3.2 Duurzame plattelandsontwikkeling - Provincie Noord

advertisement
 Werkprogramma 2004-2007
 Werkplan 2004
Tilburg, april 2004
Inhoudsopgave
1
Inleiding ............................................. 1
2 Werkprogramma 2004 - 2007 ............................. 3
2.1 Duurzame ontwikkeling: een complex vraagstuk ......... 3
2.2 Brabant .............................................. 4
2.3 Een nieuw kennisbegrip ............................... 5
2.4 Een sterker netwerk .................................. 5
2.5 De kerntaken van Telos ............................... 7
2.6 De inhoudelijke focus van Telos ...................... 8
3 Kennisdomeinen ....................................... 11
3.1 Concepten en methoden ............................... 11
3.2 Duurzame plattelandsontwikkeling .................... 16
3.3 Samenleving en burger ............................... 25
3.4 Ontkoppeling ........................................ 30
4 Werkplan 2004 ........................................ 37
4.1
Concepten en methoden ............................ 40
4.2
Duurzame Plattelandsontwikkeling ................. 45
4.3
Ontkoppeling ..................................... 51
4.4
Vermaatschappelijking ............................ 53
Bijlage 1: Samenwerking met participanten ............... 56
Inleiding ............................................... 56
Overzicht onderzoek PON ................................. 58
Overzicht onderzoek TU/e ................................ 61
Overzicht onderzoek UvT ................................. 65
1
Inleiding
In de Samenwerkingsovereenkomst Telos 2004 – 2007 is
opgenomen dat een Werkprogramma 2004 – 2007 wordt opgesteld
dat jaarlijks wordt geactualiseerd in een werkplan. Het
Werkprogramma kan men beschouwen als de lange termijn
positionering van Telos, voortvloeiend uit profiel, missie
en taken zoals opgenomen in de samenwerkingsovereenkomst.
Het Werkplan bevat de concrete activiteiten die Telos in
2004 wil gaan uitvoeren.
In het werkplan is een inventarisatie opgenomen van lopend
onderzoek bij de in Telos participerende instellingen. De
in 2003 uitgevoerde externe evaluatie had onder meer als
aanbeveling om meer gebruik te maken van lopend onderzoek
bij de participanten. Tevens had deze inventarisatie als
doelstelling om de mogelijke bijdrage van de participanten
bij de uitvoering van ICES/KIS-programma’s te verkennen.
Vandaar dat deze inventarisatie zich heeft beperkt tot
beide universiteiten en het PON. In de toekomst zal ook een
meer systematische inventarisatie plaatsvinden van
beschikbare expertise bij de Provincie Noord-Brabant die
aansluit op de kennisdomeinen van Telos.
Op 8 maart 2004 is de conceptversie van werkprogramma en
werkplan besproken in de Raad van Toezicht i.o. Beide
werden goedgekeurd. Tevens werd besloten om het werkplan
voor aanvullingen en suggesties uit te zetten onder de
instellingen die participeren in Telos. In deze definitieve
versie zijn deze reacties verwerkt.
In de bijlage ‘Taken en Middelen 2004’ vindt een koppeling
plaats tussen begroting en werkplan en worden projecten
gekwantificeerd naar benodigde capaciteit en middelen.
Werkprogramma, werkplan en taken en middelen vormen de
basis voor de aanvraag van de provinciale bijdrage in 2004.
1
2
2
Werkprogramma 2004 - 2007
2.1
Duurzame ontwikkeling: een complex vraagstuk
Duurzame ontwikkeling kan worden gekenschetst als het
maatschappelijk streven naar maximalisering van het
evenwicht tussen ecologische, economische en
sociaal-culturele ontwikkelingen in een bepaald gebied. Op
weg naar 2050 dient dat streven ook in Brabant met kracht
te worden voortgezet, zoals bleek uit de Duurzaamheidbalans
van 2001 en 2002. De afgelopen decennia hebben vele
incrementele verbeteringen plaatsgevonden binnen allerlei
sectoren en domeinen, maar tegelijkertijd is er sprake van
structurele, hardnekkige problemen, waarvan steeds meer
symptomen zichtbaar worden. Voorbeelden daarvan zijn:
landbouwproblemen zoals varkenspest, BSE en mond- en
klauwzeer, de reconstructie van het platteland, de
eenzijdige energievoorziening, het mobiliteitsprobleem,
ontgroening en vergrijzing, kostenbeheersing en kwaliteit
van de zorg (deels in relatie tot de toenemende
vergrijzing), en niet te vergeten de hardnekkige
milieuproblemen zoals klimaatverandering en verlies aan
biodiversiteit.
Een tweede belangrijke factor in het proces van
omschakeling naar duurzame ontwikkeling is de verandering
van de wereld om ons heen. Eeuwenoude grenzen, bepaald door
tijd, plaats, techniek en moraal, verdwijnen, vervagen of
worden verlegd. Door de verstrengeling van economie,
technologie, ecologie en cultuur is de complexiteit van de
samenleving toegenomen, met als gevolg meer onzekerheid en
risico. Er is sprake van een enorme omgevingsdynamiek.
Processen als globalisering, liberalisering, migratie,
individualisering, en informatisering zijn daar een
illustratie van. Deze maatschappelijke dynamiek in relatie
tot de toenemende complexiteit dwingt allerlei sectoren,
organisaties en instituties tot ingrijpende wijzigingen in
de huidige manier van denken en handelen.
3
Een laatste belangrijke factor in de maatschappelijke
omschakeling naar duurzame ontwikkeling is de toegenomen
complexiteit van het sturen van maatschappelijke processen.
Parallel hieraan is de algehele sturingsfilosofie van de
overheid veranderd. Na de hiërarchische top-down sturing in
de jaren ’70 en ’80 deed de netwerksturing zijn intrede.
Hierdoor ontstond een meer interactief opererende overheid
die op zoek ging naar nieuwe sturingsmethoden om netwerken
te activeren en middels gerichte prikkels
oplossingsrichtingen te stimuleren. De overheid is
momenteel zoekende naar een nieuwe rol, daarbij in acht
nemend de veranderde verhoudingen tussen partijen die bij
het beleid betrokken zijn.
Samengevat is sprake van een complexe problematiek. Ten
eerste zijn hardnekkige maatschappelijke problemen ontstaan
vanuit ingeslopen weeffouten in het systeem zelf. Ten
tweede dwingt de grootschalige en snelle omgevingsverandering van buiten af tot een heroriëntatie op ons denken en
handelen. En tenslotte is sprake van het zoeken naar een
nieuwe overheidsrol (‘governance’) waarin de overheid meer
opereert als partner samen met andere actoren. Telos
beweegt zich op dit complexe terrein door het ontwikkelen
en toepassen van strategische kennis gericht op duurzame
systeeminnovaties. Telos wil de toekomst dichterbij brengen
en een actieve bijdrage leveren aan duurzame ontwikkeling.
Om dat te bereiken richt Telos zich, door middel van
wetenschappelijk gefundeerde kennisontwikkeling en
kennisoverdracht op gedragsverandering van personen en
partijen in Brabant.
2.2
Brabant
In geografisch opzicht blijft Brabant het domein van Telos.
Brabant als pionnier en proeftuin van duurzame
ontwikkeling, zoals ook is verwoord in het provinciale
bestuursakkoord. Dat sluit uiteraard niet uit, dat de
situatie in Brabant wordt vergeleken met andere regio’s in
Nederland en Europa en dat de kennis wordt ontwikkeld en
gedeeld samen met vakgenoten elders.
Telos werkt vanuit een eigen meerjarig onderzoekprogramma,
dat jaarlijks in werkplannen wordt vertaald. Daarin worden
de ideeën verwerkt van meerdere partijen: niet alleen de
provinciale overheid, maar ook andere overheden in Brabant.
Niet alleen de overheid, maar ook andere provinciale
‘stakeholders’ en organisaties. Niet alleen organisaties,
maar ook initiatieven vanuit onderwijs en samenleving.
4
2.3
Een nieuw kennisbegrip
Wetenschappers verliezen steeds meer het exclusieve recht
als kennisproducenten. Zowel de kennis als de positie van
de expert ondervinden tegenwicht in een kennisintensieve
informatiesamenleving. Ook het begrip kennis zelf verandert
van betekenis. Buiten de wetenschappelijk gevalideerde
kennis is er ruimte ontstaan voor een breed scala aan
alternatieve vormen van kennis, die betrekking hebben op
toepassing, gebruik en advies binnen veranderingsprocessen.
Binnen de overheid, het bedrijfsleven en maatschappelijke
organisaties wordt kennis (‘informatie’) ontwikkeld en
toegepast. Het is zaak om de traditionele wetenschappelijke
kennis te koppelen aan maatschappelijke kennis:
transdisciplinaire kennisontwikkeling.
Dat geldt zeker wanneer duurzame ontwikkeling wordt opgevat
als een toekomstgericht transitieproces, gericht op
structurele innovaties. De vraag naar oplossing van
complexe vraagstukken en naar probleemgerichtheid vereist
tevens interdisciplinaire kennisontwikkeling. Dat kan op
gespannen voet staan met de druk op universiteiten om te
scoren in de monodisciplines en om het standaardmodel van
verspreiding van kennis te handhaven.
Tegen de achtergrond van deze nieuwe opvattingen over
kennisontwikkeling vormt de samenwerking tussen
verschillende typen kennisproducenten binnen Telos in
zekere zin een innovatie.
Vanuit dit perspectief bestaat er geen principiële
tegenstelling tussen ‘wetenschappelijk’ en ‘toegepast’
onderzoek. Het is juist de kunst om beide ‘bedrijfsstijlen’
met elkaar te verbinden. In de financiering van Telos wordt
het onderscheid overigens wel toegepast: de provinciale
subsidie en de bijdrage vanuit het PON dienen voor de
maatschappelijk georiënteerde kennisontwikkeling en
kennisdiffusie. Het wetenschappelijk onderzoek zal via de
universiteiten worden gefinancierd.
2.4
Een sterker netwerk
Bij de oprichting van Telos is bewust gekozen voor de
bundeling van kennis en informatie uit de Brabantse
kennisinstellingen, met het oog op samenhang, integratie en
afstemming. Zo kon er snel en efficiënt worden aangesloten
bij lopende initiatieven op het terrein van duurzaamheid,
zowel internationaal, nationaal, regionaal als lokaal. Doel
was om de informatie- en onderzoeksstructuur transparanter
en meer toegankelijk te maken.
De organisatie werd gebaseerd op een klein, slagvaardig en
professioneel frontoffice en daarachter een uitgebreid
5
backoffice van instellingen en deskundigen waarvoor de
participanten ieder hun eigen, verschillende en specifieke
expertise ter beschikking stellen.
De ervaringen van de afgelopen experimentele periode laten
zien, dat de samenwerking tussen de instellingen
complementair was en meerwaarde creëerde. Ook voor de
toekomst vormt het principe van een (aangepast) netwerk de
basis voor Telos. Het idee van een netwerk moet zelfs
worden uitgebreid, waarbij de verbindingen binnen het
netwerk verschillend van aard, duur en sterkte zijn.
Binnen het netwerk kunnen de een drietal componenten worden
onderscheiden:
1. De kern van het netwerk wordt gevormd door TU/e, UvT,
PON en provincie Noord-Brabant. Deze zijn gezamenlijk
verantwoordelijk voor een meerjarig programma,
uitgevoerd door een kwalitatief en kwantitatief
versterkt interdisciplinair centrum. Deze partners
roepen een stichting in het leven om de continuïteit te
waarborgen en dragen zorg voor de financiering van het
centrum.
2. Er zal een effectiever gebruik worden gemaakt van de
aanwezige kennis op het terrein van duurzaamheid bij de
participanten. Vanuit het centrum wordt daarnaast,
afhankelijk van werkprogramma en kennisvragen, gebruik
gemaakt van de expertise bij andere kennisinstellingen,
zoals Etin Adviseurs, IVA, ICIS, Fontys, HAS, TNO, etc.
De projectmatige samenwerking met externe partners wordt
in afzonderlijke overeenkomsten geregeld.
3. De koppeling met andere maatschappelijke en
beleidsmatige initiatieven in Brabant op het terrein van
duurzame ontwikkeling, zoals verwoord in provinciale
startnotitie over het opstellen van een
duurzaamheidagenda en de instelling van een Brabants
Platform voor Duurzaamheidinitiatieven, maar ook met
initiatieven bij gemeenten, bedrijfsleven en
maatschappelijke organisaties.
De samenwerking met Fontys en HAS verdient een aparte
vermelding, aangezien deze al op zeer intensieve wijze
plaatsvindt. Een senioronderzoeker is voorgedragen tot
deeltijdlector bij het Kenniscentrum voor Duurzame Stadsen streekontwikkeling (KDS), een samenwerkingsverband
tussen Fontys Hogescholen en HAS. Deze samenwerking wordt
geconcretiseerd door:
 Inbreng van de expertise van de Telos-staf in de
onderzoeksactiviteiten van KDS.
6





Inbreng van de expertise van KDS, maar ook vanuit
Fontys/HAS in lopende onderzoeksactiviteiten van Telos.
Verzorgen van onderwijs vanuit Telos ten behoeve van
studenten van
Fontys/HAS.
Verzorgen van masterclasses vanuit Telos ten behoeve van
docenten van
Fontys/HAS en eventuele andere
belangstellenden.
Het bieden van stagemogelijkheden aan studenten van
Fontys/HAS.
Inzetten van studenten in concrete
onderzoeksactiviteiten (casestudies etc.).
2.5
De kerntaken van Telos
In bijgaand schema, dat missie en activiteiten
visualiseert, is de rol van Telos verwoord in een viertal
kernbegrippen, de vier v’s: verkennen, volgen, vertellen,
veranderen. In het werkprogramma van Telos ligt het accent
op verkennen, volgen en vertellen.
7
Het verkennen vindt vooral plaats in het onderzoek naar
transities en systeeminnovaties en naar conceptuele en
methodologische verdieping van het driekapitalenmodel. Het
volgen betreft het ontwerp en de toepassing van monitorinstrumenten op het terrein van duurzaamheid, zoals de
vierjaarlijkse balans of de Duurzaamheid Effect Rapportage.
Het vertellen omvat zowel vormen van communicatie en
publicatie als het verzorgen van presentaties, cursussen en
seminars, gekoppeld aan de resultaten van onderzoek. Het
veranderen is geen activiteit van Telos zelf. Wel kunnen de
door Telos ontwikkelde kennis en instrumenten worden
ingezet bij die veranderingsprocessen en vormen deze object
van onderzoek.
De kerntaken van Telos zijn derhalve:
1. het op een interactieve werkwijze ontwikkelen van
concepten, methoden en technieken op het gebied van
integrale duurzame ontwikkeling;
2. het ontwikkelen en toepassen van instrumenten voor het
(structureel) monitoren van regionale duurzaamheid in
Brabant;
3. het opstellen van prognoses en scenario’s ten aanzien
van duurzame ontwikkeling in Brabant;
4. het bijdragen aan onderzoek naar transities en
systeeminnovaties in Brabant;
5. het inzetten van deze kennis en instrumenten voor
beleidsontwikkeling, competentieontwikkeling en
veranderingsprocessen.
2.6
De inhoudelijke focus van Telos
In lijn met de conclusies uit de interne en externe
evaluatie zal het werk van Telos de komende jaren worden
gekenmerkt door een sterkere inhoudelijke focus en een meer
op output gestuurde organisatie en werkwijze. Telos moet
verder werken aan het versterken van reputatie en
continuïteit door het produceren van hoogwaardige
strategische kennis op een beperkt aantal terreinen en door
taken en middelen beter met elkaar in overeenstemming te
brengen.
Het meerjarig werkprogramma concentreert zich op een
aantal kennisdomeinen:
1. Conceptuele en methodologische verdieping van het
Driekapitalenmodel en de ontwikkeling van instrumenten
om duurzaamheid integraal te meten. Dit omvat de
oplossing van een aantal knelpunten en problemen, die
naar voren zijn gekomen bij de ontwikkeling van de
duurzaamheidbalansen van Noord-Brabant (2001 en 2002),
Zeeland, Limburg, Flevoland en Eindhoven. Daarnaast
8
2.
3.
4.
5.
wordt aandacht besteed aan de verdere ontwikkeling van
duurzaamheidverkenners, risicoanalyses, multi-level
analyses, scenario’s en duurzaamheid effect rapportages.
Duurzame Plattelandsontwikkeling. Voortbouwend op de
studies die zijn verricht in het kader van het
Reconstructieproces wordt aandacht besteed aan
verduurzaming van landbouw en plattelandsontwikkeling en
aan de veranderingsprocessen, die bijdragen tot
verduurzaming. Daarbij kan gebruik worden gemaakt maakt
van expertise en capaciteit van het aan Telos gelieerde
Kenniscentrum Integrale Plattelandsontwikkeling i.o. en
van het onderzoek in het kader van het ICES-KIS
programma Transities Duurzame Landbouw.
Ontkoppeling: een duurzaam gebruik van ruimte, energie,
grondstoffen en water. De ontkoppeling van economische
groei en ecologische ontwikkeling is en blijft een
belangrijk thema in Brabant. Hierbij kan een verbinding
worden gelegd met de resultaten van de Strategische
Agenda, het Projectbureau Energie 2050, Brabant Elan en
de uitwerking van de lagenbenadering uit het streekplan
2002. De studie over Moerdijkse Hoek en het themaboek
2003 kunnen worden beschouwd als voorstudies op dit
terrein. Er zal in dit kader aandacht worden besteed aan
vraagstukken van ‘governance’ en maatschappelijk
verantwoord ondernemen.
De vermaatschappelijking van duurzaamheid. Binnen dit
domein staan twee aspecten centraal: sociale
duurzaamheid en de rol van burgerconsumenten. Het is
zowel vanuit maatschappelijk als vanuit wetenschappelijk
oogpunt noodzakelijk om speciale aandacht te schenken
aan structurele sociale en culturele veranderingen en
innovaties in Brabant, in relatie tot economische en
tijdruimtelijke ontwikkelingen. In onze studies naar het
sociaal-culturele kapitaal zijn er verschillende
knelpunten en opgaven gesignaleerd op het terrein van
solidariteit, sociale cohesie, culturele diversiteit,
participatie, veiligheid, gezondheid, etc. Daarnaast is
het van belang om de maatschappelijke waardering van
duurzaamheid door burgerconsumenten en initiatieven
vanuit de civil society meer aandacht te geven.
Bewustwording en communicatie zijn daarbij belangrijke
instrumenten.
Vrije ruimte. Een beperkte ruimte blijft beschikbaar
voor het kunnen honoreren van externe verzoeken, die
thema’s betreffen buiten de centrale kennisdomeinen.
Deze verzoeken zullen worden gehonoreerd indien ze
9
passen binnen de kerntaken van Telos en bijdragen aan de
doelstellingen van Telos.
In het volgende hoofdstuk zijn deze kennisdomeinen nader
uitgewerkt.
10
3
Kennisdomeinen
Zoals het schema in paragraaf 2.5 duidelijk maakt is het
onderscheid tussen kennisdomeinen analytisch; in de
praktijk is er sprake van diverse overlappingen en
raakvlakken. De indeling van projecten aan kennisdomeinen
is daarmee soms ook arbitrair. Bij de bespreking van de
afzonderlijke domeinen worden die raakvlakken besproken.
De indeling van dit hoofdstuk is als volgt:
3.1. Concepten en methoden.
3.2 Duurzame plattelandsontwikkeling.
3.3 Samenleving en burger.
3.4 Ontkoppeling.
3.1
Concepten en methoden
Duurzaamheid als methode
Ontwikkeling impliceert verandering, zo het al niet een
synoniem ervan is. Duurzaamheid is een daar aan gestelde
voorwaarde. Dat kan een natuurlijk - fysiek - noodzakelijke
voorwaarde zijn, een economische of een sociaal wenselijke.
Men kan zelfs stellen dat er nauwelijks - en volgens
sommigen zelfs geen - fysiek noodzakelijke en zeker geen
economische voorwaarden bestaan die in laatste instantie
niet zijn te herleiden of herleid moeten worden tot sociaal
wenselijke en omgekeerd dat sociaal wenselijke voorwaarden
altijd moeten voldoen aan fysieke en economische
randvoorwaarden.
Deze constatering houdt in dat de drie kapitalen binnen
duurzaamheid zoals die door Telos worden gehanteerd, te
weten het ecologische, economische en sociaal-culturele
kapitaal, elkaar veronderstellen en voortdurend naar elkaar
verwijzen. Het onderscheid ertussen verwijst niet naar een
in de werkelijkheid bestaand of daar aan te leggen
onderscheid. Anders gezegd de in theorie onderscheiden
kapitalen, bestaan als zodanig niet in de werkelijkheid,
11
het zijn werkhypotheses. In het verlengde daarvan geldt dat
ook voor de invulling van de kapitalen.
Dit op het eerste gezicht wellicht academisch onderscheid
heeft vergaande gevolgen voor de wijze waarop methodisch
met de drie kapitalen moet worden omgegaan. Duurzaamheid is
geen toestand, geen kapitaal, maar een relatie: binnen en
vooral tussen de kapitalen.
 Een eerste consequentie is dat duurzaamheid niet per
afzonderlijk kapitaal kan worden gedefinieerd.
 Een tweede consequentie is dat bij de invulling van de
afzonderlijke kapitalen verwezen moet kunnen worden naar
de andere kapitalen.
 Een derde consequentie is dat die invullingen vanuit het
perspectief van duurzaamheid het meest relevant zijn die
een koppeling leggen met andere kapitalen.
Duurzaamheid is daarmee een normatief begrip. Die normering
is integraal, maar niet eenduidig, universeel en tijdloos.
Ze verwijst naar het streven een balans aan te brengen
tussen behoeften en rechten van mensen en de fysieke,
sociale en economische mogelijkheden om dat te realiseren,
hier en nu maar ook elders en in de toekomst, in een wereld
waar niet alleen mensen leven. De invulling is daarmee
zowel relationeel als sterk variabel, in de ruimte en de
tijd.
Het Telosprogramma
Binnen het kennisdomein concepten en methoden concentreert
Telos zich de komende jaren op :
1. Conceptuele en methodische ontwikkeling van de
duurzaamheidbalans.
2. Transitiemanagement en onderzoek.
Ad1) Conceptuele en methodische ontwikkeling van de
duurzaamheidbalans
Telos heeft in zijn streven om aan het begrip duurzaamheid
een concrete invulling te geven voor de provincie Brabant
de afgelopen jaren vele vorderingen gemaakt. Het meest
duidelijke voorbeeld daarvan zijn de twee door Telos in
2001 en 2002 gepubliceerde Brabantse duurzaamheidbalansen;
in 2006 zal opnieuw een provinciale duurzaamheidbalans
verschijnen. Daarnaast wordt begin 2004 gewerkt aan de
afronding van een duurzaamheidbalans voor de stad
Eindhoven.
Tijdens het proces kwamen echter ook een aantal conceptuele
en methodische knelpunten met betrekking tot het concept
12
duurzaamheidbalans naar voren. Hieronder worden de
geconstateerde knelpunten nader omschreven. Het is de
bedoeling deze knelpunten de komende jaren systematisch
onder de loep te nemen.. Daartoe zijn in het werkplan
projecten geformuleerd rond de theoretische onderbouwing
van respectievelijk het economisch en het sociale kapitaal.
Normatieve knelpunten
 In hoeverre moeten de drie kapitalen altijd in balans
zijn ten opzichte van elkaar. Leidt dit streven er
bovendien niet toe dat het ecologisch kapitaal in de
praktijk ondergeschikt wordt aan de andere twee?
 In hoeverre kan vanuit het perspectief van duurzaamheid
een soort ‘rode contour’ om Brabant heen worden
getrokken?
 Waar moeten de normen waaraan eisen en indicatoren ten
aanzien van duurzaamheid van worden afgeleid –
autoriteit, kennis, consensus, meerderheid, mengvorm of op worden gebaseerd en wat voor vorm moet eraan
worden gegeven?
 Hoe moeten kwalitatief verschillende normen op elkaar
worden afgestemd? Dit is meer dan een meetprobleem, het
gaat er aan vooraf.
 Zijn de duurzaamheidbalansen middel of doel?
Conceptuele problemen
De kapitalen zijn nu nog sterk los van elkaar gedefinieerd
en vorm gegeven. De verbondenheid tussen de kapitalen moet
duidelijk worden in de definitie en basisconcepten.
De definiëring van de kapitalen moet structureler. De
theoretische invulling van met name het economische
kapitaal behoeft nadere uitwerking. In meer algemene zin
geldt dat de invulling minder conjunctuur- en context- of
schaalgevoelig moet worden gemaakt. Daarnaast speelt het
probleem van de afstemming tussen productie en consumptie
en de ruimtelijke schaal waarnaar gekeken moet worden.
Het duiden van kapitalen op basis van voorraden, hoe nuttig
ook voor de monitoring, ontneemt teveel het zicht op het
intrinsiek procesmatige en vloeiende en onderling verween
karakter ervan (zie ook onder meetproblemen)
Op voorraadniveau moet het probleem van exclusiviteit
versus uitsluiting worden opgeheven. Sommige voorraden
horen in meerdere kapitalen thuis, zoals werk en
grondstoffen. Daarmee kan een deel van de afwenteling
tussen kapitalen al zichtbaar gemaakt worden.
13
Op voorraadniveau moet in tegenstelling tot het
kapitaalniveau juist wel ruimte worden geboden voor een
meer conjuncturele invulling.
In hoeverre zijn de nu gedefinieerde eisen, indicatoren en
voorraden dekkend, meetbaar en onderling aanvullend en
vergelijkbaar.
Het probleem van ruimtelijke afwenteling is onvoldoende
geconceptualiseerd en geïntegreerd.
Meetproblemen
 Wat wordt nu precies op het niveau van kapitalen
gemeten. Kan dat via voorraden en zo ja zijn dat
eenheden of stromen (stocks of flows)?
 Moet er geen tussenniveau komen tussen eisen en
indicatoren?
 Wat wordt precies op het niveau van voorraden gemeten en
wat ontbreekt?
 Wat, hoe en waar kan of moet kwalitatief dan wel
kwantitatief gemeten worden. Hoe worden beide
invalshoeken verbonden?
 Wat voor data zijn daarvoor nodig. Wordt die informatie
wel aangeleverd en zo ja hoe en wat is de kwaliteit
ervan; en hoe kan verschillende informatie worden
gekoppeld (hoeveelheid, kwaliteit, oorsprong, onderlinge
afstemming)
 Wat is de insteek als we meten. Kijken we naar ruimte,
thema of sector; en welke schaal houden we daarbij aan.
De keuze heeft ook grote implicaties voor de
mogelijkheid en de aard van sturing.
Op schaalniveau het verschil tussen nationaal, regionaal,
lokaal (en internationaal) en de noodzaak die schalen wel
naar elkaar te vertalen.
Op themaniveau en sectorniveau het probleem dat thema’s en
sectoren zich veelal niet houden aan bovengenoemde
schaalniveaus. Een ketenbenadering van bijvoorbeeld de
intensieve veehouderij heeft locale maar ook Brabant ver
overstijgende internationale implicaties.
Interactieproblemen
- Hoe verlopen de interacties tussen de porcessen, stromen
of voorraden binnen een kapitaal?
- Hoe verlopen de interacties tussen de kapitalen?
- Op het niveau van de kapitalen (conceptueel).
- Op het niveau van de porcessen, stromen of eenheden
(transities).
Transactieproblemen
14
-
-
In hoeverre mag de groei van het ene kapitaal nu wel of
niet ten koste gaan van het andere, in de werkelijke
tijd en ruimte?
In hoeverre mag de groei van de ene voorraad ten koste
gaan van die van een andere, binnen een kapitaal?
Ad 2) Transitiemanagement en onderzoek
De hiervoor genoemde knelpunten hebben betrekking op het
monitoren van duurzaamheid van een bepaalde situatie.
Sommige reiken echter verder. Ze raken aan vragen die
betrekking hebben op het vraagstuk van sturen op basis van
duurzaamheid en op de stappen die genomen moeten worden om
instrumenten en concepten te ontwikkelen, inzetbaar voor
het beheren van transitieprocessen richting duurzaamheid.
Het gaat dan in de eerste plaats om het ontwikkelen van
indicatoren voor het beantwoorden van de vraag waartoe,
waarom, waarbinnen en wat niet. Die indicatoren moeten
bruikbaar zijn voor verschillende in elkaar grijpende
schalen en domeinen. Transitie en transitiemanagement zijn
onderwerpen die voor Telos de komende periode vooral in de
context van plattelandsontwikkeling worden bestudeerd. Voor
een nadere bespreking van de plannen verwijzen we naar
paragraaf 3.2.
Inhoudelijk is Telos betrokken bij een tweetal ICES-KISaanvragen op het terrein van transities: KSI en TDL. Ter
voorbereiding op participatie vanuit Telos is, met
financiële steun van de provincie Noord-Brabant
onderzoeksprogramma Transities naar een Duurzame Brabantse
Samenleving (Elzen, 2002) opgesteld. Het Kennisnetwerk
Systeeminnovaties KSI, waarvan ook Telos deel uitmaakt,
richt zich op de bestudering van structurele
maatschappelijke veranderingsprocessen of transities, die
noodzakelijk zijn om tot een meer duurzame samenleving te
kunnen komen. Het programma Transities Duurzame Landbouw
TDL richt zich op innovaties in de agrarische
bedrijfsvoering, ketens en plattelandsontwikkeling. In
november 2003 is het besluit genomen om beide programma’s
positief te beoordelen, mits gekomen wordt tot een
vruchtbare samenwerking tussen KSI, TDL en Transities
Duurzame Mobiliteit (Transumo). Inmiddels is een nieuwe
beoordelingsprocedure door de Commissie van Wijzen
afgerond. Naar verwachting zal eind maart 2004 het kabinet
besluiten over de definitieve toekenning van financiële
middelen, die aangevuld moeten worden met een
gelijkwaardige bijdrage vanuit het bedrijfsleven en de
kennisinstellingen.
15
Het KSI-programma kent drie hoofdlijnen, ‘één historische,
die transities vanuit een lange termijn onderzoekt, één
toekomstgeoriënteerde, die zich richt op actuele en vanuit
duurzaamheidperspectief wenselijke transities en één lijn,
die naar de mogelijkheden kijkt om dergelijke processen te
beïnvloeden en, tot op zekere hoogte, te sturen. De TU/e is
verantwoordelijk voor de eerste lijn en participeert samen
met Telos in de derde lijn. Inmiddels zijn een aantal
concrete onderzoeksvoorstellen geschreven, o.a. op het
gebied van Strategisch Niche Management. Daarbij gaat het
om ‘slim’ experimenteren met nieuwe, vanuit duurzaamheids
oogpunt veelbelovende, maar kwetsbare innovaties.
In het TDL-programma worden drie innovatiestrategieën
onderscheiden: Vitale Clusters, Plattelandsontwikkeling en
Ketenvorming. Het daarin opgenomen Integraal Project De
Peel, bouwt voort op het werk van Telos uit de periode
1999-2003 en vormt een goede proeftuin voor zowel
wetenschappelijk als beleidsgericht onderzoek. Dit project
is ook aangewezen als een van de verbindingsprojecten
tussen KSI en TDL tussen.
De deelname vanuit Telos aan KSI en TDL is een uitgelezen
mogelijkheid om de wetenschappelijke samenwerking tussen
TU/e en UvT te intensiveren.
3.2
Duurzame plattelandsontwikkeling
Het platteland is in beweging
Op het platteland is een geleidelijke, maar ingrijpende
ontwikkeling gaande. De traditioneel belangrijke functie
van voedselproductie maakt steeds meer plaats voor wonen,
werken, natuur en recreatie. Het proces van
schaalvergroting en rationalisatie in de landbouw lijkt nog
niet ten einde. De toenemende zorg voor milieu en
dierenwelzijn vergroten de druk op de sector. Het gevolg is
dat de landbouw in sommige gebieden niet meer de dominante
economische kracht is. Dit wordt zichtbaar in de
verandering van het landschap. Maar ook in sociaal-culturele zin heeft het gevolgen. De sociale samenhang en
culturele identiteit van plattelandsgemeenschappen
veranderen. De wijzigingen in de wijze van samenleven op
het platteland hebben overigens niet alleen met de
veranderingen in de landbouw te maken, maar passen in
bredere trends van individualisering en globalisering. Over
de richting waarin het platteland zich zal ontwikkelen
bestaan vele opvattingen. In het meeste negatieve scenario
blijft er van het platteland zoals wij dat nu kennen in
2050 niet veel meer over. In positieve scenario’s is er
16
sprake van een vernieuwd platteland waar natuur,
bedrijvigheid, recreatie en wonen in balans met elkaar
zijn.
Naast deze te verwachten ontwikkelingen is er ook sprake
van een erfenis uit het verleden. Zo heeft de ongeperkte
uitbreiding van de intensieve veehouderij er toe geleid dat
dierziekten zich gemakkelijk kunnen verspreiden. Ook de
verzuring en geurhinder zijn een gevolg van de uitbreiding
van de intensieve veeteelt. Andere bedrijfsmatige
activiteiten in het landelijke gebied zoals autosloop,
opslagplaatsen, tankstations en defensieterreinen hebben
door het ontbreken van goede bodembeschermende
voorzieningen, ertoe geleid dat het grondwater vervuild is.
Door bouwactiviteiten in het verleden is het landschap
steeds rommeliger geworden.
Het richting geven aan duurzame plattelandsontwikkeling
vraagt van overheid, markt en maatschappelijke organisaties
dat zij gezamenlijk afwegingen maken tussen sociaalculturele, ecologische en economische belangen. Het maken
van die afweging is vanwege de dynamiek, de meerdere
schaalniveaus die in het spel zijn, de lange tijdshorizon
en de grote onzekerheden, een complex proces. In de optiek
van Telos is dit niet een eenmalige afweging aan het begin
van een beleidsvormingsproces, maar gelet op de
onvoorspelbaarheid van toekomstige ontwikkelingen moet het
een permanent afwegingsproces zijn. Een proces dat een hoge
mate van reflexiviteit kent.
Het Telosprogramma
Het onderzoek naar duurzame plattelandsontwikkeling richt
zich op een drietal invalshoeken die sturend zijn voor het
werkprogramma:
1. Duurzaamheid.
2. Transitiemanagement en platteland.
3. Nieuwe verbanden in de ‘civil society’.
Ad 1) Duurzaamheid
Het vertrekpunt van ons onderzoek naar het platteland vormt
het driekapitalen model van Telos. Op het platteland zien
we de volgende problemen ten aanzien van duurzaamheid:
- Gebrek aan samenhang tussen de ecologische, economische
en sociaal-culturele kapitaal. Een voorbeeld daarvan is
de een nadruk op economische ontwikkeling ten koste van
leefbaarheid en plattelandswaarden (rust, ruimte,
openheid, natuur- en landschapswaarden.
17
-
-
Afwenteling in tijd. Lange termijn processen zoals
klimaatverandering, veranderingen op het gebied van
water en ecologische processen vergen een andere
dynamiek en een ander type interventies dan korte
termijn processen op het gebied van consumptie of
bedrijvigheid.
Afwenteling in de ruimte. Ontwikkeling van de landbouw
die geen rekening houdt met ‘trade-offs’ naar
ontwikkelingslanden of het gebiedsoverschrijdende milieu
problemen is niet duurzaam.
Telos richt haar aandacht de komende jaren op de volgende
thema’s, kennisvragen en projecten.
Monitoring, indicatoren en instrumenten
Afgelopen jaren heeft Telos aan de hand van De Peel het
driekapitalenmodel
op het platteland toegepast. Daarmee is duurzaamheid
geconcretiseerd in
termen van voorraden en eisen. Uitdaging voor de komende
jaren is de verdere
ontwikkeling van het model in indicatoren en instrumenten
binnen
verschillende projecten.
In de Peel zal het ontwikkelde model worden getoetst aan de
visies van de
verschillende partijen en de basis vormen voor monitoring
van het gebied, in
2004 zal het reconstructieplan getoetst worden op haar
bijdrage aan de
duurzame ontwikkeling op het platteland. Het is een eerste
proeve van een
instrument voor Duurzame Effect Rapportage.
Visie op duurzaamheid
Een punt van aandacht voor de komende jaren strategische
visievorming ten aanzien van landbouw en platteland
uitgaande van een evenwichtige balans tussen de drie
kapitalen. Om bovengenoemde afwegingen te kunnen maken
zullen partijen een beeld moeten hebben van de spanningen
en uitwisseling tussen de kapitalen. De vraag is wat voor
landbouw en platteland in de toekomst mogelijk en gewenst
zijn, uitgaande van een grote, permanente onzekerheid? Eén
van de vragen is wat de toekomstige gevolgen voor het
gebied zijn van de veranderende concurrentie verhoudingen
en veranderingen in de productieketens binnen de intensieve
veehouderij. Gezien de veranderingen in het
18
Gemeenschappelijk Landbouw Beleid wordt in het
akkerbouwgebied van West-Brabant de vraag prangender wat de
visie is op het gewenste toekomstige grondgebruik.
Een voorwaarde voor gezamenlijke visievorming is benutting
van kennis en het ontwikkelen van competenties. In 2004
wordt (mogelijk) op verzoek van de provincie Noord-Brabant
onder regie van het Kenniscentrum Integrale
Plattelandsontwikkeling een training (in de vorm van een
gezamenlijk leerproces) over ‘transitie duurzame landbouw
(en platteland)’ georganiseerd met als doel te komen tot
een checklist/toetsingskader voor duurzame ontwikkeling.
Ruimtelijke duurzaamheid en omgevingskwaliteit
Ons uitgangspunt is dat duurzame plattelandsontwikkeling
niet alleen wordt gestuurd vanuit de ruimtelijke ordening,
maar dat het wel een belangrijk aandachtspunt is. Het gaat
daarbij niet alleen om de kwantiteit van de ruimte maar ook
om de kwaliteit van de ruimte. Hoe kunnen ruimtelijke
ontwikkelingen en economische activiteiten zo worden
begeleid dat dit niet ten koste gaat van de ruimtelijke
kwaliteit? Hoe kan daarbij recht gedaan worden aan
stedelijke eisen én plattelandswaarden? Recent ontwikkelde
concepten van transitiemanagement en
ontwikkelingsplanologie bieden interessante
aanknopingspunten.
Gezien de verwachte verschuivingen in functies op het
platteland zou de discussie over grondgebruik en
landgebruik en in het verlengde daarvan landeigendom en
inrichting, fundamenteel opnieuw moeten worden doordacht.
Van wie is het platteland eigenlijk (eigendom en identiteit
en de relatie daartussen) en op basis van welke
overwegingen (waar moet het naar toe)?
In 2004 wordt in het project ruimtelijke ordening Asten
gezocht naar nieuwe ruimtelijke concepten, instrumenten en
duurzaamheidindicatoren die bijdragen aan de kwaliteit van
de leefomgeving en stad-land relaties versterken.
Daarnaast zal in 2004 een begin worden gemaakt met
uitwerking van het onderzoeksthema zelforganisatie en
nieuwe verbanden in relatie tot omgevingskwaliteit. Dit
onderzoek wordt waarschijnlijk ingebed in het
Onderzoeksprogramma Transitie Duurzame Landbouw.
19
Ad 2) Transitiemanagement en platteland
Op het platteland doen zich vraagstukken voor met een hoge
mate van complexiteit, toenemende omgevingsdynamiek die
omgeven zijn door tal van onzekerheden en mede daardoor
weinig stuurbaar zijn. Het aanpakken van zulke vraagstukken
vraagt om fundamentele veranderingen in ons denken en
handelen.
Zulke ingrijpende vernieuwingen worden gezien als
transities. Een transitie is een structurele
maatschappelijke verandering die het resultaat is van op
elkaar inwerkende en elkaar versterkende ontwikkelingen op
het gebied van technologie, cultuur, technologie,
instituties en natuur & milieu. Het begeleiden van
transities betekent een volgende werkwijze:
Multi-level. Plattelandsontwikkeling wordt bezien vanuit
verschillende schaalniveaus, vanuit het regionale
perspectief Brabant wordt de betekenis van internationale
ontwikkelingen ingeschat (WTO, klimaatverandering, EUbeleid) en de mogelijkheden van lokale en regionale
innovaties benut. Centraal staat de ontwikkeling van
gebiedsgerichte processen, competenties en methodieken die
deze niveaus verbinden.
Multi-actor. Transitie kan onvoldoende worden gerealiseerd
binnen de traditionele setting van belangengroepen.
Vermaatschappelijking van plattelandsontwikkeling betekent
het benutten van de zelforganiserende krachten op het
platteland en het betrekken van nieuwe actoren en
netwerken.
Lange termijn. De timing en agendasetting van politieke en
bestuurlijke processen staat vaak op gespannen voet met
sociale en economische veranderprocessen (vergrijzing,
individualisering, mondialisering) op het platteland en met
ecologische processen(natuur, water, milieu). De vraag is
hoe timing en tijdsaspecten in deze verschillende domeinen
met elkaar kunnen worden verbonden.
Risico’s en onzekerheden. In toenemende mate hebben we te
maken met risico’s en onzekerheid. Regionale ontwikkeling
is steeds meer verweven met mondiale ontwikkelingen. Dit
brengt nieuwe risico’s met zich mee. Ondanks technologische
ontwikkelingen doen zich crises voor zoals
voedselschandalen en dierziekten. Nieuwe ontwikkelingen,
bijvoorbeeld op het gebied van genetische manipulatie,
kunnen deels onverwachte effecten met zich meebrengen. Ook
het effect van beleidsmaatregelen op gedrag en burgers is
in toenemende mate onvoorspelbaar. Burgers reageren op
crises en risico’s door risicomijdend koopgedrag en
20
handelen. Dit vraagt om transitiemanagement dat rekening
houdt met risico’s en onzekerheid.
Om duurzame plattelandsontwikkeling op gebiedsniveau handen
en voeten te geven is transitiemanagement een goede
kapstok. Het is geen eenvoudige aanpak, er zijn nog vele
vragen onbeantwoord en er zijn veel belangen in het geding.
Het is belangrijk te benadrukken dat het bij
transitiemanagement om een aantrekkelijk en kansrijk
perspectief gaat, maar dat de waarde in praktijk nog moet
worden bewezen. In het onderzoek zal dan ook nadrukkelijk
gekeken worden naar de effectiviteit daarvan.
Telos richt zich daarbij met name op de volgende thema’s,
projecten en vragen:
21
Beleid en gebiedsprocessen
Een op consensus gericht gebiedsproces is geen garantie
voor kwaliteit. Omstreden ideeën, concepten en maatregelen
kunnen daarbij onvoldoende aan bod komen. Vragen die
daarbij spelen zijn: Hoe kan creativiteit worden ingebouwd
in het gebiedsgerichte proces? Hoe kan de rijks- en
provinciale overheid haar rol zo invullen dat ook anderen,
bijvoorbeeld gemeenten en ondernemers, kwaliteit
realiseren? Plannen worden bovendien snel achterhaald door
actuele ontwikkeling, waardoor partijen afhaken. Hoe kan
het proces voldoende inspelen op de actualiteit zonder de
lange termijn doelen uit het oog te verliezen? Geschikte
onderzoeksmethoden zijn analyse van succes- en
faalfactoren, vergelijkend onderzoek
(plattelandsvernieuwing versus stadsvernieuwing) en
historisch-verklarend onderzoek. Als casus staat daarbij
het reconstructieproces centraal.
In 2004 wordt het reconstructieproces in de Peel
geanalyseerd. Telos participeert daarnaast in het IPOproject Sturing duurzame ontwikkeling dat gericht is op het
uitwisselen van leerervaringen tussen provincies. Een
concrete casus daarbinnen is de rol van gebiedsmakelaars.
In een meerjarig promotieonderzoek dat in 2004 wordt
gestart staat de rol van kennis binnen gebieds- en
besluitvormingsprocessen centraal (kennismanagement in
interorganisationele netwerken).
Stad-land relaties
De stad heeft een toenemende invloed op het platteland,
niet alleen fysiek, maar ook economisch, sociaal en
cultureel en ecologisch. Het platteland herbergt waarden
(rust, openheid, natuur en landschap) en is daarmee
aantrekkelijk voor de stedeling om te wonen, werken of te
recreëren. Het platteland is echter meer dan een contramal
van de stad. Er is sprake van een toenemende verwevenheid
van stad en land.
Er zijn nog veel mythes en misverstanden op het gebied van
stad-land relaties. Het in beeld brengen van ‘mythes en
realiteiten’ op dit terrein rekent Telos tot haar taak.
De vraag is hoe de stad en burgers meer betrokken kunnen
worden bij (het debat over) plattelandsontwikkeling, hoe de
kennis van betrokkenen vergroot kan worden en hoe de stad
kan dragen aan de vitalisering van het platteland. Daarbij
is het wenselijk aan te sluiten bij concrete projecten en
initiatieven (Groene Mal/Haverleij, Brabant stad).
Telos zal (onder voorbehoud van Europese goedkeuring)
participeren in het Interreg-III project ‘Lifescape: your
22
landscape’. Dit internationale project is erop gericht om
de samenleving van stad en samenleving dichter bij elkaar
te brengen, de identiteit van gebieden te vermarkten en te
komen tot privaatpublieke samenwerking. Internationale
uitwisseling van ervaringen is een belangrijke activiteit
binnen het project.
Bedrijvigheid, ondernemers en ketens
Ondernemers staan voor de opgave om op duurzame wijze in te
spelen op wensen van burgerconsumenten, maar hebben te
maken met toenemende onzekerheden. De vraag is hoe
plattelandsondernemingen levensvatbaar worden en blijven.
Wat voor eisen stelt dit aan hun innovatief vermogen en aan
de context waarbinnen ze opereren? Er is onder meer
behoefte aan het beter benutten van bestaande kennis en het
versterken van competenties van ondernemers.
Het boek dat Telos in 2004 uitbrengt over duurzame
consumptie analyseert niet alleen gedragspraktijken van
consumenten, maar laat zien en hoe die zich verhouden tot
strategieën van bedrijven.
Ad 3) Nieuwe verbanden in de ‘civil society’
De ‘civil society’ of burgergemeenschap verandert als een
gevolg van allerlei ontwikkelingen en trends zoals
individualisering, vergrijzing, multi-culturalisering en
ruimtelijke ontwikkelingen. Zo wijzigt de sociale samenhang
van plattelandsgemeenten als gevolg van wegtrekkende
jongeren en nieuwvestiging van stedelingen. Maar ook de
levensopvatting van mensen verandert. De belangstelling
voor vrijwilligerswerk neemt af. In een aantal
plattelandsdorpen neemt het voorzieningenniveau af,
waardoor de leefbaarheid onder druk komt te staan. Oude
zekerheden en verbanden, in de vorm van familie(bedrijven),
kerk, belangengroepen en agrarische gemeenschappen, boeten
in aan betekenis.
Bij de analyse van sociale netwerken, dient onderscheid
gemaakt te worden in de verschillende belangen, rollen en
posities van mensen als consument, producent, recreant of
bewoner van het platteland.
Zo heeft de burger als bewoner behoefte aan een
aantrekkelijke woonomgeving en ruimte rond het huis, wat op
gespannen voet kan staan met recreatiewensen (rust, ruimte,
natuur en landschap). Verschillende groepen recreanten
(ouderen, jongeren, allochtonen) willen het platteland op
uiteenlopende wijze beleven, wat leidt tot een vraag naar
23
faciliteiten, van wandel- en fietspaden, tot pretparken en
van campings tot struinnatuur.
Telos richt zich de komende jaren op de volgende thema’s,
vragen en projecten.
Beleving, sociale vitaliteit en empowerment
Oude verbanden tussen mensen op het gebied van gezin, werk,
kerk en school zijn minder vanzelfsprekend geworden.
Ondernemers ervaren een toenemende onzekerheid als gevolg
van economische factoren, crises (zoals dierziekten), en
sociale veranderingen binnen plattelandsgemeenschappen.
Reacties daarop variëren van optimisme met energie en
creativiteit tot pessimisme, wantrouwen en zelfs afkeer en
sociaal isolement. Tegelijk zien we initiatieven tot
allerlei vormen van plattelandsvernieuwing, gestart vanuit
zowel economische als sociale motieven. Veel individuele
initiatieven, maar hier en daar worden ook de krachten
gebundeld: men richt diverse nieuwe organisaties op.
Hoe staat het met de sociale vitaliteit bij ondernemers? Is
die sterker dan het bij de pakken neerzitten? Hoe beleven
en hanteren ondernemers die toegenomen onzekerheid? Waar
hangt de psychologische veerkracht van af? Wat brengt
groepen tot samenwerking en vernieuwing? Welke nieuwe
organisaties zoeken samenwerking? Op welke wijze kan
empowerment worden bevorderd?
Deze vragen staan centraal in een onderzoeksvoorstel dat
Telos in samenwerking met Vabene en ETC heeft geformuleerd
naar aanleiding van vragen van de Maatschappij van Welstand
en de ZLTO.
Zelforganisatie en nieuwe verbanden
Een paternalistische overheid wordt steeds minder
geaccepteerd, terwijl het zelforganiserend vermogen van de
lokale en regionale gemeenschap toeneemt. Deze trend uit
zich in de opkomst van coöperaties, plaatselijke
belangengroepen, agrarische natuurverenigingen, lokale
ondernemersnetwerken, lokale producent-consument verbanden
en vormen van publiekprivate samenwerking die zich richten
op een breed scala aan onderwerpen. Er ontstaan vormen van
zelforganisatie, nieuwe netwerken en vormen van
samenwerking tussen bedrijfsleven en maatschappelijke
organisaties en tussen producenten en consumenten. De vraag
is wat de mechanismen zijn achter deze nieuwe uitingsvormen
en welke impact ze hebben op duurzaamheid en het sociale
weefsel op het platteland.
24
Het in 2004 gestarte onderzoeksthema zelforganisatie en
nieuwe verbanden in relatie tot omgevingskwaliteit zal naar
verwachting worden ingebed in het Programma Transitie
Duurzame Landbouw.
3.3
Samenleving en burger
De maatschappelijke verankering van duurzaamheid
Duurzaamheid dient in onze samenleving in toenemende mate
als richtsnoer voor verantwoord handelen. Het ecologische
domein heeft een volwaardige plaats gekregen naast het
economische en sociale domein en moet daarmee in evenwicht
moet worden gebracht. Bovendien zijn er steeds meer
personen, instanties, organisaties, belangen en voorkeuren
waar tegelijkertijd rekening mee moet worden gehouden.
Deze opvatting van duurzaamheid strookt met de visie van
Telos op duurzaamheid. Volgens Telos is duurzame
ontwikkeling het maatschappelijk streven naar het in
evenwicht optimaliseren van ecologische, economische en
sociaal-culturele ontwikkelingen binnen een bepaalde regio.
Dit streven heeft op het eerste gezicht wellicht geringe
accentverschuivingen, maar heeft bij nadere beschouwing
verregaande gevolgen voor zowel overheid, marktpartijen als
het individu (de burger) en het maatschappelijke middenveld
en daarmee de samenleving als geheel. Ze vereisen nieuwe
arrangementen - afspraken tussen de relevante betrokkenen:
actoren/stakeholders - en daarmee nieuwe regels,
procedures, instituties, organisaties en routines.
Dit proces wordt versterkt door andere tendensen en
ontwikkelingen, zoals de globalisering en
individualisering. Globalisering leidt ertoe dat
ontwikkelingen in het ene deel van de wereld ontwikkelingen
elders vergaand kunnen beïnvloeden, vaak zelfs vrijwel
meteen. Steeds meer processen raken verweven, over een
steeds groter ruimte. Een zelfde proces kan zich op
meerdere plaatsen gelijktijdig voordoen, terwijl zich op
een plaats meerdere processen tegelijkertijd kunnen
afspelen. De globalisering heeft een grote invloed op de
rol van de nationale en lokale overheid. De greep op
ontwikkelingen in de eigen omgeving wordt kleiner evenals
het inzicht wat er aan de hand is, terwijl, zoals gezegd,
lokale ontwikkelingen een wereldwijd effect kunnen hebben.
Genoemde contractie van tijd en ruimte leidt tot het
uitdijen van de hoeveelheid informatie nodig om een
situatie te doorgronden en de noodzaak die informatie
steeds sneller te verwerken. Samenwerking met andere
overheden en supranationale en buitennationale en lokale
25
organisaties - inclusief bedrijven - wordt op steeds meer
terreinen noodzakelijk, vaak op basis van principes van
gelijkwaardigheid (processturing en sturing op afstand) en
subsidiariteit (zelfsturing waar mogelijk).
Het leidt er ook toe dat het proces van individualisering,
toch al een van de kernaspecten van de moderniteit, verder
wordt versterkt. Genoemde ontwikkelingen geven het individu
meer keuzemogelijkheden. Het individu wordt echter ook
steeds meer geconfronteerd met de noodzaak om keuzes te
maken en te deze te verantwoorden. Dit is zichtbaar op de
meest uiteenlopende gebieden, zoals veiligheid, wonen,
onderwijs, gezondheid, sociale zekerheid, milieu en werk.
Dat proces vertaalt zich in de noodzaak steeds meer en
steeds sneller informatie te vergaren en verwerken. Het
vertaalt zich ook in de inrichting en organisatie van
allerlei ondersteunende instituties, van nationale
overheden via consumptieorganisaties, natuurorganisaties,
vakbonden, supermarktketens tot lokale overheden.
Het zijn maar voorbeelden. Ze geven echter aan dat het
individu meer kan en moet kiezen, daarvoor steeds meer
middelen krijgt en moet inzetten en steeds meer
verantwoordelijk gehouden wordt voor zijn of haar keus.
Binnen dit proces past het begrip vermaatschappelijking van
de duurzaamheid. Het begrip staat voor het vergroten van
het maatschappelijke draagvlak voor duurzaamheid. In de
klassieke benadering gebeurt dit door informatiecampagnes
gericht op het beïnvloeden van de publieke opinie. Volgens
Telos is het essentieel om een actief draagvlak voor
duurzaamheid te realiseren, door het oor in de samenleving
te luisteren te leggen en in samenspraak de ambitie en
capaciteit in de samenleving om te streven naar
duurzaamheid te versterken.
Vermaatschappelijking heeft verband met
transitiemanagement, een ander centraal thema in het werk
van Telos. Transitiemanagement richt zich op
maatschappelijke veranderingsprocessen op lange termijnen
de wijze waarop die zijn te sturen en te begeleiden.
Om die veranderingen tot stand te laten komen moet ook het
gedrag van burgers en consumenten veranderen.
Vermaatschappelijking richt zich daarop.
Het Telosprogramma
Binnen dit kennisdomein wil Telos de komende vier jaar
actief zijn, zowel om kennis op te doen als om kennis uit
te dragen en door indicatoren en instrumenten op het gebied
26
van duurzaamheid te ontwikkelen binnen en voor de provincie
Brabant.
Er
1.
2.
3.
worden drie invalshoeken gehanteerd:
Sociaal-culturele veranderingen.
De rol van de burgerconsument.
Communicatie rond duurzaamheid.
Ad 1) Sociaal-culturele veranderingen
De mogelijkheden en knelpunten met betrekking tot sociaalculturele veranderingen in bredere zin in Brabant worden
bekeken vanuit het perspectief van duurzaamheid. De
concrete aanpak zal onder meer voortbouwen op de
bevindingen zoals die zijn neergelegd in het rapport
‘referentiekader sociaal duurzame ontwikkeling, bijdrage
provinciaal beleid aan een duurzaam Noord-Brabant’. In dat
rapport hebben Telos en PON, in opdracht van de provincie,
het bestaande en toekomstige sociaal beleid in Brabant
tegen het licht gehouden, uitgaande van de eisen die Telos
stelt aan een duurzame ontwikkeling.
Meer specifieke, op beleidsuitvoering gerichte, analyses en
invullingen binnen het sociale worden door het PON verder
ter hand genomen en resulteren in 2004 o.a. in een
Provinciaal Sociaal Rapport. Voor Telos vormt het
‘referentiekader sociaal duurzame ontwikkeling, bijdrage
provinciaal beleid aan een duurzaam Noord-Brabant’ een
basis voor verder onderzoek en debat naar de meer
normatieve en integrale aspecten van het sociale domein.
Daarbij wordt ook voortgebouwd op de bevindingen van
recente studies van Telos. Daarin worden verschillende
knelpunten en opgaven gesignaleerd ten aanzien van de
verankering van duurzaamheid. Zo zijn in de
duurzaamheidbalansen 2001 en 2002 rode kaarten toegekend
aan een aantal van problemen die gerekend kunnen worden tot
het sociale en culturele kapitaal: onderwijsdeelname,
mantelzorg, veiligheid en de positie van allochtonen en
armoede. Die problemen verdienen met voorrang aandacht zo
concludeert de balans 2002 ‘om de kapitalen structureel te
laten groeien’. Operationalisering vindt per jaar plaats
van werkplannen, op basis van overleg met de partners van
Telos. In 2004 zal met name het thema multiculturaliteit
aandacht krijgen in een project waarin de economische
dimensies van het verschijnsel migratie in Brabant nu en in
de toekomst centraal staan.
De positie van allochtonen, hun rol en betekenis voor onze
samenleving staan in het brandpunt van het maatschappelijk
debat. Het ‘referentiekader sociaal duurzame ontwikkeling,
27
bijdrage provinciaal beleid aan een duurzaam Noord-Brabant’
noemt de multiculturele samenleving ook ‘ een belangrijk
aandachtspunt voor het provinciaal sociaal beleid’.
Op het grensvlak van de Telos-kernthema’s ‘duurzaam
platteland’ en ‘burger en samenleving’ wil Telos de komende
jaren bijzondere aandacht schenken aan de dilemma’s en
processen die zich aftekenen rond de vitaliteit van het
Brabantse platteland. Die is gestoeld op economische
activiteiten, woongenot en voorzieningen niveau, maar ook
sociale cohesie, culturele identiteit, gemeenschapszin en nieuwe- sociale netwerken zijn in het geding; terwijl
waarden van milieu en natuur grenzen stellen en richting
geven aan de (on)mogelijkheid van alle ontwikkelingen.
Welke scenario’s voor de toekomst van het Brabantse
platteland zijn te ontwikkelen samen met stakeholders en
hoe verhouden die scenario’s zich tot de gewenste duurzame
ontwikkeling waarin economische, ecologische en sociale
waarden in evenwicht blijven of komen?
Duurzame dorpsontwikkeling is een pilotproject op het
niveau van een dorp of dorpskern waarin Telos, in nauwe
samenwerking met het PON wil zoeken naar instrumenten om
het 3-kapitalenidee van Telos (T3K)te vertalen naar het
concrete dorpsniveau.
Bijzondere aandacht gaat ook uit naar de nieuwe verbanden
die ontstaan op het platteland, zoals beschreven in
paragraaf 3.2 over duurzame plattelandsontwikkeling.
Ad 2) De rol van de burgerconsument
De rol van de burgerconsument bij de transitie naar een
duurzame Brabantse samenleving zal uitgebreid tegen het
licht worden gehouden. Daarbinnen is ook speciale aandacht
voor consumptie en impact die de consumptie in Brabant
heeft in andere gebieden van de wereld. Of dat zal gebeuren
via het concept van de ecologische mondiale voetafdruk, het
concept milieugebruiksruimte of een ander verwant concept
is iets wat dit jaar zal worden uitgezocht.
Centraal staat de aandacht voor de vraag hoe het gedrag van
de burgerconsument verder kan worden ‘verduurzaamd’ en de
instrumenten die op basis van die inzichten ontwikkeld
kunnen worden. Hier ligt qua duurzaamheid een grote
uitdaging.
Duurzaamheid moet ook hier worden opgevat als een breed
begrip; aandacht voor ecologische, sociale en economische
dimensies gaan samen. Het verduurzamen van de consumptie is
zowel een prioriteit als een groot knelpunt. Tegelijkertijd
dienen zich hier ook nieuwe mogelijkheden aan. Zo is er
28
veelbelovend recent, vernieuwend onderzoek naar relatie
gedrag, aanbod en attitude. Daaruit blijkt dat de ruimte en
mogelijkheden voor duurzaamheidinitiatieven en (zelf)organisatie van burgerconsumenten toenemen, dankzij scholing,
nieuwe vormen van communicatie, herijking van de rol van de
overheid en de toegenomen institutionalisering
(verinnerlijking) van het duurzaamheiddenken bij zowel
burgers, overheid als marktpartijen. De uitdaging is om die
ruimte te benutten en om te zetten in duurzaam gedrag.
In het themaboek 2004 van Telos zal de koppeling tussen
initiatieven uit de civil society en de houding en het
gedrag van de burgers in Brabant centraal staan. Tevens
voorziet het Themaboek in een hoofdstuk over het beslag
dat vanuit Brabant wordt gelegd op hulpbronnen en ruimte
elders. De komende jaren wil Telos een aantal lijnen en
analyses uit het themaboek verder uitwerken en analyseren.
In een begin 2004 af te ronden studie voor het RIVM wordt
invulling gegeven aan het begrip duurzaamheidbewustzijn en
de kwantitatieve indicatoren om dat bewustzijn te meten.
Ad 3) Communicatie rond duurzaamheid
Binnen het thema ‘ burger en samenleving’ zijn beïnvloeding
van gedrag en communicatie centrale doelen. Telos stelt
zich de vraag hoe zij, door een optimaal
communicatiebeleid, kan bijdragen aan een duurzaam Brabant.
Het komende jaar wordt geïnvesteerd in de ontwikkeling van
een samenhangend communicatiebeleid, daarin staat
versterking van de dialoog met de “Brabantse samenleving”
centraal.
Telos wil zich niet beperken tot het 'aanbieden van
kennis’, maar zich juist toeleggen op het bevorderen van
kenniscirculatie tussen actoren. Dit kan ook betekenen het
ontwikkelen van vaardigheden en competenties, zoals
bijvoorbeeld door de totstandkoming van het kenniscentrum
voor integrale plattelandsontwikkeling.
Welke inhoudelijke inbreng verwacht men van Telos, in welke
vorm moet die worden aangeboden en hoe kan Telos bijdragen
aan het voortdurende maatschappelijke debat over een
duurzaam Brabant? Telos wil daarbij ook aandacht schenken
aan wat kan worden betiteld als vraagarticulatie. Hoe
krijgen we zicht op de kennisvragen die bestaan binnen
verschillende geledingen van de samenleving en welke meer
algemene en fundamentele vragen naar duurzaamheid gaan
schuil achter de operationele vragen in beleid van
organisaties en overheid.
29
Antwoorden op die vragen geven mede richting aan de
invulling van het beleid en projecten van Telos, maar geeft
ook informatie over de inzet van communicatie-instrumenten.
Dat kan leiden tot vernieuwing van bestaande kanalen, zoals
de Telos-website, maar ook tot de ontwikkeling van nieuwe
instrumenten.
Het project Duurzaam Ondernemen in het MKB is een
voorbeeld van de werkwijze die Telos voorstaat wanneer het
gaat om communicatie en leren.
Verantwoord ondernemen is pas echt verantwoord als het
duurzaam is. Voor veel MKB-ondernemers is het inzicht dat
dit zo is of de ambitie om dit waar te maken echter niet
iets wat vanzelf spreekt. Dat geldt ook voor de meeste van
hun adviseurs.
Tegelijkertijd moet en zal veel van de toekomstige
innovatie in Brabant gedragen worden door
vertegenwoordigers van het MKB. Het doel is dan ook om in
samenwerking met Syntens en de hogescholen in Brabant via
doelgroeponderzoek te komen tot inzicht in de problemen en
mogelijkheden voor vertegenwoordigers van het MKB met
betrekking tot duurzaam ondernemen. Op basis van die
inzichten kunnen vervolgens stapsgewijs concepten en
instrumenten worden ontwikkeld, in samenwerking met de
hogescholen en Syntens, ten behoeve van advies en ander
vormen van kenniscirculatie op het terrein van duurzaam
ondernemen en duurzame innovatie voor het MKB.
3.4
Ontkoppeling
Duurzaamheid en ontkoppeling
Zowel in nationaal als internationaal opzicht is het begrip
`Duurzame Ontwikkeling' uitgangspunt van beleid geworden.
Hierbij worden de volgende ecologische uitgangspunten voor
duurzame ontwikkeling geformuleerd:
1. het sluiten van stofkringlopen in de keten van
grondstof-productieproces-product-afval, inclusief de
daarmee samenhangende emissies;
2. het besparen van energie en het inzetten van duurzame
energiebronnen;
3. het bevorderen van kwaliteit (boven kwantiteit) van
producten, productieprocessen, grondstoffen, afval en
milieu, met als oogmerk een langere benutting van
stoffen in de economische kringloop.
De maatregelen om de milieubelasting op alle niveaus te
reduceren strekken zich uit over de gehele levenscyclus en
30
omvatten daarom meestal verschillende productieprocessen in
de productketen. Als uitgangspunt gelden hierbij
indicatoren zoals beschreven in de duurzaamheidbalans.
Een van de peilers van Duurzame Ontwikkeling is
ontkoppeling: de milieudruk moet afnemen juist door een
gezonde economische groei.
Ontkoppeling wordt gedefinieerd als een stijging van de
economische groei met tegelijkertijd een daling van de
milieudruk. Hierbij is economische groei gedefinieerd als
de procentuele toename van het bruto binnenlands product
(BBP) en milieudruk als de milieubelasting die optreedt
tijdens de gehele levenscyclus van materialen en producten.
Tijdens elke stap in de keten van grondstof tot afval wordt
het milieu belast. Deze milieubelasting wordt bepaald met
behulp van zogenaamde Life Cycle Analyses (LCA), waarbij de
milieubelasting van een product van de wieg tot het graf
wordt vastgelegd en vertaald naar menselijke gezondheid,
ecosysteem kwaliteit en uitputting van grondstoffen.
Uit gegevens van RIVM blijkt dat ontkoppeling van
economische groei en emissies in de periode 1985-2002 vrij
aardig is gelukt, omdat ondanks de economische groei de
emissies van de meeste stoffen zijn afgenomen. Die
ontkoppeling geldt echter niet voor het energiegebruik.
Deze is wel gestegen, maar minder meer dan het BBP in
dezelfde periode. De prognoses zijn nu zodanig dat de CO2
emissies tot het jaar 2010 minder dan 1% stijgen en het BBP
meer dan 2%. Volgens deze prognoses zal de gestelde
emissienorm conform Kyoto Protocol in 2010 gehaald worden.
Conclusie van de milieubalans is dat het terugdringen van
de emissies en het invoeren van emissie-eisen aan
installaties en voertuigen in Nederland gelijk op gaat met
andere EU-landen. De milieudruk in Nederland is relatief
hoog; de stedelijke milieukwaliteit is vergelijkbaar met
die in de rest van Europa, maar de landelijke
milieukwaliteit is slechter dan gemiddeld. Als gevolg van
de intensieve landbouw zijn de ammoniakemissie en de NOxemissie per vierkante kilometer de hoogste van Europa.
Met betrekking tot invoering van technische maatregelen is
Nederland succesvol, in tegenstelling tot het beleid ter
beïnvloeding van de structuur en het volume van productie
en consumptie. Hierop is veel minder beleidsinspanning
gericht, omdat dit veel grotere maatschappelijk gevolgen
heeft.
31
Deze feiten tonen aan dat een integrale aanpak noodzakelijk
is om verschuiving of afwenteling van milieudruk in plaats,
tijd of (milieu-)compartiment te voorkomen.
Het bereiken van ontkoppeling van economische groei en
ecologische ontwikkeling is en blijft een belangrijk thema.
Ontkoppeling is daarbij geen op zich staand thema maar
heeft duidelijk verbanden met transitiemanagement,
kennisontwikkeling, vermaatschappelijking, andere centrale
thema’s in het werk van Telos. Zo richt ontkoppeling zich
onder meer op de transitie naar een duurzame
energievoorziening. Het beleid van de overheid is er op
gericht om de CO2 emissie te ontkoppelen van de energieproductie.
Het Telos-programma
Op ontkoppeling wil Telos de komende vier jaar actief zijn,
zowel om kennis op te doen als om kennis uit te dragen en
door indicatoren en instrumenten op het gebied van
duurzaamheid te ontwikkelen binnen en voor de provincie
Brabant.
Er worden drie invalshoeken gehanteerd:
1. Ketendenken, de verbetering van energie-efficiency en
grondstoffenverbruik binnen en buiten ketens
2. Kennisdenken, verduurzaming van het innovatieproces.
3. Transitiedenken, betekenis van ontkoppeling in
transitieonderzoek.
Ad 1) Ketendenken
Deze invalshoek bouwt voort op het fenomeen integraal
ketenbeheer. Verbeteringen in een enkele geïsoleerde fase,
bijvoorbeeld het productieproces, kan tot een sterke
stijging van het energie- en materialenverbruik tijdens de
gebruiksfase leiden, wat vanzelfsprekend ongewenst is
(suboptimalisatie). Een integrale aanpak, waarbij de gehele
keten betrokken wordt, kan tot grotere winst op het gebied
van de energie- en grondstoffengebruik leiden dan een
losstaande aanpak van de afzonderlijke onderdelen van de
keten.
Concreet bouwt dit thema voort op het project:“Energieefficiency in de intensieve varkenshouderij” dat in
opdracht van de Provincie Noord-Brabant als casestudie
verder uitgewerkt zal worden.
32
Doel van deze studie is inzicht te verkrijgen in de
mogelijkheden tot energie- efficiencyverbetering in ketens
waarvan een of meerdere belangrijke schakels in de
provincie Noord-Brabant zijn gelokaliseerd, aan de hand van
een voorbeeldstudie naar de agro-food industrie.
De centrale vraagstelling concentreert zich daarbij rondom
de vraag: “Welke mogelijkheid biedt een ketengerichte
benadering om energie efficiëntie te bevorderen in de agrofood industrie?”
Dit onderzoek sluit nauw aan bij het nieuwe programma
Duurzame Ketens en Energiebesparing, dat door de
ministeries van LNV en EZ in de zomer van 2003 is
geïntroduceerd. Ook hier ligt de nadruk op agro-food
ketens. Het programma stelt bedrijven in staat om
pilootprojecten te formuleren en daarvoor subsidies te
krijgen. Daarnaast is er duidelijke relatie met het
transitieonderzoek in de richting van duurzaamheid, met
name in de landbouwsector (TDL). Aanknopingspunten daarbij
zijn de herstructurering van de huidige landbouwsector met
aandacht voor de mogelijkheden van innovaties in
(internationale) ketens en de milieugevolgen daarvan, van
clustering van nieuwe bedrijvigheid en de regionale
verankering daarvan. Telos is een van de trekkers in dit
onderzoek. Het past dus uitstekend in het nieuwe
onderzoeksprogramma van Telos. Verder kan het een bijdrage
leveren aan de methodologie, die aan de duurzaamheidbalans
ten grondslag ligt.
Tot slot staat ook het onderzoek naar sturing in netwerken
nog in de kinderschoenen. Dit project is dan een opstap
naar een verkenning van de verschillende mogelijkheden, die
in vervolgonderzoek verder kunnen worden uitgewerkt.
Daarnaast wordt ook gewerkt aan een integrale benadering
vanuit een ketenoverstijgende visie: duurzame
gebiedsontwikkeling. Dit sluit aan bij een studie naar
“Duurzame ruimtelijke ontwikkeling” in het gebied Helmond,
Asten, Someren en een studie naar industrieterrein
Moerdijkse Hoek. Hierbij wordt via concepten als
industriële ecologie naar ketenoverstijgende
ontkoppelingsvraagstukken gekeken. Dit levert o.a.
normatieve kaders voor gebiedsontwikkeling.
Ad 2) Kennisdenken
Deze invalshoek bouwt voort op het streven naar een
duurzame kenniseconomie. Een van de
ontkoppelingsvraagstukken ligt met name op het gebied van
dematerialisatie: van productiegericht naar kennisgericht
33
ondernemen. Hierbij spelen naast voor de hand liggende
maatregelen als minder energiegebruik voor een eenheid
product, minder gebruik van grond- en hulpstoffen, langere
levensduur, en toename van hergebruik van producten, ook
minder bekende maatregelen een rol, zoals meer
kennisophoping uit het productieproces, meer
kennisverspreiding van publiek naar privaat en omgekeerd en
waar mogelijk ook meer standaardisatie in producten en
processen.
Het vergt een forse omschakeling voor de gemiddelde
ondernemer van concurreren op prijs naar concurreren op
kennis. Hierbij is innovatie het sleutelbegrip. Het
innovatieproces moet meer verankerd worden. In een enquête
van de TU/e onder 1000 MKB bedrijven in Nederland blijkt
dat meer dan 50% innovatie als zeer belangrijk beschouwd.
Centrale vraagstelling vormt de vraag naar de mechanismen
en knelpunten in het realiseren van duurzaamheid bij
innovatie.
Er zijn twee typen belemmeringen die het streven naar
duurzaamheid moeilijk maken. Als eerste is dat de
bedrijfseconomische consequentie. Duurzaamheid voor een
product of proces impliceert een toegevoegde waarde en dat
wordt uitgedrukt in de prijs van het goed. En het lijkt dat
de markt het enige coördinatiemechanisme is waar vraag en
aanbod elkaar ontmoeten en waar bepaald wordt of de
aangebrachte duurzaamheid de prijspremie waard is. Als
tweede is dat de complexiteit van hedendaagse producten en
processen
Voortbrengingsketens van producten zijn technisch en
organisatorisch complex, zijn bedrijfsoverstijgend en het
vergt een enorme coördinatie om het een en ander regulier
te laten verlopen. In geval van grote veranderingen van
producten en processen - mogelijk het gevolg van innovatie
- zijn de coördinatievraagstukken nog omvangrijker. Het
verzamelen en verspreiden van kennis is een van de
belangrijkste succesvoorwaarden voor innovatie geworden.
Concreet bouwt deze invalshoek voort op het project:
“Kunststoffeninnovatie MKB”, waar door middel van
samenwerking tussen kennisdragers en kennisvragers de
omschakeling van concurreren op kennis in plaats van
concurreren op prijs wordt onderzocht.
Het is een illustratie dat de maakindustrie voor een groot
deel dreigt te verdwijnen uit Nederland, zo lang de factor
arbeid bepalend blijft voor de concurrentiepositie. De
kunststofverwerkende industrie wordt gedomineerd door MKB
bedrijven. In Nederland zijn 1200 MKB bedrijven werkzaam in
deze branche samen hebben ze 22.500 medewerkers in dienst.
34
Met name Brabant vormt een zwaartepunt in deze sector met
30% van de bedrijven. Op kennis concurreren is bij deze
bedrijven geboden. De gedachte dat het vullen van machines
en de productie van grote volumes het hoogste doel is, is
niet meer realistisch. Hierbij speelt kennis van
duurzaamheid en duurzaamheid van kennis een belangrijke
rol.
Ad 3) Transitiedenken
Deze invalshoek sluit concreet aan bij het
transitieonderzoek van Telos. Als project wordt
bestudeerd: “Onderzoek naar de bijdrage van
gedragspraktijken van de burger/consument aan duurzame
ontwikkeling”. Met name is het de bedoeling inzicht te
verwerven in de dynamiek van de rol van de burger/consument
in systeeminnovaties.
35
36
4
Werkplan 2004
Het jaar 2003 was voor Telos een periode van onzekerheden
over de toekomst. De samenwerkingsovereenkomst die
oorspronkelijk in december 2002 eindigde, werd met een jaar
verlengd. De provinciale verkiezingen hadden tot gevolg dat
pas eind 2003 zekerheid kwam over de bereidheid van de
Provincie om aan Telos een (hogere) subsidie te verstrekken
voor de jaren 2004 – 2007. Dit betekende dat Telos pas in
een late fase de strategische kennisvragen vanuit de
Brabantse samenleving kan vertalen in een concreet
werkplan.
Begin 2004 heeft deze inventarisatie van kennisvragen
plaatsgevonden. Voor het kennisdomein Duurzame
Plattelandsontwikkeling werd een bijeenkomst met stakeholders georganiseerd waarin de strategische kennisvragen
ter discussie stonden. Deze werden vervolgens vertaald naar
concrete projecten.
Het conceptwerkprogramma en werkplan werd op 8 maart 2004
besproken en goedgekeurd door de Raad van Toezicht i.o.
Tevens werd afgesproken om het werkplan voor aanvullingen
en suggesties uit te zetten bij de participerende
instellingen in Telos. Deze reacties zijn tevens verwerkt
in deze definitieve versie.
In onderstaand overzicht zijn de projecten gerubriceerd
naar kennisdomein. In de volgende paragrafen worden deze
per kennisdomein kort beschreven en wordt aangegeven welke
output te verwachten is.
In de bijlage ‘Taken en Middelen 2004’ is de begroting
opgenomen en vindt de koppeling plaatst tussen projecten en
benodigde middelen.
37
38
Projecten Telos 2004
# Projecttitel
status
9
10
Concepten en Methoden Duurzame Ontwikkeling
Provinciale Monitoring van Duurzame Ontwikkeling
Wetenschappelijke onderbouwing van het Economisch Kapitaal
Knelpunten binnen het sociaal kapitaal
International interregional sustainability assessment
De Duurzaamheidbalans voor Eindhoven
Agenda Brabants Platform voor Duurzaamheidinitiatieven
Ontwikkeling instrument duurzaamheideffectmeting
Docentencursus MBO/HBO Duurzaamheid
The Contribution of Strategic Niche Management to System Innovations
Voorbereiding Transitie Duurzame Samenleving (ICES-KIS)
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
Duurzame Plattelandsontwikkeling
Nieuwe Verbanden en Vormen van Zelforganisatie op het
Platteland
Analyse proces plattelandsbeleid
Duurzame Effectrapportage: case de Peel
Sturing op Duurzame Plattelandsontwikkeling
Monitor duurzame plattelandsontwikkeling de Peel
De Gebiedsmakelaar: verbetering relatie Burger - Overheid
Onderzoek naar sociale vitaliteit onder boeren
Interreg project Lifescape: Your landscape
Duurzame dorpsontwikkeling
Mythes, beelden en werkelijkheid
Voorbereiding Transitie Duurzame Landbouw (ICES-KIS)
1
2
3
4
5
6
7
8
lopend
lopend
gepland
gepland
lopend
gepland
gepland
gepland
gepland
lopend
gepland
gepland
lopend
lopend
gepland
lopend
gepland
gepland
gepland
gepland
lopend
Ontkoppeling
22
23
24
25
Duurzame Ruimtelijke Ontwikkeling
Sustainable Consumption in Transition
Energie efficiency in de intensieve varkenshouderij
Kunststoffeninnovatie MKB
lopend
gepland
lopend
gepland
26
27
28
29
Vermaatschappelijking
Maatschappelijke waardering van duurzame ontwikkeling
Themaboek 2004: Duurzaamheid en Brabantse Burgers/Consumenten
Duurzaam Ondernemen in het MKB
Economische Migratie in de Toekomst
lopend
lopend
gepland
gepland
39
4.1
Concepten en methoden
Provinciale Monitoring van Duurzame Ontwikkeling
Omschrijving
Het opstellen van een
Duurzaamheidbalans voor 3 provincies
(Zeeland, Limburg, Flevoland).
Doel
Overbrengen van kennis m.b.t.
monitoring van duurzaamheid naar andere
provincies.
Verantwoordelijke Wim Haarmann
Producten
Duurzaamheidbalans voor Zeeland,
Limburg en Flevoland.
Benodigde tijd
25
(dgn)
Looptijd
Jan - maart 2004 (project in 2003
gestart)
Samenwerking
Provinciaal bestuur in 3 provincies,
ICIS, Hogeschool Zeeland
Wetenschappelijke onderbouwing van het Economisch Kapitaal
Omschrijving
Wetenschappelijk uitwerking van het
begrip Economisch Kapitaal uit de
Telos-methode.
Doel
Bijstelling en verder fundering van het
Economisch Kapitaal n.a.v. eerdere open aanmerkingen.
Verantwoordelijke John Dagevos
Producten
Seminar met deskundigen, artikel,
nieuwe voorraden en indicatorenset.
Benodigde tijd
80
(dgn)
Looptijd
Januari – november 2004
Samenwerking
ICIS
Knelpunten binnen het sociaal kapitaal
Omschrijving
De voorraden culturele diversiteit en
solidariteit uit de Telos-methode
herdefiniëren.
Doel
Bijstelling en verder fundering van de
voorraden culturele diversiteit en
solidariteit uit de Telos-methode.
Verantwoordelijke Luuk Knippenberg
Producten
artikel, nieuwe voorraden en
indicatorenset
Benodigde tijd
20
(dgn)
40
Looptijd
Samenwerking
Maart – september 2004
41
International interregional sustainability assessment
Description
The development of applicable scientific
concepts and instruments for the assessment of sustainability in regional settings
Goal
The strengthening of international inter-regional scientific co-operation between Telos Brabant and peer-institutes
in the EU
Responsibility
Luuk Knippenberg
Product
Articles, papers, seminar and cooperation in joint projects
Time (days)
40
Period
March - December 2004
Co-operation
EU-regions
De Duurzaamheidbalans voor Eindhoven
Omschrijving
Het opstellen van duurzaamheidbalans
voor de stad Eindhoven.
Doel
De ontwikkeling van een
monitoringsinstrument waarmee
stedelijke duurzaamheid in kaart kan
worden gebracht.
Verantwoordelijke Marc Bekkers
Producten
De Duurzaamheidbalans Eindhoven 2004
Monitoringsinstrument stedelijke
ontwikkeling, artikel.
Benodigde tijd
20 (betreft afronding van project in
(dgn)
2003 begonnen)
Looptijd
Januari – maart 2004
Samenwerking
Gemeente Eindhoven
Agenda Brabants Platform voor Duurzaamheidinitiatieven
Omschrijving
Participatie aan de op te stellen
agenda van het door de provincie NoordBrabant in te stellen platform voor
Duurzaamheidinitiatieven
Doel
Het in 2004 door GS in te stellen
platform voor Duurzaamheidinitiatieven
moet de duurzaamheidagenda voor de
komende vier jaar op gaan stellen. Voor
het opstellen van deze agenda worden
inhoudelijke handvatten geleverd
bijvoorbeeld in de vorm van een essay.
Verantwoordelijke div.
42
Producten
Benodigde tijd
(dgn)
Looptijd
Samenwerking
Essay
5 (wellicht meer)
Eerste helft 2004
Programma-eenheid D.O. Provincie
Ontwikkeling instrument duurzaamheideffectmeting
Omschrijving
Een bijdrage leveren aan de
ontwikkeling van instrumenten om zowel
ex-ante (‘duurzaamheidkompas’) als exposte (projectevaluatie) de
effecten/bijdrage aan duurzaamheid te
bepalen.
Doel
De provincie Noord-Brabant wil in een
vroegtijdig stadium van de
besluitvorming rond beleid een kompas
gaan hanteren dat een beeld geeft van
de bijdrage van het voorgenomen besluit
voor de duurzame ontwikkeling van de
provincie.
Daarnaast heeft het Brabant Platform
voor Duurzaamheidinitiatieven behoefte
aan een instrument om de effecten van
projecten te kunnen meten.
Verantwoordelijke div.
Producten
Bijdrage aan duurzaamheidkompas.
Instrument duurzaamheideffectmeting
projecten.
Benodigde tijd
25
(dgn)
Looptijd
Tweede helft 2004
Samenwerking
Programma-eenheid D.O. Provincie
Docentencursus MBO/HBO Duurzaamheid
Omschrijving
Het opstellen van een cursus voor MBO
en HBO docenten in Brabant voor
introductie van duurzaamheid in het
beroepsonderwijs.
Doel
Duurzaamheid integraal onderdeel maken
van MBO en HBO onderwijs.
Verantwoordelijke Luuk Knippenberg
Producten
Cursus, geschoolde docenten
Benodigde tijd
20
43
(dgn)
Looptijd
Samenwerking
Augustus – december 2004
KDS, HAS, Fontys, MBO-platform
The Contribution of Strategic Niche Management to System
Innovations
Omschrijving
Het evalueren van de rol van
experimenten in systeem innovaties en
transities vanuit zowel een
theoretische als een praktische
invalshoek.
Doel
Aanbevelingen doen t.a.v. experimenten
in niche ontwikkeling.
Verantwoordelijke Geert Verbong
Producten
Database, artikelen, promotieonderzoek,
een bijdrage aan de theorie van systeem
innovaties.
Benodigde tijd
3 jaar (2004: 20 dgn)
(dgn)
Looptijd
2004 – 2006
Samenwerking
TU/e, NOVEM
Voorbereiding Transitie Duurzame Samenleving
Omschrijving
Het formuleren van projectvoorstellen
die passen in het kader van het ICESKIS programma op het gebied van
transities naar een duurzame
samenleving.
Doel
Inzicht verkrijgen in de mechanismen
achter transities richting duurzame
samenleving.
Verantwoordelijke div.
Producten
projectvoorstellen
Benodigde tijd
10 dgn.
(dgn)
Looptijd
Januari – juli 2004
Samenwerking
TU/e, UvT
44
4.2
Duurzame Plattelandsontwikkeling
Nieuwe Verbanden en Vormen van Zelforganisatie op het
Platteland
Omschrijving
Onderzoek naar nieuwe verbanden en
zelforganisatie op het platteland en de
rol van organisaties in de
institutionele omgeving.
Doel
Inzicht verkrijgen in mechanismen van
zelforganisatie en de invloed hiervan
op transities richting duurzame
landbouw en platteland.
Verantwoordelijke Ina Horlings
Producten
Discussiepaper voor de Maatschappij van
Welstand.
Wetenschappelijk projectvoorstel.
Benodigde tijd
40
(dgn)
Looptijd
April – december 2004
Samenwerking
Maatschappij van Welstand
Analyse proces plattelandsbeleid
Omschrijving
Analyse van de bestuurlijke reactie op
veranderingen in de
plattelandssamenleving uitgaande van
een casus: het beleidsproces van de
Nationale Agenda voor een Vitaal
Platteland
Doel
Het formuleren van randvoorwaarden voor
beleidsprocessen gericht op een
duurzame plattelandsontwikkeling
Verantwoordelijke Ina Horlings
Producten
Paperpresentatie tijdens de SISWOstudiedagen en artikel
Benodigde tijd
10 dagen
(dgn)
Looptijd
Januari - april 2004
Samenwerking
Min. Van LNV
Duurzame Effectrapportage: case de Peel
Omschrijving
Toetsing van het reconstructieplan De
Peel op haar bijdrage aan duurzame
ontwikkeling.
Doel
Verbetering van het reconstructieplan
45
Verantwoordelijke
Producten
Benodigde tijd
(dgn)
Looptijd
Samenwerking
De Peel v.w.b. duurzame ontwikkeling.
Wim Haarmann
Conferentie met stakeholders, advies
aan reconstructiecommissie, publicatie
duurzame plattelandsontwikkeling
40
April – september 2004
Stakeholders reconstructie De Peel
Sturing op Duurzame Plattelandsontwikkeling
Omschrijving
Ondersteunen van nieuwe sturingsvormen
voor een gebiedsgerichte transitie naar
een duurzaam platteland.
Doel
Ruimte geven voor vernieuwing van
onderop en de relatie overheid – burger
verbeteren in transitieprocessen naar
een duurzaam platteland.
Verantwoordelijke Wim Haarmann
Producten
Adviezen voor nieuwe sturingsvormen.
Benodigde tijd
2004: 30
(dgn)
Looptijd
2004 – 2007
Samenwerking
Diverse vertegenwoordigers van
overheid, bedrijven, maatschappelijke
organisaties en kennisinstellingen.
Monitor duurzame plattelandsontwikkeling de Peel
Omschrijving
Monitoring van duurzame ontwikkeling in
het reconstructiegebied De Peel.
Doel
Het interactief ontwikkelen van een
voor iedereen toegankelijke monitor
duurzaamheid plattelandsontwikkeling
Verantwoordelijke Wim Haarmann
Producten
Een door stakeholders in het gebied
getoetst kader voor duurzame
plattelandsontwikkeling dat kan dienen
als basis voor een duurzaamheidbalans.
Benodigde
30
tijd(dgn)
Looptijd
September - 2004
Samenwerking
Provincie Noord-Brabant, gemeenten en
mogelijk andere stakeholders in De
Peel.
46
De Gebiedsmakelaar: verbetering relatie Burger – Overheid
Omschrijving
Onderzoek naar de mogelijkheden die een
gebiedsmakelaar biedt om de relatie
burger – overheid bij
plattelandsontwikkeling te verbeteren.
Doel
Beschrijving van de functies en
competenties van een gebiedsmakelaar.
Verantwoordelijke Wim Haarmann
Producten
Advies m.b.t. gebiedsmakelaar.
Benodigde tijd
10
(dgn)
Looptijd
Jan – juni 2004
Samenwerking
Stagiaire UvT
Onderzoek naar sociale vitaliteit onder boeren
Omschrijving
Hoe ervaren agrariërs de toegenomen
onzekerheid, dynamiek en complexiteit
op het platteland, hoe gaan ze daarmee
om, welke waarden spelen daarbij een
rol en op welke wijze kunnen nieuwe
initiatieven, netwerken en verbanden
worden ondersteund
Doel
Inzicht bieden in de sociale vitaliteit
op het platteland en aanbevelingen
formuleren op het gebied van
empowerment.
Verantwoordelijke Ina Horlings
Producten
Rapport en artikel.
Benodigde tijd
50 dagen (Telos inzet)
(dgn)
Looptijd
Juni - december 2004
Samenwerking
ETC, ZLTO, (Maatschappij van Welstand)
Interreg project Lifescape: Your landscape
Omschrijving
Internationaal project met zes regio’s
in 5 landen dat de samenleving van stad
en buitengebied dichter bij elkaar
brengt. Doel is het benutten van
landschappelijke identiteit als
47
Doel
Verantwoordelijke
Producten
Benodigde tijd
(dgn)
Looptijd
Samenwerking
inspiratie voor economische
ontwikkeling door activiteiten op 3
terreinen:
- connecting people
- marketing
- privaat-publieke samenwerking.
Marktwerking bevorderen uitgaande van
de regionale identiteit van het
landschap.
Ina Horlings
PM projectvoorstel is in voorbereiding
0,5 dag per week gedurende 2,5 jaar.
2004:10 dagen
2004 – 2006
Provincie, internationale partners.
Duurzame dorpsontwikkeling
Omschrijving
Pilotproject op het niveau van een dorp
of dorpskern in nauwe samenwerking met
het Pon met als doel te zoeken naar
instrumenten om het 3-kapitalenidee
(T3K) van Telos te vertalen naar het
concrete dorpsniveau.
Doel
 Onderzoeken of en hoe het T3K-idee
kan worden ingepast in een lokale
context.
 Methodische en conceptuele kennis
opdoen aan de hand van een concrete
lokale context om de tot nu
ontwikkelde T3K-methode verder te
verfijnen.
 Overdracht en lokale inbedding van
het 3Kdenken.
48
Verantwoordelijke
Producten
Benodigde tijd
(dgn)
Looptijd
Samenwerking
Kees Nauta en Luuk Knippenberg
Rapport en artikel
40 dagen
September - december 2004
PON, pilot-dorp
Mythes, beelden en werkelijkheid
Omschrijving
Welke verschillende beelden leven er
bij verschillende groeperingen
(dorpsraden, beleidsmakers,
stedelingen, organisaties) en in
Brabantse dorpen ten aanzien van
duurzame plattelandsontwikkeling en in
hoeverre corresponderen die met de
beschikbare kennis op dit terrein?
Doel
Confrontatie en de-mystificatie van
verschillende beelden over een duurzaam
platteland in Brabant. Nevendoelen zijn
bewustwording van mensen over hun eigen
beelden ten aanzien van de toekomst van
een duurzaam Brabants platteland en
formulering van eventuele kennislacunes
(‘witte vlekken’).
Verantwoordelijke Kees Nauta
Producten
Rapportage en brochure
Benodigde tijd
80 dagen indicatief totaal
(dgn)
Looptijd
September - december 2004
Samenwerking
PON, Vereniging van Kleine Kernen
Voorbereiding Transitie Duurzame Landbouw
Omschrijving
Het formuleren van projectvoorstellen
die passen in het kader van het ICES49
Doel
Verantwoordelijke
Producten
Benodigde tijd
(dgn)
Looptijd
Samenwerking
50
KIS programma op het gebied van
transities naar een duurzame landbouw.
Inzicht verkrijgen in de mechanismen
achter transities richting duurzame
landbouw
div.
projectvoorstellen
30 dgn.
Januari - juli 2004
TU/e, UvT
4.3
Ontkoppeling
Duurzame Ruimtelijke Ontwikkeling
Omschrijving
Ondersteuning van 3 gemeentes bij
gebiedsontwikkeling.
Doel
Ontwikkeling referentiekader voor
gebiedsspecifieke duurzame ruimtelijke
ontwikkeling toegespitst op de
stedelijke regio Helmond (m.n. op het
gebied van woningbouw en
bedrijfsterreinen).
Verantwoordelijke Luuk Knippenberg
Producten
Normatief referentiekader voor
gebiedsontwikkeling regio Helmond,
Asten, Deurne.
Benodigde tijd
30 dagen
(dgn)
Looptijd
Februari –mei 2004
Samenwerking
Gemeentes Helmond, Asten, Deurne,
Provincie Noord-Brabant
Sustainable Consumption in Transition
Omschrijving
Onderzoek naar de bijdrage van
gedragspraktijken van de
burger/consument aan duurzame
ontwikkeling.
Doel
Inzicht krijgen in de dynamiek van de
rol van de burger/consument in
systeeminnovaties.
Verantwoordelijke Theo Beckers
Producten
Een wetenschappelijk model voor analyse
en verklaring van de relatie tussen
duurzame productie en consumptie.
Adviezen t.a.v. de rol van de
burger/consument in transitieprocessen
richting duurzame samenleving.
Benodigde tijd
4 jaar
(dgn)
Looptijd
2004 – 2007
Samenwerking
RIVM, Motivaction, WUR
Energie efficiency in de intensieve varkenshouderij
Omschrijving
Onderzoek naar energieketens in de
intensieve veehouderij met als pilot
project “De Hoeve”.
Doel
Aanbevelingen t.a.v. mogelijkheden voor
51
Verantwoordelijke
Producten
Benodigde
tijd
(dgn)
Looptijd
Samenwerking
een ketengerichte benadering om
energie-efficiency te bevorderen in de
intensieve veehouderij.
Han van Kasteren
Aanbevelingen.
57
Maart – september 2004
Provincie Noord-Brabant,
Hoeve
project
de
Kunststoffeninnovatie MKB
Omschrijving
Onderzoek naar de verduurzaming van het
innovatieproces bij MKB bedrijven in de
kunststofsector.
Doel
Ontwikkeling van een methodiek
betreffende verduurzaming van het
innovatieproces bij MKB bedrijven in de
kunststofsector.
Verantwoordelijke Han van Kasteren
Producten
Rapport met aanbevelingen.
Methodiek betreffende implementatie
duurzaam innovatieproces bij MKB.
Benodigde tijd
45
(dgn)
Looptijd
Maart – december 2004
Samenwerking
TU/e, Kunststoffenhuis, Pernosco, NIDO
52
4.4
Vermaatschappelijking
Maatschappelijke Waardering van duurzame ontwikkeling
Omschrijving
Invulling geven aan het begrip
duurzaamheidbewustzijn en een
kwantitatieve indicator voor meting van
dit begrip.
Doel
Het leveren van een bijdrage aan het
regeringsbeleid t.a.v. maatschappelijke
waardering van duurzame ontwikkeling.
Verantwoordelijke Theo Beckers
Producten
Rapport voor RIVM.
Benodigde tijd
17
(dgn)
Looptijd
Januari 2004 (afronding project in 2003
gestart)
Samenwerking
Motivaction
Themaboek 2004: Duurzaamheid en Brabantse
Burgers/Consumenten
Omschrijving
Studie naar verduurzaming van
consumptie vanuit verschillende
perspectieven.
Doel
Analyse en aanbevelingen m.b.t. de rol
van de burger/consument en producent in
verduurzaming van consumptie.
Verantwoordelijke Kees Nauta
Producten
Boek, diverse debatten.
Benodigde tijd
90
(dgn)
Looptijd
Januari – september 2004
Samenwerking
div. auteurs
Duurzaam Ondernemen in het MKB
Omschrijving
Onderzoek naar bestaande praktijken en
mogelijkheden van duurzaam ondernemen
van het MKB.
Doel
Het ontwikkelen van concepten,
vaardigheden en instrumenten ten
behoeve van innovatief duurzaam
ondernemen van het MKB.
Verantwoordelijke John Dagevos
Producten
Inzichten en instrumenten t.b.v. nieuwe
vormen van innovatie en
ondernemenrsnetwerken
Benodigde tijd
90
53
(dgn)
Looptijd
Samenwerking
54
September 2004 – mei 2005
Synthens, MKB
Economische Migratie in de toekomst
Omschrijving
Vooronderzoek naar de gevolgen van
economische migratie in de toekomst.
Doel
Komen tot een definitief
onderzoeksvoorstel waarin diverse
scenario’s worden geanalyseerd van
economische migratie en hun sociale
consequenties.
Verantwoordelijke Eric Verkaar
Producten
Definitief onderzoeksvoorstel
Artikel
Benodigde tijd
40
(dgn)
Looptijd
September – december 2004
Samenwerking
Diverse faculteiten UvT
55
Bijlage 1: Samenwerking met participanten
Inleiding
Telos streeft er naar om in de vertaalslag van
kennisdomeinen naar concrete projecten zoveel aan te
sluiten bij de participanten aanwezige expertise.
Deze aansluiting moet twee kanten opgaan: Telos streeft
naar een wisselwerking tussen de activiteiten die door
Telos worden uitgevoerd en die door de participanten worden
uitgevoerd. De meerwaarde van Telos is gelegen in het feit
dat zij de diverse kennisdisciplines bij elkaar brengt en
koppelt aan maatschappelijke kennisvragen. De kennis die
Telos hierbij opdoet koppelt zij vervolgens terug naar de
participanten. In het verleden is deze terugkoppeling nog
teveel op een adhoc-basis gebeurd. Voor de toekomst wil
Telos deze terugkoppeling op een meer structurele wijze
gestalte geven. Dit vereist maatwerk en zal op de behoeften
en wensen van de individuele participerende instelling
worden opgenomen.
Onlangs is een inventarisatie en analyse gemaakt van waar
Telos aansluiting kan vinden bij de expertise van UvT, TU/e
en het PON. Voor de de Provincie Noord-Brabant heeft deze
inventarisatie niet plaatsgevonden omdat deze zich voor dit
moment heeft beperkt tot lopend wetenschappelijk onderzoek
bij de participanten. Dit is een gevolg van de externe
evaluatie die in 2003 werd uitgevoerd en die o.m. tot de
conclusie kwam Telos meer zou moeten aansluiten bij lopend
onderzoek bij de participanten. Tevens heeft de
inventarisatie tot doel de eventuele inbreng van expertise
vanuit de participanten in ICES/KIS-programma’s te
verkennen.
In het werkplan 2005 zal ook een systematische
inventarisatie van relevante expertise bij de Provincie
Noord-Brabant worden opgenomen die aansluit bij de vier
kennisdomeinen van Telos.
56
Aangezien de expertise bij de participanten zich
voortdurend ontwikkelt en aanpast aan de kennisbehoefte,
zal deze inventarisatie en analyse regelmatig
geactualiseerd moeten worden.
Op welke gebieden de feitelijke samenwerking tot stand zal
komen, is afhankelijk van zowel de kennisvragen die op
Telos afkomen, als de interesse vanuit de individuele
onderzoekers bij de participanten om een
samenwerkingsrelatie aan te gaan.
57
Overzicht onderzoek PON
Veel activiteiten van het PON bewegen zich op het grensvlak
van onderzoek en ontwikkeling. Uitsluitend kijken naar het
programma van de afdeling onderzoek van het PON is daarom
te beperkt. Ook relevante delen van de programma’s van
afdelingen wonen en welzijn en zorg worden in deze
inventarisatie betrokken.
Het PON heeft voor 2004 vier centrale thema’s gekozen, die
als rode draden door het werkplan lopen. Daarnaast is er
een meer algemeen programma ‘reflectie op maatschappelijke
ontwikkelingen’.
Per programma volgt hieronder een korte beschrijving met
vermelding van enkele highlights die nauw aansluiten bij
het beleids- en werkplan van Telos.
Vermaatschappelijking
Met vermaatschappelijking wordt bedoeld het proces waarbij
zorg en begeleiding van mensen met een ernstige handicap en
ouderen zo veel mogelijk worden ingepast in de ‘normale’
samenleving en dicht liggen bij de leefwereld van
betreffende groepen.
Raakvlakken met Telos: beperkt; duurzaamheidbalans.
Leven in een multiculturele samenleving (m.c.s.)
Basisgedachte is dat de multiculturele samenleving in
Brabant een feit is, overheden, maatschappelijke
organisaties en burgers moeten met dit gegeven rekening
houden. Het PON onderneemt de volgende activiteiten op dit
gebied:
 monitoring van ontwikkelingen en sondering van signalen
en actuele ontwikkelingen: tweejaarlijkse uitgave
monitor m.c.s.;
 methodiekontwikkeling beleidsadvisering (vooral lokale
overheden);
 maatschappelijk debat.
Raakvlakken met Telos: duurzaamheidbalans, niet sociaalculturele dimensie van de m.c.s. monitoren van
ontwikkelingen rond m.c.s.
De burger en de cliënt centraal
Vraagsturing als leidend principe in de relaties tussen
burgers, overheden en maatschappelijke organisaties, vooral
aanbieders van zorg- en welzijnsdiensten en innovatie van
de relaties tussen overheid/politiek en burgers
58
(interactieve besluitvorming, vooral op gemeentelijk
niveau).
Het PON werkt aan:
 kennisontwikkeling en -verspreiding op basis van
praktijkervaringen en wetenschappelijke kennis;
 ondersteuning van organisaties en trajecten die
interactiviteit en vraagsturing beogen. Doelgroepen zijn
zowel cliënten(organisaties) als lokale overheden.
Raakvlakken met Telos: Thematiek verwijst naar sturing van
processen, vooral binnen het sociale domein. Maar steeds
vaker: interactieve trajecten hebben integraal karakter,
raken alle domeinen en kapitalen (bijvoorbeeld:
ontwikkeling dorpsvisies)
Wonen in een leefbare omgeving
Wonen, bouwen (waar en wat) en -behoud van- leefbaarheid
zijn de kernbegrippen. Veel aandacht voor ontwikkelingen op
het platteland, maar ook aandacht voor grotere gemeenten
(M5).
Projecten en activiteiten richten zich op onderzoek naar en
ondersteuning van initiatieven op het platteland die
leefbaarheid bevorderen. Belangrijkste partners:
dorpsraden, plattelandsgemeenten.
Relatie met Telos: Leefbaarheid is een integraal begrip.
Invalshoek PON is (meestal) sociale dimensies leefbaarheid,
maar ook bijvoorbeeld economische vitaliteit, vraagstukken
rond de invulling van ruimte.
Reflectie maatschappelijke ontwikkelingen
In dit meer algemene programma wordt nagegaan welke
algemene maatschappelijke ontwikkelingen relevant zijn voor
Brabant en hoe deze de toekomst van Brabant beïnvloeden.
Voor 2004 zijn een aantal projecten relevant voor Telos:
 Sociale atlas: cijfermatig, digitaal overzicht van de
stand van zaken op het brede sociale domein in Brabant.
 Sociaal rapport Noord-Brabant: uitwerking afspraken IPOcie Simons, sociaal rapport moet, na maatschappelijk
debat, leiden tot een sociale agenda.
 PON-jaarboek: een dynamische kijk op sociaal kapitaal.
 Brabantpanel: snelle, periodieke enquête via internet
onder Brabanders naar opvattingen over actuele
vraagstukken.
Raakvlakken met Telos:
 Sociale atlas en sociaal rapport hebben raakvlakken met
het sociaal-culturele kapitaal (in duurzaamheidbalans);
maar onderscheiden zich ook.
59



60
Sociale atlas: Het sociaal kapitaal van de Telos balans
bestaat uit 49 meetpunten (indicatoren). De Sociale
Atlas van het PON zal gegevens van enkele honderden
indicatoren bevatten en bevat gegevens op provinciaal,
regionaal, gemeentelijk en zelfs nog lager niveau.
Een sociaal rapport met gedetailleerde analyses en
gebaseerd op gedetailleerde gegevens, is vooral een
instrument gericht op uitvoering en op de samenwerking
tussen de provinciale en gemeentelijke overheden
enerzijds en veldpartijen op de onderscheiden sociale
deeldomeinen anderzijds.
Participatie van Telos in het Brabantpanel zou een
mogelijkheid zijn.
Overzicht onderzoek TU/e
Activiteiten op het gebied van duurzame technologie binnen
de TU/e worden gecoördineerd en gestimuleerd door het
centrum Technologie voor Duurzame Ontwikkeling (TDO). In
dit centrum werken de faculteiten die onderzoek doen en
onderwijs verzorgen op het gebied van duurzaamheid samen.
Nieuwe faculteiten als Biomedische Technologie en
Industrial Design doen hier niet mee, terwijl voor de
faculteit Wiskunde en Informatica het in de praktijk
moeilijk blijkt te zijn om een directe relatie met
duurzaamheid te leggen. Zij spelen daarom een marginale
rol.
Tot voor kort kon TDO onderzoek stimuleren door aioprojecten op het gebied van duurzaamheid te honoreren. Het
College van Bestuur heeft hieraan echter een einde gemaakt
met als argument dat stimulering van dit domein niet langer
noodzakelijk is.
De nadruk ligt nu op het “in de markt zetten” van een
tweejarig MSc-programma Sustainable Energy Technology. Dit
is een brede, vooral technologisch georiënteerde opleiding
met een nadruk op duurzame energie (biomassa, PV), systeem
integratie (elektrische netten, waterstof) maar ook beperkt
aandacht voor gamma-aspecten (economie, gebruikers en
transitiebeleid). De opleiding is een samenwerking tussen
Werktuigbouwkunde (penvoerder), Technologie Management
(TeMa-energie), Technische Natuurkunde, Scheikundige
Technologie, Elektrotechniek en Bouwkunde
(Installatietechniek). Het belangrijkste criterium voor
deelname is dat er relevant onderzoek binnen de betreffende
faculteit plaatsvindt; het kenmerk van mastersopleidingen
is immers dat zij sterk onderzoeksgericht zijn en
aansluiten bij de zwaartepunten binnen een
faculteit/universiteit. In een enkel geval (windenergie,
economie) moet expertise van elders worden aangetrokken.
Het programma is dit jaar gestart als een afstudeertrack
binnen de faculteiten Werktuigbouwkunde en Technologie
Management. In het voorjaar van 2004 wordt accreditatie
aangevraagd bij het NAO. Een kenmerk van het onderzoek
binnen de TU/e is dat het over het algemeen zeer technisch
en gespecialiseerd is; samenwerking met bijvoorbeeld
sociale wetenschappers is niet onmogelijk, maar zeker niet
gemakkelijk. Het blijkt dat met name de faculteit
Technologie Management (TM) veel aanknopingspunten biedt
(dit was overigens vroeger bij het SOBU ook al het geval).
61
In het volgende wordt een onderscheid gemaakt naar
onderzoek, dat past binnen het transitieonderzoek, naar
algemene thema’s en overig onderzoek.
Transitieonderzoek
Kennisnetwerk Systeeminnovaties
De capaciteitsgroep Algemene Wetenschappen (TM)
participeert in het programma van KSI. Johan Schot is met
Verbong en Geels verantwoordelijk voor de eerste
programmalijn binnen het programma, de historische lijn.
Voor een deel is dit programma al van start gegaan; Geels
is met subsidie van NWO begonnen met het opzetten van een
historische ‘database’ op het gebied van transities. Het
hoofddoel van de historische lijn is deze database uit te
bouwen. Ook Telos participeert in het KSI-programma met
een onderzoek in samenwerking met de Universiteit van
Wageningen naar “Sustainable Consumption in transition”.
Daarnaast loopt onderzoek naar de ontwikkeling van
elektriciteitsnetten, o.a. naar de ontwikkeling van cross
border verbindingen in Europa (aio in het kader van project
Schot naar de rol en betekenis van technische
infrastructuren in het proces van Europese integratie),
worden regimeanalyses uitgevoerd (post-doc in het kader van
het NWO-Novem project, Transities en transitiepaden: de weg
naar een duurzame energievoorziening). In dit verband wordt
samengewerkt met de faculteit Elektrotechniek m.b.t. de
topologie van toekomstige elektriciteitsnetten met de UT
(Elzen, Hofman) op het gebied van sociotechnische
scenario’s. Ook is beleidsgericht onderzoek naar
mogelijkheden om decentrale opwekking te stimuleren
uitgevoerd in het Sustelnet project (penvoerder ECN).
Daarnaast participeert AW samen met Telos en de UT in
programmalijn 3 van het KSI (Governance) met een project op
het gebied van Strategisch Niche Management. Dit onderzoek
staat onder leiding van Verbong. Dit sluit aan op aioonderzoek naar de implementatie van biomassa (Raven 2004)
en van biobrandstoffen (Ulmanen 2007). Op dit moment wordt
gewerkt aan een onderzoeksagenda op het gebied van SNM. Een
voorstel is in elk geval om in een aantal IP’s (of PO’s)
mee te gaan draaien.
Een derde lijn van onderzoek binnen AW is op het gebied van
Industriële Ecologie (Duurzame bedrijventerreinen en
reverse logistics, de logistiek van de dissamblage en
62
recycling). Dit onderzoek wordt uitgevoerd door Fred
Lambert.
TDL
De capaciteitsgroep Organisatiekunde van TM speelt een
centrale rol in een van de drie onderzoekslijnen of
innovatiestrategieën binnen TDL. Geert Duijsters is de
trekker van de derde lijn, Internationale
agrifoodnetwerken. Het onderzoek van Duijsters richt zich
met name op rol van netwerken en netwerkvorming in
innovatieprocessen (maar wel meer kwantitatief georiënteerd
dan in het TDL-programma). Een overzicht van deze lijn is
te vinden in de TDL-aanvraag of – recenter – in P.
Diederen, Projectplan Transitie Duurzame Landbouw.
Ook Telos neemt actief deel aan het TDL-programma: de
huidige directeur Theo Beckers is een wetenschappelijke
trekker van een van de deelprogramma’s. Tevens is er een
verbinding via het Telos-onderzoek naar de
reconstructieplannen in de Peel.
Overig onderzoek
Transumo
De TU/e participeert verder in de volgende ICES-KIS
programma’s: NanoNed (nanotechnologie), Imaging
(Biomedische technologie), Embedded Systems, Lofar
(decentrale telescoop), Breedband communicatie en Transumo.
Van deze programma’s is mogelijk alleen het eerste
interessant.
Onderzoeksthema’s
Onderstaand zijn een aantal thema’s aangegeven waar
eventuele samenwerking met Telos mogelijk is. In het
verleden heeft alleen met Bouwkunde samenwerking
plaatsgevonden.
Biomassa
Biomassa is een van de zwaartepunten binnen het
energieonderzoek van de TU/e. Hieraan doen de faculteiten
Technische Natuurkunde, Werktuigbouwkunde, Scheikunde,
Elektrotechniek en Technologie Management.
Het onderzoek is voornamelijk technisch van aard, maar
richt zich ook op de publieke perceptie van biomassa. Dit
sociaal-psychologisch onderzoek wordt uitgevoerd in de
groep van Kees Midden (TM) in het kader van een NWO-Novem
programma (samen met Scheikunde).
63
Scheikundige Technologie
Het onderzoek bij Scheikunde kent twee zwaartepunten, een
naar katalysatoren (stoffen die reacties versnellen) en
naar polymeren. Aan het Dutch Polymer Institute is ook het
Kunststoffenhuis (Van Kasteren) verbonden, dat met name
gericht is op de transfer van kennis naar het
bedrijfsleven, zie http://kunststoffenhuis.chem.tue.nl/.
Gebruikers
De groep van Cees Midden doet onderzoek naar energie en
milieuvraagstukken vanauit het perspectief van de
individuele consument. Dit onderzoek is ingebed in het
onderzoek naar Mens-Techniek interactie. Speerpunten zijn
onder andere onderzoek naar slimme interfaces, die
milieuvriendelijk gedrag kunnen stimuleren en naar de
publieke perceptie van biomassa.
Bouwkunde
Binnen de faculteit Bouwkunde doen verschillende groepen
relevant onderzoek. “FAGO is de capaciteitsgroep van de
faculteit Bouwkunde van de Technische Universiteit
Eindhoven die zich bezighoudt met de Fysische Aspecten van
de Gebouwde Omgeving. Dit zijn licht, geluid, warmte, vocht
en lucht. De gebouwde omgeving betreft zowel het gebouw als
de ruimte eromheen. Onderwijs en onderzoek zijn gericht op
realisatie van een behaaglijk en gezond milieu dat op
duurzame manier in stand wordt gehouden.” (Overgenomen van
http://sts.bwk.tue.nl/fago/).
Een andere relevante groep is de groep Stedebouw
(http://www.bwk.tue.nl/stedeb/). Het onderzoek van Joks
Jansen valt hier onder andere onder. Ook de groepen
Bouwtechniek en Uitvoeringstechnieken hebben relevante
raakvlakken met duurzame materialen en duurzaam bouwen.
64
Overzicht onderzoek UvT
Het is een opvallend feit dat duurzaamheidonderzoek als
zodanig wordt niet gedaan aan de UvT. Desondanks is de UvT
is een uiterst relevante partner voor Telos. Zeer veel van
het onderzoek binnen al de faculteiten is op de een of
andere wijze relevant voor het verdiepen, verhelderen en
operationaliseren van duurzame ontwikkeling. Het denken
over duurzaamheid vereist en brede benadering en inbreng
van vele disciplines. Het komt wetenschappelijk gezien in
essentie neer op het multi- en transdisciplinair verbinden
van bestaande inzichten. Veel van het onderzoek binnen de
UvT leent zich daar goed toe. Telos zou het voortouw kunnen
nemen bij het leggen van dergelijke verbindingen. Ook dat
is een manier om het denken over duurzaamheid te stimuleren
Er is bijzonder veel kennis binnen de UvT als geheel over
vraagstukken die te maken hebben met maatschappelijke
solidariteit, arbeidsvraagstukken en multiculturaliteit. Er
zouden veel meer dwarsverbanden worden gelegd dan tot nu
toe zichtbaar worden (uit de vermelde
onderzoeksprogramma’s).
Verder verduurzamen van Brabant volgens het drie
kapitalenmodel van Telos impliceert grote institutionele,
organisatorische, mentale en juridische veranderingen, op
meerde niveaus. Het vereist nieuwe manieren van denken over
gedragspraktijken, organisatie, bestuur, aansturing,
participatie en de juridische kadering daarvan. Juist op
die genoemde terreinen wordt aan de UvT veel goed en
innovatief onderzoek gedaan, binnen al de faculteiten. Ook
hier geldt weer dat het onduidelijk is of de onderzoekers
binnen de afzonderlijke onderzoeksprogramma’s wel op de
hoogte zijn van de ook voor hen relevante onderzoeken van
collegae aan de eigen universiteit. Ook hier kan een rol
voor Telos zijn weggelegd.
Er zijn voldoende argumenten om serieus na te gaan of het
niet gewenst zou zijn om met name op het raakvalk van
organisatorische en institutionele innovatie en
duurzaamheid een mede door Telos in te vullen - en door
Telos te coördineren - universiteitbrede minor op te zetten
(half jaar). De meest logische plaats om die
organisatorisch in te bedden is FSW (bij
Organisatiewetenschappen).
Onderstaand worden per faculteit een aantal relevante
thema’s aangegeven waarop samenwerking mogelijk zou zijn.
65
Met de faculteiten zal overleg worden gevoerd over de
wederzijdse interesse om de samenwerking te concretiseren.
Faculteit der Economische Wetenschappen (FEW)
Het onderzoek van de medewerkers van de faculteit Economie
wordt voornamelijk gecoördineerd door het CentER for
Economic Research. CentER is partner in de CentER Group. De
andere partners zijn CentER Applied Research en CentERdata.
Het belangrijkste onderzoek aan de Economische faculteit is
in een negental programma's geconcentreerd. Er opereren ook
negen facultaire research groups, die voor een deel de
onderzoeksprogramma's overlappen. Daarnaast wordt er
onderzoek gedaan in de aan de faculteit gelieerde
instituten.
Van de negen onderzoeksgroepen houden vier onderzoekgroepen
zich in ieder geval bezig met thema’s/vraagstukken die
vanuit het perspectief van duurzame ontwikkeling relevant
zijn.
Binnen de onderzoeksgroep Macro-economie gaat het dan om
onderzoek naar:
 economische groei (o.a. onderzoek van Smulders naar
‘energy conservation and economic growth’, van
Beugelsdijk naar ‘economic growth and social network
interaction’ en van Meijdam naar ‘the political economy
of redistribution in a dynamic economy’;
 werking van de arbeidsmarkt en met name de invloed van
positieve en negatieve prikkels (onderzoek o.a. van van
Ours, Boone en Krause);
 public economics (privatisering, herziening van het
sociale zekerheidssysteem, vergrijzing,
belastingherziening etc.).
Binnen de onderzoeksgroep Micro-economie is vooral het
onderzoek door de milieueconomen relevant. Thema’s die o.a.
aan de orde komen zijn:
 vernieuwbare en niet-vernieuwbare natuurlijke
hulpbronnen (Bulte, de Zeeuw en Withagen;
 endogene instituties, dit betreft het aanpassen van de
'rules of the game' (wetten, sociale normen,
eigendomsrechten) aan de ontwikkelingen in de economie;
 handel en milieu. Withagen bijv. doet veel onderzoek op
het gebied van de Porter Hypothese, waarbij de vraag aan
de orde is of strenger milieubeleid kan leiden tot een
betere concurrentiepositie;
66

economische groei en milieu (onderzoek van Sjak
Smulders);
 adoptie en diffusie van nieuwe technologieën, zoals
bijvoorbeeld milieuvriendelijke technologieën (onderzoek
van de Vries en van Van Soest).
De meeste economen die onderzoek doen binnen de
onderzoeksgroep Micro-economie zijn ook werkzaam binnen
CREST, dit is het Center for Resource and Environmental
Studies (CREST), opgericht in het voorjaar van 2001 met
als doel het vergroten van de zichtbaarheid van het
onderzoek binnen Center op het terrein van ‘environmental
and resource economics’. CREST zegt hierover: ‘CREST faculty do not focus on a single common theme, but develop their
own research agenda. A part of the research is driven by
the research grants’.
Binnen de onderzoeksgroep Marketing worden drie
onderzoekslijnen onderscheiden waarbij vooral het onderzoek
dat betrekking heeft op ‘consumer and customer behavior’
aansluit bij onderzoeksthema’s van Telos. Dit onderzoek
steunt stevig op psychologisch en sociologisch onderzoek.
Hoewel het lopende onderzoek binnen de onderzoeksgroep
Organisatie op het eerste gezicht geen directe verbindingen
laat zien met voor Telos relevante onderwerpen bieden een
aantal van de onderzoekslijnen wel degelijk aanknopingspunten. Te denken valt daarbij aan de lijn die zich bezig
houdt met ‘organization culture, management style and
organizational performance’ en met ‘technological evolution
and strategic conduct’.
Voor Telos zijn met name ook de verbindingen die van uit
het Center for International Management Studies bestaan
met Globus relevant.
Faculteit der Rechtsgeleerdheid (FRW)
FRW kent de volgende onderzoekscentra resp. programma’s die
aanknopingspunten voor samenwerking met Telos bieden:
Centrum voor Wetgevingsvraagstukken
In dit centrum wordt veel voor Telos relevant onderzoek
gedaan. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan:
 milieurecht (Verschuuren)
 de relatie tussen Europese en nationale regelgeving
 toegankelijkheid van milieurecht voor burgers en ngo’s.
 overheidshandhaving en zelfcontrole in het milieurecht
(Breukers)
 duurzame milieuwetgeving (Biezeveld)
67





milieu-effectrapportage
als
hulpmiddel
bij
besluitvorming (Jesse)
toegankelijkheid van het recht en de rechtspraak voor
milieu-ngo’s (Lange)
grondwater (Putter en Terpstra)
idealen in het internationale natuurbeschermingsrecht
(Oudenaarden)
solidariteit (Jansen).
Centrum voor Aansprakelijkheidsrecht
Alle drie de eerste geldstroom onderzoekslijnen zijn vanuit
het perspectief van duurzame ontwikkeling van belang voor
Telos. Dat geldt voor:
Het subthema samenhangende rechtsverhoudingen in het
overeenkomsten – en verbintenissenrecht. Hoewel deze lijn
in de eerste plaats in gaat op het handelsrecht is de
invalshoek uitermate relevant voor Telos. Ze maakt
duidelijk dat integrale beleidsvorming en participatieve
besluitvorming (overeenkomsten tussen meerdere partijen)
vergaande gevolgen hebben voor het rechtsstelsel; of
andersom geredeneerd: ze maken inzichtelijk waarom die
zaken niet van de grond komen als het rechtsstelsel niet
ingrijpend wordt veranderd.
Het subthema Preventie, beheersing en afwikkeling van
conflicten in het aansprakelijkheidsrecht. Geschiloplossing
en de juridisering ervan is zo langzamerhand een van de
meest hardnekkigste problemen vanuit
duurzaamheidperspectief. De huidige juridische kaders
leiden vaak tot aanscherping van het conflict, lange
procedures en hoge kosten.
Het subthema Samenwerkingsvormen in de bouw. Dit subthema
sluit eigenlijk aan op de twee bovengenoemde. Het is er een
meer specifieke uitwerking van. De relevantie van dit thema
voor Telos is evident. Duurzaam bouwen komt maar moeizaam
van de grond in Nederland. De markt wordt sterk beheerst
door de aanbieders en die houden ook elkaar vaak in een
ijzeren greep. Het huidige rechtstelsel biedt te weinig
ruimte voor nieuwe samenwerkingsvormen en meer greep van de
afnemer. Zie bijvoorbeeld het promotieonderzoek van
Dierikx, getiteld: De bescherming van de consumentopdrachtgever op de Europese bouwmarkt.
Centrum voor Procesrecht
Het onderzoek van dit centrum richt zich op de plaats van
het Nederlandse strafrecht binnen Europa en de toenemende
noodzaak tot harmonisatie. Een van de stellingen daarbij is
68
dat de traditionele scheidslijn tussen procesrecht en
materieel recht onhoudbaar wordt, zie bijvoorbeeld het
vraagstuk van grensoverschrijdende (milieu)corruptie. Deze
invalhoek is alleen al daarom relevant voor Telos.
Centrum voor Recht, Bestuur en Automatisering
Twee van de vier onderzoekslijnen zijn van direct belang
voor Telos, te weten:
 Het onderzoek naar betekenis van informatisering voor de
structuur en het functioneren van het openbaar bestuur.
 Het onderzoek naar het functioneren van lokaal bestuur
en lokale democratie.
Met name de onderzoekslijnen van Frissen en Tops ten
aanzien van co-sturing (staat, markt en civil
society/burger) raken direct aan de kern van de opdracht
van Telos.
Center for Transboundary Legal Development
Verbindingen met het onderzoek van dit centrum zijn voor
Telos relevant in verband met Internationale of Europese
wetgeving die rechtstreekse invloed heeft op de speelruimte
voor nieuw beleid in Brabant, bijvoorbeeld ten aanzien van
landbouw (WTO) natuur, minderhedenbeleid en water (EU).
Daarbij kan vooral gedacht worden aan het onderzoek dat
gedaan wordt naar de relatie tussen nationaal, recht,
Europees recht en internationaal recht, van de
onderzoeksgroep gecoördineerd door Prechal; het onderzoek
naar de rol van de WTO, gecoördineerd door Van Genugten, en
het onderzoek naar de relatie recht en ethiek,
gecoördineerd door Pierik1.
Flexicurity Programme
Dit nieuwe internationale onderzoeksprogramma zoekt naar
internationale initiatieven om flexibiliteit van de arbeid
en arbeidszekerheid te combineren. Het is vanuit het
perspectief van sociale duurzaamheid relevant voor Telos.
Faculteit der Wijsbegeerte
Binnen de Faculteit der Wijsbegeerte zijn diverse
onderzoekslijnen relevant voor Telos vanuit het perspectief
van duurzaamheid. Dat geldt in het bijzonder voor:
 ethiek van de markt (Graafland)
 maatschappelijk verantwoord ondernemen (Graafland en van
de Ven)
1
Vanuit deze onderzoekslijn zijn ook directe verbindingen naar het
onderzoek van Breugelmans bij FSW en Loosbroek bij Wijsbegeerte.
69
 democratie in de multiculturele samenleving (Cobben)
 multiculturele samenleving (Loosbroek)
 participatie (Van Erp).
 ouder worden (Baars).
Al deze onderzoeken raken direct aan de concrete vragen
naar economische en sociaal-culturele duurzaamheid waar
Telos zich op richt, al kan het zijn dat Telos de inzichten
zelf verder zal moeten ‘vermaatschappelijken’.
Maar ook op het eerste gezicht meer meta-theoretische
invalshoeken zijn bijzonder relevant vanuit
duurzaamheidperspectief:
 grenzen van de rationaliteit (Berns)
 agency van mens en dier (Corbey)
 spanning tussen vrijheid en gelijkheid (Meys).
Deze onderzoeken raken aan vragen van stuurbaarheid,
maakbaarheid en de relatie mens en dier, vragen die in het
vooruit denken over duurzame ontwikkeling, een centrale
positie innemen.
Faculteit der Sociale Wetenschappen
Organisations and Policies from a Relational Perspective
Het onderzoek in het Department of Policy and Organization
Studies richt zich op alles aspecten van de relaties in en
tussen organisaties. Het vernieuwende van het onderzoek is
dat de relaties centraal staan – het proces - en niet de
eenheden of verschijnselen of anders gezegd de gestolde
uitkomst – structuur- ervan. Een ander vernieuwend aspect
dat organisaties en hun relationeel handelen als zodanig
centraal staan en niet de concrete vorm die deze
organisaties aannemen, zoals bedrijf X of overheid Y. Met
deze invalshoek voor ogen wordt vervolgens gekeken naar
concrete verschijnselen, zoals arbeid, gezondheid,
innovatie.
Deze vernieuwende kijk op organisatie en de nadruk op het
relationele aspect is vanuit het perspectief van
duurzaamheid en de organisatorische innovaties en
transities die dit vereist, uiterst interessant voor Telos.
Immers onder de idee van het streven naar duurzaamheid ligt
de noodzaak van institutionele innovatie, het zoeken naar
nieuwe relaties en het organiseren daarvan. Het op gang
brengen van die processen is een kerntaak van Telos.
Een aantal relevante onderzoeksprogramma’s zijn:
 organisatiecultuur en business-ethiek (Gössling)
70





interorganisatorische relaties (o.a netwerkanalyse)
Kenis
innovatiegedrag van actoren en de rol van netwerken en
leerprocessen (Oerlemans)
kennisinfrastructuur, leren en innovatie (Rutten)
arbeidsparticipatie (in onder meer kleine bedrijven)
(Schalk)
strategische samenwerking (Schruijer).
Leisure in Transition
Vanuit het gezichtspunt van duurzaamheid is de relatie
tussen de omvang, invulling en organisatie van de vrije
tijd en het gebruik, beleving, invulling en organisatie van
de ruimte (openbaar en particulier) een van de meest
belangrijke. Er is bijvoorbeeld een nauwe relatie tussen
vrijetijd, mobiliteit, recreatie, milieudruk en de
inrichting en het beheer van grote delen van de fysieke
ruimte, in zowel stad als buitengebied. Dat geldt ook voor
de economische implicaties.
In Brabant speelt dit in versterkte mate. Naast een grote
verstedelijking speelt in Brabant het probleem dat grote
delen van de bestaande landbouw op termijn op basis van
economische, ecologische en demografische factoren de
competitie met andere gebruiken van de ruimte - inclusief
nieuw vormen van ‘landbouw’ - zullen gaan verliezen. Een
van de belangrijkste concurrerende domeinen is dat van de
vrije tijd (publiek en particulier, vermarkt en
onvermarkt).
Dit maakt de onderzoekslijn van deze groep, gecoördineerd
door Mommaas, tot een lijn die wel zeer nauw aansluit bij
de taakstellingen van Telos de komende jaren.
Dat geldt voor alle drie de onderzoekslijnen:
 De onderzoekslijn naar vrijetijdsgedragsveranderingen in
de tijd in wisselwerking met de ruimte.
 De onderzoekslijn naar participatie: de participatie aan
nieuwe vormen van vrije tijdsbesteding en de (multi)
culturele inkadering en inbedding ervan.
 De onderzoekslijn naar de gevolgen voor de openbare
ruimte en de rol van de overheid respectievelijk markt
daarbij.
Economic and social Psychology
Duurzaamheid heeft alles te maken met gedragsverandering en
daarmee met beelden, houdingen, belangen, behoeften en de
afwegingen en keuzes op basis daarvan; of anders gezegd
71
waarden en normen of (macht)posities en vrijheidsgraden en
met deliberatie, imitatie, gewoonte en vergelijking.
Zie bijvoorbeeld het onderzoek naar:
 machtspositie en machtsafstand (Poppe)
 leiderschap, management en gender (Willemsen)
 besluitvorming en keuze en consumptie (van Raaijen)
 actieve inertie (Zeelenberg)
 functie-flexibiliteit, cultuur en het organiseren van de
omgang daarmee (van den Berg en van Dam).
Tranzo
Tranzo is een onderzoeksprogramma naar de zorg. Het
onderzoek binnen TRANZO is geconcentreerd rond die vormen
van zorg waarbij zowel binnen (de gezondheids)zorgsector
als tussen sectoren (gezondheidszorg, wonen, welzijn,
werken) grenzen worden doorbroken. Deze onderzoekslijn is
vooral interessant voor Telos vanuit het perspectief van
sociaal-culturele duurzaamheid.
Zie bijvoorbeeld het onderzoek naar:
 vraaggerichtheid in zorg, welzijn en wonen
 kwaliteit van leven
 aansturing van netwerken (in de zorg)
 de "governance" structuur van zorgkantoren en
maatschappelijke verantwoording in de AWBZ
 dienstverlening aan mensen met een handicap
 zorgarrangementen.
Valuing Human Resources Practices: Linking Strategy and
People
In een samenleving waar kennisinnovatie een centrale plaats
krijgt toebedeeld is het traceren, stimuleren, alloceren en
managen van kennis en daarmee mensen (mannen en vrouwen)
van essentieel belang. Deze onderzoekslijn richt zich daar
op. Dat onderzoek kan van meer dan gemiddeld belang zijn
voor Telos, vooral vanuit het perspectief van sociale
duurzaamheid en daarbinnen het thema verantwoord
ondernemen. Zie bijvoorbeeld het onderzoek naar:
 de relatie tussen solidariteit en betrokkenheid van
medewerkers en leiderschap of management (Sanders)
 gender en leiderschap (met aandacht voor
multiculturaliteit) (van Engen)
 leren in organisaties (van Poell)
 conflictmanagement (de Reuver)
 werkstress (van Veldhoven).
Cross-Cultural Research
72
Het transculturele psychologie onderzoek heeft twee
onderzoekslijnen. Een die gericht is op menselijk gedrag en
psychologische processen in een transculturele en een die
gericht is op acculturatie en de psychologische gevolgen
van culturele diversiteit. Beide lijnen bevatten aspecten
die vanuit het aspect van sociaal-culturele duurzaamheid
relevant zijn. Zie bijvoorbeeld het onderzoek naar:
 bias in transcultureel multicultureel onderzoek en naar
de relatie tussen persoonlijkheid en cultuur (van
Poortinga en van Hemert)
 multiculturalisme en de acculturatie van Turkse
immigranten (van Arends-Tóth).
Health Psychology
Ook voor de onderzoeken van deze groep geldt dat een aantal
ervan relevant zijn voor de verder uitdieping of
operationalisering van de voorraden uit het sociaalculturele kapitaal. Zie bijvoorbeeld het onderzoek naar:
 vermoeidheid (Heck, Vries en Michielsen)
 gender en stress en naar arbeid en zorg, sekse en
gezondheid in een context van individualisering
(Bekker).
The Fundamental Triangle II (en Tisser)
Deze overkoepelende onderzoekslijn is relevant voor Telos,
zeker vanuit het perspectief van sociaal-culturele
duurzaamheid. Onder deze lijn vallen het Europese
waardenonderzoek en de andere onderzoeken waarin Tisser
participeert (naar sociale dynamiek en arbeidsdeelname,
exclusie, echtscheiding en CHER en NKPS.
De laatste twee acroniemen staan voor:
CHER: Consortium of Household Panels for European Socioeconomic Research. Dit is een database met als doel data te
verzamelen, op te slaan en te ontsluiten van een grote
groep Europese huishoudelijke panels, gedurende de een
lange periode. Het doel is om inzicht te krijgen in de
sociaal-economische voorkeuren ene gedragingen in de
diverse Europese landen in de EU.
NKPS: Is een database waarin gegevens over Nederlandse
families zijn opgenomen. Ook hier gaat het om panels en
lange termijnonderzoek. De onderliggende vragen gaan vooral
over solidariteit.
Bede panels, zeker het laatste zijn relevant voor Telos
voor vragen rond duurzaamheid en solidariteit.
Wat betreft het (Europese) waardenonderzoek zijn de
volgende lijnen mogelijk van belang voor Telos:
73





culturele diversiteit en solidariteit en burgerschap van
Arts.
consensus democratie, vrijwilligersverenigingen en
Europese waarden(Donk, W.B.H.J. van de, Hendriks, F. &
Luijkx, R.)
de relatie tussen welvaart, gedrag en instituties (op
Europees niveau) (Muffels)
sociale zekerheid en arbeidsmobiliteit (van Oorschot)
culturele integratie en achterstand van allochtonen
(Uunk).
Comparative Research: Methods for Cross-cultural and Longitudinal Analysi
Naast de gebruikelijke expertise op het terrein van vooral
kwantitatieve onderzoeksmethoden hebben een aantal van de
medewerkers ook expertise opgebouwd over het doen van lange
termijn onderzoek en transcultureel onderzoek, inclusief
het omgaan met panel data (Hagenaars en Vermunt) en latente
variabelen.
Faculteit der Letteren
Communicatie en Cognitie: onderzoeksprogramma
Dit onderzoeksprogramma van de sectie Communicatie en
Cognitie is relevant voor Telos. Het onderzoek is gericht
op de effecten van digitale informatie op communicatie en
cognitie. Het gaat om de vraag hoe de door de
digitalisering mogelijk gemaakte nieuwe informatievromen en
-combinaties (beeld, geluid en tekst) gevolgen hebben voor
de manier waarop die informatie door gebruikers wordt
geselecteerd, opgepakt en selectie en verwerkt. Hoe groter
die invloed groter, hoe verstrekkender de implicaties voor
communicatie en informatieoverdracht en daarmee kennis,
percepties en zelfs sociale relaties.
Dit heeft ook grote gevolgen voor de mogelijkheid van
vermaatschappelijking van duurzaamheid en de manier waarop
de communicatie daarover moet plaatsvinden.
Marketing en Sociologie van het Boek
Alle drie de onderzoeksprojecten die vallen onder dit
onderzoeksprogramma hebben relevantie voor Telos, meer
specifiek voor de vraagstukken van culturele diversiteit en
solidariteit.
 Motivationele aspecten van deelname aan cultuur
 Culturele classificatie, mediaproductie en mediagebruik
 Het gebruik van culturele kennis.
74
Babylon
De Universiteit Tilburg heeft veel expertise in huis op het
gebied van de multiculturele samenleving, in vrijwel alle
faculteiten. Een deel van dat onderzoek - waaronder het
direct hierboven genoemde, maar ook eerder genoemd
onderzoek uit FSW - is gebundeld in Babylon: Centrum voor
Studies van de Multiculturele Samenleving.
Vanuit het gezichtspunt van sociaal-culturele duurzaamheid
is multiculturaliteit misschien wel het centrale thema de
komende jaren. De eronder vallende thematiek raakt aan al
de binnen dit kapitaal door Telos gedefinieerde voorraden.
75
Download