Kinderarmoede is een vorm van continue stress die voornamelijk voor de hersenen
van kinderen tot vijf à zes jaar nefast is. Hun brein vertoont meer gaten. Daardoor zijn hun
vaardigheden om uit de armoede te ontsnappen al aan het begin van hun leven aangetast. In
een beschaafde wereld kunnen we zoiets niet accepteren.
Iedereen wordt geboren als een pakje cellen. Het
besef te leven en de zin in het leven krijgen, dat
is de weg die we zelf afleggen. Daarvoor hebben hoofd en lijf verbinding nodig met andere
mensen. In de eerste plaats met je ouders, en
liefst op een stabiele manier. En in de tweede
plaats met andere kinderen, vrienden, en als je
tiener bent met een kliekje, een groepje of een
bende waar je het gevoel hebt toe te behoren.
Het maakt van ons wat we mensen noemen,
en ergens onderweg groeit dat gevoel: hier wil
ik voor gaan.
Zo kort geschetst, zie je de twee sporen waarop
kinderarmoede, en de sociale isolatie die er vaak
mee gepaard gaat, zal inbeuken. Aan de ene kant
ontneemt uitsluiting de noodzakelijke ervaring
van verbondenheid. Aan de andere kant zijn er
die cellen waarmee het leven begon.
Er zijn aanwijzingen dat armoede op baby, peuter- en kleuterleeftijd samenhangt met kleinere
hersenen op lagere schoolleeftijd.1 Het leven in
armoede is een chronische stress voor het gezin.
Niet alleen omdat er tekort is aan geld voor
een redelijk dagelijks leven, maar ook omdat
zij makkelijker in een keten van pech terechtkomen. Wie onder stress staat wordt sneller ziek,
heeft vaker een ongeval, breuken met familie
en vrienden liggen op de loer. En de ene stress
komt de andere versterken. Leven als koppel
wordt er niet makkelijker op. De baby groeit
sampol 2014/10|28
SAMPOL_december2014.indd 28
12/5/2014 8:37:42 AM
Peter Adriaenssens
op, op het snijpunt van heel wat van dergelijke
stresslijnen. In dat lijfje moet veel werk verzet
worden. Alles valt nog te leren, taal, gevoelens,
leren leren, spieren en gewrichten moeten aansterken en oefenen. Jaagt het stresshormoon
in te hoge dosis door de hersenen, vertraagt de
ontwikkeling. Netwerken in de hersenen kunnen niet goed uitgroeien in dat bad. Dat wordt
al snel meetbaar in de taalontwikkeling, de
motoriek, en wat later in de resultaten op school.
Als kinderarmoede de kans krijgt toe te slaan,
verliezen kinderen kansen op het ontplooien
van al hun talenten. De eindfactuur betalen we
dus met z’n allen.
Telkens ik dit verhaal breng, roept het gemengde
emoties op omdat het erop lijkt dat het lot van
wie in armoede leeft definitief vastligt. Dat is
niet het geval, omdat er een verschil is tussen
ontwikkelingsachterstand en -vertraging. We
hebben het over dit laatste. De effecten van
armoede zijn omkeerbaar door stimulatie, door
steun aan het gezin, door een buurt rond het
gezin waar burgers kwetsbaarheid respecteren en niet als etiket hanteren dat uitsluiting
meebrengt. De vertraging in ontwikkeling kan
Gaten in het brein
dus terug aangezwengeld worden, en dat des te
meer als vroeg met de gepaste stimulatie begonnen wordt. Als we alle ouders, ook de zwakke,
kunnen ondersteunen in hun nestvorming, dan
hoeft armoede niet noodzakelijk te betekenen
dat de capaciteiten van hun kinderen in de knop
geknakt worden.
De andere terugkerende vraag is: aangezien
armoede steeds een stressvol leven meebrengt,
wil dit dan zeggen dat ieder die erin opgroeit
averij oploopt? Nee. Want niet iedere ouder gaat
op dezelfde manier met die stress om. Ouders
die erin lukken een fijn nest te zijn ondanks de
ellende, beschermen de ontwikkeling van hun
kind. Andere mensen hebben het geluk dat hun
aanleg hen minder kwetsbaar maakt voor de
sprongen van het stresshormoon.
Punt is dat we geen loterij van mensen willen.
We hebben iedereen nodig, alle beschikbare
talenten, om een sterk land te zijn met toekomst.
En dus is iedere actie tegen armoede een positief
teken aan onze medeburger in nood: wij gaan
er samen voor, voor de beste ontwikkeling van
ieder kind.
Peter Adriaenssens
Professor, Voorzitter van het Kinderarmoedefonds,
Kinder- en Jeugdpsychiater, Kliniekhoofd afdeling kinderpsychiatrie UZ Leuven
Noot
1/ Meer lezen: http://www.gezondheidenwetenschap.be/gezondheidsnieuws-onder-de-loep/is-kinderarmoede-niet-goed-voor-de-hersenen.
sampol 2014/10|29
SAMPOL_december2014.indd 29
12/5/2014 8:37:42 AM
KINDERARMOEDE: DE SCHANDVLEK
Kleine Leonie
Erik Vlaminck
Elk jaar in september, en vaak ook in februari of maart, veranderen in Vlaamse kleuterklassen de brooddoosjes van kleur en worden ze getooid met een andere Disney- of Studio
100-figuur. Een vierjarige die vandaag Nijntje of Kabouter Wesley op de brooddoos heeft,
wordt door de andere vierjarigen vierkant een loser genoemd. Mijn nichtje is kleuterleidster. Ze houdt me op de hoogte van de snel wijzigende trends en hypes in kleuterland. Omdat ik niet graag Nonkel Zagevent ben, durf ik daar dan niet al te veel commentaar op te
geven. Ik heb ook niet gereageerd toen ik het relaas hoorde over Leonie. Hoe komt dat toch?
Waarom raakt kinderarmoede ons nauwelijks?
Leonie is een meisje (lange blonde haren en wit
vel, jawel) dat wel het correcte brooddoosje bezit
maar het alle dagen kruimelleeg mee naar school
brengt. De kleuterjuf depanneert. De kleuterjuf
bewaakt zorgvuldig dat de andere ukken het niet
zien dat zij de kleine Leonie wat uit haar eigen
correcte brooddoos toestopt. De kleuterjuf heeft
ook al geprobeerd om een gesprek met de moeder
aan te knopen maar dat lukt niet want de moeder
vermijdt het om nog tot bij de schoolpoort te
komen. De kleine Leonie wordt op de hoek van
de straat, met rugzakje en blinkend blauwe ogen,
uit de auto gezet. Een Audi, die auto. Armoe
woekert overal. Armoe verbergt zich beschaamd
want beschimpt achter alle soorten façades.
Ik heb niet gereageerd toen ik het verhaal van
de kleine Leonie hoorde omdat het me raakte.
Het ging me nog meer raken toen ik hoorde dat
er, nu de herfstvakantie voorbij is, in de kleuterklas van tweeëntwintig al drie kindjes zitten
die dagelijks met een kruimellege brooddoos
arriveren. Naast Leonie zijn er twee anderen bij
gekomen die elke middag gedepanneerd moeten
worden: een Toby (die er nog niet helemaal uit
is of hij later Romelu Lukaku of Sven Nys gaat
worden) en een Vincent (die, hoewel hij de r
niet kan uitspreken, over zichzelf vrolijk tegen
volwassenen zegt dat hij ‘een huidskleur met
een beperking heeft’ omdat hij weet dat hij dan
de lachers op de hand heeft).
sampol 2014/10|30
SAMPOL_december2014.indd 30
12/5/2014 8:37:42 AM
Erik Vlaminck
Het is bizar. Pas wanneer zo’n kleuterverhaal
voldoende herkenning oproept - wanneer die
kruimellege brooddoos in ons hoofd heel even
onze eigen kleuterbrooddoos wordt -, gaan onze
empathische vermogens aan het werk. Er ont-
Kleine Leonie
ondanks alle wereldleed bij momenten gelukkig is. Maar als welstellende burgers mogen en
moeten we het onszelf wel kwalijk nemen dat we
ook collectief - in beleid, bestuur en organisatie
- ziende blind blijven voor perfide uitwassen
Het is bizar. Pas wanneer zo’n kleuterverhaal voldoende herkenning oproept gaan onze empathische vermogens aan het werk. In
alle andere gevallen laat kinderverdriet ons, laten we eerlijk zijn,
eigenlijk Siberisch koud.
staat medelijden, er ontstaat een dit-kan-enmag-niet-gevoel, en er groeien wat-kan-ik-hieraan-doen-plannen. In alle andere gevallen laat
kinderverdriet ons, laten we eerlijk zijn, eigenlijk
Siberisch koud.
We beschikken blijkbaar over een goedwerkend
mechanisme om de ellende en de problemen
van allerhande mensen die we niet kennen, en
die we niet willen kennen, naar een afgedekte
uithoek van ons denken te bannen. Het kost ons
weinig moeite om perfect tevreden te zijn met de
aankoop van een jas of tas waarvan we toch meer
dan kunnen vermoeden dat er kindervingers
aan gewerkt hebben. We rijden in lange rijen de
IKEA-parking op terwijl we heel goed weten dat
we niet willen weten dat aan nogal wat producten
van dat Zweedse bedrijfje onder andere intense
kinderpijn kleeft. (Ik streel zachtjes over de laptop waarop ik dit artikel typ en ik probeer me de
doffe vermoeidheid te verbeelden van een van de
jonge Aziaten die er onderbetaald en met grote
zorgen onderdeeltjes in monteerde.)
Wellicht ontwikkelde de mens uit pure overlevingsnood het vermogen om de problemen van
een ander weg te denken. Het zou inderdaad
geen ‘leven’ zijn, mochten we permanent alle
lasten van de wereld met ons meedragen. Het
mag niemand verweten worden dat hij of zij
van een economisch bestel dat, indien het niet
gecorrigeerd wordt, per definitie voor ‘hebbers’
en ‘niet-hebbers’ zorgt.
Er zijn weinig domeinen te bedenken waarover
zo veel cijfer- en onderzoeksmateriaal bestaat
als over de armoede en de kinderarmoede in ons
eigen landje van belofte. Jaar na jaar wordt in
jaarboeken en op colloquia aangetoond dat de
armoede groeit en dat de ongelijkheid vergroot.
Elke nieuwe regering stelt monumentale en
ronkende beleidsverklaringen voor vol beloftes
om de armoedeproblematiek met de wortel uit
te roeien. En iedereen weet vooraf dat het loze
beloftes zijn, holle woorden waar de minister in
kwestie nooit op afgerekend zal worden.
Want we hebben ons mechanisme om dat waarmee we niet geconfronteerd willen worden opzij
te schuiven. En ergens hebben we ook het halsstarrige geloof dat armoede met schuld beladen
is. Het adagium dat wie arm is het zelf heeft
gezocht, zit diep ingebakken in ons collectieve
denken. Alle anders zeggende onderzoeksresultaten ten spijt. (Vraag aan honderd jongetjes
en meisjes van tien jaar oud wat ze later willen
worden en er zal er niet één bij zijn die zegt
bedelaar te willen worden. Toch blijft de fabel
van de bedelaars ‘die niks anders willen’ intact.)
sampol 2014/10|31
SAMPOL_december2014.indd 31
12/5/2014 8:37:42 AM
Erik Vlaminck
Kleine Leonie
Enfin, wellicht preek ik hier voor eigen kerk.
Maar wat belet ons dan om politici onder druk te
zetten om echt werk te maken van armoedebeleid? Om leeflonen op het niveau van bestaansminima te brengen? Om basale mensenrechten
zoals het recht op wonen en eten onder alle
omstandigheden te garanderen? Om gezondheidszorg toegankelijk te houden, ook voor
wie geen ‘kleefbriefjes van de ziekenkas’ kan
bemachtigen?
Onze samenleving schiet zichzelf in de voet
door geen maatregelen tegen armoede te nemen. Voor wie alleen en/of vooral in centen
en opbrengsten denkt, moet duidelijk zijn dat
de kosten voor gezondheidszorg, veiligheid,
werkloosheid, hulpverlening, enzovoort, enzovoort door een effectief armoedebeleid op
termijn gereduceerd worden. Tel uit, uw winst.
Voor wie het probleem vanuit ethiek en/of medelijden benadert, moet duidelijk zijn dat niets
doen misdadig is.
En toch willen we het allemaal niet geweten
hebben. Eigenlijk zijn we onmensen.
Ik ben benieuwd hoe gelukkig de kleine Leonie, de kleine Toby, de kleine Vincent en alle
andere kinderen met kruimellege brooddozen
later zullen worden. En op welke manier ze ons
dan duidelijk zullen maken dat we niet gedaan
hebben wat we moesten doen.
Erik Vlaminck
Roman- en theaterauteur en Nonkel Zagevent
sampol 2014/10|32
SAMPOL_december2014.indd 32
12/5/2014 8:37:42 AM
ARMOEDE DOOR KINDEROGEN 3
Het is al de derde editie van de fototentoonstelling ‘Armoede door kinderogen’, deze keer
onder het motto ‘Water en Brood’. Het collectief van sociaal voelende fotografen, aangevuurd
door Theo Beck samen met Wim Rosiers en de vzw Agorakring, gaat door op de sinds drie jaar
ingeslagen weg. Ze vraagt opnieuw aandacht voor kinderen die in armoedige omstandigheden opgroeien. Kinderen werden uitgenodigd om met ter beschikking gestelde fototoestellen
in beeld te brengen wat hen het meest aanspreekt in hun leefwereld. Het is een inkijk op hun
beleving en hun gevoelens. “We zijn er van bewust dat we de armoede niet kunnen oplossen,
het is een druppel op een hete plaat, maar een welgekomen verfrissing voor die kinderen die
toevallig onder onze druppel zitten”. De foto’s zijn getrokken door kansarme kinderen van 8 à 10
jaar oud uit Castelnau (Fr.), Marseille (Fr.) & Deurne. Dat beeldmateriaal wordt in een reizende
tentoonstelling geconfronteerd met de visie van de fotografen op armoede: in december in het
ontmoetingscentrum Nova (Kiel), van 24 januari tot 21 februari in de Sint-Niklaaskerk (Gent)
en in maart in het Klooster van de Grauwzusters (Antwerpen).
sampol 2014/10|33
SAMPOL_december2014.indd 33
12/5/2014 8:37:43 AM
SAMPOL_december2014.indd 34
12/5/2014 8:37:43 AM
SAMPOL_december2014.indd 35
12/5/2014 8:37:43 AM
SAMPOL_december2014.indd 36
12/5/2014 8:37:44 AM
SAMPOL_december2014.indd 37
12/5/2014 8:37:44 AM
SAMPOL_december2014.indd 38
12/5/2014 8:37:45 AM
SAMPOL_december2014.indd 39
12/5/2014 8:37:45 AM
SAMPOL_december2014.indd 40
12/5/2014 8:37:46 AM
PROJECT IN DE KIJKER
De SLOEP
Vzw De SLOEP (ontstaan in 1996) is een onafhankelijke en pluralistische organisatie, een
open huis waar ouders met kinderen in al hun diversiteit terechtkunnen met hun verhaal, vragen en bezorgdheden. De SLOEP omvat een consultatiebureau en een prenataal steunpunt,
een inloopteam en een spel- en ontmoetingsinitatief gefinancierd door Kind en Gezin, een gezondheidsproject en een werk/welzijnsproject in samenwerking met de Stad Gent. De SLOEP
staat voor 10 medewerkers, 40 vrijwilligers, 1250 gezinnen en een 30-tal actieve samenwerkingsverbanden met organisaties, bedrijven, wetenschappelijke en onderwijsinstellingen.
KINDERARMOEDE IN DE PRAKTIJK
Via het wekelijks onthaal op de Dampoort
leerde De SLOEP het gezin Dermiva1 kennen.
Het gezin werd via Kind en Gezin doorgestuurd
omdat het 5-jarige dochtertje nog niet naar
school ging. Tijdens een eerste gesprek bleek
de mama zwanger te zijn. Een zwangerschap
die niet zo goed verliep omwille van de stress
met de woning. Het gezin huurde een slechte
woning aan een veel te hoge prijs, die ze niet
meer kon betalen. De vader was net werkloos,
schulden stapelden zich op, bedreiging van
schuldeisers was een realiteit. Ook door de
huisbaas werden ze bedreigd met een onmiddellijke uithuiszetting. In samenwerking met
de regioverpleegkundigen van Kind en Gezin
werd de zwangerschap nauw opgevolgd. We
ondersteunden de inschrijving van het 5-ja-
rige meisje in een buurtschool, voorzagen extra
steun door huiswerkbegeleiding aan huis via
vzw Uilenspel. De SLOEP meldde het gezin
ook aan bij het ‘Project Instapwonen’. Dit is een
housing-firstproject (in samenwerking tussen
OCMW, Straathoekwerk en Integratiedienst
Stad Gent en De SLOEP) dat gezinnen een
tijdelijk onderkomen biedt, mits de belofte intensief mee te werken aan begeleiding. Dit gaf
rust. Het verminderde de stress, waardoor de
vader op een intensieve manier Nederlandse
les kon volgen, wat zijn kansen op de reguliere
arbeidsmarkt vergrootte. Het gezin kon zich zo
ook verankeren in de wijk Muide-Meulestede en
leerde zo de buurt en haar faciliteiten kennen.
De mama werd lid van de spelotheek. Het gezin
woont nog steeds in het tijdelijk onderkomen,
maar bouwt aan een sterk fundament. Wekelijks
komen zij langs in De SLOEP om hun vragen
sampol 2014/10|41
SAMPOL_december2014.indd 41
12/5/2014 8:37:46 AM
Project in de kijker
De Sloep
te stellen, het consultatiebureau te bezoeken,
raad te vragen, hun hart te luchten, voor een
momentje rust en een tas thee.
Het gezin Dermiva is 1 van de 1250 gezinnen
die jaarlijks door de deur stappen bij vzw De
SLOEP. Zij zijn bewoner van de regio GentNoord-Oost 2 , het werkingsgebied van De
SLOEP, waar volgens recente cijfers van Kind
en Gezin (bijna) 1 kind op 2 in armoede wordt
geboren. 3
COMPLEXITEIT
Kinderarmoede kent niet echt haar eigen definitie. Het betreft in de meest strikte zin kinderen die in een arm, kansarm, maatschappelijk
kwetsbaar gezin worden geboren en/of leven.
Belangrijk is wel dat hoe vroeger de achterstand
start, hoe moeilijker die te overbruggen is. Wie
dus arm geboren wordt, heeft minder kansen
om die armoede te overbruggen in het eigen
leven en meer kans om die zelf over te dragen
aan de volgende generatie.
Verschillende processen als een groeiende verstedelijking en individualisering, mobiliteit en
migratie resulteren in ‘superdiversiteit’, een
term die recent ophef maakt, maar zeer relevant
is voor de dagelijkse realiteit van De SLOEP.
We ontmoeten er immers ouders van tientallen nationaliteiten, uit verschillende migratieachtergronden en -trajecten, allen Gentenaars,
maar tegelijkertijd de wereld in een notendop.
Samen vormen ze vooral een complexiteit van
verschillende en niet-eenduidige toegang tot
rechten en niet te vergeten vaak een bikkelharde
confrontatie met discriminatie en uitsluiting.
Deze complexiteit heeft echter haar gevolgen.
De sociale kwetsbaarheid en de armoede wordt
des te groter voor mensen met een migratieachtergrond4: het aantal mensen dat onder de ar-
moededrempel leeft, bedraagt voor mensen van
andere origine 35%; van de 11,2% kinderen die
in 2012 in een kansarm gezin geboren werden,
hebben 60% een moeder uit een niet-EU land.
MICRO, MESO, MACRO
De SLOEP kiest dan ook resoluut voor een
aanpak op alle niveaus: micro, meso en macro.
Op macroniveau hebben we een signaalfunctie.
Dit impliceert dat de noden, vragen en drempels
waarop zowel de mensen als onze organisatie
botsten, worden opgepikt en gemeld aan de
juiste instanties. Onze doelstelling is o.a. het
structureel streven naar een rechtvaardige samenleving waarbij oplossingen gezocht worden
om tekorten te verhelpen.
Op mesoniveau tracht De SLOEP zoveel mogelijk stil te staan bij de drempels waarop mensen
kunnen blokkeren. We streven ernaar op een
flexibele en laagdrempelige manier de dienstverlening steeds aan te passen aan de noden en
vragen van de mensen. Dit vraagt alertheid en
een grote flexibiliteit, een goede planning en
inlassen van denkmomenten en evaluatiedagen
i.v.m. met de eigen werking.
Het microniveau laat zich best illustreren op
casusniveau, maar steunt op heel wat visie en
werkingsprincipes die in elke handeling in De
SLOEP de onderstroom vormen. De SLOEP
werkt op een positieve en krachtgerichte manier
samen met mensen.
WERKING
De SLOEP kiest voor een samengaan van individueel werk en groepswerk. Het individuele
aanbod bestaat in de vorm van een dagelijks
onthaal en integrale gezinsondersteunings-
sampol 2014/10|42
SAMPOL_december2014.indd 42
12/5/2014 8:37:46 AM
Project in de kijker
trajecten op maat. Er lopen jaarlijks een 12-tal
groepen in De SLOEP, waarin ouders op een
krachtgerichte en emancipatorische manier
worden samengebracht.
We werken op het tempo van ouders. Ouders
die we altijd blijven zien als mensen met eigen
krachten en talenten, en waarvan we geloven
dat zij samen met hun gezin eigenaar zijn van
hun eigen levenspad. De SLOEP kiest daarom
voor een integrale benadering en werkt over
alle levensdomeinen heen.
Noodzakelijke hulpmiddelen hierbij zijn onder meer werken in verschillende talen of met
tolken, materiële hulp ontsluiten en realiseren
(overleven in armoede is immers een 24/24- en
7/7-job).
Sociaal werk in De SLOEP betekent ook toegang realiseren tot correcte administratieve en
juridische info. Het vertaalt zich in proactieve
rechtenontsluiting en dus maximaal info geven
(en dus ook kennen) om rechten te ontsluiten.
De Sloep
Het betekent evengoed, vanuit De SLOEP, ouders deel laten worden van een gemeenschap
in de buurt, door actieve participatie in buurtscholen, wijkgezondheidscentra, spelotheken,
lokale kinderopvang, … mogelijk te maken. Het
is eveneens door groepsbijeenkomsten een sociaal netwerk in huis mogelijk maken, om dan de
brug te slaan naar de wereld erbuiten. Het is ook
werken aan mobiliteit en een gezonde levensstijl
door fiets -en bewegingslessen te organiseren,
maar ook door oefenlessen Nederlands op te zetten als onderdeel van actieve burgerparticipatie
en niet per se een verplicht inburgeringstraject.
De SLOEP ambieert een professioneel huis van
vertrouwen te zijn voor elk gezin en dus voor
elk kind dat door onze open deur stapt. Bridging
(bruggen bouwen) en bonding (versterkende gemeenschap vormen) staan bij elke actie, bijeenkomst, ontmoeting en ondersteuning centraal.
Het is in de voorbije jaren een effectieve manier
gebleken om samen met gezinnen armoede te bestrijden en om een beter leven mogelijk te maken,
vandaag, maar ook morgen… omdat elk kind telt.
Lieve De Bosscher en Nadia Merchiers
Coördinator en voorzitter, vzw De SLOEP
www.desloep.be
Noten
1/ Dit is een fictieve naam omwille van redenen van privacy.
2/ De regio Gent Noord-Oost
omvat de wijken Muide-Meulestede, Sluizeken-Tolhuis-Ham,
Macharius-Heirnis, BlaisantvestBriel, Dampoort-Sint-Amandsberg en Oostakker tot aan de
Kanaaldorpen in de Haven van
Gent.
3/ Volgens recente cijfers van
Kind & Gezin, op basis van de
geboortes van kinderen van 2011
tot en met 2013 leven volgende
percentages kinderen in armoede:
op Oost-Vlaams niveau: 11,2%;
op Gents niveau: 22,7%; in Gent
Noord-Oost: 47,5%.
4/ Bea Van Robaeys, Ondersteunen van kwetsbare burgers in een
context van diversiteit, in: Prof.
Dr. Sara Willems en Jos Mertens,
Cahier Welzijnsgids, Professioneel
Omgaan met Diversiteit, 2013.
sampol 2014/10|43
SAMPOL_december2014.indd 43
12/5/2014 8:37:46 AM
‘Meer
eenheid bij
oppositie dan
bij Dubbelinterview
meerderheid’
Karin
Temmerman en Kristof Calvo
Fractieleiders Kamer
Dat Kristof Calvo (Groen) niet direct het bureau van Karin Temmerman (sp.a) vindt, en dus wat later op het gesprek arriveert, is te wijten aan het feit dat de sp.a-fractie
recent van verdieping verhuisde in het Huis van de Parlementsleden, niet aan een gebrek aan samenwerking tussen beide partijen in de strijd tegen Michel I. Integendeel.
“Ik heb de indruk dat de oppositie beter aan elkaar hangt
dan de meerderheid”. Een dubbelgesprek tussen de twee
belangrijkste Vlaamse fractieleiders in de Kamer, over de
plannen van de federale bewindsploeg, over de valkuilen
van het oppositie voeren en over hoe linkse frontvorming
enkel organisch kan groeien.
SAMPOL_december2014.indd 44
12/5/2014 8:37:46 AM
Dubbelinterview met Karin Temmerman en Kristof Calvo
Karin Temmerman (°1958, Gent) en Kristof Calvo (°1987, Rumst) zijn de gezichten van de
Nederlandstalige oppositie. Als we beide fractievoorzitters treffen, heeft de federale regering
niet meteen haar beste week achter de rug. Het waren vooral de regeringsleden zelf die zich in de
voet schoten: Jan Jambon zette zichzelf in het oog van de storm door zijn uitspraken of het Belgische vicepremierschap ‘het wel allemaal waard is’; Alexander De Croo wekte even de indruk de
loonplafonnering van managers van overheidsbedrijven los te laten en Charles Michel moest het
bestaan van atomaschriftjes met geheime communautaire afspraken ontkennen. “Ik moet zeggen dat het de laatste tijd niet zo lastig om oppositie te voeren”, lacht Karin Temmerman. “Elke
dag is er een probleem. Als het niet door de oppositie wordt gelanceerd, creëert de regering er
zelf één.”
Op moment van schrijven had Michel I inderdaad dringend nood aan een opkikker; al was het
maar een communicatiesuccesje. Want inhoudelijk blijven binnen de bewindsploeg een aantal
splijtzwammen sluimerend aanwezig, die de cohesie van de meerderheid onder druk zet. CD&V
laat de aanslepende kwestie van de vermogenswinstbelasting en een faire tax shift niet los. Het
Rekenhof legde in haar rapport een reeks fouten in de begroting van 2015 bloot. En ook van de
Europese Commissie kreeg de begroting een tweede zit. Het is pijnlijk voor een regering die van
begrotingswerk haar grote prioriteit maakt. “Rechts dweept met het gezond verstand en degelijk
bestuur, maar stapelt de flaters op,” stelt Kristof Calvo. “Het rapport van het Rekenhof over de
begroting is nog nooit zo kritisch geweest. Dat rapport plaatste niet alleen ernstige vragen bij
de cijfers zelf, maar leerde ons ook dat het algemene plaatje uiteindelijk minder rechtvaardig zal
zijn. Gezinnen worden harder getroffen dan de regering laat uitschijnen. Hoe meer we over dit
federale regeerakkoord te weten komen, hoe duidelijker de intenties van Michel I zijn over wie,
wel en niet, de lasten van de besparingsoefening draagt”, aldus Calvo.
Karin Temmerman: “Bij de regeerverklaring wou men nog een aantal zaken camoufleren. Er was
de indexsprong, maar die ging sociaal gecorrigeerd worden. Er kwam geen vermogenswinstbelasting, maar men ging de grote vermogens aanspreken. Nu we de begrotingscijfers onder ogen
krijgen, zien we het ware gelaat van deze regering. Het bedrag van 127 miljoen euro ter compensatie van de indexsprong voor de laagste inkomens en uitkeringen is verre van voldoende. De
welvaartsenveloppes worden gebruikt om die indexsprong te neutraliseren; daar waar die onder
Di Rupo I nog bovenop de index kwamen. Het verhaal waar men zo fier op was, dat de welvaarts­
enveloppe in de volgende jaren voor 100% zou worden uitbetaald, klopt niet. Het Rekenhof
spreekt van 84%, omdat overgehevelde bevoegdheden zoals de kinderbijslag er niet meer in zitten, terwijl het bij de staatshervorming anders was afgesproken. Ook de bijdrage uit vermogens
sampol 2014/10|45
SAMPOL_december2014.indd 45
12/5/2014 8:37:46 AM
Dubbelinterview met Karin Temmerman en Kristof Calvo
blijkt te liggen op 550 miljoen euro, niet op 1 miljard euro waar Charles Michel op een bepaald
moment over sprak. Daarvan rekent men dan nog op 300 miljoen euro door een vervroegde heffing op pensioensparen, terwijl het toch vooral de gewone gezinnen zijn die aan pensioensparen
doen. Daarnaast wordt de bankentaks uitgesteld, omdat de Raad van State een opmerking heeft
gemaakt, en is van de befaamde Kaaimantaks in de beleidsnota’s noch begroting enig spoor.
Resultaat: in plaats van 550 miljoen euro haalt de regering volgend jaar nog een schamele 80
miljoen euro bij de grote vermogens. Het is allemaal erg ontgoochelend.”
Tevreden dat het oppositiewerk blootlegt dat de uiteindelijke realiteit erger is dan men eerst had voorspiegeld?
Kristof Calvo: “Zeker. Toch mag de oppositie zich niet verliezen in de techniciteit van de
cijfers. De focus op de expliciete maatschappelijke keuze van deze regering mag niet wegebben. Want de basisvaststelling blijft dezelfde. Dit regeerakkoord doet de ongelijkheid in dit
land toenemen. Ze wil mensen die werken een duwtje in de rug geven, maar doet het tegenovergestelde. De indexsprong is de meest uitgesproken maatregel, maar dit geldt ook voor de
plannen rond deeltijds werken, rond de pensioenbonus en uiteraard voor het fiscale luik waar
de tax shift niet plaatsvindt. Deze regering kant zich tegen mensen die werken.”
Karin Temmerman: “De reactie van de regering op het protest is kenmerkend welke
belangen ze dient. Er is een beetje protest vanuit werkgeverskant over het verlengen met
een maand van het gewaarborgd loon en de maatregel wordt uitgesteld. Tegelijk wordt het
massale protest op de straat geminimaliseerd en zelfs geridiculiseerd. De manier waarop een
aantal ministers over de betoging sprak, was ongehoord. Ook het sociaal overleg wordt gemarginaliseerd. Dat woord komt meermaals terug in het regeerakkoord, maar in de praktijk
is er enkel ruimte voor discussie over punten en komma’s.”
Beseft Michel I onvoldoende welk beperkt draagvlak er is voor de maatregelen?
Kristof Calvo: “Binnen de regering gaat men er van uit dat dit protest zal wegebben. Het is een
foute inschatting. Het debat rond eerlijke belastingen krijg je niet weg. Daarvoor is het voor
te veel mensen een kwestie van gezond verstand geworden. Deze regering is wereldvreemd en
dogmatisch. De kloof tussen wat maatschappelijk leeft en wat men politiek beslist, is groot.
Niet alleen op sociaaleconomisch vlak, maar ook inzake het openhouden van de kerncentrales.
Natuurlijk is hervormen niet gemakkelijk. Protest zal er altijd zijn. Maar ik ben ervan overtuigd
dat mensen bereid zijn inspanningen te leveren op voorwaarde dat het een billijke deal betreft.”
Hoe ziet u het protest na de laatste stakingsdag van 15 december evolueren?
Kristof Calvo: “De maatregelen zijn zo drastisch dat we op korte termijn wellicht niet
moeten rekenen op sociale vrede, laat staan een Interprofessioneel Akkoord (IPA). Maar het
ongenoegen gaat verder dan de mening van vakbondsleiders Marc Leemans, Rudy De Leeuw
sampol 2014/10|46
SAMPOL_december2014.indd 46
12/5/2014 8:37:46 AM
Dubbelinterview met Karin Temmerman en Kristof Calvo
of Jan Vercamst. De druk vanuit de samenleving is zo groot dat je kan veronderstellen dat
de regering er aan moet toegeven. Anderzijds is ze zo hardnekkig in haar overtuiging dat er
weinig reden is om dat te geloven.”
Voor Links is het alleszins wel leuk dat er eindelijk een draagvlak bestaat voor een vermogenswinstbelasting. Dat was lange tijd anders.
Karin Temmerman: “Onze eerste voorstellen daarover dateren van 2009, waardoor het in
de kiescampagne van 2010 ook één van onze speerpunten was. Vandaag pikken mensen het
niet langer dat niet iedereen zijn steentje bijdraagt. Dat de regering-Michel rond dossiers van
fiscale fraude of rond Lux Leaks altijd wel een uitleg vindt, is daarom niet vol te houden.”
Kristof Calvo: “Het is fascinerend hoe snel die omslag heeft plaatsgevonden. Een jaar geleden was de rechterzijde nog tegen. Vandaag is het een zaak van praktische uitvoerbaarheid.
Men probeert het debat te de-ideologiseren. In 2019 zal deze regering worden afgerekend op
haar fiscaal programma. Links vindt arbeid iets prachtigs. Ook rechts dweept ermee; alles
wat oren en poten heeft moet werken. Toch wordt arbeid kapot belast. Ik heb niet de ambitie
de regeringspartijen te adviseren, maar als ze de verkiezingen in 2019 niet op voorhand willen verliezen, stel ik voor dat ze de verschuiving richting vermogen initiëren. Dat wordt de
lakmoesproef.”
sampol 2014/10|47
SAMPOL_december2014.indd 47
12/5/2014 8:37:47 AM
Dubbelinterview met Karin Temmerman en Kristof Calvo
De plannen van Groen en sp.a om vermogens te doen bijdragen zijn niet helemaal dezelfde. Waarin
verschillen zij?
Karin Temmerman: “In ons verkiezingsprogramma pleitten we voor een vermogenswinstbelasting. Daaruit valt, volgens een studie van de Hoge Raad van Financiën, zo’n 4 miljard
euro te halen. Dat was nog een voorzichtig cijfer; Paul De Grauwe berekende dat men zelfs
tot 8 miljard euro kan gaan. Ook dienden we, samen met de PS, een voorstel in voor een belasting op meerwaarden op aandelen. Dat inkomen uit kapitaal veel minder belast wordt dan
inkomen uit arbeid, is onrechtvaardig. Inkomen is inkomen.”
Kristof Calvo: “Ons Zuurstofplan uit de campagne hield een uitgesproken verschuiving in.
Ook gaat de bestaande vermogensfiscaliteit - roerende voorheffing, onroerende voorheffing,
registratierechten, successierechten - op de schop. Door de invoering van een vermogenskadaster brengen we het reële vermogen van mensen in kaart. Daarop passen we een rendementsheffing toe. Op die manier willen we een heffing innen, met een vrijgestelde schijf die
overeen komt met het mediaan vermogen. Voor 50% van de bevolking zou die vermogensfiscaliteit dus wegvallen. De verhoging zit bij de 15% meest vermogenden. Op het eerste zicht
kan dat Cubaans of Noord-Koreaans lijken, maar voor iemand met 1 miljoen euro vermogen
betekent het een bijdrage van 1027 euro op jaarbasis. Dat is dus behoorlijk pragmatisch. Zeker als je weet dat de 10% meest vermogenden met 877 miljoen euro zo’n 44% van het totale
vermogen bezitten. Tussentijds kan je uiteraard kijken naar meer meerwaardebelastingen,
speculantentaks, bankenbijdragen, en dergelijke meer. Maar het is ook belangrijk dat onze
huidige vermogensfiscaliteit wordt hervormd. Die is sterk op de middenklasse gericht.”
Daaruit spruit de bangmakerij voort dat men met een vermogenswinstbelasting ‘aan het geld gaat zitten van iemand die heel zijn leven gewerkt en zuinig geleefd heeft’.
Karin Temmerman: “Dat argument is nonsens. Ons voorstel raakt niet aan wat een modaal
gezin doorheen het leven heeft gespaard. Het vermogen uit jouw huis of spaarboek komt niet
in het vizier. Het gaat over de zeer grote vermogens, over de Marc Couckes van deze wereld. Die verkoopt op het einde van de rit zijn bedrijf met enorme winst, maar neemt op dat
moment geen enkel risico meer. Dat kan niet. Tegelijk moeten we in het onzekere begin van
de rit kijken hoe we mensen kunnen stimuleren om te ondernemen. Want socialisten willen
initiatief niet fnuiken. Het zorgt voor welvaart; net zoals arbeid dat doet trouwens.”
“Het is overigens een fabeltje dat vermogens in België al zwaar belast worden in vergelijking
met onze buurlanden. Waarom anders zouden Franse miljonairs in Henegouwen of Nederlandse miljonairs in de Noorderkempen komen wonen? Zo ongunstig zal het regime hier
wel niet zijn. Ooit werd een simulatie gemaakt waaruit bleek dat Mitt Romney, de gefortuneerde Amerikaanse presidentskandidaat in 2012, in België minder belast zou worden dan
in de Verenigde Staten. De vele fact check rubrieken zijn duidelijk, net als de parlementaire
Commissie die - vooral op initiatief van de liberalen - mogelijke problemen in kaart moest
brengen: een tax shift is de evidentie zelve.”
sampol 2014/10|48
SAMPOL_december2014.indd 48
12/5/2014 8:37:47 AM
Dubbelinterview met Karin Temmerman en Kristof Calvo
Kristof Calvo: “Klopt. Die plaat is stilaan
grijsgedraaid. Laten we zeker ook niet vergeten dat er nog andere vragen te stellen
zijn bij de fiscale keuzes van deze regering.
Een. Ze kiest voor een lineaire lastenverlaging, daar waar elke studie aantoont dat
een gerichte lastenverlaging op de laagste
en middeninkomens meer jobs oplevert.
Twee. De verhoging op de accijnzen - waar
ik geen probleem mee heb - wordt verkocht als ecofiscaliteit, maar is nog niet de
verschuiving richting vervuiling die we
nodig hebben. We moeten bijvoorbeeld
de vier miljard euro jaarlijkse steun voor
bedrijfswagens tegen het licht durven houden. Drie. Ook inzake vereenvoudiging
is dit regeerakkoord een gemiste kans.
Alle koterijen en uitzonderingen blijven
bestaan. Het is de levensgarantie van de
fiscalisten, juristen en boekhouders.”
Dit had een goed moment geweest om een reeks
fiscale aftrekposten tegen het licht te houden?
Kristof Calvo: “De vennootschapsbelasting moet dringend worden hervormd. De verschillende aftrekposten maken dat het tarief voor grote bedrijven vaak heel laag tarief is. Die
aftrekposten moeten dus op de schop. Met een lager nominaal tarief worden kmo’s, waar het
gros van de tewerkstelling gerealiseerd wordt, ondersteund. Op die manier wordt het fiscaal
systeem een stuk leesbaarder, wat sowieso altijd rechtvaardiger en democratischer is.”
In hoeverre bemoeilijken de dogmatische keuzes van deze regering het voeren van oppositie?
Karin Temmerman: “Michel I voert het debat erg ideologisch, maar dat is niet onlogisch.
Elke politicus wil voor een stuk zijn wereldbeeld doorduwen. Lastig wordt het echter wanneer men weigert dieper in te gaan op cijfers of op vragen te antwoorden. Dan is een normaal
debat onmogelijk en verval je in een welles-nietes-spelletje.”
Is de polarisering tussen meerderheid en oppositie vandaag van dezelfde orde als onder Di Rupo I?
Kristof Calvo: “De vorige legislatuur waren er ook al pittige debatten. De houding van
N-VA ten aanzien van Di Rupo was hard en persoonlijk. Vandaag is het politieke spel ook
heel intens. Het groter aantal oppositiefracties heeft een impact op het parlementaire debat,
sampol 2014/10|49
SAMPOL_december2014.indd 49
12/5/2014 8:37:47 AM
Dubbelinterview met Karin Temmerman en Kristof Calvo
zeker als de Kamervoorzitter (nvdr., Siegfried Bracke) nog niet echt van aanpakken weet. De
keuzes van deze regering zijn natuurlijk scherper dan de vorige regering. Sociaaleconomisch,
maar ook rond thema’s als asiel en migratie. Anderzijds moeten we eerlijk toegeven dat de
lijn van Di Rupo I in een aantal dossiers wordt verdergezet. In de vorige legislatuur was ik
het al fundamenteel oneens met de loonblokkering, de degressiviteit van de uitkeringen, de
miljoenendeal met GDF Suez over Tihange 1. Op dat vlak is Michel I geen totale revolutie.”
Kan u zich dan vinden in de voorpagina van nrc.next die op de dag van de betoging kopte dat ‘de
Belgen op straat gingen tegen een beleid dat voor 70% een verderzetting is van de vorige regering’?
Kristof Calvo: “Ik ben daar genuanceerd over. Deels worden zaken verdergezet, deels is
er een duidelijke verandering. Ook qua toon bemerk ik een groot verschil met de periode
hiervoor. Ik maak me zorgen over de grimmigheid van het politieke debat. Op de betoging
waren veel jonge gezinnen aanwezig, niet enkel angstige conservatieven zoals we hier en
daar denigrerend hoorden. Deze regering zet voortdurend mensen tegen elkaar op: werknemers tegen werkgevers, Vlamingen tegen Walen, allochtonen tegen autochtonen. Ook de
oppositie moet nadenken over haar rol in dat verhaal. We moeten vermijden dat we mee de
polarisatie voeden. Ik wil niet dat dit land permanent oorlogsgebied wordt. Dat Jan Jambon
alle Belgische vlaggen uit zijn kabinet liet verwijderen, is niet te aanvaarden. Bij zo’n mandaat horen verwachtingen en verplichtingen. Als minister moet je vermijden op symbolen te
spelen. Het doet het samen leven geen goed.”
Karin Temmerman: “Vooral de uitspraak dat de mensen die op de betoging meeliepen
‘eigenlijk niet inzitten met hun kinderen’ vond ik vernederend. Het spel wordt erg persoonlijk
gespeeld. Alsof je een slechte ouder was als je ging betogen.”
Kristof Calvo: “Ik heb wel enkele rare snuiters gezien op de betoging, maar toch liever de
doorsnee betoger dan Luc Coene als mijn vader. (lacht)”
Vooral CD&V voelt zich momenteel erg ongemakkelijk in deze meerderheid. Heeft de partij de reikwijdte van dit regeerakkoord verkeerd ingeschat?
Karin Temmerman: “Ze hebben vooral de achtergrond van de N-VA, of beter: waar die partij uiteindelijk naartoe wil, onderschat. Ik vraag me bij sommige CD&V’ers echt af of zij zich
nog wel goed voelen binnen deze coalitie. Het is aan hen om daar over te oordelen.”
Kristof Calvo: “Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat de huidige positionering van de
CD&V strategisch is. Door de luis in de pels te zijn van de regering, eerder dan het beleid
voluit te verdedigen, poogt men de deur aan de linkerzijde dicht te doen. Die keuze maakte
de partij ook al in de campagne. Kris Peeters voerde bijna een ACW-campagne, deels omdat
ze beseften dat iemand als Wouter Van Besien bij hen stemmen kon halen. Vandaag is haar
rol in de regering wel erg ‘enerzijds, anderzijds’, zelfs naar CD&V-normen. Dat spelletje kan
sampol 2014/10|50
SAMPOL_december2014.indd 50
12/5/2014 8:37:47 AM
Dubbelinterview met Karin Temmerman en Kristof Calvo
je een paar maanden spelen, maar geen vijf jaar. Zeker niet rond een thema dat zo maatschappelijk is ingebed als die vermogensfiscaliteit.”
Komt er voor CD&V dan een moment waar die spreidstand niet meer houdbaar is?
Kristof Calvo: “CD&V hoopt, net als Open Vld, dat N-VA zich kapot bestuurt. Van oprechte liefde tussen die drie partijen is geen sprake. Dit is geen coherente club. Ook op Vlaams
niveau, zonder Franstaligen, zijn er onophoudelijk problemen. Ze hopen dat N-VA op die
manier meer verliest dan wint. Ik vind het
een twijfelachtige strategie, zeker maatschappelijk. Men is de N-VA-ideeën wel
aan het uitvoeren.”
Karin Temmerman: “Na 25 mei wilde
CD&V niet dat N-VA nog een keer in de
oppositie belandde. De enige oplossing
was samen in bad gaan. Maar de maatschappelijke prijs die we voor deze politieke strategie betalen, is bijzonder hoog.”
Gaan we door de constellatie van deze federale regering in 2019 naar communautaire verkiezingen?
Karin Temmerman: “Door zo’n rechtse
socio-economische federale koers te varen
rekent N-VA er alleszins op dat de geesten
daar ook in Wallonië over rijpen. De partij
hakt zo fel in op de PS, in de hoop dat daar
de overtuiging groeit dat het beter is alleen
verder te doen.”
Kristof Calvo: “Op dit moment zijn er
twee communautaire partijen in België: N-VA en PS. Dat veiligheidsdepartementen Binnenlandse Zaken en Defensie in handen zijn van Jan Jambon en Steven Vandeput is geen probleem omdat ze Nederlands spreken, zoals PS beweert, maar wel omdat deze heren rechtsconservatief zijn. Als we in 2019 naar communautaire verkiezingen gaan, is het de taak van
progressieven om een sterkere vuist te maken tegen het eenheidsdenken rond staats- en
identiteitsvorming. De afgelopen jaren kreeg N-VA te veel ruimte om haar verhaal van de
twee democratieën ingang te doen vinden. Bijna iedereen, ook ter linkerzijde, is medeplichtig dat die gedachte in onze samenleving is doorgedrongen.”
Welke afspraken zijn gemaakt tussen de fracties van sp.a en Groen voor een gezamenlijke oppositie?
sampol 2014/10|51
SAMPOL_december2014.indd 51
12/5/2014 8:37:47 AM
Dubbelinterview met Karin Temmerman en Kristof Calvo
Karin Temmerman: “Net na het regeerakkoord hebben we samen gezeten om te kijken hoe
we het konden aanpakken. Voor Commissies, vergaderingen of de conferentie van voorzitters steken we af en toe de koppen bijeen. De situatie noopt ons er ook toe. Er komt zoveel op
je af dat je automatisch op elkaar beroep doet. Voor de begroting moet je cijfers verifiëren,
blinde vlekken vinden, enzovoort. Dat gaat tamelijk goed. Soms heb ik de indruk dat de oppositie beter aan mekaar hangt dan de meerderheid. Dat geldt niet alleen voor ons, maar ook
voor cdH en PS.”
Kristof Calvo: “Momenteel vinden we elkaar dossiermatig tussen de fracties. Daar hoef je
geen samenlevingscontract voor te tekenen. De verschillende fracties in de oppositie zijn
een rijkdom die je moet koesteren. Ik ben erg gesteld op de autonomie van een groene partij.
In het verleden is veel geleuterd over progressieve samenwerking. Die verloren tijd had
productiever kunnen worden ingezet. Dat is wat we hier in de Kamer proberen te doen. We
vangen elkaar geen vliegen af, maar houden elkaar wel scherp. Op nationaal niveau is het aan
voorzitters Meryem Almaci en John Crombez of Bruno Tobback, als die zich weer kandidaat
stelt, om te beslissen wat te doen.”
Het is wachten op de voorzittersverkiezingen bij sp.a volgende zomer voor eventuele stappen kunnen
worden gezet?
Karin Temmerman: “Progressieve frontvorming hangt sterk af van personen. Dat was ook
in Gent zo. Lange tijd was samenwerking onbespreekbaar. Ondanks de inspanningen van
Frank Beke om dit vorm te geven, hield Vera Dua de boot steeds af. Op een bepaald moment werd de afstand kleiner, ondanks het feit dat Groen en sp.a toen verdeeld waren door
oppositie en meerderheid. Samenwerking is moeilijk van bovenuit op te leggen. Dat moet
organisch groeien. Sp.a en Groen zullen altijd twee verschillende partijen blijven, met deels
gelijklopende ideologieën maar ook verschillen. Dat sluit niet uit dat je rond heel wat thema’s
kan samenwerken om zaken te realiseren. Daarvoor zit je uiteindelijk in de politiek.”
Kristof Calvo: “Het kan overigens niet de bedoeling zijn ons op te sluiten in samenwerking
tussen Groen en sp.a. De boel moet worden opengegooid. Elke progressieve CD&V’er en
Open Vld’er die ik tegenkom, nodig ik uit om samen dingen te doen. En ook in de samenleving zijn er veel krachten die op zoek zijn naar partners en megafoons in de politiek.”
Dit moet een uniek moment zijn: voor de eerste keer vormen sp.a, Groen en ook ACV één front. Het is
de oude droom van velen op links.
Karin Temmerman: “Er is inderdaad wat aan het bewegen. Je merkt het overal waar je
komt. Ik word vaak uitgenodigd door niet-traditionele partijpolitieke organisaties. Mensen
zijn op zoek naar aansluiting. Ze willen zich afzetten tegen wat er nu gebeurt. Vanuit die optiek vraagt men frontvorming. We moeten toegeven dat rechts zich wel heeft verenigd. Het
zou goed zijn mochten alle linkse krachten, ook oud en nieuw middenveld, zich verenigen.”
sampol 2014/10|52
SAMPOL_december2014.indd 52
12/5/2014 8:37:47 AM
Dubbelinterview met Karin Temmerman en Kristof Calvo
Kristof Calvo: “Het is toch opletten voor een Wetstraat-complex. We mogen ons niet te veel
blindstaren op oude structuren. Aan de basis zijn al heel wat ACV’ers al lang geen CD&Vkiezer meer. De realiteit is dus een stuk genuanceerder. Het initiatief ‘Hart boven Hard’
is daarom straf. Het is niet alleen een verhaal van structuren, maar ook van individuele
burgers.”
Voor politieke partijen is het toch ook zaak om die mensen in uw structuren binnen te halen?
Kristof Calvo: “Uiteraard. Daarom dat we op het recente statutencongres een aantal nieuwe
instrumenten hebben geïntroduceerd: er komt een jaarlijkse ledenbevraging, het wordt
gemakkelijker een ledenreferendum te organiseren, de leeftijd voor partijlidmaatschap zakt
naar 14 jaar. De partijstructuren zullen minder volgens de getrapte vertegenwoordigingslogica worden georganiseerd. Politieke partijen moeten nadenken hoe ze de kennis en de creativiteit in de samenleving beter capteren. Tegelijk is een politieke partij maar één element in
het democratisch proces. Partijpolitiek is geen doel op zich. De dag dat ik Groen kan opdoeken omdat ons programma gerealiseerd is, zal ik met plezier als laatste de deur dicht trekken.
Dan kan ik iets anders doen. Een voetbalploeg leiden bijvoorbeeld, zoals Patrick Janssens bij
KRC Genk (lacht).”
Karin Temmerman: “Ook wij zijn gestart met een proces om onze werking te vernieuwen.
Freya Vanden Bossche houdt zich bezig met de inhoudelijke vernieuwing van de partij waarbij ook het middenveld nauw betrokken wordt. Ingrid Lieten bekijkt hoe we dat inhoudelijke
verhaal in onze structuren kunnen overbrengen. Vorige maand zagen we in de roadshow
over ‘Crescendo’ in alle provincies meer dan 1500 militanten en leden. De ‘Dag van Lokale
Betrokkenheid’ op 13 december is het echte startschot. In februari gaat een eerste congres
door. Over twee jaar willen we klaar zijn. De partij zal geen teksten maken die onze leden
mogen amenderen, maar er zullen teksten komen op basis van wat de leden eerst zeggen.”
Interview: Wim Vermeersch
Foto’s: Theo Beck
sampol 2014/10|53
SAMPOL_december2014.indd 53
12/5/2014 8:37:48 AM
Hoe
representatief
is Michel I?
Filip De Maesschalck
Na maanden van onderhandelen zag de federale regering
Michel I het licht. In die regering hebben de Franstaligen
geen meerderheid binnen de eigen taalgroep, zoals dat
ook het geval was voor de Vlamingen in de vorige regering. Dat leidt telkens tot veel discussies en verontwaardiging. Die is er heel wat minder over de vraag of politieke
partijen wel een meerderheid hebben bij de stemgerechtigde bevolking of, minder nog, bij de bevolking op stemgerechtigde leeftijd. Nochtans blijkt ook bij de meest recente federale verkiezingen van 25 mei een flink deel van
de Belgische bevolking niet deel te nemen, zodat er ernstige vragen kunnen gesteld worden bij de representativiteit
van het verkiezingsresultaat. En dus van Michel I.
SAMPOL_december2014.indd 54
12/5/2014 8:37:48 AM
Filip De Maesschalck
In een eerste deel van deze bijdrage wordt nagegaan hoeveel ingeschreven kiezers niet geldig
stemmen of niet gaan stemmen. Er wordt daarbij
veel aandacht besteed aan ruimtelijke verschillen, niet alleen tussen gewesten maar ook tussen
kieskantons. De niet-deelname wordt ook in
historisch perspectief geplaatst: hoe is die geëvolueerd in de tijd? In een tweede deel wordt de
representativiteit van het verkiezingsresultaat
gemeten aan de hand van de meerderjarige
bevolking in het algemeen, en niet alleen de
ingeschreven kiezers. Dat betekent dat ook
mensen zonder stemrecht worden meegeteld.
NIET-DEELNAME ONDER DE INGESCHREVEN KIEZERS
Meer dan één miljoen ingeschreven kiezers brengen geen stem uit
Tabel 1 geeft het aantal blanco- en ongeldige
stemmen, het aantal niet uitgebrachte stemmen
(het aantal ingeschreven kiezers dat niet opdaagt
aan de stembus), en de optelling van beide: het
totaal aantal kiezers dat geen (geldige) stem uitbrengt. Deze aantallen worden ook weergegeven
als percentage van het totaal aantal ingeschreven
kiezers. In België stemmen 5,2% van de ingeschreven kiezers blanco of ongeldig, maar het
aantal mensen dat geen stem uitbrengt is meer
dan dubbel zo groot. In totaal brengen 15,7%
van de ingeschreven kiezers geen (geldige) stem
Hoe representatief is Michel I?
uit. Dat zijn 1.256.219 kiezers. Daarmee vormt
deze groep de op één na grootste ‘partij’. Enkel de
N-VA is groter, met 1.366.397 stemmen of 17,1%
van de ingeschreven kiezers. Wanneer we de politieke stromingen aan weerszijden van de taalgrens
optellen geldt dit ook voor de PS/sp.a, die net
iets groter is dan de N-VA (1.382.524 stemmen
of 17,3%), en de MR/Open Vld (1.309.831
stemmen of 16,4%).
Tabel 1 bevat ook de cijfers voor de verschillende gewesten. In absolute cijfers is zowel het
aantal blanco/ongeldige stemmen als het aantal niet uitgebrachte stemmen het kleinst in het
Brussels Hoofdstedelijk Gewest, en het grootst
in het Vlaams Gewest. Als percentage van de
ingeschreven kiezers geldt het omgekeerde. De
enige uitzondering is het lager aandeel blanco- en
ongeldige stemmen in het Brussels Hoofdstedelijk
Gewest dan in het Waals Gewest. Bij het aandeel
blanco- en ongeldige stemmen zijn de verschillen
tussen de gewesten echter niet zo groot, en bovendien gaat het om kleine aandelen in vergelijking
met de niet uitgebrachte stemmen. Daarom is de
totale niet-deelname toch het grootst in Brussel,
waar 21,8% van de ingeschreven kiezers geen
(geldige) stem uitbrengt. In het Waals Gewest is
dat 19,1% en in het Vlaams Gewest 13,1%.
Daarmee vormen de niet-stemmers in Brussel
de grootste ‘partij’. De PS behaalt er met 123.985
stemmen1 slechts 20,4% van de ingeschreven
Tabel 1: Blanco/ongeldige stemmen en niet uitgebrachte stemmen, aantal en % van de ingeschreven kiezers.
sampol 2014/10|55
SAMPOL_december2014.indd 55
12/5/2014 8:37:48 AM
Filip De Maesschalck
Hoe representatief is Michel I?
kiezers. In het Waals Gewest is de PS wel groter
dan de niet-deelname, met 25,9% (663.073
stemmen), evenals de MR met 20,9% (535.222
stemmen). In het Vlaams Gewest is dat naast de
N-VA (1.353.174 stemmen of 28,0%) ook nog
CD&V (774.867 stemmen of 16,0%) en Open
Vld (646.288 stemmen of 13,4%).
Ook binnen de gewesten zijn er grote ruimtelijke
verschillen
Deze gewestelijke cijfers verhullen echter soms
grote verschillen binnen die gewesten. Daarom
geven we deze cijfers ook op kaart weer, op
het niveau van kieskantons.2 Dit is de kleinste
ruimtelijke eenheid waarop niet-gemeentelijke
verkiezingsresultaten beschikbaar zijn. De kieskantons bestaan soms uit één gemeente, maar
meestal gaat het om een groepering van gemeenten. Vooraleer we inhoudelijk ingaan op deze
kaarten, geven we nog twee opmerkingen mee
die van belang zijn bij het lezen ervan:
(1) De Belgen die in het buitenland wonen en
per briefwisseling stemmen - dat zijn 89.581 ingeschreven kiezers - worden in elke provinciale
kieskring bij één kieskanton gevoegd. Dit zijn
Aarlen, Bergen, Brugge, Gent, Hoei, Lier, Namen, Nijvel, Tienen en Tongeren. Deze kieskantons worden op de kaart aangeduid door
witte driehoekjes, die groter worden naarmate
het aandeel van de buitenlandse stemmen er
groter wordt. Zeker in kleinere kantons kan
dit aandeel groot zijn: in Lier gaat het om 27%
van de ingeschreven kiezers, in Hoei om 19%
en in Aarlen en Tienen om 17%. 3 Dit heeft als
gevolg dat de niet-deelname er hoog ligt, onder
meer omwille van technische problemen bij
het stemmen vanuit het buitenland. Zo kwamen stembrieven op heel wat plaatsen te laat
aan. De Belgen die in het buitenland wonen
en die persoonlijk of per volmacht stemmen
in een gemeente in België worden bij het kanton
gevoegd waarin deze gemeente valt. De impact hiervan is echter klein. Het gaat in totaal
om 20.230 ingeschreven kiezers. De Belgen
die in het buitenland wonen en stemmen in de
Belgische diplomatieke of consulaire beroepspost
waar ze zich hebben laten registreren - dat zijn
er met 19.080 nog wat minder - worden in elke
kieskring ondergebracht in een speciaal kanton
‘buitenlandse zaken’, en deze staan niet op de
kaart. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
worden ook de Belgen uit het buitenland die per
briefwisseling stemmen hierin ondergebracht.
(2) De kiezers in het kieskanton Voeren hebben
de mogelijkheid te stemmen in het kieskanton
Aubel. De stemmen van Voerenaars in Aubel
worden bij het kiesresultaat in Aubel geteld, maar
de ingeschreven kiezers bij Voeren. Daarom lijkt
de participatie erg hoog te zijn in Aubel, en erg
laag in Voeren. Omdat dit de realiteit vertekent,
worden deze kantons niet gekarteerd. Hetzelfde
geldt voor de kieskantons Komen-Waasten en
Mesen: de inwoners van Komen-Waasten mogen immers stemmen in Mesen. Sinds de laatste
verkiezingen geldt een gelijkaardige regeling ook
voor het nieuw opgerichte kieskanton Sint-Genesius-Rode, dat de faciliteitengemeenten omvat
en waarin de kiezers in Brussel mogen stemmen.
Deze stemmen in Brussel worden echter apart
meegedeeld (wat in Aubel en Mesen niet het
geval is), en konden dus aan het kanton SintGenesius-Rode worden toegevoegd.4 In totaal
brachten 23.391 inwoners van dit kanton een
geldige stem uit in Brussel, tegenover 12.643 in
Vlaams-Brabant. Overigens gingen meer dan een
kwart van die stemmen in Brussel naar lijsten die
zich ook in Vlaams-Brabant aanboden (zij het
met andere kandidaten).
Kaart 1 toont het aantal blanco- en ongeldige
stemmen als percentage van het aantal ingeschre-
sampol 2014/10|56
SAMPOL_december2014.indd 56
12/5/2014 8:37:48 AM
Filip De Maesschalck
Hoe representatief is Michel I?
Kaart 1. Blanco- en ongeldige stemmen: % van de ingeschreven kiezers.
ven kiezers. Hoge waarden vinden we vooral
buiten de stedelijke gebieden. In Vlaanderen is
dat vooral het gebied buiten de Vlaamse ruit (het
stedelijk gebied tussen Brussel, Gent, Antwerpen
en Leuven). Een opvallende uitzondering is het
kanton Sint-Genesius-Rode in de Brusselse rand.
In Wallonië zijn de waarden algemeen hoger,
maar ook hier gaat het toch vooral om perifeer
gelegen gebieden. Omgekeerd zien we erg lage
waarden in Waals-Brabant en in de Luikse regio.
Ook in Brussel zijn de waarden vaak laag. Dat het
aandeel blanco en ongeldige stemmen hoger ligt
buiten de steden is een traditioneel gegeven bij
de verkiezingen in België: de sociale controle is
er groter en dat geldt dus ook voor de remming
om niet te komen opdagen.5 In deze gebieden
brengt men dan ‘in het geheim’ geen stem uit,
terwijl men in de steden vaker thuisblijft.
Dat zien we op Kaart 2, die het aantal niet uitgebrachte stemmen weergeeft als percentage van de
ingeschreven kiezers. Het stedelijk overwicht is
duidelijk. Brussel scoort heel hoog, en in Vlaanderen vinden we de hoogste waarden in de Brusselse
rand, Antwerpen en Oostende. In Wallonië zijn
de waarden algemeen hoger, maar ook hier zijn
de stedelijk gebieden het meest opvallend. We
zien de hoogste waarden in de industriële as die
oost-west loopt in de provincies Luik, Namen
en Henegouwen. Het meest opvallend zijn de
steden: de regio rond Verviers en Luik, Namen,
Charleroi, Bergen en Doornik. Ook Huy, tussen
Luik en Namen, heeft een hoge waarde, maar daar
is de invloed van het grote aandeel buitenlandse
stemmen merkbaar. Hetzelfde geldt voor de kieskantons Lier, Aarlen en Tienen. Ten slotte zijn ook
de Oostkantons erg opvallend. De kieskantons
sampol 2014/10|57
SAMPOL_december2014.indd 57
12/5/2014 8:37:48 AM
Filip De Maesschalck
Hoe representatief is Michel I?
Kaart 2. Niet uitgebrachte stemmen: % van de ingeschreven kiezers.
Eupen en Sankt-Vith zijn de enige waar zowel
het aandeel blanco- en ongeldige stemmen als het
aandeel niet uitgebrachte stemmen heel groot is.
Ook dat is een historisch gegeven, dat teruggaat
tot voor de Tweede Wereldoorlog.6
Kaart 3 geeft ten slotte de optelling van Kaarten
1 en 2: het totaal aantal kiezers dat geen (geldige) stem uitbrengt ten opzichte van de ingeschreven kiezers. Gezien de niet uitgebrachte
stemmen meer doorwegen dan de blanco- en
ongeldige stemmen, zien we ook hier een stedelijke geografie. Buiten de steden - en de kantons
waarin buitenlandse stemmen sterk doorwegen - vertonen enkel de Oostkantons erg hoge
waarden. Dit zijn zelfs de enige kieskantons
waar meer dan een kwart van de ingeschreven
kiezers geen (geldige) stem uitbrengt.
Algemeen is de participatie in Vlaanderen wel
hoger dan in Wallonië. In Vlaanderen hebben
enkel de kieskantons Sint-Genesius-Rode, Antwerpen, Oostende en het aan de taalgrens gelegen Ronse een waarde die boven het Belgisch
gemiddelde ligt. Omgekeerd zijn er een aantal
gebieden in Wallonië die een waarde hebben
beneden het gemiddelde. Dit is vooral het geval
in de provincie Luxemburg, maar ook in WaalsBrabant en het noorden van Luik.
DE EVOLUTIE VAN DE NIET-DEELNAME
Globaal draagt 15,7% van de ingeschreven kiezers dus niet bij tot het verkiezingsresultaat,
omdat ze niet of niet geldig stemmen. Dat is
meer dan het verkiezingsresultaat van de meeste
politieke partijen, maar is het historisch gezien
sampol 2014/10|58
SAMPOL_december2014.indd 58
12/5/2014 8:37:48 AM
Filip De Maesschalck
Hoe representatief is Michel I?
Kaart 3. Blanco/ongeldige en niet uitgebrachte stemmen: % van de ingeschreven kiezers.
ook een hoog cijfer? Figuur 1 geeft de evolutie
van de niet-deelname sinds 1981. Toen werd
de leeftijdsgrens voor de stemplicht verlaagd
van 21 naar 18 jaar, en sindsdien zijn de cijfers
dus vergelijkbaar in de tijd. We zien globaal
een stijging van de niet-deelname, die echter
duidelijk onderbroken wordt in 2003 en 2007.
In 2010 noteren we echter het hoogste cijfer
sinds 1981. In 2014 ligt de waarde opnieuw wat
lager, maar het gaat nog steeds om het op één
na hoogste cijfer sinds 1981.
thuisblijvers. Dat is sindsdien niet meer het geval. Het lijkt er dus op dat men steeds minder de
inspanning levert om naar het stemhokje te gaan
en een blanco of ongeldige stem uit te brengen,
maar in de plaats gewoon thuisblijft. Wel is het
zo dat het aantal thuisblijvers sterker stijgt dan
het aantal blanco- of ongeldige stemmers daalt.
De stijging van het aantal thuisblijvers wordt
onderbroken in 2003 en 2007, wat meteen de
oorzaak is van de lagere waarden voor de totale
niet-deelname in die jaren.
Deze globale evolutie verhult echter twee totaal
verschillende ontwikkelingen: het aandeel blanco- en ongeldige stemmen daalt, vooral rond
de eeuwwisseling, terwijl het aantal niet uitgebrachte stemmen stijgt. In 1981 en 1985 waren
er nog meer blanco en ongeldige stemmers dan
De globale stijging van de niet-deelname is dus
te verklaren door het groter aantal thuisblijvers.
Het is moeilijk te achterhalen of dit een gevolg
is van de dalende interesse in verkiezingen, dan
wel van het gaandeweg niet meer sanctioneren van het verzuimen van de stemplicht. Een
sampol 2014/10|59
SAMPOL_december2014.indd 59
12/5/2014 8:37:49 AM
Filip De Maesschalck
Hoe representatief is Michel I?
Figuur 1. Evolutie van de blanco/ongeldige stemmen, van de niet uitgebrachte stemmen en
van de totale niet-deelname (% van de ingeschreven kiezers), België.
alternatieve verklaring voor die stijging is de
veroudering van de bevolking, omdat de politieke integratie van ouderen zou afnemen en ook
gezondheidsproblemen hen zou verhinderen
te gaan stemmen.7 De demografische evolutie
bevestigt deze stelling echter niet. Zo blijkt de
stijging van het aantal 80-plussers (+1,8% sinds
1991) veel kleiner dan de stijging van de nietdeelname. Bovendien daalde de omvang van
deze groep in de tweede helft van de jaren 1990
(door het kleiner aantal geboorten in de Eerste
Wereldoorlog), en was de toename het sterkst
in de daarop volgende periode: de eerste helft
van de jaren 2000. En het is net in die laatste
periode dat er een opvallende daling was van
de niet-deelname. Bovendien is de groei van
het aandeel 80-plussers vooral opvallend in
het Vlaams Gewest en daalt hun aandeel in het
Brussels Gewest, terwijl we toch gelijkaardige
evoluties zien in alle gewesten. Het gaat dus om
een nationaal, conjunctureel fenomeen. Het is
trouwens opvallend dat ook bij de gemeenteraadsverkiezingen, waar de participatie algemeen wat hoger ligt,8 een gelijkaardige evolutie
waar te nemen is in alle gewesten: een stijgende
niet-deelname sinds 1976, die onderbroken
werd in 2006,9 terwijl het in 2012 om de hoogste
waarde ging sinds 1976.
Figuur 2 toont de gewestelijke evoluties bij de
Kamerverkiezingen sinds 1995. Het is pas vanaf
dat jaar dat gewestelijke cijfers kunnen worden
berekend, omdat de kieskantons pas sinds die
datum samenvallen met de gewestgrenzen.10 De
lagere niet-deelname in 2003 en 2007 zien we
inderdaad in de drie gewesten. Natuurlijk zijn er
sampol 2014/10|60
SAMPOL_december2014.indd 60
12/5/2014 8:37:49 AM
Filip De Maesschalck
Hoe representatief is Michel I?
Figuur 2. Evolutie van de blanco/ongeldige stemmen, van de niet uitgebrachte stemmen en
van de totale niet-deelname (% van de ingeschreven kiezers), gewesten en België.
ook verschillen tussen de regio’s. Zo is het hoge
aantal thuisblijvers in het sterk verstedelijkte
Brussels Hoofdstedelijk Gewest opvallend. Verder zien we dat de niet-deelname in 2014 enkel
in het Vlaams Gewest lager lag dan in 2010; in
Wallonië is die zelfs het grootst sinds 1995. Het
Vlaams Gewest is ook het enige gewest waar het
aandeel blanco stemmers nog verder achteruit
gaat in 2014. Dit kan te maken hebben met het
verschillende partijaanbod in de verschillende
gewesten. De verkiezingssurvey die werd uitgevoerd door het interuniversitair consortium
‘PartiRep’ wijst uit dat in Vlaanderen bijna één
op twee respondenten die aangaf in 2010 nog
blanco/ongeldig of niet te stemmen, in 2014
voor de N-VA heeft gestemd. De partij wist
dus niet alleen kiezers van andere partijen te
overtuigen, maar ook behoorlijk wat niet-kiezers
uit 2010.11 Opvallend is dat de drie kantons
met het laagste aandeel blanco-stemmen tegelijkertijd de drie kantons zijn met het hoogste
aandeel N-VA stemmen (Kontich, Zandhoven
en Kapellen). Aan Franstalige zijde is het aantal geloofwaardige anti-establishment partijen
merkelijk kleiner, en dan is niet stemmen een
optie die er overblijft.12
NIET-DEELNAME ONDER DE BEVOLKING OP STEMGERECHTIGDE
LEEFTIJD
Meer dan twee miljoen mensen op stemgerechtigde leeftijd brengen geen stem uit
Naast de ingeschreven kiezers die niet (geldig)
stemmen, zijn er nog heel wat mensen zijn die de
stemgerechtigde leeftijd hebben maar geen stem
uitbrengen. Zo’n 9,9% van de meerderjarige
bevolking is immers niet stemgerechtigd.13 In
tegenstelling tot bij de gemeenteraadsverkiezingen moet men bij de federale verkiezingen
namelijk de Belgische nationaliteit hebben om
te mogen stemmen. In Tabel 2 wordt deze groep
opgeteld bij de blanco/ongeldige en niet uitgebrachte stemmen. Daaruit blijkt dat 24,1% van
de bevolking op stemgerechtigde leeftijd geen
(geldige) stem uitbrengt. Het gaat dus om bijna
een kwart van de meerderjarige bevolking. Dat
zijn meer dan twee miljoen mensen.
Globaal is het aantal niet stemgerechtigden
lager dan het aantal blanco/ongeldige en niet
uitgebrachte stemmen, maar in Brussel is dat
niet het geval. Daar is bijna een derde van de
meerderjarige bevolking niet-stemgerechtigd.
sampol 2014/10|61
SAMPOL_december2014.indd 61
12/5/2014 8:37:49 AM
Filip De Maesschalck
Hoe representatief is Michel I?
Tabel 2: Blanco/ongeldige stemmen, niet uitgebrachte stemmen en niet stemgerechtigde
meerderjarige bevolking: aantal en % van de bevolking op stemgerechtigde leeftijd.
Als we dat optellen bij de reeds aanzienlijke
groep van ingeschreven kiezers die geen (geldige) stem uitbrengen, blijkt bijna de helft van
de bevolking op stemgerechtigde leeftijd er
niet (geldig) te stemmen. In Wallonië ligt het
aandeel mensen dat niet-stemgerechtigd is net
beneden het Belgisch gemiddelde. Toch gaat
het hier samen met de niet (geldig) stemmende
ingeschreven kiezers om meer dan een kwart
van de meerderjarige bevolking. In het Vlaams
Gewest is het aandeel niet stemgerechtigden het
laagst en gaat het samen met de niet (geldig)
stemmende ingeschreven kiezers om bijna één
op vijf meerderjarigen. Enkel in Vlaanderen
is er een partij die meer kiezers heeft dan de
bevolking die niet stemt, de N-VA. In de andere
gewesten vormen de niet-stemmers echter onbetwist de grootste ‘partij’. Dit geldt eveneens voor
België als geheel, ook al tellen we de politieke
stromingen aan weerszijden van de taalgrens op.
Hoogste cijfers in steden en grensgebieden
Ook hier zijn er grote verschillen tussen de
kieskantons. Het aantal niet-Belgen, en dus
niet-stemgerechtigden, is het hoogst in grote
steden, en dan vooral in Brussel. In het kieskanton Sint-Gillis (dat samenvalt met de gemeente
Sint-Gillis) is dat meer dan de helft, maar ook
in de meeste andere Brusselse kieskantons gaat
het om meer dan een derde. Zulke cijfers vin-
den we niet in andere kieskantons, maar het
gaat toch nog om een aanzienlijke groep in
het naburige kieskanton Sint-Genesius-Rode
en in een aantal andere steden (La Louvière,
Luik en Herstal, Antwerpen). Verder vinden
we hoge waarden in een reeks grensgebieden
aan de Nederlandse, Duitse, Luxemburgse en
Franse grens14 (Kaart 4).
Kaart 5 toont de bevolking die geen (geldige)
stem uitbrengt als percentage van de meerderjarige bevolking. Het gaat dus zowel om
ingeschreven kiezers die geen (geldige) stem
uitbrengen als om de niet stemgerechtigde meerderjarige bevolking. We zagen eerder dat de niet
deelname onder de ingeschreven kiezers vooral
hoog was in de Oostkantons en in de steden,
terwijl de niet stemgerechtigde bevolking geconcentreerd is in grensgebieden en eveneens
in de steden, met zeer uitgesproken waarden
in Brussel. We zien dan ook dat de totale nietdeelname daar het grootst is. Het gaat om meer
dan de helft van de meerderjarige bevolking in
de kieskantons Sint-Gillis, Brussel en Elsene en
om meer dan een derde in de andere Brusselse
kieskantons en Sint-Genesius-Rode. Ook in een
aantal andere steden (Luik en Herstal, Charleroi en La Louvière), in de Oostkantons en een
aantal andere grensgebieden (Moeskroen en
Estaimpuis aan de Franse grens, Messancy aan
de Luxemburgse grens) gaat het om meer dan
sampol 2014/10|62
SAMPOL_december2014.indd 62
12/5/2014 8:37:49 AM
Filip De Maesschalck
Hoe representatief is Michel I?
Kaart 4. Niet-stemgerechtigde meerderjarige bevolking: % van de bevolking op stemgerechtigde leeftijd.
een derde. Door de lagere niet-participatie van
de ingeschreven kiezers in het Vlaams Gewest
zijn de waarden daar algemeen wat minder hoog.
Buiten de faciliteitengemeenten vinden we er
de hoogste waarden in Maasmechelen aan de
Nederlandse grens en in Antwerpen, waar het
telkens om meer dan 30% gaat.
De evolutie van het aantal niet-kiezers: op weg
naar de helft in Brussel?
Figuur 3 geeft de evolutie van het aantal nietstemgerechtigden, van de blanco/ongeldige
en niet uitgebrachte stemmen en van de totale
niet-participatie in België, telkens als percentage
van de bevolking op stemgerechtigde leeftijd.15
Globaal stijgt het aantal niet stemgerechtigden
in de periode 1981-2014. Alleen in de jaren
1999 en 2003 is er een duidelijke daling. Dit
heeft te maken met de verandering van de nationaliteitswetgeving in de jaren 1990 en 2000.
Vooral de impact van de wet van maart 2000 is
groot. Deze wet maakte het aannemen van de
Belgische nationaliteit mogelijk voor al wie in
België is geboren, evenals voor de meerderjarigen die er zeven jaar hun hoofdverblijfplaats
hadden. Vanaf 2007 stijgt het aantal niet stemgerechtigden echter weer, om in 2014 opnieuw
te dalen. Die daling hangt eerder samen met
een dalend buitenlands migratiesaldo dan met
veranderende nationaliteitswetgeving. De wet
van maart 2000 werd immers met ingang van
1 januari 2013 verstrengd.
sampol 2014/10|63
SAMPOL_december2014.indd 63
12/5/2014 8:37:49 AM
Filip De Maesschalck
Hoe representatief is Michel I?
Kaart 5. Blanco/ongeldige stemmen, niet uitgebrachte stemmen en niet-stemgerechtigde
meerderjarige bevolking: % van de bevolking op stemgerechtigde leeftijd.
Ook de niet-participatie onder de ingeschreven
kiezers kende een stijgend verloop, en in de jaren
dat de niet stemgerechtigde bevolking daalde,
daalde ook het belang deze groep. Beide evoluties versterken elkaar dus in grote mate. Het
resultaat is een stijgend verloop van de totale
niet-deelname, onderbroken door een daling
in de jaren 1999-2003, resulterend in relatief
lage waarden in 2003 en 2007. In 2010 is de
niet-deelname echter het grootst sinds 1981,
in 2014 op één na het grootst.
figuur toont ook een aantal opvallende verschillen tussen de regio’s. Met name in Brussel is de
groei van het aantal niet-stemgerechtigden erg
groot in de laatste jaren. Het is ook de enige
regio waarin dit aandeel nog groeit in 2014. Het
effect van deze groep op de totale niet-deelname
is er bovendien erg sterk: alleen in Brussel is die
belangrijker dan de ingeschreven niet-kiezers.
Daardoor piekt de totale niet-deelname er in
2014, met 47%. De helft van de volwassen bevolking is er niet meer ver af.
Ook hier zien we eenzelfde tendens in de drie
gewesten, met telkens de laagste waarden in
2003 en 2007. Figuur 4 geeft deze evolutie weer
vanaf 1995, het eerste jaar waarin de kieskantons samen vielen met de gewestgrenzen. Deze
CONCLUSIES
Bij de Kamerverkiezingen van 2014 stemden
1.256.219 ingeschreven kiezers niet of niet
geldig. Dat is 15,7% van alle ingeschreven kie-
sampol 2014/10|64
SAMPOL_december2014.indd 64
12/5/2014 8:37:50 AM
Filip De Maesschalck
Hoe representatief is Michel I?
Figuur 3. Evolutie van de niet stemgerechtigde meerderjarige bevolking, van de blanco/
ongeldige en niet-uitgebrachte stemmen, en van de totale niet-deelname (% van de bevolking
op stemgerechtigde leeftijd), België.
Figuur 4. Evolutie van de niet stemgerechtigde meerderjarige bevolking, van de blanco/ongeldige en niet-uitgebrachte stemmen, en van de totale niet-deelname (% van de bevolking
op stemgerechtigde leeftijd), gewesten en België.
zers en is de op één na hoogste waarde sinds
1981. Alleen bij de vorige verkiezingen was dat
nog meer. De niet-deelname is het laagst in het
Vlaams Gewest, met 13,1%, en het hoogst in
het Brussels Gewest, met 21,8%. In Brussel is
er geen enkele politieke partij die dit resultaat
behaalt, en daarmee vormen de niet-stemmers
er de grootste ‘partij’.
Het aantal thuisblijvers is meer dan twee keer
sampol 2014/10|65
SAMPOL_december2014.indd 65
12/5/2014 8:37:50 AM
Filip De Maesschalck
Hoe representatief is Michel I?
zo groot dan het aantal blanco/ongeldige stemmers. In het begin van de jaren 1980 waren die
laatste nog in de meerderheid. We zien immers
een dalend aantal blanco- en ongeldige stemmen, terwijl het aantal thuisblijvers (sterker)
stijgt. Het aantal thuisblijvers was wel opvallend
lager in de eerste helft van vorig decennium.
Dit is bovendien in alle gewesten zichtbaar.
Het ging dus om een nationaal, conjunctureel
fenomeen. Natuurlijk zijn er ook wel verschillen
tussen de gewesten. Zo is de niet-deelname in
2014 alleen in het Vlaams Gewest kleiner dan in
2010. Hier kan het verschillende partijaanbod
een rol spelen. Met name de N-VA heeft heel
wat mensen naar zich toegetrokken die niet
stemden in 2010.
Er zijn ook binnen de gewesten grote verschillen. Zoals dat bij vroegere verkiezingen het geval
was, zijn blanco- en ongeldige stemmen vooral
belangrijk buiten de steden, terwijl thuisblijvers
vooral in de steden wonen. Gezien het grotere
belang van die tweede, is de grote niet-deelname
in Brussel verklaarbaar. Ook andere steden hebben relatief hoge waarden, vooral in Wallonië,
waar de niet-participatie algemeen hoger is dan
in Vlaanderen. De hoogste waarden - meer dan
een kwart van de ingeschreven kiezers - vinden we echter in de Oostkantons, waar zowel
blanco/ongeldig stemmen als thuisblijven traditioneel belangrijk is.
Wanneer we de representativiteit van het verkiezingsresultaat bij de bevolking willen nagaan,
moeten we niet alleen de ingeschreven kiezers
bekijken, maar de hele meerderjarige bevolking. Daarbij horen ook de niet-Belgen, die niet
stemgerechtigd zijn. In België is 9,9% van de
meerderjarige bevolking niet stemgerechtigd,
maar in Brussel gaat het om 32,3%. Ook in
andere steden en aan de landsgrenzen zijn er
heel wat niet stemgerechtigden.
Wanneer we deze groep bij de niet-kiezende
ingeschreven kiezers tellen, bedraagt het aantal
meerderjarigen dat geen (geldige) stem uitbrengt 2.136.712. Dat is 24,1% van de bevolking op stemgerechtigde leeftijd. In Brussel
is dat bijna de helft (47,1%). In Vlaanderen is
het aandeel niet stemgerechtigden het kleinst,
en brengt 18,7% van de bevolking op stemgerechtigde leeftijd geen (geldige) stem uit. De
N-VA is er de enige politieke partij die meer
stemmen behaalt. De niet-stemmers vormen wel
de grootste ‘partij’ in de andere gewesten. Dat
geldt ook voor België als geheel, zelfs al tellen
we de politieke stromingen aan weerszijden van
de taalgrens samen.
Ook hier gaat het historisch gezien om hoge
cijfers. Enkel in 2010 was de niet-deelname
nog hoger. De groep van niet stemgerechtigden
groeit bovendien nog sterk aan in Brussel. Daardoor is de niet-deelname in Brussel wel groter
dan in 2010. Als deze evolutie zich verderzet,
zal weldra meer dan de helft van de Brusselse
bevolking het verkiezingsresultaat niet mee
(kunnen) bepalen.
Filip De Maesschalck
Doctor in de geografie, verbonden aan de afdeling Geografie van de KULeuven
sampol 2014/10|66
SAMPOL_december2014.indd 66
12/5/2014 8:37:50 AM
Filip De Maesschalck
Noten
1/ Hierbij inbegrepen zijn de
2.946 stemmen uit de faciliteitengemeenten voor de Brusselse PS.
Kiezers uit de faciliteitengemeenten kregen immers de mogelijkheid om in Brussel te stemmen.
2/ In bijlage is een kaart met
de namen van de kieskantons
opgenomen.
3/ Dit aandeel bedraagt in elk van
deze kieskantons (van klein naar
groot): Brugge: 3,4%, Namen:
4,5%, Gent: 4,8%, Nijvel: 5,4%,
Bergen: 13,8%, Tongeren: 14,2%,
Tienen: 16,6%, Aarlen: 16,9%,
Huy: 18,6%, Lier: 27,0%.
4/ Deze correctie werd ook in de
tabellen verrekend.
5/ Zie De Maesschalck F. (2013),
De niet gemaakte keuze, Samenleving en politiek, 20/8, pp. 38-49.
6/ Zie De Maesschalck F. (2013),
Ibid.
7/ Ackaert J., Wauters B. & Verlet
D. (2011), Turnout at local elections: the relevance of contextual
variables, paper voor het Politicologenetmaal - Amsterdam, 9-10
juni 2011, 21 p.
8/ De niet-deelname aan de
verkiezingen stijgt naarmate het
politiek niveau stijgt, al zijn de
verschillen niet erg groot. Bij de
gemeenteraadsverkiezingen van
2012 ging het om 14,5%. Bij de
verkiezingen van 2014 ging het
voor de gewestparlementen om
14,8%, voor de Kamer om 15,7%
en voor het Europees parlement
om 15,8% .
9/ Ackaert J., Reynaert H., De
Ceuninck K., Steyvers K. & Valcke T. (2007), De gemeenteraadsverkiezingen van 8 oktober 2006.
Evolutie sinds 1976, Res Publica,
2007/2-3, pp. 413-442.
10/ De stemmen van Belgen in het
buitenland in een diplomatieke of
consulaire beroepspost worden
geaggregeerd op het niveau van de
kieskring, in een speciaal kanton
buitenlandse zaken. Daarbij stelt
zich het probleem van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde,
die in twee gewesten ligt (althans
t.e.m. 2010; daarna werd deze
kieskring gesplitst). Deze stemmen werden hier verdeeld tussen
het Brussels Hoofdstedelijk
Gewest en het Vlaams Gewest a
rato van het aantal kiezers in de
Vlaamse en Brusselse kieskantons
van deze kieskring. De stemmen
van Belgen in het buitenland
die per briefwisseling stemmen
voor de kieskring Brussel-HalleVilvoorde werden t.e.m. 2003 bij
het kieskanton Lennik gevoegd,
maar in 2007 en 2010 werden ook
deze resultaten geaggregeerd op
het niveau van de hele kieskring.
De verdeling van deze stemmen
tussen de gewesten gebeurde hier
op dezelfde manier.
11/ Dassonneville R.& Baudewyns P. (2014), Volatiliteit: veel
beweging, geen aardverschuiving,
Samenleving en politiek, 21/7, pp.
5-16.
12/ Verlet D., Ackaert J. &
Wauters B. (2010), Een Meuriske
Hoe representatief is Michel I?
doen? Stemverlet!, Samenleving en
politiek, 17/7, pp. 4-15.
13/ De niet stemgerechtigde
bevolking wordt hier gedefinieerd
als de officiële meerderjarige
bevolking min de ingeschreven
kiezers. In werkelijkheid is de
groep van niet stemgerechtigden nog wat hoger omdat (1) er
bij de ingeschreven kiezers ook
kiezers uit het buitenland zijn
en (2) de meest recente officiële
bevolkingscijfers dateren van 1
januari 2014 (Bron: ADSEI, FOD
Economie). Gezien de bevolking
groeit, gaat het hier om een onderschatting.
14/ Opvallend zijn Voeren, Maasmechelen, Riemst en Neerpelt
aan de Nederlandse grens, Eupen
aan de Duitse grens, Messancy
aan de Luxemburgse grens en
Komen-Waasten, Estaimpuis en
Moeskroen aan de Franse grens.
15/ Officiële bevolkingscijfers zijn
enkel beschikbaar voor de eerste
dag van het jaar. Van 1981 t.e.m.
1991 gingen de verkiezingen door
in oktober, november of december. Hier wordt de meerderjarige
bevolking genomen op 1 januari
van het eerstvolgende jaar. Sinds
1995 gaan de verkiezingen door in
mei of juni. Hier wordt het gemiddelde genomen van de meerderjarige bevolking op 1 januari van
dat jaar en op 1 januari van het
volgende jaar (Bron: ADSEI,
FOD Economie).
sampol 2014/10|67
SAMPOL_december2014.indd 67
12/5/2014 8:37:50 AM
Hoe rijk zijn
onze partijen?
Jef Smulders en Bart Maddens
Op 25 mei 2014 verdeelde de kiezer niet enkel zetels,
maar ook centen. In Vlaanderen was er per kiezer 45 euro
te verdelen: vijf keer 9 euro per jaar. Dat is gek genoeg niet
veel minder dan wat het kost om lid te worden van een
partij. Anders gezegd, voor een partij brengt een kiezer
bijna evenveel op als een lid. Belangrijk is vooral dat de
verdeling van de financiering over de partijen nu voor vijf
jaar werd vastgeklikt. De partijen die de verkiezingen hebben gewonnen, zullen vijf jaar lang zwemmen in het geld.
Partijen die slecht hebben gescoord, zullen vijf jaar lang
zwarte sneeuw zien.1
SAMPOL_december2014.indd 68
12/5/2014 8:37:50 AM
Jef Smulders en Bart Maddens
In deze bijdrage proberen we de financiële gevolgen van de voorbije verkiezingen zo nauwkeurig
mogelijk in kaart te brengen. We berekenen
daarvoor allereerst hoeveel overheidssubsidies
elke partij jaarlijks zal ontvangen de komende
vijf jaar. Maar de partijen kunnen jaarlijks een
groot deel van die inkomsten opzij zetten. Op
die manier bouwen ze een vermogen op. In wat
volgt schetsen we niet alleen de evolutie van de
vermogens van de partijen tijdens de voorbije
vijftien jaar, maar proberen we via een simulatie
ook in te schatten wat het effect zal zijn van de
verkiezingen van 25 mei 2014 op de toekomstige
vermogenspositie van die partijen.
DE FINANCIËLE WINST- EN VERLIESCIJFERS
Na de verkiezingen van 25 mei 2014 kunnen alle
Belgische partijen samen tijdens de komende
legislatuur rekenen op zo’n 60,8 miljoen euro per
jaar aan dotaties en fractietoelagen vanwege het
federaal Parlement en de deelstatelijke parlementen (Tabel 1).2 Als we daarbij ook de subsidies in
de provincieraden tellen, samen met de subsidies
voor de verbonden instellingen (enkel nog in
Franstalig België), dan komen we op een totaal
van ongeveer 69 miljoen euro dat jaarlijks door
de overheid wordt uitgekeerd aan de partijen.
In Tabel 1 geven we ook de winst- en verliescijfers van de partijen weer als gevolg van de
verkiezingsuitslag van 25 mei. Het steekt meteen de ogen uit dat de N-VA, ook in financieel
opzicht, de absolute winnaar was van 25 mei. De
partij krijgt maar liefst 4,2 miljoen euro extra
per jaar en komt daarmee aan een astronomisch
hoge jaarlijkse subsidie van 12,3 miljoen euro.
Dit gaat echter maar in beperkte mate ten nadele
van de partijen die electoraal gezien achteruit zijn
gegaan. Van de in het parlement vertegenwoordig-
Hoe rijk zijn onze partijen?
de partijen zijn er maar drie die centen verliezen:
Vlaams Belang (-2,5 miljoen euro), Ecolo (-2,2
miljoen euro) en PS (-0,2 miljoen euro). Daarbij
komt LDD dat geen zetels meer heeft en bijgevolg alle overheidsinkomsten verloor. Alle andere
partijen daarentegen winnen. Zelfs partijen zoals
sp.a of cdH, die zowel voor de Kamer- als voor de
regionale verkiezingen stemmen hebben verloren,
zien hun inkomsten toenemen.
Dat komt voornamelijk omdat de totale dotatie
aan de partijen stijgt als gevolg van de hervorming van de Senaat. Naast de verdubbeling
van het bedrag per stem voor de Kamer, wordt
er ook een bijkomend bedrag per stem voor de
Kamer uitgekeerd aan de partijen die ook een
verkozene hebben in de Senaat. Anderzijds
worden de fractietoelagen in de Senaat wel verminderd. 3 Het nettoresultaat is dat de partijen
jaarlijks 4,3 miljoen euro extra krijgen. De totale
overheidssubsidie in de parlementen stijgt van
56,5 miljoen euro naar 60,8 miljoen euro.
HET VERMOGEN VAN POLITIEKE
PARTIJEN
Sinds 25 mei kunnen de meeste partijen dus
genieten van nog meer overheidsinkomsten dan
voorheen. Bovendien slagen ze erin om jaarlijks
een groot deel van die inkomsten opzij te zetten.
Op die manier kunnen ze hun vermogen uitbouwen. Hoe groot het vermogen van de partijen
is, kunnen we sinds 1999 gemakkelijk afleiden
uit de boekhouding van de partijen. Vanaf dat
jaar werden de partijen immers verplicht om
jaarlijks een geconsolideerde boekhouding te
publiceren, die ook de financiën omvat van de
componenten van de partij. Dat zijn onder meer
de studiediensten, parlementaire fracties en
regionale afdelingen. Van 1989 tot 1998 konden
de partijen zelf vrij autonoom beslissen welke
componenten werden opgenomen, waardoor
sampol 2014/10|69
SAMPOL_december2014.indd 69
12/5/2014 8:37:50 AM
Jef Smulders en Bart Maddens
Hoe rijk zijn onze partijen?
Tabel 1: Jaarlijkse dotaties en fractietoelagen vanwege de parlementen als gevolg van de
verkiezingsuitslag van 25 mei 2014, en het verschil met 2009/2010.
Partij
N-VA
PS
MR
CD&V
Open Vld
sp.a
cdH
Groen
Vlaams Belang
Ecolo
FDF
Overige partijen
Totaal
Totale overheidsinkomsten
na 25 mei 2014
12.269.438,09
8.819.807,81
7.521.063,66
7.397.089,60
5.878.905,14
5.463.501,50
4.023.104,89
3.325.466,64
2.086.159,73
1.842.674,74
753.688,78
Verschil ten opzichte van
2009/2010
+ 4.218.899,91
‒ 210.311,92
+ 1.440.995,52
+ 778.451,19
+ 851.726,67
+ 210.130,42
+ 186.770,16
+ 1.053.057,35
‒ 2.469.745,01
‒ 2.224.621,06
+ 555.698,02
1.438.416,61
‒ 105.651,19
60.819.317,19
+ 4.285.400,05
de boekhoudingen van die periode moeilijk
onderling vergelijkbaar zijn.
van deze partijen een piek van 97,3 miljoen euro,
om nadien weer sterk te dalen.
Grafiek 1 geeft de evolutie van het vermogen
weer van alle Belgische politieke partijen samen
voor de periode 1999-2013. Hieruit blijkt dat het
totale vermogen van de partijen is toegenomen
van 69,2 miljoen euro in 1999 tot 127,1 miljoen
euro in 2013.4 In deze periode is het aantal
partijen en hun omvang echter niet constant
gebleven (door bijvoorbeeld de opkomst van
LDD, het verdwijnen van de Volksunie en de opkomst van N-VA). Om hiervoor te controleren,
is in de grafiek ook het vermogen van enkel de
zes traditionele partijen opgenomen (Vlaamse
en Franstalige christendemocraten, liberalen en
socialisten). Hun totale vermogen is in dezelfde
periode toegenomen van 56,9 miljoen euro tot
80,2 miljoen euro. Dit is echter geen rechtlijnige
evolutie geweest: in 2008 bereikte het vermogen
Uit de grafiek blijkt ook duidelijk dat het totale
vermogen van de partijen in verkiezingsjaren
telkens afneemt. Dit is althans zeer uitgesproken
het geval voor de jaren waarin er federale of
regionale verkiezingen georganiseerd werden
(in de grafiek aangeduid met een bolletje). Er
was in het bijzonder een sterke daling van het
vermogen van de traditionele partijen in 2009
en 2010. Dit toont aan dat partijen in verkiezingsjaren hun vermogen aanspreken om de
campagne te financieren. Lokale verkiezingen
lijken daarentegen veel minder sterk het vermogen te beïnvloeden. In de periode 1999-2013 zijn
er drie keer lokale verkiezingen georganiseerd
(aangeduid met een driehoekje). In twee van de
gevallen leidde dit tot een lichte daling van het
vermogen, maar in 2006 slaagden de partijen
sampol 2014/10|70
SAMPOL_december2014.indd 70
12/5/2014 8:37:50 AM
Jef Smulders en Bart Maddens
Hoe rijk zijn onze partijen?
Grafiek 1: Vermogen van alle Belgische politieke partijen samen (in miljoen euro, in prijzen
van september 2014).
erin om hun vermogen nog verder uit te breiden.
Als we kijken naar de evolutie van het vermogen
per partij (Tabel 2)5, dan zien we dat de PS al
altijd de rijkste partij geweest is. Het vermogen van deze partij schommelt, met wat ups en
downs, rond een gemiddelde van 17,8 miljoen
euro. Volgens de meest recente gegevens van
2013 bezit de partij 18,8 miljoen euro. Ook
de Vlaamse zusterpartij was al relatief rijk op
het einde van de jaren 1990, maar heeft dit
vermogen nadien verder kunnen uitbouwen
tot 16,2 miljoen in 2013. Daarmee is sp.a de
derde rijkste partij. Op de vierde plaats komt
CD&V met 14,5 miljoen euro. Het vermogen
van de Vlaamse christendemocraten vertoont
een vergelijkbare evolutie als dat van sp.a, al is
het constant wat lager (met uitzondering van de
kartel-jaren).6 De twee liberale partijen vallen
op door een sterkere toename van het vermogen in vergelijking met de andere traditionele
partijen. Zij starten allebei met een lager bedrag
en kunnen dat bijna verdubbelen, waardoor ze
uiteindelijk in de buurt komen van CD&V, met
12,7 miljoen voor MR en 12,5 miljoen voor
Open Vld. Maar in beide gevallen piekte het
vermogen rond 2006 en 2008, en was er nadien
een terugval. Bij MR is het vermogen in 2011
bovendien verder teruggevallen door het vertrek
van FDF uit het kartel. Dit betekende voor de
partij automatisch een vermogensverlies van
een kleine 1 miljoen euro. Ten slotte is PSC/
cdH duidelijk het kneusje onder de traditionele
partijen. Deze partij blijft constant op een veel
lager niveau van gemiddeld 5,4 miljoen euro.
sampol 2014/10|71
SAMPOL_december2014.indd 71
12/5/2014 8:37:51 AM
Jef Smulders en Bart Maddens
Hoe rijk zijn onze partijen?
Tabel 2: Vermogen per politieke partij (in miljoen euro, in prijzen van september 2014).
CVP
CD&V
VLD
O. Vld
SP
sp.a
Agalev
Groen
VB
PS
PRL
MR
PSC
cdH
Ecolo
1999
8,94
6,23
12,36
1,89
5,05
17,92
6,88
4,59
3,67
1,69
2000
8,28
7,66
9,17
2,12
4,53
2001
8,93
11,01
11,48
3,39
5,53
2,52
17,05
7,01
5,52
4,01
1,67
20,76
8,64
6,83
5,21
2002
11,21
13,72
13,24
5,06
6,26
2003
10,82
15,27
14,42
3,33
4,80
3,42
18,75
9,72
7,07
7,26
1,38
17,24
9,23
5,63
7,65
0,37
2004
10,18
14,33
14,29
2,83
2005
12,10
17,28
17,15
3,15
3,43
2,37
15,64
8,50
4,71
6,36
0,44
6,58
4,76
17,88 10,68
6,02
4,68
0,48
2006
11,51
18,14
18,16
2007
16,58
15,86
16,10
3,11
6,90
4,72
19,64 17,53
6,15
3,51
3,17
8,78
16,25 15,58
5,20
4,25
0,39
2008
20,09
18,12
2009
13,60
16,34
18,41
3,95
10,91
17,67 16,92
6,13
5,60
0,97
15,39
3,43
11,40
5,59
16,68 15,27
4,76
6,51
1,08
0,90
2010
12,33
2011
13,95
13,30
13,93
3,32
15,70
8,45
15,83 14,02
3,74
7,55
1,00
0,75
14,06
15,06
4,23
16,00 13,20 18,47 12,76
4,78
8,67
1,48
0,76
2012
2013
13,32
12,73
15,47
3,77
13,74 14,29 18,69 12,83
4,85
8,22
1,89
0,95
14,53
12,53
16,23
4,19
12,27 18,39 18,82 12,65
5,42
8,74
2,20
1,07
Ook de niet-traditionele partijen hebben hun
vermogen de voorbije vijftien jaar zien aangroeien. Zo hebben de twee groene partijen
hun vermogen meer dan verdubbeld, al blijft
de omvang van het groene vermogen bescheiden. Ecolo had in 2013 8,7 miljoen euro en
Groen slechts 4,2 miljoen. In absolute cijfers
kunnen N-VA en Vlaams Belang het meest indrukwekkende palmares voorleggen. Vlaams
Blok/Belang startte met 5,1 miljoen in 1999 en
had in 2013, met 12,3 miljoen, een vermogen
dat vergelijkbaar is met dat van de liberale partijen. Het N-VA-vermogen is vooral tijdens de
jongste vijf jaar exponentieel gegroeid. Terwijl
de partij in 2009, net voor haar grote electorale
doorbraak, nog maar 5,6 miljoen euro bezat, is
dat op korte tijd opgelopen tot het niveau van
de PS. N-VA is sinds haar ontstaan in 2001
bijgevolg geëvolueerd van de armste partij (met
2,5 miljoen euro) naar de op één na rijkste.
N-VA
LDD Overig
0,53
0,46
We kunnen tegelijk wel vaststellen dat de algemene vermogensongelijkheid tussen individuele partijen onderling sinds 1999 lichtjes
is afgenomen. Aanvankelijk was 75,6% van
het totale vermogen in handen van slechts vijf
partijen (PS, SP, CVP, MR en VLD). De twee
socialistische partijen samen hadden toen zelfs
43,7% van het totale vermogen in hun bezit.
Door de toename van het aantal relevante partijen is deze situatie lichtjes veranderd. In 2013
was 73,3% van het totale vermogen al in handen
van zes partijen (dezelfde partijen als in 1999
plus N-VA). En de twee rijkste partijen (PS en
N-VA) waren samen goed voor amper 29,3%
van het vermogen. Er is dus een meer gelijke
verdeling van het totale kapitaal over de verschillende partijen. Alleen is het de vraag of dat
ook de komende jaren zo zal blijven.
sampol 2014/10|72
SAMPOL_december2014.indd 72
12/5/2014 8:37:51 AM
Jef Smulders en Bart Maddens
EEN SIMULATIE VAN DE VERMOGENSOPBOUW TOT 2018
De komende vier jaar zullen er geen wetgevende
verkiezingen plaatsvinden. De partijen zullen
hun vermogen bijgevolg onbeperkt verder kunnen opbouwen. Op basis van een aantal assumpties kunnen we simuleren hoe het vermogen van
de partijen in die periode zal evolueren.
We vertrekken van een schatting van de totale
jaarlijkse inkomsten per partij. De toekomstige
inkomsten uit fractietoelagen en dotaties (in
2013 goed voor 69% van alle inkomsten) kunnen we vrij precies berekenen. Hoe de overige
31% van de partij-inkomsten zullen evolueren,
weten we niet. Hier moeten we uitgaan van
de assumptie dat ze constant zullen blijven in
vergelijking met het boekjaar 2013.7
De volgende vraag is dan wat de ‘spaarquote’ is
van de partijen: het percentage van de inkomsten
dat de partijen niet uitgeven, maar opzij zetten.
Partijen kunnen op twee manieren sparen: ze
kunnen een bepaald bedrag als winst inschrijven
in de balans, of ze kunnen een bedrag boeken
als een provisie of voorziening. We weten uiteraard niet hoe die spaarquote de komende jaren
zal evolueren. We moeten hier dan ook uitgaan
van de assumptie dat die spaarquote constant zal
blijven in vergelijking met de voorgaande jaren.
We veronderstellen, met andere woorden, dat
de partijen tijdens de komende jaren telkens
hetzelfde aandeel van hun totale inkomsten opzij
zullen kunnen zetten.
Voor de partijen die hun inkomsten sterk zagen
toenemen na 25 mei zal dit een onderschatting
zijn. Wellicht zullen deze partijen hun organisatie niet uitbreiden in verhouding tot hun
hogere overheidssubsidies, temeer omdat ze ook
veel meer parlementaire medewerkers krijgen.
Hoe rijk zijn onze partijen?
Vermoedelijk zullen deze partijen het daardoor met minder eigen personeel kunnen doen,
waardoor de spaarquote zal toenemen. Voor de
partijen met dalende overheidsinkomsten geldt
het tegenovergestelde. Hier is de constant gehouden spaarquote ongetwijfeld een overschatting. Deze partijen zullen minder opzij kunnen
zetten als ze hun organisatie enigszins op peil
willen houden, temeer omdat ze de daling van
het aantal parlementaire medewerkers wellicht
zullen moeten compenseren door de aanwerving van meer eigen personeel. In dit geval zal
de spaarquote dus allicht dalen.
Voor het inschatten van de toekomstige spaarquote baseren we ons voor de jaren 2015, 2016
en 2017 op de gemiddelde spaarquote per partij
in de verkiezingsloze jaren 2011 en 2013. Voor
2018, wanneer er lokale verkiezingen zullen
plaatsvinden, nemen we 2012 als referentiejaar.
En voor 2014 nemen we naast 2012 ook het
verkiezingsjaar 2009 in rekening. 8 Door het
toepassen van de spaarquote op de verwachte
inkomsten bekomen we een schatting van de
jaarlijkse ‘inleg’ van de partijen. Daarbij komt
dan nog eens het rendement van het vermogen,
dat we voorzichtig inschatten op vier procent
per jaar.
In Tabel 3 en Grafiek 2 geven we weer hoe het
vermogen van de politieke partijen de komende
jaren zal evolueren, onder de hierboven vermelde assumpties.9 Volgens deze simulatie zou
het totale vermogen van deze partijen in de
komende jaren toenemen van 124,9 miljoen
euro in 2013 naar 188,4 miljoen euro in 2018.
Deze stijging van het totale vermogen kan in
belangrijke mate op rekening worden geschreven van N-VA. Het vermogen van die partij
zou stijgen van 18,4 miljoen in 2013 naar maar
liefst 43,3 miljoen in 2018. Dit is meer dan een
sampol 2014/10|73
SAMPOL_december2014.indd 73
12/5/2014 8:37:51 AM
Jef Smulders en Bart Maddens
Hoe rijk zijn onze partijen?
Tabel 3: Simulatie van de evolutie van het vermogen per politieke partij (in miljoen euro,
werkelijke cijfers voor 2013).
CD&V
O. Vld
sp.a
Groen
VB
N-VA
2013
14,53
12,53
16,23
4,19
12,27
18,39
18,82 12,65 5,42
PS
MR
cdH Ecolo FDF
8,74
1,07
124,86
Totaal
2014
15,28
10,97
15,95
3,50
11,04
17,38
18,25 12,12 4,34
8,51
0,91
118,25
2015
17,72
12,00
17,88
4,25
11,39
24,51
20,92 13,70 5,39
9,54
1,11
138,42
2016
20,26
13,07
19,88
5,04
11,76
31,93
23,69 15,35 6,48
10,62
1,32
159,40
2017
22,90
14,18
21,97
5,85
12,14
39,65
26,57 17,05 7,62
11,74
1,54
181,22
2018
24,15
13,71
23,08
5,71
11,30
43,29
28,28 17,80 7,95
11,72
1,35
188,35
Grafiek 2: Simulatie van de evolutie van het vermogen voor vijf partijen (in miljoen euro,
werkelijke cijfers voor 2013).
verdubbeling op amper vijf jaar tijd. Bovendien
is dit waarschijnlijk een onderschatting van de
werkelijke vermogensopbouw, aangezien de
spaarquote van N-VA vermoedelijk zal stijgen en
de partij in de toekomst dus een groter aandeel
van de inkomsten opzij zal kunnen zetten dan
tot nu toe het geval was.
N-VA zou vanaf 2015 overigens de PS voorbij
steken als rijkste partij van België. De daarop
volgende jaren zal, volgens onze simulatie, de
kloof alleen maar groter worden. Het groeiritme
van het PS-vermogen is immers trager. In 2018
zou de PS ‘slechts’ 28,3 miljoen euro hebben
(tegenover 18,8 miljoen in 2013). N-VA zou
sampol 2014/10|74
SAMPOL_december2014.indd 74
12/5/2014 8:37:51 AM
Jef Smulders en Bart Maddens
in 2018 bijgevolg 15 miljoen euro rijker zijn
dan de PS.
Tot en met 2013 was sp.a de derde rijkste partij.
Volgens onze simulatie zou dat de komende
jaren aanvankelijk zo blijven, maar zou de partij
in 2016 wel worden ingehaald door CD&V. In
2018 zouden de Vlaamse christendemocraten
met een vermogen van 24,2 miljoen euro uiteindelijk iets rijker zijn dan de socialisten (23,1
miljoen euro).
Vlaams Belang is de enige partij die er ten opzichte van 2013 op achteruit zou gaan. De partij zou
landen op 11,3 miljoen euro, terwijl ze in 2013
nog een vermogen had van 12,3 miljoen euro.
Tijdens de voorbije jaren had de partij een licht
negatieve spaarquote, en zelfs een uitgesproken
negatieve in de verkiezingsjaren. Dit betekent dat
de partij haar uitgaven voor een stuk financierde
door het vermogen aan te spreken. Als we dit toepassen op de (sterk teruggevallen) inkomsten van
de partij, dan leidt dit tot een geleidelijke daling
van het vermogen. Dit wordt echter grotendeels
gecompenseerd door het jaarlijkse rendement,
behalve in de verkiezingsjaren. Maar zoals hoger
al aangegeven, is het weinig realistisch dat een
partij die haar inkomsten zo sterk ziet terugvallen
de organisatie zal kunnen handhaven zonder het
vermogen méér aan te spreken dan tot nu toe het
geval was. De verwachting is dan ook dat Vlaams
Belang in 2018 zal eindigen met een beduidend
lager vermogen dan uit deze simulatie blijkt.
Hetzelfde geldt voor Ecolo. Deze partij had in
de verkiezingsloze referentiejaren een positieve
spaarquote, wat er in onze simulatie toe leidt
dat het vermogen, zelfs bij sterk verminderde
inkomsten, beperkt blijft oplopen, behalve in
verkiezingsjaren. Wellicht zal ook Ecolo haar
oorlogskas moeten aanspreken om de partij
operationeel te houden. Terwijl de Franstalige
Hoe rijk zijn onze partijen?
groenen tot nu toe een vermogen hadden dat
vergelijkbaar was met dat van de traditionele
partijen, is de kans groot dat ze tegen 2018
teruggevallen zullen zijn tot het niveau van hun
Vlaamse tegenhangers.
Op basis van onze simulatie mogen we ons
tot slot verwachten aan een meer ongelijke
vermogensverdeling in vergelijking met 2013.
Terwijl de twee rijkste partijen (PS en N-VA)
toen 29,3% van het vermogen bezaten, zou dit
in 2018 oplopen tot niet minder dan 38%.
SLOTBESCHOUWING
Volgens de Amerikaanse politicologe Susan
Scarrow kunnen politieke partijen twee strategieën volgen op vlak van partijfinanciering. De
inkomsten-maximaliserende strategie houdt in
dat een partij prioritair streeft naar het maximaliseren van de eigen inkomsten. Dat ook de
concurrentie daarvan zal profiteren, is van ondergeschikt belang. De electoraal-economische
strategie daarentegen impliceert dat de partijen
hun financiële positie ondergeschikt maken
aan de competitieve positie op de electorale
markt. Partijen zullen volgens deze strategie
streven naar een optimum waarbij ze zelf net
genoeg middelen hebben en de concurrentie
zo weinig mogelijk.10
In eerdere publicaties hebben we al aangetoond
dat de Belgische partijen altijd een inkomstenmaximaliserende strategie hebben gevolgd.11
Toen Vlaams Blok vanaf het begin van de jaren
1990 marktaandeel, en dus ook overheidssubsidies, afsnoepte van de traditionele partijen,
hebben die daarop gereageerd door de overheidssubsidies fors op te trekken. Vooral Vlaams
Blok heeft hiervan geprofiteerd, want die partij
had relatief weinig inkomstenbronnen buiten de
overheidsfinanciering. Maar dat namen de trasampol 2014/10|75
SAMPOL_december2014.indd 75
12/5/2014 8:37:51 AM
Jef Smulders en Bart Maddens
Hoe rijk zijn onze partijen?
ditionele partijen er maar bij. Hun belangrijkste
bekommernis was immers het maximaliseren
van de eigen subsidies.
Diezelfde logica werd ook gevolgd bij de recente
hervorming van de wetgeving in het kader van
de zesde staatshervorming. De overwinning van
N-VA in 2010 heeft de federale subsidiestroom
naar de traditionele partijen doen afnemen. De
verwachting was dat dit in nog sterkere mate het
geval zou zijn als N-VA in 2014 die sterke score
ook zou kunnen doortrekken naar het Vlaams
Parlement. De traditionele partijen hebben dan
de hervorming van de Senaat aangegrepen om
de subsidies te verhogen en op die manier hun
inkomsten enigszins op peil te houden. Zoals
hoger aangetoond, is dit ook gelukt.
Vandaag is het vooral N-VA die wel vaart bij die
inkomsten-maximaliserende strategie, zij het in
een veel sterkere mate dan ooit het geval was
met Vlaams Blok/Belang. Nog nooit sinds het
invoeren van de federale dotatie voor de partijen
in 1989, en de daaropvolgende exponentiële
toename van de overheidssubsidies, heeft een
politieke partij zo’n groot marktaandeel verworven als N-VA vandaag. Daardoor worden
we voor het eerst volop geconfronteerd met
het enorme financiële hefboomeffect van een
een oorlogskas hebben van ruim 43 miljoen
euro. En dit is naar alle waarschijnlijkheid een
onderschatting, aangezien de partij wellicht
nog meer zal kunnen sparen dan vroeger. Of
de partij daarmee de rijkste partij ooit wordt
in de Belgische geschiedenis, kunnen we niet
met zekerheid zeggen, aangezien we pas vanaf
het begin van de jaren 1990 zicht hebben op de
boekhoudingen van de partijen. Maar het heeft
er toch wel alle schijn van.
Door die vermogensopbouw verwerven politieke partijen een aanzienlijke staying power. Stel
dat de verkiezingen van 2019 slecht aflopen voor
N-VA, dan heeft de partij toch nog voldoende
middelen om de partijorganisatie voor lange
tijd te handhaven. Dit zien we nu ook, zij het op
een kleinere schaal, bij Vlaams Belang. De oorlogskas laat de partij toe om de sterk gedaalde
inkomsten op te vangen en om de periode tot
de volgende verkiezingen organisatorisch te
overbruggen.
Nieuw is wel dat er op vlak van het vermogen, en
dus ook van de organisatorische staying power,
een toegenomen ongelijkheid ontstaat tussen
de partijen. Tot 2012 waren de grotere partijen
min of meer aan elkaar gewaagd qua vermogen.
Buiten Groen en LDD had elke Vlaamse partij
Volgens onze simulatie zou N-VA aan de vooravond van de volgende parlementsverkiezingen een oorlogskas hebben van ruim 43
miljoen euro.
grote verkiezingsoverwinning op alle niveaus.
Nog nooit kreeg een Belgische politieke partij
zoveel overheidssubsidies als N-VA vandaag:
12,3 miljoen euro per jaar. Dit laat de partij
toe om een gigantisch vermogen op te bouwen.
Volgens onze simulatie zou N-VA aan de vooravond van de volgende parlementsverkiezingen
een vermogen dat schommelde tussen 12 en 16
miljoen euro. In 2013 slaagde N-VA erin om de
andere Vlaamse partijen achter zich te laten, en
de komende jaren zal die kloof alsmaar groter
worden. Volgens onze simulatie zal N-VA in
2018 bijna dubbel zo rijk zijn als de tweede
rijkste Vlaamse partij.
sampol 2014/10|76
SAMPOL_december2014.indd 76
12/5/2014 8:37:51 AM
Jef Smulders en Bart Maddens
Om dit financiële hefboomeffect en de politieke
gevolgen ervan ongedaan te maken, zou je de
overheidssubsidies voor de partijen drastisch
moeten reduceren en meer moeten afstemmen
op de werkelijke behoeften van de partijen,
zodat ze die subsidies niet kunnen oppotten.
De kans dat dit gebeurt, is echter klein tot onbestaande. De traditionele partijen zullen hun
inkomsten-maximaliserende strategie ongetwijfeld handhaven. En N-VA heeft er alle belang bij
Hoe rijk zijn onze partijen?
om freerider te spelen: enerzijds wat symbolisch
protest laten horen tegen de hoge overheidssubsidies, maar er anderzijds ten volle van profiteren. ‘Vandaag krijgen politieke partijen jaarlijks
miljoenen euro’s toegeschoven. Voor de N-VA
mag dat gerust wat minder zijn’.12 Zo luidt het
officiële standpunt van de partij. Dat het nieuwe
federale regeerakkoord daar in alle talen over
zwijgt, is heus niet te wijten aan vergetelheid.
Jef Smulders
FWO-aspirant verbonden aan de KU Leuven, Instituut voor de Overheid
Bart Maddens
Buitengewoon hoogleraar aan de KU Leuven, Instituut voor de Overheid
Noten
1/ B. Maddens en J. Smulders,
‘Het klikfonds van 25 mei’, De
Tijd, 16 mei 2014, p. 11; B. Maddens en J. Smulders, ‘Simulatie
van dotaties en fractietoelagen na
de verkiezingen van 2014’, Interne
onderzoeksnota in opdracht van
Knack (zie: E. Pironet, ‘Uw stem
is geld waard’, Knack, 26 maart
2014, pp. 22-27).
2/ Voor de details van deze berekening, zie: J. Smulders, J. Faniel
en B. Maddens (2014), ‘Verkiezingen, partijen en overheidsfinanciering: de financiële gevolgen
van de verkiezingen van 25 mei
2014’, Tijdschrift voor Bestuurswetenschappen en Publiekrecht, (7),
428-437.
3/ Voor een verdere toelichting
hierbij, zie: J. Smulders, J. Faniel
en B. Maddens, o.c. en J. Smulders en B. Maddens (2014), De
financiële gevolgen voor de politieke
partijen na de hervorming van de
Senaat, Leuven, KU Leuven Instituut voor de Overheid.
4/ We baseren ons op de balans
van de politieke partijen, zoals
opgenomen in de jaarlijkse
boekhoudingen. Het gaat hier
steeds om geïndexeerde bedragen,
uitgedrukt in prijzen van september 2014.
5/ De kleinere partijen worden in
deze tabel samengebracht in de
categorie ‘Overig’. Deze categorie
heeft betrekking op de Volksunie
(1999-2000), FN (2003-2007),
SLP (2009-2010), PP (2010-2011)
en FDF (2011-2013).
6/ In 2007 en 2008 heeft het vermogen van CD&V betrekking op
het kartel CD&V/N-VA. In deze
jaren moet zo’n 5 miljoen euro
van het vermogen op rekening
geschreven worden van N-VA.
Het vermogen van sp.a verwijst
in de periode 2003-2008 naar het
kartel sp.a-spirit. Het vermogen
van spirit/Vl.Pro/SLP is echter
verwaarloosbaar ten opzichte van
dat van sp.a.
7/ Het betreft hier onder meer
inkomsten uit lidgelden (2,9%
van alle inkomsten), die worden
bepaald door de evolutie van
het ledenaantal, en afdrachten
van mandatarissen aan de partij
(9,5%), die in functie staan van de
zetelwinst- of verlies op 25 mei.
8/ Het verkiezingsjaar 2010 laten
sampol 2014/10|77
SAMPOL_december2014.indd 77
12/5/2014 8:37:51 AM
Jef Smulders en Bart Maddens
we hier buiten beschouwing,
aangezien dit vervroegde verkiezingen waren.
9/ We bekijken in deze projectie
niet alle partijen met een parlementaire vertegenwoordiging (zoals dat wel het geval was in Tabel
2 en Grafiek 1). PP en PVDA+/
PTB-GO! worden niet opgenomen, hoewel zij de komende jaren
wel verplicht zullen zijn om hun
boekhouding publiek te maken.
We hebben echter onvoldoende
Hoe rijk zijn onze partijen?
informatie voor het berekenen
van de spaarquote van deze
partijen.
10/ Scarrow, S. (2004), ‘Explaining Political Finance Reforms:
Competition and Context’, Party
Politics, 10(6), 653-675.
11/ Maddens, B., Smulders, J.
en Weekers, K. (2014), Partij- en
campagnefinanciering in België,
Leuven: Acco; Weekers, K. en
Maddens, B. (2006), ‘De overheidsfinanciering van het Vlaams
Blok/Belang’, Samenleving en
politiek, 13(5), 49-56; Weekers,
K., Maddens, B. en Noppe, J.
(2009), ‘Explaining the Evolution
of the Party Finance Regime in
Belgium’, Journal of Elections,
Public Opinion, and Parties, 19(1),
25-48.
12/ Nieuw-Vlaamse Alliantie
(2014), Partijfinanciering (http://
www.n-va.be/standpunten/partijfinanciering, Geraadpleegd op 25
oktober 2014).
sampol 2014/10|78
SAMPOL_december2014.indd 78
12/5/2014 8:37:51 AM
BOEKESSAY
Het kapitalisme redden?
Luc Vanneste
Het is tegenwoordig al Thomas Piketty wat de klok slaat. Ik zal de laatste zijn om het belang
van zijn boek Kapitaal in de 21ste eeuw te minimaliseren, maar eigenlijk verdedigt hij maar één
stelling: het rendement op vermogen is groter dan op economische productie en als je daar
niets aan verandert, gaat het kapitalisme ten onder aan ongelijkheid. Dat meer mogelijk is,
bewijst Paul De Grauwe in zijn goed geschreven boek De limieten van de markt. De slinger tussen overheid en kapitaal. Hij analyseert in 200 bladzijden (tegenover bijna 1000 van Piketty)
het kapitalisme op een veel omvattender manier en je krijgt er nog een hoofdstuk Piketty bij.
De Grauwe wil, net als zijn Franse collega, de vrije markt redden van de vele bedreigingen. Dit
boek moet verplichte lectuur worden. Toch botsen we op ideologische grenzen: hoeven we te
aanvaarden dat kapitalisme intrinsiek zelfdestructief is?
WELVAART = MARKT + OVERHEID
Voor Paul De Grauwe is het voldoende bewezen
dat een centraal geleide markt niet werkt, maar
ook dat een zuiver marktmechanisme evenmin
voldoende welvaart opbrengt. De markt is niet
beter dan de overheid of omgekeerd. Beide zijn
instrumenten om welvaart te creëren. Beide
heb je nodig. Telkens zie je dat een expansie
van de markt, tot deze op zijn grenzen stoot
en de overheid tussenkomt, om na verloop van
tijd de markt weer een stuk los te laten. Om
te zien dat het kapitalisme succesvol is in het
bevorderen van welvaart, volstaat het te kijken
naar het verschil tussen Noord- en Zuid-Korea.
In 1950 waren beide even arm, vandaag zijn het
extremen. Het succes van het kapitalisme heeft
te maken met zijn gedecentraliseerde karakter.
Het kan steeds nieuwe producten en diensten
voortbrengen en stuwt technologische ontwikkeling vooruit.
Fundamenteel is de onzichtbare hand van Adam
Smith: als iedereen zijn eigen belang nastreeft
wordt het collectieve belang het best gediend.
Het is een manier om de individuele en de colsampol 2014/10|79
SAMPOL_december2014.indd 79
12/5/2014 8:37:52 AM
Luc Vanneste
Het kapitalisme redden?
lectieve rationaliteit met elkaar te verzoenen.
Maar dat kan mislopen. Het kapitalisme kan op
externe limieten stuiten, waarbij geen rekening
gehouden wordt met effecten van initiatieven
op derden, maar ook op interne limieten. Die
laatsten hebben te maken met de tegenstelling
tussen het calculerende en het gevoelsmatige.
De vrije markt doet beroep op de rationaliteit
van ieder mens, die zo goed mogelijk uitrekent
wat in zijn belang is, maar een mens heeft tegelijk ook behoefte aan liefde en rechtvaardigheid.
Als de vrije markt te ver gaat, worden mensen
ongelukkig.
EXTERNE LIMIETEN
Paul De Grauwe ziet drie externe limieten: ze
hebben te maken met milieu, met financiële
markten en met publieke goederen.
1/ Het milieu toont heel duidelijk dat er spontaan geen rekening gehouden wordt met externe
kosten. In het systeem zet niets daar toe aan. Als
elkaar gekoppeld zijn en elkaar kunnen meesleuren. Ze rekenen er gewoon op dat ze toch
gered zullen worden. Zonder de overheid zou de
bankencrisis van 2008 het einde van de markt
hebben ingeleid.
3/ Het marktsysteem heeft geen mechanismen
om publieke goederen tot stand te brengen.
Als je dat zijn beloop laat, heb je te veel mensen die erop rekenen dat anderen het wel zullen doen en ervoor zullen betalen. Alleen een
overheidsinterventie kan ervoor zorgen dat die
vrijbuitershouding geneutraliseerd wordt. Je
moet er dan wel bijnemen dat niet alle mensen
het leuk vinden om tot participatie gedwongen
te worden.
WAT ZIJN DE INTERNE LIMIETEN?
De vrije markt gaat ervan uit dat er een automatisch evenwicht ontstaat tussen vraag en aanbod,
maar trekt er zich niets van aan dat iemand iets
niet kan kopen dat hij of zij nochtans echt nodig
Paul De Grauwe ziet drie externe limieten bij de vrije markt: ze
hebben te maken met milieu, met financiële markten en met publieke goederen.
de overheid geen beperkingen oplegt, raken de
milieuproblemen niet opgelost. Dan vernietigt
het marktsysteem gewoon zichzelf.
2/ Het geloof in de zelfregulering van de markt
is een sprookje. Niemand kan de toekomst voorspellen. Mensen apen vaak gewoon na wat anderen doen; ze gedragen zich als kuddedieren.
Dat leidt dikwijls tot euforische toestanden,
zoals bij vastgoedbellen die onvermijdelijk uit
elkaar spatten. Hierbij komt dat banken zich
wel afschermen voor allerlei risico’s, maar niet
voor risico’s die volgen uit het feit dat ze aan
heeft. Ze komt wel tot een evenwicht, maar niet
tot een maatschappelijk optimum. Zo ontstaan
er onvermijdelijk problemen met een gevoel van
rechtvaardigheid. Dat is eigen aan mensen. Zelfs
zij die zich kunnen veroorloven om iets te kopen,
zullen daar problemen mee hebben.
Verder rekent de vrije markt op extrinsieke
motivaties om iets te doen, op financiële beloning, en veel minder op intrinsieke motivatie,
op het plezier om iets te doen. Daardoor wordt
vooral appel gedaan op de calculerende mens
en minder op het gevoelsmatige. Er ontstaat
sampol 2014/10|80
SAMPOL_december2014.indd 80
12/5/2014 8:37:52 AM
Luc Vanneste
een discrepantie tussen het individueel en het
collectief welzijn.
Het vrije marktsysteem moet het, ten slotte,
vooral hebben van concurrentie. Die duwt de
prijzen de laagte in en zorgt op die manier voor
welvaart, maar zet tegelijk de behoefte aan samenwerking onder druk.
DE MARKT REGULEERT ZICHZELF
NIET
Er zijn dus externe en interne limieten aan de
vrije markt die we echt wel moeten aanpakken,
willen we een catastrofe vermijden. Marktfundamentalisten denken bijvoorbeeld dat milieuproblemen opgelost kunnen worden door zaken
als lucht en water in termen van eigendom te
benaderen. Omdat er zich een enorm probleem
van informatie stelt, is dat echter zeer theoretisch. Het is overigens alleen de overheid die
eigendom kan definiëren.
Je moet ook niet rekenen op de technologische
vooruitgang om de groei van de productiviteit
te stimuleren, stelt Paul De Grauwe. Natuurlijk
heb je technologische oplossingen nodig, maar
tot nu heeft de digitale revolutie nog geen effect
gehad op de productiviteitsgroei.
Ten slotte zit er in het kapitalisme een stimulans
om steeds nieuwe producten te ontwikkelen en
zal minstens de wereld buiten de VS en Europa
haar achterstand willen goedmaken. Denken
dat er een ingebouwde rem zou zijn op de groei
is een illusie. ‘Het kapitalisme zelf is niet in
staat om een onvermijdelijke botsing tegen zijn
limieten te voorkomen’ (98).
STERKE OVERHEID
Alleen een overheidsbeleid kan het marktsys-
Het kapitalisme redden?
teem van de ondergang redden. Wie spreekt
over overheidsbeleid, spreekt over opleggen
van beperkingen. Er is al opgemerkt dat publieke goederen niet vanzelf tot stand komen,
maar afhangen van politieke beslissingen. Dat
moet bij voorkeur een sterke overheid zijn, wil
deze voldoende weerstand bieden aan belangengroepen die niet het algemeen belang voor
ogen hebben.
Willen we de markt in stand houden, dan is ook
herverdeling onvermijdelijk. Het zijn precies
de eigenaars die een steeds groter deel van de
koek voor zichzelf opeisen die het kapitalisme
in gevaar brengen: ‘In die zin zijn de kapitalisten
de grootste vijanden van het kapitalisme’ (106).
De hoogste inkomens moeten voor Paul De
Grauwe in elk geval zwaarder belast worden
dan vandaag. Er hoeft zeker geen totale gelijkheid nagestreefd te worden, maar het IMF
bijvoorbeeld geeft duidelijk aan dat landen met
minder ongelijkheid gemiddeld sneller groeien.
Het is niet overdreven te stellen dat een herverdelingspolitiek gemiddeld de groei niet afremt.
Dat beantwoordt overigens aan de historische
realiteit in West-Europa, waar in de naoorlogse
periode hoge belastingen niet verhinderd hebben dat de groei op een hoogtepunt kwam.
Grotere gelijkheid heeft een sociaal en politiek stabiliserend effect. Men mag niet te ver
gaan, maar vanaf een bepaald niveau hebben
belastingen nauwelijks nog invloed op de inzet
van de mensen. Een drastische herverdelingspolitiek, gericht op de top van de extreem hoge
inkomens, komt het marktsysteem ten goede.
EXTERNE EN INTERNE LIMIETEN
VAN DE POLITIEK
De politiek moet dus optreden als het collectief
belang te ver achterwege blijft. Dat is natuurlijk
sampol 2014/10|81
SAMPOL_december2014.indd 81
12/5/2014 8:37:52 AM
Luc Vanneste
Het kapitalisme redden?
niet noodzakelijk leuk, want de overheid moet
dan ingrijpen op privébelangen om collectieve
belangen te vrijwaren. Dat zal weerstand oproepen, omdat privébelangen in staat om zijn
veel middelen te generen. We stoten hier op een
externe limiet van de politiek, waar de kwaliteit
van de democratie een grote rol zal in spelen.
Het blijft een vorm van dwang, die tot veel verzet
kan aanleiding geven.
Aan de politiek zijn ook interne limieten verbonden. De markt doet beroep op het calculerende en rationele van de mensen; ze zorgt voor
ongenoegen over een koude en onmenselijke
kant van die markt. De politiek moet ruimte
geven aan rechtvaardigheid en herverdeling,
maar dat laatste leidt gemakkelijk tot inefficiëntie. In het Communisme bereikte dat zijn
meest extreme vorm. Er moet een evenwicht
gevonden worden tussen betutteling en be-
Scandinavische landen bewijzen echter dat hoge
loonkosten geen probleem hoeven te zijn, terwijl
de Europese landen met de grootste problemen
juist de laagste loonkosten hebben. Hogere
loonkosten zijn een resultaat van een hogere
productiviteit, die aan de ene kant zorgt voor
uitstoot van arbeid, maar aan de andere kant
voor hogere lonen voor wie kan blijven. ‘Werkgevers zouden graag de loonkosten drukken.
Welnu, dat zal hen alleen maar lukken als ze
de technologische vooruitgang weten te stoppen’ (151).
Er is gewoon een positief verband tussen hoge
lonen en concurrentievermogen, aldus Paul
De Grauwe. De laatste jaren is het loonconcurrentievermogen van België en Nederland niet
trendmatig verslechterd in vergelijking met hun
belangrijkste handelspartners. Er waren alleen
cyclische schommelingen, die zeker niet gene-
Er wordt gemakkelijk gezegd dat de overheid verantwoordelijk is
voor hoge loonkosten. Voor Paul De Grawue bewijzen de Scandinavische landen echter dat hoge loonkosten geen probleem hoeven
te zijn, terwijl de Europese landen met de grootste problemen juist
de laagste loonkosten hebben.
scherming tegen de markt. Zo moet de sociale
zekerheid ervoor zorgen dat mensen die uit de
markt vallen, opgevangen worden maar zonder
dat dit aanspoort om zich erin te installeren.
Werkloosheidsverzekering mag, met andere
woorden, niet aanzetten om geen werk meer
te zoeken.
HOGE LONEN ZIJN TEKEN VAN WELVAART
Er wordt gemakkelijk gezegd dat de overheid
verantwoordelijk is voor hoge loonkosten. De
geerd moeten worden. Hoge loonkosten zijn een
teken van welvaart, die moeten aansporen om
nieuwe goederen en diensten te ontwikkelen.
Een verschuiving naar de consumptie, door een
verhoging van de BTW, zal dat niet oplossen. Je
zou het alleen kunnen door op de sociale zekerheid te besparen. Ook een vermogensbelasting
zal niet voldoende opbrengen, ook al pleit Paul
De Grauwe voor een progressieve vermogensbelasting als een noodzakelijke voorwaarde om
het kapitalisme te kunnen redden: ‘Een progressieve vermogensbelasting redt het kapitalisme
van de kapitalisten’ (206).
sampol 2014/10|82
SAMPOL_december2014.indd 82
12/5/2014 8:37:52 AM
Luc Vanneste
REFORMISTISCH SCENARIO
In de loop van de geschiedenis zijn we pendelbewegingen tussen de markt en de overheid
gewoon, maar wat zal er in de nabije toekomst
gebeuren?
We zijn uit de bankencrisis geraakt door overheidsoptreden. Daarna is de eurozone in een
tweede recessie gesukkeld, waar vooral de
zuiderse landen onder te lijden hadden. Daar
zit een structureel probleem met de Europese
muntunie voor iets tussen. Landen kunnen
niet meer zelf op hun munt ingrijpen, waardoor
de financiële markten de bovenhand krijgen.
De ECB zou voor Paul De Grauwe meer mogelijkheden moeten krijgen en de Europese
overheid zou nationale verantwoordelijkheden
moeten kunnen overnemen. Tot zolang is niet
uitgemaakt of we niet terug moeten naar de
nationale munten.
Het is absoluut niet uit te sluiten dat de problemen met het milieu en de ongelijkheid het
systeem vroeg of laat zullen doen ontploffen.
Toch zet Paul De Grauwe in op wat hij een
reformistisch scenario noemt, waarbij de inkomensongelijkheid en de milieuproblemen
onder controle gehouden worden. Er zijn dan
wel twee voorwaarden: de democratische instellingen moeten voldoende functioneren en de
landen moeten met elkaar willen samenwerken.
‘We kunnen met grote zekerheid stellen dat het
kapitalisme op haar limieten zal stuiten als we
er niet in slagen het reformistisch programma
uit te voeren’ (231).
Wellicht zullen de externe grenzen eerder bereikt zijn dan de interne. De kans dat we het
redden is misschien klein, maar we hebben
geen keuze. Paul De Grauwe verwijst naar Sisyphus, in de interpretatie van Albert Camus.
Het kapitalisme redden?
We moeten de steen telkens opnieuw de berg
opduwen, maar we moeten dat gewoon doen
in het besef dat er geen einde aan komt. Als we
dat doen kunnen we best wel gelukkig zijn, ook
al weten we niet of het allemaal ergens voor zal
hebben gediend.
OP EEN PRAGMATISCH NIVEAU OPLOSSINGEN ZOEKEN
Paul De Grauwe geeft, naar eigen zeggen, met
het vorderen van de jaren de voorkeur aan het
pragmatische boven het ideologische. Hoe lossen we de problemen samen op? Over ideologie
kunnen we het later nog hebben, zoiets. Het
resultaat is eerder verbluffend, vind ik. Met deze
liberaal kan links morgen een regeerprogramma
maken. Neen, de markt hoeft niet afgeschaft te
worden, maar de overheid moet wel beperkingen invoeren. Zonder die beperkingen krijg je
een aantal fundamentele problemen niet opgelost: milieu, banken, publieke goederen. Je kunt
dan nog altijd van mening verschillen over de
concrete invulling van die beperkingen, maar
ik twijfel er niet aan dat je er een compromis
over kan vinden.
Ook over de intrinsieke limieten van de markt
kan overeenstemming bereikt worden, als je
maar aanvaardt dat het niet de markt maar de
overheid is die moet zorgen voor herverdeling,
voor een andere motivatie dan geld en voor een
stimulans tot samenwerking. Je gaat er dan
immers van uit dat er een sterke overheid moet
zijn, om de kleine maar soms invloedrijke belangengroepen te weerstaan. En je bent niet
bang om de hoogste inkomens te belasten, zelfs
niet om een progressieve vermogensbelasting
in te voeren. En ja, je kunt de vakbonden gerust stellen dat die hoge lonen veel meer een
teken van welvaart dan een probleem zijn. Dat
is nogal wat anders dan de steriele positie dat
sampol 2014/10|83
SAMPOL_december2014.indd 83
12/5/2014 8:37:52 AM
Luc Vanneste
Het kapitalisme redden?
er geen alternatief is! De Grauwe moet gewoon
verplichte lectuur worden.
IDEOLOGISCHE GRENZEN
Is daarmee de kous af? Wel, er blijft finaal toch
wel een ideologisch verschil. Het is goed om
daar niet mee te beginnen, maar vroeg of laat
kom je er op uit. Voor Paul De Grauwe gaat het
om een tegenstelling tussen de calculerende
mens, die enkel het eigenbelang voor ogen houdt
lijkt ondertussen toch duidelijk dat ook empathie en gevoel voor rechtvaardigheid essentieel
menselijk zijn, dat het onderscheid kunstmatig
is. ‘De homo economicus’ bestaat niet, tenzij
als product van een economisch systeem dat
die andere aspecten van de mens onderdrukt.
Paul De Grauwe grijpt graag terug naar het
indrukwekkende boek van de Israëlische psycholoog Daniel Kahneman, Ons feilbaar denken
(2011). Deze auteur leert ons juist dat mensen
Wie links is, aanvaardt finaal niet dat de economie voor iets anders
dient dan voor een bevrediging van de behoeften van de mensen.
en de gevoelsmatige mens, voor wie ook het
algemeen belang telt. De overtuiging van Adam
Smith (dat als iedereen zijn eigenbelang nastreeft het collectieve belang het best gediend
wordt) gaat niet helemaal op. Individueel en
algemeen belang moeten worden verzoend en
daar moet de overheid een rol in spelen. De
individuele rationaliteit leidt ons anders naar
de ondergang.
Maar wat is daar dan zo rationeel aan? Omdat er
gecalculeerd wordt, lijkt Paul De Grauwe te zeggen. Maar is iemand die alleen rekent met zijn eigen belangen, en ook niet verder in de tijd kijkt,
rationeel? Kijk naar de banken, die uit elkaar
barsten van de systemen om risico’s te vermijden, maar dat ene risico straal genegeerd hebben. Heeft dat niet veel meer met hebzucht en
kortzichtigheid dan met rationaliteit te maken?
En heeft rationaliteit niet veel minder te maken
met rekenen dan met wat berekend wordt? Ik
wil maar zeggen: Paul De Grauwe maakt een
traditioneel onderscheid tussen rede en emoties. In de economie zou geen plaats zijn voor
emoties, maar ook niet voor rechtvaardigheid
en medeleven. Wat is dat voor economie? Het
niet in staat zijn tot alleen maar rationeel of
calculerend denken. De facto laten ze zich zelfs
veel vaker leiden door hun intuïtie en emoties.
Ook de grootste managers calculeren veel minder dan ze laten uitschijnen. Of erger nog, dat
calculeren verbergt vaak dat ze het zelf ook
niet goed weten. Paul De Grauwe aanvaardt
een economie die maar voor de helft menselijk is, maar wil deze hard bijstellen. Hij wil bij
manier van spreken van buiten de economie
een morele dimensie toevoegen. Dat zal in een
reformistische praktijk toelaten een heel stuk
van de weg samen af te leggen. Maar wie links
is, aanvaardt finaal niet dat de economie voor
iets anders dient dan voor een bevrediging van
de behoeften van de mensen.
HERSTEL VAN DE GEBRUIKSWAARDE
Als er een ideologisch verschil is, dan heeft het
te maken met het al dan niet aanvaarden van
een dergelijke economie. Aanvaarden we een
kapitalisme dat intrinsiek zelfdestructief is? Of
proberen we een economische structuur uit te
bouwen waarbij ook rechtvaardigheid, behoefte
sampol 2014/10|84
SAMPOL_december2014.indd 84
12/5/2014 8:37:52 AM
Luc Vanneste
aan samenwerking en geluk essentieel zijn? Iemand als peer-to-peer activist Michel Bauwens
legt zich in elk geval niet neer bij de spiraal van
een oneindige groei in een eindige planeet. Hij
probeert een nieuw verhaal te ontwikkelen dat
ertoe leidt dat de markt zich onderwerpt aan
de ‘commons’ (gemeengoed), aan datgene wat
vrij toegankelijk en bruikbaar is voor iedereen.
Misschien is hij naïef wanneer hij een nieuwe pro-
Het kapitalisme redden?
ductiewijze ziet ontstaan, maar misschien zal hij
het net beter blijken te doen dan Sisyphus. ‘Peer
to peer’, of het herstel van de gebruikswaarde,
daar gaat het om. En laat ons ondertussen maar
ophouden over de ‘vrije markt’, de markt is al
voldoende. Niemand twijfelt er nog aan dat de
markt noodzakelijk is in wat voor economie dan
ook. Alleen is dat een markt die juist niet vrij is,
maar waar een rem op staat.
Luc Vanneste
Redactielid Samenleving en politiek
De limieten van de markt.
De slinger tussen overheid en kapitalisme
Paul De Grauwe
Lannoo, Tielt, 2014
sampol 2014/10|85
SAMPOL_december2014.indd 85
12/5/2014 8:37:52 AM
UITGELEZEN
Over gevestigden
en buitenstaanders
Armoede, diversiteit en stedelijkheid
Gert Verschraegen, Clemens de Olde,
Stijn Oosterlynck, Frédéric Vandermoere en
Danielle Dierckx
Acco Leuven/Den Haag, 2014
Naar aanleiding van het
25-jarig bestaan van OASeS
(Ongelijkheid, Armoede, Sociale uitsluiting en de Stad)
brengt deze onderzoeksgroep
aan de Universiteit Antwerpen een boek uit waarbij een
staalkaart wordt gebracht
van recent onderzoek over de
thema’s armoede, diversiteit
en stedelijkheid.
Het boek geeft enerzijds
aan hoe het onderzoek dat
oorspronkelijk vooral toegespitst was op armoede in een
kwarteeuw verbreed werd
naar ruimere themata, waarbij diversiteit en stedelijkheid
ook meer in beeld komen.
Anderzijds wijst het divers
overzicht van onderzoeksresultaten ook op de noodzaak
om in een aantal van de
maatschappelijke domeinen
bijkomend onderzoek te doen
in de toekomst.
politieke besluitvorming en
vaak ook behorend tot de
etnisch culturele minderheden).
De titel is natuurlijk niet
toevallig gekozen. Het
onderzoekscentrum wordt
gedreven door een (sociologische) visie die zich duidelijk
bevindt op maatschappelijke
breuklijnen. Daar bevinden
zich enerzijds de gevestigden
(ruime toegang tot materiële
middelen, maatschappelijke
waardering en dominant in
de politieke besluitvorming,
maar ook cultureel gezien
autochtoon) en anderzijds de
buitenstaanders (ontberen
ruime materiële middelen,
lage maatschappelijke waardering, weinig impact op de
Het boek opent met een
bijdrage van pionier Jan
Vranken onder de titel ‘Naar
het middelpunt der armoede’.
Vranken heeft het armoedeonderzoek in ons land op de
kaart gezet (denk maar aan
het jaarlijkse Armoederapport). Het is mooi dat hij dit
overzichtsboek mag openen.
Vanuit zijn oorspronkelijke
uitgangspunten formuleert
hij een aantal mogelijke
krachtlijnen naar de toekomst. Zonder in te gaan op
de inhoud van zijn bijdrage,
toch iets om over na te
denken: welk onderscheid is er
sampol 2014/10|86
SAMPOL_december2014.indd 86
12/5/2014 8:37:52 AM
tussen uitbuiting en onderdrukking?
en betalingsproblemen’ (Elias
Storme).
Naar het einde van het
boek (Hoofdstuk 14) maakt
Tuur Ghys de cirkel van het
thema armoede rond met zijn
bijdrage: ‘Naar een structurele theorie van armoede’. Hij
reageert op de belangrijke
visie van Jan Vranken (1977)
dat armoede meer is dan
een gebrek aan materiële
middelen, maar ook binnen
een structurele visie moet
worden bekeken en oplossingen moet krijgen. Armoede
heeft ook belangrijke sociaalculturele kenmerken en dus
is het oplossen van het tekort
aan inkomen onvoldoende.
Ghys pleit ervoor om het
economisch aspect meer in
the picture te plaatsen. Hij
onderschrijft de visie van
Vranken, maar nu vandaag
geld steeds meer gebruikt
wordt om sociale interacties
te organiseren en ook omdat
het sociaal-culturele steeds
meer vermarkt wordt, wint
het materiële aspect van
armoede weer aan belang.
In de bijdrage over investeren
en herverdelen stellen de
onderzoekers vast dat zowel
in het arbeidsmarktbeleid
(1999) als in het bijstandsbeleid (2002) activering
zijn intrede heeft gedaan.
Daarbij wordt er steeds meer
ingezoomd op het individu.
Activering wordt dan wel
beschouwd als een ‘sociale’
investering. Vraag is of dat
voldoende spoort met de
beginselen van herverdeling
of zelfs van aard is om de
herverdeling in het gedrang
te brengen.
Over het armoedethema
gaan ook de bijdragen over
‘Investeren en herverdelen: verschuivingen in het activeringsen bijstandsbeleid in België
en Vlaanderen’ (Jill Coene,
Danielle Dierckx en An Van
Haarlem) en ‘Krediet, schuld
In de bijdrage over krediet,
schuld en betalingsproblemen dringt de auteur aan op
een betere omschrijving van
wat hij noemt kredietloze
schuld, betalingsachterstallen
en problematische kredieten.
Vaak worden deze begrippen
op een hoop gegooid. Het
komt er dan ook op aan om
te focussen op problematische schulden en de directe
band met armoede niet uit
het oog te verliezen. Verder
blijkt dat op dit relatief jong
onderzoeksterrein bijkomend
onderzoek nodig is.
Een ander belangrijk spoor
van het onderzoek loopt naar
de stad. Meer dan ooit is de
stedelijke context de biotoop
waar armoede en diversiteit
duidelijk zichtbaar aanwezig
zijn, maar het is ook de plaats
waar er creatieve oplossingen
mogelijk zijn.
Een aantal bijdragen illustreren dit, zoals ‘Solidariteit in
superdiversiteit: het transformatief potentieel van een
complementaire munt in een
superdiverse wijk’ (Bart Van
Bouchaute, Anika Depraetere, Stijn Oosterlynck en Nick
Schuermans). De onderzoekers trekken naar de Gentse
Rabotwijk en onderzoeken
hoe de werking met een eigen
munt, de Torekens, integratie
bevordert. De onderzoekers
formuleren voorzichtig vier
noodzakelijke voorwaarden voor succes: werken
aan concrete gezamenlijke
projecten, samenwerking
overheen etnisch-culturele
grenzen, deelnemers hebben
een gelijke status en opbouwwerkers, intermediaire
organisaties en stedelijke
diensten moedigen het intercultureel contact met een
zekere autoriteit actief aan.
Er is volgens de onderzoekers
ook potentie aanwezig voor
transformatie. Welke richting
het zal uitgaan (integratie
of transformatie), moet de
toekomst uitwijzen.
Een andere interessante bijsampol 2014/10|87
SAMPOL_december2014.indd 87
12/5/2014 8:37:52 AM
drage gaat over Antwerpen.
Onder de prikkelende titel:
‘Is de stad van iedereen? Stedelijk burgerschap en voorwaardelijke inclusie in Antwerpen’
(Nicolaas Van Puymbroeck,
Paul Blondeel en Robin Vandevoordt) wordt het inclusiebeleid van het vorige stadsbestuur op de korrel genomen.
Het hoofddoekenverbod,
het verdringingseffect van
het aantrekken van tweeverdieners en hoogopgeleiden
en het GAS-beleid zetten,
volgens de onderzoekers, wel
vraagtekens bij het inclusiebeleid.
In het boek gaat er ook veel
aandacht naar het aspect
wonen, van ‘Staatshervormingen en crises: stapstenen
naar een probleemoplossend
woonbeleid?’ (Luc Goosens)
over ‘De suburbane droom aan
diggelen? Gevestigden en buitenstaanders in veranderende
gemeenschappen’ (Ympkje Albeda en Nick Schuermans),
tot ‘Van stedelijke migranten-
wijken naar diverse suburbs’
(Elise Schillebeeckx en Ympkje Albeda). De rode draad
door deze onderzoeken is de
zoektocht naar een antwoord
op de vraag of ingrijpen op de
infrastructuur van een stad
of op het woonbeleid, een
impact hebben op het samen
leven.
De thema’s diversiteit,
woonbeleid en stedelijkheid
doorkruisen elkaar voortdurend in recent onderzoek.
Nog twee bijdragen springen in het oog. De bijdrage
‘Word is bond? Een verkennend onderzoek naar de relatie
tussen poëzieactivisme, slam
poetry educatie met jongeren en
sociale (on)rechtvaardigheid’
(Pieter Cools en Frédéric
Vandermoere) lijkt wel de
vreemde eend in de bijt en
dat is ook zo. Het legt wel een
leemte bloot. In de talrijke
andere onderzoeksbijdragen
gaat er zo goed als geen aandacht naar jongeren. Het lijkt
me dat ook hier bijkomend
onderzoek aangewezen is.
Ten slotte is er de bijdrage:
‘Nationalisme in de integratiesector: een proces van verstatelijking en centralisering’
(Nicolas Van Puymbroeck
en Arne Saeys). Gezien de
nieuwe Vlaamse regering pas
is aangetreden en de Vlaamse
ministers hun beleidsbrieven
bekend maken is het interessant om te zien wat het effect
is van nationalisme op de integratie. De onderzoekers komen tot de conclusie dat het
Vlaams regionale nationalisme (op basis van cultureel
erfgoed en volk) het integratiebeleid in belangrijke mate
heeft beïnvloed. Hierdoor is
het beleid eerder de richting
van assimilatie uitgegaan
dan van integratie. Door het
integratiebeleid verder te verstaatsen en te centraliseren,
wordt het beleid verder in die
richting gestuurd. Stemt tot
nadenken.
Mil Kooyman
sampol 2014/10|88
SAMPOL_december2014.indd 88
12/5/2014 8:37:52 AM
Inhoudsoverzicht:
jaargang 21, 2014
REDACTIONELEN
Benyaich Bilal,
- Realisme in de oorlog tegen het jihadisme,
nr.8, blz.1-3
Kherbache Yasmine,
- Kinderen van de migratie, nr.3, blz.1-3
Mestrum Francine,
- Links in/en de crisis, nr.6, blz.1-3
Sinardet Dave,
- Institutioneel perpetuum mobile, nr.1,
blz.1-3
Vermeersch Wim,
- De zo(o)n gaat ook op, nr.2, blz.1-3
- Pre-verdelen in plaats van her-verdelen?,
nr.4, blz.1-3
- Geen gewone verkiezingen, nr.5, blz.1-3
- De truc met de lastenverlaging, nr.7, blz.1-3
- Welke oppositie voor sp.a?, nr.9, blz.1-3
- Kinderarmoede door economische bril,
nr.10, blz.1-3
ARTIKELS
Abicht Ludo,
- Hoe kan een links patriottisme er uitzien?, nr.8,
blz.67-74
Adriaenssens Peter,
- KINDERARMOEDE: DE SCHANDVLEK,
Gaten in het brein, nr.10, blz.28-29
Anciaux Bert,
- Integratiebeleid: argwaan versus optimisme,
nr.4, blz.68-75
Aziz Rachida,
- 50 JAAR MIGRATIE: wat met de toekomst?, Nooit volwaardig Belg, nr.3, blz.46-47
Backx Wim,
- BRIEVEN AAN MICHEL I, Brief aan Charles
Michel, nr.9, blz.65-67
Baert Francis,
- OP DE ‘ZWEEDSE’ ONDERHANDELINGSTAFEL, ‘Bling bling’ defensie in Absurdistan,
nr.8, blz.5-9
Baudewyns Pierre en Dassonneville Ruth,
- PARTIREP-VERKIEZINGSONDERZOEK
2014, Volatiliteit: veel beweging, geen aardverschuiving, nr.7, blz.5-16
Benyaich Bilal,
- BOEKESSAY - Welkom in het tijdperk van superdiversity, nr.3, blz.83-88
Buysschaert Gaëlle,
- KINDERARMOEDE: DE SCHANDVLEK,
Kinderen van de recessie, nr.10, blz.12-15
Cammu Hendrik,
- KINDERARMOEDE: DE SCHANDVLEK,
Bemoeder de moeder, nr.10, blz.16-18
Cantillon Bea,
- DE 6DE STAATSHERVORMING GOEDGEKEURD, Kantelpunt voor onze sociale zekerheid?,
nr.1, blz.22-29
- BRIEVEN AAN MICHEL I, Brief aan Elke
Sleurs, nr.9, blz.100-102
Cantillon Bea, Van Mechelen Natascha, Frans Dorien
en Schuerman Nathalie,
- Het glazen plafond van de actieve welvaartsstaat,
nr.9, blz.12-19
Cloots Lieze,
- DE VERGETEN VERKIEZINGSTHEMA’S,
Duurzaamheid, nr.5, blz.82-88
Cockx Bart,
- Van school naar werk(loos)?, nr.4, blz.4-14
Copers Caroline en De Baene Jean-Marie,
- HET VLAAMSE REGEERAKKOORD ONTLEED, Het liberaal project van Bourgeois I, nr.7,
blz.71-76
Dassonneville Ruth en Baudewyns Pierre,
- PARTIREP-VERKIEZINGSONDERZOEK
2014, Volatiliteit: veel beweging, geen aardversampol 2014/10|89
SAMPOL_december2014.indd 89
12/5/2014 8:37:53 AM
schuiving, nr.7, blz.5-16
De Baene Jean-Marie,
- DE 6DE STAATSHERVORMING GOEDGEKEURD, Sociale uitdagingen bij de uitvoering,
nr.1, blz.57-63
De Baene Jean-Marie en Copers Caroline,
- HET VLAAMSE REGEERAKKOORD ONTLEED, Het liberaal project van Bourgeois I, nr.7,
blz.71-76
de Beer Paul,
- 50 JAAR MIGRATIE: wat met de toekomst?,
Ondermijnt arbeidsmigratie de arbeidsvoorwaarden?, nr.3, blz.25-28
- BOEKESSAY - Wat kunnen sociaaldemocraten
van Piketty leren?, nr.6, blz.74-82
De Cock Geert,
- ‘Inconvenient truths’ over fracking en schaliegas,
nr.2, blz.46-53
De Decker Pascal,
- WAT MET NIEUWE VLAAMSE BEVOEGDHEDEN?, Afbouw woonbonus: nu
of nooit, nr.1, blz.64-75
De Geest Caroline,
- BRIEVEN AAN MICHEL I, Brief aan Bart
Tommelein, nr.9, blz.98-99
De Herdt Tom,
- De wereld ons dorp, en onze gelijke niet, nr.3,
blz.74-82
De Maeseneer Jan en Nuyens Yvo,
- WAT MET NIEUWE VLAAMSE BEVOEGDHEDEN?, Eerstelijnsgezondheidszorg: klaar voor
de uitdaging?, nr.1, blz. 95-102
De Maesschalck Filip,
- Hoe representatief is Michel I?, nr.10, blz.54-67
De Meyer Armand,
- 50 JAAR MIGRATIE: wat met de toekomst?, Krachtlijnen voor een divers basisonderwijs, nr.3, blz.15-18
De Munck Bert,
- BRIEVEN AAN MICHEL I, Brief aan Kris Peeters, nr.9, blz.68-70
De Prins Dajo,
- 50 JAAR MIGRATIE: wat met de toekomst?, Haal discriminatiebestrijding weg bij
het Centrum, nr.3, blz.28-32 en 41
De Spiegelaere Stan en Pintelon Olivier,
- Het Europees minimumloon: lakmoesproef voor
een sociaal Europa, nr.6, blz.64-73
De Ville Ferdi,
- Een progressieve agenda voor de Trans-Atlantische Vrijhandelsonderhandelingen, nr.2, blz.29-32
en 41-43
De Ville Ferdi en Pattyn Nico,
- Vijf uitdagingen voor Marianne Thyssen, nr.8,
blz.41-47
De Wispelaere Frederic, Vanormelingen Joris en
Pacolet Jozef,
- De ondraaglijke lichtheid van het niet belasten,
nr.9, blz.20-33
Debruyne Pascal en Van Bouchaute Bart,
- HET VLAAMSE REGEERAKKOORD ONTLEED, De politieke rol van het middenveld in barre
tijden, nr.7, blz.85-95
Decoster André en Sas Willem,
- DE 6DE STAATSHERVORMING GOEDGEKEURD, Is er nog een 7de staatshervorming nodig?,
nr.1, blz.30-41
Degadt Peter,
- BRIEVEN AAN MICHEL I, Brief aan Maggie
De Block, nr.9, blz.89-91
Dhondt Frederik,
- François Hollande, besluiteloos tussen programma en realiteit, nr.4, blz.51-55
Eelbode Floor,
- 50 JAAR MIGRATIE: wat met de toekomst?, Represent! Over diversiteit en vertegenwoordiging, nr.3, blz.21-25
Elchardus Mark,
- Meer gelijkheid in het onderwijs, nr.2, blz.4-12
Frans Dorien, Schuerman Nathalie, Cantillon Bea
en Van Mechelen Natascha,
- Het glazen plafond van de actieve welvaartsstaat,
nr.9, blz.12-19
Geysels Jos,
sampol 2014/10|90
SAMPOL_december2014.indd 90
12/5/2014 8:37:53 AM
- DE INZET VAN 25 MEI, Een vernieuwd gelijkheidsprincipe, nr.5, blz.17-23
Goossens Paul,
- BRIEVEN AAN MICHEL I, Brief aan Johan
Van Overtveldt, nr.9, blz.86-88
Guio Anne-Catherine, Vandenbroucke Frank en
Vinck Julie,
- KINDERARMOEDE: DE SCHANDVLEK,
Hoog tijd om aan de alarmbel te trekken, nr.10,
blz.4-11
Hens Evelyne,
- DE 6DE STAATSHERVORMING GOEDGEKEURD, Zorgen om gezondheidszorgbeleid, nr.1,
blz.42-48
Herremans Brigitte,
- Gaza in een wurggreep, nr.7, blz.96-103
Hooghe Marc,
- Waarom hebben ze Jean Jaurès vermoord?, nr.6,
blz.49-55
Hooghe Marc en van Haute Emilie,
- PARTIREP-VERKIEZINGSONDERZOEK
2014, Politiek vertrouwen in Vlaanderen en Wallonië, nr.7, blz.17-26
Horsten Simon (2e laureaat Emile Zola-prijs 2014),
- Gevangen is gedicht, nr.2 (bijlage), blz.13-19
Hurenkamp Menno,
- Diederik Samsom, een roos is een roos is een roos
is een roos, nr.4, blz.56-59
Huyse Luc,
- DE INZET VAN 25 MEI, De markten temmen,
nr.5, blz.10-16
Jacobs Danny en Schuurmans Anton,
- HET VLAAMSE REGEERAKKOORD ONTLEED, Breekt Bourgeois I met traditie van sterk
verenigingsleven?, nr.7, blz.77-84
Keytsman Els en Van Lancker Anne,
- BRIEVEN AAN MICHEL I, Brief aan Theo
Francken, nr.9, blz.95-97
Kooyman Mil,
- DE VERGETEN VERKIEZINGSTHEMA’S,
Cultuur, nr.5, blz.72-76
Laes Erik,
- OP DE ‘ZWEEDSE’ ONDERHANDELINGSTAFEL, Graag rationeel debat over kernuitstap,
nr.8, blz.16-21
Lamrabet Rachida,
- 50 JAAR MIGRATIE: wat met de toekomst?, Een oorlog herdenken, nr.3, blz.8-11
Ledoux Celia,
- DE INZET VAN 25 MEI, Een Moeder van
Niks, nr.5, blz.4-9
Leroy Fons,
- WAT MET NIEUWE VLAAMSE BEVOEGDHEDEN?, Activering van het activeringsbeleid?, nr.1, blz.85-94
Lesschaeve Christophe, Meulewaeter Conrad, Rihoux Benoît en Walgrave Stefaan,
- PARTIREP-VERKIEZINGSONDERZOEK
2014, Is er nog een België in de Belgische politiek?,
nr.7, blz.27-37
Loobuyck Patrick,
- 50 JAAR MIGRATIE: wat met de toekomst?,
Maak van diversiteit een schoolvak, nr.3, blz.11-15
Maddens Bart en Smulders Jef,
- Hoe rijk zijn onze partijen?, nr.10, blz.68-78
Maly Ico,
- De Gravensteengroep, de discursieve linkerflank
van N-VA, nr.1, blz.4-11
Mestrum Francine,
- Pro’s en contra’s van het basisinkomen, nr.2,
blz.20-28
Meulewaeter Conrad, Rihoux Benoît, Walgrave Stefaan en Lesschaeve Christophe,
- PARTIREP-VERKIEZINGSONDERZOEK
2014, Is er nog een België in de Belgische politiek?,
nr.7, blz.27-37
Morren Maite,
- De wortels van de toekomst, nr.2, blz.70-75
Nath Giselle (1e laureaat Emile Zola-prijs 2014),
- Leven als een middenklasser: het perspectief van
een outsider, nr.2 (bijlage), blz.4-12
Nuyens Yvo en De Maeseneer Jan,
- WAT MET NIEUWE VLAAMSE BEVOEGDHEDEN?, Eerstelijnsgezondheidszorg: klaar voor
sampol 2014/10|91
SAMPOL_december2014.indd 91
12/5/2014 8:37:53 AM
de uitdaging?, nr.1, blz. 95-102
Pacolet Jozef, De Wispelaere Frederic en Vanormelingen Joris,
- De ondraaglijke lichtheid van het niet belasten,
nr.9, blz.20-33
Pattyn Nico,
- Een billijke fiscale bijdrage van de vermogens in
België, nr.3, blz.50-57
- Groen: kampioen in Tweede of topclub in Eerste
Klasse?, nr.6, blz.16-24
Pattyn Nico en De Ville Ferdi,
- Vijf uitdagingen voor Marianne Thyssen, nr.8,
blz.41-47
Peeters Kris,
- BRIEVEN AAN MICHEL I, Brief aan Jacqueline
Galant, nr.9, blz.83-85
Petrovic Milica,
- 50 JAAR MIGRATIE: wat met de toekomst?, Integratiebeleid 2.0, nr.3, blz.18-21
Pintelon Olivier en De Spiegelaere Stan,
- Het Europees minimumloon: lakmoesproef voor
een sociaal Europa, nr.6, blz.64-73
Pinxten Rik,
- Meer politiek en minder beheer, nr.8, blz.58-66
Potoms Tom,
- Welke oppositie voor Links?, nr.9, blz.4-11
Put Gert-Jan en Smulders Jef,
- Het thuisvoordeel bij verkiezingen, nr.8, blz.75-82
Reniers Chris,
- BRIEVEN AAN MICHEL I, Brief aan Steven
Vandeput, nr.9, blz.77-79
Rihoux Benoît, Walgrave Stefaan, Lesschaeve Christophe en Meulewaeter Conrad,
- PARTIREP-VERKIEZINGSONDERZOEK
2014, Is er nog een België in de Belgische politiek?,
nr.7, blz.27-37
Roets Griet, Schiettecat Tineke, Roose Rudi en Vandenbroeck Michel,
- KINDERARMOEDE: DE SCHANDVLEK,
De armoede van het kinderarmoedebeleid, nr.10,
blz.24-27
Roose Rudi, Vandenbroeck Michel, Roets Griet en
Schiettecat Tineke,
- KINDERARMOEDE: DE SCHANDVLEK,
De armoede van het kinderarmoedebeleid, nr.10,
blz.24-27
Sas Willem en Decoster André,
- DE 6DE STAATSHERVORMING GOEDGEKEURD, Is er nog een 7de staatshervorming nodig?,
nr.1, blz.30-41
Scheffer Paul,
- BRIEVEN AAN MICHEL I, Brief aan Jan Jambon, nr.9, blz.74-76
Schiettecat Tineke, Roose Rudi, Vandenbroeck Michel en Roets Griet,
- KINDERARMOEDE: DE SCHANDVLEK,
De armoede van het kinderarmoedebeleid, nr.10,
blz.24-27
Schoenmaeckers Jeroen,
- OP DE ‘ZWEEDSE’ ONDERHANDELINGSTAFEL, Norm of niet: de vraag naar gezondheid
stijgt, nr.8, blz.10-15
Schoors Koen,
- SLOGANS ONTRAFELD: ‘Een belastingverschuiving van arbeid naar consumptie is asociaal’,
nr.5, blz.60-65
Schuerman Nathalie, Cantillon Bea, Van Mechelen
Natascha en Frans Dorien,
- Het glazen plafond van de actieve welvaartsstaat,
nr.9, blz.12-19
Schuurmans Anton en Jacobs Danny,
- HET VLAAMSE REGEERAKKOORD ONTLEED, Breekt Bourgeois I met traditie van sterk
verenigingsleven?, nr.7, blz.77-84
Smulders Jef en Put Gert-Jan,
- Het thuisvoordeel bij verkiezingen, nr.8, blz.75-82
Smulders Jef en Maddens Bart,
- Hoe rijk zijn onze partijen?, nr.10, blz.68-78
Somers Matthias,
- SLOGANS ONTRAFELD: ‘Het Belgische armoedebeleid is duur en inefficiënt’, nr.2, blz.13-19
Somers Stefan,
- SLOGANS ONTRAFELD: ‘Het confederalisme
is de oplossing’, nr.3, blz.67-73
sampol 2014/10|92
SAMPOL_december2014.indd 92
12/5/2014 8:37:53 AM
- Pleidooi voor successierechten, nr.7, blz.57-63
Taspinar Brisen,
- 50 JAAR MIGRATIE: wat met de toekomst?,
Proefbruidjes en –bruidegoms, nr.3, blz.42-45
Thijssen Peter, Van Aelst Peter en Van Erkel
Patrick,
- Vier ideologische dimensies, één breuklijn,
nr.6, blz.36-44
Tobback Bruno,
- HET VLAAMSE REGEERAKKOORD ONTLEED, De geest van Ling Chi, nr.7, blz.64-70
Todts William (3e laureaat Emile Zola-prijs 2014),
- Duitsland en het einde van de Europese Unie,
nr.2 (bijlage), blz.20-29
Van Aelst Peter, Van Erkel Patrick en Thijssen Peter,
- Vier ideologische dimensies, één breuklijn, nr.6,
blz.36-44
Van Bouchaute Bart en Debruyne Pascal,
- HET VLAAMSE REGEERAKKOORD ONTLEED, De politieke rol van het middenveld in barre
tijden, nr.7, blz.85-95
Van Dyck Sara,
- BRIEVEN AAN MICHEL I, Brief aan MarieChristine Marghem, nr.9, blz.92-94
Van Erkel Patrick, Thijssen Peter en Van Aelst Peter,
- Vier ideologische dimensies, één breuklijn, nr.6,
blz.36-44
van Haute Emilie en Hooghe Marc,
- PARTIREP-VERKIEZINGSONDERZOEK
2014, Politiek vertrouwen in Vlaanderen en Wallonië, nr.7, blz.17-26
Van Hecke Steven en Wolfs Wouter,
- DE VERGETEN VERKIEZINGSTHEMA’S,
Sociaal Europa, nr.5, blz.77-81
Van Lancker Anne en Keytsman Els,
- BRIEVEN AAN MICHEL I, Brief aan Theo
Francken, nr.9, blz.95-97
Van Lancker Wim,
- WAT MET NIEUWE VLAAMSE BEVOEGDHEDEN?, De kinderbijslag van de toekomst, nr.1,
blz.76-84
- KINDERARMOEDE: DE SCHANDVLEK,
Waarom een focus op kinderarmoede contraprductief kan zijn, nr.10, blz.19-23
Van Mechelen Natascha, Frans Dorien, Schuerman
Nathalie en Cantillon Bea,
- Het glazen plafond van de actieve welvaartsstaat,
nr.9, blz.12-19
Vande Keybus Lars,
- SLOGANS ONTRAFELD: ‘De loonkosten remmen onze groei’, nr.4, blz.21-26
Vanden Berghe Bogdan,
- DE VERGETEN VERKIEZINGSTHEMA’S,
Ontwikkelingssamenwerking, nr.5, blz.66-71
Vandenbroeck Michel, Roets Griet, Schiettecat Tineke en Roose Rudi,
- KINDERARMOEDE: DE SCHANDVLEK,
De armoede van het kinderarmoedebeleid, nr.10,
blz.24-27
Vandenbroucke Frank,
- DE INZET VAN 25 MEI, Een Europese Sociale
Unie, nr.5, blz.24-37
- BRIEVEN AAN MICHEL I, Brief aan Daniël
Bacquelaine, nr.9, blz.80-82
Vandenbroucke Frank, Vinck Julie en Guio AnneCatherine,
- KINDERARMOEDE: DE SCHANDVLEK,
Hoog tijd om aan de alarmbel te trekken, nr.10,
blz.4-11
Vandevelde Antoon,
- Arbeid: verdere disciplinering of belofte van
bevrijding?, nr.9, blz.34-40 en 49-50
Vandewalle Annuschka en Verstockt David,
- BRIEVEN AAN MICHEL I, Brief aan Alexander
De Croo, nr.9, blz.71-73
Vandewalle Gaston,
- Ondertussen in het ‘echte’ Zweden, nr.8, blz.27-31
Vanhauwaert Frederic,
- DE VERGETEN VERKIEZINGSTHEMA’S,
Armoedebestrijding, nr.5, blz.89-92
Vanmoerkerke Celien,
- OP DE ‘ZWEEDSE’ ONDERHANDELINGSTAFEL, Waartoe dienen pensioenen?, nr.8, blz.2226
sampol 2014/10|93
SAMPOL_december2014.indd 93
12/5/2014 8:37:53 AM
Vanneste Luc,
- BOEKESSAY - Het kapitalisme redden?, nr.10,
blz.79-85
Vanormelingen Joris, Pacolet Jozef en De Wispelaere
Frederic,
- De ondraaglijke lichtheid van het niet belasten,
nr.9, blz.20-33
Verhaeghe Pieter-Paul,
- 50 JAAR MIGRATIE: wat met de toekomst?, De contouren van de etnische mozaïek,
nr.3, blz.5-8
Verhulst Dimitri,
- Bezinning van een geconstipeerde opiniekwaker,
nr.2, blz.64-69
Verleden Frederik,
- Het volk en zijn vertegenwoordigers, nr.4, blz.6067
Vermeersch Wim,
- Sp.a loopt in zeven sloten tegelijk, nr.6, blz.4-15
Verstockt David en Vandewalle Annuschka,
- BRIEVEN AAN MICHEL I, Brief aan Alexander
De Croo, nr.9, blz.71-73
Vervoort Katrien,
- De grenzen aan patenten, nr.4, blz.27-31
Viaene Tuur,
- Ik, het interimmerke, nr.4, blz.15-20
Vinck Julie, Guio Anne-Catherine en Vandenbroucke Frank,
- KINDERARMOEDE: DE SCHANDVLEK,
Hoog tijd om aan de alarmbel te trekken, nr.10,
blz.4-11
Vlaminck Erik,
- KINDERARMOEDE: DE SCHANDVLEK,
Kleine Leonie, nr.10, blz.30-32
Walgrave Stefaan, Lesschaeve Christophe, Meulewaeter Conrad en Rihoux Benoît,
- PARTIREP-VERKIEZINGSONDERZOEK
2014, Is er nog een België in de Belgische politiek?,
nr.7, blz.27-37
Williams Nigel,
- Zonder nieuwe spelregels steeds dezelfde winnaars, nr.6, blz.45-48
Wolfs Wouter en Van Hecke Steven,
- DE VERGETEN VERKIEZINGSTHEMA’S,
Sociaal Europa, nr.5, blz.77-81
INTERVIEWS
- Els Witte (ere-rector VUB), ‘Een confederale
staat is geen staat’, nr.1, blz.12-19
- Thomas Decreus (politiek filosoof en activist),
‘Buitenparlementair verzet om dingen in beweging te krijgen’, nr.2, blz.54-63
- Joris Luyendijk (journalist en antropoloog),
‘Marktfalen in het hart van de vrije markt’, nr.3,
blz.58-66
- Bleri Lleshi (politiek filosoof), ‘We mogen ons
niet laten demotiveren’, nr.4, blz.32-39
- René Cuperus (Nederlands ideoloog en columnist), Wat bezielt de leiders van de Derde
Weg?’, nr.5, blz.38-48
- Hendrik Vos (Politicoloog UG en Europakenner), ‘De tijd van de aparte nationale democratieën is voorbij’, nr.6, blz.56-63
- Ive Marx (Ongelijkheidsspecialist UA), ‘Onze
sociale bescherming moet beter’, nr.7, blz.38-46
- Richard Corbett (Europarlementslid Labour),
‘Gevaar op accidentele Brexit’, nr.8, blz.32-40
- Michel Bauwens (Cyberfilosoof), ‘We hebben een digitale sociaaldemocratie nodig’, nr.9,
blz.56-64
- Karin Temmerman en Kristof Calvo (Fractieleiders Kamer), 'Meer eenheid bij oppositie
dan bij meerheid', nr.10, blz.44-53
PROJECT IN DE KIJKER
- ArmenTekort, nr.1, blz.20-21
- Poliargus, nr.2, blz.44-45
- Uilenspel vzw, nr.3, blz.48-49
- Detentiehuizen, nr.4, blz.40 en 49-50
- De Schoonmoeder aller Verkiezingen, nr.5,
blz.57-59
- Middenveld in Beweging, nr.6, blz.33-35
sampol 2014/10|94
SAMPOL_december2014.indd 94
12/5/2014 8:37:53 AM
- Full Social Jacket, nr.7, blz.47-48
- De Hybride Woningmarkt, nr.8, blz.48 en 57
- De SLOEP, nr.10, blz.41-43
FIGUUR IN DE KIJKER
- Martha Nussbaum, nr.9, blz.51-55
PORTFOLIO
- Stephan Vanfleteren – Belgicum, nr.1, blz.4956
- Tim Dirven, nr.2, blz.33-40
- Aysel Kaçar - ‘Miras’, nr.3, blz.33-40
- Go Shoot It!, nr.4, blz.41-48
- Stift, nr.5, blz.49-56
- Karl Meersman, nr.6, blz.25-32
- Eddy Van Gestel – Terra Africana, nr.7, blz.4956
- Xander Stockmans - Jihadisten in Jordanië,
nr.8, blz.49-56
- Alex Ten Napel – Alzheimer, nr.9, blz.41-48
- Armoede door kinderogen 3, nr.10, blz.33-40
UITGELEZEN
Benyaich Bilal,
- België, quo vadis? Waarheen na de zesde
staatshervorming? (Dave Sinardet, Patricia
Popelier, Jan Velaers, Bea Cantillon (eds.),
nr.1, blz.103-104
De Meyer Sara,
- De rekening van de verzuiling (Mieke Vogels),
nr.8, blz.90-91
De Spiegelaere Stan,
- Iedereen baas! Over samenwerken met vier
generaties (Saskia Van Uffelen), nr.5, blz.93-95
Hermans Maarten,
- Capital in the Twenty-First Century (Thomas
Piketty), nr.4, blz.76-77
Kooyman Mil,
- Het Vlaanderen van De Wever (Koen
Hostyn), nr.4, blz.78-80
- Over gevestigden en buitenstaanders (Gert
Verschraegen, Clemens de Olde, Stijn Oosterlynck, Frédéric Vandermoere en Danielle
Dierckx), nr.10, blz.86-88
Mareels Geert,
- De essentiële Chomsky (Noam Chomsky),
nr.8, blz.83-85
Morren Maite,
- Marijke Van Hemeldonck. Socialiste en feministe (Els Flour), nr.2, blz.76-77
Ryckbosch Wouter,
- Gratis geld voor iedereen (Rutger Bregman),
nr.8, blz.92-94
Van de Walle Eddy,
- Sleutels tot activering (OCMW Gent), nr.9,
blz.103-105
Vanneste Luc,
- De verschilligen, voor democratie op mensenmaat (Caroline Gennez), nr.2, blz.78-80
- Wereldvreemd in Vlaanderen. Bakens voor een
progressieve politiek (Vooruitgroep, E.Corijn
en P.Saey - red.), nr.6, blz.85-87
- De derde industriële revolutie (Jeremy Rifkin),
nr.9, blz.106-109
- De vierde revolutie (John Micklethwait &
Adrian Woolridge), nr.9, blz.110-112
Vermeersch Wim,
- De vechtpartij. De PvdA van Kok tot Samsom
(Thijs Niemantsverdriet), nr.6, blz.83-84
- The Establishment (Owen Jones), nr.8,
blz.86-89
sampol 2014/10|95
SAMPOL_december2014.indd 95
12/5/2014 8:37:53 AM
epo en SAMPOL delen uit:
De paradox van Hayek
Schoon protest
Jan Blommaert &
Karim Zahidi
Rik Pinxten
Vrijheid als privilege
Want er is wel een alternatief
Geef uzelf een eindejaarscadeau!
Van deze boeken hebben we telkens twee exemplaren om uit te delen.
Belangstelling? Stuur ons snel een mail ([email protected]). Geef aan
welk boek u graag zou willen en naar welk adres we het mogen sturen.
Op 15 januari 2015 laten we u weten of u bij de winnaars bent.
Succes!
sampol 2014/10|96
SAMPOL_december2014.indd 96
12/5/2014 8:37:54 AM
Download