Meer werk voor kwetsbare doelgroepen Goede zorg verbetert de

advertisement
COMMERCIËLE BIJLAGE
Deze valt niet onder de verantwoordelijkheid van de redactie van de Volkskrant
mijngezondheidsgids.nl
januari 2017
Cardiozorg:
door de
keten heen
met elkaar
samenwerken
Emancipatie
ggz-patiënt door
e-health
Meer werk voor
kwetsbare
doelgroepen
Goede zorg
verbetert de
kwaliteit van
leven
Een betrokken
netwerk steunt
elkaar in de buurt
Pagina 3
Pagina 7
Pagina 11
Pagina 14
Pagina 17
2
PULSE MEDIA GROUP
SAMENWERKEN IN DE ZORG
INHOUDSOPGAVE
COLUMN
Auteur: Edith Schippers
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Medische samenwerking
Het klinkt zo logisch en gemakkelijk: ‘We moeten
3
Samenwerking eerste en tweede lijn bij cardiozorg
3
Optimale zorg hartpatiënten
meer samenwerken!’ Toch is samenwerken in de
praktijk vaak lastig, ook in de gezondheidszorg. Je
moet elkaar weten te vinden, elkaar vertrouwen,
verantwoordelijkheden durven delen. Maar ook:
verantwoordelijkheden durven loslaten.
ICT en zorg
In de gezondheidszorg is samenwerking cruciaal.
5
Huisartsen wegwijs maken in e-mental health
5
E-mental health ontlast behandelaar en cliënt
7
Zelfmanagement ggz-patiënt met apps en games
8
Acceptatie bepalend voor succes e-health
8
Veiligheid en vrijheid door personenalarmering
We worden ouder en er zijn ook méér ouderen. Veel
ziektes waar mensen vroeger aan doodgingen,
zijn nu goed te behandelen – het zijn ‘chronische
ziektes’ geworden. Geweldige ontwikkelingen,
met grote impact op onze samenleving en op de
gezondheidszorg. Want wie lang zelfstandig wil
en kan blijven wonen, wie chronisch ziek is maar
gewoon wil meedoen, is niet gebaat bij nog meer
ziekenhuisbezoekjes of losse stukjes zorg.
Stel, je hebt diabetes, een baan en bent daarnaast
vrijwilliger bij je sportclub. Dan heb je geen
tijd om je leven aan te passen op de zorg en om
steeds naar het ziekenhuis te moeten. Dan is het
belangrijk dat de zorg zich aan jou aanpast. Dat
met een app je bloedwaarden automatisch naar de
arts worden gestuurd, dat de optometrist om de
hoek je ogen controleert, terwijl de oogspecialist
in het ziekenhuis mee kan kijken, en dat de
diabetesverpleegkundige via beeldbellen contact
met je heeft wanneer het jou uitkomt. Dat je via
een persoonlijke gezondheidsomgeving online je
eigen medische gegevens overzichtelijk bij elkaar
hebt en kunt delen met zorgverleners als je dat
wilt. En dat je alleen naar het ziekenhuis hoeft als
het echt nodig is.
Het kan allemaal en in de praktijk gebeurt
het al her en der. Maar het kan meer en beter.
En daarvoor is samenwerking nodig. Tussen
zorgprofessionals onderling, met mantelzorgers
en met de patiënt.
Ik ben trots op de pioniers die elkaar opzoeken,
die
nieuwe
technologische
mogelijkheden
benutten en zo samen de zorg aanpassen aan de
wensen van mensen, zo dichtbij als het kan en
het liefst thuis. Zij vertrouwen elkaar, durven
Werk en zorg
9
Groot probleem: psychische problemen op het werk
9
Psychische aandoeningen snel aanpakken helpt
10
Werk: een zorg minder
10
Sociaal ondernemen: het kan
11
Iedereen moet kunnen deelnemen aan de maatschappij
12
Zelfvertrouwen essentieel voor werkzoekenden
13
Investeren in arbeidsre-integratie
Menslievende zorg
14
De ander centraal stellen in alles wat je doet
14
Uitgaan van het unieke van ieder mens
15
Samen zoeken naar passende oplossingen
15
Liefdevolle en onvoorwaardelijke zorg
17
Het vinden van steun in de buurt
verantwoordelijkheden te delen. En ja, als het
moet ook los te laten. Zo verbeteren zij de zorg
voor mensen en helpen ze tegelijkertijd om de zorg
betaalbaar te houden. Dat is niet alleen belangrijk
voor patiënten, maar voor ons allemaal.
Samenwerken in de driehoek
18
‘Door ouders te helpen, help je ook het kind’
19
‘Persoonlijke aanpak vergt samenwerking’
SPONSOR
Colofon
Deze onafhankelijke publicatie van Pulse Media Group verschijnt op 17 januari bij de Volkskrant
en op 4 februari in een oplage van 30.000 stuks bij Arts & Auto. De bijlage valt niet onder de verantwoordelijkheid van de Volkskrant.
Sales: Fleur Otten (Media adviseur) Annemijn van der Veer (Sales manager) Maarten le Fevre (Commercieel directeur)
Redactie: Marianne Rijke (Hoofdredacteur), Ruby Sanders, Louise Hartveld, Cor Dol, Petra Lageman, Karin van Leeuwen, Greetje Hingstman, Els Wiegant en Dewi Gigengack
Vormgeving: Gydo Veeke, Foto's Bigstockphoto.com en unsplash.com
Directeur-uitgever: Paul van Vuuren, Drukker: Janssen/Pers Rotatiedruk, Gennep
De inhoud van de commerciële bijdragen zoals profielen, expertinterviews, expertbijdragen en advertorials beschrijven de meningen en standpunten van de geïnterviewden. De redactie van PMG tracht alle
fouten te voorkomen, maar de redactie kan niet instaan voor eventuele fouten of onvolkomenheden in deze bijdragen. PMG aanvaardt hierdoor geen aansprakelijkheid.
Pulse Media Group B.V. www.pulsemedia-group.com [email protected]
PULSE MEDIA GROUP
SAMENWERKEN IN DE ZORG
S
teeds vaker nemen huisartsen op het gebied van de
cardiovasculaire zorg taken over van cardiologen.
Het is van groot belang dat goede afspraken
worden gemaakt tussen de eerste en tweede lijn op het
gebied van overdracht, patiëntenzorg en wederzijdse
communicatie. Als die afspraken goed tot stand komen,
kan een verbetering in de zorg voor hartpatiënten
ontstaan. Daarnaast draagt het verminderen van
consulten bij de specialist bij aan het beheersen en
verminderen van de zorgkosten.
Al eerder hebben huisartsenpraktijken het
‘cardiovasculair risicomanagement’ overgenomen
van de tweede lijn. Hierdoor kunnen hartpatiënten
voortaan bij hun huisarts terecht voor de periodieke
controles. Sinds kort is ook de richtlijn voor het
voorschrijven van NOAC’s (antistollingsmiddelen)
aangepast en kunnen huisartsen deze middelen zelf
voorschrijven. Opnieuw is dit een verbetering van de
zorg voor hartpatiënten. De zorg wordt dichtbij huis
geboden, in de huisartspraktijk als het kan, en iets
verder weg, in het ziekenhuis, als dat moet. Het vereist
extra kennis van de huisarts en een andere aanpak van
de cardioloog. Die zal, als patiënten eenmaal stabiel
zijn, hen niet langer zelf onder behandeling houden
maar terugverwijzen naar de huisarts.
MEDISCHE SAMENWERKING
Cardiologen in dienst van huisartspraktijken
In Amsterdam hebben honderdtachtig huisartsen die
binnen de ROHA (Regionale Organisatie Huisartsen
Amsterdam) samenwerken, medisch inhoudelijke
transmurale samenwerkingsafspraken gemaakt met
de cardiologen om de kwaliteit van de zorg te kunnen
garanderen. Ook werken drie cardiologen een aantal
uur per week voor de ROHA. Zij zijn beschikbaar voor
e-consultatie, beantwoorden inhoudelijke vragen,
verzorgen scholingen op maat en komen indien gewenst
langs bij praktijken om dieper in te gaan op vragen op
CVRM-gebied.
Contactmogelijkheden en regionale afspraken
Veel huisartsen hebben al bijscholingen gevolgd
op het gebied van cardiovasculaire zorg en zijn
prima in staat diagnoses te stellen als het gaat
om boezemfibrilleren, angina pectoris en andere
cardiovasculaire aandoeningen, stelt Nancy Colman,
cardioloog en verbonden aan de ROHA. Toch is het
belangrijk dat er directe contactmogelijkheden zijn
met cardiologen. “Hoog-complexe cardiovasculaire
patiëntenzorg vergt veel kennis op het gebied van
bijvoorbeeld hartmedicatie. Die kennis zit nu nog vooral
bij cardiologen.”
3
Landelijke richtlijnen zijn prima, maar om de zorg
voor hartpatiënten goed te organiseren, zijn regionale
afspraken nodig. “Je moet steeds meer de grenzen
tussen de eerste en tweede lijn loslaten en door de keten
heen met elkaar samenwerken”, stelt Mascha Bevers,
huisarts en medisch directeur van de ROHA. “Het doel
is een gezamenlijke taakverantwoordelijkheid voor de
patiënt waarbij zorg in principe in de eerste lijn wordt
geboden en de specialist alleen in beeld komt als het
echt nodig is.”
Voorlichting en gedragsverandering
Het is belangrijk dat patiënten goed geïnformeerd
worden over het feit dat specialistische zorg steeds
vaker dichtbij huis wordt geboden. Cardiologen
moeten eraan wennen dat hun patiënten na de acute
fase weer teruggaan naar de huisarts. En huisartsen
moeten zich realiseren dat van hen wordt verwacht
dat zij voor hartpatiënten meer specialistische zorg
leveren. Voorlichting, overleg, kennisoverdracht en
samenwerking zullen uiteindelijk resulteren in een
gedragsverandering bij alle partijen. In Amsterdam
zijn de resultaten positief. “Wij werken efficiënter en
leveren betere zorg”, melden Bevers en Colman.
INTERVIEW met Robert Riezebos
Optimale zorg hartpatiënten
D
de huisarts, maar het onderzoek naar de
achterliggende oorzaak daarvan moet
worden uitgevoerd door de cardioloog.”
e afgelopen jaren werken huisartsen
en specialisten steeds nauwer
samen om de zorg voor hartpatiënten te
verbeteren. “De zorg wordt niet langer
rondom de dokter maar rondom de
patiënt georganiseerd”, vertelt dr. Robert
Riezebos, cardioloog bij het OLVG in
Amsterdam. “Dankzij die samenwerking
kan de patiënt steeds vaker terecht bij de
huisarts voor het stellen van de diagnose,
het bespreken van een behandelplan,
het voorschrijven van medicijnen en de
controle-afspraken.”
Beschikt de huisarts over voldoende
kennis om hartpatiënten te begeleiden?
“Absoluut. De diagnostiek voor mensen
met hartklachten is enorm verbeterd. Ook
maken huisartsen en specialisten hele
goede afspraken over wie in welk geval de
behandeling kan verzorgen. De afgelopen
jaren hebben huisartsen al een aantal
taken overgenomen als het gaat om
cardiovasculair risicomanagement. De
zorg is vastgelegd in landelijke richtlijnen
waarin heel duidelijk wordt aangegeven
wie welke verantwoordelijkheid heeft
en wanneer een specialist moet worden
geraadpleegd.”
Moet de patiënt dan alsnog naar de
specialist?
“Niet altijd. Ziekenhuizen kunnen
bijvoorbeeld zorgen dat er op werkdagen
altijd een cardioloog stand-by is voor
advies. Met behulp van teleconsulting is
het mogelijk om onderzoeksresultaten
Robert Riezebos
te versturen en te bespreken. De
specialist kan dan via een webapplicatie
op afstand een patiënt beoordelen.
Op die manier kunnen de huisarts
en de specialist overleggen over de te
volgen behandelstrategie. Vaak kunnen
patiënten bij hun huisarts onder
behandeling blijven. Maar als het nodig
is, kan op korte termijn een afspraak
worden gemaakt bij de cardioloog.
De diagnose boezemfibrilleren kan
bijvoorbeeld prima worden gesteld door
Hoe verloopt die samenwerking tussen
huisarts en cardioloog?
“Voor cardiovasculaire aandoeningen zijn
er de Landelijke Transmurale Afspraken.
Op basis daarvan hebben in de regio
Amsterdam huisartsen en specialisten
met elkaar overlegd hoe de beste zorg
kan worden geboden. Die afspraken
zijn vastgelegd in de ‘Handreiking
Amsterdamse Transmurale Afspraken
Cardiovasculaire Aandoeningen’. Die
handreiking geeft aanbevelingen voor
huisartsen en specialisten. Er zijn
bijvoorbeeld afspraken gemaakt over
informatieoverdracht van de huisarts
naar de specialist en andersom. Ook
de redenen voor een huisarts om naar
de specialist te verwijzen zijn duidelijk
beschreven, evenals wanneer de patiënt
juist weer terug kan naar de huisarts.
Tenslotte worden alle van toepassing
zijnde regionale contactgegevens vermeld.
De samenwerking en het gezamenlijk
afstemmen van zorg in regionale
protocollen vormen naar mijn mening
een verbetering van de zorg voor
hartpatiënten.”
Kunnen
huisartsen
antistollingsmiddelen voorschrijven?
“Jazeker, huisartsen mogen naast de
beproefde
vitamine
K-antagonisten
sinds kort ook de nieuwe generatie
antistollingsmiddelen, de zogenaamde
NOAC’s,
voorschrijven.
Hierbij
is
eveneens goede regionale afstemming
van belang. Bij de keuze voor een bepaald
medicament gaat het echt om shared
decision making waarbij de huisarts de
“De patiënt krijgt, dankzij de
keuze voor een behandeling op
maat, steeds meer de regie over
zijn/haar eigen leven”
voor- en nadelen van de verschillende
behandelmogelijkheden bespreekt met
de patiënt. Daarna kiezen de arts en
de patiënt samen voor de voor hem/
haar meest geschikte behandeling.
Vanzelfsprekend is het belangrijk om
hierbij ook rekening te houden met de
gewenste levensstijl van de patiënt. De
patiënt krijgt, dankzij de keuze voor een
behandeling op maat, steeds meer de
regie over zijn/haar eigen leven.”
L.NL.MKT.GM.12.2016.0823.
Meer informatie
Onze Lieve Vrouwe Gasthuis
Oosterpark 9
1091 AC Amsterdam
020 510 89 11
[email protected]
www.olvg.nl
4
MEDISCHE SAMENWERKING
PULSE MEDIA GROUP
SAMENWERKEN IN DE ZORG
ADVERTORIAL
Hand- & polszorg: alles onder één dak!
J
e handen: je maakt er het eerste
contact mee, je raakt ermee aan en je
voert er een groot deel van je dagelijkse
bezigheden mee uit. Een probleem
hebben aan hand, pols of arm kan dan ook
een grotere impact hebben op iemands
leven dan men in eerste instantie zou
vermoeden. Bij Handtherapie Nederland
weten ze als geen ander hoe belangrijk
het is deze problemen multidisciplinair,
tijdig en specifiek aan te pakken. Op 14
plekken in Nederland behandelen ze
inmiddels succesvol vele patiënten met
uiteenlopende diagnosen. En dat niet
alleen: vanuit hun expertise scholen ze
ook professionals in de eerste lijn. Het lijkt
een missie van gedreven professionals:
optimale behandeling van en zorg voor
mensen met hand-, pols- en armklachten.
Van eenvoudig tot uitermate complex
Handtherapie
Nederland
is
ooit
ontstaan omdat er vooral in de
eerstelijnszorg een ‘gat’ bleek te
bestaan wat betreft een optimale
behandeling van mensen met hand, pols- en armklachten. Inmiddels is
de organisatie uitgegroeid tot een
keten van handencentra door heel
Nederland. In elk van deze centra is
een compleet zorgaanbod voorhanden
onder één dak, mogelijk gemaakt door
de samenwerkende professionals die
zich richten op verschillende aspecten
van de problematiek. De zorgzwaarte
van de patiënten die er binnen komen,
is uiteenlopend: van eenvoudige tot
uitermate complexe hand-, pols- en
armklachten. “Dat kan iemand zijn met
een kneuzing van de vinger, een breuk
aan de pols, overbelastingsklachten of
peesontstekingen, tot iemand bij wie
een deel van de hand is afgezaagd en er
terug is aangezet”, aldus Rob van Huis,
directeur van Handtherapie Nederland.
Voorkomen dat het chronisch wordt
Eenieder
die
bij
een
van
de
handencentra binnenkomt, krijgt dan
ook een individuele benadering en
een persoonlijk behandelplan. ‘Juiste
patiënt, juiste plaats’, is het motto van
de behandelteams. Wat zoveel betekent
als: precies die zorg en behandeling
bieden die iemand nodig heeft en
daarvan alles in huis hebben. Maar ook:
niet meer doen dan noodzakelijk is. De
“Het mooie van de revalidatie
is dat we op verschillende
niveaus kijken naar ieder die
bij ons aanklopt”
zorgvraag van de patiënt is leidend in
de keuze voor de behandelvorm: van
intensieve multidisciplinaire revalidatie
tot behandeling door bijvoorbeeld alleen
een fysiotherapeut. Door deze manier
van werken kan snel en doelmatig
worden gehandeld, wat in dit vakgebied
cruciaal kan zijn, vertelt revalidatiearts
dr. Marjon van Eijsden-Besseling.
“Handletsel moet heel specifiek worden
behandeld. Bij bepaalde klachten is
het voor een optimale behandeling
belangrijk dat mensen snel worden
doorverwezen en behandeld. Als iets echt
complex is dan moet je zo snel mogelijk
ingrijpen om te voorkomen dat het een
blijvende functionele beperking wordt.”
Handchirurg, revalidatiearts en handtherapeut bepalen gezamenlijk het behandelbeleid
Participatie & kwaliteit van leven
De eerste en centrale vraag aan elke
patiënt is: ‘wat wilt u weer kunnen?’.
Het antwoord vormt – samen met
de diagnose en de beperkingen op
verschillende vlakken – het uitgangspunt
van het multidisciplinaire behandelplan.
“Participatie en kwaliteit van leven staan
bij ons bovenaan”, verzekert Van Huis.
“We doen meer dan alleen de behandeling
van de fysieke klachten, we kijken naar de
mens in zijn of haar volledige context.”
Dat is ook precies waarom de op de
‘muisarm’ gepromoveerde revalidatiearts
Van Eijsden – net als haar collega’s – zo
van haar vak houdt: “Het mooie van de
revalidatie is dat we op verschillende
niveaus kijken naar ieder die bij ons
aanklopt.” Om te beginnen wordt op het
medische vlak nauwkeurig vastgesteld
wat er precies aan de hand is. Daarnaast
komt aan bod in hoeverre de klachten
iemand beperken in de dagelijkse
bezigheden zoals tandenpoetsen, aankleden en toiletgang. Maar ook: welke
invloed heeft het op het maatschappelijk
functioneren? Kan iemand nog werken en
de eigen vrije tijd invullen zoals hij of zij
dat graag wil? Tot slot zijn er de psychische
gevolgen die aandacht verdienen.
“Mensen met overbelastingsklachten zijn
vaak perfectionistisch ingestelde harde
werkers, die een angst ontwikkelen om te
bewegen wanneer de pijnklachten maar
niet overgaan. Dan kan een cognitief
gedragsmatige aanpak uitkomst bieden.
Bij wie juist als gevolg van een ongeluk
complex handletsel is ontstaan, kan
zich herbeleving van de gebeurtenis
voordoen. Dan is het belangrijk dat er een
psycholoog in beeld is”, weet Van Eijsden.
Deze multidisciplinaire aanpak is mogelijk
door de intensieve samenwerking tussen
de
therapeuten
van
Handtherapie
Nederland, de revalidatieprofessionals van
Reva Clinic en de hand- en polschirurgen
van Xpert Clinic. Zo houden de chirurgen
spreekuur op alle vestigingen – wanneer
dat nodig is, kan dus ook een operatieve
oplossing snel worden geboden.
Landelijk naar een hoger plan
Behalve de behandeling en begeleiding
van
patiënten,
zet
Handtherapie
Nederland zich volop in om meer
“De uitdaging is dat we in
Nederland nadenken over wat
de meest doelmatige zorg is”
aandacht te krijgen voor hand-, polsen armklachten en de aanpak daarvan
naar een hoger plan te tillen. Zo werken
medewerkers mee aan wetenschappelijk
onderzoek en is er een onderwijstak
die scholingen door heel Nederland
verzorgt voor onder andere huisartsen,
fysiotherapeuten en ergotherapeuten.
Ook
daarin
bestaat
de
nauwe
samenwerking met Xpert Clinic: een
handchirurg en handtherapeut staan
samen voor de groep. “De uitdaging is
dat we in Nederland nadenken over wat
de meest doelmatige zorg is. Wanneer
wij eerstelijnsprofessionals scholen om
bepaalde problemen zelf te ondervangen
zonder door te verwijzen naar een
medisch specialist, dan ben je bezig met
het verbeteren van zorg in Nederland”,
stelt Van Huis.
Resultaat & veilig voelen
De behandelingen en revalidatietrajecten
die vanuit de 14 handcentra worden
ingezet hebben bewezen effect, zo blijkt
uit de cijfers. Die cijfers bieden nieuwe
patiënten een richtlijn voor hun eigen
traject en de keuzes die ze daarin maken,
maar meer nog zien ze bij Handtherapie
Nederland dat de mensen zich veilig
voelen op een plek ‘waar ze niets anders
doen dan dit’.
Die bundeling van expertise is belangrijk,
mede gezien de impact die de klachten
kunnen hebben. Het niet meer goed
kunnen gebruiken van je hand beïnvloedt
je maatschappelijke participatie en
daarmee
het
zelfvertrouwen.
Een
probleem aan de hand gaat veel verder
dan een probleem aan bijvoorbeeld de
knie. De revalidatiearts heeft tal van
voorbeelden van mensen die ze samen
met haar collega’s heeft behandeld:
“Beeldschermwerkers, musici, mensen
die echt niet meer vooruit konden
vanwege hun klachten en/of functionele
beperkingen. Voor hen is de wereld weer
een stukje opengegaan. Het komt eigenlijk
wekelijks voor dat onze patiënten zeggen:
‘was ik hier maar eerder gekomen…’.”
Onderscheidend in revalidatiezorg
Meer informatie
Handtherapie Nederland, Reva Clinic
en Xpert Clinic werken samen binnen 14
specialistische handencentra voor de
beoordeling en behandeling van hand, pols
en arm. Kijkt u voor meer informatie op
www.handtherapie.nl, www.revaclinic.nl en
www.xpertclinic.nl.
PULSE
PULSE MEDIA
MEDIA GROUP
GROUP
|
SAMENWERKEN
IN DE ZORG
MVO
A
pps die de psychische gezondheid verbeteren en online
zelfhulpprogramma’s over bijvoorbeeld angstklachten
of alcoholproblemen zijn voorbeelden van e-mental health.
Sinds twee jaar vergoeden zorgverzekeraars de kosten
voor de inkoop van e-mental healthprogramma’s door
huisartsenpraktijken. De Praktijkondersteuner Huisarts
Geestelijke Gezondheidszorg (POH-GGZ) kan deze inzetten
als deel van de behandeling. De patiënt gaat dan online met
een programma aan de slag en heeft regelmatig face-toface gesprekken met de POH-GGZ. Dit samen wordt blended
care genoemd.
Het is relatief nieuw dat de huisarts meer mogelijkheden
heeft om zelf milde psychische klachten te behandelen. Van
de huisartsen heeft 95 procent een praktijkondersteuner
ggz in dienst. Door de opkomst van e-mental health kunnen
mensen met lichte psychische klachten zelf online aan de
slag. Zo biedt e-mental health kansen om de zorg betaalbaar
te houden. “Door mensen thuis een deel online te laten
doen, zoals stemmingsdagboeken bijhouden en oefenen
met opdrachten, wordt er tijdswinst geboekt en kan er in de
gesprekken stil worden gestaan bij andere zaken”, zegt Jaap
Roorda, e-health specialist bij het Nederlands Huisartsen
Genootschap (NHG).
Toolkit
Huisartsen en praktijkondersteuners willen graag blended
ICT EN ZORG
care bieden, maar dit gaat niet vanzelf. Welke programma’s
zijn er, voor wie zijn ze geschikt en op welke therapieën zijn
ze gebaseerd? Zijn ze onderzocht, en hoe zorgen we ervoor
dat ze goed geïmplementeerd worden? Dat zijn vragen die
veel huisartsen hebben. Het Trimbos-instituut en het NHG
hebben om die reden samen met de Landelijke Vereniging
Praktijkondersteuners de website ‘E-mental health in de
huisartsenpraktijk’ (huisarts-emh.nl) ontwikkeld. Op deze
website is een toolkit te vinden die huisartsen wegwijs
maakt in het aanbod van e-mental healthprogramma’s.
Volgens de e-health monitor 2016 heeft 92 procent
van de POH’s-GGZ een vorm van e-mental health
ingezet en vindt meer dan tweederde dat dit een
meerwaarde kan hebben voor bepaalde patiënten.
Toch is het bij consumenten en ook bij huisartsen nog
onbekend hoe ze e-mental health effectief kunnen
toepassen. Volgens Odile Smeets, projectmanager
e-health van het Trimbos-instituut, heeft dat te maken
met marketing en de versnippering van de zorg. “Als
we flink wat geld zouden hebben om dit goed in de
markt te zetten, zouden we veel meer mensen kunnen
helpen.” Er zijn online al veel mooie programma’s
te vinden, bijvoorbeeld op de website van Mentaal
Vitaal. Ook zou het helpen om te investeren in
implementatiebegeleiding van huisartsenpraktijken,
stellen zowel Smeets als Roorda.
5
Een belemmerende factor is dat de techniek van
e-mental healthprogramma’s niet goed op het Huisartsen
Informatie Systeem (HIS) aansluit. Volgens Roorda
wordt er nu gewerkt aan het koppelen van e-mental
healthprogramma’s en de informatiesystemen voor
huisartsen.
Huisartsen zullen steeds meer online actief worden.
Consumenten verwachten dat de huisarts digitaal goed
bereikbaar is. De website ‘Thuisarts.nl’ ontlast de huisarts
al flink en geeft antwoord op veel voorkomende vragen
over alle ziektebeelden en ook psychische klachten.
“Huisartsen en patiënten zijn blij met deze site omdat er
goed onderbouwde informatie is te vinden”, weet Roorda.
Naast mogelijke tijdwinst voor huisartsen en POH’s
zijn er meer voordelen van e-mental health. “Het is
laagdrempelig en je kunt de programma’s in je eigen tijd
volgen. Bovendien kunnen we veel meer mensen bereiken.
Een smartphone heeft bijna iedereen. Dat het aanbod nog
niet bekend is, blijft een aandachtspunt”, zegt Smeets. Een
ander aandachtspunt is hoe je programma’s voor iedereen
begrijpelijk kunt maken, en aantrekkelijk genoeg, zodat
mensen het hele programma afmaken.
INTERVIEW met Vera Kempen, Frank Verhoef en Frank Koster
E-mental health ontlast behandelaar en cliënt
I
Zijn de e-health programma’s voor
iedereen bereikbaar?
Verhoef: “Nee, de meeste worden aangeboden via een huisarts of behandelaar.
De module Minderdrinken.nl wordt
gesubsidieerd door het ministerie van
Volksgezondheid en is wel vrij beschikbaar.
Gebleken is dat mensen die overmatig
drinken veel baat hebben bij deze module,
zelfs als ze de module niet afmaken.”
n de huidige maatschappij regelen
we steeds meer online. Ook zorg is
inmiddels via internet verkrijgbaar. Zo
worden e-mental health programma’s
steeds vaker ingezet bij mensen met
depressieveen
angstklachten
en
bij mensen met een problematisch
alcoholgebruik. Vera Kempen, psycholoog
bij Mentaal Beter heeft daarmee goede
ervaringen. Directeur Frank Verhoef
en psycholoog Frank Koster van New
Health Collective, ontwikkelen deze
programma’s in samenwerking met
verschillende partners.
Hoe wordt e-mental health ingezet?
Kempen: “Wij zetten e-mental health
vooral ondersteunend in. Bij lichtere
problematiek kunnen cliënten een
zelfhulpprogramma volgen en bijvoorbeeld één keer in de maand voor een
face to face-behandeling langskomen.
Handig vind ik bijvoorbeeld het
dagboekje waarin allerlei gegevens, zoals
bijvoorbeeld de stemming gedurende een
periode, kunnen worden genoteerd. De
behandelaar hoeft dan in een gesprek
daar niet naar te vragen en het op te
schrijven, maar kan in een oogopslag zien
hoe het zijn cliënt is vergaan die tijd.”
Wat is het voordeel van e-mental
health?
Verhoef: “Het is kostenbesparend en
dat is belangrijk omdat de geestelijke
gezondheidszorg onder druk staat.
Mensen moeten langer wachten voordat
ze worden geholpen. Ook ontlast e-mental
health de behandelaar. Doordat de patiënt
zelf een aantal zaken bijhoudt, is er
tijdens een face to face-gesprek meer tijd
om op diepere zaken in te gaan. Tenslotte
is het voor de patiënt fijn dat hij 24/7
gebruik kan maken van het programma.”
Is e-mental health voor iedereen
geschikt?
Kempen: “In principe is het voor iedereen
geschikt. Het is uiteraard belangrijk dat
je toegang hebt tot internet. En er wordt
wel een grote mate van zelfstandigheid
verwacht en daar moeten mensen soms
een beetje aan wennen. Is de problematiek
ernstiger, dan bieden we daarnaast blended
care en kijken in de behandelsessies naar
de grotere problematiek.”
Koster: “Blended care blijft belangrijk. De
face-to-face gesprekken in combinatie
met zelfhulpprogramma’s werken goed.
Hoewel sommige modules kunnen
worden gevolgd zonder begeleiding van
een coach of behandelaar, geniet dit niet
onze voorkeur. Gebleken is dat mensen
dan sneller afhaken en de module niet
afmaken. Een behandelaar kan de cliënt
motiveren, is een stok achter de deur.”
Wat voor nieuwe mogelijkheden zie je
met e-health?
Kempen: “In onze Hoofddorpse vestiging
heeft een aantal mensen al kennisgemaakt
met de virtual reality-bril. Vooral bij
mensen met angstklachten is het een
goed middel. Iemand wordt, middels
een filmpje, blootgesteld aan iets waar
hij heel bang voor is. Wij hopen door die
blootstelling dat ze beter met hun angst
kunnen omgaan. Vaak is de angst voor iets
erger dan dat er daadwerkelijk gebeurt.”
Verhoef: “Naast virtual reality onderzoeken we hoe we kunstmatige
intelligentie kunnen inzetten bij de
e-health programma’s. We kijken of we
met name het motiverende deel van het
programma voor een stuk automatisch
kunnen ondersteunen.”
Meer informatie
www.mentaalbeter.nl/e-health
www.newhealthcollective.nl
6
PULSE MEDIA GROUP
ICT EN ZORG
SAMENWERKEN IN DE ZORG
ADVERTORIAL
Met gebundelde krachten bereik je meer
Dat sluit aan bij brede maatschappelijke
ontwikkelingen, 90 procent van de
bevolking maakt gebruik van alle digitale
mogelijkheden. Ruim een kwart van
de Nederlanders krijgt te maken met
psychische problemen; waarom zou dat
niet digitaal aangepakt kunnen worden?”
Marie-Louise Vossen
B
ij ggz-patiënten kan eigen regie over
het behandelproces bijdragen aan
het welzijn. Zelfregie kan bevorderd
worden door e-health, maar het
ontwikkelen van e-healthapplicaties
is niet gemakkelijk en bovendien een
kostbare investering. Coöperatie Mental
Wealth zoekt samenwerking tussen
ggz-instellingen, app-ontwikkelaars en
e-healthleveranciers. Het ontwikkelen
van applicaties gebeurt samen met
cliënten
en
ervaringsdeskundigen,
vertelt Marie-Louise Vossen, bestuursvoorzitter van CMW. Zo waren Birgit
Jaarsma en Maggie Dalidutko als
ervaringsdeskundigen betrokken bij de
ontwikkeling van The Journey, een app
voor zelfmanagement.
Waarom is voor ggz-patiënten regie
over ziekte en behandelproces zo
belangrijk?
Vossen: “Voor ieder mens is regie over
het leven belangrijk. De psychiatrie was
voorheen nogal een black box: de patiënt
kwam er zelden uit en wat er precies
gebeurde was erg mysterieus. Vanuit de
patiëntenbeweging is behoefte ontstaan
aan transparantie en betere zorg. Van
oudsher bepaalde de hulpverlener de
behandeling; de cliënt had zich maar te
schikken. Die had vaak geen keuze in
behandelaanbod of hulpverlener, terwijl
uit onderzoek blijkt dat de relatie met de
hulpverlener heel bepalend is. Ook is er
steeds meer oog voor het hele leven van
de cliënt. Sociaal leven, werk, relaties; al
die aspecten bepalen het herstel.”
Jaarsma: “Trauma ontstaat doordat
mensen over grenzen heen zijn gegaan.
Genezing gaat over zelf weer bepalen waar
de grenzen liggen, hoe ver je wil gaan.
Dat is precies waar zelfregie aanspraak
op maakt, jij bent degene die controle
heeft. Precies die controle ontbrak op het
moment dat het trauma ervaren werd.”
Hoe kan e-health dat bevorderen?
Vossen: “E-health kan blended gebruikt
worden
(naast
face-to-face-contact)
of
voorafgaand
aan
behandeling
zodat een cliënt op eigen gelegenheid
met problemen leert om te gaan. De
mogelijkheden van e-health betekenen
een grote ommekeer in de ggz; een
ander instrument dan de therapeut
kan ingezet worden om mensen met
psychische problemen te ondersteunden.
Wat kan e-health in de vorm van apps of
games betekenen voor ggz-patiënten?
Jaarsma: “Momenteel bestaat er voor
traumabehandeling tot wel anderhalf
jaar wachttijd. Mensen kunnen in
die tijd al met een app aan de slag. De
app die wij mede hebben ontwikkeld
– gericht op traumaproblematiek –
heeft bijvoorbeeld een hulpknop die
je op moment van crisis of stress kunt
inschakelen. Als een behandelaar
niet beschikbaar is, heb je toch
ondersteuning. Ook ’s nachts of in het
weekend leer je als cliënt spanningen
te verminderen en onafhankelijker te
worden. Dat kan betekenen dat je minder
lang in therapie hoeft te blijven.”
Dalidutko: “Het behandeltraject in de
ggz kan extreem lang zijn. Voordat je
de juiste behandelaar en behandeling
hebt gevonden, ben je soms jaren verder.
Trauma’s hebben vaak te maken met
gevoelens van onmacht. Apps als The
Journey creëren een eigen wereld van
plannen en beslissingen: je neemt de
controle weer. Dat is heel waardevol. Een
van cliënten een hulpmiddel zijn, voor,
tijdens of na therapie? We hebben dat
samengevoegd in de Coöperatie Mental
Wealth (dus niet health – gezondheid,
maar wealth – welbevinden). Een
voorwaarde was om cliënten en
ervaringsdeskundigen te betrekken, en
om niet alleen ‘curatief’ gerichte apps te
ontwikkelen maar ons ook op het socialeen privédomein te richten.”
Wat voor soort apps hebben jullie
ontwikkeld?
Vossen: “We zijn begonnen met KickAss, een game gericht op autisme.
Daarna is er een app voor trauma- en
verslavingsproblematiek ontwikkeld. De
apps ondersteunen de gebruiker in het
dagelijks leven. We zetten cliëntenpanels
op die continu betrokken zijn bij de
ontwikkeling. Ook hebben we testpanels,
naast
verschillende
hulpverleners
overigens, omdat de apps natuurlijk
theoretisch onderbouwd moeten zijn.”
Jaarsma: “De app die wij hebben helpen
ontwikkelen – The Journey – kan ingezet
worden bij de traumabehandeling. Je kunt
voortdurend je stemming monitoren
door middel van de Window of tolerance,
waarmee je aangeeft hoeveel spanning je
voelt, met de kleuren rood, oranje of groen.
Deze graadmeter kun je koppelen aan
specifieke situaties waardoor je inzicht
krijgt hoe je op bepaalde momenten
reageert. Daarnaast heb je een toolbox
vol persoonlijke muziek, foto’s, filmpjes,
spreuken e.d. die helpen spanning te
verminderen. Als je spanning voelt
stijgen, open je de toolbox. Daarnaast stel
je een doelenplan op, opgedeeld in stapjes
om bij dat doel te komen. Naar mate de
behandeling vordert, kunnen de doelen
steeds positiever worden.
“Omdat de autonomie van
de cliënt geraakt wordt,
zijn ervaringsdeskundigen
waardevol”
Birgit Jaarsma
doel vaststellen en dat bereiken – hoe
klein ook – versterkt het gevoel: ‘het lukt
me, ik tel weer mee’. Dat is essentieel.”
Hoe ontstond de behoefte om een
coöperatie op te zetten?
Vossen: “Wij wilden de cliënt zelf de
behandeling en behandelaar laten
bepalen, en content aanbieden in de taal
van de cliënt. Er was een cliënt op mij
afgestapt, die op internet informatie
had gezocht over paniekaanvallen: wat
te doen om ze te voorkomen of de kop
indrukken? Zij vond een Amerikaanse
app waarmee onder meer visuele
ondersteuning ingezet kon worden om
een paniekaanval te onderdrukken.
Natuurlijk
blijft
therapie
soms
noodzakelijk, maar niet voor iedereen.
We zijn gaan nadenken: wat voor
applicaties kunnen in het dagelijks leven
Dalidutko: “Een belangrijk aspect is
concrete plannen maken en doelen
stellen om die plannen haalbaar te
maken. Je kunt jouw persoonlijke
stappen, maar ook ondersteuning van
je directe omgeving bijhouden. Alle
informatie die je verzamelt kunnen
jou en je behandelaar helpen om
met huidige maar ook toekomstige
crisismomenten om te gaan.
Wat hebben jullie als ervaringsdeskundigen bijgedragen en waarom
was dat zo belangrijk?
Dalidutko:
“Omdat
de
autonomie
van de cliënt geraakt wordt, zijn
ervaringsdeskundigen waardevol. Als
uitsluitend de visie van de behandelaar
terug te vinden is, blijft er een hiaat tussen
theorie en praktijk. Tijdens de ontwikkeling
van het onderdeel ‘doelen stellen’, werd er
een beloningssysteem voorgesteld, maar
ook een strafsysteem. Ik heb duidelijk
gemaakt dat het geen goed idee was om bij
deze doelgroep over ‘straffen’ te spreken.
Zoiets was voor ons heel belangrijk, maar
anderen zagen dat over het hoofd.”
Jaarsma: “Wij hebben bijeenkomsten
met gamedesigners en psychologen
Maggie Dalidutko
bijgewoond, en steeds bijgeschaafd wat
er ontwikkeld was. Ook hebben we een
uitgebreide handleiding geschreven, in
gewone mensentaal, zodat cliënten het
zouden begrijpen en direct aan de slag
konden met de app.”
Voor wie zijn de applicaties vooral
geschikt?
Vossen: “Criticasters zeggen: het werkt
maar bij een kleine groep; niet iedereen
heeft een smartphone of internet. Ik denk
dat de meeste mensen hier wel mee uit de
voeten kunnen, als je de mogelijkheden
aanreikt. Motivatie is een belangrijk
onderdeel van de behandeling; zeker
bij jongeren of verslaafden is motivatie
een van de moeilijkste dingen. Je moet
de cliënt dus verleiden deel te nemen.
Vandaar ook de concrete situatieschetsen
en de door de cliënt zelf te bepalen
doelen.”
Hoe ziet u de toekomst op het gebied
van e-mental health?
Vossen: “Er zijn veel ggz-organisaties
betrokken bij de coöperatie, maar we
willen ook organisaties uit het sociale
domein erbij: maatschappelijk werk,
jongerenwerk, wijkteams, huisartsen.
We zouden liefst zien dat burgers directe
toegang tot dit soort apps krijgen. Dat
is vooral in het preventieve domein
waardevol: voor mensen die (nog) niet
aan instelling verbonden zijn maar wel
gebaat zouden zijn bij een applicatie.”
Meer informatie
Wil je meer weten over de Coöperatie
Mental Wealth, kijk dan eens op
www.mentalwealth.eu of mail ons op
[email protected]. We vertellen je
graag meer of hoe jij betrokken kan raken
we share
to evolve
PULSE MEDIA GROUP
|
SAMENWERKEN
IN DE ZORG
MVO
ICT EN ZORG
Zelfmanagement ggz-patiënt met apps en games
D
igitalisering wordt in de geestelijke
gezondheidszorg steeds belangrijker. Vanuit de
overheid stijgt de druk om ggz-patiënten binnen
de eerste lijn te behandelen. Tegelijkertijd ontstaat er
vanuit de patiëntenpopulatie behoefte aan meer regie
over de eigen behandeling. Voor beide doeleinden
worden innovaties op het gebied van e-health ingezet.
Modernisering relatie patiënt en behandelaar
Diensten en processen van ggz-instellingen worden
gedigitaliseerd en daarnaast wordt binnen het
behandeltraject in toenemende mate gebruik
gemaakt van apps, games en zelfs virtual reality. De
verwachtingen rondom e-health zijn hooggespannen,
vooral met de gedachte dat het kostenbesparend zou
zijn, vertelt Jean-Luc Klompenhouwer, psychiater
en voorzitter Commissie Informatiebeleid bij GGZ
Nederland. Die kostenbesparing moet de focus niet
zijn, gezien het ontwikkelen van e-health flinke
investeringen vergt. Belangrijker is dat patiënten zelf
aan de slag kunnen met hun behandeling, meestal
naast de bestaande therapie. “E-health moet je zien
als modernisering van de relatie tussen patiënt en
behandelaar.” Dat het daarom goedkoper wordt, is
volgens Klompenhouwer een illusie. Om bijkomende
kosten te beperken en de administratieve last, die
erg hoog is, niet verder te laten stijgen, moet naar
standaardisering in de systemen gezocht worden.
Digitalisering en samenwerking
Er komen steeds meer modules en programma’s
beschikbaar die los van elkaar gebruikt kunnen worden.
Er zijn ongeveer net zoveel toepassingen van e-health
als er softwaresystemen en -leveranciers zijn, vertelt
Sergej van Middendorp. Hij is architect en inhoudelijk
manager van Stichting Koppeltaal, waar verschillende
ggz-organisaties – met IT-ers en zorgverzekeraars
– samenwerken middels een gemeenschappelijke
‘taal’ waarmee e-healthtoepassingen kunnen worden
uitgewisseld. Van Middendorp: “Iedere instelling heeft
eigen software(leveranciers). De uitwisseling van kennis
en applicaties gaat niet als elk ICT-platform zijn eigen
‘taal’ gebruikt en systemen niet communiceren.” Door
gebrek aan samenwerking zijn instellingen veel geld
kwijt en hebben patiënten en behandelaars beperkte
keuze in e-healthtoepassingen. Met de ontwikkelde
Koppeltaal is het idee dat systemen onderling kunnen
communiceren en kunnen ‘praten’ met applicaties.
Een welkome ontwikkeling, volgens Klompenhouwer,
want als elke instelling op eigen houtje investeert en
ontwikkelt, ontstaat een wildgroei aan toepassingen.
Persoonlijk portaal
Stel: een behandelaar wil een cliënt een app laten
gebruiken die niet standaard binnen de instelling
aangeboden wordt. Nu is dit nog lastig, maar naar
verwachting kan de patiënt straks in een persoonlijk
portaal de app gebruiken en worden de resultaten
automatisch met de behandelaar gedeeld, die de
activiteiten kan bekijken en de vooruitgang volgen.
Met de nieuw taal zijn dit soort koppelingen mogelijk
geworden, legt Van Middendorp uit. Niet alleen de
communicatie tussen ggz-instellingen en cliënten
is meegenomen, maar ook de toegankelijkheid voor
app-ontwikkelaars. Wie een app of game voor de ggz
wil ontwikkelen, kan dat nu doen in een voor hem
begrijpelijke ‘taal’. Dit moet volgens Van Middendorp de
markt voor ontwikkelaars vergroten, in een tot voor kort
gesloten wereld. In plaats van aparte koppelingen voor
alle elementen, is er middels een verdeelstation voor
elk systeem aansluiting bij alle aangesloten applicaties
en systemen. De stichting is in het leven geroepen om
samenwerkingen te vergemakkelijken en verdiepen,
legt Van Middendorp uit.
De geëmancipeerde patiënt
Waar ggz-patiënten vroeger weinig inspraak hadden in
de behandeling, worden zij steeds mondiger en vanuit
overheid en zorgaanbieder wordt meer aanspraak
gedaan op hun zelfredzaamheid. E-health kan dit
bevorderen, zegt Martin de Heer, bestuursvoorzitter
van Stichting Koppeltaal. “Cliënten hebben eens in de
week of twee weken gesprekken met hun therapeut,
maar daartussen gebeurt weinig.” E-health biedt de
cliënt mogelijkheden om zelf aan het werk te gaan en
concrete aspecten van het ‘beter worden’ aan te pakken:
beter slapen, dag- en nachtritme herstellen en minder
piekeren bijvoorbeeld. Bij sommige aandoeningen, zoals
autisme, hebben cliënten veel behoefte aan het oefenen
van sociale situaties. Ook bij het monitoren van het
eigen gedrag kunnen veel cliënten gebaat zijn. Zo kan
middels apps bijgehouden worden welke stresssituaties
er gedurende de dag voorbijkomen en hoe je spanningen
kunt voorkomen. Een toepassing als beeldbellen kan
voor cliënten in begeleid wonen interessant zijn. Het
gaat vooral om hulpmiddelen die in het dagelijks
leven helpen met klachten om te gaan, complementair
aan therapie. Dat is iets anders dan het inzetten van
e-health in plaats van psycholoog of psychiater, stelt De
Heer, al kan het de duur en frequentie van de therapie
wel verminderen. Dit maakt cliënten onafhankelijker
van de therapeut en geeft ze meer controle over de
klachten.
Meer te kiezen
Door de ontwikkelde koppeltaal kunnen behandelaars
en cliënten straks zelf kiezen uit beschikbare apps
en games die bij de behandeling passen. De Heer:
“Op dit moment krijgen cliënten een paar opties;
de programma’s die jouw instelling toevallig heeft
afgenomen.” Daarnaast kan een cliënt in het gebruik
kiezen welke modules of onderdelen prioriteit hebben.
7
Van onze redactie
Auteur: Ruby Sanders
Ook kan de cliënt bepalen wanneer en op welke locatie
gebruik wordt gemaakt van de applicatie, zeker
wanneer die op de smartphone gebruikt kan worden.
Klompenhouwer benadrukt deze voordelen van
e-health: “Het haalt de passiviteit weg en maakt van
de behandeling een gezamenlijke inspanning tussen
patiënt en behandelaar.” Aan het eind van de rit heeft
de patiënt het gevoel zelf iets bereikt te hebben. Daarbij
is gamification vaak ook gewoon leuk, stelt De Heer.
Zeker in een van oudsher vrij zware wereld als de ggz
is dat zeer welkom. Het taalgebruik wordt aangepast
op de patiënt en er komen meer mogelijkheden voor
costumized applicaties. Een stap verder is virtual
reality, dat voor mensen met angststoornissen
interessant kan zijn, om problematische situaties
levensecht te trainen.
Volledige digitalisering?
Niemand weet hoe de toekomst van de ggz eruit zal
zien in het tijdperk van verregaande digitalisering.
Voor nu blijven er cliënten die minder happig zijn
op e-health. Dat zijn overigens niet per se ouderen.
De Heer: “Senioren maken graag gebruik van apps,
mits die toegankelijk en makkelijk verkrijgbaar zijn.”
Mensen die moeite hebben met digitale ontwikkelingen
kun je alleen maar stimuleren en begeleiden in het
gebruik. Daarbij geldt ook dat jongeren niet per definitie
enthousiast zijn over e-health, legt Klompenhouwer
uit: bij hen moet je oppassen dat het geen ‘huiswerk’
wordt. Voor toekomstige generaties, die volledig
digitaal onderlegd zijn, zal e-health mogelijk de therapie
vervangen. Klompenhouwer benadrukt dat dit wel nog
even zal duren. “Het idee dat binnen vijf jaar alleen nog
e-health gebruikt wordt, is niet realistisch. De patiënt
staat centraal, dus moet gerespecteerd worden zo lang
nog behoefte is aan persoonlijk contact.”
Een andere digitale ontwikkeling is niet gericht op de
behandeling zelf, maar de processen daaromheen. De
verwachting is dat elektronische communicatie steeds
verder zal uitbreiden: meer mogelijkheden voor online
afspraken maken en inzage in de eigen dossiers door
patiënten. Ook groeit de vraag naar anonieme (en
preventieve) e-health, voor iedereen vrij toegankelijk.
Deze opdracht op het public health-vlak staat nu nog
in de kinderschoenen, legt Klompenhouwer uit, maar
vraagt om grote investeringen. Een laatste ontwikkeling
is de opkomst van online communities waar mensen
met bepaalde aandoeningen ervaringen uitwisselen en
ook therapeuten toegang toe hebben. Of dit allemaal
onder de noemer ‘e-health’ valt, is volgens De Heer
te betwijfelen. “Ik zou die term overboord willen
gooien, en heb het liever over ‘modernisering van de
ggz’. Digitale ontwikkelingen doen hun intrede in
de gehele maatschappij, er is geen reden waarom de
gezondheidszorg daar afgezonderd van zou zijn.”
8
PULSE MEDIA GROUP
ICT EN ZORG
Acceptatie bepalend voor succes e-health
D
e laatste jaren is veel
zorgtechnologie ontwikkeld die
het ouderen mogelijk maakt
langer zelfstandig thuis te wonen.
Ouderen zijn niet onwelwillend om
e-health te gebruiken, maar dan moeten
vraag en aanbod wel goed op elkaar
aansluiten. En dat is lang niet altijd
het geval. Vaak hebben ouderen het
gevoel dat de technologie hen wordt
opgedrongen en dat ze door het gebruik
Maatwerk
Ouderen willen onafhankelijk zijn
en zelf bepalen wanneer en hoe
Van onze redactie
Auteur: Petra Lageman
of door verandering van persoonlijke
omstandigheden diezelfde technologie
later wel omarmen.” Door middel van zijn
onderzoek probeert Peek te voorspellen
wat het beste moment is om e-health aan
te bieden.
hun vrijheid en onafhankelijkheid
kwijtraken.
Sebastiaan Peek verrichte promotieonderzoek naar technologiegebruik onder
thuiswonende ouderen. Of ouderen bereid
zijn technologie te gebruiken, hangt af
van een aantal factoren. Belangrijk is dat
zij de technologie zien als oplossing voor
hun specifieke problemen. Ook speelt
mee of senioren voldoende vertrouwen
en kennis denken te hebben om de
zorgtechnologie succesvol toe te passen.
Het sociale netwerk speelt een grote rol:
in hoeverre het netwerk kan helpen en in
hoeverre de oudere bereid is zich te laten
helpen. Verder is het belangrijk dat de
techniek past bij de woonomgeving.
SAMENWERKEN IN DE ZORG
technologie wordt ingezet. Zelfstandig
wonen betekent voor hen de vrijheid
om iets te doen of te laten en zich niet
schuldig te hoeven voelen voor hulp die
zij ontvangen. “Het is een kwestie van
maatwerk”, stelt Peek. “Wat voor de een
prima werkt, zal de ander niet gebruiken.”
Dat varieert niet alleen per persoon maar
verandert ook door de jaren heen. “Wie nu
een technologische oplossing afwijst, kan
door positieve ervaringen van anderen
Eigen regie
WDTM, de brancheorganisatie waarin
zorg-aanbieders, zorgcentrales,
leveranciers, installateurs,
woningcorporaties en adviseurs
samenwerken om het gebruik en de
inzet van woonzorgtechnologie te
bevorderen, hecht grote waarde aan
de uitkomsten van het onderzoek van
Peek. “Woonzorgtechnologie kan pas
succesvol zijn als het op de juiste manier
wordt ingezet”, stelt manager Stephanie
Lowiessen. “Het doel moet zijn de eigen
regie, zelfstandigheid, veiligheid en het
comfort van de gebruiker te waarborgen.”
INTERVIEW met Jan Verasdonck en Jurgen van Heivoort
Veiligheid en vrijheid door personenalarmering
I
n Nederland belanden jaarlijks 89.000
senioren van 65 jaar en ouder op de
spoedeisende hulp als gevolg van een val in
en om het huis. Het gebeurt niet zelden dat
een oudere thuis uren of soms wel dagen
ligt op de plek waar hij viel. Bij ouderen die
gebruik maken van een personenalarm
blijft het letsel beperkt omdat zij middels
een druk op de knop contact kunnen
maken met een alarmcentrale. Ervaren
centralisten zorgen dan dat de juiste hulp
komt. Jan Verasdonck van CSI Service
en Jurgen van Helvoort van Telealarm
benadrukken het belang en gemak van
personenalarmering.
Waaruit bestaat de personenalarmering?
Van Helvoort: “Uit een alarmeringstoestel
en een zender. De zender is een knop
die als ketting kan worden gedragen.
Het alarmapparaat heeft een gevoelige
microfoon en luidspreker waardoor, nadat
je hulp inroepen voor elke noodsituatie
waar iemand die alleen woont, dus ook
jongeren, in verzeild kan raken. Als er
een medische noodzaak is, vraag dan een
vergoeding aan bij uw zorgverzekeraar.”
De alarmknop die wel gedragen wordt
er een alarm is gemaakt, via de spreekluisterverbinding contact kan worden
gemaakt, ook als de hulpvrager in een
andere ruimte is dan waar het apparaat
staat.”
Is personenalarmering alleen voor
ouderen?
Verasdonck: “Nee. Met een alarmknop kun
Waarom heeft niet elke alleenstaande
een personenalarmering?
Verasdonck:
“Omdat
mensen
zich
schamen voor zo’n knop. Inmiddels weet ik
waarom: de knop ziet er weinig charmant
uit. Daarom leveren wij de collierzender;
een stijlvolle knop aan een mooie ketting.
Die wordt wel geaccepteerd en gedragen.
Die collierzender kan ook onder de douche,
wat een voorwaarde is, omdat je daar heel
naar kunt vallen.
Wat is belangrijk bij een personenalarmering?
Van Helvoort: “Dat de hele keten van
alarmering goed werkt. Onze apparatuur
voldoet aan zeer hoge eisen, maar als de
centrale onbereikbaar is heb je er niets
aan. Dus de apparatuur moet in orde
zijn, de centrale goed bereikbaar en de
hulpverlening moet op gang komen. Dat is
het allerbelangrijkste.”
Meer informatie
CSI Service 088-0274017
www.csiservice.nl
Telealarm Europe GmbH 06-54224178
www.telealarm.com
Vergoeding aanvragen:
www.alarmaanvragen.nl
ADVERTORIAL
Zembro biedt veiligheid, zekerheid en vrijheid
D
e veiligheid en zekerheid dat familie
is te alarmeren in geval van nood, 24
uur per dag en waar dan ook. Veel senioren
zoeken deze waarden en vinden ze in het
stijlvolle design en de hoge functionaliteit
van Zembro.
Zembro is als het ware een totaaloplossing.
Het is een horloge, maar bevat ook een
alarmeringssysteem. Dat systeem bevat
een applicatie die door naasten kan worden
afgelezen op een smartphone. Indien
gewenst kan men bovendien beroep doen
op een callcenter waar verpleegkundigen
in geval van nood hulp bieden. De primaire
doelgroep is senioren, die in toenemende
mate zelfstandig wonen. In noodsituaties
kunnen zij op eenvoudige wijze contact
leggen met hun naasten. Zembro bevat een
ingebouwde microfoon en speaker. Het
horloge kan dag en nacht worden gedragen.
In geval van nood moet de alarmknop vier
seconden ingedrukt worden, waarna de
familie wordt verwittigd via de app. In de
alarmsituatie kan naar het horloge gebeld
worden.
Simpel functioneel
Nu is de combinatie tussen senioren
en techniek niet altijd gelukkig, reden
waarom Zembro het functionele deel
van de armband simpel heeft gehouden.
Johan de Geyter, CEO van Zembro: “Deze
doelgroep gaat niet voor features en
gadgets. Het nut van de technologie is voor
hen veel belangrijker.” Zo is er geen aanen uitknop en is de alarmknop discreet
in het design opgenomen. Discretie
was belangrijk voor Zembro. “Andere
oplossingen zijn nogal stigmatiserend of
werken alleen binnenshuis. Met Zembro
kun je, binnen Europa, gaan en staan waar
je wil. Dat geldt ook voor de kinderen: zij
voelen de zekerheid dat, indien nodig,
alarm geslagen kan worden.” Dankzij
het mooie design en gebruikersgemak
wordt Zembro daadwerkelijk gedragen,
wat bij klassieke systemen niet altijd het
geval is, denk maar aan bad of tijdens de
nacht. De armband moet alleen af om de
batterij op te laden, eens in de twee weken.
Het advies is om dat te doen als familie
op bezoek is. Het alarmeringssysteem
ontwikkelt zich intussen verder, wordt
verder uitgerold in Europa en brengt, na
zorgvuldige gebruikersonderzoek, nieuwe
functionaliteiten.
Meer informatie
Meer informatie is te vinden op
www.zembro.com
PULSE MEDIA GROUP
|
WERK EN ZORG
SAMENWERKEN
IN DE ZORG
MVO
H
et is een zwaar onderschat én uiterst kostbaar
probleem: psychische problematiek op het werk.
Werkgevers kunnen hier een positieve rol in
spelen.
Dat dit soort aandoeningen de persoon zelf en zijn
omgeving veel verdriet en ongemak berokkenen, laat
zich raden. Maar ze veroorzaken ook aanzienlijke
economische schade. De OECD (Organisation for
Economic Co-Operation and Development) becijferde in
2014 wat ze de Nederlandse economie aan verminderde
productiviteit op het werk en de uitgaven aan zorg en
sociale zekerheid kosten. Dat bleek 20 miljard euro per
jaar te zijn.
Bijna 70 procent van de Nederlanders met een
psychische aandoening is – vaak parttime – aan
het werk. Er wordt nogal eens gedacht, ook door
werkgevers, dat psychische problemen worden
veroorzaakt door arbeidsgerelateerde zaken, zoals
dreigend ontslag of een vervelende baas. “Maar dat is
slechts in 20 procent van de gevallen zo. Bij de overige
80 procent is de psychische aandoening de boosdoener
en die moet gewoon netjes worden behandeld”,
vindt gepromoveerd psychotherapeut en cognitief
gedragstherapeut Maarten Merkx.
Aandoeningen vaak niet opgemerkt
Op het werk worden deze aandoeningen vaak
onvoldoende herkend. De medewerker zelf is zich er
soms niet van bewust, op kantoor kent men hem of
haar als die wat in zichzelf gekeerde collega en de baas
staat te veel op afstand. Ook arbo- of bedrijfsartsen
onderkennen de symptomen lang niet altijd. Merkx:
“Gevolg is dat werknemers onnodig lang rondlopen
met problemen en op werk niet optimaal functioneren,
terwijl er wel degelijk een effectieve aanpak mogelijk
is.”
Over wat een effectieve aanpak is, heeft de wetenschap
de afgelopen decennia veel kennis vergaard. Cognitieve
gedragstherapie – je angst in de ogen kijken en je
negatieve gedachten ter discussie stellen – wordt
inmiddels beschouwd als de meest effectieve
behandelmethode.
Anders dan vroeger is het tegenwoordig algemeen
aanvaard dat lang thuiszitten bij psychische klachten
9
meestal niet verstandig is. Zo snel mogelijk aan het
werk is dan ook het devies. “Daar kun je je de nieuwe
vaardigheden eigen maken die nodig zijn om je
weerstand te vergroten en terugval te voorkomen”, zegt
Merkx.
Werk betrekken bij therapie
Onderzoekers van TNO vergeleken in 2012 de resultaten
van een reguliere behandeling met cognitieve
gedragstherapie en die van een behandeling waarbij
het werk intensief in de therapie werd betrokken met
elkaar. De verschillen waren groot. De deelnemers
van de laatste groep gingen 65 dagen eerder aan het
werk dan die van de eerste. De vermindering van de
psychische problemen was in beide groepen hetzelfde.
Uitgedrukt in geld zou zo’n aanpak werkgevers een
gemiddelde besparing van 7000 euro per persoon
opleveren. Zet dat af tegen de 700.000 Nederlanders die
voor een psychische aandoening worden behandeld en
je komt pakweg op een besparing van 4,9 miljard euro.
En dan hebben we het nog niet eens over de winst die
het voor de betrokkenen oplevert. Die is tenslotte niet in
geld uit te drukken.
INTERVIEW met Martin Dekker
Psychische aandoeningen snel aanpakken helpt
P
mensen. Ze ontlenen er eigenwaarde,
zelfvertrouwen, status, plezier en
zingeving aan. Maar werk kan ook
druk op je leggen; het kan angst en
onzekerheid creëren. Dat kan bij een
psychische aandoening meespelen in de
oorzaak van het verzuim. Daarom is het
van belang werk, en dus de werkgever,
in de behandeling te betrekken.
Werk geeft je de mogelijkheid nieuw
aangeleerd gedrag in de praktijk te
brengen en daardoor je zelfvertrouwen
te vergroten.”
ak psychische aandoeningen snel
aan. Gebruik wetenschappelijk onderbouwde protocollen en betrek het werk
in de behandeling. Dat is effectief, stelt
directeur Martin Dekker van de landelijk
opererende HSK Groep, gespecialiseerd in
psychische (werknemers)zorg.
Waarom is een snelle aanpak van
psychische aandoeningen belangrijk?
“Omdat
het
onnodig
persoonlijk
leed voorkomt en omdat het de
maatschappelijke schade door ziekteverzuim – die enorm is – beperkt. Uit
onderzoek is gebleken dat hoe sneller
en intensiever je behandelt, hoe
eerder iemand herstelt en hoe minder
behandelingen nodig zijn. Klachten
verergeren als iemand zonder behandeling
thuiszit. Bovendien wordt de drempel om
terug te keren naar je werk, steeds hoger
naarmate je langer weg bent.”
Wat is het belang van een geprotocolleerde behandeling?
“Wetenschappers hebben in de loop
der jaren onderzocht wat de werkzame
factoren in een bepaalde behandeling
zijn. Welke aanpak is op grond van
wetenschappelijk onderzochte resultaten
het meest effectief? Dat blijkt cognitieve
gedragstherapie te zijn. Gebaseerd op die
evidence zijn protocollen opgesteld: een
depressie kun je het beste zó en stressgerelateerde klachten zó aanpakken. Van
belang daarbij is dat de behandelaar die
stappen nauwkeurig uitvoert en zich
“Mensen zijn gemiddeld tussen
de vier en zes weken na de
start van de behandeling weer
aan het werk”
Martin Dekker
niet laat leiden door zijn eigen mening
of intuïtie. Wat niet wil zeggen dat de
kwaliteit van de therapeut niet belangrijk
zou
zijn;
integendeel.
Protocollen
beschrijven de stappen, de inviduele
benadering van de therapeut beïnvloedt
of cliënten die ook gaan nemen.”
Waarom is het zo belangrijk het werk in
de behandeling te betrekken?
“Werk is van onschatbare waarde voor
Hoe doen jullie dat?
“In onze dienstverlening kijken we
samen met de werkgever hoe iemand
zo goed mogelijk kan re-integreren.
We kijken naar het hele sociale systeem
van een persoon. Met behulp van de
Personal Risk Manager brengen we zijn
welzijn, zijn omgang met problemen
en risicofactoren op het werk in kaart.
Die bespreken we met de cliënt. Zijn er
obstakels, dan proberen we die weg te
nemen. Het kan bijvoorbeeld zijn dat
iemand het moelijk vindt om zaken
met zijn leidinggevende te bespreken
of dat hij bang is voor ontslag. Dan
kunnen wij dat gesprek begeleiden.
Omstandigheden kunnen we niet
veranderen, wel de manier waarop
iemand daarmee omgaat.”
En werkt dat?
“Ja, dat blijkt uit de cijfers. Neem het
voorbeeld van een angststoornis. Bij het
begin van de behandeling is 49 procent
van onze cliënten aan het werk. Aan het
eind is dat 91 en ná de behandeling zelfs
97 procent. Mensen zijn gemiddeld tussen
de vier en zes weken na de start van de
behandeling weer aan het werk. Die
percentages liggen twee keer zo hoog als
het landelijk gemiddelde in de geestelijke
gezondheidszorg.”
Meer informatie
HSK Groep heeft 30 vestigingen in heel
Nederland. Er werken 440 mensen, van wie
350 psycholoog en 7 psychiater zijn.
www.hsk.nl
10
PULSE MEDIA GROUP
WERK EN ZORG
SAMENWERKEN IN DE ZORG
INTERVIEW met Jan Frederiks
Werk: een zorg minder
van een jobcoach kreeg hij de kans zich
te bewijzen als betaalde medewerker;
een keerpunt in zijn leven. “Edwin heeft
een mooi traject doorlopen, waarvoor hij
onderweg wat hulp nodig had, kreeg en
pakte,” vertelt Jan Frederiks, coördinator
van de afdeling Begeleiding en Plaatsing
bij PAUW Bedrijven.
Edwin en Jan Frederiks
D
oor omstandigheden als langdurige
werkloosheid,
een
ongeval
of
een psychische beperking, kan er bij
iemand een afstand tot de arbeidsmarkt
ontstaan. Zo ook bij Edwin (35). Hij had
zijn leven goed op de rit, tot hij in een
negatieve spiraal van verslaving, het
overlijden van zijn vader en werkloosheid
kwam. Hierdoor beging hij uiteindelijk
een misstap, waarvoor hij een taakstraf
kreeg bij een kringloopwinkel. Dat bleek
een duwtje in de juiste richting. Met hulp
Waarom is het belangrijk om mensen
als Edwin op deze manier te begeleiden?
“Vanuit de Participatiewet worden
zoveel mogelijk mensen die een uitkering nodig hebben gestimuleerd om
(weer) aan het werk te gaan. Iedereen in
de samenleving moet namelijk kunnen
deelnemen aan de maatschappij, ook
als je een afstand tot de arbeidsmarkt
hebt. Voorheen was jobcoaching, zoals
Edwin kreeg, enkel bedoeld voor mensen
met een psychische, verstandelijke of
lichamelijke beperking. Die doelgroep
is verbreed, omdat door veel meer
omstandigheden dergelijke hulp nodig
kan zijn.”
Hoe ziet die doelgroep er nu uit?
“Mensen die tijdelijk of structureel
moeite hebben om een baan te vinden of
te behouden, zijn vaak niet in staat om het
minimumloon te verdienen. Ze hebben
bijvoorbeeld door een arbeidsbeperking
een verminderde loonwaarde, wat
betekent dat ze niet de volle honderd
procent kunnen verdienen die iemand
zonder arbeidsbeperking zou verdienen.
In zo’n geval kan een indicatie worden
aangevraagd waarmee iemand aanspraak
kan maken op bepaalde regelingen en
middelen zoals begeleiding.”
Hoe ziet het traject er vervolgens uit?
“Mensen met een indicatie die via
het UWV of de gemeente bij een
leerwerkbedrijf
uitkomen,
hebben
begeleiding op maat nodig. Het einddoel
is om hen zo regulier mogelijk te laten
werken. Dat betekent, in tegenstelling
“Je moet als werkgever of
collega een beetje geduldig zijn
en energie in iemand willen
steken”
tot dagbesteding, dat iemand echt
medewerker wordt en een salaris
krijgt. Daar staat tegenover dat de
werkgever ook echt iets van iemand
mag verwachten. Mensen moeten
hun afspraken bijvoorbeeld nakomen,
collegialiteit tonen en flexibel zijn.
Dat gaat meestal niet in één keer
goed en daarom is een persoonlijk
ontwikkeltraject noodzakelijk. Bij PAUW
Bedrijven krijgt iemand begeleiding en
training op maat om continu stapjes te
maken. Soms starten ze intern bij ons in
opdracht van een bedrijf, en verpakken
bijvoorbeeld producten, en proberen
we ze op den duur te detacheren of
te plaatsen bij een extern bedrijf.
Ook dan blijven we begeleiden, maar
steeds meer op afstand. Zo loopt een
werkgever (financieel) minder risico,
mocht iemand bijvoorbeeld langdurig
uitvallen.”
Wanneer is een bedrijf geschikt?
“Je moet als werkgever of collega een
beetje geduldig zijn en energie in iemand
willen steken. Ook moeten taken op
de man gesneden zijn, of een functie
gecreëerd worden zodat het past bij de
medewerker. Daarom gaan wij altijd met
bedrijven in gesprek om draagvlak te
toetsen en mogelijke functies te creëren
om zo de ideale match te vinden. Eventueel
begeleiden en trainen we werkgevers en
collega’s in de omgang met onze mensen.
Bij de Kringkoop waar Edwin werkt wordt
er echt ingezet op het participeren van
mensen met een arbeidsbeperking. Hij
heeft daar zijn plek gevonden en ziet de
toekomst weer positief in.”
Meer informatie
PAUW bedrijven
De Corridor 8
3621 ZB Breukelen
0346-262804
[email protected]
INTERVIEW met Desiree Curfs
Sociaal ondernemen: het kan
S
inds 2015 is de Participatiewet van
kracht met als doel zoveel mogelijk
mensen met of zonder arbeidsbeperking,
werk te laten vinden. Om dat te bereiken
is deskundige begeleiding op maat
nodig, maar het begint bij werkgevers
volgens Desiree Curfs, directeur van
Stroomopwaarts. “Er is werkgelegenheid
vanuit bedrijven nodig om burgers
met een afstand tot de arbeidsmarkt te
begeleiden naar betaald werk.”
Waarom is het belangrijk dat er meer
werk voor deze doelgroep komt?
“Het is schadelijk voor mensen als ze
werkloos zijn terwijl ze graag aan de slag
willen. Werk is namelijk zoveel meer
dan inkomen. Een baan biedt structuur,
sociale contacten en waardering. Als
je bijvoorbeeld door pech je baan bent
verloren of je moet lang wachten op
aangepast werk vanwege een lichamelijke
beperking, kun je psychisch in de
problemen komen. Het kan onder andere
leiden tot een sociaal isolement of leiden
tot een negatief zelfbeeld, met als gevolg
dat iemand zorg nodig kan hebben. Mijn
motto luidt daarom: werk is de beste
vorm van zorg.”
Hoe kunnen werkgevers hieraan
bijdragen?
“Er moeten veel mensen worden
geholpen, dus is het belangrijk om
allereerst te appelleren aan het gevoel
dat sociaal ondernemen vanzelfsprekend
is, om meer werkgelegenheid te creëren.
Desiree Curfs (foto Angelique van Woerkom)
Gelukkig hebben werkgevers in het
sociaal akkoord afspraken gemaakt over
het creëren van banen voor mensen
die vanwege een arbeidsbeperking
aangewezen zijn op aangepast werk: de
125.000 garantiebanen. Dit geeft aan dat
ondernemers bereid zijn om die sociale
verantwoordelijkheid te dragen, alleen
moet het wel aantrekkelijk voor ze worden
gemaakt en hebben ze er professionele
ondersteuning bij nodig. Die steun kan
heel divers zijn. Het ene bedrijf heeft werk
maar geen mogelijkheden om dit binnen
de eigen muren te laten uitvoeren, het
andere bedrijf heeft wel ruimte, maar
ziet geen mogelijkheden om aangepast
werk te bieden. De kans is klein dat er een
vacature ontstaat die precies aansluit bij
iemands arbeidsbeperking. Dat vraagt
maatwerk. Samen met werkgevers moet
er pragmatisch worden gezocht naar
mogelijkheden om werk te ontsluiten voor
de doelgroep. Mijn overtuiging is dat elke
ondernemer een steentje kan bijdragen.
Een participatiebedrijf biedt daarom een
breed pakket aan mogelijkheden, wat de
kans op een succesvolle match tussen
werkgever en werknemer vergroot.”
Wat zijn dat voor een mogelijkheden?
“Het is belangrijk om samen met
werkgevers te kijken welke mogelijkheden
ze kunnen bieden. Hiervoor maken we
vanuit Stroomopwaarts een quickscan
van het bedrijf. Zijn er bijvoorbeeld
geschikte vacatures of kunnen bepaalde
werkzaamheden
worden
geclusterd
tot één vacature? Als je kleine klusjes
wegneemt bij professionals en neerlegt
bij iemand die daar goed in is, kan de
professional zich richten op primaire
taken en hebben wij een fantastische
kans voor iemand gecreëerd. Verder
bieden
we
mogelijkheden
om
productiewerk uit te besteden aan onze
eigen werkbedrijven. Wij kunnen binnen
het werkbedrijf de werkzaamheden in
deelstapjes opknippen, waardoor mensen
met een beperking dit werk uitstekend
kunnen doen. Zo kan een ondernemer
ook bijdragen aan de sociale opgave.
Daarnaast verzorgen onze mensen
bijvoorbeeld catering, groenonderhoud
en
schoonmaakwerkzaamheden
op
locatie. Soms zetten we flexpools in
waarbij we plukjes werk, eventueel van
verschillende bedrijven, bundelen. Na de
bedrijfsscan zoeken wij de juiste mensen
om de mogelijkheden te concretiseren.
Zo brengen we twee werelden bijeen die
elkaar opgeteld versterken. Het werk
wordt gedaan, de werkgever kan iets
voor een ander betekenen, onze mensen
hebben een inkomen, zijn deel van een
team en zien concreet resultaat van hun
inspanningen.”
Meer informatie
Stroomopwaarts MVS
010 246 5555
www.stroomopwaarts.nl
PULSE
PULSE MEDIA
MEDIA GROUP
GROUP
|
WERK EN ZORG
SAMENWERKEN
IN DE ZORG
MVO
Iedereen moet kunnen deelnemen aan de maatschappij
11
Van onze redactie
Auteur: Louise Hartveld
Uitgelicht
D
e financiële crisis van de afgelopen jaren lijkt
eindelijk plaats te maken voor betere tijden en dat
is natuurlijk goed nieuws. Zeker voor mensen die
een tijd langs de kant hebben gestaan terwijl ze graag
aan het werk willen. Ook lijken diverse maatregelen
om deze groep weer actief deel te laten nemen aan de
maatschappij, vruchten af te werpen. Een goed begin,
maar er is nog een inhaalslag te maken waarbij we
moeten zorgen dat sommige kwetsbare groepen niet
buiten de boot vallen.
De Participatiewet is per 2015 in het leven geroepen om
zoveel mogelijk mensen die daartoe in staat zijn aan
het werk te krijgen. De wet is in de plaats gekomen van
diverse andere wetten: de Wet werk en bijstand (Wwb),
de Wet sociale werkvoorziening (WSW) en, de Wet werk
en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong)
voor die groepen die nog arbeidsvermogen hebben.
Naar aanleiding van het streven van de Participatiewet
hebben Nederlandse werkgeversorganisaties,
vakbonden en het kabinet zich de ambitieuze en
mooie taak opgelegd om maar liefst 125.000 banen
per 2026 tot stand te brengen voor mensen met (grote)
arbeidsbeperkingen. Daarnaast is afgesproken om
op langere termijn 30.000 nieuwe plekken beschut
werk te realiseren. De toezegging om 125.000
banen te realiseren is vastgelegd in de zogenaamde
Wet Banenafspraak. Deze banen zijn bedoeld voor
iedereen die kan werken, maar daar als gevolg van
arbeidsbeperkingen ondersteuning voor nodig heeft en
geen wettelijk minimumloon kan verdienen. Iedereen
die nog van regelingen uit vorige wetten gebruik
mag maken, komt ook in aanmerking voor de nieuwe
arbeidsplaatsen. Kortom, de Wet Banenafspraak
voorziet in de werkbehoefte van een heel brede
doelgroep. Hoger opgeleiden vinden doorgaans wel
een baan boven het wettelijk minimumloon, en
voldoen daarmee niet aan de voorwaarden voor de
banenafspraak. Toch hebben ze soms evengoed extra
begeleiding nodig wanneer ze zijn uitgevallen uit het
arbeidsproces. Zij komen dan in aanmerking voor een
re-integratietraject.
Signaleringsrapport
Onder andere vanwege de brede doelgroep en de
samenloop van allerlei beperkingen bij de doelgroep van
de Wet Banenafspraak, is de uitvoering van de wet een
complexe opgave. Daarom is een goed werkende sociale
infrastructuur essentieel. Een sociale infrastructuur
is een samenhangend geheel van instrumenten,
faciliteiten en voorzieningen waarmee de doelgroep
ondersteund en begeleid kan worden naar zo regulier
mogelijk werk. Sociale werkvoorzieningsbedrijven
zijn belangrijke spelers in dit geheel. De professionals
binnen deze organisaties hebben de specialistische
kennis en kunde in huis om met de mogelijkheden en
veranderingen van arbeidsbeperkten om te gaan, om te
zorgen dat ze passend werk krijgen en houden.
Door de Sociaal-Economische Raad (SER) zijn recent
zorgen geuit over de continuïteit en de rol van deze
sociale werkvoorzieningsbedrijven. De SER heeft
daarom een ongevraagd advies aan onze regering en
het parlement gegeven in de vorm van een signalering.
“De belangrijkste constatering uit het rapport was
dat de afspraken om de meest kwetsbare groepen
binnen de Participatiewet via beschutte werkplekken
aan het werk te helpen, vrijwel niet door gemeenten
werden ingevuld”, aldus Mariëtte Hamer, voorzitter
van de SER. Beschut werk is bedoeld voor mensen
met (beperkt) arbeidsvermogen die door lichamelijke,
verstandelijke of psychische beperkingen, aangepaste
werkomstandigheden nodig hebben. De instroom in de
oude sociale werkvoorziening, waarin 100.000 mensen
werken, is per 2015 gestopt. Het was de bedoeling dat
gemeenten een nieuwe voorziening beschut werk, met
arbeidscontract voor de deelnemers, zouden realiseren.
Dat is echter vrijwel niet gebeurd. Daarmee wordt
de mensen de mogelijkheid ontnomen om te werken
en dreigt onnodige afbraak van de bestaande sociale
werkvoorzieningsbedrijven.
Sociale werkbedrijven nieuwe stijl
Volgens Hamer zijn er verschillende redenen waarom
het de gemeenten niet lukte om beschut werk te
realiseren. Het gevolg was in ieder geval dat er teveel
mensen thuiszitten en dat de sociale werkvoorziening
te weinig instroom had. Mede naar aanleiding van de
signalering van de SER is daarom door het kabinet
besloten om gemeenten vanaf 2017 te verplichten
beschut werk aan te bieden aan mensen die niet in
staat zijn om bij reguliere bedrijven aan de slag gaan.
Daarmee krijgen de mensen weer mogelijkheden om te
werken en blijft de instroom in sociale werkbedrijven
op peil. Vervolgens zal de SER de komende tijd
volgen of de noodzakelijke sociale infrastructuur op
regionaal niveau daadwerkelijk tot stand komt en hoe
de ‘sociale werkvoorziening nieuwe stijl’ daarbinnen
een goede rol kan blijven vervullen. Om mensen met
arbeidsbeperkingen effectief aan het werk te helpen is
het volgens de SER noodzakelijk dat op regionaal niveau
tenminste zes functionaliteiten beschikbaar zijn:
- werkgevers adviseren en helpen bij aanpassing van
werkprocessen op maat;
- bieden van een voorziening voor beschut werk;
- bieden van goede matching en begeleiding: het in
kaart brengen van vraag en
aanbod met de daarbij behorende competenties,
alsmede de inzet van jobcoaches en
banenmakelaars;
- ontwikkelen van werknemersvaardigheden: startklaar
maken van mensen;
- inspelen op en samenwerken met lokale en regionale
werkgeversnetwerken;
- bieden van detacheringsfaciliteiten naar reguliere
werkgevers.
De gemeenten hebben de regie op de totstandkoming
van deze infrastructuur en zijn eindverantwoordelijk
voor de uitvoering van de functionaliteiten. Zij moeten
daarbij nauw samenwerken met sociale werkbedrijven,
sociale ondernemingen en het reguliere bedrijfsleven.
Bij alle drie kunnen mensen met een beperking terecht
en daarom is samenwerking onderling ook van belang.
Hamer: “Het is noodzakelijk dat er een dekkende
infrastructuur overeind blijft. Hierbij is het belangrijk
dat je kan terugvallen op de sociale werkvoorziening,
mocht iemand bijvoorbeeld door het toenemen van een
beperking het huidige werk niet meer aankunnen.”
Meer dan beschut werk
Job Cohen is onafhankelijk voorzitter van de landelijke
vereniging voor sociale werkgelegenheid en reintegratie Cedris. Deze organisatie is vertegenwoordiger
van sociale werkbedrijven door heel Nederland. Hij
vertelt dat sociale werkbedrijven van oudsher bedrijven
waren waar de kennis en ervaring in huis was om
psychisch, lichamelijk of verstandelijk beperkten enkel
op beschutte werkplaatsen aan het werk te krijgen en
te houden. Echter, deze werkplaatsen waren al voordat
dit vanuit de Participatiewet werd gestimuleerd, bezig
met het detacheren en plaatsen van arbeidsbeperkten
bij reguliere bedrijven. De lijntjes tussen sociale
werkplaatsen en sociale en reguliere ondernemingen
zijn dan ook duurzaam en kort. De sociale werkplaatsen
zijn er niet alleen voor de kwetsbare doelgroepen, maar
ook voor werkgevers. Ze helpen werkgevers bestaande
functies passend te maken voor deze doelgroep en
ondersteunen werkgevers hoe ze de capaciteiten van
mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, optimaal
en rendabel kunnen benutten.
12
PULSE MEDIA GROUP
WERK EN ZORG
SAMENWERKEN IN DE ZORG
Werk, werk en nog eens werk
Cohen geeft aan dat werk veel meer inhoudt dan een
loonstrookje aan het eind van de maand. Het geeft
structuur, zin aan het leven en heeft een positief effect
op de eigenwaarde. Vrijwel iedereen heeft talenten die
benut kunnen worden. Dat zijn aspecten die niet alleen
prettig zijn voor mensen hun welbevinden, maar ze
kunnen ook gezondheidsrisico’s verminderen. Cohen
vindt het daarom jammer dat werk en zorg vaak nog
gescheiden werelden zijn. Dit kan veroorzaken dat
mensen langer dan nodig in een zorgstructuur blijven
zitten. Werk kan juist goed helpen om mensen weer in
beweging te brengen. Bovendien kan het verlichting
aan de zorgsector geven wanneer iemand door de
voordelen van werk, minder lang van zorg gebruik
hoeft te maken. Cohen: “Het oude adagium van het
Kabinet- Kok-I: ‘Werk, werk en nog eens werk’ is hierop
geloof ik ook nog zeer van toepassing.”
Kennis en deskundigheid sociaal werkbedrijf
Net als de SER pleit Cedris voor een verbetering
van de sociale infrastructuur om het doel van de
Wet Banenafspraak te halen. Cohen: “Er moet een
netwerk ontstaan waarin bedrijven, overheden en
sociale werkbedrijven elkaar kennen en verbanden
leggen.” In diverse arbeidsmarktregio´s van waaruit
gemeenten en het UWV de dienstverlening aan
werkgevers en werkzoekenden organiseren, zijn
al nieuwe samenwerkingsconstructies ontstaan.
Steeds meer sociale werkbedrijven ontwikkelen
zich tot leerwerkbedrijven, andere smelten samen
met de gemeentelijke sociale dienst die onder
andere verantwoordelijk is voor bijstands- en
uitkeringsaanvragen. Hierdoor kunnen in een vroeg
stadium de juiste functionaliteiten worden toegepast.
Wat Cedris verder aanmoedigt is dat de juiste kennis
en competenties om mensen weer aan het werk te
krijgen, binnen alle 35 arbeidsmarktregio’s aanwezig
zijn. Het behoud van sociale werkbedrijven is hiervoor
van cruciaal belang.
De moed om goed te doen
Ook vanuit ondernemingsorganisatie VNO-NCW
en vakbond FNV werd dit jaar een vuist gemaakt
voor het behoud van de kennis en kunde van sociale
werkbedrijven. Voorzitter van VNO-NCW Hans de Boer
is daarom blij met de verplichting van gemeenten om
mensen die niet in een gewone werkomgeving aan de
slag kunnen beschut werk te bieden. “Ook al kost het
een paar centen, dit willen we gewoon goed geregeld
hebben.” Met behulp van sociale werkbedrijven ziet
hij mogelijkheden om werk door mensen met een
afstand tot de arbeidsmarkt op te schalen. Daarnaast
vindt hij dat iedere ondernemer in zekere zin sociaal
ondernemer is, omdat je je als ondernemer op een
markt met mensen begeeft. Hij spreekt daarom liever
van maatschappelijk verantwoord ondernemerschap
dan sociaal ondernemerschap als het gaat om
ondernemerschap waarmee je iets extra’s kunt
betekenen voor mens en maatschappij. Wel ziet hij
maatschappelijk verantwoord ondernemerschap als
een aanvulling op wat je als ondernemer doet om iets
extra’s te betekenen voor een ander. Het gaat erom dat
mensen de moed moeten hebben om naast het werk
INTERVIEW met Bernhard Drost
Zelfvertrouwen essentieel voor werkzoekenden
H
et hebben van zelfvertrouwen en
geloof in eigen kunnen is voor
iedereen belangrijk. Dit geldt zeker voor
werkzoekenden. Met name als men
langere tijd werkloos is, kan een gebrek
hieraan negatieve effecten hebben op
het vinden en uitvoeren van nieuw
werk, vertelt Bernhard Drost, algemeen
directeur van Ferm Werk.
Er wordt vaak gezegd dat werk een
vorm van zorg is. Waarom is werken zo
belangrijk?
“Laten we met het tegenovergestelde
beginnen. We realiseren ons te weinig
dat niet werken iets met je doet; met je
zelfvertrouwen. Er wordt dan te weinig
appèl gedaan op wat je kunt. Door niet
mee te doen, door niet te werken, wordt je
geconfronteerd met het gevoel dat dingen
“Sommige mensen hebben
verleiding nodig om weer aan
het werk te gaan, anderen
hebben een spreekwoordelijke
duw in de rug nodig”
niet lukken. Als je wel werkt, gebeurt het
tegenovergestelde en wordt een beroep
gedaan op wat je kunt. Hierdoor krijg
je het gevoel dat je ertoe doet. Arbeid
is dus zeker een goede vorm van zorg,
maar het is belangrijk om te realiseren
dat dit enkel het geval is als er sprake
zelfvertrouwen begint bij het eerste
gesprek. We beginnen altijd met de vraag
‘waarom zit je hier?’. Zo begin je een heel
ander gesprek, waarbij het niet draait
om het moeten, maar om het willen. Wij
benutten vervolgens ieder gesprek om
deze persoon net iets trotser op zichzelf
te laten zijn. Het is psychologisch proces,
het is voor iedereen prettig om je verhaal
kwijt te kunnen. Spreken met mensen
die het perspectief voor je kantelen, de
moeite nemen om naar je te luisteren, kan
iemand echt doen opbloeien. Ik geloof in
het subtiele evenwicht tussen bezielen en
corrigeren. Voor ons is de humane visie
echt belangrijk, en dit dragen wij niet
alleen uit naar de werkzoekenden, maar
ook onderling naar elkaar.”
is van gelijkwaardigheid. Door deze
gelijkwaardigheid kun je verbindingen
aangaan met elkaar, en door te verbinden
kun je passen maken. Het draait echt om
het kunnen aanknopen bij het menszijn,
om de humane waarden.”
Kunt u dat toelichten?
“Sinds 2015 bestaat de Participatiewet.
Die wet gaat uit van het moeten werken
en met moeten krijg je mensen niet in
beweging. Met moeten creëer je geen
zelfvertrouwen. En het is juist belangrijk
om hierop te focussen, want als iemand
een aantal jaar geen werk heeft, verliest
diegene het vertrouwen in zijn/haar eigen
kunnen. Als hij/zij dan op zoek is naar
een baan kan een gebrek aan eigen geloof
hier een negatieve invloed op uitoefenen.
Het draait altijd om het evenwicht tussen
duwen en verleiden.”
Duwen en verleiden, wat bedoelt u
daarmee?
“Als mensen al een tijdje ‘aan de kant
staan’, laten zij ‘ik wil niet’-gedrag zien.
In mijn wereld bestaan ‘niet-willers’ niet.
Iedereen wil wat maken van zijn/haar
leven. De opgebouwde muurtjes moeten
hiervoor echter wel afgebroken worden.
Dat gebeurt niet altijd met fluwelen
handschoentjes.
Sommige
mensen
hebben verleiding nodig om weer aan
het werk te gaan, anderen hebben een
spreekwoordelijke duw in de rug nodig.
Het draait om het in beweging krijgen
van de persoon in kwestie. Daarna moet
Bernhard Drost
er gefocust worden op het versterken van
vaardigheden.”
Hoe doen jullie dit?
“De mensen die wij begeleiden naar
een baan benaderen wij nooit vanuit
het perspectief dat ze iets niet kunnen.
Wij kijken altijd naar wat iemand wél
kan. Het helpen terugvinden van het
Meer informatie
Ferm Werk
Carrosserieweg 1
3445 BC Woerden
0348 - 497 000
[email protected]
www.fermwerk.nl
PULSE
PULSE MEDIA
MEDIA GROUP
GROUP
|
WERK EN ZORG
SAMENWERKEN
IN DE ZORG
MVO
13
mouwen te steken en te laten zien wat bereikt kan
worden. De sociale werkbedrijven kunnen het voor de
ondernemer makkelijk maken door ze te ontzorgen en
het werk te organiseren. Zo kan in de nabije toekomst
iedereen, met of zonder arbeidsbeperking, deelnemen
aan de maatschappij.
dat ze normaal doen, ook een beetje goed te doen voor
anderen. “Daar ben ik altijd voor. Wanneer je in de
gelegenheid bent om iemand te helpen, moet je dat
gewoon doen. Dat geldt niet alleen voor ondernemers,
maar voor iedereen.” De Boer merkt wel op ook dat
niet ieder willekeurig bedrijf iedereen kan helpen. Er
moet onder begeleiding van de sociale werkbedrijven
daarom een goede match worden gezocht, zodat je
mensen niet overvraagt en ze echt op een plek komen
waar ze passen en kunnen leren.
Nu is het moment
We verkeren volgens De Boer momenteel in de
ideale periode om mensen met een afstand tot de
arbeidsmarkt werk te bieden. Doordat de economie
weer aantrekt en Nederland een paar grote opgaven
heeft waarin geïnvesteerd moet worden, zoals
vernieuwde energievoorzieningen en infrastructuur,
gaan we de komende jaren naar een situatie waarbij
er werk genoeg is. Tijdens de crisis was dit een ander
verhaal. De Boer: “Als iemand je vraagt iets extra’s te
doen, maar jij als ondernemer bent bezig met pompen
of verzuipen, dan heb je even een andere focus. Maar
nu het allemaal weer wat beter gaat, staat niks meer
in de weg.” Voor ondernemers moet het zo makkelijk
mogelijk worden gemaakt om mensen met een
afstand tot de arbeidsmarkt in dienst te nemen, om
te zorgen dat dit zoveel als mogelijk gebeurt. De Boer
vindt dat de overheid samen met ondernemers met
goede voorstellen moet komen om de handen uit de
INTERVIEW met Hans van Westen
Investeren in arbeidsre-integratie
W
voorbereid zijn. Dan is het belangrijk
te weten hoe je je toch positief kunt
profileren en op kunt vallen zodat je
in ieder geval wordt uitgenodigd. Dat
gesprek kun je dan gebruiken om mensen
te overtuigen dat jij de meest geschikte
kandidaat bent voor die vacature en dat
die vacature heel goed bij jou past. Een
sollicitatiecoach zal je voorbereiden op
dat gesprek. Het zijn vaardigheden die je
kunt trainen.”
ie om wat voor reden ook is
uitgevallen uit het arbeidsproces,
of voor wie in de organisatie op korte of
langere termijn geen plek meer zal zijn,
is gebaat bij een re-integratietraject op
maat. Die aanpak vergt meer dan een
korte training en begeleiding bij het
schrijven van sollicitatiebrieven. “Zowel
werknemer als werkgever moeten bereid
zijn te investeren in het voorbereiden op,
zoeken naar en vinden van een nieuwe
passende baan”, stelt Hans van Westen,
directeur van GradusGroep.
Hoe verloopt zo’n traject?
“De eerste stap is herstellen van wat
er is gebeurd. Soms is sprake van een
conflict op de werkplek, van ziekte,
een burn-out of een mentale of fysieke
beperking. Dan is het belangrijk te
herstellen en het verlies van de oude
baan te accepteren, zodat je weer vooruit
kunt kijken in plaats van verlangen
naar de oude zekerheid. De tweede
stap is gericht op het opbouwen van
een nieuw loopbaanperspectief. Over
welke kwaliteiten beschik je al, wat zijn
je wensen en wat zijn je mogelijkheden.
Wellicht is het nodig een aanvullende
opleiding te volgen en weer werkritme
en -ervaring op te doen. Tenslotte volgt
de derde stap: het solliciteren. Daarbij
kun je denken aan het voorbereiden
op sollicitatiegesprekken, het volgen
van stages, het accepteren van
werkervaringsplaatsen,
netwerken
benaderen, het schrijven van goede
Hans van Westen
sollicitatiebrieven en, als sprake is van
een afwijzing, een evaluatie zodat je ook
daarvan kunt leren.”
Worden kandidaten tijdens het traject
begeleid door een team van specialisten?
“Een
multidisciplinaire
aanpak
is
inderdaad vereist om het zelfvertrouwen
te versterken en de energie en het
werkplezier weer terug te vinden. Er
moet aandacht zijn voor de fysieke,
mentale, emotionele en sociale aspecten.
Bij zo’n traject kunnen gespecialiseerde
loopbaanadviseurs, arbeidsdeskundigen,
psychologen en persoonlijke coaches
worden betrokken. De coach is de spin in
het web. Hij helpt de kandidaten inzicht
te krijgen in hun persoonlijke kwaliteiten,
wensen en ambities en zoekt vervolgens,
geholpen door de jobsearching, naar
passende
verborgen
en
geplaatste
vacatures.”
Hebben ook hoogopgeleide mensen
begeleiding nodig bij re-integratie?
“Ik durf te zeggen dat juist hoogopgeleide mensen die begeleiding nodig
hebben. Voor iedere vacature in dat
segment hebben vaak heel veel goede
kandidaten belangstelling. Als je dan, als
re-integrerende kandidaat, terugkeert
op de arbeidsmarkt, moet je extra goed
Vinden alle kandidaten weer een
nieuwe baan?
“Bij GradusGroep hebben wij een
intensieve aanpak. Kandidaten kunnen
bijvoorbeeld bij ons op kantoor weer
werkervaring en -ritme opdoen en hebben
hier, net als de andere werknemers,
een eigen werkplek. Hun werk bestaat
uit het opdoen van ervaring, arbeidsmarktbenadering, leren en solliciteren.
Die aanpak werkt, zo blijkt, heel goed. Van
alle kandidaten die wij begeleiden vindt
83 procent binnen de trajectduur een
baan. En vrijwel alle overige kandidaten
vinden kort daarna weer een passende
werkkring.”
Meer informatie
GradusGroep
0348 748118
[email protected]
www.gradusgroep.nl
14
PULSE MEDIA GROUP
MENSLIEVENDE ZORG
H
et klinkt zo eenvoudig,
‘menslievende zorg’. Maar zorg
waarbij de cliënt echt centraal
staat en waar wordt gekeken hoe iemand
op dat moment het beste geholpen
kan worden, is niet eenvoudig. Het is
ook niet altijd in regels te vatten. Zorg
waarbij de hulpverlener zich werkelijk
bekommert om de ander vereist dat de
verpleegkundige of verzorgende zelf
nadenkt en – vanzelfsprekend binnen
vooraf bepaalde kaders – zonder overleg
met leidinggevenden beslissingen
neemt. Het vereist ook het weloverwogen
afwijken van die kaders omdat het in dat
specifieke geval de juiste keuze is.
In de zorg wordt gesproken over een
‘presentiebenadering’. Daarbij probeert
de hulpverlener zo goed mogelijk te
zien, aan te voelen en te begrijpen wat
de ontvanger van de zorg nodig heeft en
waarom die hulp of aandacht juist op
dat moment nodig is. Pas als die kennis
en dat begrip er zijn, kan degene die
zorg aanbiedt begrijpen wat hij voor
de ander kan betekenen en besluiten
wat te doen. Die benadering vereist dat
zorgverleners niet alleen beschikken
over vakmanschap maar ook over gevoel
voor subtiliteit, praktische wijsheid en
dat ze werken vanuit de overtuiging dat
je er altijd moet zijn voor de patiënt.
Het belang van de patiënt
Er ‘voor iemand zijn’ betekent vooral
iemand nooit afwijzen, in de steek laten
of veroordelen. Dat is niet zo moeilijk
wanneer een cliënt aardig is. Maar als
sprake is van complexe problematiek,
iemand die verward is, agressief reageert
of telkens opnieuw in de problemen
komt, dan wordt het al moeilijker om
iemand constant menslievende zorg te
blijven bieden. Het is geen romantisch
plaatje van ‘alleen maar lief zijn’. Het
betekent de zorg bieden waar iemand op
dat moment het meeste baat bij heeft en
dat kan ook schuren. Misschien wil een
cliënt niet dat die zorg op dat moment,
op die manier wordt geboden. Dan is
het belangrijk te begrijpen wat er op
het spel staat, na te denken over wat de
mogelijke consequenties zijn van iets
wel of juist niet doen en op basis van al
die overwegingen een besluit nemen dat
recht doet aan het belang van de patiënt.
Minder regels, meer morele
overwegingen
De essentie van hulpverlenen is altijd
keuzes maken over wat te doen.
Tegenwoordig zijn veel van die keuzes
in regels en voorschriften gevat en
is de ruimte daarmee beperkt voor
professionals om verstandige afwegingen
te maken op basis van gevoel, de
SAMENWERKEN IN DE ZORG
voorschriften en andere (kennis)bronnen.
Natuurlijk zijn er veel logische en zelfs
onmisbare regels en voorschriften
waar goed over is nagedacht. Maar er
zijn ook regels die vooral bijdragen
aan regeldruk en voorbijgaan aan de
complexiteit van de zorgpraktijk. “Het
is goed om te onderzoeken welke regels
geen meerwaarde bieden en mogelijk
afgeschaft kunnen worden”, stelt
Marjanneke Ouwerkerk, directeur van
Stichting Presentie. “Maar dan moet
je tegelijkertijd bespreken hoe je die
vrijheid van handelen nadenkend en
onderzoekend opvult.”
Menslievende zorg bieden vergt veel van
zorgprofessionals. Zij moeten leren het
perspectief van de ander op te zoeken,
diens inbreng serieus te nemen, geen
oordeel te vellen en de eigen kennis,
ervaring en morele overtuigingen met
mate in te brengen. “In de opleiding
wordt nu vooral gestuurd op evidence
based kennis en methodieken die een
soort maakbaarheid en algemene
geldigheid suggereren”, vindt Ouwerkerk.
“Dat is natuurlijk nuttige kennis
maar zorgprofessionals moeten ook
leren reflecteren, leren omgaan met
verantwoordelijkheden en leren afwegen
wat goed is om te doen.” Een belangrijke
vraag is wat iemand helpt om het leven
zo goed mogelijk te kunnen leven. Om
dat te kunnen beoordelen moet de
zorgprofessional dichtbij durven komen
en moeite doen om iemand goed te leren
kennen.
INTERVIEW met Karin van Onna
Uitgaan van het unieke van ieder mens
kan alleen als je die zorg biedt die voor
die persoon nodig is om een zinvol en
betekenisvol leven te leiden.”
G
oede zorg is meer dan verzorging.
Zeker als iemand, bijvoorbeeld als
gevolg van dementie, niet langer thuis
kan wonen, draait het niet alleen om
eten, drinken, wassen en aankleden.
“Dan gaat het erom dat je iemand een
reden geeft om ’s ochtends wakker
te worden en op te staan”, stelt Karin
van Onna, coördinerend begeleider
bij woonzorgboerderij de Hagert. “Dat
Het gaat dus om maatwerk. Is het
mogelijk om echt aan te sluiten bij de
leefwereld van de cliënt?
“Dat kan zeker. Maar dan moet je alles
doen om iemand te leren kennen en zoveel
mogelijk te weten te komen over iemand.
Ook is het belangrijk dat je elke keer kijkt
naar wat diegene op dat moment in die
situatie nodig heeft. Goede zorg is meer
dan het afvinken van lijstjes. Het gaat
om aandacht hebben voor het unieke van
ieder mens.”
Wat zijn mogelijkheden om iemand een
reden te geven om op te staan?
“Dat kan bijvoorbeeld door iemand een
zinvolle dagbesteding aan te bieden.
Bijvoorbeeld door zoveel als mogelijk
actief bezig te zijn of iets moois te ervaren
dat aansluit bij iemands verleden.
Dan kun je denken aan boodschappen
doen, helpen met koken, helpen in het
huishouden, in de tuin werken of op een
boerderij meehelpen bij het verzorgen
van dieren. Verder is het belangrijk
dat je zoveel mogelijk de thuissituatie
benadert.”
Is zo’n liefdevolle zorg wel mogelijk als je
kijkt naar de zorgbudgetten?
“De Hagert, een samenwerking tussen ZZG
Zorggroep en Dichterbij, is zoveel mogelijk
een ‘gemengd bedrijf’. Wij hebben
dertig bewoners en bieden daarnaast
dagbehandeling en dagbesteding voor
nog eens vierentwintig cliënten. Naast de
inkomsten uit de zorg zijn er ook inkomsten
vanuit de boerderij, de kwekerij, horeca,
verhuur en werkbezoeken. Dankzij al die
inkomsten en dankzij de betrokkenheid
van circa honderd vrijwilligers en de hele
gemeenschap rondom de Hagert, kunnen
wij deze zorg bieden.”
Meer informatie
ZZG zorggroep
024 – 366 57 77
[email protected]
www.zzgzorggroep.nl
PULSE
PULSE MEDIA
MEDIA GROUP
GROUP
|
SAMENWERKEN
IN DE ZORG
MVO
MENSLIEVENDE ZORG
15
INTERVIEW met Jeanny van den Berg en Jikke Menting
Samen zoeken naar passende oplossingen
Wat zijn de voordelen van deze wijze
van werken?
Van den Berg: “Vroeger kwamen bij
een inwoner of een gezin verschillende
hulpverleners over de vloer die van
elkaar niet of niet precies wisten wat de
ander deed. De problematiek werd niet
in onderling verband gezien met als
gevolg dat dingen dubbel gebeurden of
juist helemaal niet. Dat kan in de nieuwe
situatie niet meer gebeuren. Er wordt
één plan voor het hele gezin gemaakt
en daarbij wordt gekeken wat de best
passende hulp is, om ervoor te zorgen dat
het gezin op termijn weer zelfstandig of
met hulp van het eigen netwerk verder
kan.”
Jikke Menting en Jeanny van den Berg
D
e Rijksoverheid heeft de verantwoordelijkheid voor een aantal
taken op het gebied van zorg en welzijn
overgedragen aan gemeenten. Die zijn nu
onder andere verantwoordelijk voor de
uitvoering van jeugdzorg, taken rond werk
en inkomen en de zorg voor langdurig
zieken en ouderen. Eindhoven heeft de
uitvoering van deze taken neergelegd bij
de onafhankelijke stichting WIJeindhoven.
De organisatie biedt een vorm van
ondersteuning die dicht bij huis geboden
wordt en waarbij de eigen regie van mensen
centraal staat. “Het is complexe materie
die moeilijk te begrijpen is”, stelt directeur
Jeanny van den Berg. “Het is belangrijk
inwoners te helpen de weg te vinden in wat
zij soms als een doolhof ervaren.”
Wat adviseert u gemeenten?
“Ten eerste om niet tegenover maar naast
hun inwoners te staan. En door bij het
zogenaamde keukentafelgesprek – een
kennismakingsgesprek bij inwoners thuis
– echt te luisteren naar de problemen.
Vaak weten mensen niet precies welke
hulp ze nodig hebben, maar ze weten
wel waarbij hulp nodig is. Luisteren
en niet gelijk conclusies trekken is de
eerste vereiste. Daarna het zoeken naar
oplossingen. Daarbij is belangrijk dat
medewerkers zich verplaatsen in de
situatie van de inwoners.”
Waarom is dat zo belangrijk?
“Omdat je moet weten wat er allemaal
speelt in iemands leven om te kunnen
begrijpen wat er op dat moment nodig
is. Het is de bedoeling dat mensen
zoveel mogelijk gebruikmaken van hun
netwerk. Dat is logisch want dat netwerk
is vaak dichtbij en duurzaam. Maar soms
zijn dingen te specialistisch of te intiem
om aan dat netwerk te vragen. Voor die
zorg kun je dan een zorgprofessional
inschakelen en voor andere zorg kun je
samen met de inwoner kijken wat het
netwerk kan bieden.”
Wat als dat netwerk niet of onvoldoende
aanwezig of beschikbaar is?
Programmaleider Jikke Menting: “Dat
kan natuurlijk. Vaak weten mensen niet
wie hen kan helpen of durven ze het niet
te vragen. Het grote voordeel van de opzet
in Eindhoven is dat de medewerkers
weten welke hulp en ondersteuning in
de buurt aanwezig is en wat er speelt bij
de inwoners. Misschien dat iemand die
bijvoorbeeld eenzaam maar wel goed ter
been is, graag iemand een handje helpt
die minder mobiel is.”
Weten mensen de weg te vinden?
Menting: “Niet altijd. Daarom is het
belangrijk de drempel zoveel mogelijk
te verlagen door naar de mensen toe te
gaan en in de wijk zelf aanwezig te zijn. In
Eindhoven zijn in alle wijken wijkteams
actief. Die bestaan uit medewerkers die
ondersteuning kunnen bieden op alle
leefgebieden. In de wijkcentra worden
regelmatig spreekuren gehouden. Een
afspraak maken is niet nodig en mensen
kunnen er met al hun vragen terecht. Per
persoon of gezin wordt vervolgens een
contactpersoon benoemd die alle hulp
coördineert.”
Is zelfstandigheid altijd het streven?
Menting: “Niemand is erbij gebaat om, als
dat niet echt noodzakelijk is, afhankelijk te
zijn van zorgprofessionals. Iedereen heeft
weleens een moment in zijn leven dat het
niet alleen lukt en dat ook het netwerk
het niet meer weet. Op die momenten kan
een organisatie als WIJeindhoven helpen
en ondersteunen zodat mensen de tijd en
gelegenheid hebben om op te krabbelen.
Niemand kan alles alleen oplossen en
dat hoeft ook niet. In de maatschappij,
dus ook in Eindhoven, draait het om
samenwerking. Samen met de inwoners
van Eindhoven onderzoekt WIJeindhoven
hoe het sociaal beter kan, maar ook hoe
het efficiënter kan. Duurzaam de zorg
veranderen, verbeteren en dichterbij de
mensen brengen, dat kan alleen als je het
samen doet.”
Meer informatie
WIJeindhoven
Torenallee 20
5617 BC Eindhoven
(040) 238 89 98
[email protected]
www.wijeindhoven.nl
INTERVIEW met Frederique Coelman en Annemarie van de Vall
Liefdevolle en onvoorwaardelijke zorg
A
hulpverlener maar vooral als mens. Zowel
cliënten als hulpverleners geven aan dat
ze blij zijn met deze manier van werken:
het leidt tot zorg die echt van betekenis
is.”
ls kinderen, jongeren en ouders
problemen ondervinden bij het
opgroeien en opvoeden, dan is het
belangrijk dat zij de hulp krijgen die
nodig is. “Om te kunnen begrijpen wat
nodig is, moet je niet over, maar met alle
betrokkenen praten”, vertelt Frederique
Coelman, directeur van Spirit. “Vragen
wat zij nodig hebben en niet vertellen
wat jij kunt bieden. En nooit oordelen
of veroordelen, maar liefdevol en
onvoorwaardelijk naast iemand blijven
staan, ook als de zorgvraag complex is en
de situatie uitzichtloos lijkt.”
Hoe kom je erachter welke zorg nodig is?
Coelman: “Door te luisteren naar alle
betrokkenen en ook hun omgeving te
vragen wat hun ideeën zijn. Pas daarna
kun je bedenken hoe je het beste kunt
aansluiten bij die behoeften. Dat vergt
meer dan voor situatie a, simpelweg plan
“Weten bij wie je hoort is
uiteindelijk waar het om gaat”
Annemarie van de Vall en Frederique Coelman
a, b of c kiezen. Je moet als hulpverlener
heel goed kijken waar het om gaat,
wat er op het spel staat en wat jij in die
situatie kunt doen. Je moet heel dichtbij
kunnen en durven komen, niet alleen als
Wat vraagt die zorg van de organisatie?
Beleidsmedewerker Annemarie van de
Vall: “Hulpverleners moeten kunnen zien
en doen wat goed en nodig is. Binnen Spirit
hebben mensen grote handelingsvrijheid
en proberen wij de zorg zo flexibel mogelijk
in te richten. Daarnaast is er veel aandacht
voor reflectie rondom de ingewikkelde
morele dilemma’s waar hulpverleners
mee om moeten gaan.”
Soms hebben jongeren vaker hulp nodig.
Kunnen zij dan opnieuw terecht bij hun
begeleider?
Van de Vall: “Wie hulp krijgt kan altijd
weer contact opnemen. De hulpverlener
is overigens niet de enige die hulp kan
bieden. Vanaf de start van de hulp werken
wij samen met alle betrokkenen en kijken
wij wat nodig is om tot een duurzaam en
steunend netwerk te komen. Weten bij wie
je hoort is uiteindelijk waar het om gaat.”
Meer informatie
Spirit
Fred. Roeskestraat 73
1076 EC Amsterdam
020 – 540 05 00
[email protected]
www.spirit.nl
16
PULSE MEDIA GROUP
MENSLIEVENDE ZORG
SAMENWERKEN IN DE ZORG
en de persoonsgerichtheid van medewerkers
onderzocht. Binnen organisaties waar kleinschalig en
persoonsgericht wordt gewerkt, ervaren medewerkers
minder werkdruk. Bovendien geven zij aan tevredener
te zijn over hun werk. Als je naar huis gaat met het idee
dat je iemand een geluksmoment hebt kunnen geven,
voel je je prettiger dan wanneer je naar huis gaat met
het idee dat je weliswaar volgens de regels ‘goede zorg’
hebt geleverd maar niemand echt blij hebt kunnen
maken.
Aandacht
Vaak wordt gesteld dat zorgprofessionals geen tijd
hebben om iets extra’s te doen. “Natuurlijk is tijd
belangrijk, maar met tijd alleen ben je er niet”, stelt
Bernadette Willemse, psycholoog en programmahoofd
ouderen van het Trimbos-instituut. “Het gaat erom
dat je de tijd die je met een bewoner hebt anders
besteedt en andere zorg biedt.” Als je zorgmedewerkers
vraagt waarmee je iemand blij kunt maken dan geven
ze voorbeelden van kleine dingen: een keer haring
meenemen, een praatje maken over iemands verleden
of iemands hand vasthouden. “Juist in kleine dingen
kan veel levensgeluk zitten. Aandachtig zijn voor wie
iemand is en wat er in diens leven speelt, daar draait het
om.”
Menslievende zorg niet duurder
Menslievende zorg bieden is, alles doorberekend, niet
per se duurder. Het gaat vooral om het veranderen
van de zorg. In eerste instantie zal die verandering een
investering vergen, maar daarna kunnen besparingen
worden gerealiseerd. “Veel geld wordt verspild
doordat sprake is van een mismatch”, verduidelijkt
Andries Baart van Stichting Presentie. “Dan wordt
zorg geboden die goed en nodig lijkt, maar die
welbeschouwd irrelevant is voor de patiënt.” Baart
geeft als voorbeeld een mevrouw met een complexe
zorgvraag die ambulante zorg kreeg maar door het niet
goed afstemmen van die zorg de voorgaande vijf jaar
gemiddeld zesmaal per jaar moest worden opgenomen
in een psychiatrisch centrum. Dankzij afgestemde
zorg krijgt deze mevrouw nu zestien uur per week
hulp aan huis. Dat is kostbaar, maar sindsdien is een
opname niet meer nodig geweest. Al met al bedragen
de kosten nu een derde van voorheen. “Dit voorbeeld
kun je vertalen naar andere situaties. Door op de juiste
wijze te investeren in liefdevolle, afgestemde zorg
voor ouderen, jongeren en ggz-cliënten kun je enorm
veel leed, zorgkosten, maatschappelijke problemen en
maatschappelijke kosten voorkomen.”
Ook zorgverleners hebben baat bij liefdevolle zorg.
Dat blijkt onder meer uit het promotieonderzoek
van Willemse waarbij zij de werkomstandigheden
Kleinschalige woonvormen
Liefdevolle, persoonsgerichte zorg bieden blijkt
eenvoudiger als sprake is van zorg- en woonvormen
die huiselijk en herkenbaar zijn. Het Trimbos-instituut
onderzoekt tweejaarlijks met de Monitor Woonvormen
Dementie de tevredenheid van medewerkers, familie
en bewoners van verpleeghuizen, zorgboerderijen
en kleinschalige woonzorgvormen voor onder
meer mensen met dementie. Bij kleinschalige
woonzorgvormen wordt de zorg op een natuurlijker
manier geboden en worden bewoners meer betrokken
bij de dagelijkse bezigheden. Door aan te sluiten bij
de levensgeschiedenis van de bewoners, bijvoorbeeld
door in het interieur en de buitenomgeving meubels en
gebruiksvoorwerpen te plaatsen die hen herinneren aan
het verleden, behouden mensen meer hun identiteit. Er
is een duidelijke relatie tussen persoonsgerichte zorg en
het functioneren en welbevinden van bewoners.
Kleinschalige organisaties maken het ook makkelijker
om familie en vrienden optimaal te betrekken bij het
dagelijks leven van de bewoners. Dat hoeft zeker niet in
de vorm van mantelzorg te zijn. Het gaat meer om het
weer deel kunnen uitmaken van het dagelijks leven van
de partner, vader, moeder, dochter, zoon of vriend. Door
het bieden van menslievende zorg kan, zeker als sprake
is van dementie, ook meer aandacht worden besteed
aan de invloed daarvan op het leven van de naaste en
gestreefd worden naar een verbetering van de kwaliteit
van leven voor alle betrokkenen.
ADVERTORIAL
Denk anders, maak het verschil!
missie van ‘Zorg met Bezieling’. We leggen
de nadruk op wat wél nog kan en denken
in mogelijkheden. Dit geeft energie en
leidt tot verrassende resultaten. Zoals
bijvoorbeeld een poezenkamer, een
initiatief van medewerkers waarbij
twee poezen uit het asiel geadopteerd
zijn door een van onze zorgcentra. De
poezenkamer is een ontmoetingsplek
geworden voor familie en cliënten en het
blijkt een laagdrempelige wijze om samen
in contact te komen.”
“We zien dat medewerkers wel
steeds meer eigen regie nemen,
maar ook worstelen met alle
veranderingen”
Pim Steerneman en Trudie Severens
D
e voortdurende negatieve stroom
van publiciteit over de ouderenzorg
stemt niet vrolijk. Zeker niet voor al die
medewerkers die, iedere dag weer, hun
best doen om de aan hen toevertrouwde
cliënten de zorg te bieden die ze nodig
hebben. Toch laat Sevagram zich hierdoor
niet uit het veld slaan. Integendeel:
door anders te denken en te doen is het
namelijk mogelijk om wél het verschil te
maken.
Betrokken zorgorganisatie
Pim Steerneman en Trudie Severens
vormen samen de Raad van Bestuur van
zorgorganisatie Sevagram. Sevagram
is een maatschappelijk betrokken
zorgorganisatie die met 1800 medewerkers en 1100 vrijwilligers in 20
zorgcentra mensgerichte (ouderen)zorg
biedt in de regio’s Parkstad en Heuvelland.
Steerneman: “Sevagram biedt haar
zorg vanuit de Planetree zorgvisie. Dit
is een zorgvisie met een uitgesproken
cliëntgerichte manier van denken
en doen. We zijn mede hierdoor een
innovatieve organisatie (in ontwikkeling)
waar ruimte is voor eigen initiatief en
persoonlijke groei. Bij Sevagram maakt
elke medewerker en vrijwilliger het
verschil voor die ene individuele cliënt.”
Severens: “Wij werken samen om
concreet invulling te geven aan onze
Persoonlijk leiderschap
Steerneman: “Een Planetree-organisatie
ondersteunt op alle fronten persoonlijk
leiderschap.
Medewerkers
worden
gestimuleerd om steeds weer te laten
zien wat betere mensgerichte zorg in
de dagelijkse praktijk inhoudt. Cruciaal
hierbij is dat eigen regie en leiding
nemen gestimuleerd worden, waardoor
eigenaarschap vanzelfsprekend is.”
Severens:
“Sevagram
ondersteunt
cliënten om hen zo lang mogelijk de
regie laten blijven voeren over hun leven
en gezondheid. Het is verleidelijk om
deze zaken over te nemen, maar dat is
niet goed. Gezond eten, zoveel mogelijk
stimuleren om te bewegen en zinvolle
activiteiten bevorderen het welzijn en
dragen bij aan een positieve beleving.”
Steerneman: “De wereld verandert in een
rap tempo en de zorg verandert snel mee.
We zien dat medewerkers wel steeds meer
eigen regie nemen, maar ook worstelen
met alle veranderingen. Daarom hebben
we als Raad van Bestuur samen met
de projectleider Kunst en Cultuur het
boekje ‘Samen Veranderen’ geschreven.
Als steuntje in de rug. Alle medewerkers
hebben het boekje ontvangen ter
inspiratie om in beweging te blijven en
verandering als kans te leren omarmen.
Ook om uitgedaagd te worden om anders
te denken en anders te doen!”
Meer informatie
Sevagram
Henri Dunantstraat 3
6419 PB Heerlen
(045) 560 28 02
[email protected]
www.sevagram.nl
PULSE
PULSE MEDIA
MEDIA GROUP
GROUP
|
SAMENWERKEN
IN DE ZORG
MVO
MENSLIEVENDE ZORG
Het vinden van steun in de buurt
Van onze redactie
Auteur: Marianne Rijke
E
en kind normaal laten opgroeien
is helaas niet voor alle gezinnen
even vanzelfsprekend. Sommige
families kampen met een problematische
thuissituatie, door bijvoorbeeld werkloosheid of schulden van de ouders,
maar ook persoonlijke problemen van de
gezinsleden, zoals (psychische) ziekten,
kunnen een rol spelen. In zo’n geval is
het erg fijn als er voor ondersteuning op
anderen teruggevallen kan worden. Deze
steun kan veelal dichtbij huis gevonden
worden.
Verantwoordelijkheid
Door veranderingen in de jeugdwetgeving zijn gemeenten sinds 2015
verantwoordelijk voor de jeugdhulp.
Onder de doelen van de nieuwe Jeugdwet
vallen het gebruikmaken van de eigen
kracht van jeugdigen, ouders en hun
sociale netwerk, en het minder snel
voorschrijven van medicijnen en het
terugdringen van de zorgvraag. Hierdoor
is meer verantwoordelijkheid komen
te liggen bij de gezinnen zelf en wordt
tegelijk meer ingezet op preventie van
problematische situaties, stelt Jolanda
de Heer, wethouder in Rhenen met de
portefeuille jeugdzorg.
Steunnetwerk
Elize Lam, onderzoeker aan de
Christelijke Hogeschool Ede (lectoraat
Jeugd en Gezin) en schrijfster van een
boek over kind zijn in een moeilijke
thuissituatie, weet hoe belangrijk een
steunnetwerk voor deze kinderen is.
“Voor hun welzijn is het essentieel
dat ze kind kunnen zijn, en dat is
precies wat een betrokken netwerk
kan ondersteunen.” Hiermee bedoelt
zij vertrouwde volwassenen op wie het
kind terug kan vallen. Mensen met wie
thee kan worden gedronken of naar
de film kan worden gegaan, maar ook
mensen die luisteren als het kind wil
praten. “Dit zijn mensen die het kind als
het ware toegang geven tot een lichtere
wereld. Dat versterkt diens veerkracht.”
Ook ouders met problemen hebben
veel baat bij een steunende omgeving.
Een netwerk dat kan inspringen indien
17
Investeren in netwerken
Lam pleit voor terughoudendheid met
professionele steun aan kinderen in
moeilijke thuissituaties. Hulpverleners
zouden moeten zorgen dat ouders
geholpen worden en dat kinderen over
de juiste steun kunnen beschikken.
Daarom moet het netwerk al vanaf het
begin betrokken worden bij steunvragen.
Pas als dit netwerk te weinig steun kan
bieden, is hulpverlening nodig.
nodig, waar ze niet alleen terecht met
vragen, maar ook voor praktische en
emotionele steun als het even te zwaar
wordt.
Hulp vanuit de buurt
Het aantal initiatieven groeit waarbij
gezinnen met problemen gesteund
worden door andere gezinnen direct in
buurten en wijken, vertelt Lam. Zij is van
mening dat, met name nu de overheid
bepaalde ondersteuning niet meer per
definitie betaalt, het des te belangrijker
is dat families elkaar vinden en helpen.
Dit kan vanuit de burgers zelf komen,
waarbij vrienden en kennissen elkaar
steunen, maar gebeurt ook regelmatig
met behulp van een professional, die
dan bijvoorbeeld als makelaar optreedt.
Bij dergelijke burgerinitiatieven draait
het altijd om vrijwilligers die zich
graag inzetten voor een andere familie,
legt De Heer uit. Ze benadrukt dat het
belangrijk is dat de steungevende en de
steunvragende families een wederkerige
relatie aangaan. “Het is nooit de
bedoeling dat het ene gezin afhankelijk
wordt van het andere gezin, er moet
altijd gekeken worden naar hoe beide
families elkaar kunnen helpen.”
ingezet voor diverse projecten die
zich focussen op jeugd en gezin. Een
voorbeeld hiervan is de ‘Verteltas’, een
initiatief dat ouders helpt hun kinderen
voor te lezen, waarbij ze dan zelf ook hun
taalvaardigheid vergroten.
Lam geeft aan dat het belangrijk is dat
gemeenten investeren in steunprojecten
voor gezinnen. “Subsidie kan heel
helpend zijn, net als voldoende tijd voor
een project om zich te kunnen bewijzen
als werkend alternatief.”
De Heer ziet ook duidelijk de voordelen
van een betrokken netwerk voor een
gezin. Het zorgt ervoor dat gezinnen
op een zo laag mogelijk niveau steun
kunnen vinden. Ze vertelt tot besluit
dat haar gemeente in 2017 een project
gaat starten waarbij gezinnen worden
geholpen met het vergroten van hun
eigen netwerk. “Het is een kwetsbaarheid
als je zelf geen netwerk hebt, dat je niet
op mensen terug kunt vallen wanneer
nodig. Daarom willen wij daar als
gemeente echt in investeren.”
Gemeentelijke ondersteuning
Gemeenten ondersteunen diverse
initiatieven die gezinnen hulp bieden.
De Heer: “Dit doen we omdat wij als
gemeenten verantwoordelijk zijn voor
onze kinderen van nul tot achttien
jaar, met alle vragen en zorg die zij
nodig hebben.” Naast het bevorderen
van burgerinitiatieven, wordt het
gemeentehuis van haar eigen gemeente
ADVERTORIAL
Ons meer bekommeren om elkaars kinderen
T
wee jaar geleden richtte Leontine
Bibo Buurtgezinnen.nl op. Gezinnen
die overbelast zijn, worden gekoppeld
aan vitale gezinnen in de buurt. Veel
gemeenten zijn enthousiast over deze
preventieve aanpak, die in essentie
helemaal niet vernieuwend is. “We vinden
opnieuw uit wat vroeger normaal was: ons
om elkaars kinderen bekommeren.”
Leontine Bibo
Waarom
ben
je
begonnen
met
Buurtgezinnen.nl?
“Wij zijn jaren crisispleeggezin geweest.
Dan krijg je kinderen in huis met krassen
op hun ziel. Als pleegouders kun je veel
voor deze kinderen doen, maar ik hield
toch het gevoel dat we te laat waren.
Daarbij merkten we dat het mogelijk was
om een goede relatie op te bouwen met
de eigen ouders van onze pleegkinderen.
Dat heeft de inspiratie opgeleverd voor
Buurtgezinnen.nl. Ik wilde meer doen
op het terrein van preventie en daarbij
gebruik maken van de kracht van gezinnen
voor gezinnen.”
Wat levert de ondersteuning van zo’n
gezin uit de buurt op?
“Ouders kunnen op adem komen.
Ze worden sterker, krijgen meer
zelfvertrouwen en de stress neemt af.
De kinderen krijgen weer aandacht en
kunnen zich op een goede manier blijven
ontwikkelen. Tegelijkertijd zien we dat
ook steungezinnen veel terugkrijgen. Zij
zien mensen opbloeien door hun bijdrage,
komen in contact met gezinnen die ze
anders nooit zouden leren kennen. Dat
verrijkt hun leven.”
Hoe zie je de toekomst?
“Ik zou willen dat veel minder kinderen
in hun eigen gezin kunnen blijven wonen,
doordat er een steungezin in de buurt
beschikbaar is op het moment dat de
emmer overloopt. Daarvoor is het nodig
dat er in alle gemeenten steungezinnen
beschikbaar komen. Maar het allermooiste
is als we over vijftien jaar helemaal niet
meer over steun- en vraaggezinnen
praten, maar dat we ons gewoon weer wat
meer bekommeren om elkaars kinderen.
Uiteindelijk willen we dat kinderen
weer opgroeien in een buurt waar ze
gezien worden en aandacht krijgen van
buurtbewoners. Ik ben daar optimistisch
over. Veel gemeenten vragen zich af of er
wel genoeg steungezinnen zijn. Er zijn er
meer dan genoeg, wij sporen ze op.”
Meer informatie
Buurtgezinnen
[email protected]
www.buurtgezinnen.nl
18
PULSE MEDIA GROUP
SAMENWERKEN IN DE DRIEHOEK
S
ociale hulpverlening – bijvoorbeeld aan mensen
met een verstandelijke handicap, ouderen met
dementie of mensen met een psychiatrische
aandoening – werkt beter als niet alleen de cliënt, maar
ook diens ouders of mantelzorgers worden betrokken.
Hoe ziet goede samenwerking eruit?
‘De cliënt staat centraal’: die visie vat de zorg van de
afgelopen twintig jaar goed samen. In eerste instantie
valt daar niet veel op af te dingen: de cliënt is immers
degene die baat moet hebben bij de zorg. Maar de valkuil
van erg inzoomen op de cliënt is dat hulpverleners zich
te veel richten op een syndroom of aandoening, en
weinig oog hebben voor de hele persoon, laat staan voor
diens omgeving.
Door de hervormingen in het zorgstelsel in 2006,
werd de rol van ouders en mantelzorgers in het
zorgproces steeds prominenter. Toen koning
Willem-Alexander in zijn troonrede van 2013 zei dat
Nederland van een verzorgingsstaat verandert in
een ‘participatiesamenleving’, kon niemand er meer
omheen: zorg vindt plaats in een driehoeksrelatie
tussen cliënt, ouders en hulpverlener.
‘Driehoekskunde’
Dat aandacht voor de ouders een ‘trend’ is, merkt
orthopedagoog Chiel Egberts goed. Hij bedacht
halverwege de jaren negentig hoe zorgverleners
optimaal kunnen samenwerken met ouders
van kinderen met een verstandelijke beperking.
Sindsdien geeft hij trainingen ‘driehoekskunde’ aan
zorgprofessionals en –organisaties. Driehoekskunde
is ook toepasbaar in de ouderenzorg, jeugdzorg en
psychiatrie.
Driehoekskunde begint volgens Egberts met de simpele
vaststelling dat cliënten in de eerste plaats kind van hun
ouders zijn en blijven. Zij vertrouwen hun kind toe aan
vreemden. De eerste vraag voor begeleiders is dus: hoe
win en behoud ik het vertrouwen van deze ouders?
Belangrijk is vervolgens dat de drie hoeken in de
driehoek een gelijkwaardige relatie hebben en een
gelijke inbreng. Als een hoek dominant is, ontstaat er
disbalans: bijvoorbeeld als de bedtijden van bewoners
worden bepaald door dienstroosters van medewerkers,
of als ouders zó mondig worden dat ze de begeleider
gaan voorschrijven wat deze moet doen. Dat laatste
maakt Egberts de laatste jaren steeds vaker mee. “Waar
ik voorheen vaker moest opkomen voor de ouders, doe
ik dat nu voor de hulpverlener. Ik pleit daarom voor een
herwaardering van professionaliteit.”
Egberts leert zijn cursisten om de loyaliteit tussen
ouders en kind als uitgangspunt te nemen en te
SAMENWERKEN IN DE ZORG
beseffen dat zij zelf ‘passanten’ zijn. De basis is
vertrouwen. “Ouders vertrouwen de hulpverlener
hun kind toe; professionals moeten laten zien dat ze
betrouwbare hulpverleners zijn door te doen wat ze
beloven en door te investeren in de relatie met ouders.”
“Sommige ouders praten over het hoofd van het kind
heen met de arts, waardoor het kind geen vragen kan
stellen. Of ze laten het kind het zelf doen, maar zien
niet of het kind het wel begrijpt. De cursus laat zien hoe
ouders hun kind het beste kunnen steunen.”
Gehechtheid
Een goede relatie tussen ouders en kind is niet alleen
belangrijk voor het kind zelf, het bevordert ook het
effect van hulptrajecten. Samenwerken in de driehoek
wordt bemoeilijkt als de ouder-kindrelatie slecht is,
stelt hoogleraar orthopedagogiek Carlo Schuengel van
de Vrije Universiteit in Amsterdam. Schuengel doet
onderzoek naar de invloed van opvoeding en zorg op de
ontwikkeling van kinderen.
‘Puberende’ cliënten
Inmiddels is Egberts bij de meeste zorginstellingen
geweest om medewerkers te trainen in driehoekskunde.
Het belang van het betrekken van de ouders is dus
wel bekend, denkt hij. Toch is het moeilijk om de
driehoekskunde ‘in het DNA van de begeleiders en van
de organisatie’ te krijgen.
Veilige gehechtheid is een belangrijk onderdeel van een
goede ouder-kindrelatie. Dat wil zeggen dat kinderen
op hun ouders kunnen terugvallen in tijden van angst
en nood, en dat kinderen volop steun ervaren van
hun ouders in hun ontwikkeling. De kwaliteit van
gehechtheid draagt mede bij aan het leren omgaan met
emoties en stress en met relaties met anderen.
“Als kinderen niet goed aan hun ouders duidelijk
kunnen maken waar ze behoefte aan hebben, of
ouders pikken deze signalen niet goed op, dan zullen
professionals meer moeten doen om de samenwerking
tot een succes te maken”, stelt Schuengel. Zijn
onderzoeksgroep heeft als uitgangspunt dat
hulpverleners die kinderen met een beperking of
aandoening willen helpen, in de eerste plaats nadenken
over hoe zij de ouders kunnen ondersteunen. “Wat heeft
het kind van de ouders nodig en wat hebben de ouders
nodig van hulpverleners om dit mogelijk te maken?
Door de ouders te helpen, help je ook het kind.”
Ouders betrekken
Uit verschillende onderzoeken blijkt dat het betrekken
van de ouders betere resultaten oplevert. Een van de
studies van de onderzoeksgroep van Schuengel ging
over een cursus voor chronisch zieke kinderen om beter
te leren omgaan met situaties als doktersbezoeken
en afwezigheid van school. Die cursus wordt normaal
gesproken alleen aangeboden aan kinderen; in het
onderzoek deden van een bepaalde groep kinderen ook
de ouders mee. Zij kregen dezelfde cursus als hun kind,
plus tips over hoe zij hun kind konden ondersteunen in
het toepassen en volhouden van de vaardigheden.
Het bleek dat de kinderen van wie de ouders ook werden
betrokken op de lange termijn minder last hadden van
angst of somberheid, dan de groep kinderen van wie de
ouders geen cursus kreeg. “Ouders gaan verschillend
om met bijvoorbeeld artsbezoeken”, legt Schuengel uit.
Vooral als het spannend wordt in een driehoek,
bijvoorbeeld als ouders veeleisend zijn of als cliënten
zich afzetten tegen hun ouders, vallen begeleiders
terug in automatismen en kiezen ze voor ‘hun’ cliënt
en tegen ouders. Egberts: “Als verstandelijk beperkte
cliënten ontdekken dat ze ook los van hun ouders iets
mogen vinden, is dat een heftig proces dat veel emoties
met zich meebrengt. Ga als hulpverlener die autonomie
niet stimuleren, maar zorg ervoor dat de relatie tussen
ouders en jou goed blijft en creëer goede voorwaarden.
Puberen moet iedereen zélf doen.”
PULSE
PULSE MEDIA
MEDIA GROUP
GROUP
IN DE ZORG
| SAMENWERKEN
MVO
SAMENWERKEN IN DE DRIEHOEK
19
INTERVIEW met Elize Middelhoven en Marja van der Maarl
‘Persoonlijke aanpak vergt samenwerking’
E
en goed leven is voor mensen met
een beperking net zo belangrijk als
voor mensen zonder beperking. Om
dit te bereiken is het belangrijk om
als zorgprofessional samen te werken
met de cliënt zelf, diens ouders of
andere belangrijke personen in diens
leven: dit noemen we ‘de driehoek’.
Bij zorginstelling Ons Tweede Thuis
wordt al zo’n tien jaar gewerkt
volgens de ‘driehoek-methode’. Arts
voor verstandelijk gehandicapten en
hoofd behandeling Elize Middelhoven
en
maatschappelijk
werker
en
driehoektrainer Marja van der Maarl
leggen uit wat dit betekent voor de
zorgprofessional.
Hoe ziet dat er praktisch uit?
Van der Maarl: “Cliënten willen
graag meedoen in de samenleving
en dat vinden we belangrijk. Zo is er
bijvoorbeeld een cliënt die graag op
vakantie wilde naar het buitenland,
maar dat nog nooit had gedaan. Dan
bespreekt de begeleider deze wensen
Waarom is samenwerken met ouders en
mantelzorgers belangrijk?
Middelhoven:
“Ieder
mens
heeft
belangrijke personen in zijn of haar
leven. Bij mensen met een verstandelijke
beperking zijn dit vaak de ouders. Ouders
kennen hun kinderen het langste en het
beste. Daarom is het belangrijk om te
ontdekken en te horen wat een cliënt
wil. Niet iedere cliënt kan dat zelf even
goed verwoorden, maar ook cliënten die
dit niet kunnen verwoorden kunnen wel
aangeven wat ze wel of niet fijn vinden.
Samen met de kennis en intuïtie van
ouders en vakkennis en professionaliteit
van de zorgprofessionals wordt getracht
vorm te geven aan de wensen van
de cliënt. Het gaat daarin altijd om
maatwerk.”
met de cliënt, maar ook met de ouders
wat zij ervan denken. Mogelijk is een reis
naar Spanje een erg grote stap, maar kun
je tot een gezamenlijke invulling komen
met de cliënt en ouders, bijvoorbeeld
deelname aan een georganiseerde reis.
Als dit lukt, groeit de cliënt enorm, daar
word je blij van!”
“We doen veel aan
medezeggenschap, om cliënten
te laten beseffen: mijn mening
telt en het is oké om het ergens
niet mee eens te zijn”
Wat vergt zo’n aanpak van de
professional?
Van der Maarl: “Wij vragen van onze
medewerkers om door de ogen van de
ouders de cliënt te zien, zich in te leven in
de cliënt of de ouder en om te vragen waar
de ander behoefte aan heeft. Kortom,
het gesprek aangaan. Dat kan soms voor
begeleiders spannend zijn, omdat je je
kwetsbaar opstelt wanneer je met je eigen
Marja van der Maarl en Elize Middelhoven
gevoelens een gesprek in stapt. Dat is niet
altijd makkelijk.”
Hoe zorgt u ervoor dat het belang van de
cliënt wordt gediend?
Middelhoven: “Wij vinden het belangrijk
dat cliënten zichzelf kunnen zijn,
zelfvertrouwen hebben en bijvoorbeeld
hun mening over de zorg durven
uit te spreken. We doen veel aan
medezeggenschap, om cliënten te laten
beseffen: mijn mening telt en het is oké
om het ergens niet mee eens te zijn. Voor
cliënten die dit niet kunnen verwoorden
vraagt het vooral goed kijken en luisteren
naar de cliënt zelf en de ouders. Er blijft
nog veel te ontwikkelen, daarom doen we
wetenschappelijk onderzoek samen met
onder meer universiteiten. Ook hierin
betrekken we cliënten en hun netwerk
zo veel mogelijk. Ons doel is niet alleen
dat onze cliënten kunnen groeien in
hun ontwikkeling, maar ook dat door
kennisontwikkeling en -uitwisseling
de groep verstandelijk gehandicapten
zichtbaarder wordt in de maatschappij.”
Meer informatie
www.onstweedethuis.nl
ADVERTORIAL
‘Kloof tussen wetenschap en praktijk wordt steeds kleiner’
W
noemen.” In deze virtuele werkplaats,
waarin Advisium samenwerkt met de
Vrije Universiteit in Amsterdam, komen
wetenschappers en mensen uit de
praktijk samen.
etenschap is in de ogen van veel
mensen een abstract begrip. Een
ver-van-mijn-bedshow,
bedacht
en
uitgevoerd door universiteiten. De brug
naar de praktijk, waar wetenschap echt
van toegevoegde waarde kan zijn, is vaak
lang en instabiel. Bij expertisecentrum
Advisium, onderdeel van ‘s Heeren
Loo, heeft het toepasbaar maken van
wetenschap de hoogste prioriteit. “Het
onderzoek dat we doen moet primair
bijdragen aan de kwaliteit van leven van
mensen met een beperking. De rest is
bijvangst.”
Van idee naar onderzoek
Als programmamanager wetenschappelijk onderzoek is Bas Bijl intensief
betrokken bij al het onderzoek van het
expertisecentrum. “Veel ideeën voor
onderzoek vinden hun oorsprong in de
dagelijkse praktijk. Een mooi voorbeeld
is slaapproblematiek. In de polikliniek
constateerde men dat veel mensen
met een beperking daarmee kampen.
Vervolgens gaan we onderzoeken hoe dat
komt en wat we daaraan kunnen doen.”
Naast deze ‘bottom-up-route’ komt het
ook voor dat de ‘top’ van de organisatie
een belangrijk onderwerp signaleert om
te onderzoeken: “Bij deze ‘top-down–
route’ is het de kunst om in een zo vroeg
mogelijk stadium mensen uit de praktijk
erbij te betrekken.”
Bruikbaarheid bewaakt
Bas vertelt vol enthousiasme hoe dat
Verbinding zoeken
“Wetenschap en praktijk zijn twee
verschillende werelden, beide met eigen
belangen. Toepasbaar onderzoek staat
of valt met een solide brug tussen deze
werelden. Zonder is het risico groot dat
je onderzoek in theorie helemaal klopt,
maar in de praktijk gewoon niet werkt.
En dat kun je voorkomen door vanaf het
begin kennis en kunde te combineren.”
Bas erkent dat dit in het verleden te
weinig is gebeurd maar is verheugd dat
de verbinding nu steeds vaker gezocht
wordt: “Samenwerken verhoogt de kans
op onderzoek dat toepasbaar is. En daar
gaat het om.”
Bas Bijl
geborgd is bij het onderzoek van Baukje
Schippers. “Baukje doet onderzoek naar
de afbouw van vrijheidsbeperkingen.
Een onderwerp dat momenteel veel
aandacht krijgt. Omdat Baukje jaren
in de klinische praktijk heeft gewerkt,
kan zij als geen ander de praktische
bruikbaarheid van het onderzoek
bewaken, en bijsturen waar nodig. Deze
ervaring is van grote toegevoegde waarde
in wat wij de academische werkplaats
Familie meenemen
Als we spreken over samenwerking,
dan mogen we de mensen waarvoor we
het doen én hun familie niet vergeten.
“Goed informeren is van essentieel
belang. Niet in de laatste plaats omdat er
toestemming nodig is om het onderzoek
uit te voeren. Baukje heeft veel tijd
geïnvesteerd in het ‘meenemen’ van
de familie in het onderzoek. Tegen
de verwachting in, was namelijk
niet ieders reactie op de afbouw van
vrijheidsbeperkingen positief. Er was
veel terughoudendheid. Meer vrij-heid
betekent verandering en dat geeft
onzekerheid.” Inmiddels zijn alle data
verzameld en kunnen er conclusies
getrokken worden.
Hamvraag
Gaan we het onderzoek terugzien in de
praktijk? Baukje is druk bezig al haar
bevindingen op papier te zetten, en heeft
al gesproken op meerdere congressen.
Daarnaast is ze samen met Bas bezig
verbinding te zoeken met belangrijke
stakeholders in de zorg. Bas: “We
hebben contact met branchevereniging
VGN (Vereniging Gehandicaptenzorg
Nederland) en het ministerie van
Volksgezondheid. Beide partijen hebben
oren naar de resultaten van dit concrete
onderzoek. Vrijheidsbeperkingen worden
sectorbreed toegepast en we hopen dat
de resultaten straks overal in de praktijk
gebruikt worden. Niet alleen bij cliënten
van ’s Heeren Loo.”
Meer informatie
Wilt u meer weten? Neem dan contact met
ons op.
T: 0800 - 3 555 555
E: [email protected].
www.sheerenloo.nl
www.advisium.nl
adver torial
De zorg onderneemt
aantoonbaar socialer
met de PSO
Steeds meer organisaties in de zorg ondernemen aantoonbaar
Nieuwste wetenschappelijke inzichten
socialer. De mate van sociaal ondernemen wordt objectief zichtbaar
Iedereen kent wel een of meerdere personen met een afstand tot de arbeidsmarkt,
via de Prestatieladder Socialer Ondernemen (PSO) van TNO, dat
bijvoorbeeld iemand die voor langere tijd in de WW zit of iemand uit de Participatie
is uitgegroeid tot het landelijke meetinstrument én keurmerk
Wet, maar ook jongeren die moeizaam aan de slag komen zoals VSO pro of personen
voor sociaal ondernemen. De PSO erkent organisaties die op een
die een BBL of BOL opleiding volgen. Een steuntje in de rug is dan een goede zaak en
duurzame en kwalitatief goede wijze werkgelegenheid bieden aan
biedt betere kansen op (duurzaam) werk en ontwikkelingsmogelijkheden.
mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.
De PSO draagt daaraan bij en wordt continu in samenwerking met de markt volgens
de nieuwste wetenschappelijke inzichten doorontwikkeld. De PSO toetst objectief in
Steeds meer gemeenten in Nederland accepteren de PSO bij de invulling van een
welke mate organisaties meer dan gemiddeld sociaal ondernemen tov organisaties
Social Return verplichting, waardoor tijd vrijkomt voor de zorg van een medewerker
in dezelfde grootteklasse en kent vier treden: Aspirant-status, Trede 1, 2 en 3.
en een structurele investering in hem of haar wordt beloond. De PSO wordt de laatste
Een organisatie in het bezit van een Trede status onderneemt meer dan gemiddeld
jaren vaker aangevraagd door het reguliere bedrijfsleven omdat organisaties op de
sociaal, maar dient wel actief te blijven met sociaal ondernemen om te groeien op de
PSO-ladder kunnen groeien, wanneer zij zelf inkopen bij andere PSO-gecertificeerde
PSO-ladder of die Trede te behouden. Op www.pso-nederland.nl kunt u zelf meten
organisaties. Op deze wijze ontstaat een ketenwerking van organisaties die
waar uw organisatie staat op het gebied van socialer ondernemen.
op een duurzame wijze aan de slag gaan met sociaal ondernemen. Een mooi
voorbeeld is de onlangs gesloten groene megadeal tussen 240 zorgorganisaties
Ont wikkeld door:
en energieleverancier Eneco, dat zich voor de PSO gaat certificeren om aan de
verplichting van Social Return te voldoen.
De PSO in een schema
Resultaten
(per groot teklasse)
Kwalitatieve aspecten
Trede 3
> norm Trede 3
Indirect
Passend werk
Integratie
Functioneren en
ontwikkelen
Begeleiding
Passend werk
Integratie
Functioneren en
ontwikkelen
Begeleiding
Passend werk
Integratie
Functioneren en
ontwikkelen
Begeleiding
Direct
Trede 2
> norm Trede 2
Indirect
Direct
Trede 1
> norm Trede 1
Indirect
Direct
Aspirant-status
Inzicht
Indirect
Plan van aanpak
Direct
Doelstelling
Meer informatie
Heef t u interesse in PSO-erkenning of wilt u weten
hoe dit instrument in uw gemeente kan worden
ingezet?
Ga naar www.pso-nederland.nl
of bel 055 36 89 899
Creëren
draagvlak
Postadres:
Postbus 4155
7320 AD Apeldoorn
Aanpassen
werving & selectie
Bezoekadres:
Boogschutterstraat 52
7324 BA Apeldoorn
Functies
beschikbaar
W pso-nederland.nl
E [email protected]
T 055 36 89 899
Download