COMMERCIËLE BIJLAGE Deze valt niet onder de verantwoordelijkheid van de redactie van de Volkskrant mijngezondheidsgids.nl januari 2017 Cardiozorg: door de keten heen met elkaar samenwerken Emancipatie ggz-patiënt door e-health Meer werk voor kwetsbare doelgroepen Goede zorg verbetert de kwaliteit van leven Een betrokken netwerk steunt elkaar in de buurt Pagina 3 Pagina 7 Pagina 11 Pagina 14 Pagina 17 2 PULSE MEDIA GROUP SAMENWERKEN IN DE ZORG INHOUDSOPGAVE COLUMN Auteur: Edith Schippers Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Medische samenwerking Het klinkt zo logisch en gemakkelijk: ‘We moeten 3 Samenwerking eerste en tweede lijn bij cardiozorg 3 Optimale zorg hartpatiënten meer samenwerken!’ Toch is samenwerken in de praktijk vaak lastig, ook in de gezondheidszorg. Je moet elkaar weten te vinden, elkaar vertrouwen, verantwoordelijkheden durven delen. Maar ook: verantwoordelijkheden durven loslaten. ICT en zorg In de gezondheidszorg is samenwerking cruciaal. 5 Huisartsen wegwijs maken in e-mental health 5 E-mental health ontlast behandelaar en cliënt 7 Zelfmanagement ggz-patiënt met apps en games 8 Acceptatie bepalend voor succes e-health 8 Veiligheid en vrijheid door personenalarmering We worden ouder en er zijn ook méér ouderen. Veel ziektes waar mensen vroeger aan doodgingen, zijn nu goed te behandelen – het zijn ‘chronische ziektes’ geworden. Geweldige ontwikkelingen, met grote impact op onze samenleving en op de gezondheidszorg. Want wie lang zelfstandig wil en kan blijven wonen, wie chronisch ziek is maar gewoon wil meedoen, is niet gebaat bij nog meer ziekenhuisbezoekjes of losse stukjes zorg. Stel, je hebt diabetes, een baan en bent daarnaast vrijwilliger bij je sportclub. Dan heb je geen tijd om je leven aan te passen op de zorg en om steeds naar het ziekenhuis te moeten. Dan is het belangrijk dat de zorg zich aan jou aanpast. Dat met een app je bloedwaarden automatisch naar de arts worden gestuurd, dat de optometrist om de hoek je ogen controleert, terwijl de oogspecialist in het ziekenhuis mee kan kijken, en dat de diabetesverpleegkundige via beeldbellen contact met je heeft wanneer het jou uitkomt. Dat je via een persoonlijke gezondheidsomgeving online je eigen medische gegevens overzichtelijk bij elkaar hebt en kunt delen met zorgverleners als je dat wilt. En dat je alleen naar het ziekenhuis hoeft als het echt nodig is. Het kan allemaal en in de praktijk gebeurt het al her en der. Maar het kan meer en beter. En daarvoor is samenwerking nodig. Tussen zorgprofessionals onderling, met mantelzorgers en met de patiënt. Ik ben trots op de pioniers die elkaar opzoeken, die nieuwe technologische mogelijkheden benutten en zo samen de zorg aanpassen aan de wensen van mensen, zo dichtbij als het kan en het liefst thuis. Zij vertrouwen elkaar, durven Werk en zorg 9 Groot probleem: psychische problemen op het werk 9 Psychische aandoeningen snel aanpakken helpt 10 Werk: een zorg minder 10 Sociaal ondernemen: het kan 11 Iedereen moet kunnen deelnemen aan de maatschappij 12 Zelfvertrouwen essentieel voor werkzoekenden 13 Investeren in arbeidsre-integratie Menslievende zorg 14 De ander centraal stellen in alles wat je doet 14 Uitgaan van het unieke van ieder mens 15 Samen zoeken naar passende oplossingen 15 Liefdevolle en onvoorwaardelijke zorg 17 Het vinden van steun in de buurt verantwoordelijkheden te delen. En ja, als het moet ook los te laten. Zo verbeteren zij de zorg voor mensen en helpen ze tegelijkertijd om de zorg betaalbaar te houden. Dat is niet alleen belangrijk voor patiënten, maar voor ons allemaal. Samenwerken in de driehoek 18 ‘Door ouders te helpen, help je ook het kind’ 19 ‘Persoonlijke aanpak vergt samenwerking’ SPONSOR Colofon Deze onafhankelijke publicatie van Pulse Media Group verschijnt op 17 januari bij de Volkskrant en op 4 februari in een oplage van 30.000 stuks bij Arts & Auto. De bijlage valt niet onder de verantwoordelijkheid van de Volkskrant. Sales: Fleur Otten (Media adviseur) Annemijn van der Veer (Sales manager) Maarten le Fevre (Commercieel directeur) Redactie: Marianne Rijke (Hoofdredacteur), Ruby Sanders, Louise Hartveld, Cor Dol, Petra Lageman, Karin van Leeuwen, Greetje Hingstman, Els Wiegant en Dewi Gigengack Vormgeving: Gydo Veeke, Foto's Bigstockphoto.com en unsplash.com Directeur-uitgever: Paul van Vuuren, Drukker: Janssen/Pers Rotatiedruk, Gennep De inhoud van de commerciële bijdragen zoals profielen, expertinterviews, expertbijdragen en advertorials beschrijven de meningen en standpunten van de geïnterviewden. De redactie van PMG tracht alle fouten te voorkomen, maar de redactie kan niet instaan voor eventuele fouten of onvolkomenheden in deze bijdragen. PMG aanvaardt hierdoor geen aansprakelijkheid. Pulse Media Group B.V. www.pulsemedia-group.com [email protected] PULSE MEDIA GROUP SAMENWERKEN IN DE ZORG S teeds vaker nemen huisartsen op het gebied van de cardiovasculaire zorg taken over van cardiologen. Het is van groot belang dat goede afspraken worden gemaakt tussen de eerste en tweede lijn op het gebied van overdracht, patiëntenzorg en wederzijdse communicatie. Als die afspraken goed tot stand komen, kan een verbetering in de zorg voor hartpatiënten ontstaan. Daarnaast draagt het verminderen van consulten bij de specialist bij aan het beheersen en verminderen van de zorgkosten. Al eerder hebben huisartsenpraktijken het ‘cardiovasculair risicomanagement’ overgenomen van de tweede lijn. Hierdoor kunnen hartpatiënten voortaan bij hun huisarts terecht voor de periodieke controles. Sinds kort is ook de richtlijn voor het voorschrijven van NOAC’s (antistollingsmiddelen) aangepast en kunnen huisartsen deze middelen zelf voorschrijven. Opnieuw is dit een verbetering van de zorg voor hartpatiënten. De zorg wordt dichtbij huis geboden, in de huisartspraktijk als het kan, en iets verder weg, in het ziekenhuis, als dat moet. Het vereist extra kennis van de huisarts en een andere aanpak van de cardioloog. Die zal, als patiënten eenmaal stabiel zijn, hen niet langer zelf onder behandeling houden maar terugverwijzen naar de huisarts. MEDISCHE SAMENWERKING Cardiologen in dienst van huisartspraktijken In Amsterdam hebben honderdtachtig huisartsen die binnen de ROHA (Regionale Organisatie Huisartsen Amsterdam) samenwerken, medisch inhoudelijke transmurale samenwerkingsafspraken gemaakt met de cardiologen om de kwaliteit van de zorg te kunnen garanderen. Ook werken drie cardiologen een aantal uur per week voor de ROHA. Zij zijn beschikbaar voor e-consultatie, beantwoorden inhoudelijke vragen, verzorgen scholingen op maat en komen indien gewenst langs bij praktijken om dieper in te gaan op vragen op CVRM-gebied. Contactmogelijkheden en regionale afspraken Veel huisartsen hebben al bijscholingen gevolgd op het gebied van cardiovasculaire zorg en zijn prima in staat diagnoses te stellen als het gaat om boezemfibrilleren, angina pectoris en andere cardiovasculaire aandoeningen, stelt Nancy Colman, cardioloog en verbonden aan de ROHA. Toch is het belangrijk dat er directe contactmogelijkheden zijn met cardiologen. “Hoog-complexe cardiovasculaire patiëntenzorg vergt veel kennis op het gebied van bijvoorbeeld hartmedicatie. Die kennis zit nu nog vooral bij cardiologen.” 3 Landelijke richtlijnen zijn prima, maar om de zorg voor hartpatiënten goed te organiseren, zijn regionale afspraken nodig. “Je moet steeds meer de grenzen tussen de eerste en tweede lijn loslaten en door de keten heen met elkaar samenwerken”, stelt Mascha Bevers, huisarts en medisch directeur van de ROHA. “Het doel is een gezamenlijke taakverantwoordelijkheid voor de patiënt waarbij zorg in principe in de eerste lijn wordt geboden en de specialist alleen in beeld komt als het echt nodig is.” Voorlichting en gedragsverandering Het is belangrijk dat patiënten goed geïnformeerd worden over het feit dat specialistische zorg steeds vaker dichtbij huis wordt geboden. Cardiologen moeten eraan wennen dat hun patiënten na de acute fase weer teruggaan naar de huisarts. En huisartsen moeten zich realiseren dat van hen wordt verwacht dat zij voor hartpatiënten meer specialistische zorg leveren. Voorlichting, overleg, kennisoverdracht en samenwerking zullen uiteindelijk resulteren in een gedragsverandering bij alle partijen. In Amsterdam zijn de resultaten positief. “Wij werken efficiënter en leveren betere zorg”, melden Bevers en Colman. INTERVIEW met Robert Riezebos Optimale zorg hartpatiënten D de huisarts, maar het onderzoek naar de achterliggende oorzaak daarvan moet worden uitgevoerd door de cardioloog.” e afgelopen jaren werken huisartsen en specialisten steeds nauwer samen om de zorg voor hartpatiënten te verbeteren. “De zorg wordt niet langer rondom de dokter maar rondom de patiënt georganiseerd”, vertelt dr. Robert Riezebos, cardioloog bij het OLVG in Amsterdam. “Dankzij die samenwerking kan de patiënt steeds vaker terecht bij de huisarts voor het stellen van de diagnose, het bespreken van een behandelplan, het voorschrijven van medicijnen en de controle-afspraken.” Beschikt de huisarts over voldoende kennis om hartpatiënten te begeleiden? “Absoluut. De diagnostiek voor mensen met hartklachten is enorm verbeterd. Ook maken huisartsen en specialisten hele goede afspraken over wie in welk geval de behandeling kan verzorgen. De afgelopen jaren hebben huisartsen al een aantal taken overgenomen als het gaat om cardiovasculair risicomanagement. De zorg is vastgelegd in landelijke richtlijnen waarin heel duidelijk wordt aangegeven wie welke verantwoordelijkheid heeft en wanneer een specialist moet worden geraadpleegd.” Moet de patiënt dan alsnog naar de specialist? “Niet altijd. Ziekenhuizen kunnen bijvoorbeeld zorgen dat er op werkdagen altijd een cardioloog stand-by is voor advies. Met behulp van teleconsulting is het mogelijk om onderzoeksresultaten Robert Riezebos te versturen en te bespreken. De specialist kan dan via een webapplicatie op afstand een patiënt beoordelen. Op die manier kunnen de huisarts en de specialist overleggen over de te volgen behandelstrategie. Vaak kunnen patiënten bij hun huisarts onder behandeling blijven. Maar als het nodig is, kan op korte termijn een afspraak worden gemaakt bij de cardioloog. De diagnose boezemfibrilleren kan bijvoorbeeld prima worden gesteld door Hoe verloopt die samenwerking tussen huisarts en cardioloog? “Voor cardiovasculaire aandoeningen zijn er de Landelijke Transmurale Afspraken. Op basis daarvan hebben in de regio Amsterdam huisartsen en specialisten met elkaar overlegd hoe de beste zorg kan worden geboden. Die afspraken zijn vastgelegd in de ‘Handreiking Amsterdamse Transmurale Afspraken Cardiovasculaire Aandoeningen’. Die handreiking geeft aanbevelingen voor huisartsen en specialisten. Er zijn bijvoorbeeld afspraken gemaakt over informatieoverdracht van de huisarts naar de specialist en andersom. Ook de redenen voor een huisarts om naar de specialist te verwijzen zijn duidelijk beschreven, evenals wanneer de patiënt juist weer terug kan naar de huisarts. Tenslotte worden alle van toepassing zijnde regionale contactgegevens vermeld. De samenwerking en het gezamenlijk afstemmen van zorg in regionale protocollen vormen naar mijn mening een verbetering van de zorg voor hartpatiënten.” Kunnen huisartsen antistollingsmiddelen voorschrijven? “Jazeker, huisartsen mogen naast de beproefde vitamine K-antagonisten sinds kort ook de nieuwe generatie antistollingsmiddelen, de zogenaamde NOAC’s, voorschrijven. Hierbij is eveneens goede regionale afstemming van belang. Bij de keuze voor een bepaald medicament gaat het echt om shared decision making waarbij de huisarts de “De patiënt krijgt, dankzij de keuze voor een behandeling op maat, steeds meer de regie over zijn/haar eigen leven” voor- en nadelen van de verschillende behandelmogelijkheden bespreekt met de patiënt. Daarna kiezen de arts en de patiënt samen voor de voor hem/ haar meest geschikte behandeling. Vanzelfsprekend is het belangrijk om hierbij ook rekening te houden met de gewenste levensstijl van de patiënt. De patiënt krijgt, dankzij de keuze voor een behandeling op maat, steeds meer de regie over zijn/haar eigen leven.” L.NL.MKT.GM.12.2016.0823. Meer informatie Onze Lieve Vrouwe Gasthuis Oosterpark 9 1091 AC Amsterdam 020 510 89 11 [email protected] www.olvg.nl 4 MEDISCHE SAMENWERKING PULSE MEDIA GROUP SAMENWERKEN IN DE ZORG ADVERTORIAL Hand- & polszorg: alles onder één dak! J e handen: je maakt er het eerste contact mee, je raakt ermee aan en je voert er een groot deel van je dagelijkse bezigheden mee uit. Een probleem hebben aan hand, pols of arm kan dan ook een grotere impact hebben op iemands leven dan men in eerste instantie zou vermoeden. Bij Handtherapie Nederland weten ze als geen ander hoe belangrijk het is deze problemen multidisciplinair, tijdig en specifiek aan te pakken. Op 14 plekken in Nederland behandelen ze inmiddels succesvol vele patiënten met uiteenlopende diagnosen. En dat niet alleen: vanuit hun expertise scholen ze ook professionals in de eerste lijn. Het lijkt een missie van gedreven professionals: optimale behandeling van en zorg voor mensen met hand-, pols- en armklachten. Van eenvoudig tot uitermate complex Handtherapie Nederland is ooit ontstaan omdat er vooral in de eerstelijnszorg een ‘gat’ bleek te bestaan wat betreft een optimale behandeling van mensen met hand, pols- en armklachten. Inmiddels is de organisatie uitgegroeid tot een keten van handencentra door heel Nederland. In elk van deze centra is een compleet zorgaanbod voorhanden onder één dak, mogelijk gemaakt door de samenwerkende professionals die zich richten op verschillende aspecten van de problematiek. De zorgzwaarte van de patiënten die er binnen komen, is uiteenlopend: van eenvoudige tot uitermate complexe hand-, pols- en armklachten. “Dat kan iemand zijn met een kneuzing van de vinger, een breuk aan de pols, overbelastingsklachten of peesontstekingen, tot iemand bij wie een deel van de hand is afgezaagd en er terug is aangezet”, aldus Rob van Huis, directeur van Handtherapie Nederland. Voorkomen dat het chronisch wordt Eenieder die bij een van de handencentra binnenkomt, krijgt dan ook een individuele benadering en een persoonlijk behandelplan. ‘Juiste patiënt, juiste plaats’, is het motto van de behandelteams. Wat zoveel betekent als: precies die zorg en behandeling bieden die iemand nodig heeft en daarvan alles in huis hebben. Maar ook: niet meer doen dan noodzakelijk is. De “Het mooie van de revalidatie is dat we op verschillende niveaus kijken naar ieder die bij ons aanklopt” zorgvraag van de patiënt is leidend in de keuze voor de behandelvorm: van intensieve multidisciplinaire revalidatie tot behandeling door bijvoorbeeld alleen een fysiotherapeut. Door deze manier van werken kan snel en doelmatig worden gehandeld, wat in dit vakgebied cruciaal kan zijn, vertelt revalidatiearts dr. Marjon van Eijsden-Besseling. “Handletsel moet heel specifiek worden behandeld. Bij bepaalde klachten is het voor een optimale behandeling belangrijk dat mensen snel worden doorverwezen en behandeld. Als iets echt complex is dan moet je zo snel mogelijk ingrijpen om te voorkomen dat het een blijvende functionele beperking wordt.” Handchirurg, revalidatiearts en handtherapeut bepalen gezamenlijk het behandelbeleid Participatie & kwaliteit van leven De eerste en centrale vraag aan elke patiënt is: ‘wat wilt u weer kunnen?’. Het antwoord vormt – samen met de diagnose en de beperkingen op verschillende vlakken – het uitgangspunt van het multidisciplinaire behandelplan. “Participatie en kwaliteit van leven staan bij ons bovenaan”, verzekert Van Huis. “We doen meer dan alleen de behandeling van de fysieke klachten, we kijken naar de mens in zijn of haar volledige context.” Dat is ook precies waarom de op de ‘muisarm’ gepromoveerde revalidatiearts Van Eijsden – net als haar collega’s – zo van haar vak houdt: “Het mooie van de revalidatie is dat we op verschillende niveaus kijken naar ieder die bij ons aanklopt.” Om te beginnen wordt op het medische vlak nauwkeurig vastgesteld wat er precies aan de hand is. Daarnaast komt aan bod in hoeverre de klachten iemand beperken in de dagelijkse bezigheden zoals tandenpoetsen, aankleden en toiletgang. Maar ook: welke invloed heeft het op het maatschappelijk functioneren? Kan iemand nog werken en de eigen vrije tijd invullen zoals hij of zij dat graag wil? Tot slot zijn er de psychische gevolgen die aandacht verdienen. “Mensen met overbelastingsklachten zijn vaak perfectionistisch ingestelde harde werkers, die een angst ontwikkelen om te bewegen wanneer de pijnklachten maar niet overgaan. Dan kan een cognitief gedragsmatige aanpak uitkomst bieden. Bij wie juist als gevolg van een ongeluk complex handletsel is ontstaan, kan zich herbeleving van de gebeurtenis voordoen. Dan is het belangrijk dat er een psycholoog in beeld is”, weet Van Eijsden. Deze multidisciplinaire aanpak is mogelijk door de intensieve samenwerking tussen de therapeuten van Handtherapie Nederland, de revalidatieprofessionals van Reva Clinic en de hand- en polschirurgen van Xpert Clinic. Zo houden de chirurgen spreekuur op alle vestigingen – wanneer dat nodig is, kan dus ook een operatieve oplossing snel worden geboden. Landelijk naar een hoger plan Behalve de behandeling en begeleiding van patiënten, zet Handtherapie Nederland zich volop in om meer “De uitdaging is dat we in Nederland nadenken over wat de meest doelmatige zorg is” aandacht te krijgen voor hand-, polsen armklachten en de aanpak daarvan naar een hoger plan te tillen. Zo werken medewerkers mee aan wetenschappelijk onderzoek en is er een onderwijstak die scholingen door heel Nederland verzorgt voor onder andere huisartsen, fysiotherapeuten en ergotherapeuten. Ook daarin bestaat de nauwe samenwerking met Xpert Clinic: een handchirurg en handtherapeut staan samen voor de groep. “De uitdaging is dat we in Nederland nadenken over wat de meest doelmatige zorg is. Wanneer wij eerstelijnsprofessionals scholen om bepaalde problemen zelf te ondervangen zonder door te verwijzen naar een medisch specialist, dan ben je bezig met het verbeteren van zorg in Nederland”, stelt Van Huis. Resultaat & veilig voelen De behandelingen en revalidatietrajecten die vanuit de 14 handcentra worden ingezet hebben bewezen effect, zo blijkt uit de cijfers. Die cijfers bieden nieuwe patiënten een richtlijn voor hun eigen traject en de keuzes die ze daarin maken, maar meer nog zien ze bij Handtherapie Nederland dat de mensen zich veilig voelen op een plek ‘waar ze niets anders doen dan dit’. Die bundeling van expertise is belangrijk, mede gezien de impact die de klachten kunnen hebben. Het niet meer goed kunnen gebruiken van je hand beïnvloedt je maatschappelijke participatie en daarmee het zelfvertrouwen. Een probleem aan de hand gaat veel verder dan een probleem aan bijvoorbeeld de knie. De revalidatiearts heeft tal van voorbeelden van mensen die ze samen met haar collega’s heeft behandeld: “Beeldschermwerkers, musici, mensen die echt niet meer vooruit konden vanwege hun klachten en/of functionele beperkingen. Voor hen is de wereld weer een stukje opengegaan. Het komt eigenlijk wekelijks voor dat onze patiënten zeggen: ‘was ik hier maar eerder gekomen…’.” Onderscheidend in revalidatiezorg Meer informatie Handtherapie Nederland, Reva Clinic en Xpert Clinic werken samen binnen 14 specialistische handencentra voor de beoordeling en behandeling van hand, pols en arm. Kijkt u voor meer informatie op www.handtherapie.nl, www.revaclinic.nl en www.xpertclinic.nl. PULSE PULSE MEDIA MEDIA GROUP GROUP | SAMENWERKEN IN DE ZORG MVO A pps die de psychische gezondheid verbeteren en online zelfhulpprogramma’s over bijvoorbeeld angstklachten of alcoholproblemen zijn voorbeelden van e-mental health. Sinds twee jaar vergoeden zorgverzekeraars de kosten voor de inkoop van e-mental healthprogramma’s door huisartsenpraktijken. De Praktijkondersteuner Huisarts Geestelijke Gezondheidszorg (POH-GGZ) kan deze inzetten als deel van de behandeling. De patiënt gaat dan online met een programma aan de slag en heeft regelmatig face-toface gesprekken met de POH-GGZ. Dit samen wordt blended care genoemd. Het is relatief nieuw dat de huisarts meer mogelijkheden heeft om zelf milde psychische klachten te behandelen. Van de huisartsen heeft 95 procent een praktijkondersteuner ggz in dienst. Door de opkomst van e-mental health kunnen mensen met lichte psychische klachten zelf online aan de slag. Zo biedt e-mental health kansen om de zorg betaalbaar te houden. “Door mensen thuis een deel online te laten doen, zoals stemmingsdagboeken bijhouden en oefenen met opdrachten, wordt er tijdswinst geboekt en kan er in de gesprekken stil worden gestaan bij andere zaken”, zegt Jaap Roorda, e-health specialist bij het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG). Toolkit Huisartsen en praktijkondersteuners willen graag blended ICT EN ZORG care bieden, maar dit gaat niet vanzelf. Welke programma’s zijn er, voor wie zijn ze geschikt en op welke therapieën zijn ze gebaseerd? Zijn ze onderzocht, en hoe zorgen we ervoor dat ze goed geïmplementeerd worden? Dat zijn vragen die veel huisartsen hebben. Het Trimbos-instituut en het NHG hebben om die reden samen met de Landelijke Vereniging Praktijkondersteuners de website ‘E-mental health in de huisartsenpraktijk’ (huisarts-emh.nl) ontwikkeld. Op deze website is een toolkit te vinden die huisartsen wegwijs maakt in het aanbod van e-mental healthprogramma’s. Volgens de e-health monitor 2016 heeft 92 procent van de POH’s-GGZ een vorm van e-mental health ingezet en vindt meer dan tweederde dat dit een meerwaarde kan hebben voor bepaalde patiënten. Toch is het bij consumenten en ook bij huisartsen nog onbekend hoe ze e-mental health effectief kunnen toepassen. Volgens Odile Smeets, projectmanager e-health van het Trimbos-instituut, heeft dat te maken met marketing en de versnippering van de zorg. “Als we flink wat geld zouden hebben om dit goed in de markt te zetten, zouden we veel meer mensen kunnen helpen.” Er zijn online al veel mooie programma’s te vinden, bijvoorbeeld op de website van Mentaal Vitaal. Ook zou het helpen om te investeren in implementatiebegeleiding van huisartsenpraktijken, stellen zowel Smeets als Roorda. 5 Een belemmerende factor is dat de techniek van e-mental healthprogramma’s niet goed op het Huisartsen Informatie Systeem (HIS) aansluit. Volgens Roorda wordt er nu gewerkt aan het koppelen van e-mental healthprogramma’s en de informatiesystemen voor huisartsen. Huisartsen zullen steeds meer online actief worden. Consumenten verwachten dat de huisarts digitaal goed bereikbaar is. De website ‘Thuisarts.nl’ ontlast de huisarts al flink en geeft antwoord op veel voorkomende vragen over alle ziektebeelden en ook psychische klachten. “Huisartsen en patiënten zijn blij met deze site omdat er goed onderbouwde informatie is te vinden”, weet Roorda. Naast mogelijke tijdwinst voor huisartsen en POH’s zijn er meer voordelen van e-mental health. “Het is laagdrempelig en je kunt de programma’s in je eigen tijd volgen. Bovendien kunnen we veel meer mensen bereiken. Een smartphone heeft bijna iedereen. Dat het aanbod nog niet bekend is, blijft een aandachtspunt”, zegt Smeets. Een ander aandachtspunt is hoe je programma’s voor iedereen begrijpelijk kunt maken, en aantrekkelijk genoeg, zodat mensen het hele programma afmaken. INTERVIEW met Vera Kempen, Frank Verhoef en Frank Koster E-mental health ontlast behandelaar en cliënt I Zijn de e-health programma’s voor iedereen bereikbaar? Verhoef: “Nee, de meeste worden aangeboden via een huisarts of behandelaar. De module Minderdrinken.nl wordt gesubsidieerd door het ministerie van Volksgezondheid en is wel vrij beschikbaar. Gebleken is dat mensen die overmatig drinken veel baat hebben bij deze module, zelfs als ze de module niet afmaken.” n de huidige maatschappij regelen we steeds meer online. Ook zorg is inmiddels via internet verkrijgbaar. Zo worden e-mental health programma’s steeds vaker ingezet bij mensen met depressieveen angstklachten en bij mensen met een problematisch alcoholgebruik. Vera Kempen, psycholoog bij Mentaal Beter heeft daarmee goede ervaringen. Directeur Frank Verhoef en psycholoog Frank Koster van New Health Collective, ontwikkelen deze programma’s in samenwerking met verschillende partners. Hoe wordt e-mental health ingezet? Kempen: “Wij zetten e-mental health vooral ondersteunend in. Bij lichtere problematiek kunnen cliënten een zelfhulpprogramma volgen en bijvoorbeeld één keer in de maand voor een face to face-behandeling langskomen. Handig vind ik bijvoorbeeld het dagboekje waarin allerlei gegevens, zoals bijvoorbeeld de stemming gedurende een periode, kunnen worden genoteerd. De behandelaar hoeft dan in een gesprek daar niet naar te vragen en het op te schrijven, maar kan in een oogopslag zien hoe het zijn cliënt is vergaan die tijd.” Wat is het voordeel van e-mental health? Verhoef: “Het is kostenbesparend en dat is belangrijk omdat de geestelijke gezondheidszorg onder druk staat. Mensen moeten langer wachten voordat ze worden geholpen. Ook ontlast e-mental health de behandelaar. Doordat de patiënt zelf een aantal zaken bijhoudt, is er tijdens een face to face-gesprek meer tijd om op diepere zaken in te gaan. Tenslotte is het voor de patiënt fijn dat hij 24/7 gebruik kan maken van het programma.” Is e-mental health voor iedereen geschikt? Kempen: “In principe is het voor iedereen geschikt. Het is uiteraard belangrijk dat je toegang hebt tot internet. En er wordt wel een grote mate van zelfstandigheid verwacht en daar moeten mensen soms een beetje aan wennen. Is de problematiek ernstiger, dan bieden we daarnaast blended care en kijken in de behandelsessies naar de grotere problematiek.” Koster: “Blended care blijft belangrijk. De face-to-face gesprekken in combinatie met zelfhulpprogramma’s werken goed. Hoewel sommige modules kunnen worden gevolgd zonder begeleiding van een coach of behandelaar, geniet dit niet onze voorkeur. Gebleken is dat mensen dan sneller afhaken en de module niet afmaken. Een behandelaar kan de cliënt motiveren, is een stok achter de deur.” Wat voor nieuwe mogelijkheden zie je met e-health? Kempen: “In onze Hoofddorpse vestiging heeft een aantal mensen al kennisgemaakt met de virtual reality-bril. Vooral bij mensen met angstklachten is het een goed middel. Iemand wordt, middels een filmpje, blootgesteld aan iets waar hij heel bang voor is. Wij hopen door die blootstelling dat ze beter met hun angst kunnen omgaan. Vaak is de angst voor iets erger dan dat er daadwerkelijk gebeurt.” Verhoef: “Naast virtual reality onderzoeken we hoe we kunstmatige intelligentie kunnen inzetten bij de e-health programma’s. We kijken of we met name het motiverende deel van het programma voor een stuk automatisch kunnen ondersteunen.” Meer informatie www.mentaalbeter.nl/e-health www.newhealthcollective.nl 6 PULSE MEDIA GROUP ICT EN ZORG SAMENWERKEN IN DE ZORG ADVERTORIAL Met gebundelde krachten bereik je meer Dat sluit aan bij brede maatschappelijke ontwikkelingen, 90 procent van de bevolking maakt gebruik van alle digitale mogelijkheden. Ruim een kwart van de Nederlanders krijgt te maken met psychische problemen; waarom zou dat niet digitaal aangepakt kunnen worden?” Marie-Louise Vossen B ij ggz-patiënten kan eigen regie over het behandelproces bijdragen aan het welzijn. Zelfregie kan bevorderd worden door e-health, maar het ontwikkelen van e-healthapplicaties is niet gemakkelijk en bovendien een kostbare investering. Coöperatie Mental Wealth zoekt samenwerking tussen ggz-instellingen, app-ontwikkelaars en e-healthleveranciers. Het ontwikkelen van applicaties gebeurt samen met cliënten en ervaringsdeskundigen, vertelt Marie-Louise Vossen, bestuursvoorzitter van CMW. Zo waren Birgit Jaarsma en Maggie Dalidutko als ervaringsdeskundigen betrokken bij de ontwikkeling van The Journey, een app voor zelfmanagement. Waarom is voor ggz-patiënten regie over ziekte en behandelproces zo belangrijk? Vossen: “Voor ieder mens is regie over het leven belangrijk. De psychiatrie was voorheen nogal een black box: de patiënt kwam er zelden uit en wat er precies gebeurde was erg mysterieus. Vanuit de patiëntenbeweging is behoefte ontstaan aan transparantie en betere zorg. Van oudsher bepaalde de hulpverlener de behandeling; de cliënt had zich maar te schikken. Die had vaak geen keuze in behandelaanbod of hulpverlener, terwijl uit onderzoek blijkt dat de relatie met de hulpverlener heel bepalend is. Ook is er steeds meer oog voor het hele leven van de cliënt. Sociaal leven, werk, relaties; al die aspecten bepalen het herstel.” Jaarsma: “Trauma ontstaat doordat mensen over grenzen heen zijn gegaan. Genezing gaat over zelf weer bepalen waar de grenzen liggen, hoe ver je wil gaan. Dat is precies waar zelfregie aanspraak op maakt, jij bent degene die controle heeft. Precies die controle ontbrak op het moment dat het trauma ervaren werd.” Hoe kan e-health dat bevorderen? Vossen: “E-health kan blended gebruikt worden (naast face-to-face-contact) of voorafgaand aan behandeling zodat een cliënt op eigen gelegenheid met problemen leert om te gaan. De mogelijkheden van e-health betekenen een grote ommekeer in de ggz; een ander instrument dan de therapeut kan ingezet worden om mensen met psychische problemen te ondersteunden. Wat kan e-health in de vorm van apps of games betekenen voor ggz-patiënten? Jaarsma: “Momenteel bestaat er voor traumabehandeling tot wel anderhalf jaar wachttijd. Mensen kunnen in die tijd al met een app aan de slag. De app die wij mede hebben ontwikkeld – gericht op traumaproblematiek – heeft bijvoorbeeld een hulpknop die je op moment van crisis of stress kunt inschakelen. Als een behandelaar niet beschikbaar is, heb je toch ondersteuning. Ook ’s nachts of in het weekend leer je als cliënt spanningen te verminderen en onafhankelijker te worden. Dat kan betekenen dat je minder lang in therapie hoeft te blijven.” Dalidutko: “Het behandeltraject in de ggz kan extreem lang zijn. Voordat je de juiste behandelaar en behandeling hebt gevonden, ben je soms jaren verder. Trauma’s hebben vaak te maken met gevoelens van onmacht. Apps als The Journey creëren een eigen wereld van plannen en beslissingen: je neemt de controle weer. Dat is heel waardevol. Een van cliënten een hulpmiddel zijn, voor, tijdens of na therapie? We hebben dat samengevoegd in de Coöperatie Mental Wealth (dus niet health – gezondheid, maar wealth – welbevinden). Een voorwaarde was om cliënten en ervaringsdeskundigen te betrekken, en om niet alleen ‘curatief’ gerichte apps te ontwikkelen maar ons ook op het socialeen privédomein te richten.” Wat voor soort apps hebben jullie ontwikkeld? Vossen: “We zijn begonnen met KickAss, een game gericht op autisme. Daarna is er een app voor trauma- en verslavingsproblematiek ontwikkeld. De apps ondersteunen de gebruiker in het dagelijks leven. We zetten cliëntenpanels op die continu betrokken zijn bij de ontwikkeling. Ook hebben we testpanels, naast verschillende hulpverleners overigens, omdat de apps natuurlijk theoretisch onderbouwd moeten zijn.” Jaarsma: “De app die wij hebben helpen ontwikkelen – The Journey – kan ingezet worden bij de traumabehandeling. Je kunt voortdurend je stemming monitoren door middel van de Window of tolerance, waarmee je aangeeft hoeveel spanning je voelt, met de kleuren rood, oranje of groen. Deze graadmeter kun je koppelen aan specifieke situaties waardoor je inzicht krijgt hoe je op bepaalde momenten reageert. Daarnaast heb je een toolbox vol persoonlijke muziek, foto’s, filmpjes, spreuken e.d. die helpen spanning te verminderen. Als je spanning voelt stijgen, open je de toolbox. Daarnaast stel je een doelenplan op, opgedeeld in stapjes om bij dat doel te komen. Naar mate de behandeling vordert, kunnen de doelen steeds positiever worden. “Omdat de autonomie van de cliënt geraakt wordt, zijn ervaringsdeskundigen waardevol” Birgit Jaarsma doel vaststellen en dat bereiken – hoe klein ook – versterkt het gevoel: ‘het lukt me, ik tel weer mee’. Dat is essentieel.” Hoe ontstond de behoefte om een coöperatie op te zetten? Vossen: “Wij wilden de cliënt zelf de behandeling en behandelaar laten bepalen, en content aanbieden in de taal van de cliënt. Er was een cliënt op mij afgestapt, die op internet informatie had gezocht over paniekaanvallen: wat te doen om ze te voorkomen of de kop indrukken? Zij vond een Amerikaanse app waarmee onder meer visuele ondersteuning ingezet kon worden om een paniekaanval te onderdrukken. Natuurlijk blijft therapie soms noodzakelijk, maar niet voor iedereen. We zijn gaan nadenken: wat voor applicaties kunnen in het dagelijks leven Dalidutko: “Een belangrijk aspect is concrete plannen maken en doelen stellen om die plannen haalbaar te maken. Je kunt jouw persoonlijke stappen, maar ook ondersteuning van je directe omgeving bijhouden. Alle informatie die je verzamelt kunnen jou en je behandelaar helpen om met huidige maar ook toekomstige crisismomenten om te gaan. Wat hebben jullie als ervaringsdeskundigen bijgedragen en waarom was dat zo belangrijk? Dalidutko: “Omdat de autonomie van de cliënt geraakt wordt, zijn ervaringsdeskundigen waardevol. Als uitsluitend de visie van de behandelaar terug te vinden is, blijft er een hiaat tussen theorie en praktijk. Tijdens de ontwikkeling van het onderdeel ‘doelen stellen’, werd er een beloningssysteem voorgesteld, maar ook een strafsysteem. Ik heb duidelijk gemaakt dat het geen goed idee was om bij deze doelgroep over ‘straffen’ te spreken. Zoiets was voor ons heel belangrijk, maar anderen zagen dat over het hoofd.” Jaarsma: “Wij hebben bijeenkomsten met gamedesigners en psychologen Maggie Dalidutko bijgewoond, en steeds bijgeschaafd wat er ontwikkeld was. Ook hebben we een uitgebreide handleiding geschreven, in gewone mensentaal, zodat cliënten het zouden begrijpen en direct aan de slag konden met de app.” Voor wie zijn de applicaties vooral geschikt? Vossen: “Criticasters zeggen: het werkt maar bij een kleine groep; niet iedereen heeft een smartphone of internet. Ik denk dat de meeste mensen hier wel mee uit de voeten kunnen, als je de mogelijkheden aanreikt. Motivatie is een belangrijk onderdeel van de behandeling; zeker bij jongeren of verslaafden is motivatie een van de moeilijkste dingen. Je moet de cliënt dus verleiden deel te nemen. Vandaar ook de concrete situatieschetsen en de door de cliënt zelf te bepalen doelen.” Hoe ziet u de toekomst op het gebied van e-mental health? Vossen: “Er zijn veel ggz-organisaties betrokken bij de coöperatie, maar we willen ook organisaties uit het sociale domein erbij: maatschappelijk werk, jongerenwerk, wijkteams, huisartsen. We zouden liefst zien dat burgers directe toegang tot dit soort apps krijgen. Dat is vooral in het preventieve domein waardevol: voor mensen die (nog) niet aan instelling verbonden zijn maar wel gebaat zouden zijn bij een applicatie.” Meer informatie Wil je meer weten over de Coöperatie Mental Wealth, kijk dan eens op www.mentalwealth.eu of mail ons op [email protected]. We vertellen je graag meer of hoe jij betrokken kan raken we share to evolve PULSE MEDIA GROUP | SAMENWERKEN IN DE ZORG MVO ICT EN ZORG Zelfmanagement ggz-patiënt met apps en games D igitalisering wordt in de geestelijke gezondheidszorg steeds belangrijker. Vanuit de overheid stijgt de druk om ggz-patiënten binnen de eerste lijn te behandelen. Tegelijkertijd ontstaat er vanuit de patiëntenpopulatie behoefte aan meer regie over de eigen behandeling. Voor beide doeleinden worden innovaties op het gebied van e-health ingezet. Modernisering relatie patiënt en behandelaar Diensten en processen van ggz-instellingen worden gedigitaliseerd en daarnaast wordt binnen het behandeltraject in toenemende mate gebruik gemaakt van apps, games en zelfs virtual reality. De verwachtingen rondom e-health zijn hooggespannen, vooral met de gedachte dat het kostenbesparend zou zijn, vertelt Jean-Luc Klompenhouwer, psychiater en voorzitter Commissie Informatiebeleid bij GGZ Nederland. Die kostenbesparing moet de focus niet zijn, gezien het ontwikkelen van e-health flinke investeringen vergt. Belangrijker is dat patiënten zelf aan de slag kunnen met hun behandeling, meestal naast de bestaande therapie. “E-health moet je zien als modernisering van de relatie tussen patiënt en behandelaar.” Dat het daarom goedkoper wordt, is volgens Klompenhouwer een illusie. Om bijkomende kosten te beperken en de administratieve last, die erg hoog is, niet verder te laten stijgen, moet naar standaardisering in de systemen gezocht worden. Digitalisering en samenwerking Er komen steeds meer modules en programma’s beschikbaar die los van elkaar gebruikt kunnen worden. Er zijn ongeveer net zoveel toepassingen van e-health als er softwaresystemen en -leveranciers zijn, vertelt Sergej van Middendorp. Hij is architect en inhoudelijk manager van Stichting Koppeltaal, waar verschillende ggz-organisaties – met IT-ers en zorgverzekeraars – samenwerken middels een gemeenschappelijke ‘taal’ waarmee e-healthtoepassingen kunnen worden uitgewisseld. Van Middendorp: “Iedere instelling heeft eigen software(leveranciers). De uitwisseling van kennis en applicaties gaat niet als elk ICT-platform zijn eigen ‘taal’ gebruikt en systemen niet communiceren.” Door gebrek aan samenwerking zijn instellingen veel geld kwijt en hebben patiënten en behandelaars beperkte keuze in e-healthtoepassingen. Met de ontwikkelde Koppeltaal is het idee dat systemen onderling kunnen communiceren en kunnen ‘praten’ met applicaties. Een welkome ontwikkeling, volgens Klompenhouwer, want als elke instelling op eigen houtje investeert en ontwikkelt, ontstaat een wildgroei aan toepassingen. Persoonlijk portaal Stel: een behandelaar wil een cliënt een app laten gebruiken die niet standaard binnen de instelling aangeboden wordt. Nu is dit nog lastig, maar naar verwachting kan de patiënt straks in een persoonlijk portaal de app gebruiken en worden de resultaten automatisch met de behandelaar gedeeld, die de activiteiten kan bekijken en de vooruitgang volgen. Met de nieuw taal zijn dit soort koppelingen mogelijk geworden, legt Van Middendorp uit. Niet alleen de communicatie tussen ggz-instellingen en cliënten is meegenomen, maar ook de toegankelijkheid voor app-ontwikkelaars. Wie een app of game voor de ggz wil ontwikkelen, kan dat nu doen in een voor hem begrijpelijke ‘taal’. Dit moet volgens Van Middendorp de markt voor ontwikkelaars vergroten, in een tot voor kort gesloten wereld. In plaats van aparte koppelingen voor alle elementen, is er middels een verdeelstation voor elk systeem aansluiting bij alle aangesloten applicaties en systemen. De stichting is in het leven geroepen om samenwerkingen te vergemakkelijken en verdiepen, legt Van Middendorp uit. De geëmancipeerde patiënt Waar ggz-patiënten vroeger weinig inspraak hadden in de behandeling, worden zij steeds mondiger en vanuit overheid en zorgaanbieder wordt meer aanspraak gedaan op hun zelfredzaamheid. E-health kan dit bevorderen, zegt Martin de Heer, bestuursvoorzitter van Stichting Koppeltaal. “Cliënten hebben eens in de week of twee weken gesprekken met hun therapeut, maar daartussen gebeurt weinig.” E-health biedt de cliënt mogelijkheden om zelf aan het werk te gaan en concrete aspecten van het ‘beter worden’ aan te pakken: beter slapen, dag- en nachtritme herstellen en minder piekeren bijvoorbeeld. Bij sommige aandoeningen, zoals autisme, hebben cliënten veel behoefte aan het oefenen van sociale situaties. Ook bij het monitoren van het eigen gedrag kunnen veel cliënten gebaat zijn. Zo kan middels apps bijgehouden worden welke stresssituaties er gedurende de dag voorbijkomen en hoe je spanningen kunt voorkomen. Een toepassing als beeldbellen kan voor cliënten in begeleid wonen interessant zijn. Het gaat vooral om hulpmiddelen die in het dagelijks leven helpen met klachten om te gaan, complementair aan therapie. Dat is iets anders dan het inzetten van e-health in plaats van psycholoog of psychiater, stelt De Heer, al kan het de duur en frequentie van de therapie wel verminderen. Dit maakt cliënten onafhankelijker van de therapeut en geeft ze meer controle over de klachten. Meer te kiezen Door de ontwikkelde koppeltaal kunnen behandelaars en cliënten straks zelf kiezen uit beschikbare apps en games die bij de behandeling passen. De Heer: “Op dit moment krijgen cliënten een paar opties; de programma’s die jouw instelling toevallig heeft afgenomen.” Daarnaast kan een cliënt in het gebruik kiezen welke modules of onderdelen prioriteit hebben. 7 Van onze redactie Auteur: Ruby Sanders Ook kan de cliënt bepalen wanneer en op welke locatie gebruik wordt gemaakt van de applicatie, zeker wanneer die op de smartphone gebruikt kan worden. Klompenhouwer benadrukt deze voordelen van e-health: “Het haalt de passiviteit weg en maakt van de behandeling een gezamenlijke inspanning tussen patiënt en behandelaar.” Aan het eind van de rit heeft de patiënt het gevoel zelf iets bereikt te hebben. Daarbij is gamification vaak ook gewoon leuk, stelt De Heer. Zeker in een van oudsher vrij zware wereld als de ggz is dat zeer welkom. Het taalgebruik wordt aangepast op de patiënt en er komen meer mogelijkheden voor costumized applicaties. Een stap verder is virtual reality, dat voor mensen met angststoornissen interessant kan zijn, om problematische situaties levensecht te trainen. Volledige digitalisering? Niemand weet hoe de toekomst van de ggz eruit zal zien in het tijdperk van verregaande digitalisering. Voor nu blijven er cliënten die minder happig zijn op e-health. Dat zijn overigens niet per se ouderen. De Heer: “Senioren maken graag gebruik van apps, mits die toegankelijk en makkelijk verkrijgbaar zijn.” Mensen die moeite hebben met digitale ontwikkelingen kun je alleen maar stimuleren en begeleiden in het gebruik. Daarbij geldt ook dat jongeren niet per definitie enthousiast zijn over e-health, legt Klompenhouwer uit: bij hen moet je oppassen dat het geen ‘huiswerk’ wordt. Voor toekomstige generaties, die volledig digitaal onderlegd zijn, zal e-health mogelijk de therapie vervangen. Klompenhouwer benadrukt dat dit wel nog even zal duren. “Het idee dat binnen vijf jaar alleen nog e-health gebruikt wordt, is niet realistisch. De patiënt staat centraal, dus moet gerespecteerd worden zo lang nog behoefte is aan persoonlijk contact.” Een andere digitale ontwikkeling is niet gericht op de behandeling zelf, maar de processen daaromheen. De verwachting is dat elektronische communicatie steeds verder zal uitbreiden: meer mogelijkheden voor online afspraken maken en inzage in de eigen dossiers door patiënten. Ook groeit de vraag naar anonieme (en preventieve) e-health, voor iedereen vrij toegankelijk. Deze opdracht op het public health-vlak staat nu nog in de kinderschoenen, legt Klompenhouwer uit, maar vraagt om grote investeringen. Een laatste ontwikkeling is de opkomst van online communities waar mensen met bepaalde aandoeningen ervaringen uitwisselen en ook therapeuten toegang toe hebben. Of dit allemaal onder de noemer ‘e-health’ valt, is volgens De Heer te betwijfelen. “Ik zou die term overboord willen gooien, en heb het liever over ‘modernisering van de ggz’. Digitale ontwikkelingen doen hun intrede in de gehele maatschappij, er is geen reden waarom de gezondheidszorg daar afgezonderd van zou zijn.” 8 PULSE MEDIA GROUP ICT EN ZORG Acceptatie bepalend voor succes e-health D e laatste jaren is veel zorgtechnologie ontwikkeld die het ouderen mogelijk maakt langer zelfstandig thuis te wonen. Ouderen zijn niet onwelwillend om e-health te gebruiken, maar dan moeten vraag en aanbod wel goed op elkaar aansluiten. En dat is lang niet altijd het geval. Vaak hebben ouderen het gevoel dat de technologie hen wordt opgedrongen en dat ze door het gebruik Maatwerk Ouderen willen onafhankelijk zijn en zelf bepalen wanneer en hoe Van onze redactie Auteur: Petra Lageman of door verandering van persoonlijke omstandigheden diezelfde technologie later wel omarmen.” Door middel van zijn onderzoek probeert Peek te voorspellen wat het beste moment is om e-health aan te bieden. hun vrijheid en onafhankelijkheid kwijtraken. Sebastiaan Peek verrichte promotieonderzoek naar technologiegebruik onder thuiswonende ouderen. Of ouderen bereid zijn technologie te gebruiken, hangt af van een aantal factoren. Belangrijk is dat zij de technologie zien als oplossing voor hun specifieke problemen. Ook speelt mee of senioren voldoende vertrouwen en kennis denken te hebben om de zorgtechnologie succesvol toe te passen. Het sociale netwerk speelt een grote rol: in hoeverre het netwerk kan helpen en in hoeverre de oudere bereid is zich te laten helpen. Verder is het belangrijk dat de techniek past bij de woonomgeving. SAMENWERKEN IN DE ZORG technologie wordt ingezet. Zelfstandig wonen betekent voor hen de vrijheid om iets te doen of te laten en zich niet schuldig te hoeven voelen voor hulp die zij ontvangen. “Het is een kwestie van maatwerk”, stelt Peek. “Wat voor de een prima werkt, zal de ander niet gebruiken.” Dat varieert niet alleen per persoon maar verandert ook door de jaren heen. “Wie nu een technologische oplossing afwijst, kan door positieve ervaringen van anderen Eigen regie WDTM, de brancheorganisatie waarin zorg-aanbieders, zorgcentrales, leveranciers, installateurs, woningcorporaties en adviseurs samenwerken om het gebruik en de inzet van woonzorgtechnologie te bevorderen, hecht grote waarde aan de uitkomsten van het onderzoek van Peek. “Woonzorgtechnologie kan pas succesvol zijn als het op de juiste manier wordt ingezet”, stelt manager Stephanie Lowiessen. “Het doel moet zijn de eigen regie, zelfstandigheid, veiligheid en het comfort van de gebruiker te waarborgen.” INTERVIEW met Jan Verasdonck en Jurgen van Heivoort Veiligheid en vrijheid door personenalarmering I n Nederland belanden jaarlijks 89.000 senioren van 65 jaar en ouder op de spoedeisende hulp als gevolg van een val in en om het huis. Het gebeurt niet zelden dat een oudere thuis uren of soms wel dagen ligt op de plek waar hij viel. Bij ouderen die gebruik maken van een personenalarm blijft het letsel beperkt omdat zij middels een druk op de knop contact kunnen maken met een alarmcentrale. Ervaren centralisten zorgen dan dat de juiste hulp komt. Jan Verasdonck van CSI Service en Jurgen van Helvoort van Telealarm benadrukken het belang en gemak van personenalarmering. Waaruit bestaat de personenalarmering? Van Helvoort: “Uit een alarmeringstoestel en een zender. De zender is een knop die als ketting kan worden gedragen. Het alarmapparaat heeft een gevoelige microfoon en luidspreker waardoor, nadat je hulp inroepen voor elke noodsituatie waar iemand die alleen woont, dus ook jongeren, in verzeild kan raken. Als er een medische noodzaak is, vraag dan een vergoeding aan bij uw zorgverzekeraar.” De alarmknop die wel gedragen wordt er een alarm is gemaakt, via de spreekluisterverbinding contact kan worden gemaakt, ook als de hulpvrager in een andere ruimte is dan waar het apparaat staat.” Is personenalarmering alleen voor ouderen? Verasdonck: “Nee. Met een alarmknop kun Waarom heeft niet elke alleenstaande een personenalarmering? Verasdonck: “Omdat mensen zich schamen voor zo’n knop. Inmiddels weet ik waarom: de knop ziet er weinig charmant uit. Daarom leveren wij de collierzender; een stijlvolle knop aan een mooie ketting. Die wordt wel geaccepteerd en gedragen. Die collierzender kan ook onder de douche, wat een voorwaarde is, omdat je daar heel naar kunt vallen. Wat is belangrijk bij een personenalarmering? Van Helvoort: “Dat de hele keten van alarmering goed werkt. Onze apparatuur voldoet aan zeer hoge eisen, maar als de centrale onbereikbaar is heb je er niets aan. Dus de apparatuur moet in orde zijn, de centrale goed bereikbaar en de hulpverlening moet op gang komen. Dat is het allerbelangrijkste.” Meer informatie CSI Service 088-0274017 www.csiservice.nl Telealarm Europe GmbH 06-54224178 www.telealarm.com Vergoeding aanvragen: www.alarmaanvragen.nl ADVERTORIAL Zembro biedt veiligheid, zekerheid en vrijheid D e veiligheid en zekerheid dat familie is te alarmeren in geval van nood, 24 uur per dag en waar dan ook. Veel senioren zoeken deze waarden en vinden ze in het stijlvolle design en de hoge functionaliteit van Zembro. Zembro is als het ware een totaaloplossing. Het is een horloge, maar bevat ook een alarmeringssysteem. Dat systeem bevat een applicatie die door naasten kan worden afgelezen op een smartphone. Indien gewenst kan men bovendien beroep doen op een callcenter waar verpleegkundigen in geval van nood hulp bieden. De primaire doelgroep is senioren, die in toenemende mate zelfstandig wonen. In noodsituaties kunnen zij op eenvoudige wijze contact leggen met hun naasten. Zembro bevat een ingebouwde microfoon en speaker. Het horloge kan dag en nacht worden gedragen. In geval van nood moet de alarmknop vier seconden ingedrukt worden, waarna de familie wordt verwittigd via de app. In de alarmsituatie kan naar het horloge gebeld worden. Simpel functioneel Nu is de combinatie tussen senioren en techniek niet altijd gelukkig, reden waarom Zembro het functionele deel van de armband simpel heeft gehouden. Johan de Geyter, CEO van Zembro: “Deze doelgroep gaat niet voor features en gadgets. Het nut van de technologie is voor hen veel belangrijker.” Zo is er geen aanen uitknop en is de alarmknop discreet in het design opgenomen. Discretie was belangrijk voor Zembro. “Andere oplossingen zijn nogal stigmatiserend of werken alleen binnenshuis. Met Zembro kun je, binnen Europa, gaan en staan waar je wil. Dat geldt ook voor de kinderen: zij voelen de zekerheid dat, indien nodig, alarm geslagen kan worden.” Dankzij het mooie design en gebruikersgemak wordt Zembro daadwerkelijk gedragen, wat bij klassieke systemen niet altijd het geval is, denk maar aan bad of tijdens de nacht. De armband moet alleen af om de batterij op te laden, eens in de twee weken. Het advies is om dat te doen als familie op bezoek is. Het alarmeringssysteem ontwikkelt zich intussen verder, wordt verder uitgerold in Europa en brengt, na zorgvuldige gebruikersonderzoek, nieuwe functionaliteiten. Meer informatie Meer informatie is te vinden op www.zembro.com PULSE MEDIA GROUP | WERK EN ZORG SAMENWERKEN IN DE ZORG MVO H et is een zwaar onderschat én uiterst kostbaar probleem: psychische problematiek op het werk. Werkgevers kunnen hier een positieve rol in spelen. Dat dit soort aandoeningen de persoon zelf en zijn omgeving veel verdriet en ongemak berokkenen, laat zich raden. Maar ze veroorzaken ook aanzienlijke economische schade. De OECD (Organisation for Economic Co-Operation and Development) becijferde in 2014 wat ze de Nederlandse economie aan verminderde productiviteit op het werk en de uitgaven aan zorg en sociale zekerheid kosten. Dat bleek 20 miljard euro per jaar te zijn. Bijna 70 procent van de Nederlanders met een psychische aandoening is – vaak parttime – aan het werk. Er wordt nogal eens gedacht, ook door werkgevers, dat psychische problemen worden veroorzaakt door arbeidsgerelateerde zaken, zoals dreigend ontslag of een vervelende baas. “Maar dat is slechts in 20 procent van de gevallen zo. Bij de overige 80 procent is de psychische aandoening de boosdoener en die moet gewoon netjes worden behandeld”, vindt gepromoveerd psychotherapeut en cognitief gedragstherapeut Maarten Merkx. Aandoeningen vaak niet opgemerkt Op het werk worden deze aandoeningen vaak onvoldoende herkend. De medewerker zelf is zich er soms niet van bewust, op kantoor kent men hem of haar als die wat in zichzelf gekeerde collega en de baas staat te veel op afstand. Ook arbo- of bedrijfsartsen onderkennen de symptomen lang niet altijd. Merkx: “Gevolg is dat werknemers onnodig lang rondlopen met problemen en op werk niet optimaal functioneren, terwijl er wel degelijk een effectieve aanpak mogelijk is.” Over wat een effectieve aanpak is, heeft de wetenschap de afgelopen decennia veel kennis vergaard. Cognitieve gedragstherapie – je angst in de ogen kijken en je negatieve gedachten ter discussie stellen – wordt inmiddels beschouwd als de meest effectieve behandelmethode. Anders dan vroeger is het tegenwoordig algemeen aanvaard dat lang thuiszitten bij psychische klachten 9 meestal niet verstandig is. Zo snel mogelijk aan het werk is dan ook het devies. “Daar kun je je de nieuwe vaardigheden eigen maken die nodig zijn om je weerstand te vergroten en terugval te voorkomen”, zegt Merkx. Werk betrekken bij therapie Onderzoekers van TNO vergeleken in 2012 de resultaten van een reguliere behandeling met cognitieve gedragstherapie en die van een behandeling waarbij het werk intensief in de therapie werd betrokken met elkaar. De verschillen waren groot. De deelnemers van de laatste groep gingen 65 dagen eerder aan het werk dan die van de eerste. De vermindering van de psychische problemen was in beide groepen hetzelfde. Uitgedrukt in geld zou zo’n aanpak werkgevers een gemiddelde besparing van 7000 euro per persoon opleveren. Zet dat af tegen de 700.000 Nederlanders die voor een psychische aandoening worden behandeld en je komt pakweg op een besparing van 4,9 miljard euro. En dan hebben we het nog niet eens over de winst die het voor de betrokkenen oplevert. Die is tenslotte niet in geld uit te drukken. INTERVIEW met Martin Dekker Psychische aandoeningen snel aanpakken helpt P mensen. Ze ontlenen er eigenwaarde, zelfvertrouwen, status, plezier en zingeving aan. Maar werk kan ook druk op je leggen; het kan angst en onzekerheid creëren. Dat kan bij een psychische aandoening meespelen in de oorzaak van het verzuim. Daarom is het van belang werk, en dus de werkgever, in de behandeling te betrekken. Werk geeft je de mogelijkheid nieuw aangeleerd gedrag in de praktijk te brengen en daardoor je zelfvertrouwen te vergroten.” ak psychische aandoeningen snel aan. Gebruik wetenschappelijk onderbouwde protocollen en betrek het werk in de behandeling. Dat is effectief, stelt directeur Martin Dekker van de landelijk opererende HSK Groep, gespecialiseerd in psychische (werknemers)zorg. Waarom is een snelle aanpak van psychische aandoeningen belangrijk? “Omdat het onnodig persoonlijk leed voorkomt en omdat het de maatschappelijke schade door ziekteverzuim – die enorm is – beperkt. Uit onderzoek is gebleken dat hoe sneller en intensiever je behandelt, hoe eerder iemand herstelt en hoe minder behandelingen nodig zijn. Klachten verergeren als iemand zonder behandeling thuiszit. Bovendien wordt de drempel om terug te keren naar je werk, steeds hoger naarmate je langer weg bent.” Wat is het belang van een geprotocolleerde behandeling? “Wetenschappers hebben in de loop der jaren onderzocht wat de werkzame factoren in een bepaalde behandeling zijn. Welke aanpak is op grond van wetenschappelijk onderzochte resultaten het meest effectief? Dat blijkt cognitieve gedragstherapie te zijn. Gebaseerd op die evidence zijn protocollen opgesteld: een depressie kun je het beste zó en stressgerelateerde klachten zó aanpakken. Van belang daarbij is dat de behandelaar die stappen nauwkeurig uitvoert en zich “Mensen zijn gemiddeld tussen de vier en zes weken na de start van de behandeling weer aan het werk” Martin Dekker niet laat leiden door zijn eigen mening of intuïtie. Wat niet wil zeggen dat de kwaliteit van de therapeut niet belangrijk zou zijn; integendeel. Protocollen beschrijven de stappen, de inviduele benadering van de therapeut beïnvloedt of cliënten die ook gaan nemen.” Waarom is het zo belangrijk het werk in de behandeling te betrekken? “Werk is van onschatbare waarde voor Hoe doen jullie dat? “In onze dienstverlening kijken we samen met de werkgever hoe iemand zo goed mogelijk kan re-integreren. We kijken naar het hele sociale systeem van een persoon. Met behulp van de Personal Risk Manager brengen we zijn welzijn, zijn omgang met problemen en risicofactoren op het werk in kaart. Die bespreken we met de cliënt. Zijn er obstakels, dan proberen we die weg te nemen. Het kan bijvoorbeeld zijn dat iemand het moelijk vindt om zaken met zijn leidinggevende te bespreken of dat hij bang is voor ontslag. Dan kunnen wij dat gesprek begeleiden. Omstandigheden kunnen we niet veranderen, wel de manier waarop iemand daarmee omgaat.” En werkt dat? “Ja, dat blijkt uit de cijfers. Neem het voorbeeld van een angststoornis. Bij het begin van de behandeling is 49 procent van onze cliënten aan het werk. Aan het eind is dat 91 en ná de behandeling zelfs 97 procent. Mensen zijn gemiddeld tussen de vier en zes weken na de start van de behandeling weer aan het werk. Die percentages liggen twee keer zo hoog als het landelijk gemiddelde in de geestelijke gezondheidszorg.” Meer informatie HSK Groep heeft 30 vestigingen in heel Nederland. Er werken 440 mensen, van wie 350 psycholoog en 7 psychiater zijn. www.hsk.nl 10 PULSE MEDIA GROUP WERK EN ZORG SAMENWERKEN IN DE ZORG INTERVIEW met Jan Frederiks Werk: een zorg minder van een jobcoach kreeg hij de kans zich te bewijzen als betaalde medewerker; een keerpunt in zijn leven. “Edwin heeft een mooi traject doorlopen, waarvoor hij onderweg wat hulp nodig had, kreeg en pakte,” vertelt Jan Frederiks, coördinator van de afdeling Begeleiding en Plaatsing bij PAUW Bedrijven. Edwin en Jan Frederiks D oor omstandigheden als langdurige werkloosheid, een ongeval of een psychische beperking, kan er bij iemand een afstand tot de arbeidsmarkt ontstaan. Zo ook bij Edwin (35). Hij had zijn leven goed op de rit, tot hij in een negatieve spiraal van verslaving, het overlijden van zijn vader en werkloosheid kwam. Hierdoor beging hij uiteindelijk een misstap, waarvoor hij een taakstraf kreeg bij een kringloopwinkel. Dat bleek een duwtje in de juiste richting. Met hulp Waarom is het belangrijk om mensen als Edwin op deze manier te begeleiden? “Vanuit de Participatiewet worden zoveel mogelijk mensen die een uitkering nodig hebben gestimuleerd om (weer) aan het werk te gaan. Iedereen in de samenleving moet namelijk kunnen deelnemen aan de maatschappij, ook als je een afstand tot de arbeidsmarkt hebt. Voorheen was jobcoaching, zoals Edwin kreeg, enkel bedoeld voor mensen met een psychische, verstandelijke of lichamelijke beperking. Die doelgroep is verbreed, omdat door veel meer omstandigheden dergelijke hulp nodig kan zijn.” Hoe ziet die doelgroep er nu uit? “Mensen die tijdelijk of structureel moeite hebben om een baan te vinden of te behouden, zijn vaak niet in staat om het minimumloon te verdienen. Ze hebben bijvoorbeeld door een arbeidsbeperking een verminderde loonwaarde, wat betekent dat ze niet de volle honderd procent kunnen verdienen die iemand zonder arbeidsbeperking zou verdienen. In zo’n geval kan een indicatie worden aangevraagd waarmee iemand aanspraak kan maken op bepaalde regelingen en middelen zoals begeleiding.” Hoe ziet het traject er vervolgens uit? “Mensen met een indicatie die via het UWV of de gemeente bij een leerwerkbedrijf uitkomen, hebben begeleiding op maat nodig. Het einddoel is om hen zo regulier mogelijk te laten werken. Dat betekent, in tegenstelling “Je moet als werkgever of collega een beetje geduldig zijn en energie in iemand willen steken” tot dagbesteding, dat iemand echt medewerker wordt en een salaris krijgt. Daar staat tegenover dat de werkgever ook echt iets van iemand mag verwachten. Mensen moeten hun afspraken bijvoorbeeld nakomen, collegialiteit tonen en flexibel zijn. Dat gaat meestal niet in één keer goed en daarom is een persoonlijk ontwikkeltraject noodzakelijk. Bij PAUW Bedrijven krijgt iemand begeleiding en training op maat om continu stapjes te maken. Soms starten ze intern bij ons in opdracht van een bedrijf, en verpakken bijvoorbeeld producten, en proberen we ze op den duur te detacheren of te plaatsen bij een extern bedrijf. Ook dan blijven we begeleiden, maar steeds meer op afstand. Zo loopt een werkgever (financieel) minder risico, mocht iemand bijvoorbeeld langdurig uitvallen.” Wanneer is een bedrijf geschikt? “Je moet als werkgever of collega een beetje geduldig zijn en energie in iemand willen steken. Ook moeten taken op de man gesneden zijn, of een functie gecreëerd worden zodat het past bij de medewerker. Daarom gaan wij altijd met bedrijven in gesprek om draagvlak te toetsen en mogelijke functies te creëren om zo de ideale match te vinden. Eventueel begeleiden en trainen we werkgevers en collega’s in de omgang met onze mensen. Bij de Kringkoop waar Edwin werkt wordt er echt ingezet op het participeren van mensen met een arbeidsbeperking. Hij heeft daar zijn plek gevonden en ziet de toekomst weer positief in.” Meer informatie PAUW bedrijven De Corridor 8 3621 ZB Breukelen 0346-262804 [email protected] INTERVIEW met Desiree Curfs Sociaal ondernemen: het kan S inds 2015 is de Participatiewet van kracht met als doel zoveel mogelijk mensen met of zonder arbeidsbeperking, werk te laten vinden. Om dat te bereiken is deskundige begeleiding op maat nodig, maar het begint bij werkgevers volgens Desiree Curfs, directeur van Stroomopwaarts. “Er is werkgelegenheid vanuit bedrijven nodig om burgers met een afstand tot de arbeidsmarkt te begeleiden naar betaald werk.” Waarom is het belangrijk dat er meer werk voor deze doelgroep komt? “Het is schadelijk voor mensen als ze werkloos zijn terwijl ze graag aan de slag willen. Werk is namelijk zoveel meer dan inkomen. Een baan biedt structuur, sociale contacten en waardering. Als je bijvoorbeeld door pech je baan bent verloren of je moet lang wachten op aangepast werk vanwege een lichamelijke beperking, kun je psychisch in de problemen komen. Het kan onder andere leiden tot een sociaal isolement of leiden tot een negatief zelfbeeld, met als gevolg dat iemand zorg nodig kan hebben. Mijn motto luidt daarom: werk is de beste vorm van zorg.” Hoe kunnen werkgevers hieraan bijdragen? “Er moeten veel mensen worden geholpen, dus is het belangrijk om allereerst te appelleren aan het gevoel dat sociaal ondernemen vanzelfsprekend is, om meer werkgelegenheid te creëren. Desiree Curfs (foto Angelique van Woerkom) Gelukkig hebben werkgevers in het sociaal akkoord afspraken gemaakt over het creëren van banen voor mensen die vanwege een arbeidsbeperking aangewezen zijn op aangepast werk: de 125.000 garantiebanen. Dit geeft aan dat ondernemers bereid zijn om die sociale verantwoordelijkheid te dragen, alleen moet het wel aantrekkelijk voor ze worden gemaakt en hebben ze er professionele ondersteuning bij nodig. Die steun kan heel divers zijn. Het ene bedrijf heeft werk maar geen mogelijkheden om dit binnen de eigen muren te laten uitvoeren, het andere bedrijf heeft wel ruimte, maar ziet geen mogelijkheden om aangepast werk te bieden. De kans is klein dat er een vacature ontstaat die precies aansluit bij iemands arbeidsbeperking. Dat vraagt maatwerk. Samen met werkgevers moet er pragmatisch worden gezocht naar mogelijkheden om werk te ontsluiten voor de doelgroep. Mijn overtuiging is dat elke ondernemer een steentje kan bijdragen. Een participatiebedrijf biedt daarom een breed pakket aan mogelijkheden, wat de kans op een succesvolle match tussen werkgever en werknemer vergroot.” Wat zijn dat voor een mogelijkheden? “Het is belangrijk om samen met werkgevers te kijken welke mogelijkheden ze kunnen bieden. Hiervoor maken we vanuit Stroomopwaarts een quickscan van het bedrijf. Zijn er bijvoorbeeld geschikte vacatures of kunnen bepaalde werkzaamheden worden geclusterd tot één vacature? Als je kleine klusjes wegneemt bij professionals en neerlegt bij iemand die daar goed in is, kan de professional zich richten op primaire taken en hebben wij een fantastische kans voor iemand gecreëerd. Verder bieden we mogelijkheden om productiewerk uit te besteden aan onze eigen werkbedrijven. Wij kunnen binnen het werkbedrijf de werkzaamheden in deelstapjes opknippen, waardoor mensen met een beperking dit werk uitstekend kunnen doen. Zo kan een ondernemer ook bijdragen aan de sociale opgave. Daarnaast verzorgen onze mensen bijvoorbeeld catering, groenonderhoud en schoonmaakwerkzaamheden op locatie. Soms zetten we flexpools in waarbij we plukjes werk, eventueel van verschillende bedrijven, bundelen. Na de bedrijfsscan zoeken wij de juiste mensen om de mogelijkheden te concretiseren. Zo brengen we twee werelden bijeen die elkaar opgeteld versterken. Het werk wordt gedaan, de werkgever kan iets voor een ander betekenen, onze mensen hebben een inkomen, zijn deel van een team en zien concreet resultaat van hun inspanningen.” Meer informatie Stroomopwaarts MVS 010 246 5555 www.stroomopwaarts.nl PULSE PULSE MEDIA MEDIA GROUP GROUP | WERK EN ZORG SAMENWERKEN IN DE ZORG MVO Iedereen moet kunnen deelnemen aan de maatschappij 11 Van onze redactie Auteur: Louise Hartveld Uitgelicht D e financiële crisis van de afgelopen jaren lijkt eindelijk plaats te maken voor betere tijden en dat is natuurlijk goed nieuws. Zeker voor mensen die een tijd langs de kant hebben gestaan terwijl ze graag aan het werk willen. Ook lijken diverse maatregelen om deze groep weer actief deel te laten nemen aan de maatschappij, vruchten af te werpen. Een goed begin, maar er is nog een inhaalslag te maken waarbij we moeten zorgen dat sommige kwetsbare groepen niet buiten de boot vallen. De Participatiewet is per 2015 in het leven geroepen om zoveel mogelijk mensen die daartoe in staat zijn aan het werk te krijgen. De wet is in de plaats gekomen van diverse andere wetten: de Wet werk en bijstand (Wwb), de Wet sociale werkvoorziening (WSW) en, de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong) voor die groepen die nog arbeidsvermogen hebben. Naar aanleiding van het streven van de Participatiewet hebben Nederlandse werkgeversorganisaties, vakbonden en het kabinet zich de ambitieuze en mooie taak opgelegd om maar liefst 125.000 banen per 2026 tot stand te brengen voor mensen met (grote) arbeidsbeperkingen. Daarnaast is afgesproken om op langere termijn 30.000 nieuwe plekken beschut werk te realiseren. De toezegging om 125.000 banen te realiseren is vastgelegd in de zogenaamde Wet Banenafspraak. Deze banen zijn bedoeld voor iedereen die kan werken, maar daar als gevolg van arbeidsbeperkingen ondersteuning voor nodig heeft en geen wettelijk minimumloon kan verdienen. Iedereen die nog van regelingen uit vorige wetten gebruik mag maken, komt ook in aanmerking voor de nieuwe arbeidsplaatsen. Kortom, de Wet Banenafspraak voorziet in de werkbehoefte van een heel brede doelgroep. Hoger opgeleiden vinden doorgaans wel een baan boven het wettelijk minimumloon, en voldoen daarmee niet aan de voorwaarden voor de banenafspraak. Toch hebben ze soms evengoed extra begeleiding nodig wanneer ze zijn uitgevallen uit het arbeidsproces. Zij komen dan in aanmerking voor een re-integratietraject. Signaleringsrapport Onder andere vanwege de brede doelgroep en de samenloop van allerlei beperkingen bij de doelgroep van de Wet Banenafspraak, is de uitvoering van de wet een complexe opgave. Daarom is een goed werkende sociale infrastructuur essentieel. Een sociale infrastructuur is een samenhangend geheel van instrumenten, faciliteiten en voorzieningen waarmee de doelgroep ondersteund en begeleid kan worden naar zo regulier mogelijk werk. Sociale werkvoorzieningsbedrijven zijn belangrijke spelers in dit geheel. De professionals binnen deze organisaties hebben de specialistische kennis en kunde in huis om met de mogelijkheden en veranderingen van arbeidsbeperkten om te gaan, om te zorgen dat ze passend werk krijgen en houden. Door de Sociaal-Economische Raad (SER) zijn recent zorgen geuit over de continuïteit en de rol van deze sociale werkvoorzieningsbedrijven. De SER heeft daarom een ongevraagd advies aan onze regering en het parlement gegeven in de vorm van een signalering. “De belangrijkste constatering uit het rapport was dat de afspraken om de meest kwetsbare groepen binnen de Participatiewet via beschutte werkplekken aan het werk te helpen, vrijwel niet door gemeenten werden ingevuld”, aldus Mariëtte Hamer, voorzitter van de SER. Beschut werk is bedoeld voor mensen met (beperkt) arbeidsvermogen die door lichamelijke, verstandelijke of psychische beperkingen, aangepaste werkomstandigheden nodig hebben. De instroom in de oude sociale werkvoorziening, waarin 100.000 mensen werken, is per 2015 gestopt. Het was de bedoeling dat gemeenten een nieuwe voorziening beschut werk, met arbeidscontract voor de deelnemers, zouden realiseren. Dat is echter vrijwel niet gebeurd. Daarmee wordt de mensen de mogelijkheid ontnomen om te werken en dreigt onnodige afbraak van de bestaande sociale werkvoorzieningsbedrijven. Sociale werkbedrijven nieuwe stijl Volgens Hamer zijn er verschillende redenen waarom het de gemeenten niet lukte om beschut werk te realiseren. Het gevolg was in ieder geval dat er teveel mensen thuiszitten en dat de sociale werkvoorziening te weinig instroom had. Mede naar aanleiding van de signalering van de SER is daarom door het kabinet besloten om gemeenten vanaf 2017 te verplichten beschut werk aan te bieden aan mensen die niet in staat zijn om bij reguliere bedrijven aan de slag gaan. Daarmee krijgen de mensen weer mogelijkheden om te werken en blijft de instroom in sociale werkbedrijven op peil. Vervolgens zal de SER de komende tijd volgen of de noodzakelijke sociale infrastructuur op regionaal niveau daadwerkelijk tot stand komt en hoe de ‘sociale werkvoorziening nieuwe stijl’ daarbinnen een goede rol kan blijven vervullen. Om mensen met arbeidsbeperkingen effectief aan het werk te helpen is het volgens de SER noodzakelijk dat op regionaal niveau tenminste zes functionaliteiten beschikbaar zijn: - werkgevers adviseren en helpen bij aanpassing van werkprocessen op maat; - bieden van een voorziening voor beschut werk; - bieden van goede matching en begeleiding: het in kaart brengen van vraag en aanbod met de daarbij behorende competenties, alsmede de inzet van jobcoaches en banenmakelaars; - ontwikkelen van werknemersvaardigheden: startklaar maken van mensen; - inspelen op en samenwerken met lokale en regionale werkgeversnetwerken; - bieden van detacheringsfaciliteiten naar reguliere werkgevers. De gemeenten hebben de regie op de totstandkoming van deze infrastructuur en zijn eindverantwoordelijk voor de uitvoering van de functionaliteiten. Zij moeten daarbij nauw samenwerken met sociale werkbedrijven, sociale ondernemingen en het reguliere bedrijfsleven. Bij alle drie kunnen mensen met een beperking terecht en daarom is samenwerking onderling ook van belang. Hamer: “Het is noodzakelijk dat er een dekkende infrastructuur overeind blijft. Hierbij is het belangrijk dat je kan terugvallen op de sociale werkvoorziening, mocht iemand bijvoorbeeld door het toenemen van een beperking het huidige werk niet meer aankunnen.” Meer dan beschut werk Job Cohen is onafhankelijk voorzitter van de landelijke vereniging voor sociale werkgelegenheid en reintegratie Cedris. Deze organisatie is vertegenwoordiger van sociale werkbedrijven door heel Nederland. Hij vertelt dat sociale werkbedrijven van oudsher bedrijven waren waar de kennis en ervaring in huis was om psychisch, lichamelijk of verstandelijk beperkten enkel op beschutte werkplaatsen aan het werk te krijgen en te houden. Echter, deze werkplaatsen waren al voordat dit vanuit de Participatiewet werd gestimuleerd, bezig met het detacheren en plaatsen van arbeidsbeperkten bij reguliere bedrijven. De lijntjes tussen sociale werkplaatsen en sociale en reguliere ondernemingen zijn dan ook duurzaam en kort. De sociale werkplaatsen zijn er niet alleen voor de kwetsbare doelgroepen, maar ook voor werkgevers. Ze helpen werkgevers bestaande functies passend te maken voor deze doelgroep en ondersteunen werkgevers hoe ze de capaciteiten van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, optimaal en rendabel kunnen benutten. 12 PULSE MEDIA GROUP WERK EN ZORG SAMENWERKEN IN DE ZORG Werk, werk en nog eens werk Cohen geeft aan dat werk veel meer inhoudt dan een loonstrookje aan het eind van de maand. Het geeft structuur, zin aan het leven en heeft een positief effect op de eigenwaarde. Vrijwel iedereen heeft talenten die benut kunnen worden. Dat zijn aspecten die niet alleen prettig zijn voor mensen hun welbevinden, maar ze kunnen ook gezondheidsrisico’s verminderen. Cohen vindt het daarom jammer dat werk en zorg vaak nog gescheiden werelden zijn. Dit kan veroorzaken dat mensen langer dan nodig in een zorgstructuur blijven zitten. Werk kan juist goed helpen om mensen weer in beweging te brengen. Bovendien kan het verlichting aan de zorgsector geven wanneer iemand door de voordelen van werk, minder lang van zorg gebruik hoeft te maken. Cohen: “Het oude adagium van het Kabinet- Kok-I: ‘Werk, werk en nog eens werk’ is hierop geloof ik ook nog zeer van toepassing.” Kennis en deskundigheid sociaal werkbedrijf Net als de SER pleit Cedris voor een verbetering van de sociale infrastructuur om het doel van de Wet Banenafspraak te halen. Cohen: “Er moet een netwerk ontstaan waarin bedrijven, overheden en sociale werkbedrijven elkaar kennen en verbanden leggen.” In diverse arbeidsmarktregio´s van waaruit gemeenten en het UWV de dienstverlening aan werkgevers en werkzoekenden organiseren, zijn al nieuwe samenwerkingsconstructies ontstaan. Steeds meer sociale werkbedrijven ontwikkelen zich tot leerwerkbedrijven, andere smelten samen met de gemeentelijke sociale dienst die onder andere verantwoordelijk is voor bijstands- en uitkeringsaanvragen. Hierdoor kunnen in een vroeg stadium de juiste functionaliteiten worden toegepast. Wat Cedris verder aanmoedigt is dat de juiste kennis en competenties om mensen weer aan het werk te krijgen, binnen alle 35 arbeidsmarktregio’s aanwezig zijn. Het behoud van sociale werkbedrijven is hiervoor van cruciaal belang. De moed om goed te doen Ook vanuit ondernemingsorganisatie VNO-NCW en vakbond FNV werd dit jaar een vuist gemaakt voor het behoud van de kennis en kunde van sociale werkbedrijven. Voorzitter van VNO-NCW Hans de Boer is daarom blij met de verplichting van gemeenten om mensen die niet in een gewone werkomgeving aan de slag kunnen beschut werk te bieden. “Ook al kost het een paar centen, dit willen we gewoon goed geregeld hebben.” Met behulp van sociale werkbedrijven ziet hij mogelijkheden om werk door mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt op te schalen. Daarnaast vindt hij dat iedere ondernemer in zekere zin sociaal ondernemer is, omdat je je als ondernemer op een markt met mensen begeeft. Hij spreekt daarom liever van maatschappelijk verantwoord ondernemerschap dan sociaal ondernemerschap als het gaat om ondernemerschap waarmee je iets extra’s kunt betekenen voor mens en maatschappij. Wel ziet hij maatschappelijk verantwoord ondernemerschap als een aanvulling op wat je als ondernemer doet om iets extra’s te betekenen voor een ander. Het gaat erom dat mensen de moed moeten hebben om naast het werk INTERVIEW met Bernhard Drost Zelfvertrouwen essentieel voor werkzoekenden H et hebben van zelfvertrouwen en geloof in eigen kunnen is voor iedereen belangrijk. Dit geldt zeker voor werkzoekenden. Met name als men langere tijd werkloos is, kan een gebrek hieraan negatieve effecten hebben op het vinden en uitvoeren van nieuw werk, vertelt Bernhard Drost, algemeen directeur van Ferm Werk. Er wordt vaak gezegd dat werk een vorm van zorg is. Waarom is werken zo belangrijk? “Laten we met het tegenovergestelde beginnen. We realiseren ons te weinig dat niet werken iets met je doet; met je zelfvertrouwen. Er wordt dan te weinig appèl gedaan op wat je kunt. Door niet mee te doen, door niet te werken, wordt je geconfronteerd met het gevoel dat dingen “Sommige mensen hebben verleiding nodig om weer aan het werk te gaan, anderen hebben een spreekwoordelijke duw in de rug nodig” niet lukken. Als je wel werkt, gebeurt het tegenovergestelde en wordt een beroep gedaan op wat je kunt. Hierdoor krijg je het gevoel dat je ertoe doet. Arbeid is dus zeker een goede vorm van zorg, maar het is belangrijk om te realiseren dat dit enkel het geval is als er sprake zelfvertrouwen begint bij het eerste gesprek. We beginnen altijd met de vraag ‘waarom zit je hier?’. Zo begin je een heel ander gesprek, waarbij het niet draait om het moeten, maar om het willen. Wij benutten vervolgens ieder gesprek om deze persoon net iets trotser op zichzelf te laten zijn. Het is psychologisch proces, het is voor iedereen prettig om je verhaal kwijt te kunnen. Spreken met mensen die het perspectief voor je kantelen, de moeite nemen om naar je te luisteren, kan iemand echt doen opbloeien. Ik geloof in het subtiele evenwicht tussen bezielen en corrigeren. Voor ons is de humane visie echt belangrijk, en dit dragen wij niet alleen uit naar de werkzoekenden, maar ook onderling naar elkaar.” is van gelijkwaardigheid. Door deze gelijkwaardigheid kun je verbindingen aangaan met elkaar, en door te verbinden kun je passen maken. Het draait echt om het kunnen aanknopen bij het menszijn, om de humane waarden.” Kunt u dat toelichten? “Sinds 2015 bestaat de Participatiewet. Die wet gaat uit van het moeten werken en met moeten krijg je mensen niet in beweging. Met moeten creëer je geen zelfvertrouwen. En het is juist belangrijk om hierop te focussen, want als iemand een aantal jaar geen werk heeft, verliest diegene het vertrouwen in zijn/haar eigen kunnen. Als hij/zij dan op zoek is naar een baan kan een gebrek aan eigen geloof hier een negatieve invloed op uitoefenen. Het draait altijd om het evenwicht tussen duwen en verleiden.” Duwen en verleiden, wat bedoelt u daarmee? “Als mensen al een tijdje ‘aan de kant staan’, laten zij ‘ik wil niet’-gedrag zien. In mijn wereld bestaan ‘niet-willers’ niet. Iedereen wil wat maken van zijn/haar leven. De opgebouwde muurtjes moeten hiervoor echter wel afgebroken worden. Dat gebeurt niet altijd met fluwelen handschoentjes. Sommige mensen hebben verleiding nodig om weer aan het werk te gaan, anderen hebben een spreekwoordelijke duw in de rug nodig. Het draait om het in beweging krijgen van de persoon in kwestie. Daarna moet Bernhard Drost er gefocust worden op het versterken van vaardigheden.” Hoe doen jullie dit? “De mensen die wij begeleiden naar een baan benaderen wij nooit vanuit het perspectief dat ze iets niet kunnen. Wij kijken altijd naar wat iemand wél kan. Het helpen terugvinden van het Meer informatie Ferm Werk Carrosserieweg 1 3445 BC Woerden 0348 - 497 000 [email protected] www.fermwerk.nl PULSE PULSE MEDIA MEDIA GROUP GROUP | WERK EN ZORG SAMENWERKEN IN DE ZORG MVO 13 mouwen te steken en te laten zien wat bereikt kan worden. De sociale werkbedrijven kunnen het voor de ondernemer makkelijk maken door ze te ontzorgen en het werk te organiseren. Zo kan in de nabije toekomst iedereen, met of zonder arbeidsbeperking, deelnemen aan de maatschappij. dat ze normaal doen, ook een beetje goed te doen voor anderen. “Daar ben ik altijd voor. Wanneer je in de gelegenheid bent om iemand te helpen, moet je dat gewoon doen. Dat geldt niet alleen voor ondernemers, maar voor iedereen.” De Boer merkt wel op ook dat niet ieder willekeurig bedrijf iedereen kan helpen. Er moet onder begeleiding van de sociale werkbedrijven daarom een goede match worden gezocht, zodat je mensen niet overvraagt en ze echt op een plek komen waar ze passen en kunnen leren. Nu is het moment We verkeren volgens De Boer momenteel in de ideale periode om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt werk te bieden. Doordat de economie weer aantrekt en Nederland een paar grote opgaven heeft waarin geïnvesteerd moet worden, zoals vernieuwde energievoorzieningen en infrastructuur, gaan we de komende jaren naar een situatie waarbij er werk genoeg is. Tijdens de crisis was dit een ander verhaal. De Boer: “Als iemand je vraagt iets extra’s te doen, maar jij als ondernemer bent bezig met pompen of verzuipen, dan heb je even een andere focus. Maar nu het allemaal weer wat beter gaat, staat niks meer in de weg.” Voor ondernemers moet het zo makkelijk mogelijk worden gemaakt om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt in dienst te nemen, om te zorgen dat dit zoveel als mogelijk gebeurt. De Boer vindt dat de overheid samen met ondernemers met goede voorstellen moet komen om de handen uit de INTERVIEW met Hans van Westen Investeren in arbeidsre-integratie W voorbereid zijn. Dan is het belangrijk te weten hoe je je toch positief kunt profileren en op kunt vallen zodat je in ieder geval wordt uitgenodigd. Dat gesprek kun je dan gebruiken om mensen te overtuigen dat jij de meest geschikte kandidaat bent voor die vacature en dat die vacature heel goed bij jou past. Een sollicitatiecoach zal je voorbereiden op dat gesprek. Het zijn vaardigheden die je kunt trainen.” ie om wat voor reden ook is uitgevallen uit het arbeidsproces, of voor wie in de organisatie op korte of langere termijn geen plek meer zal zijn, is gebaat bij een re-integratietraject op maat. Die aanpak vergt meer dan een korte training en begeleiding bij het schrijven van sollicitatiebrieven. “Zowel werknemer als werkgever moeten bereid zijn te investeren in het voorbereiden op, zoeken naar en vinden van een nieuwe passende baan”, stelt Hans van Westen, directeur van GradusGroep. Hoe verloopt zo’n traject? “De eerste stap is herstellen van wat er is gebeurd. Soms is sprake van een conflict op de werkplek, van ziekte, een burn-out of een mentale of fysieke beperking. Dan is het belangrijk te herstellen en het verlies van de oude baan te accepteren, zodat je weer vooruit kunt kijken in plaats van verlangen naar de oude zekerheid. De tweede stap is gericht op het opbouwen van een nieuw loopbaanperspectief. Over welke kwaliteiten beschik je al, wat zijn je wensen en wat zijn je mogelijkheden. Wellicht is het nodig een aanvullende opleiding te volgen en weer werkritme en -ervaring op te doen. Tenslotte volgt de derde stap: het solliciteren. Daarbij kun je denken aan het voorbereiden op sollicitatiegesprekken, het volgen van stages, het accepteren van werkervaringsplaatsen, netwerken benaderen, het schrijven van goede Hans van Westen sollicitatiebrieven en, als sprake is van een afwijzing, een evaluatie zodat je ook daarvan kunt leren.” Worden kandidaten tijdens het traject begeleid door een team van specialisten? “Een multidisciplinaire aanpak is inderdaad vereist om het zelfvertrouwen te versterken en de energie en het werkplezier weer terug te vinden. Er moet aandacht zijn voor de fysieke, mentale, emotionele en sociale aspecten. Bij zo’n traject kunnen gespecialiseerde loopbaanadviseurs, arbeidsdeskundigen, psychologen en persoonlijke coaches worden betrokken. De coach is de spin in het web. Hij helpt de kandidaten inzicht te krijgen in hun persoonlijke kwaliteiten, wensen en ambities en zoekt vervolgens, geholpen door de jobsearching, naar passende verborgen en geplaatste vacatures.” Hebben ook hoogopgeleide mensen begeleiding nodig bij re-integratie? “Ik durf te zeggen dat juist hoogopgeleide mensen die begeleiding nodig hebben. Voor iedere vacature in dat segment hebben vaak heel veel goede kandidaten belangstelling. Als je dan, als re-integrerende kandidaat, terugkeert op de arbeidsmarkt, moet je extra goed Vinden alle kandidaten weer een nieuwe baan? “Bij GradusGroep hebben wij een intensieve aanpak. Kandidaten kunnen bijvoorbeeld bij ons op kantoor weer werkervaring en -ritme opdoen en hebben hier, net als de andere werknemers, een eigen werkplek. Hun werk bestaat uit het opdoen van ervaring, arbeidsmarktbenadering, leren en solliciteren. Die aanpak werkt, zo blijkt, heel goed. Van alle kandidaten die wij begeleiden vindt 83 procent binnen de trajectduur een baan. En vrijwel alle overige kandidaten vinden kort daarna weer een passende werkkring.” Meer informatie GradusGroep 0348 748118 [email protected] www.gradusgroep.nl 14 PULSE MEDIA GROUP MENSLIEVENDE ZORG H et klinkt zo eenvoudig, ‘menslievende zorg’. Maar zorg waarbij de cliënt echt centraal staat en waar wordt gekeken hoe iemand op dat moment het beste geholpen kan worden, is niet eenvoudig. Het is ook niet altijd in regels te vatten. Zorg waarbij de hulpverlener zich werkelijk bekommert om de ander vereist dat de verpleegkundige of verzorgende zelf nadenkt en – vanzelfsprekend binnen vooraf bepaalde kaders – zonder overleg met leidinggevenden beslissingen neemt. Het vereist ook het weloverwogen afwijken van die kaders omdat het in dat specifieke geval de juiste keuze is. In de zorg wordt gesproken over een ‘presentiebenadering’. Daarbij probeert de hulpverlener zo goed mogelijk te zien, aan te voelen en te begrijpen wat de ontvanger van de zorg nodig heeft en waarom die hulp of aandacht juist op dat moment nodig is. Pas als die kennis en dat begrip er zijn, kan degene die zorg aanbiedt begrijpen wat hij voor de ander kan betekenen en besluiten wat te doen. Die benadering vereist dat zorgverleners niet alleen beschikken over vakmanschap maar ook over gevoel voor subtiliteit, praktische wijsheid en dat ze werken vanuit de overtuiging dat je er altijd moet zijn voor de patiënt. Het belang van de patiënt Er ‘voor iemand zijn’ betekent vooral iemand nooit afwijzen, in de steek laten of veroordelen. Dat is niet zo moeilijk wanneer een cliënt aardig is. Maar als sprake is van complexe problematiek, iemand die verward is, agressief reageert of telkens opnieuw in de problemen komt, dan wordt het al moeilijker om iemand constant menslievende zorg te blijven bieden. Het is geen romantisch plaatje van ‘alleen maar lief zijn’. Het betekent de zorg bieden waar iemand op dat moment het meeste baat bij heeft en dat kan ook schuren. Misschien wil een cliënt niet dat die zorg op dat moment, op die manier wordt geboden. Dan is het belangrijk te begrijpen wat er op het spel staat, na te denken over wat de mogelijke consequenties zijn van iets wel of juist niet doen en op basis van al die overwegingen een besluit nemen dat recht doet aan het belang van de patiënt. Minder regels, meer morele overwegingen De essentie van hulpverlenen is altijd keuzes maken over wat te doen. Tegenwoordig zijn veel van die keuzes in regels en voorschriften gevat en is de ruimte daarmee beperkt voor professionals om verstandige afwegingen te maken op basis van gevoel, de SAMENWERKEN IN DE ZORG voorschriften en andere (kennis)bronnen. Natuurlijk zijn er veel logische en zelfs onmisbare regels en voorschriften waar goed over is nagedacht. Maar er zijn ook regels die vooral bijdragen aan regeldruk en voorbijgaan aan de complexiteit van de zorgpraktijk. “Het is goed om te onderzoeken welke regels geen meerwaarde bieden en mogelijk afgeschaft kunnen worden”, stelt Marjanneke Ouwerkerk, directeur van Stichting Presentie. “Maar dan moet je tegelijkertijd bespreken hoe je die vrijheid van handelen nadenkend en onderzoekend opvult.” Menslievende zorg bieden vergt veel van zorgprofessionals. Zij moeten leren het perspectief van de ander op te zoeken, diens inbreng serieus te nemen, geen oordeel te vellen en de eigen kennis, ervaring en morele overtuigingen met mate in te brengen. “In de opleiding wordt nu vooral gestuurd op evidence based kennis en methodieken die een soort maakbaarheid en algemene geldigheid suggereren”, vindt Ouwerkerk. “Dat is natuurlijk nuttige kennis maar zorgprofessionals moeten ook leren reflecteren, leren omgaan met verantwoordelijkheden en leren afwegen wat goed is om te doen.” Een belangrijke vraag is wat iemand helpt om het leven zo goed mogelijk te kunnen leven. Om dat te kunnen beoordelen moet de zorgprofessional dichtbij durven komen en moeite doen om iemand goed te leren kennen. INTERVIEW met Karin van Onna Uitgaan van het unieke van ieder mens kan alleen als je die zorg biedt die voor die persoon nodig is om een zinvol en betekenisvol leven te leiden.” G oede zorg is meer dan verzorging. Zeker als iemand, bijvoorbeeld als gevolg van dementie, niet langer thuis kan wonen, draait het niet alleen om eten, drinken, wassen en aankleden. “Dan gaat het erom dat je iemand een reden geeft om ’s ochtends wakker te worden en op te staan”, stelt Karin van Onna, coördinerend begeleider bij woonzorgboerderij de Hagert. “Dat Het gaat dus om maatwerk. Is het mogelijk om echt aan te sluiten bij de leefwereld van de cliënt? “Dat kan zeker. Maar dan moet je alles doen om iemand te leren kennen en zoveel mogelijk te weten te komen over iemand. Ook is het belangrijk dat je elke keer kijkt naar wat diegene op dat moment in die situatie nodig heeft. Goede zorg is meer dan het afvinken van lijstjes. Het gaat om aandacht hebben voor het unieke van ieder mens.” Wat zijn mogelijkheden om iemand een reden te geven om op te staan? “Dat kan bijvoorbeeld door iemand een zinvolle dagbesteding aan te bieden. Bijvoorbeeld door zoveel als mogelijk actief bezig te zijn of iets moois te ervaren dat aansluit bij iemands verleden. Dan kun je denken aan boodschappen doen, helpen met koken, helpen in het huishouden, in de tuin werken of op een boerderij meehelpen bij het verzorgen van dieren. Verder is het belangrijk dat je zoveel mogelijk de thuissituatie benadert.” Is zo’n liefdevolle zorg wel mogelijk als je kijkt naar de zorgbudgetten? “De Hagert, een samenwerking tussen ZZG Zorggroep en Dichterbij, is zoveel mogelijk een ‘gemengd bedrijf’. Wij hebben dertig bewoners en bieden daarnaast dagbehandeling en dagbesteding voor nog eens vierentwintig cliënten. Naast de inkomsten uit de zorg zijn er ook inkomsten vanuit de boerderij, de kwekerij, horeca, verhuur en werkbezoeken. Dankzij al die inkomsten en dankzij de betrokkenheid van circa honderd vrijwilligers en de hele gemeenschap rondom de Hagert, kunnen wij deze zorg bieden.” Meer informatie ZZG zorggroep 024 – 366 57 77 [email protected] www.zzgzorggroep.nl PULSE PULSE MEDIA MEDIA GROUP GROUP | SAMENWERKEN IN DE ZORG MVO MENSLIEVENDE ZORG 15 INTERVIEW met Jeanny van den Berg en Jikke Menting Samen zoeken naar passende oplossingen Wat zijn de voordelen van deze wijze van werken? Van den Berg: “Vroeger kwamen bij een inwoner of een gezin verschillende hulpverleners over de vloer die van elkaar niet of niet precies wisten wat de ander deed. De problematiek werd niet in onderling verband gezien met als gevolg dat dingen dubbel gebeurden of juist helemaal niet. Dat kan in de nieuwe situatie niet meer gebeuren. Er wordt één plan voor het hele gezin gemaakt en daarbij wordt gekeken wat de best passende hulp is, om ervoor te zorgen dat het gezin op termijn weer zelfstandig of met hulp van het eigen netwerk verder kan.” Jikke Menting en Jeanny van den Berg D e Rijksoverheid heeft de verantwoordelijkheid voor een aantal taken op het gebied van zorg en welzijn overgedragen aan gemeenten. Die zijn nu onder andere verantwoordelijk voor de uitvoering van jeugdzorg, taken rond werk en inkomen en de zorg voor langdurig zieken en ouderen. Eindhoven heeft de uitvoering van deze taken neergelegd bij de onafhankelijke stichting WIJeindhoven. De organisatie biedt een vorm van ondersteuning die dicht bij huis geboden wordt en waarbij de eigen regie van mensen centraal staat. “Het is complexe materie die moeilijk te begrijpen is”, stelt directeur Jeanny van den Berg. “Het is belangrijk inwoners te helpen de weg te vinden in wat zij soms als een doolhof ervaren.” Wat adviseert u gemeenten? “Ten eerste om niet tegenover maar naast hun inwoners te staan. En door bij het zogenaamde keukentafelgesprek – een kennismakingsgesprek bij inwoners thuis – echt te luisteren naar de problemen. Vaak weten mensen niet precies welke hulp ze nodig hebben, maar ze weten wel waarbij hulp nodig is. Luisteren en niet gelijk conclusies trekken is de eerste vereiste. Daarna het zoeken naar oplossingen. Daarbij is belangrijk dat medewerkers zich verplaatsen in de situatie van de inwoners.” Waarom is dat zo belangrijk? “Omdat je moet weten wat er allemaal speelt in iemands leven om te kunnen begrijpen wat er op dat moment nodig is. Het is de bedoeling dat mensen zoveel mogelijk gebruikmaken van hun netwerk. Dat is logisch want dat netwerk is vaak dichtbij en duurzaam. Maar soms zijn dingen te specialistisch of te intiem om aan dat netwerk te vragen. Voor die zorg kun je dan een zorgprofessional inschakelen en voor andere zorg kun je samen met de inwoner kijken wat het netwerk kan bieden.” Wat als dat netwerk niet of onvoldoende aanwezig of beschikbaar is? Programmaleider Jikke Menting: “Dat kan natuurlijk. Vaak weten mensen niet wie hen kan helpen of durven ze het niet te vragen. Het grote voordeel van de opzet in Eindhoven is dat de medewerkers weten welke hulp en ondersteuning in de buurt aanwezig is en wat er speelt bij de inwoners. Misschien dat iemand die bijvoorbeeld eenzaam maar wel goed ter been is, graag iemand een handje helpt die minder mobiel is.” Weten mensen de weg te vinden? Menting: “Niet altijd. Daarom is het belangrijk de drempel zoveel mogelijk te verlagen door naar de mensen toe te gaan en in de wijk zelf aanwezig te zijn. In Eindhoven zijn in alle wijken wijkteams actief. Die bestaan uit medewerkers die ondersteuning kunnen bieden op alle leefgebieden. In de wijkcentra worden regelmatig spreekuren gehouden. Een afspraak maken is niet nodig en mensen kunnen er met al hun vragen terecht. Per persoon of gezin wordt vervolgens een contactpersoon benoemd die alle hulp coördineert.” Is zelfstandigheid altijd het streven? Menting: “Niemand is erbij gebaat om, als dat niet echt noodzakelijk is, afhankelijk te zijn van zorgprofessionals. Iedereen heeft weleens een moment in zijn leven dat het niet alleen lukt en dat ook het netwerk het niet meer weet. Op die momenten kan een organisatie als WIJeindhoven helpen en ondersteunen zodat mensen de tijd en gelegenheid hebben om op te krabbelen. Niemand kan alles alleen oplossen en dat hoeft ook niet. In de maatschappij, dus ook in Eindhoven, draait het om samenwerking. Samen met de inwoners van Eindhoven onderzoekt WIJeindhoven hoe het sociaal beter kan, maar ook hoe het efficiënter kan. Duurzaam de zorg veranderen, verbeteren en dichterbij de mensen brengen, dat kan alleen als je het samen doet.” Meer informatie WIJeindhoven Torenallee 20 5617 BC Eindhoven (040) 238 89 98 [email protected] www.wijeindhoven.nl INTERVIEW met Frederique Coelman en Annemarie van de Vall Liefdevolle en onvoorwaardelijke zorg A hulpverlener maar vooral als mens. Zowel cliënten als hulpverleners geven aan dat ze blij zijn met deze manier van werken: het leidt tot zorg die echt van betekenis is.” ls kinderen, jongeren en ouders problemen ondervinden bij het opgroeien en opvoeden, dan is het belangrijk dat zij de hulp krijgen die nodig is. “Om te kunnen begrijpen wat nodig is, moet je niet over, maar met alle betrokkenen praten”, vertelt Frederique Coelman, directeur van Spirit. “Vragen wat zij nodig hebben en niet vertellen wat jij kunt bieden. En nooit oordelen of veroordelen, maar liefdevol en onvoorwaardelijk naast iemand blijven staan, ook als de zorgvraag complex is en de situatie uitzichtloos lijkt.” Hoe kom je erachter welke zorg nodig is? Coelman: “Door te luisteren naar alle betrokkenen en ook hun omgeving te vragen wat hun ideeën zijn. Pas daarna kun je bedenken hoe je het beste kunt aansluiten bij die behoeften. Dat vergt meer dan voor situatie a, simpelweg plan “Weten bij wie je hoort is uiteindelijk waar het om gaat” Annemarie van de Vall en Frederique Coelman a, b of c kiezen. Je moet als hulpverlener heel goed kijken waar het om gaat, wat er op het spel staat en wat jij in die situatie kunt doen. Je moet heel dichtbij kunnen en durven komen, niet alleen als Wat vraagt die zorg van de organisatie? Beleidsmedewerker Annemarie van de Vall: “Hulpverleners moeten kunnen zien en doen wat goed en nodig is. Binnen Spirit hebben mensen grote handelingsvrijheid en proberen wij de zorg zo flexibel mogelijk in te richten. Daarnaast is er veel aandacht voor reflectie rondom de ingewikkelde morele dilemma’s waar hulpverleners mee om moeten gaan.” Soms hebben jongeren vaker hulp nodig. Kunnen zij dan opnieuw terecht bij hun begeleider? Van de Vall: “Wie hulp krijgt kan altijd weer contact opnemen. De hulpverlener is overigens niet de enige die hulp kan bieden. Vanaf de start van de hulp werken wij samen met alle betrokkenen en kijken wij wat nodig is om tot een duurzaam en steunend netwerk te komen. Weten bij wie je hoort is uiteindelijk waar het om gaat.” Meer informatie Spirit Fred. Roeskestraat 73 1076 EC Amsterdam 020 – 540 05 00 [email protected] www.spirit.nl 16 PULSE MEDIA GROUP MENSLIEVENDE ZORG SAMENWERKEN IN DE ZORG en de persoonsgerichtheid van medewerkers onderzocht. Binnen organisaties waar kleinschalig en persoonsgericht wordt gewerkt, ervaren medewerkers minder werkdruk. Bovendien geven zij aan tevredener te zijn over hun werk. Als je naar huis gaat met het idee dat je iemand een geluksmoment hebt kunnen geven, voel je je prettiger dan wanneer je naar huis gaat met het idee dat je weliswaar volgens de regels ‘goede zorg’ hebt geleverd maar niemand echt blij hebt kunnen maken. Aandacht Vaak wordt gesteld dat zorgprofessionals geen tijd hebben om iets extra’s te doen. “Natuurlijk is tijd belangrijk, maar met tijd alleen ben je er niet”, stelt Bernadette Willemse, psycholoog en programmahoofd ouderen van het Trimbos-instituut. “Het gaat erom dat je de tijd die je met een bewoner hebt anders besteedt en andere zorg biedt.” Als je zorgmedewerkers vraagt waarmee je iemand blij kunt maken dan geven ze voorbeelden van kleine dingen: een keer haring meenemen, een praatje maken over iemands verleden of iemands hand vasthouden. “Juist in kleine dingen kan veel levensgeluk zitten. Aandachtig zijn voor wie iemand is en wat er in diens leven speelt, daar draait het om.” Menslievende zorg niet duurder Menslievende zorg bieden is, alles doorberekend, niet per se duurder. Het gaat vooral om het veranderen van de zorg. In eerste instantie zal die verandering een investering vergen, maar daarna kunnen besparingen worden gerealiseerd. “Veel geld wordt verspild doordat sprake is van een mismatch”, verduidelijkt Andries Baart van Stichting Presentie. “Dan wordt zorg geboden die goed en nodig lijkt, maar die welbeschouwd irrelevant is voor de patiënt.” Baart geeft als voorbeeld een mevrouw met een complexe zorgvraag die ambulante zorg kreeg maar door het niet goed afstemmen van die zorg de voorgaande vijf jaar gemiddeld zesmaal per jaar moest worden opgenomen in een psychiatrisch centrum. Dankzij afgestemde zorg krijgt deze mevrouw nu zestien uur per week hulp aan huis. Dat is kostbaar, maar sindsdien is een opname niet meer nodig geweest. Al met al bedragen de kosten nu een derde van voorheen. “Dit voorbeeld kun je vertalen naar andere situaties. Door op de juiste wijze te investeren in liefdevolle, afgestemde zorg voor ouderen, jongeren en ggz-cliënten kun je enorm veel leed, zorgkosten, maatschappelijke problemen en maatschappelijke kosten voorkomen.” Ook zorgverleners hebben baat bij liefdevolle zorg. Dat blijkt onder meer uit het promotieonderzoek van Willemse waarbij zij de werkomstandigheden Kleinschalige woonvormen Liefdevolle, persoonsgerichte zorg bieden blijkt eenvoudiger als sprake is van zorg- en woonvormen die huiselijk en herkenbaar zijn. Het Trimbos-instituut onderzoekt tweejaarlijks met de Monitor Woonvormen Dementie de tevredenheid van medewerkers, familie en bewoners van verpleeghuizen, zorgboerderijen en kleinschalige woonzorgvormen voor onder meer mensen met dementie. Bij kleinschalige woonzorgvormen wordt de zorg op een natuurlijker manier geboden en worden bewoners meer betrokken bij de dagelijkse bezigheden. Door aan te sluiten bij de levensgeschiedenis van de bewoners, bijvoorbeeld door in het interieur en de buitenomgeving meubels en gebruiksvoorwerpen te plaatsen die hen herinneren aan het verleden, behouden mensen meer hun identiteit. Er is een duidelijke relatie tussen persoonsgerichte zorg en het functioneren en welbevinden van bewoners. Kleinschalige organisaties maken het ook makkelijker om familie en vrienden optimaal te betrekken bij het dagelijks leven van de bewoners. Dat hoeft zeker niet in de vorm van mantelzorg te zijn. Het gaat meer om het weer deel kunnen uitmaken van het dagelijks leven van de partner, vader, moeder, dochter, zoon of vriend. Door het bieden van menslievende zorg kan, zeker als sprake is van dementie, ook meer aandacht worden besteed aan de invloed daarvan op het leven van de naaste en gestreefd worden naar een verbetering van de kwaliteit van leven voor alle betrokkenen. ADVERTORIAL Denk anders, maak het verschil! missie van ‘Zorg met Bezieling’. We leggen de nadruk op wat wél nog kan en denken in mogelijkheden. Dit geeft energie en leidt tot verrassende resultaten. Zoals bijvoorbeeld een poezenkamer, een initiatief van medewerkers waarbij twee poezen uit het asiel geadopteerd zijn door een van onze zorgcentra. De poezenkamer is een ontmoetingsplek geworden voor familie en cliënten en het blijkt een laagdrempelige wijze om samen in contact te komen.” “We zien dat medewerkers wel steeds meer eigen regie nemen, maar ook worstelen met alle veranderingen” Pim Steerneman en Trudie Severens D e voortdurende negatieve stroom van publiciteit over de ouderenzorg stemt niet vrolijk. Zeker niet voor al die medewerkers die, iedere dag weer, hun best doen om de aan hen toevertrouwde cliënten de zorg te bieden die ze nodig hebben. Toch laat Sevagram zich hierdoor niet uit het veld slaan. Integendeel: door anders te denken en te doen is het namelijk mogelijk om wél het verschil te maken. Betrokken zorgorganisatie Pim Steerneman en Trudie Severens vormen samen de Raad van Bestuur van zorgorganisatie Sevagram. Sevagram is een maatschappelijk betrokken zorgorganisatie die met 1800 medewerkers en 1100 vrijwilligers in 20 zorgcentra mensgerichte (ouderen)zorg biedt in de regio’s Parkstad en Heuvelland. Steerneman: “Sevagram biedt haar zorg vanuit de Planetree zorgvisie. Dit is een zorgvisie met een uitgesproken cliëntgerichte manier van denken en doen. We zijn mede hierdoor een innovatieve organisatie (in ontwikkeling) waar ruimte is voor eigen initiatief en persoonlijke groei. Bij Sevagram maakt elke medewerker en vrijwilliger het verschil voor die ene individuele cliënt.” Severens: “Wij werken samen om concreet invulling te geven aan onze Persoonlijk leiderschap Steerneman: “Een Planetree-organisatie ondersteunt op alle fronten persoonlijk leiderschap. Medewerkers worden gestimuleerd om steeds weer te laten zien wat betere mensgerichte zorg in de dagelijkse praktijk inhoudt. Cruciaal hierbij is dat eigen regie en leiding nemen gestimuleerd worden, waardoor eigenaarschap vanzelfsprekend is.” Severens: “Sevagram ondersteunt cliënten om hen zo lang mogelijk de regie laten blijven voeren over hun leven en gezondheid. Het is verleidelijk om deze zaken over te nemen, maar dat is niet goed. Gezond eten, zoveel mogelijk stimuleren om te bewegen en zinvolle activiteiten bevorderen het welzijn en dragen bij aan een positieve beleving.” Steerneman: “De wereld verandert in een rap tempo en de zorg verandert snel mee. We zien dat medewerkers wel steeds meer eigen regie nemen, maar ook worstelen met alle veranderingen. Daarom hebben we als Raad van Bestuur samen met de projectleider Kunst en Cultuur het boekje ‘Samen Veranderen’ geschreven. Als steuntje in de rug. Alle medewerkers hebben het boekje ontvangen ter inspiratie om in beweging te blijven en verandering als kans te leren omarmen. Ook om uitgedaagd te worden om anders te denken en anders te doen!” Meer informatie Sevagram Henri Dunantstraat 3 6419 PB Heerlen (045) 560 28 02 [email protected] www.sevagram.nl PULSE PULSE MEDIA MEDIA GROUP GROUP | SAMENWERKEN IN DE ZORG MVO MENSLIEVENDE ZORG Het vinden van steun in de buurt Van onze redactie Auteur: Marianne Rijke E en kind normaal laten opgroeien is helaas niet voor alle gezinnen even vanzelfsprekend. Sommige families kampen met een problematische thuissituatie, door bijvoorbeeld werkloosheid of schulden van de ouders, maar ook persoonlijke problemen van de gezinsleden, zoals (psychische) ziekten, kunnen een rol spelen. In zo’n geval is het erg fijn als er voor ondersteuning op anderen teruggevallen kan worden. Deze steun kan veelal dichtbij huis gevonden worden. Verantwoordelijkheid Door veranderingen in de jeugdwetgeving zijn gemeenten sinds 2015 verantwoordelijk voor de jeugdhulp. Onder de doelen van de nieuwe Jeugdwet vallen het gebruikmaken van de eigen kracht van jeugdigen, ouders en hun sociale netwerk, en het minder snel voorschrijven van medicijnen en het terugdringen van de zorgvraag. Hierdoor is meer verantwoordelijkheid komen te liggen bij de gezinnen zelf en wordt tegelijk meer ingezet op preventie van problematische situaties, stelt Jolanda de Heer, wethouder in Rhenen met de portefeuille jeugdzorg. Steunnetwerk Elize Lam, onderzoeker aan de Christelijke Hogeschool Ede (lectoraat Jeugd en Gezin) en schrijfster van een boek over kind zijn in een moeilijke thuissituatie, weet hoe belangrijk een steunnetwerk voor deze kinderen is. “Voor hun welzijn is het essentieel dat ze kind kunnen zijn, en dat is precies wat een betrokken netwerk kan ondersteunen.” Hiermee bedoelt zij vertrouwde volwassenen op wie het kind terug kan vallen. Mensen met wie thee kan worden gedronken of naar de film kan worden gegaan, maar ook mensen die luisteren als het kind wil praten. “Dit zijn mensen die het kind als het ware toegang geven tot een lichtere wereld. Dat versterkt diens veerkracht.” Ook ouders met problemen hebben veel baat bij een steunende omgeving. Een netwerk dat kan inspringen indien 17 Investeren in netwerken Lam pleit voor terughoudendheid met professionele steun aan kinderen in moeilijke thuissituaties. Hulpverleners zouden moeten zorgen dat ouders geholpen worden en dat kinderen over de juiste steun kunnen beschikken. Daarom moet het netwerk al vanaf het begin betrokken worden bij steunvragen. Pas als dit netwerk te weinig steun kan bieden, is hulpverlening nodig. nodig, waar ze niet alleen terecht met vragen, maar ook voor praktische en emotionele steun als het even te zwaar wordt. Hulp vanuit de buurt Het aantal initiatieven groeit waarbij gezinnen met problemen gesteund worden door andere gezinnen direct in buurten en wijken, vertelt Lam. Zij is van mening dat, met name nu de overheid bepaalde ondersteuning niet meer per definitie betaalt, het des te belangrijker is dat families elkaar vinden en helpen. Dit kan vanuit de burgers zelf komen, waarbij vrienden en kennissen elkaar steunen, maar gebeurt ook regelmatig met behulp van een professional, die dan bijvoorbeeld als makelaar optreedt. Bij dergelijke burgerinitiatieven draait het altijd om vrijwilligers die zich graag inzetten voor een andere familie, legt De Heer uit. Ze benadrukt dat het belangrijk is dat de steungevende en de steunvragende families een wederkerige relatie aangaan. “Het is nooit de bedoeling dat het ene gezin afhankelijk wordt van het andere gezin, er moet altijd gekeken worden naar hoe beide families elkaar kunnen helpen.” ingezet voor diverse projecten die zich focussen op jeugd en gezin. Een voorbeeld hiervan is de ‘Verteltas’, een initiatief dat ouders helpt hun kinderen voor te lezen, waarbij ze dan zelf ook hun taalvaardigheid vergroten. Lam geeft aan dat het belangrijk is dat gemeenten investeren in steunprojecten voor gezinnen. “Subsidie kan heel helpend zijn, net als voldoende tijd voor een project om zich te kunnen bewijzen als werkend alternatief.” De Heer ziet ook duidelijk de voordelen van een betrokken netwerk voor een gezin. Het zorgt ervoor dat gezinnen op een zo laag mogelijk niveau steun kunnen vinden. Ze vertelt tot besluit dat haar gemeente in 2017 een project gaat starten waarbij gezinnen worden geholpen met het vergroten van hun eigen netwerk. “Het is een kwetsbaarheid als je zelf geen netwerk hebt, dat je niet op mensen terug kunt vallen wanneer nodig. Daarom willen wij daar als gemeente echt in investeren.” Gemeentelijke ondersteuning Gemeenten ondersteunen diverse initiatieven die gezinnen hulp bieden. De Heer: “Dit doen we omdat wij als gemeenten verantwoordelijk zijn voor onze kinderen van nul tot achttien jaar, met alle vragen en zorg die zij nodig hebben.” Naast het bevorderen van burgerinitiatieven, wordt het gemeentehuis van haar eigen gemeente ADVERTORIAL Ons meer bekommeren om elkaars kinderen T wee jaar geleden richtte Leontine Bibo Buurtgezinnen.nl op. Gezinnen die overbelast zijn, worden gekoppeld aan vitale gezinnen in de buurt. Veel gemeenten zijn enthousiast over deze preventieve aanpak, die in essentie helemaal niet vernieuwend is. “We vinden opnieuw uit wat vroeger normaal was: ons om elkaars kinderen bekommeren.” Leontine Bibo Waarom ben je begonnen met Buurtgezinnen.nl? “Wij zijn jaren crisispleeggezin geweest. Dan krijg je kinderen in huis met krassen op hun ziel. Als pleegouders kun je veel voor deze kinderen doen, maar ik hield toch het gevoel dat we te laat waren. Daarbij merkten we dat het mogelijk was om een goede relatie op te bouwen met de eigen ouders van onze pleegkinderen. Dat heeft de inspiratie opgeleverd voor Buurtgezinnen.nl. Ik wilde meer doen op het terrein van preventie en daarbij gebruik maken van de kracht van gezinnen voor gezinnen.” Wat levert de ondersteuning van zo’n gezin uit de buurt op? “Ouders kunnen op adem komen. Ze worden sterker, krijgen meer zelfvertrouwen en de stress neemt af. De kinderen krijgen weer aandacht en kunnen zich op een goede manier blijven ontwikkelen. Tegelijkertijd zien we dat ook steungezinnen veel terugkrijgen. Zij zien mensen opbloeien door hun bijdrage, komen in contact met gezinnen die ze anders nooit zouden leren kennen. Dat verrijkt hun leven.” Hoe zie je de toekomst? “Ik zou willen dat veel minder kinderen in hun eigen gezin kunnen blijven wonen, doordat er een steungezin in de buurt beschikbaar is op het moment dat de emmer overloopt. Daarvoor is het nodig dat er in alle gemeenten steungezinnen beschikbaar komen. Maar het allermooiste is als we over vijftien jaar helemaal niet meer over steun- en vraaggezinnen praten, maar dat we ons gewoon weer wat meer bekommeren om elkaars kinderen. Uiteindelijk willen we dat kinderen weer opgroeien in een buurt waar ze gezien worden en aandacht krijgen van buurtbewoners. Ik ben daar optimistisch over. Veel gemeenten vragen zich af of er wel genoeg steungezinnen zijn. Er zijn er meer dan genoeg, wij sporen ze op.” Meer informatie Buurtgezinnen [email protected] www.buurtgezinnen.nl 18 PULSE MEDIA GROUP SAMENWERKEN IN DE DRIEHOEK S ociale hulpverlening – bijvoorbeeld aan mensen met een verstandelijke handicap, ouderen met dementie of mensen met een psychiatrische aandoening – werkt beter als niet alleen de cliënt, maar ook diens ouders of mantelzorgers worden betrokken. Hoe ziet goede samenwerking eruit? ‘De cliënt staat centraal’: die visie vat de zorg van de afgelopen twintig jaar goed samen. In eerste instantie valt daar niet veel op af te dingen: de cliënt is immers degene die baat moet hebben bij de zorg. Maar de valkuil van erg inzoomen op de cliënt is dat hulpverleners zich te veel richten op een syndroom of aandoening, en weinig oog hebben voor de hele persoon, laat staan voor diens omgeving. Door de hervormingen in het zorgstelsel in 2006, werd de rol van ouders en mantelzorgers in het zorgproces steeds prominenter. Toen koning Willem-Alexander in zijn troonrede van 2013 zei dat Nederland van een verzorgingsstaat verandert in een ‘participatiesamenleving’, kon niemand er meer omheen: zorg vindt plaats in een driehoeksrelatie tussen cliënt, ouders en hulpverlener. ‘Driehoekskunde’ Dat aandacht voor de ouders een ‘trend’ is, merkt orthopedagoog Chiel Egberts goed. Hij bedacht halverwege de jaren negentig hoe zorgverleners optimaal kunnen samenwerken met ouders van kinderen met een verstandelijke beperking. Sindsdien geeft hij trainingen ‘driehoekskunde’ aan zorgprofessionals en –organisaties. Driehoekskunde is ook toepasbaar in de ouderenzorg, jeugdzorg en psychiatrie. Driehoekskunde begint volgens Egberts met de simpele vaststelling dat cliënten in de eerste plaats kind van hun ouders zijn en blijven. Zij vertrouwen hun kind toe aan vreemden. De eerste vraag voor begeleiders is dus: hoe win en behoud ik het vertrouwen van deze ouders? Belangrijk is vervolgens dat de drie hoeken in de driehoek een gelijkwaardige relatie hebben en een gelijke inbreng. Als een hoek dominant is, ontstaat er disbalans: bijvoorbeeld als de bedtijden van bewoners worden bepaald door dienstroosters van medewerkers, of als ouders zó mondig worden dat ze de begeleider gaan voorschrijven wat deze moet doen. Dat laatste maakt Egberts de laatste jaren steeds vaker mee. “Waar ik voorheen vaker moest opkomen voor de ouders, doe ik dat nu voor de hulpverlener. Ik pleit daarom voor een herwaardering van professionaliteit.” Egberts leert zijn cursisten om de loyaliteit tussen ouders en kind als uitgangspunt te nemen en te SAMENWERKEN IN DE ZORG beseffen dat zij zelf ‘passanten’ zijn. De basis is vertrouwen. “Ouders vertrouwen de hulpverlener hun kind toe; professionals moeten laten zien dat ze betrouwbare hulpverleners zijn door te doen wat ze beloven en door te investeren in de relatie met ouders.” “Sommige ouders praten over het hoofd van het kind heen met de arts, waardoor het kind geen vragen kan stellen. Of ze laten het kind het zelf doen, maar zien niet of het kind het wel begrijpt. De cursus laat zien hoe ouders hun kind het beste kunnen steunen.” Gehechtheid Een goede relatie tussen ouders en kind is niet alleen belangrijk voor het kind zelf, het bevordert ook het effect van hulptrajecten. Samenwerken in de driehoek wordt bemoeilijkt als de ouder-kindrelatie slecht is, stelt hoogleraar orthopedagogiek Carlo Schuengel van de Vrije Universiteit in Amsterdam. Schuengel doet onderzoek naar de invloed van opvoeding en zorg op de ontwikkeling van kinderen. ‘Puberende’ cliënten Inmiddels is Egberts bij de meeste zorginstellingen geweest om medewerkers te trainen in driehoekskunde. Het belang van het betrekken van de ouders is dus wel bekend, denkt hij. Toch is het moeilijk om de driehoekskunde ‘in het DNA van de begeleiders en van de organisatie’ te krijgen. Veilige gehechtheid is een belangrijk onderdeel van een goede ouder-kindrelatie. Dat wil zeggen dat kinderen op hun ouders kunnen terugvallen in tijden van angst en nood, en dat kinderen volop steun ervaren van hun ouders in hun ontwikkeling. De kwaliteit van gehechtheid draagt mede bij aan het leren omgaan met emoties en stress en met relaties met anderen. “Als kinderen niet goed aan hun ouders duidelijk kunnen maken waar ze behoefte aan hebben, of ouders pikken deze signalen niet goed op, dan zullen professionals meer moeten doen om de samenwerking tot een succes te maken”, stelt Schuengel. Zijn onderzoeksgroep heeft als uitgangspunt dat hulpverleners die kinderen met een beperking of aandoening willen helpen, in de eerste plaats nadenken over hoe zij de ouders kunnen ondersteunen. “Wat heeft het kind van de ouders nodig en wat hebben de ouders nodig van hulpverleners om dit mogelijk te maken? Door de ouders te helpen, help je ook het kind.” Ouders betrekken Uit verschillende onderzoeken blijkt dat het betrekken van de ouders betere resultaten oplevert. Een van de studies van de onderzoeksgroep van Schuengel ging over een cursus voor chronisch zieke kinderen om beter te leren omgaan met situaties als doktersbezoeken en afwezigheid van school. Die cursus wordt normaal gesproken alleen aangeboden aan kinderen; in het onderzoek deden van een bepaalde groep kinderen ook de ouders mee. Zij kregen dezelfde cursus als hun kind, plus tips over hoe zij hun kind konden ondersteunen in het toepassen en volhouden van de vaardigheden. Het bleek dat de kinderen van wie de ouders ook werden betrokken op de lange termijn minder last hadden van angst of somberheid, dan de groep kinderen van wie de ouders geen cursus kreeg. “Ouders gaan verschillend om met bijvoorbeeld artsbezoeken”, legt Schuengel uit. Vooral als het spannend wordt in een driehoek, bijvoorbeeld als ouders veeleisend zijn of als cliënten zich afzetten tegen hun ouders, vallen begeleiders terug in automatismen en kiezen ze voor ‘hun’ cliënt en tegen ouders. Egberts: “Als verstandelijk beperkte cliënten ontdekken dat ze ook los van hun ouders iets mogen vinden, is dat een heftig proces dat veel emoties met zich meebrengt. Ga als hulpverlener die autonomie niet stimuleren, maar zorg ervoor dat de relatie tussen ouders en jou goed blijft en creëer goede voorwaarden. Puberen moet iedereen zélf doen.” PULSE PULSE MEDIA MEDIA GROUP GROUP IN DE ZORG | SAMENWERKEN MVO SAMENWERKEN IN DE DRIEHOEK 19 INTERVIEW met Elize Middelhoven en Marja van der Maarl ‘Persoonlijke aanpak vergt samenwerking’ E en goed leven is voor mensen met een beperking net zo belangrijk als voor mensen zonder beperking. Om dit te bereiken is het belangrijk om als zorgprofessional samen te werken met de cliënt zelf, diens ouders of andere belangrijke personen in diens leven: dit noemen we ‘de driehoek’. Bij zorginstelling Ons Tweede Thuis wordt al zo’n tien jaar gewerkt volgens de ‘driehoek-methode’. Arts voor verstandelijk gehandicapten en hoofd behandeling Elize Middelhoven en maatschappelijk werker en driehoektrainer Marja van der Maarl leggen uit wat dit betekent voor de zorgprofessional. Hoe ziet dat er praktisch uit? Van der Maarl: “Cliënten willen graag meedoen in de samenleving en dat vinden we belangrijk. Zo is er bijvoorbeeld een cliënt die graag op vakantie wilde naar het buitenland, maar dat nog nooit had gedaan. Dan bespreekt de begeleider deze wensen Waarom is samenwerken met ouders en mantelzorgers belangrijk? Middelhoven: “Ieder mens heeft belangrijke personen in zijn of haar leven. Bij mensen met een verstandelijke beperking zijn dit vaak de ouders. Ouders kennen hun kinderen het langste en het beste. Daarom is het belangrijk om te ontdekken en te horen wat een cliënt wil. Niet iedere cliënt kan dat zelf even goed verwoorden, maar ook cliënten die dit niet kunnen verwoorden kunnen wel aangeven wat ze wel of niet fijn vinden. Samen met de kennis en intuïtie van ouders en vakkennis en professionaliteit van de zorgprofessionals wordt getracht vorm te geven aan de wensen van de cliënt. Het gaat daarin altijd om maatwerk.” met de cliënt, maar ook met de ouders wat zij ervan denken. Mogelijk is een reis naar Spanje een erg grote stap, maar kun je tot een gezamenlijke invulling komen met de cliënt en ouders, bijvoorbeeld deelname aan een georganiseerde reis. Als dit lukt, groeit de cliënt enorm, daar word je blij van!” “We doen veel aan medezeggenschap, om cliënten te laten beseffen: mijn mening telt en het is oké om het ergens niet mee eens te zijn” Wat vergt zo’n aanpak van de professional? Van der Maarl: “Wij vragen van onze medewerkers om door de ogen van de ouders de cliënt te zien, zich in te leven in de cliënt of de ouder en om te vragen waar de ander behoefte aan heeft. Kortom, het gesprek aangaan. Dat kan soms voor begeleiders spannend zijn, omdat je je kwetsbaar opstelt wanneer je met je eigen Marja van der Maarl en Elize Middelhoven gevoelens een gesprek in stapt. Dat is niet altijd makkelijk.” Hoe zorgt u ervoor dat het belang van de cliënt wordt gediend? Middelhoven: “Wij vinden het belangrijk dat cliënten zichzelf kunnen zijn, zelfvertrouwen hebben en bijvoorbeeld hun mening over de zorg durven uit te spreken. We doen veel aan medezeggenschap, om cliënten te laten beseffen: mijn mening telt en het is oké om het ergens niet mee eens te zijn. Voor cliënten die dit niet kunnen verwoorden vraagt het vooral goed kijken en luisteren naar de cliënt zelf en de ouders. Er blijft nog veel te ontwikkelen, daarom doen we wetenschappelijk onderzoek samen met onder meer universiteiten. Ook hierin betrekken we cliënten en hun netwerk zo veel mogelijk. Ons doel is niet alleen dat onze cliënten kunnen groeien in hun ontwikkeling, maar ook dat door kennisontwikkeling en -uitwisseling de groep verstandelijk gehandicapten zichtbaarder wordt in de maatschappij.” Meer informatie www.onstweedethuis.nl ADVERTORIAL ‘Kloof tussen wetenschap en praktijk wordt steeds kleiner’ W noemen.” In deze virtuele werkplaats, waarin Advisium samenwerkt met de Vrije Universiteit in Amsterdam, komen wetenschappers en mensen uit de praktijk samen. etenschap is in de ogen van veel mensen een abstract begrip. Een ver-van-mijn-bedshow, bedacht en uitgevoerd door universiteiten. De brug naar de praktijk, waar wetenschap echt van toegevoegde waarde kan zijn, is vaak lang en instabiel. Bij expertisecentrum Advisium, onderdeel van ‘s Heeren Loo, heeft het toepasbaar maken van wetenschap de hoogste prioriteit. “Het onderzoek dat we doen moet primair bijdragen aan de kwaliteit van leven van mensen met een beperking. De rest is bijvangst.” Van idee naar onderzoek Als programmamanager wetenschappelijk onderzoek is Bas Bijl intensief betrokken bij al het onderzoek van het expertisecentrum. “Veel ideeën voor onderzoek vinden hun oorsprong in de dagelijkse praktijk. Een mooi voorbeeld is slaapproblematiek. In de polikliniek constateerde men dat veel mensen met een beperking daarmee kampen. Vervolgens gaan we onderzoeken hoe dat komt en wat we daaraan kunnen doen.” Naast deze ‘bottom-up-route’ komt het ook voor dat de ‘top’ van de organisatie een belangrijk onderwerp signaleert om te onderzoeken: “Bij deze ‘top-down– route’ is het de kunst om in een zo vroeg mogelijk stadium mensen uit de praktijk erbij te betrekken.” Bruikbaarheid bewaakt Bas vertelt vol enthousiasme hoe dat Verbinding zoeken “Wetenschap en praktijk zijn twee verschillende werelden, beide met eigen belangen. Toepasbaar onderzoek staat of valt met een solide brug tussen deze werelden. Zonder is het risico groot dat je onderzoek in theorie helemaal klopt, maar in de praktijk gewoon niet werkt. En dat kun je voorkomen door vanaf het begin kennis en kunde te combineren.” Bas erkent dat dit in het verleden te weinig is gebeurd maar is verheugd dat de verbinding nu steeds vaker gezocht wordt: “Samenwerken verhoogt de kans op onderzoek dat toepasbaar is. En daar gaat het om.” Bas Bijl geborgd is bij het onderzoek van Baukje Schippers. “Baukje doet onderzoek naar de afbouw van vrijheidsbeperkingen. Een onderwerp dat momenteel veel aandacht krijgt. Omdat Baukje jaren in de klinische praktijk heeft gewerkt, kan zij als geen ander de praktische bruikbaarheid van het onderzoek bewaken, en bijsturen waar nodig. Deze ervaring is van grote toegevoegde waarde in wat wij de academische werkplaats Familie meenemen Als we spreken over samenwerking, dan mogen we de mensen waarvoor we het doen én hun familie niet vergeten. “Goed informeren is van essentieel belang. Niet in de laatste plaats omdat er toestemming nodig is om het onderzoek uit te voeren. Baukje heeft veel tijd geïnvesteerd in het ‘meenemen’ van de familie in het onderzoek. Tegen de verwachting in, was namelijk niet ieders reactie op de afbouw van vrijheidsbeperkingen positief. Er was veel terughoudendheid. Meer vrij-heid betekent verandering en dat geeft onzekerheid.” Inmiddels zijn alle data verzameld en kunnen er conclusies getrokken worden. Hamvraag Gaan we het onderzoek terugzien in de praktijk? Baukje is druk bezig al haar bevindingen op papier te zetten, en heeft al gesproken op meerdere congressen. Daarnaast is ze samen met Bas bezig verbinding te zoeken met belangrijke stakeholders in de zorg. Bas: “We hebben contact met branchevereniging VGN (Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland) en het ministerie van Volksgezondheid. Beide partijen hebben oren naar de resultaten van dit concrete onderzoek. Vrijheidsbeperkingen worden sectorbreed toegepast en we hopen dat de resultaten straks overal in de praktijk gebruikt worden. Niet alleen bij cliënten van ’s Heeren Loo.” Meer informatie Wilt u meer weten? Neem dan contact met ons op. T: 0800 - 3 555 555 E: [email protected]. www.sheerenloo.nl www.advisium.nl adver torial De zorg onderneemt aantoonbaar socialer met de PSO Steeds meer organisaties in de zorg ondernemen aantoonbaar Nieuwste wetenschappelijke inzichten socialer. De mate van sociaal ondernemen wordt objectief zichtbaar Iedereen kent wel een of meerdere personen met een afstand tot de arbeidsmarkt, via de Prestatieladder Socialer Ondernemen (PSO) van TNO, dat bijvoorbeeld iemand die voor langere tijd in de WW zit of iemand uit de Participatie is uitgegroeid tot het landelijke meetinstrument én keurmerk Wet, maar ook jongeren die moeizaam aan de slag komen zoals VSO pro of personen voor sociaal ondernemen. De PSO erkent organisaties die op een die een BBL of BOL opleiding volgen. Een steuntje in de rug is dan een goede zaak en duurzame en kwalitatief goede wijze werkgelegenheid bieden aan biedt betere kansen op (duurzaam) werk en ontwikkelingsmogelijkheden. mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. De PSO draagt daaraan bij en wordt continu in samenwerking met de markt volgens de nieuwste wetenschappelijke inzichten doorontwikkeld. De PSO toetst objectief in Steeds meer gemeenten in Nederland accepteren de PSO bij de invulling van een welke mate organisaties meer dan gemiddeld sociaal ondernemen tov organisaties Social Return verplichting, waardoor tijd vrijkomt voor de zorg van een medewerker in dezelfde grootteklasse en kent vier treden: Aspirant-status, Trede 1, 2 en 3. en een structurele investering in hem of haar wordt beloond. De PSO wordt de laatste Een organisatie in het bezit van een Trede status onderneemt meer dan gemiddeld jaren vaker aangevraagd door het reguliere bedrijfsleven omdat organisaties op de sociaal, maar dient wel actief te blijven met sociaal ondernemen om te groeien op de PSO-ladder kunnen groeien, wanneer zij zelf inkopen bij andere PSO-gecertificeerde PSO-ladder of die Trede te behouden. Op www.pso-nederland.nl kunt u zelf meten organisaties. Op deze wijze ontstaat een ketenwerking van organisaties die waar uw organisatie staat op het gebied van socialer ondernemen. op een duurzame wijze aan de slag gaan met sociaal ondernemen. Een mooi voorbeeld is de onlangs gesloten groene megadeal tussen 240 zorgorganisaties Ont wikkeld door: en energieleverancier Eneco, dat zich voor de PSO gaat certificeren om aan de verplichting van Social Return te voldoen. De PSO in een schema Resultaten (per groot teklasse) Kwalitatieve aspecten Trede 3 > norm Trede 3 Indirect Passend werk Integratie Functioneren en ontwikkelen Begeleiding Passend werk Integratie Functioneren en ontwikkelen Begeleiding Passend werk Integratie Functioneren en ontwikkelen Begeleiding Direct Trede 2 > norm Trede 2 Indirect Direct Trede 1 > norm Trede 1 Indirect Direct Aspirant-status Inzicht Indirect Plan van aanpak Direct Doelstelling Meer informatie Heef t u interesse in PSO-erkenning of wilt u weten hoe dit instrument in uw gemeente kan worden ingezet? Ga naar www.pso-nederland.nl of bel 055 36 89 899 Creëren draagvlak Postadres: Postbus 4155 7320 AD Apeldoorn Aanpassen werving & selectie Bezoekadres: Boogschutterstraat 52 7324 BA Apeldoorn Functies beschikbaar W pso-nederland.nl E [email protected] T 055 36 89 899