Muziektherapie bij kinderen en jongeren met een Autisme

advertisement
Modulebeschrijving
Muziektherapie bij kinderen en
jongeren met een Autisme
spectrumstoornis
Dagbehandeling
Behandel- en Expertisecentrum 0-7 jaar
Colofon
Ontwikkelaar / licentiehouder van de interventie
Naam
Stichting Papageno
Adres
Postbus 277
Postcode
1250 AG
Plaats
Laren
Email
[email protected]
Telefoon
035-5388091
Website interventie
www.stichtingpapageno.nl
Contactpersoon/ auteur
Naam
Mathieu Pater
Adres
Woestijgerweg 49
Postcode
3817 SC
Plaats
Amersfoort
Email
[email protected] / [email protected]
Telefoon
06-21543939
Ontwikkeld in samenwerking met:
Module Muziektherapie – BEC 0-7 jaar
Pagina 2/21
INDEX
Samenvatting
4
A. Modulebeschrijving: probleem, doelgroep, doel, aanpak, materialen en uitvoering
6
1.
2.
3.
4.
5.
Risico- of probleemomschrijving
Doel van de module
Doelgroep van de module
Aanpak van de module
Materialen en links
6
8
8
9
11
B. Onderbouwing van de module
12
6.
7.
9.
12
14
15
Verantwoording: doelgroep, doelen en aanpak
Samenvatting onderbouwing
Onderzoek naar de uitvoering van de module
C. Effectiviteit
16
10.
11.
16
16
Nederlandse effectstudies
Buitenlandse effectstudies
D. Overige informatie
18
12.
13.
14.
18
18
18
Toelichting op de naam van de module
Uitvoering (uitvoerende en/of ondersteunende organisaties en partners)
Overeenkomsten met andere modules
Bijlage
CAP-J classificatieoverzicht (assen en rubrieken)
Module Muziektherapie – BEC 0-7 jaar
Pagina 3/21
SAMENVATTING
Doel
Het hoofddoel van de interventie is een verbetering teweeg te brengen op het gebied van het sociale
gedrag. Dit wil zeggen een verbetering binnen de sociaal interactie en/ of de (non)-verbale
communicatieve vaardigheden.
Doelgroep
De muziektherapie is bedoeld voor kinderen en jongeren met de diagnose autismespectrumstoornis
(ASS) in de leeftijd van 3 tot 23 jaar die worden belemmerd in het dagelijks functioneren op het
gebied van het sociale gedrag. Bij Jeugdhulp Friesland wordt de module ingezet bij de jongere
kinderen van Dagbehandeling 0-7.
Aanpak
De interventie is gericht op het verbeteren van het sociale gedrag van kinderen en jongeren met ASS
doormiddel van muziektherapie. De interventie heeft een duur van 6 tot 8 maanden en kent drie
fases; de observatie/wenfase, de behandelfase en de afrondingsfase. De eerste fase heeft als doel
om het probleemgedrag in relatie tot muziek te observeren en een veilige basis te creëren voor de
behandelfase. Op basis van de eerste fase wordt de behandelfase vormgegeven waarin aan de
gestelde doelstellingen wordt gewerkt. In de afrondingsfase wordt de interventie afgerond en
bekeken of vervolg behandeling of begeleiding wenselijk is.
Binnen de muziektherapeutische interventie is muziek het middel en de basis van hetgeen dat wordt
aangeboden. Muziek, klank en ritme vormen een taal die kinderen met autisme kan helpen om
contact te maken, hun gevoelens te uiten en te verwerken. Muziek vormt dan ook de basis voor de
communicatie tussen de muziektherapeut en het kind. Er wordt gewerkt vanuit muzikale improvisatie
maar ook meer gestructureerde werkvormen zijn een onderdeel van deze interventie. Bij de
interventie hoort een interventiewijzer welke de muziektherapeut een richting geeft in de aan te
bieden werkvormen gerelateerd aan de doelstellingen. De ouders/ verzorgers worden actief
betrokken bij de muziektherapie. Hierdoor kan een betere transfer gemaakt worden tussen wat er
binnen de muziektherapie gebeurt en de activiteiten in het dagelijks leven.
Materiaal
Bij deze interventie behoort een interventiewijzer. Deze wijzer geeft een leidraad voor de te
gebruiken werkvormen gedurende de interventie. Daarnaast wordt de voortgang van de interventie
bijgehouden in een logboek.
Onderbouwing
Muziektherapie is een non-verbale therapievorm. Dit biedt de mogelijkheid om communicatie en
interactie te ontwikkelen zonder dat daar verbale communicatie voor nodig is, iets wat voor kinderen
en jongeren met ASS vaak erg lastig is. De muziektherapeut heeft binnen de interventie de
mogelijkheid om op basis van zijn therapeutische attitude zich permanent af te stemmen op de
emotie en (zichtbare) reactie van de cliënt, zonder dit proces met woorden te hoeven doorbreken,
waardoor ‘het moment’ niet verstoord hoeft te worden.
Onderzoek
Verschillende onderzoeken tonen aan dat muziektherapie een positief effect heeft op de sociale
interactie en communicatieve vaardigheden van kinderen met ASS (Aldrige 1995; Edgerton 1994;
Macdonald & O’Donell 1996; Schumacher 1999 & Whipple 2004).
Aldridge, Gustorff et al, (1995), Edgerton (1994), Kim et.al. (2008) hebben in hun studies laten zien
dat door geïmproviseerde muziektherapie het communicatieve gedrag van kinderen met ASS
toeneemt. Macdonald & O’Donell (1996) onderzochten de werking van muziek op communicatief
Module Muziektherapie – BEC 0-7 jaar
Pagina 4/21
gedrag bij kinderen met autisme door in hun studie op gestructureerde wijze muziek aan te bieden.
Deze studie leverde ook significante verbeteringen op van de communicatieve vaardigheden.
Module Muziektherapie – BEC 0-7 jaar
Pagina 5/21
A. MODULEBESCHRIJVING: PROBLEEM, DOELGROEP, DOEL,
AANPAK, MATERIALEN EN UITVOERING
1. Risico- of probleemomschrijving
Wat is ASS?
ASS is een pervasieve ontwikkelingsstoornis die gepaard gaat met kwalitatieve beperkingen in de
sociale interactie en de sociale communicatie. Daarnaast is er sprake van beperkte, zich herhalende
patronen van gedrag, interesses of activiteiten. De stoornis is aangeboren en blijvend. ASS is naast
levenslang ook levensbreed en levensdiep (De Neef, 2012) Dat wil zeggen dat deze diagnose op alle
gebieden van het leven van iemand met ASS doorwerkt en dat het daarmee vaak ook raakt aan
existentiële vragen.
Vaak wordt ASS al in de kinderjaren vast gesteld maar het kan ook zijn dat het pas op latere leeftijd
duidelijk wordt, bijvoorbeeld wanneer sprake is van een gemiddelde of bovengemiddelde intelligentie
en men daardoor meer mogelijkheden heeft tot het compenseren van ASS problematiek, of wanneer
ASS wordt overschaduwd door een ernstige bijkomende psychiatrische problematiek.
ASS is een multifactoriele aandoening waarbij erfelijkheid een rol speelt. Vermoedelijk spelen ook
omgevingscomponenten mee die van invloed zijn op de uiting van die risicogenen. Er zijn nog geen
duidelijk biologische markers gevonden maar het is wel duidelijk dat sprake is van een atypische
hersenontwikkeling. (Schuurman, 2013;).
Classificatie volgens DSM-5
In tegenstelling tot de DSM-IV-TR, waarin vijf pervasieve ontwikkelingsstoornissen werden
onderscheiden, spreekt men nog maar van één categorie namelijk de autismespectrumstoornis
(ASS) (DSM-5, 2013).
Waar men in de DSM-IV-TR nog sprak over drie domeinen: sociale interactie, communicatie en
rigiditeit, spreekt men in de DSM-5 nog over twee domeinen. Sociale interactie en communicatie
vormen nu samen het domein sociale communicatie. Het andere domein is die van de beperkte, zich
herhalende stereotype patronen van gedrag, belangstelling en activiteiten, welke nu is uitgebreid met
stereotype/ repetitieve taaluitingen, evenals met sensorische abnormaliteiten. Denk hierbij aan
hyper- of hyposensitiviteit voor zintuigelijke prikkels.
Volgens de DSM-5 criteria moeten de symptomen al in de vroege kindertijd aanwezig zijn (al kunnen
ze soms pas op latere leeftijd ten volle merkbaar worden), moeten de symptomen leiden tot
significante beperkingen in het huidig functioneren en kunnen deze tekortkomingen niet worden
toegeschreven aan een intellectuele beperking of algehele ontwikkelingsachterstand. Comorbiditeit
komt vaak voor maar dan dient de sociale communicatie lager te zijn dan kan worden verwacht op
basis van het algehele ontwikkelingsniveau. De diagnose dient gesteld te worden door een daarvoor
bevoegd diagnosticus. (Schuurmans 2013)
Cognitieve stijlkenmerken
Binnen de diagnostiek van ASS kunnen de sterke en zwakke kanten van de informatieverwerking
van de persoon met ASS in kaart worden gebracht welke handige informatie kan geven voor
behandeling of begeleiding. Vaak kan dan onderzoek gedaan worden naar het functioneren op het
vlak van de Theory of Mind (ToM), het executief functioneren (EF) en de centrale coherentie (CC).
Ze worden wel aangeduid als de cognitieve stijlkenmerken van mensen met ASS en kunnen een
verklaring geven voor het specifieke gedrag van mensen met ASS. Maar ASS kan niet worden
gediagnosticeerd op basis van de informatieverwerking, dit kan uitsluitend door het gedrag te
onderzoeken. Vooral ook omdat de bijzonderheden op het gebied van ToM, CC en EF ook
voorkomen bij andere diagnoses. (Spek 2013)
Theory of Mind is het sociaal-cognitief vermogen om gevoelens, gedachten, ideeën en intenties aan
zichzelf en anderen toe te schrijven en op basis daarvan gedrag te voorspellen. Mensen met ASS
hebben moeite om zich te verplaatsen in de gedachten en gevoelens van anderen (een zwakke ToM)
en dit verklaart de beperkingen in de sociale interactie en communicatieve problemen.
Executieve functies zijn nodig om cognitieve processen te sturen en te controleren, een vaardigheid
die je vooral nodig hebt als je gebruik maakt van probleemoplossend denken, het werkgeheugen, de
Module Muziektherapie – BEC 0-7 jaar
Pagina 6/21
planning en het schakelvermogen. Mensen met ASS hebben vaak problemen met schakelen en het
verleggen van de aandacht (zwakke EF). Het verklaart de problemen met rigiditeit: inflexibel zijn,
blijven hangen in handelingen of gedachten en moeite met veranderingen.
Centrale coherentie is de vaardigheid om betekenis te verlenen aan informatie en daarbij rekening te
houden met relevante gegevens uit de context. Mensen met ASS hebben moeite om informatie te
integreren tot een samenhangend groter geheel. (zwakke CC) Ze verliezen zich eerder in irrelevante
details. Deze theorie geeft niet alleen een verklaring voor bijvoorbeeld het letterlijk begrijpen van
zaken en het moeite hebben met generaliseren maar ook voor de specifieke begaafdheden die
mensen met ASS kunnen hebben als bijvoorbeeld een uitstekend oog of geheugen voor details en
vaardigheden op een beperkt gebied. (Schuurman 2013)
ASS op cognitief niveau
Onder cognitieve verstaan we de processen die betrokken zijn bij informatieverwerking. Deze
verloopt in vier verschillende fasen namelijk de waarneming, de verwerking, de betekenisverlening
en de reactie.
Binnen deze fasen ondervinden mensen met ASS vaak problemen op alle vier de gebieden. De
zintuigen werken wel normaal maar de verwerking van de prikkels gaat anders. Mensen met ASS
zijn vaak sensitiever in het waarnemen van prikkels en zij krijgen meer detailinformatie binnen dan
anderen waardoor zij het overzicht sneller kwijt raken (zwakke centrale coherentie).
Wat betreft het verwerken van de informatie is het voor mensen met ASS moeilijk om de informatie
te filteren en daarmee bijvoorbeeld te onderscheiden waar je wel en niet de aandacht op richt. Dit
kost vaak ook extra tijd.
Bij de betekenisverlening is het inschatten van de sociale situatie (problemen rondom de ToM) van
belang maar ook de context. Volgens Vermeulen (2009) hebben mensen met ASS een soort
contextblindheid waardoor ze moeite hebben met het in perspectief plaatsen van prikkels waardoor
hun betekenisverlening spaak loopt.
Bij het reageren maak je een keuze voor een bepaalde reactie en moet je die op het juiste moment
geven, op de juiste wijze en vervolgens weer flexibel kunnen reageren op de reactie van de ander.
Hierbij spelen de executieve functies een rol. (Spek 2013)
De muziektherapie binnen deze interventie is bedoeld voor kinderen en jongeren met de diagnose
ASS in de leeftijd van 3 tot 23 jaar die worden belemmerd in het dagelijks functioneren op het gebied
van het sociale gedrag.
Spreiding
In Nederland is geen onderzoek gedaan naar de precieze cijfers over het aantal mensen met ASS.
Uit een gezondheidsenquête van het Centraal Bureau voor Statistiek komt naar voren dat ongeveer
3 procent van de kinderen tussen de 4 tot 12 jaar ASS heeft. Deze enquête is ingevuld door ouders
en het is niet bekend of, wanneer de ouders aangeven dat hun kind ASS heeft, deze diagnose ook
daadwerkelijk gediagnosticeerd is (Stateline, 2014). In onderzoek buiten Nederland komt naar voren
dat de prevalentie van ASS ongeveer op 60 tot 100 per 10.000 mensen wordt geschat. Dit is
gebaseerd op onderzoek dat vooral plaats heeft gevonden in Noord-Amerika, Groot Britannië, Japan
en China (Fombonne, 2003). In Nederland gaat de gezondheidsraad er vanuit dat de prevalentie van
ASS niet veel zal afwijken van die landen waar onderzoek heeft plaatsgevonden omdat er tot dusver
geen etnische en culturele verschillen zijn waargenomen in de prevalentie van ASS. De
gezondheidsraad gaat er daarom in Nederland van uit dat de prevalentie van ASS ligt tussen de 60
en 100 per 10.000 personen (zowel kinderen als volwassenen). ASS gaat dikwijls gepaard met een
andere stoornis (Gezondheidsraad, 2009). Een diagnose ASS komt vaker voor bij mannen dan bij
vrouwen. De man-vrouw verdeling lijkt samen te hangen met de mate van intelligentie. De verdeling
man- vrouw varieert van 2:1 bij een ernstige verstandelijke beperking tot ongeveer 6 tot 8:1 bij een
normale intelligentie of hoger. De gemiddelde verhouding komt ongeveer uit op 4:1 (Fombonne,
2005).
Gevolgen
Door de gevolgen van hun stoornis wordt de kwaliteit van leven van een kind met ASS ernstig
aangetast. Zij ondervinden veelal dagelijks hinder van hun stoornis (Stock, 2004) .
Problemen met sociale interactie en communicatie behoren tot de kernproblematiek van iemand met
ASS. Dit kan er toe leiden dat kinderen met ASS extreem teruggetrokken zijn en in hun eigen wereld
lijken te leven. Het gebrek aan sociale vaardigheden staat het contact met anderen in de weg. Deze
vaardigheden kunnen wel aangeleerd worden maar zullen nooit vanzelfsprekend zijn en het zal altijd
Module Muziektherapie – BEC 0-7 jaar
Pagina 7/21
veel energie kosten om deze toe te passen (Delfos, 2005). Dit leidt er in veel gevallen toe dat een
kind niet goed kan functioneren in het (speciaal) onderwijs. Dit is een grote beperking op het sociale
en cognitieve ontwikkelingsperspectief van het kind. Naast de, veelal ernstige, opvoedingsproblemen
waar ouders van een kind met ASS voor komen te staan veroorzaakt de stagnatie in het
ontwikkelingsperspectief veel stress en zorgen bij de ouders (Berckelaer-Onnes, 2008).
2. Doel van de module
Hoofddoel
Het doel van de interventie is een verbetering teweeg te brengen op het gebied van het sociale
gedrag bij kinderen met de diagnose ASS. Dat wil zeggen een verbetering binnen de sociale
interactie en/ of de (non)-verbale communicatieve vaardigheden.
Subdoelen
Sociale interactie:
- versterken en verbeteren van de contact name
- het stimuleren en ontwikkelen van wederkerigheid
- het versterken van sociale vaardigheden
- leren kennen en vormgeven van emoties
Verbale communicatieve vaardigheden:
- bevorderen van de spraak
- het aangaan en op gang houden van een gesprek
- het verbeteren van het abstractievermogen
3. Doelgroep van de module
3.1 Voor wie is de interventie bedoeld?
De interventie is bedoeld voor kinderen en jongeren met de diagnose ASS in de leeftijd van 3 tot 23
jaar die als gevolg hiervan problemen ondervinden op het gebied van de sociale communicatie en
het sociale gedrag.
Voor iemand met ASS is het inschatten van sociale interactie erg moeilijk. Het kost veel moeite om te
begrijpen wat er in de ander omgaat, hoe het handelen en gedrag van de ander tot stand komt en
wat voor effect het eigen handelen heeft op de omgeving. Het opbouwen van een relatie of
wederkerigheid in contact kan erg moeilijk zijn. Door een gebrek aan empathisch vermogen is het
vaak erg lastig om zich in de gevoelens en de gedachtegang van de ander te verplaatsen. In veel
gevallen is ook het verwoorden van eigen gedachten en gevoelens een probleem.
Tekortkomingen in de sociale communicatie komen meestal al vroeg in de ontwikkeling tot uiting.
Deze moeilijkheid komt vaak voort uit het onvermogen om samenhang te vinden in wat er gezegd
wordt. Dit heeft tot gevolg dat mensen met ASS veelal goed om kunnen gaan met alles wat letterlijk
en concreet is, maar er doen zich problemen voor, wanneer er bijvoorbeeld woordgrapjes of
spreekwoorden gebruikt worden.
3.2 Indicatie- en contra-indicatiecriteria
Algemeen
Jeugdhulp Friesland biedt specialistische jeugdzorg op het gebied van opgroei- en opvoedingsproblemen, in de leeftijdscategorie 0 t/m 18 (met een uitloop tot 23) jaar. Kinderen, jongeren en hun
(pleeg)ouders/opvoeders kunnen een beroep doen op Jeugdhulp Friesland. Dit doen zij als de
normale ontwikkeling van het kind wordt belemmerd. Mogelijk is er sprake van psychosociale
problemen, psychiatrische problemen, gezinsgerelateerde problemen, psychische problemen,
gedragsproblemen of een combinatie daarvan.
Kinderen en jeugdigen met een psychiatrische, zintuiglijke, lichamelijke en/of verstandelijke
beperking die redelijk sociaal redzaam zijn, worden ook behandeld en/of opgevangen, als dit past
binnen de behandelprogramma’s en mogelijkheden van Jeugdhulp Friesland. We nemen ook
jeugdigen op met een civielrechtelijke maatregel. In specifieke situaties worden kinderen met een
strafrechtelijke maatregel behandeld (gedragsbeïnvloedende maatregel).
Module Muziektherapie – BEC 0-7 jaar
Pagina 8/21
De door Jeugdhulp Friesland gehanteerde indicatiecriteria en contra-indicaties zijn uitgebreid
beschreven in De Betekenis in het hoofdstuk Doelgroepenbeleid op pagina 15. Deze folder is te
downloaden op http://jeugdhulpfriesland.nl/over-ons/missie-en-visie.
Voor de module Deeltijdvariant gelden naast de algemene indicatiecriteria en contra-indicaties de
volgende specifieke indicatiecriteria en contra-indicaties.
Specifieke indicatie-criteria
 De leeftijd is tussen de 3 en 23 jaar
 Er is sprake van een diagnose ASS welke gesteld is door een daartoe bevoegde diagnosticus.
Naar de criteria volgens de DSM-5 is er sprake van:
1. Tekorten in sociaal-emotionele wederkerigheid.
2. Tekorten in non-verbaal communicatieve gedragingen welke gebruikt worden voor sociale
interactie.
3. Tekorten in het ontwikkelen, onderhouden en begrijpen van relaties.
 Ouders willen een actieve bijdrage leveren aan de ontwikkeling van hun kind en zijn bereid actief
betrokken te zijn bij of deel te nemen aan de muziektherapie.
Specifieke contra-indicatie criteria
Wanneer er sprake is van een zeer sterke overgevoeligheid voor geluid dient dit in een voortraject te
worden behandeld alvorens gestart kan worden met deze module.
3.3 Toepassing bij migranten
De module is toepasbaar voor diverse migrantengroepen, waarbij in bepaalde gevallen extra
aanpassingen nodig zijn om de opvoeders goed te kunnen begeleiden, zoals het werken met een
tolk en het aanbieden van een anamneselijst in de moedertaal (indien beschikbaar).
4. Aanpak van de module
4.1 Structuur en opbouw
De interventie start met een startgesprek en kent daarna 3 fases: de observatiefase, de
behandelfase en de afrondingsfase. Na de eerste fase vindt er een evaluatie plaats met de ouders.
Vervolgens vindt er een evaluatiegesprek plaats halverwege de behandelfase en bij de
afrondingsfase.
Observatiefase
De eerste fase is bedoeld om het gedrag van de cliënt die deelneemt aan de interventie te
observeren in relatie tot muziek. Gekeken wordt of het haalbaar is om binnen de gestelde tijd de
behandeldoelen te behalen en wat de muzikale voorkeuren zijn. Tevens is deze fase bedoeld om
een relatie op te bouwen tussen het kind of de jongere en de therapeut. Omdat de beschreven
doelgroep juist hinder ondervindt op het gebied van het sociale gedrag is het van belang dat in de
eerste fase voldoende aandacht uit kan gaan naar relatieopbouw.
De observatie fase heeft een duur van 6 tot 8 bijeenkomsten. Een bijeenkomst duurt 30 tot 45
minuten en vindt wekelijks plaats.
Behandelfase
De behandelfase bestaat uit individuele therapiesessies waarin muzikale interventies worden
aangeboden om verbeteringen teweeg te brengen ten aanzien van de doelstellingen. Er wordt
gesproken van individuele therapiesessies waarmee wordt bedoeld dat de therapie gericht is op één
persoon met de diagnose ASS. Tijdens de therapie worden ouders/ verzorgers en/ of andere
gezinsleden ook actief bij de interventie betrokken. Hoe deze betrokkenheid er uit ziet zal de
therapeut inschatten op basis van het startgesprek gesprek en de observatie periode. Halverwege de
behandelfase vindt er een evaluatie plaats, hierbij sluit de muziektherapeut aan bij
evaluatiemomenten van de dagbehandeling met ouders. Hierover overlegt de muziektherapeut met
de orthopedagogisch begeleider (mentor) .
Module Muziektherapie – BEC 0-7 jaar
Pagina 9/21
Afrondingsfase
In de afrondingsfase wordt er toegewerkt naar het beëindigen van de therapie. Aangezien de
therapie gericht is op het sociale gedrag, wordt in deze fase extra aandacht besteed aan het thema
afscheid nemen. Afhankelijk van de cliënt wordt gekeken hoeveel tijd en aandacht er nodig is voor de
afronding.
Daarnaast wordt in deze fase gekeken of er al dan niet een vervolgtraject nodig is om de
aangeleerde vaardigheden nog meer eigen te kunnen maken.
Algemeen
Binnen de interventie staat de cliënt centraal. Er wordt gewerkt vanuit de mogelijkheden van de cliënt.
Door hierbij aan te sluiten kunnen er stappen gemaakt worden op de gebieden waar hinder
ondervonden wordt. Binnen de muziektherapie gaat het hierbij om onvoorwaardelijke acceptatie van
de muzikale vormgeving en muzikale afstemming. Vanuit deze acceptatie biedt de muziektherapeut
werkvormen aan welke aansluiting vinden bij de cliënt.
Een voorbeeld hiervan is dat de muziektherapeut de muzikale uitingen van de cliënt imiteert door zijn
tempo en dynamiek aan te passen aan dat van de cliënt, enzovoort. Op deze wijze communiceert de
muziektherapeut muzikaal veelal door middel van improvisatie met de cliënt. Met deze werkwijze
wordt vaak in zeer korte tijd een veilige basis gelegd om vanuit verder te werken. In een volgende
fase kan de therapeut ook een meer sturende houding aan nemen en de cliënt uitdagen nieuwe
dingen aan te gaan.
Technieken die hier goed bij aansluiten zijn de improvisatietechnieken van Kenneth Bruscia (1987).
Deze technieken zijn ingedeeld in 9 categorieën:

Technieken betreffende empathie;

Structurerende technieken;

Uitlokkingstechnieken;

Technieken om de leiding weer terug te nemen (om in bepaalde richting te sturen);

Technieken betreffende intimiteit;

Procedurele technieken;

Verwijzingstechnieken;

Technieken ten behoeve van het onderzoeken van emoties

Gesprekstechnieken;
Door het gebruik van deze improvisatietechnieken is de muziektherapeut in staat om steeds weer bij
de cliënt aansluiting te zoeken om van daar uit te prikkelen en uit te dagen om een verandering tot
stand te laten komen.
Naast improvisatie worden er gestructureerde werkvormen aangeboden waarin veelal gebruik
gemaakt wordt van de muzikale parameters om een verandering tot stand te brengen. Muzikale
parameters zijn de verschillende aspecten die de muziek bepalen: klank, ritme, melodie, dynamiek
en vorm (Hegi, 1996)
Daarnaast heeft de muziektherapeut de mogelijkheid om de muziek actief en receptief in te zetten.
Bij actieve werkvormen wordt de cliënt actief betrokken bij de interventie door het gezamenlijk
voortbrengen van ritmes, melodieën en/of klanken om zo een verandering te bewerkstelligen.
Wanneer receptieve werkvormen worden ingezet maakt de cliënt niet actief zelf muziek maar wordt
er geluisterd naar de muziek. Dit kan muziek zijn die door de muziektherapeut zelf wordt gemaakt,
maar ook muziek die door de cliënt of de muziektherapeut is uitgezocht op bijvoorbeeld een cd. Na
het beluisteren van de muziek kan de cliënt een opdracht krijgen die met de beluisterde muziek te
maken heeft.
Interventiewijzer
Bij deze interventie behoort een interventiewijzer. Deze wijzer is een leidraad voor de te gebruiken
werkvormen gedurende de interventie. Per behandelfase worden voor de verschillende subdoelen
diverse werkvormen beschreven. De therapeut kan op basis van de behoefte van de cliënt per fase
de meeste geschikte werkvormen uitkiezen. De gemaakte keuzes worden bijgehouden in het
logboek die de muziektherapeut per cliënt bijhoudt. Ook beschikt de interventiewijzer over een
keuzehulp voor de wijze waarop ouders bij de muziektherapie betrokken zullen worden.
Module Muziektherapie – BEC 0-7 jaar
Pagina 10/21
Individuele aanpak
De aanpak is in grote lijnen voor iedereen hetzelfde. Echter wordt er per individu maatwerk geleverd.
De uitwerking van de interventie wordt nauwkeurig afgestemd op de mogelijkheden en de behoeften
van de cliënt.
4.2 Duur
24 weken.
4.3 Frequentie
20 sessies.
4.4 Intensiteit
Een keer per week een half uur.
4.5 Setting
De interventie wordt binnen de samenwerking met Jeugdhulp Friesland aangeboden op de locatie
van de dagbehandeling 0-7jaar (in Sneek, Drachten, Leeuwarden of Dokkum). Wanneer de module
niet in de thuissituatie wordt aangeboden zullen ouders/ verzorgers op de hoogte gehouden worden
over de ontwikkelingen binnen de therapie via zowel schriftelijke overdracht als mogelijk door middel
van video opnames.
Het is belangrijk dat er een rustige overzichtelijke ruimte beschikbaar is waar de interventie plaats
kan vinden. Bij voorkeur vindt de interventie steeds in dezelfde ruimte plaats.
Op basis van de startgesprek zal de therapeut een keuze maken in de wijze waarop de ouders/
verzorgers bij de therapie worden betrokken. Dit kan bijvoorbeeld zijn door actief mee te doen, maar
ook door met de ouders/ verzorgers therapie opnames terug te kijken en te bespreken. Doordat zij
actief bij de muziektherapie betrokken worden, kan er een betere transfer gemaakt worden tussen
wat er binnen de muziektherapie gebeurt en de activiteiten in het dagelijks leven. Daarnaast is de
ervaring van muziektherapeuten dat door de ouders/ verzorgers actief bij de muziektherapie te
betrekken dit ook een groot effect kan hebben in de relatie tussen het kind en de ouders/ verzorgers.
Binnen de muziektherapie komen er vaak vaardigheden naar voren of laat het kind iets zien
waardoor de ouders/ verzorgers de positieve en mooie kant van hun kind zien, iets wat soms al lang
niet gezien is in alle hectiek rondom de diagnose ASS (Donkersloot, 1990).
Wie voert de interventie uit?
De interventie wordt uitgevoerd door een muziektherapeut die getraind is om deze module uit te
voeren.
5. Materialen en links
Voor het uitvoeren van de interventie wordt er gebruik gemaakt van verschillende
muziekinstrumenten. Dit zijn zowel ritmische als melodische instrumenten.
Tijdens de observatiefase zal de muziektherapeut kijken welke instrumenten het meest aanspreken
en deze gedurende de behandelperiode gebruiken.
Gedurende de gehele interventie wordt er door de muziektherapeut een logboek bij gehouden. Hierin
wordt nauwkeurig de voortgang van de muziektherapie genoteerd. Het logboek omvat een korte
evaluatie per bijeenkomst en daarnaast wordt na iedere sessie een reflectie gegeven ten aanzien
van de doelstellingen.
Module Muziektherapie – BEC 0-7 jaar
Pagina 11/21
B. ONDERBOUWING VAN DE MODULE
6. Verantwoording: doelgroep, doelen en aanpak
Probleemanalyse
ASS is een vaak moeilijk te doorgronden ontwikkelingsstoornis (Delfos, 2013) die maar moeilijk in
een definitie is te omschrijven. Het is namelijk een stoornis welke in veel verschillende gradaties tot
uitdrukking kan komen. ASS is een aangeboren ontwikkelingsstoornis die blijvend is. Vastgesteld is
dat ASS een multifactoriële aandoening is waarbij erfelijkheid een grote rol speelt. Er zijn nog geen
duidelijke biologische verklaringen gevonden maar het is wel duidelijk dat er sprake is van een
atypische hersenontwikkeling (Blijd-Hoogewys, 2013).
De behandeling en begeleiding is er dan ook op gericht om het functioneren in het dagelijks leven zo
goed mogelijk te laten verlopen. Doordat de verschillen in de mate van ASS zo groot zijn, loopt de
behoefte aan behandeling en begeleiding ook sterk uiteen. Bij de behandeling dient rekening
gehouden te worden met de levensfase waar de persoon zich in bevindt en de behandeling dient
hierop afgestemd te worden (Schuurman e.a., 2013). ASS worden gekenmerkt door aanhoudende
tekorten in sociale communicatie en sociale interactie en beperkte, repetitieve patronen van gedrag,
interesses of activiteiten. Om tot een diagnose te komen moeten deze symptomen al in de vroege
kinderleeftijd aanwezig zijn. Daarnaast leveren de symptomen een significante beperking op in het
sociaal, beroepsmatig gebied of op andere belangrijke gebieden van het huidige functioneren (DSM5:
APA, 2013).
Zoals beschreven komen de tekortkomingen in de communicatie bij kinderen met ASS al vroeg in de
ontwikkeling tot uiting. De techniek (o.a. zinsopbouw en woordenschat) van de taal is meestal nog
wel begrijpelijk maar de sociale aspecten van communicatie vormen vaak de moeilijkheid. Dit geldt
zowel voor de expressieve communicatie waarbij het gaat om het uiten, als voor de receptieve
communicatie, waarbij het gaat om het begrijpen. Deze moeilijkheid komt vaak voort uit het beperkte
inlevingsvermogen en het onvermogen om samenhang te vinden in wat er gezegd wordt
(Bogdashina, 2008).
Er zijn drie cognitieve theorieën die een verklaringsmodel bieden voor het begrijpen van de
problematiek rondom ASS (Delfos M. , 2005, Baron-Cohen, 2009, Berckelaer-Onnes, 2011).
De meest onderzochte is de Theory of Mind (Leslie 1987; Baron-Cohen 1989). Deze theorie
veronderstelt, dat het menselijk vermogen in staat is een beeld te vormen van het perspectief van
een ander en indirect ook van zichzelf. Men maakt gebruik van Theory of Mind wanneer men
beschrijft wat een ander ziet, voelt of denkt vanuit zijn perspectief. Theory of Mind is daarom een
noodzakelijke vaardigheid om bijvoorbeeld empatisch te kunnen zijn. Verondersteld wordt dat
mensen met een autisme spectrum stoornis beperkte vermogens tot Theory of Mind hebben.
Een tweede belangrijke theorie is die van de (Weak) Central Coherence (Frith 1989;
Frith & Happé 1994) afgekort (W)CC. Deze theorie gaat er vanuit dat mensen met een autisme
spectrumstoornis de wereld in fragmenten ervaren en niet gemakkelijk tot een centrale coherentie in
de hersenen kunnen komen.
De derde theorie is die van de (Planning and) Executive Function, afgekort EF (Ozonoff
et al, 1991; Pennongton & Ozononoff 1996). Bij deze theorie gaat het om een gebrekkige capaciteit
wat betreft het in stand houden van een passend geheel van probleemoplossende activiteiten met
betrekking tot een doel, het plannen daartoe en het remmen van gedrag wanneer dat noodzakelijk is.
Mensen met een ASS zouden hier beperkt in zijn.
De beschreven cognitieve theorieën helpen een beeld te vormen over de gedragingen van iemand
met autisme. Echter verklaren deze theorieën elk slechts een deel van de gedragingen zoals iemand
met een autisme spectrum stoornis deze laat zien, geen van allen kunnen ze het complexe gedrag in
zijn geheel verklaren (Berckelaer Onnes, 2008).
Beïnvloedbare factoren
Binnen deze muziektherapeutische interventie worden vaardigheden aangeleerd welke positief van
invloed zijn op het sociale gedrag bij jeugdigen met ASS. Deze vaardigheden hebben betrekking op
de gebieden van sociale interactie en communicatie. In de muziektherapie zijn deze vaardigheden
Module Muziektherapie – BEC 0-7 jaar
Pagina 12/21
aangeleerd en veelvuldig geoefend zodat de cliënt deze vaardigheden kan gebruiken in het dagelijks
leven.
Verbinding probleemanalyse, doel, doelgroep en aanpak
Muziektherapie is een non-verbale therapievorm. Dit biedt de mogelijkheid om communicatie en
interactie te ontwikkelen zonder dat daar verbale communicatie voor nodig is, iets wat voor kinderen
en jongeren met ASS vaak erg lastig is. De muziektherapeut heeft binnen de interventie de
mogelijkheid om op basis van zijn therapeutische attitude zich permanent af te stemmen op de
emotie en (zichtbare) reactie van de cliënt, zonder dit proces met woorden te hoeven doorbreken,
waardoor ‘het moment’ niet verstoort hoeft te worden.
Binnen de muziektherapeutische interventie worden vaardigheden aangeleerd welke positief van
invloed zijn op het sociale gedrag bij jeugdigen met ASS. Deze vaardigheden hebben betrekking op
de gebieden van sociale interactie en communicatie. In de muziektherapie zijn deze vaardigheden
aangeleerd en veelvuldig geoefend zodat de cliënt deze vaardigheden kan gebruiken in het dagelijks
leven.
Door deze vaardigheden kan de cliënt zelfstandiger functioneren in de sociale omgang met anderen.
Doordat de ouders/ verzorgers ook actief bij de muziektherapie worden betrokken, doen zij ook
positieve ervaringen op het gebied van het sociale gedrag van hun kind. Hierdoor kunnen de
opgedane vaardigheden zich ook gemakkelijker vertalen naar het dagelijks leven. Daarnaast hebben
de ouders/ verzorgers door het bijwonen van de muziektherapie zich ook vaardigheden eigen
kunnen maken om zonder verbale communicatie toch in contact te kunnen komen.
Werkzame factoren
 Muziek motiveert om mee te doen en kan iemand motiveren om sociale interactie aan te gaan
(Honing, 2009).
 Muziek is een vorm van non-verbale communicatie waardoor de boodschap niet eerst
‘gedecodeerd’ hoeft te worden om deze te kunnen begrijpen.
 De inzet van muzikale parameters maken interactie mogelijk, zodat de innerlijke ervaringen van
beide, zonder woorden visueel en akoestisch kenbaar worden en de ander deze kan navoelen
(Smeijsters, 2006).
 De muziektherapeut heeft de mogelijkheid om op basis van zijn therapeutische attitude zich
permanent af te stemmen op de emotie en (zichtbare) reactie van de cliënt zonder dit proces
met woorden te hoeven doorbreken waardoor ‘het moment’ niet verstoord hoeft te worden.
 Structuur in muziek (ritme en vorm) biedt een bepaalde voorspelbaarheid. Deze
voorspelbaarheid is bruikbaar bij het creëren van veiligheid
Verantwoording
Muziek biedt de mogelijkheid tot communicatie. Dit kan plaatsvinden in muzikale interactie op
instrumenten maar ook door middel van zang. Muziektherapie is non-verbaal wat de mogelijkheid
biedt om interactie te oefenen zonder het zo vaak zo moeilijke stukje verbale communicatie.
Kinderen met ASS geven wanneer het gaat om het uiten van zichzelf, veelal niet de voorkeur aan
gesproken taal en hier sluit de muziektherapie dus goed op aan. Gold et al, (2006) stelde dat
muziektherapie een positief effect heeft op mensen met ASS wat betreft de communicatieve
vaardigheden. Veelal is de stoornis binnen de sociale interactie het meest opvallende kenmerk. Voor
mensen met ASS kan dit, wanneer het gaat om het opbouwen van een relatie of wanneer er
wederkerigheid wordt verwacht, erg moeilijk zijn. Door problemen met empathie is het vaak lastig om
zich in de gevoelens en gedachtegang van de ander te verplaatsen. Vaak is ook het verwoorden van
eigen gedachten en gevoelens een probleem. De muzikale interactie biedt kinderen en jongeren met
ASS de mogelijkheid om zich te uiten.
Poismans (2009) stelt dat binnen de muziektherapie gebruik gemaakt wordt van een muzikale puls;
de beat. Deze is duidelijk hoorbaar en door zijn metrisch karakter ook voorspelbaar. Op basis van
een gezamenlijke beat kan ontwikkeling van de interactie plaatsvinden.
De muzikale interventies als het veranderen van het tempo en dynamiek en het laten vallen van
stiltes kunnen gebruikt worden om tot pre verbale voorwaarden/ contact te komen. Wanneer er
verandering aangebracht wordt leidt dit veelal tot een contact moment met de cliënt die deze
verandering opmerkt. Deze reactie geeft vaak een verandering in gezichtsuitdrukking,
Module Muziektherapie – BEC 0-7 jaar
Pagina 13/21
lichaamshouding, mimiek of levert zelfs oogcontact op. Het herhalen van deze veranderingen zorgt
ervoor dat de cliënt de verandering gaat herkennen en hier op in gaat spelen.
De muziektherapeut kan door zijn therapeutische attitude op ieder gewenst moment binnen de
interventie een handeling verrichten waardoor de muziektherapie telkens weer in het moment kan
worden afgestemd op wat er gebeurt.
7. Samenvatting onderbouwing
Kinderen en jongeren hebben binnen de module Muziektherapie vaardigheden geleerd welke positief
van invloed zijn op hun sociale gedrag. Deze vaardigheden hebben betrekking op de gebieden van
sociale interactie, contact en non-verbale communicatie. In de muziektherapie zijn deze
vaardigheden aangeleerd en veelvuldig geoefend zodat de cliënt deze vaardigheden ook kan
toepassen in het dagelijkse leven.
Door deze vaardigheden kan de jeugdige zelfstandiger functioneren in de sociale omgang met
anderen. Doordat de ouders/ verzorgers ook actief bij de muziektherapie worden betrokken doen zij
ook positiever ervaringen op, op het gebied van het sociale gedrag van hun kind.
8. Randvoorwaarden voor uitvoering en kwaliteitsbewaking
8.1 Eisen ten aanzien van opleiding
Deze interventie kan uitgevoerd worden door een muziektherapeut welke is opgeleid aan één van de
opleidingen die door de Federatie Vaktherapeutische Beroepen (FVB) is erkend.
Daarnaast dient een korte aanvullende training gevolgd te worden waarvan een coachingstraject en
supervisie onderdeel zijn. Deze training wordt in beginsel gegeven door dhr. M. Pater in
samenwerking met Stichting Papageno.
8.2 Eisen ten aanzien van overdracht en implementatie
Er is geen handleiding of protocol voor overdracht of implementatie. Nieuwe medewerkers worden
ingewerkt door uitvoerende medewerkers in dezelfde functie.
8.3 Eisen ten aanzien van kwaliteitsbewaking
De kwaliteit van de module wordt bewaakt aan de hand van de resultaten uit de prestatieindicatoren: doelrealisatie, cliënttevredenheid, reden beëindiging hulp en afname ernst
problematiek. Jeugdhulp Friesland voldoet aan de kwaliteitsnormen HKZ, hetgeen betekent dat
de cliënt centraal staat en er continu gewerkt wordt aan het verbeteren van de hulpverlening.
De therapeuten die de training hebben gevolgd om deze module op de juiste wijze te kunnen
uitvoeren hebben jaarlijks een supervisie moment waarin de werkwijze en de inzet van de module
wordt geëvalueerd. Bij de module hoort een evaluatieformulier waarop de individuele voortgang van
iedere cliënt wordt bijgehouden.
8.4 Kosten van de module
Betrokken professionals
Muziektherapeut
Gedragswetenschapper







1 sessie per week à 1 uur
Verblijf: nee
Verzorgingskosten: nee
Pleeggeld: nee
Licentie: nee
Training / opleiding: ja, zie 8.1
Specifiek materiaal: ja, diverse muziekinstrumenten
Overige kosten: niet bekend
Module Muziektherapie – BEC 0-7 jaar
Pagina 14/21
9. Onderzoek naar de uitvoering van de module
Deze module/interventie is ontwikkeld in het kader van een PhD studie die dhr. M. Pater uitvoert in
samenwerking met o.a. Stichting Papageno, Jeugdhulp Friesland en de Stenden Hogeschool.
Voor de inhoud van deze module heeft een literatuur studie plaatsgevonden, zijn muziektherapeuten
(n=20) geïnterviewd, hebben cliënten (n=34) en oud cliënten (n=16) welke muziektherapie hebben
ontvangen via een therapeut van Stichting Papageno een enquête ingevuld. Daarnaast hebben 5
therapeuten meegewerkt aan een videoanalyse welke gedaan is via de methode ‘Stimulated Recall’.
Vervolgens is door gebruik te maken van de Delphi-methode toegewerkt naar consensus over de
beschreven inzet van muziektherapie bij kinderen en jongeren met ASS om een verbetering op gang
te brengen in het sociale gedrag.
De Delphi-methode behoort tot de familie van onderzoekstechnieken die bekend staat als 'interactive
survey'. Deze technieken gaan uit van een vakbekwaam onderzoeksveld dat in staat is zelf de
vereiste expertise in te brengen. Op deze wijze blijft de module dicht bij de praktijk staan. Er wordt
gebruik gemaakt van kennis uit het onderzoeksveld in plaats van kennis over het onderzoeksveld
(Michelbrink, 2003).
In Nederland zijn zo’n 500 muziektherapeuten werkzaam binnen instellingen of in een eigen praktijk.
Er is geen zicht op het aantal muziektherapeuten die zich specifiek bezig houden met de
behandeling van kinderen en jongeren met ASS. Uit een klein inventariserend onderzoek onder de
muziektherapeuten welke samenwerken met Stichting Papageno kwam naar voren dat er een
verscheidenheid aan interventies wordt ingezet in de behandeling van kinderen en jongeren met
ASS. Een degelijke onderbouwing voor de ingezette interventies/ handelingen was nog niet voor
handen.
In het kader van het PhD onderzoek van dhr. M. Pater zal van 2015 t/m 2017 onderzoek gedaan
worden naar de effectiviteit van deze interventie.
Module Muziektherapie – BEC 0-7 jaar
Pagina 15/21
C. EFFECTIVITEIT1
10. Nederlandse effectstudies
10.1 Studies naar de effectiviteit van de module in Nederland
In Nederland is er nog geen wetenschappelijk onderzoek bekend naar de effecten van
muziektherapie op kinderen en/ of jongeren met ASS.
11. Buitenlandse effectstudies
In de afgelopen jaren is op regelmatige basis onderzoek verschenen naar de effecten van
muziektherapie bij mensen met een ASS. Deze studies bestonden voornamelijk uit casestudies en
literatuur reviews die een overzicht geven over een aantal eerder verschenen casestudies. De
laatste jaren zijn er ook een aantal randomised controlled trails verschenen die positieve effecten van
muziektherapie bij mensen met ASS onderschrijven.
Kim, Wigram & Gold (2008) hebben in een gerandomiseerd onderzoek gekeken naar het effect van
geïmproviseerde muziektherapie op het gebied van de sociale interactie van kinderen in de
peuterleeftijd (3 - 5 jaar) met een ASS (n=15). In deze studie werd de geïmproviseerde
muziektherapie vergeleken met speltherapie. De effecten gaven aan dat de geïmproviseerde
muziektherapie meer doeltreffend was om de sociale interactie te stimuleren. De sessieanalyses van
de muziektherapie toonden aanzienlijk langere momenten van oogcontact en interactie aan, dan die
van de spelsessies.
Daarnaast werd er een significant verschil gevonden, bij een latere analyse van de data, ten gunste
van de muziektherapie op frequentie en duur van initiatief in contact, plezier beleving en gedeeld
plezier (Kim e.a. 2008).
Finnigan en Starr (2010) hebben onderzoek gedaan naar het verschil tussen muzikale en niet
muzikale interventies op sociale respons en vermijdend gedrag bij kleuters met ASS. Hierbij werd
speelgoed aangeboden waarbij geprobeerd werd een reactie uit te lokken. Het speelgoed werd
zowel ondersteund met muziek aangeboden als zonder muziek. De resultaten van het onderzoek
laten zien dat de muzikaal ondersteunde interventie meer effectief was dan wanneer er geen
ondersteuning met muziek plaats vond. De ondersteuning met muziek verbeterde het maken van
oogcontact, imitatie en beurtspel, wat allemaal behoort tot het sociale gedrag. Daarnaast werd er
tijdens de interventie met muziek ook geen vermijdend gedrag waargenomen.
Gold, Wigram, & Elefant (2006) hebben in een Cochrane-review drie RCT’s met elkaar
vergeleken om het effect te beschrijven van muziektherapie bij mensen met ASS. In de studies is
gekeken naar de verbetering van communicatieve vaardigheden en vermindering van
gedragsproblemen, zowel bij individuen die muziektherapie volgden als bij individuen die een andere
of geen interventies aangeboden kregen. De auteurs geven aan dat de communicatieve
vaardigheden significant verbeterden na het volgen van muziektherapie in vergelijking met de
controlegroep.
De conclusie van de deze meta-analyse liet dus zien dat muziektherapie een gunstige werking heeft
op de communicatieve vaardigheden bij kinderen met een ASS. Ook was er een positief effect
gevonden op de vermindering van gedragsproblematiek. Voor dit laatste punt zal echter meer
onderzoek verricht moeten worden om dit verder te kunnen onderbouwen. Dit zit vooral in het feit dat
er zeer kleine studies zijn opgenomen en de context niet altijd duidelijk was omschreven.
Daarnaast zijn er nog verschillende casestudies die suggereren dat muziektherapie een voordeel op
kan leveren voor kinderen met ASS op het gebied van de sociale vaardigheden. (Wimpory,
Chadwick & Nash, 1995, Brownell 2002, Pasiali 2004)
Naast de onderzoeken die gedaan zijn op het gebied van de sociale gedrag hebben Quintin,
Bhatara, Fombonne, & Levitin (2006) onderzoek gedaan naar de muzikale verwerkingen bij kinderen
met ASS. In dit onderzoek heeft men aan een groep van drie kinderen met Asperger en aan een
controlegroep van vier kinderen zonder stoornis in de ontwikkeling, muzikale puzzels laten horen. De
1
Bron: Wat werkt in de pleegzorg (NJI mei 2011)
Module Muziektherapie – BEC 0-7 jaar
Pagina 16/21
puzzels bestonden uit stukjes melodie die de kinderen, nadat ze de volledige melodie twee maal
hadden gehoord, weer in elkaar moesten puzzelen.
De resultaten uit dit onderzoek toonden aan dat er geen verschil was tussen de twee groepen wat
betreft de juiste volgorde van de stukjes melodie en de tijd die ze hier voor nodig hadden. Dit lijkt aan
te geven dat kinderen met een ASS waar het de verwerking van muzikale processen betreft, geen
problemen ondervinden bij het vormen van een geheel in muzikale structuren. Ook hier gaven de
onderzoekers aan dat meer onderzoek wenselijk is.
Ook is er onderzoek verricht naar de effecten op de relatie tussen een kind met autisme en de
ouders. Allgood (2005) liet met zijn onderzoek zien dat ouders positief reageerden op hun kinderen
en zij ook nieuwe inzichten kregen over hun kinderen wanneer zij deelnamen aan
groepsmuziektherapie.
Hoewel er mooie resultaten naar voren komen in de aangehaalde onderzoeken hebben de
onderzoeken met elkaar gemeen dat er veelal gebruik gemaakt wordt van een (zeer) kleine
onderzoekspopulatie. Daarnaast is het in veel studies niet duidelijk te achterhalen op wat voor wijze
de muziektherapie is ingezet en welke interventies er gepleegd zijn. Dit heeft tot gevolg dat de
effecten die gevonden zijn in de verschillende studies moeilijk te generaliseren zijn en geen
uitspraken kunnen doen die voor de gehele populatie zouden gelden.
Accordino, Comer, Heller (2007), uiten deze kritiek in een literatuur review waarin ze verschillende
onderzoeken naast elkaar zetten. In het artikel worden de verschillende onderzoeken kort
beschreven, dit zijn vooral case studies. Dit is ook meteen een punt van kritiek van de auteurs: de
gedane studies waren vooral op case studies gebaseerd en er is weinig empirisch materiaal gebruikt.
Module Muziektherapie – BEC 0-7 jaar
Pagina 17/21
D. OVERIGE INFORMATIE
12. Toelichting op de naam van de module
Over de naam van de module zijn geen bijzonderheden te vermelden.
13. Uitvoering (uitvoerende en/of ondersteunende organisaties en partners)
Deze module wordt bij de vier MOD’s (Dagbehandeling 0-7) van Jeugdhulp Friesland in Sneek,
Drachten, Leeuwarden en Dokkum gegeven aan jonge kinderen met de diagnose ASS. Jaarlijks gaat
het om ongeveer 20 kinderen.
14. Overeenkomsten met andere modules
Er zijn geen gegevens beschikbaar over vergelijkbare modules.
Module Muziektherapie – BEC 0-7 jaar
Pagina 18/21
Aangehaalde literatuur
Accordino, R., Comer, R., & Heller, W. B. (2007). Searching for music's potential: A critical
examination of research on music therapy with individuals with autism. Research in Autism Spectrum
Disorders, 1(1), 101-115.
Aldridge, D., Gustorff, D. and Neugebauer, L. (1995). A preliminary study of creative music therapy in
the treatment of children with developmental delay. The Arts in Psychotherapy. 21(3), pp. 189-205
Allgood, N. (2005) Parents Perceptions of Family- based Group Music Therapy for Children with
Autism Spectrum Disorders, Music Therapy Perspectives 23.
American Psychiatric Association (2013). Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders: Fifth
Edition (DSM-5). Washington DC: American Psychiatric.
Baron-Cohen, S., Leslie AM, Frith U (1985). Does the autistic child have a 'theory of mind'? Cognition
21 (1): 37- 46
Baron-Cohen, S. (1989). The autistic child theory of mind: a case of specific developmental delay.
Journal of Child Psychology and Psychiatry, 30, 285-297.
Baron-Cohen, S. (2009). Autisme en Aspergersyndroom, de stand van zaken. Amsterdam: Uitgeverij
Nieuwezijds.
Berckelaer-Onnes, I. Van (2008). Van beeldvorming naar evidence-based (be)handelen: Een proces
in ontwikkeling. Wetenschappelijk Tijdschrijft Autisme, 2, p 45-57.
Berckelaer-Onnes, I. van (2011). Autismespectrumstoornissen. In: J. van der Ploeg & E. Scholte
(red), Orthopedagogische probleemvelden en voorzieningen in Nederland. Antwerpen-Apeldoorn,
Garant. p 115-135.
Blijd-Hoogewijs, E.M.A. (2013) Autismespectrumstoornissen bij volwassenen. In Schuurman, C.,
Blijd-Hoogewijs, E.M.A. & Gevers, P. (red.) Behandeling van volwassenen met een
autismespectrumstoornis (pp. 17-29) Amsterdam: Hogrefe Uitgevers.
Bogdashina, O. (2008), Theory of mind en de triade van perspectieven bij autisme en syndroon van
asperger. Garant Antwerpen-Apeldoorn
Brownell, M.D. (2002). Musically adapted social stories to modify behaviors in students with autism:
four case studies. Journal of Music Therapy, 39(2), 117-144.
Bruscia, K.E. (1987). Improvisational models of musictherapy. Springfield: Charles C. Thomas.
Delfos, M.F. (2005). Een vreemde wereld. (5e druk) Uitgeverij SWP Amsterdam.
Delfos, M.F. & Groot, N. (2013). Autisme vanuit een ontwikkelingsperspectief. (2 e druk) Uitgeverij
SWP Amsterdam
Donkersloot, P. (1990) Autisme, een probleem voor het hele gezin. Amsterdam: Swets & Zeitlinger
b.v.
Edgerton, C. L. (1994). The effect of improvisational music therapy on the communicative behaviors
of autistic children. Journal of Music Therapy, 31, 31-62.
Finnigan, E., & Starr, E. (2010). Increasing social responsiveness in a child with autism. A
comparison of music and non-music interventions. Autism. Jul, 14(4): 321-348.
Fombonne, E. Epidemiological surveys of autism and other pervasive developmental disorders: an
update. J Autism Dev Disord 2003; 33(4): 365-382
Fombonne E. (2005) Epidemiology of autistic disorder and other pervasive developmental disorders.
In: F. Volkmar, R. Paul, A. Klin and D. Cohen (Eds). Handbook of Autism and Pervasive
developmental Disorders (VOL. I). Diagnosis, development, neurobiology and behavior (3 rd ed)
Hoboken, New Jersey, Wiley.
Frith, U. (1989) Autism. Exlaining the enigma. Cambridge: Basic Blackwell. In Steenbergen, M.
(1996). Autisme. Sleutel tot het Raadsel. Antwerpen: Hadewijch.
Module Muziektherapie – BEC 0-7 jaar
Pagina 19/21
Frith, U. & Happé F. (1994). Autism: Byond Theory of Mind. Cognition, 50, 115-132.
Gezondheidsraad (2009). Autismespectrumstoornissen: een leven lang anders. Den Haag:
Gezondheidsraad, 2009; publicatienummer 2009/09.
Gold, C., Wigram, T. &Elefant, C. (2006) Music therapy for autistic spectrum disorder: Cochrane
Database of Systematic Reviews, Issue 3
Hegi, F. (1996). Komponenten. In: H.H. Decker- Voigt, P.J. Knill & E. Weymann (Hrsg.). Lexikon
Musiktherapie, Göttingen: Hogrefe
Honing, H. (2009). Iedereen is muzikaal. Wat we weten over het luisteren naar muziek. Amsterdam:
Nieuw Amsterdam uitgevers.
Kim, J., Wigram, T. & Gold, C. (2008). The effects of improvisational music therapy on joint attention
behaviours in autistic children: a randomized controlled study. Autism Dev Disord. 2008
Oct;38(9):1758-66. Epub 2008 Jul 1.
Leslie, A. (1987). Pretense and representation; origin of ‘theory’ of mind. Psychological Review, 94,
4, 412-426
MacDonald, R.A.R., & O'Donnell, P.J. (1996). The effects of structured music workshops on the
communication skills, musical ability and self-perception of mildly and moderately mentally
handicapped individuals. In R. Pratt (Ed.), MusicMedicine Vol. 2 (pp. 169-182). Saint Louis: MMB
Music.
Migchelbrink, F. (2003). Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn. Uitgeverij SWP Amsterdam
Neef de, H. (2012). Op weg naar rust, De PILLAR-methodiek voor levensbrede begeleiding bij
autisme. Amsterdam, Inspired Quality Publishers.
Ozonoff, S., Pennington, B.F. & Rogers, S.J. (1991). Executive function deficts in high-functioning
autistic individuals: relationship to theory of mind. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 32 (7),
1081-1105
Pennington, B.F. & Ozonoff, S. (1996). Executive Functions and Developmental Psychopathology.
Journal of Child Psychology and Psychiatry, 37 (1), 51-87
Poismans, K. (2009). Shared time, timing in de muziektherapie met autistische kinderen.
Wetenschappelijk Tijdschrift voor Autisme, 8 (1), 14‐20
Pasiali, V. (2004). The use of prescriptive therapeutic songs in a homebased environment to promote
social skills acquisition by children with autism: Three case studies. Music Therapy Perspectives, 20:
11–20.
Quintin, E.M., Bhatara, A.K., Fombonne, E., & Levitin, D.J. (2006). De verwerking van muzikale
structuren bij Autisme Spectrum Stoornissen. Montreal
Schumacher, K , (1999), Calvet-Kruppa, The AQR, an analysis system to evaluate the quality of
relationship during music therapy. Nordic Journal of Music Therapy, 8 (2), 188-191.
Schuurman, C., Blijd-Hoogewys, E. & Gevers, P. (red). (2013) Behandeling van volwassenen met
een Autismespectrumstoornis. Amsterdam: Hogrefe Uitgevers
Schuurman, C., Brandenburg, M. & Geurts, H. (2013) Algemene aspecten van behandeling van
volwassenen met een autismespectrumstoornis. In Schuurman, C., Blijd-Hoogewijs, E.M.A. &
Gevers, P. (red.) Behandeling van volwassenen met een autismespectrumstoornis (pp. 41-59)
Amsterdam: Hogrefe Uitgevers.
Smeijsters, H. (red). (2006). Handboek Muziektherapie, Evidence based practice voor de
behandeling van psychische stoornissen, problemen en beperkingen. Houten: Bohn Stafleu van
Loghum.
Spek, A. (2013). Autismespectrumstoornissen bij volwassenen, Een practische gids voor
volwassenen met ASS, naastbetrokkenen en hulpverleners. Amsterdam: Hogrefe Uitgevers.
Stock, M. (2004) Autism spectrum disorders (pervasive developmental disoerders). Bethesda:
National Institute of Mental Health.
Module Muziektherapie – BEC 0-7 jaar
Pagina 20/21
Whipple, J. (2004) Music in intervention for children and adolescent with autism: A meta-analysis,
Journal of music Therapy; 41(2), 90-106.
Wimpory, D., Chadwick, P., & Nash, S. (1995). Brief report: musical interaction therapy for children
with autism: an evaluative case study with two-year follow-up. Journal of Autism and Developmental
Disorders, 25(5): 541-52.
Wing, L. (2001) The autistic spectrum. Uitgeverij Ulysses Pr.
Module Muziektherapie – BEC 0-7 jaar
Pagina 21/21
Download