Kamerbrief inzake Kabinetsreactie rapport Kok

advertisement
Kabinetsreactie op het rapport van de High Level group o.l.v. de heer Kok “Facing the
Challenge”
I.
INLEIDING
De Europese Raad van maart 2004 verzocht de Commissie een High Level Group in te stellen voor
een onafhankelijke evaluatie van de Lissabonstrategie met het oog op de mid-term review ervan in
2005. Hij benoemde de heer Wim Kok tot voorzitter van deze High Level Group.
Op 3 november jl. heeft de heer Kok zijn rapport 1 gepresenteerd aan de Europese Commissie.
Vervolgens heeft hij het op 4 november gepresenteerd aan de Tripartiete Sociale Top en aan de
Europese Raad.
De Europese Raad van 4-5 november jl. heeft de Commissie verzocht het rapport Kok als
uitgangspunt te nemen om eind januari 2005 de noodzakelijke voorstellen voor de mid-term review
van de Lissabon-strategie te kunnen presenteren. Besluitvorming er zal tot stand komen tijdens de
Europese Voorjaarsraad van maart 2005 onder Luxemburgs Voorzitterschap.
Het kabinet zal het rapport Kok en de daarin vervatte aanbevelingen een zeer belangrijke plaats geven
in zijn voorbereiding van de Nederlandse inzet voor de Voorjaarsraad 2005. Over deze inzet zal op de
gebruikelijke wijze met de Kamer worden gecommuniceerd. Als te doen gebruikelijk zal tevens
overleg met de sociale partners plaatsvinden in de STAR, evenals een consultatie van de
milieubeweging.
In deze notitie spreekt het kabinet zijn eerste appreciatie uit van het rapport Kok. Het hecht er daarbij
aan om te wijzen op het feit dat het op een aantal in het rapport beschreven punten en/of
aanbevelingen uitgebreid terug zal komen in zijn standpunt voor de Voorjaarsraad 2005.
II.
SAMENVATTING RAPPORT
Het rapport van de High Level Group voor de Midterm Review van de Lissabonstrategie bestaat uit
drie onderdelen:
1. Is de Lissabonstrategie nog relevant?
2. Maatregelen om het Europees potentieel beter te benutten.
3. Verbetering van de uitvoering van de Lissabonstrategie
1. Is de Lissabonstrategie nog relevant?
Het eerste deel van het rapport bevat een tussenbalans van de Lissabonstrategie halverwege haar
looptijd. Het rapport geeft een analyse van de relevantie van de strategie, ook in het licht van de
economische ontwikkelingen sedert 2000. Daarnaast geeft het de stand van zaken van de uitvoering
van de strategie, op Europees en nationaal niveau.
Het rapport bevestigt de relevantie van de Lissabon-strategie en noemt haar zelfs noodzakelijk.
Duurzame groei is nodig voor het behoud van het Europese sociaal-
1
Facing the Challenge, The Lisbon Strategy for Growth and Employment
1
economische model. Het waarborgen van een hoge levensstandaard en een goede levenskwaliteit in de
toekomst zal moeten worden gerealiseerd onder toenemende druk van externe (snelle technologische
veranderingen en mondialisering van de economie) en interne uitdagingen (gevolgen van vergrijzing
voor arbeidsparticipatie en de sociale en financiële houdbaarheid van oudedagsvoorzieningen).
- uitdagingen
De mondialisering van de economie dwingt Europa zijn internationale concurrentiepositie te
versterken. De economische prestaties van de EU blijven steeds meer achter bij die van de VS en
Azië, met name China en India.
De VS exporteren meer high-tech producten dan de EU. Dit komt onder meer omdat de investeringen
in R&D van Europese bedrijven achterblijven. China concurreert niet meer alleen op loonkosten,
maar ook op de kwaliteit van produkten met een hoge toegevoegde waarde. India profiteert vooral in
de dienstensector van zijn enorme reservoir aan hoog opgeleide, Engelssprekende beroepsbevolking.
De vergrijzing binnen de EU (afnemend geboortecijfer gecombineerd met een langere
levensverwachting) leidt er toe dat de solidariteit tussen generaties onder druk gezet zal worden. In
2050 zal tegenover elke werkende een gepensioneerde staan. Indien het beschikbare arbeidspotentieel
in Europa niet beter benut wordt zal reeds in 2015 de structurele economische groei in de EU
terugvallen tot rond de 1,5%. Daarnaast zullen de publieke uitgaven aan pensioenen en
gezondheidszorg in 2050 van 4% tot 8% uitmaken van het BNP.
Als derde uitdaging noemt het rapport de uitbreiding van de EU. Vooral op het gebied van de
(langdurige) werkeloosheid en een aantal van de milieudoelstellingen maakt de uitbreiding het
bereiken van de Lissabon-doelstellingen moeilijker door de mindere uitgangspositie van een aantal
nieuwe lidstaten.
Aan de positieve kant staat de dynamiek van de economieën van de nieuwe lidstaten en hun
structureel hogere groeipercentages (inhaalgroei). Wel kunnen de lage belastingen in de nieuwe
lidstaten en de grote stroom aan buitenlandse investeringen een bron van wrijving vormen met de
oude lidstaten. Dat kan volgens het rapport slechts vermeden worden indien binnen de EU een grotere
convergentie tot stand komt.
- uitvoering tot dusverre
Over de uitvoering van de Lissabon-strategie in de eerste vier jaar geeft het rapport een gemengd
beeld. Er zijn zeker successen te melden: stijging van de werkgelegenheid (zeven lidstaten hebben de
interim-doelstellingen van 2005 behaald), op het gebied van de Interne Markt (liberalisatie van de
netwerksectoren) en de verspreiding van ICT en internet in scholen, universiteiten, overheden en
huishoudens.
Toch voldoen deze niet aan de verwachtingen. De Europese prestaties blijven om structurele redenen
achter bij die van de VS. Lagere arbeidsproductiviteit vindt zijn oorsprong in lagere investeringen per
werknemer en een achterblijvend gebruik van nieuwe technologische mogelijkheden. Nieuwe banen
zijn in teveel gevallen low-tech banen.
Europa moet meer investeren in en beter gebruik maken van R&D, opleiding, het commercialiseren
van onderzoeksresultaten en de toepassing van ICT.
Daarnaast moet Europa beter gebruik maken van zijn arbeidspotentieel: meer mensen moeten meer
werken.
2
Indien bovenbeschreven trends niet worden gekeerd, loopt het Europese sociaal-economische model
zelf gevaar. Daarbij constateert het rapport dat de Lissabonstrategie te breed van opzet is geworden
waardoor de samenhang niet meer herkenbaar is. Zij heeft het aanzien gekregen van een rijk versierde
kerstboom. Volgens het rapport gaat Lissabon over alles en daardoor over niets. Iedereen is
verantwoordelijk en daarmee niemand. De strategie kan alleen slagen als iedere lidstaat zich
daadwerkelijk verantwoordelijk voelt voor de uitvoering ervan.
Het rapport bepleit dat de focus moet teruggebracht worden in de Lissabon-strategie. Het stelt dat de
EU en de lidstaten zich moeten richten op groei en werkgelegenheid om sociale cohesie en
duurzaamheid te waarborgen. Daarbinnen kunnen sociale cohesie en ecologie bijdragen aan groei en
werkgelegenheid.
2. Maatregelen om het Europees potentieel beter te benutten.
Het rapport noemt vijf gebieden waar vooruitgang absoluut noodzakelijk is. Binnen elk prioritair
gebied geeft het rapport de concrete doelstelling aan en aanbevelingen om de doelstelling te
verwezenlijken.
1. Verwezenlijking van de kennismaatschappij.
Meer mobiliteit en een beter vestigingsklimaat in de EU voor onderzoekers en wetenschappers;
R&D moet tot een top prioriteit worden gemaakt (inclusief de 3 % R&D doelstelling);
bevordering van het gebruik van informatietechnologie; betere bescherming van intellectuele
eigendom.
2. Voltooiing van de interne markt.
Voltooiing van de interne markt voor goederen en kapitaal; de creatie van een interne markt voor
diensten; voltooiing van een interne markt voor netwerkindustrieën, betere omzetting van
richtlijnen in nationaal recht; tijdige implementatie van het actieplan financiële diensten.
3. Verbetering van het ondernemersklimaat.
Vermindering van de administratieve lasten; verbetering van de kwaliteit van regelgeving;
vereenvoudiging van het starten van nieuwe bedrijven; betere toegang tot risicokapitaal.
4. Een inclusieve arbeidsmarkt.
Implementatie van de aanbevelingen van de Employment Taskforce van maart 2003; verbetering
van strategieën voor levenslang leren en langer werken (active aging) als tegenwicht tegen de
vergrijzing; meer mensen aan het werk; investeren in menselijk kapitaal; vergroting van het
aanpassingsvermogen van werknemers en bedrijven; halvering van het aantal vroegtijdige
schoolverlaters; verhoging van de kwaliteit van onderwijs op alle niveau’s.
5. Werken aan een duurzame toekomst
Benutting van win-win mogelijkheden tussen economie en ecologie door innovatieve ecoefficientie; stimulering van Europees leiderschap in de eco-industrie; vergroening van
overheidsopdrachten.
3
3. De uitvoering van de Lissabonstrategie verbeteren
Dit hoofdstuk besteedt aandacht aan de uitvoering in brede zin, of de governance van de
Lissabonstrategie. Het rapport stelt dat juist dit onderdeel van de Lissabon-strategie tekort schiet.
Vooral de lidstaten moeten hun activiteiten intensiveren. Daarnaast moet een betere zichtbaarheid van
de samenhang van de Lissabon-strategie de betrokkenheid van alle actoren bij de uitvoering van de
strategie vergroten.
Dit hoofdstuk van het rapport bevat concrete aanbevelingen hiertoe.
- commitment
Verandering gaat gepaard met moeilijke en soms pijnlijke keuzes. De voortgang van dit proces is
volgens het rapport tot op heden onvoldoende door gebrek aan commitment en politieke wil. Meer
politiek ownership is een voorwaarde voor succes. De voorzitter van de Commissie moet uitvoering
van de Lissabon-strategie tot de kern van zijn beleid maken. De Europese Raad van maart 2005 moet
een politieke impuls geven aan de Lissabon-strategie om nationale regeringen en de Europese burgers
(en hun organisaties) meer bij de uitvoering ervan te betrekken.
Deze actieve rol van de Europese Raad en van de Commissie moet leiden tot een grotere
betrokkenheid op nationaal niveau van parlementen en sociale partners.
- nationale actieplannen
Invulling van deze betrokkenheid moet vorm krijgen via het opstellen van periodieke Nationale
Actieplannen door de lidstaten. Dit maakt de strategie beter zichtbaar en vergroot de rekenschap van
de lidstaat ten overstaan van de nationale politiek en de publieke opinie. De nationale actieplannen
zouden in de parlementen en met de sociale partners besproken moeten worden. Zij kunnen voldoende
ruimte geven om specifieke prioriteiten te stellen naar gelang de nationale situatie. Om de coherentie
en consistentie in de nationale uitvoering te verzekeren doet het rapport de suggestie om in iedere
lidstaat een coördinerend bewindspersoon aan te wijzen voor de dagelijkse implementatie van de
Lissabon-strategie.
Ook zou aan de Raad moeten worden gevraagd om ten laatste in juli 2005 voor het resterende deel
van de Lissabon-strategie, dus voor twee cycli tegelijk, de nieuwe gemeenschappelijke Europese
beginselen voor het economisch en werkgelegenheidsbeleid, zoals neergelegd in de GREB en de
werkgelegenheidsrichtsnoeren te publiceren met een focus op groei en werkgelegenheid. Dit moet
coherentie creëren tussen de verschillende Europese instrumenten voor sociaal-economische
beleidscoördinatie en tevens consistentie in de nationale actieplannen.
Ook op Europees politiek niveau is meer ownership is nodig volgens het rapport. Het stelt dat het
Europees Parlement een vaste commissie voor de Lissabon-strategie instelt om de betrokkenheid van
deze instelling bij de strategie te vergroten.
Verder roept het rapport de Voorjaarsraad 2005 op de voortgang na te gaan na de oproep van de
bijeenkomst in 2004 om in de lidstaten partnerschappen voor hervormingen aan te gaan.
- open coördinatie
Het rapport beveelt een “radicale verbetering” van de methode van open coördinatie aan, omdat deze
nog onvoldoende uit de verf komt. Er moet beter gebruik worden gemaakt van een sterk ingeperkt
aantal indicatoren. Slechts de 14 kern-indicatoren zullen nog een rol spelen.
4
De al of niet behaalde resultaten moeten beter in kaart worden gebracht. Daarbij moet duidelijk
gemaakt worden wat de sociaal-economische gevolgen zijn van non-delivery.
Naming, faming en shaming moet onverkort worden toegepast door de Commissie om de voortgang,
of het gebrek daaraan zichtbaar te maken.
Tenslotte bepleit het rapport nog voor de Voorjaarsraad 2005 een verbeterende communicatiestrategie van de Commissie om de boodschap van de Lissabonstrategie breed uit te dragen.
- budgettaire ondersteuning
Het rapport geeft boter bij de vis. Het meent dat nationale begrotingen en de begroting van de EU een
afspiegeling dienen te zijn van de prioriteiten van de Lissabonstrategie. Nieuw is het voorstel om in
de EU-begroting incentives op te nemen om lidstaten aan te sporen hun nationale beleid meer in
dienst te stellen van de Lissabon-doelstellingen.
III.
Reactie van het kabinet
Algemene beoordeling
Het kabinet is de heer Kok en de leden van de High Level Group dankbaar voor een inhoudelijk sterk
rapport met concrete aanbevelingen. Het rapport bevat een goede analyse van de relevantie, zelfs de
noodzaak, van de Lissabon-strategie en van de oorzaken waardoor de resultaten ervan tot nu toe zijn
achtergebleven bij de verwachtingen. Het constateert terecht dat de strategie nog steeds het juiste
instrument is om te antwoorden op uitdagingen zoals de toenemende mondialisering en de vergrijzing.
Het rapport toont duidelijk aan dat het Europese sociaal-economische model mee moet veranderen
met de tijd. Juist om het te behouden voor de toekomst.
Het kabinet meent dat het rapport duidelijk maakt dat een discussie over de doelstellingen van de
Lissabon-strategie minder relevant is. Grote veranderingsprocessen hebben ambitie nodig. Ook in dat
opzicht zou het een verkeerd signaal zijn om de doelstellingen naar beneden bij te stellen. Ook na
2010 zal de Europese Unie mee moeten gaan in een veranderende wereld om haar welvaart te
behouden.
Het kabinet onderschrijft de conclusie van het rapport dat de uitvoering van de Lissabon-strategie te
wensen over laat. Een belangrijke rol is hier weggelegd voor de lidstaten zelf. Niet alleen door het
nationaal beleid sterker in dienst te stellen van de Lissabon-doelstellingen, maar ook door op
Europees niveau relevante wetgeving niet langer te blokkeren met een beroep op strikt nationale
belangen.
Het kabinet is verheugd met de conclusie van het rapport dat de focus op groei en werkgelegenheid
moet worden teruggebracht in de Lissabon-strategie. Conform de conclusies van de Europese Raad
van maart 2000 moet de EU er voor zorgen dat door een hogere groei en meer en betere
werkgelegenheid, sociale cohesie en duurzaamheid worden gewaarborgd. Tegelijkertijd kunnen
sociale cohesie en ecologie bijdragen aan groei en werkgelegenheid.
Het kabinet kan onderschrijven dat het niet gaat om prioriteiten te stellen tússen de pijlers van de
Lissabon-strategie, maar bínnen de pijlers. Met andere woorden, welke maatregelen binnen de drie
pijlers zijn cruciaal voor het verhogen van groei en werkgelegenheid. Dat dit niet leidt
5
tot een sociale en ecologische race to the bottom onderbouwt het kabinet met een verwijzing naar de
Scandinavische landen als koplopers in de Lissabon-strategie.
Het kabinet meent ten algemene dat de concrete aanbevelingen in het rapport de Unie en de lidstaten
goede handvatten bieden om hun inspanningen te vergroten om de Lissabon-doelstellingen te behalen.
Verrassend zijn zij echter niet. Het kabinet meent dat de problemen bekend zijn, de nodige
maatregelen zijn correct weergegeven. Wat ontbreekt is politiek ownership. Dit rapport, en de
Voorjaarsraad 2005 moeten een rol spelen om de Europese overeenstemming over problematiek en
aanpak ervan in daden om te zetten.
Opmerkingen over de concrete aanbevelingen in het rapport
a) verbeteren van het Europees potentieel
Het kabinet heeft met instemming kennis genomen van de aanbevelingen om het potentieel van de EU
beter te benutten. Hieronder volgt een reactie aan de hand van de vijf in het rapport genoemde
prioritaire gebieden:
1. kenniseconomie
De toekomst van de EU ligt vooral in de kenniseconomie. Europa kan hierbij voortbouwen op zijn
sterke punt: een goed en hoog opgeleide bevolking. Het kabinet stemt in met de suggestie van het
rapport om beperkingen aan vestiging en mobiliteit van “beste breinen” op te heffen. Ook staat het
kabinet open voor de suggesties ter verbetering van wederzijdse erkenning van beroepskwalificaties
en toekenning van werkvergunningen via verkorte procedures (fast track) en speciale visaprocedures
voor wetenschappers. Meer interactie tussen universiteiten en bedrijfsleven is noodzakelijk. Het
kabinet is ambitieus ten aanzien van de kenniseconomie. Conform het hoofdlijnenakkoord moet
Nederland tot de Europese voorhoede gaan behoren op het terrein van hoger onderwijs, onderzoek en
innovatie. Om aan deze ambitie strategische invulling te geven is het Innovatieplatform onder leiding
van de Minister-President opgericht.
Het kabinet stemt in met het opzetten van een onafhankelijke onderzoeksraad (European Research
Council) via het 7e Kaderprogramma. De ERC moet fundamenteel onderzoek op lange termijn
coördineren en (op basis van concurrentie) financieel steunen. Het kabinet ziet daarnaast een sterke
intensivering van publiek-private R&D-samenwerking als sleutel om de 'Europese paradox' aan te
pakken. Om hier in de komende jaren zoveel mogelijk vooruitgang te kunnen boeken, zal
intensivering van de inzet door een verbeterd Kaderprogramma, en verbreding van de inzet door
opening van nationale publiek-private R&D-programma's, nodig zijn. Het kabinet mist deze
elementen in de aanbevelingen.
Het pleidooi in het rapport om publieke uitgaven te richten op sleuteltechnologieën die economische
groei stimuleren, sluit goed aan op de aanpak die in Nederland is gekozen op basis van het
regeerakkoord. Het sluit tevens aan bij de aanbevelingen van het Innovatieplatform. Wel betreurt het
kabinet dat dit pleidooi niet is terug te vinden in de aanbevelingen van het rapport.
Het kabinet onderschrijft de samenhang tussen ICT en de bijdrage aan de Lissabon-doelstellingen. Er
is een strategie nodig die zich enerzijds op de ICT-sector zelf richt en anderzijds op de benutting van
ICT in de hele economie. Bovendien onderstreept het kabinet
6
de noodzaak van meer R&D op ICT-gebied. Een meer op ICT gefocuste strategie helpt de
concurrentiekracht te versterken. Dit geldt volgens het kabinet zeker ook voor een moderne en
innovatieve overheid, effectief en transparant in haar optreden naar bedrijven en burgers, onder meer
door een goede toepassing van ICT, en met meer aandacht voor de paneuropese dienstverlening ten
behoeve van de Europese mobiliteit.
Het kabinet ondersteunt tevens de oproep in het rapport voor een nieuw eEurope actieplan in 2005.
Het kabinet onderschrijft de stelling in het rapport dat de Raad nog voor of tijdens de Voorjaarsraad
een besluit moet nemen over het gemeenschapsoctrooi. De taalkwestie moet dan worden opgelost op
een manier dat het bedrijfsleven er goed mee uit de voeten kan. Dat vraagt om een systeem dat
werkelijk winst betekent in termen van tijd, geld en complexiteit. Terecht stelt het rapport dat indien
dit niet lukt het beter is om de kwestie van de agenda te halen. De Raad zal rekenschap moeten geven
van de redenen waarom een akkoord niet haalbaar bleek.
2. Interne markt
Het kabinet deelt de conclusie in het rapport dat de implementatie van richtlijnen veel te wensen laat.
Zero-tolerance is op zijn plaats voor te late of foutieve implementatie. Het kabinet moet hier tot op
zekere hoogte de hand in eigen boezem steken. De eigen extra inspanningen leveren tot dusverre nog
niet het gewenste resultaat.
Het is nuttig als de Commissie, zoals het rapport voorstelt, voor begin 2005 met een overzicht komt
van de achterstanden per lidstaat van de te implementeren regelgeving. Het vaststellen van een
algemene deadline leidt echter niet automatisch tot voldoende commitment van de individuele
lidstaten. Bij verdere uitwerking moet het commitment van de individuele lidstaten voorop staan.
Het kabinet steunt de conclusie in het rapport dat goed functionerende markten van groot belang zijn.
Het meent dat implementatie van de Interne Markt-strategie van cruciaal belang is voor de voltooiing
van de interne markt.
Gezien het belang van de dienstensector voor de Europese economie en gezien het belang dat het
kabinet acht aan het spoedig tot stand komen van een kaderrichtlijn diensten, moeten de Raad en het
Europees Parlement er zorg voor dragen dat voor eind 2005 de belemmeringen van het vrij verkeer
van diensten worden weggenomen. Een interne markt voor dienstverlening zal zorgen voor meer
concurrentie, meer innovatie en tenslotte meer concurrentiekracht. Het kabinet wenst evenwel een
zorgvuldige afbakening van de reikwijdte van de kaderrichtlijn diensten.
De Raad zal tevens de resterende maatregelen uit het actieplan financiële diensten moeten aannemen.
De lidstaten dienen deze voor eind 2005 te implementeren. Het kabinet onderschrijft het belang voor
de interne markt van goede infrastructuur en een snelle uitvoering van het Quick Start programma.
Ondernemerschap
Het kabinet steunt de conclusie in het rapport dat Europa niet entrepreneur minded genoeg is. Voor
veel mensen vormt ondernemerschap geen alternatief voor loondienst. Meer aandacht voor
ondernemerschap in het onderwijs is noodzakelijk. Daarnaast worden ondernemers geconfronteerd
met diverse obstakels waardoor kansen voor groei en werkgelegenheid verloren gaan. Dit raakt vooral
het MKB.
7
Het kabinet verwelkomt de passage in het rapport over het verminderen van de administratieve lasten.
Betere regelgeving en vermindering van de administratieve lasten voor bedrijven zijn van belang om
de dynamiek en de concurrentiekracht van de Europese economie te versterken. Dit thema vormt dan
ook een speerpunt van het Nederlands voorzitterschap van de EU. Het rapport sluit hier volledig op
aan. Met name acht het kabinet het wenselijk dat de Europese Commissie streefcijfers aangeeft voor
het verminderen van administratieve lasten in kansrijke wetgevingsdomeinen. De Europese Raad
heeft in november jl. de totstandkoming verwelkomt van een methodologie om op Europees niveau te
administratieve lasten voor bedrijven te meten. Dit is conform de aanbeveling in het rapport Kok
hieromtrent.
Daarnaast blijft het van belang ook op andere manieren de regeldruk voor bedrijven te verminderen.
Hiervoor hebben niet alleen de Europese instellingen, maar ook de lidstaten een grote
verantwoordelijkheid. Een onderdeel daarvan is dat lidstaten er voor zorgdragen dat kosten, moeite en
tijd, die nodig zijn voor het opstarten van een bedrijf verminderen.
4. Arbeidsmarkten
Het kabinet onderschrijft de aanbeveling in het rapport dat de lidstaten moeten rapporteren over de
implementatie van de aanbevelingen van de Employment Taskforce van maart 2003.
De prioriteiten uit dit rapport moeten volgens het kabinet de Europese agenda op
werkgelegenheidsterrein bepalen. De regering is echter geen voorstander van separate
voortgangsrapportage op dit terrein door de Voorjaarsraad. De uitvoering van de aanbevelingen van
de Employment Taskforce maakt immers reeds integraal onderdeel uit van de Europese
werkgelegenheidsstrategie en komt daarmee in de nationale actieplannen voor de uitvoering van de
Lissabon-strategie.
Het kabinet volgt de aanbeveling dat lidstaten nationale strategieën vaststellen voor levenslang leren.
Een goede opleiding aan de start alleen is niet meer voldoende. Mensen moeten ook goed inzetbaar
blijven. Hier spelen overigens ook aspecten van gezondheidszorg een rol. Het kabinet deelt de
opvatting in het rapport dat lidstaten in 2006 een integrale vergrijzingstrategie ontwikkeld moeten
hebben. Deze strategie moet een substantiële beleidsverandering teweeg brengen omtrent vervroegd
uittreden. Zij moet voorzien in prikkels voor werknemers om langer te werken en voor werkgevers om
oudere werknemers in dienst te nemen en houden.Uitbreiding van levenslang leren is noodzakelijk
voor alle leeftijden, maar vooral voor laaggeschoolde werknemers en ouderen. Daarnaast moet het
aantal vroegtijdige schoolverlaters worden gehalveerd en de kwaliteit van het onderwijs in brede zin
worden verhoogd. Het kabinet acht een verhoging van de arbeidsparticipatie van cruciaal belang,
zodat een ieder kan participeren in de arbeidsmarkt en in de samenleving, ongeacht verschillen in
sexe, leeftijd, etnische origine, etc.
5. Milieu
De Commissie, Raad en lidstaten moeten de ontwikkeling van eco-efficiënte innovaties bevorderen.
Deze innovaties dragen immers bij aan het concurrentievermogen van Europa. Het Nederlands
Voorzitterschap rekent “milieu als economische kans” tot een van zijn prioriteiten. Voorts juicht het
kabinet toe dat het rapport Nederland een goed voorbeeld acht voor andere lidstaten om dit tot stand
kunnen brengen. Daarbij wijst het rapport op de “groene investeringsfondsen” in Nederland. Deze
fondsen die bestuurd worden door commerciële banken, worden gefaciliteerd door
belastingvermindering aan particulieren die erin investeren.
8
Het kabinet onderschrijft in hoofdlijnen de concrete aanbevelingen van het rapport op dit terrein.
Daarnaast moeten maatregelen om eco-efficiente innovaties te stimuleren in partnerschap met het
Europese bedrijfsleven en andere belangenvertegenwoordigers worden uitgewerkt.
De uitdaging is het vinden van de juiste balans tussen economische, sociale en milieu doelstellingen
bij het maken van beleidskeuzes. Deze moeten alle kosten en voordelen in overweging nemen, op de
korte en lange termijn even als de mondiale concurrentiekracht van Europa.
b) verbeteren governance Lissabon-strategie
Het kabinet deelt de mening van het rapport dat vooral de lidstaten zelf verantwoordelijk zijn voor het
achterblijven van de resultaten van de Lissabon-strategie bij de verwachtingen en de mogelijkheden.
Voor een meer succesvolle uitvoering ervan is vereist, zo meent het rapport terecht, dat alle actoren,
op nationaal en op Europees niveau nauwer bij de uitvoering betrokken zijn. Het kabinet deelt op
hoofdlijnen de analyse van het rapport dat collectief en individueel eigendom van de
Lissabonstrategie onvoldoende is gebleken. Er is onvoldoende relatie tussen de door de Europese
Raad geformuleerde beleidsdoelstellingen en de uitvoering ervan door de leden op nationaal niveau.
Daarnaast verdwijnt de zichtbaarheid van de Lissabon-strategie als integraal geheel door de
versnipperde behandeling ervan in de verschillende Raadsformaties. De band tussen de Europese
Raad en de nationale politieke actoren moet worden versterkt, de coördinatie binnen de Commissie
moet worden verbeterd. Het kabinet is in dit opzicht verheugd dat met name de Voorzitter van de
nieuwe Europese Commissie de Lissabonstrategie tot de kern van het beleid van zijn Commissie zal
maken.
Het kabinet staat sympathiek tegenover de gedachte van het opstellen van een nationaal actieplan voor
de uitvoering van de Lissabon-strategie. Eén integraal nationaal actieplan maakt het geheel en de
samenhang van de Lissabon-strategie beter zichtbaar. Zichtbaarheid bevordert politiek debat,
rekenschap en ownership. Bovendien geeft een nationaal actieplan de lidstaat meer flexibiliteit om,
binnen het raamwerk van de Lissabon-doelstellingen, prioriteit te geven aan die economische
problemen die specifiek zijn voor de lidstaat. Maatwerk bevordert de politieke wil tot uitvoering. Dat
spreekt het kabinet aan. Het onderkent hierbij ook het belang van de prestatiekracht van de overheid.
Het rapport bepleit de opbouw van consensus rond dit plan via overleg met nationale parlementen,
sociale partners en het maatschappelijke middenveld. De actieplannen zouden vervolgens, aldus het
rapport, ter toetsing worden voorgelegd aan de Commissie. Het kabinet meent dat deze aspecten
nadere bestudering en uitwerking behoeven. Het komt hier op terug bij het opstellen van de
Nederlandse inzet voor de Voorjaarsraad 2005. Ook zal het kabinet zich beraden over de suggestie in
het rapport over het aanwijzen van een coördinerend bewindspersoon voor de dagelijkse uitvoering
van de Lissabon-strategie.
Het kabinet kan in grote lijnen meegaan met de aanbeveling in het rapport om naming, faming and
shaming stringent toe te passen, met name op de communautaire delen van de Lissabon-strategie.
Met de opstellers van het rapport meent het kabinet dat communicatie van groot belang voor het
welslagen van de Lissabon-strategie. De lasten en de lusten zullen zichtbaar moeten worden gemaakt
Het moet duidelijk zijn dat de Lissabon-strategie vrijwel alle onderwerpen
9
betreft die de burgers rechtreeks raken: werk, inkomen, pensioenen, scholing, gezondheidszorg en
milieu. De lidstaten moeten hier bijzondere aandacht aan schenken evenals aan de kosten van
inactiviteit. Het kabinet is daarentegen niet geheel overtuigd van het nut van het opstellen van een
Lissabon- en Europa-brede communicatiestrategie door de Commissie. Deze kan in de lidstaten
contraproductief werken. Communicatie door de Commissie dient zich vooral te richten op het
communautaire gedeelte van de Lissabon-strategie.
Het kabinet stemt in met de aanbeveling in het rapport dat de Europese begroting het belang van de
Lissabon-strategie dient te reflecteren. Op zich komt dit in grote lijnen overeen met de inzet van
Nederland in de discussie over de financiële perspectieven. Deze inzet berust op het adagium 'nieuw
voor oud'. Binnen een reëel constant uitgavenkader zal door een herprioritering ruimte moeten worden
gevonden voor uitgaven ten behoeve van interne en externe veiligheid en ter financiering van
programma’s die een impuls kunnen geven aan de Lissabon-strategie. Het kabinet is echter geen
voorstander van de in het rapport voorgestelde Europese budgettaire incentives voor lidstaten om hen
aan te sporen de uitvoering van de Lissabon-strategie te intensiveren. Een dergelijk systeem van
incentives zal eerder leiden tot politieke onderhandelingen over herverdeling van het budget dan tot
excellence in het licht van de Lissabon-strategie. Bovendien zijn er nog vele vragen. Zo is het
bijvoorbeeld niet duidelijk wie over dergelijke incentives zal beslissen: Raad of Commissie? Hoe
verhoudt het zicht met de Europese begrotingsprocedures en de bevoegdheid daarover van het
Europees Parlement? Eer zijn teveel onbeantwoorde vragen. Het kabinet ziet meer in betere prikkels
onder de governance: ownership en draagvlak, getoetst door politieke rekenschap en de publieke
opinie.
10
Download