Werkprogramma 2004-2007 Werkplan 2004 Tilburg, april 2004 Inhoudsopgave 1 Inleiding ............................................. 1 2 Werkprogramma 2004 - 2007 ............................. 3 2.1 Duurzame ontwikkeling: een complex vraagstuk ......... 3 2.2 Brabant .............................................. 4 2.3 Een nieuw kennisbegrip ............................... 5 2.4 Een sterker netwerk .................................. 5 2.5 De kerntaken van Telos ............................... 7 2.6 De inhoudelijke focus van Telos ...................... 8 3 Kennisdomeinen ....................................... 11 3.1 Concepten en methoden ............................... 11 3.2 Duurzame plattelandsontwikkeling .................... 16 3.3 Samenleving en burger ............................... 25 3.4 Ontkoppeling ........................................ 30 4 Werkplan 2004 ........................................ 37 4.1 Concepten en methoden ............................ 40 4.2 Duurzame Plattelandsontwikkeling ................. 45 4.3 Ontkoppeling ..................................... 51 4.4 Vermaatschappelijking ............................ 53 Bijlage 1: Samenwerking met participanten ............... 56 Inleiding ............................................... 56 Overzicht onderzoek PON ................................. 58 Overzicht onderzoek TU/e ................................ 61 Overzicht onderzoek UvT ................................. 65 1 Inleiding In de Samenwerkingsovereenkomst Telos 2004 – 2007 is opgenomen dat een Werkprogramma 2004 – 2007 wordt opgesteld dat jaarlijks wordt geactualiseerd in een werkplan. Het Werkprogramma kan men beschouwen als de lange termijn positionering van Telos, voortvloeiend uit profiel, missie en taken zoals opgenomen in de samenwerkingsovereenkomst. Het Werkplan bevat de concrete activiteiten die Telos in 2004 wil gaan uitvoeren. In het werkplan is een inventarisatie opgenomen van lopend onderzoek bij de in Telos participerende instellingen. De in 2003 uitgevoerde externe evaluatie had onder meer als aanbeveling om meer gebruik te maken van lopend onderzoek bij de participanten. Tevens had deze inventarisatie als doelstelling om de mogelijke bijdrage van de participanten bij de uitvoering van ICES/KIS-programma’s te verkennen. Vandaar dat deze inventarisatie zich heeft beperkt tot beide universiteiten en het PON. In de toekomst zal ook een meer systematische inventarisatie plaatsvinden van beschikbare expertise bij de Provincie Noord-Brabant die aansluit op de kennisdomeinen van Telos. Op 8 maart 2004 is de conceptversie van werkprogramma en werkplan besproken in de Raad van Toezicht i.o. Beide werden goedgekeurd. Tevens werd besloten om het werkplan voor aanvullingen en suggesties uit te zetten onder de instellingen die participeren in Telos. In deze definitieve versie zijn deze reacties verwerkt. In de bijlage ‘Taken en Middelen 2004’ vindt een koppeling plaats tussen begroting en werkplan en worden projecten gekwantificeerd naar benodigde capaciteit en middelen. Werkprogramma, werkplan en taken en middelen vormen de basis voor de aanvraag van de provinciale bijdrage in 2004. 1 2 2 Werkprogramma 2004 - 2007 2.1 Duurzame ontwikkeling: een complex vraagstuk Duurzame ontwikkeling kan worden gekenschetst als het maatschappelijk streven naar maximalisering van het evenwicht tussen ecologische, economische en sociaal-culturele ontwikkelingen in een bepaald gebied. Op weg naar 2050 dient dat streven ook in Brabant met kracht te worden voortgezet, zoals bleek uit de Duurzaamheidbalans van 2001 en 2002. De afgelopen decennia hebben vele incrementele verbeteringen plaatsgevonden binnen allerlei sectoren en domeinen, maar tegelijkertijd is er sprake van structurele, hardnekkige problemen, waarvan steeds meer symptomen zichtbaar worden. Voorbeelden daarvan zijn: landbouwproblemen zoals varkenspest, BSE en mond- en klauwzeer, de reconstructie van het platteland, de eenzijdige energievoorziening, het mobiliteitsprobleem, ontgroening en vergrijzing, kostenbeheersing en kwaliteit van de zorg (deels in relatie tot de toenemende vergrijzing), en niet te vergeten de hardnekkige milieuproblemen zoals klimaatverandering en verlies aan biodiversiteit. Een tweede belangrijke factor in het proces van omschakeling naar duurzame ontwikkeling is de verandering van de wereld om ons heen. Eeuwenoude grenzen, bepaald door tijd, plaats, techniek en moraal, verdwijnen, vervagen of worden verlegd. Door de verstrengeling van economie, technologie, ecologie en cultuur is de complexiteit van de samenleving toegenomen, met als gevolg meer onzekerheid en risico. Er is sprake van een enorme omgevingsdynamiek. Processen als globalisering, liberalisering, migratie, individualisering, en informatisering zijn daar een illustratie van. Deze maatschappelijke dynamiek in relatie tot de toenemende complexiteit dwingt allerlei sectoren, organisaties en instituties tot ingrijpende wijzigingen in de huidige manier van denken en handelen. 3 Een laatste belangrijke factor in de maatschappelijke omschakeling naar duurzame ontwikkeling is de toegenomen complexiteit van het sturen van maatschappelijke processen. Parallel hieraan is de algehele sturingsfilosofie van de overheid veranderd. Na de hiërarchische top-down sturing in de jaren ’70 en ’80 deed de netwerksturing zijn intrede. Hierdoor ontstond een meer interactief opererende overheid die op zoek ging naar nieuwe sturingsmethoden om netwerken te activeren en middels gerichte prikkels oplossingsrichtingen te stimuleren. De overheid is momenteel zoekende naar een nieuwe rol, daarbij in acht nemend de veranderde verhoudingen tussen partijen die bij het beleid betrokken zijn. Samengevat is sprake van een complexe problematiek. Ten eerste zijn hardnekkige maatschappelijke problemen ontstaan vanuit ingeslopen weeffouten in het systeem zelf. Ten tweede dwingt de grootschalige en snelle omgevingsverandering van buiten af tot een heroriëntatie op ons denken en handelen. En tenslotte is sprake van het zoeken naar een nieuwe overheidsrol (‘governance’) waarin de overheid meer opereert als partner samen met andere actoren. Telos beweegt zich op dit complexe terrein door het ontwikkelen en toepassen van strategische kennis gericht op duurzame systeeminnovaties. Telos wil de toekomst dichterbij brengen en een actieve bijdrage leveren aan duurzame ontwikkeling. Om dat te bereiken richt Telos zich, door middel van wetenschappelijk gefundeerde kennisontwikkeling en kennisoverdracht op gedragsverandering van personen en partijen in Brabant. 2.2 Brabant In geografisch opzicht blijft Brabant het domein van Telos. Brabant als pionnier en proeftuin van duurzame ontwikkeling, zoals ook is verwoord in het provinciale bestuursakkoord. Dat sluit uiteraard niet uit, dat de situatie in Brabant wordt vergeleken met andere regio’s in Nederland en Europa en dat de kennis wordt ontwikkeld en gedeeld samen met vakgenoten elders. Telos werkt vanuit een eigen meerjarig onderzoekprogramma, dat jaarlijks in werkplannen wordt vertaald. Daarin worden de ideeën verwerkt van meerdere partijen: niet alleen de provinciale overheid, maar ook andere overheden in Brabant. Niet alleen de overheid, maar ook andere provinciale ‘stakeholders’ en organisaties. Niet alleen organisaties, maar ook initiatieven vanuit onderwijs en samenleving. 4 2.3 Een nieuw kennisbegrip Wetenschappers verliezen steeds meer het exclusieve recht als kennisproducenten. Zowel de kennis als de positie van de expert ondervinden tegenwicht in een kennisintensieve informatiesamenleving. Ook het begrip kennis zelf verandert van betekenis. Buiten de wetenschappelijk gevalideerde kennis is er ruimte ontstaan voor een breed scala aan alternatieve vormen van kennis, die betrekking hebben op toepassing, gebruik en advies binnen veranderingsprocessen. Binnen de overheid, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties wordt kennis (‘informatie’) ontwikkeld en toegepast. Het is zaak om de traditionele wetenschappelijke kennis te koppelen aan maatschappelijke kennis: transdisciplinaire kennisontwikkeling. Dat geldt zeker wanneer duurzame ontwikkeling wordt opgevat als een toekomstgericht transitieproces, gericht op structurele innovaties. De vraag naar oplossing van complexe vraagstukken en naar probleemgerichtheid vereist tevens interdisciplinaire kennisontwikkeling. Dat kan op gespannen voet staan met de druk op universiteiten om te scoren in de monodisciplines en om het standaardmodel van verspreiding van kennis te handhaven. Tegen de achtergrond van deze nieuwe opvattingen over kennisontwikkeling vormt de samenwerking tussen verschillende typen kennisproducenten binnen Telos in zekere zin een innovatie. Vanuit dit perspectief bestaat er geen principiële tegenstelling tussen ‘wetenschappelijk’ en ‘toegepast’ onderzoek. Het is juist de kunst om beide ‘bedrijfsstijlen’ met elkaar te verbinden. In de financiering van Telos wordt het onderscheid overigens wel toegepast: de provinciale subsidie en de bijdrage vanuit het PON dienen voor de maatschappelijk georiënteerde kennisontwikkeling en kennisdiffusie. Het wetenschappelijk onderzoek zal via de universiteiten worden gefinancierd. 2.4 Een sterker netwerk Bij de oprichting van Telos is bewust gekozen voor de bundeling van kennis en informatie uit de Brabantse kennisinstellingen, met het oog op samenhang, integratie en afstemming. Zo kon er snel en efficiënt worden aangesloten bij lopende initiatieven op het terrein van duurzaamheid, zowel internationaal, nationaal, regionaal als lokaal. Doel was om de informatie- en onderzoeksstructuur transparanter en meer toegankelijk te maken. De organisatie werd gebaseerd op een klein, slagvaardig en professioneel frontoffice en daarachter een uitgebreid 5 backoffice van instellingen en deskundigen waarvoor de participanten ieder hun eigen, verschillende en specifieke expertise ter beschikking stellen. De ervaringen van de afgelopen experimentele periode laten zien, dat de samenwerking tussen de instellingen complementair was en meerwaarde creëerde. Ook voor de toekomst vormt het principe van een (aangepast) netwerk de basis voor Telos. Het idee van een netwerk moet zelfs worden uitgebreid, waarbij de verbindingen binnen het netwerk verschillend van aard, duur en sterkte zijn. Binnen het netwerk kunnen de een drietal componenten worden onderscheiden: 1. De kern van het netwerk wordt gevormd door TU/e, UvT, PON en provincie Noord-Brabant. Deze zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor een meerjarig programma, uitgevoerd door een kwalitatief en kwantitatief versterkt interdisciplinair centrum. Deze partners roepen een stichting in het leven om de continuïteit te waarborgen en dragen zorg voor de financiering van het centrum. 2. Er zal een effectiever gebruik worden gemaakt van de aanwezige kennis op het terrein van duurzaamheid bij de participanten. Vanuit het centrum wordt daarnaast, afhankelijk van werkprogramma en kennisvragen, gebruik gemaakt van de expertise bij andere kennisinstellingen, zoals Etin Adviseurs, IVA, ICIS, Fontys, HAS, TNO, etc. De projectmatige samenwerking met externe partners wordt in afzonderlijke overeenkomsten geregeld. 3. De koppeling met andere maatschappelijke en beleidsmatige initiatieven in Brabant op het terrein van duurzame ontwikkeling, zoals verwoord in provinciale startnotitie over het opstellen van een duurzaamheidagenda en de instelling van een Brabants Platform voor Duurzaamheidinitiatieven, maar ook met initiatieven bij gemeenten, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. De samenwerking met Fontys en HAS verdient een aparte vermelding, aangezien deze al op zeer intensieve wijze plaatsvindt. Een senioronderzoeker is voorgedragen tot deeltijdlector bij het Kenniscentrum voor Duurzame Stadsen streekontwikkeling (KDS), een samenwerkingsverband tussen Fontys Hogescholen en HAS. Deze samenwerking wordt geconcretiseerd door: Inbreng van de expertise van de Telos-staf in de onderzoeksactiviteiten van KDS. 6 Inbreng van de expertise van KDS, maar ook vanuit Fontys/HAS in lopende onderzoeksactiviteiten van Telos. Verzorgen van onderwijs vanuit Telos ten behoeve van studenten van Fontys/HAS. Verzorgen van masterclasses vanuit Telos ten behoeve van docenten van Fontys/HAS en eventuele andere belangstellenden. Het bieden van stagemogelijkheden aan studenten van Fontys/HAS. Inzetten van studenten in concrete onderzoeksactiviteiten (casestudies etc.). 2.5 De kerntaken van Telos In bijgaand schema, dat missie en activiteiten visualiseert, is de rol van Telos verwoord in een viertal kernbegrippen, de vier v’s: verkennen, volgen, vertellen, veranderen. In het werkprogramma van Telos ligt het accent op verkennen, volgen en vertellen. 7 Het verkennen vindt vooral plaats in het onderzoek naar transities en systeeminnovaties en naar conceptuele en methodologische verdieping van het driekapitalenmodel. Het volgen betreft het ontwerp en de toepassing van monitorinstrumenten op het terrein van duurzaamheid, zoals de vierjaarlijkse balans of de Duurzaamheid Effect Rapportage. Het vertellen omvat zowel vormen van communicatie en publicatie als het verzorgen van presentaties, cursussen en seminars, gekoppeld aan de resultaten van onderzoek. Het veranderen is geen activiteit van Telos zelf. Wel kunnen de door Telos ontwikkelde kennis en instrumenten worden ingezet bij die veranderingsprocessen en vormen deze object van onderzoek. De kerntaken van Telos zijn derhalve: 1. het op een interactieve werkwijze ontwikkelen van concepten, methoden en technieken op het gebied van integrale duurzame ontwikkeling; 2. het ontwikkelen en toepassen van instrumenten voor het (structureel) monitoren van regionale duurzaamheid in Brabant; 3. het opstellen van prognoses en scenario’s ten aanzien van duurzame ontwikkeling in Brabant; 4. het bijdragen aan onderzoek naar transities en systeeminnovaties in Brabant; 5. het inzetten van deze kennis en instrumenten voor beleidsontwikkeling, competentieontwikkeling en veranderingsprocessen. 2.6 De inhoudelijke focus van Telos In lijn met de conclusies uit de interne en externe evaluatie zal het werk van Telos de komende jaren worden gekenmerkt door een sterkere inhoudelijke focus en een meer op output gestuurde organisatie en werkwijze. Telos moet verder werken aan het versterken van reputatie en continuïteit door het produceren van hoogwaardige strategische kennis op een beperkt aantal terreinen en door taken en middelen beter met elkaar in overeenstemming te brengen. Het meerjarig werkprogramma concentreert zich op een aantal kennisdomeinen: 1. Conceptuele en methodologische verdieping van het Driekapitalenmodel en de ontwikkeling van instrumenten om duurzaamheid integraal te meten. Dit omvat de oplossing van een aantal knelpunten en problemen, die naar voren zijn gekomen bij de ontwikkeling van de duurzaamheidbalansen van Noord-Brabant (2001 en 2002), Zeeland, Limburg, Flevoland en Eindhoven. Daarnaast 8 2. 3. 4. 5. wordt aandacht besteed aan de verdere ontwikkeling van duurzaamheidverkenners, risicoanalyses, multi-level analyses, scenario’s en duurzaamheid effect rapportages. Duurzame Plattelandsontwikkeling. Voortbouwend op de studies die zijn verricht in het kader van het Reconstructieproces wordt aandacht besteed aan verduurzaming van landbouw en plattelandsontwikkeling en aan de veranderingsprocessen, die bijdragen tot verduurzaming. Daarbij kan gebruik worden gemaakt maakt van expertise en capaciteit van het aan Telos gelieerde Kenniscentrum Integrale Plattelandsontwikkeling i.o. en van het onderzoek in het kader van het ICES-KIS programma Transities Duurzame Landbouw. Ontkoppeling: een duurzaam gebruik van ruimte, energie, grondstoffen en water. De ontkoppeling van economische groei en ecologische ontwikkeling is en blijft een belangrijk thema in Brabant. Hierbij kan een verbinding worden gelegd met de resultaten van de Strategische Agenda, het Projectbureau Energie 2050, Brabant Elan en de uitwerking van de lagenbenadering uit het streekplan 2002. De studie over Moerdijkse Hoek en het themaboek 2003 kunnen worden beschouwd als voorstudies op dit terrein. Er zal in dit kader aandacht worden besteed aan vraagstukken van ‘governance’ en maatschappelijk verantwoord ondernemen. De vermaatschappelijking van duurzaamheid. Binnen dit domein staan twee aspecten centraal: sociale duurzaamheid en de rol van burgerconsumenten. Het is zowel vanuit maatschappelijk als vanuit wetenschappelijk oogpunt noodzakelijk om speciale aandacht te schenken aan structurele sociale en culturele veranderingen en innovaties in Brabant, in relatie tot economische en tijdruimtelijke ontwikkelingen. In onze studies naar het sociaal-culturele kapitaal zijn er verschillende knelpunten en opgaven gesignaleerd op het terrein van solidariteit, sociale cohesie, culturele diversiteit, participatie, veiligheid, gezondheid, etc. Daarnaast is het van belang om de maatschappelijke waardering van duurzaamheid door burgerconsumenten en initiatieven vanuit de civil society meer aandacht te geven. Bewustwording en communicatie zijn daarbij belangrijke instrumenten. Vrije ruimte. Een beperkte ruimte blijft beschikbaar voor het kunnen honoreren van externe verzoeken, die thema’s betreffen buiten de centrale kennisdomeinen. Deze verzoeken zullen worden gehonoreerd indien ze 9 passen binnen de kerntaken van Telos en bijdragen aan de doelstellingen van Telos. In het volgende hoofdstuk zijn deze kennisdomeinen nader uitgewerkt. 10 3 Kennisdomeinen Zoals het schema in paragraaf 2.5 duidelijk maakt is het onderscheid tussen kennisdomeinen analytisch; in de praktijk is er sprake van diverse overlappingen en raakvlakken. De indeling van projecten aan kennisdomeinen is daarmee soms ook arbitrair. Bij de bespreking van de afzonderlijke domeinen worden die raakvlakken besproken. De indeling van dit hoofdstuk is als volgt: 3.1. Concepten en methoden. 3.2 Duurzame plattelandsontwikkeling. 3.3 Samenleving en burger. 3.4 Ontkoppeling. 3.1 Concepten en methoden Duurzaamheid als methode Ontwikkeling impliceert verandering, zo het al niet een synoniem ervan is. Duurzaamheid is een daar aan gestelde voorwaarde. Dat kan een natuurlijk - fysiek - noodzakelijke voorwaarde zijn, een economische of een sociaal wenselijke. Men kan zelfs stellen dat er nauwelijks - en volgens sommigen zelfs geen - fysiek noodzakelijke en zeker geen economische voorwaarden bestaan die in laatste instantie niet zijn te herleiden of herleid moeten worden tot sociaal wenselijke en omgekeerd dat sociaal wenselijke voorwaarden altijd moeten voldoen aan fysieke en economische randvoorwaarden. Deze constatering houdt in dat de drie kapitalen binnen duurzaamheid zoals die door Telos worden gehanteerd, te weten het ecologische, economische en sociaal-culturele kapitaal, elkaar veronderstellen en voortdurend naar elkaar verwijzen. Het onderscheid ertussen verwijst niet naar een in de werkelijkheid bestaand of daar aan te leggen onderscheid. Anders gezegd de in theorie onderscheiden kapitalen, bestaan als zodanig niet in de werkelijkheid, 11 het zijn werkhypotheses. In het verlengde daarvan geldt dat ook voor de invulling van de kapitalen. Dit op het eerste gezicht wellicht academisch onderscheid heeft vergaande gevolgen voor de wijze waarop methodisch met de drie kapitalen moet worden omgegaan. Duurzaamheid is geen toestand, geen kapitaal, maar een relatie: binnen en vooral tussen de kapitalen. Een eerste consequentie is dat duurzaamheid niet per afzonderlijk kapitaal kan worden gedefinieerd. Een tweede consequentie is dat bij de invulling van de afzonderlijke kapitalen verwezen moet kunnen worden naar de andere kapitalen. Een derde consequentie is dat die invullingen vanuit het perspectief van duurzaamheid het meest relevant zijn die een koppeling leggen met andere kapitalen. Duurzaamheid is daarmee een normatief begrip. Die normering is integraal, maar niet eenduidig, universeel en tijdloos. Ze verwijst naar het streven een balans aan te brengen tussen behoeften en rechten van mensen en de fysieke, sociale en economische mogelijkheden om dat te realiseren, hier en nu maar ook elders en in de toekomst, in een wereld waar niet alleen mensen leven. De invulling is daarmee zowel relationeel als sterk variabel, in de ruimte en de tijd. Het Telosprogramma Binnen het kennisdomein concepten en methoden concentreert Telos zich de komende jaren op : 1. Conceptuele en methodische ontwikkeling van de duurzaamheidbalans. 2. Transitiemanagement en onderzoek. Ad1) Conceptuele en methodische ontwikkeling van de duurzaamheidbalans Telos heeft in zijn streven om aan het begrip duurzaamheid een concrete invulling te geven voor de provincie Brabant de afgelopen jaren vele vorderingen gemaakt. Het meest duidelijke voorbeeld daarvan zijn de twee door Telos in 2001 en 2002 gepubliceerde Brabantse duurzaamheidbalansen; in 2006 zal opnieuw een provinciale duurzaamheidbalans verschijnen. Daarnaast wordt begin 2004 gewerkt aan de afronding van een duurzaamheidbalans voor de stad Eindhoven. Tijdens het proces kwamen echter ook een aantal conceptuele en methodische knelpunten met betrekking tot het concept 12 duurzaamheidbalans naar voren. Hieronder worden de geconstateerde knelpunten nader omschreven. Het is de bedoeling deze knelpunten de komende jaren systematisch onder de loep te nemen.. Daartoe zijn in het werkplan projecten geformuleerd rond de theoretische onderbouwing van respectievelijk het economisch en het sociale kapitaal. Normatieve knelpunten In hoeverre moeten de drie kapitalen altijd in balans zijn ten opzichte van elkaar. Leidt dit streven er bovendien niet toe dat het ecologisch kapitaal in de praktijk ondergeschikt wordt aan de andere twee? In hoeverre kan vanuit het perspectief van duurzaamheid een soort ‘rode contour’ om Brabant heen worden getrokken? Waar moeten de normen waaraan eisen en indicatoren ten aanzien van duurzaamheid van worden afgeleid – autoriteit, kennis, consensus, meerderheid, mengvorm of op worden gebaseerd en wat voor vorm moet eraan worden gegeven? Hoe moeten kwalitatief verschillende normen op elkaar worden afgestemd? Dit is meer dan een meetprobleem, het gaat er aan vooraf. Zijn de duurzaamheidbalansen middel of doel? Conceptuele problemen De kapitalen zijn nu nog sterk los van elkaar gedefinieerd en vorm gegeven. De verbondenheid tussen de kapitalen moet duidelijk worden in de definitie en basisconcepten. De definiëring van de kapitalen moet structureler. De theoretische invulling van met name het economische kapitaal behoeft nadere uitwerking. In meer algemene zin geldt dat de invulling minder conjunctuur- en context- of schaalgevoelig moet worden gemaakt. Daarnaast speelt het probleem van de afstemming tussen productie en consumptie en de ruimtelijke schaal waarnaar gekeken moet worden. Het duiden van kapitalen op basis van voorraden, hoe nuttig ook voor de monitoring, ontneemt teveel het zicht op het intrinsiek procesmatige en vloeiende en onderling verween karakter ervan (zie ook onder meetproblemen) Op voorraadniveau moet het probleem van exclusiviteit versus uitsluiting worden opgeheven. Sommige voorraden horen in meerdere kapitalen thuis, zoals werk en grondstoffen. Daarmee kan een deel van de afwenteling tussen kapitalen al zichtbaar gemaakt worden. 13 Op voorraadniveau moet in tegenstelling tot het kapitaalniveau juist wel ruimte worden geboden voor een meer conjuncturele invulling. In hoeverre zijn de nu gedefinieerde eisen, indicatoren en voorraden dekkend, meetbaar en onderling aanvullend en vergelijkbaar. Het probleem van ruimtelijke afwenteling is onvoldoende geconceptualiseerd en geïntegreerd. Meetproblemen Wat wordt nu precies op het niveau van kapitalen gemeten. Kan dat via voorraden en zo ja zijn dat eenheden of stromen (stocks of flows)? Moet er geen tussenniveau komen tussen eisen en indicatoren? Wat wordt precies op het niveau van voorraden gemeten en wat ontbreekt? Wat, hoe en waar kan of moet kwalitatief dan wel kwantitatief gemeten worden. Hoe worden beide invalshoeken verbonden? Wat voor data zijn daarvoor nodig. Wordt die informatie wel aangeleverd en zo ja hoe en wat is de kwaliteit ervan; en hoe kan verschillende informatie worden gekoppeld (hoeveelheid, kwaliteit, oorsprong, onderlinge afstemming) Wat is de insteek als we meten. Kijken we naar ruimte, thema of sector; en welke schaal houden we daarbij aan. De keuze heeft ook grote implicaties voor de mogelijkheid en de aard van sturing. Op schaalniveau het verschil tussen nationaal, regionaal, lokaal (en internationaal) en de noodzaak die schalen wel naar elkaar te vertalen. Op themaniveau en sectorniveau het probleem dat thema’s en sectoren zich veelal niet houden aan bovengenoemde schaalniveaus. Een ketenbenadering van bijvoorbeeld de intensieve veehouderij heeft locale maar ook Brabant ver overstijgende internationale implicaties. Interactieproblemen - Hoe verlopen de interacties tussen de porcessen, stromen of voorraden binnen een kapitaal? - Hoe verlopen de interacties tussen de kapitalen? - Op het niveau van de kapitalen (conceptueel). - Op het niveau van de porcessen, stromen of eenheden (transities). Transactieproblemen 14 - - In hoeverre mag de groei van het ene kapitaal nu wel of niet ten koste gaan van het andere, in de werkelijke tijd en ruimte? In hoeverre mag de groei van de ene voorraad ten koste gaan van die van een andere, binnen een kapitaal? Ad 2) Transitiemanagement en onderzoek De hiervoor genoemde knelpunten hebben betrekking op het monitoren van duurzaamheid van een bepaalde situatie. Sommige reiken echter verder. Ze raken aan vragen die betrekking hebben op het vraagstuk van sturen op basis van duurzaamheid en op de stappen die genomen moeten worden om instrumenten en concepten te ontwikkelen, inzetbaar voor het beheren van transitieprocessen richting duurzaamheid. Het gaat dan in de eerste plaats om het ontwikkelen van indicatoren voor het beantwoorden van de vraag waartoe, waarom, waarbinnen en wat niet. Die indicatoren moeten bruikbaar zijn voor verschillende in elkaar grijpende schalen en domeinen. Transitie en transitiemanagement zijn onderwerpen die voor Telos de komende periode vooral in de context van plattelandsontwikkeling worden bestudeerd. Voor een nadere bespreking van de plannen verwijzen we naar paragraaf 3.2. Inhoudelijk is Telos betrokken bij een tweetal ICES-KISaanvragen op het terrein van transities: KSI en TDL. Ter voorbereiding op participatie vanuit Telos is, met financiële steun van de provincie Noord-Brabant onderzoeksprogramma Transities naar een Duurzame Brabantse Samenleving (Elzen, 2002) opgesteld. Het Kennisnetwerk Systeeminnovaties KSI, waarvan ook Telos deel uitmaakt, richt zich op de bestudering van structurele maatschappelijke veranderingsprocessen of transities, die noodzakelijk zijn om tot een meer duurzame samenleving te kunnen komen. Het programma Transities Duurzame Landbouw TDL richt zich op innovaties in de agrarische bedrijfsvoering, ketens en plattelandsontwikkeling. In november 2003 is het besluit genomen om beide programma’s positief te beoordelen, mits gekomen wordt tot een vruchtbare samenwerking tussen KSI, TDL en Transities Duurzame Mobiliteit (Transumo). Inmiddels is een nieuwe beoordelingsprocedure door de Commissie van Wijzen afgerond. Naar verwachting zal eind maart 2004 het kabinet besluiten over de definitieve toekenning van financiële middelen, die aangevuld moeten worden met een gelijkwaardige bijdrage vanuit het bedrijfsleven en de kennisinstellingen. 15 Het KSI-programma kent drie hoofdlijnen, ‘één historische, die transities vanuit een lange termijn onderzoekt, één toekomstgeoriënteerde, die zich richt op actuele en vanuit duurzaamheidperspectief wenselijke transities en één lijn, die naar de mogelijkheden kijkt om dergelijke processen te beïnvloeden en, tot op zekere hoogte, te sturen. De TU/e is verantwoordelijk voor de eerste lijn en participeert samen met Telos in de derde lijn. Inmiddels zijn een aantal concrete onderzoeksvoorstellen geschreven, o.a. op het gebied van Strategisch Niche Management. Daarbij gaat het om ‘slim’ experimenteren met nieuwe, vanuit duurzaamheids oogpunt veelbelovende, maar kwetsbare innovaties. In het TDL-programma worden drie innovatiestrategieën onderscheiden: Vitale Clusters, Plattelandsontwikkeling en Ketenvorming. Het daarin opgenomen Integraal Project De Peel, bouwt voort op het werk van Telos uit de periode 1999-2003 en vormt een goede proeftuin voor zowel wetenschappelijk als beleidsgericht onderzoek. Dit project is ook aangewezen als een van de verbindingsprojecten tussen KSI en TDL tussen. De deelname vanuit Telos aan KSI en TDL is een uitgelezen mogelijkheid om de wetenschappelijke samenwerking tussen TU/e en UvT te intensiveren. 3.2 Duurzame plattelandsontwikkeling Het platteland is in beweging Op het platteland is een geleidelijke, maar ingrijpende ontwikkeling gaande. De traditioneel belangrijke functie van voedselproductie maakt steeds meer plaats voor wonen, werken, natuur en recreatie. Het proces van schaalvergroting en rationalisatie in de landbouw lijkt nog niet ten einde. De toenemende zorg voor milieu en dierenwelzijn vergroten de druk op de sector. Het gevolg is dat de landbouw in sommige gebieden niet meer de dominante economische kracht is. Dit wordt zichtbaar in de verandering van het landschap. Maar ook in sociaal-culturele zin heeft het gevolgen. De sociale samenhang en culturele identiteit van plattelandsgemeenschappen veranderen. De wijzigingen in de wijze van samenleven op het platteland hebben overigens niet alleen met de veranderingen in de landbouw te maken, maar passen in bredere trends van individualisering en globalisering. Over de richting waarin het platteland zich zal ontwikkelen bestaan vele opvattingen. In het meeste negatieve scenario blijft er van het platteland zoals wij dat nu kennen in 2050 niet veel meer over. In positieve scenario’s is er 16 sprake van een vernieuwd platteland waar natuur, bedrijvigheid, recreatie en wonen in balans met elkaar zijn. Naast deze te verwachten ontwikkelingen is er ook sprake van een erfenis uit het verleden. Zo heeft de ongeperkte uitbreiding van de intensieve veehouderij er toe geleid dat dierziekten zich gemakkelijk kunnen verspreiden. Ook de verzuring en geurhinder zijn een gevolg van de uitbreiding van de intensieve veeteelt. Andere bedrijfsmatige activiteiten in het landelijke gebied zoals autosloop, opslagplaatsen, tankstations en defensieterreinen hebben door het ontbreken van goede bodembeschermende voorzieningen, ertoe geleid dat het grondwater vervuild is. Door bouwactiviteiten in het verleden is het landschap steeds rommeliger geworden. Het richting geven aan duurzame plattelandsontwikkeling vraagt van overheid, markt en maatschappelijke organisaties dat zij gezamenlijk afwegingen maken tussen sociaalculturele, ecologische en economische belangen. Het maken van die afweging is vanwege de dynamiek, de meerdere schaalniveaus die in het spel zijn, de lange tijdshorizon en de grote onzekerheden, een complex proces. In de optiek van Telos is dit niet een eenmalige afweging aan het begin van een beleidsvormingsproces, maar gelet op de onvoorspelbaarheid van toekomstige ontwikkelingen moet het een permanent afwegingsproces zijn. Een proces dat een hoge mate van reflexiviteit kent. Het Telosprogramma Het onderzoek naar duurzame plattelandsontwikkeling richt zich op een drietal invalshoeken die sturend zijn voor het werkprogramma: 1. Duurzaamheid. 2. Transitiemanagement en platteland. 3. Nieuwe verbanden in de ‘civil society’. Ad 1) Duurzaamheid Het vertrekpunt van ons onderzoek naar het platteland vormt het driekapitalen model van Telos. Op het platteland zien we de volgende problemen ten aanzien van duurzaamheid: - Gebrek aan samenhang tussen de ecologische, economische en sociaal-culturele kapitaal. Een voorbeeld daarvan is de een nadruk op economische ontwikkeling ten koste van leefbaarheid en plattelandswaarden (rust, ruimte, openheid, natuur- en landschapswaarden. 17 - - Afwenteling in tijd. Lange termijn processen zoals klimaatverandering, veranderingen op het gebied van water en ecologische processen vergen een andere dynamiek en een ander type interventies dan korte termijn processen op het gebied van consumptie of bedrijvigheid. Afwenteling in de ruimte. Ontwikkeling van de landbouw die geen rekening houdt met ‘trade-offs’ naar ontwikkelingslanden of het gebiedsoverschrijdende milieu problemen is niet duurzaam. Telos richt haar aandacht de komende jaren op de volgende thema’s, kennisvragen en projecten. Monitoring, indicatoren en instrumenten Afgelopen jaren heeft Telos aan de hand van De Peel het driekapitalenmodel op het platteland toegepast. Daarmee is duurzaamheid geconcretiseerd in termen van voorraden en eisen. Uitdaging voor de komende jaren is de verdere ontwikkeling van het model in indicatoren en instrumenten binnen verschillende projecten. In de Peel zal het ontwikkelde model worden getoetst aan de visies van de verschillende partijen en de basis vormen voor monitoring van het gebied, in 2004 zal het reconstructieplan getoetst worden op haar bijdrage aan de duurzame ontwikkeling op het platteland. Het is een eerste proeve van een instrument voor Duurzame Effect Rapportage. Visie op duurzaamheid Een punt van aandacht voor de komende jaren strategische visievorming ten aanzien van landbouw en platteland uitgaande van een evenwichtige balans tussen de drie kapitalen. Om bovengenoemde afwegingen te kunnen maken zullen partijen een beeld moeten hebben van de spanningen en uitwisseling tussen de kapitalen. De vraag is wat voor landbouw en platteland in de toekomst mogelijk en gewenst zijn, uitgaande van een grote, permanente onzekerheid? Eén van de vragen is wat de toekomstige gevolgen voor het gebied zijn van de veranderende concurrentie verhoudingen en veranderingen in de productieketens binnen de intensieve veehouderij. Gezien de veranderingen in het 18 Gemeenschappelijk Landbouw Beleid wordt in het akkerbouwgebied van West-Brabant de vraag prangender wat de visie is op het gewenste toekomstige grondgebruik. Een voorwaarde voor gezamenlijke visievorming is benutting van kennis en het ontwikkelen van competenties. In 2004 wordt (mogelijk) op verzoek van de provincie Noord-Brabant onder regie van het Kenniscentrum Integrale Plattelandsontwikkeling een training (in de vorm van een gezamenlijk leerproces) over ‘transitie duurzame landbouw (en platteland)’ georganiseerd met als doel te komen tot een checklist/toetsingskader voor duurzame ontwikkeling. Ruimtelijke duurzaamheid en omgevingskwaliteit Ons uitgangspunt is dat duurzame plattelandsontwikkeling niet alleen wordt gestuurd vanuit de ruimtelijke ordening, maar dat het wel een belangrijk aandachtspunt is. Het gaat daarbij niet alleen om de kwantiteit van de ruimte maar ook om de kwaliteit van de ruimte. Hoe kunnen ruimtelijke ontwikkelingen en economische activiteiten zo worden begeleid dat dit niet ten koste gaat van de ruimtelijke kwaliteit? Hoe kan daarbij recht gedaan worden aan stedelijke eisen én plattelandswaarden? Recent ontwikkelde concepten van transitiemanagement en ontwikkelingsplanologie bieden interessante aanknopingspunten. Gezien de verwachte verschuivingen in functies op het platteland zou de discussie over grondgebruik en landgebruik en in het verlengde daarvan landeigendom en inrichting, fundamenteel opnieuw moeten worden doordacht. Van wie is het platteland eigenlijk (eigendom en identiteit en de relatie daartussen) en op basis van welke overwegingen (waar moet het naar toe)? In 2004 wordt in het project ruimtelijke ordening Asten gezocht naar nieuwe ruimtelijke concepten, instrumenten en duurzaamheidindicatoren die bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving en stad-land relaties versterken. Daarnaast zal in 2004 een begin worden gemaakt met uitwerking van het onderzoeksthema zelforganisatie en nieuwe verbanden in relatie tot omgevingskwaliteit. Dit onderzoek wordt waarschijnlijk ingebed in het Onderzoeksprogramma Transitie Duurzame Landbouw. 19 Ad 2) Transitiemanagement en platteland Op het platteland doen zich vraagstukken voor met een hoge mate van complexiteit, toenemende omgevingsdynamiek die omgeven zijn door tal van onzekerheden en mede daardoor weinig stuurbaar zijn. Het aanpakken van zulke vraagstukken vraagt om fundamentele veranderingen in ons denken en handelen. Zulke ingrijpende vernieuwingen worden gezien als transities. Een transitie is een structurele maatschappelijke verandering die het resultaat is van op elkaar inwerkende en elkaar versterkende ontwikkelingen op het gebied van technologie, cultuur, technologie, instituties en natuur & milieu. Het begeleiden van transities betekent een volgende werkwijze: Multi-level. Plattelandsontwikkeling wordt bezien vanuit verschillende schaalniveaus, vanuit het regionale perspectief Brabant wordt de betekenis van internationale ontwikkelingen ingeschat (WTO, klimaatverandering, EUbeleid) en de mogelijkheden van lokale en regionale innovaties benut. Centraal staat de ontwikkeling van gebiedsgerichte processen, competenties en methodieken die deze niveaus verbinden. Multi-actor. Transitie kan onvoldoende worden gerealiseerd binnen de traditionele setting van belangengroepen. Vermaatschappelijking van plattelandsontwikkeling betekent het benutten van de zelforganiserende krachten op het platteland en het betrekken van nieuwe actoren en netwerken. Lange termijn. De timing en agendasetting van politieke en bestuurlijke processen staat vaak op gespannen voet met sociale en economische veranderprocessen (vergrijzing, individualisering, mondialisering) op het platteland en met ecologische processen(natuur, water, milieu). De vraag is hoe timing en tijdsaspecten in deze verschillende domeinen met elkaar kunnen worden verbonden. Risico’s en onzekerheden. In toenemende mate hebben we te maken met risico’s en onzekerheid. Regionale ontwikkeling is steeds meer verweven met mondiale ontwikkelingen. Dit brengt nieuwe risico’s met zich mee. Ondanks technologische ontwikkelingen doen zich crises voor zoals voedselschandalen en dierziekten. Nieuwe ontwikkelingen, bijvoorbeeld op het gebied van genetische manipulatie, kunnen deels onverwachte effecten met zich meebrengen. Ook het effect van beleidsmaatregelen op gedrag en burgers is in toenemende mate onvoorspelbaar. Burgers reageren op crises en risico’s door risicomijdend koopgedrag en 20 handelen. Dit vraagt om transitiemanagement dat rekening houdt met risico’s en onzekerheid. Om duurzame plattelandsontwikkeling op gebiedsniveau handen en voeten te geven is transitiemanagement een goede kapstok. Het is geen eenvoudige aanpak, er zijn nog vele vragen onbeantwoord en er zijn veel belangen in het geding. Het is belangrijk te benadrukken dat het bij transitiemanagement om een aantrekkelijk en kansrijk perspectief gaat, maar dat de waarde in praktijk nog moet worden bewezen. In het onderzoek zal dan ook nadrukkelijk gekeken worden naar de effectiviteit daarvan. Telos richt zich daarbij met name op de volgende thema’s, projecten en vragen: 21 Beleid en gebiedsprocessen Een op consensus gericht gebiedsproces is geen garantie voor kwaliteit. Omstreden ideeën, concepten en maatregelen kunnen daarbij onvoldoende aan bod komen. Vragen die daarbij spelen zijn: Hoe kan creativiteit worden ingebouwd in het gebiedsgerichte proces? Hoe kan de rijks- en provinciale overheid haar rol zo invullen dat ook anderen, bijvoorbeeld gemeenten en ondernemers, kwaliteit realiseren? Plannen worden bovendien snel achterhaald door actuele ontwikkeling, waardoor partijen afhaken. Hoe kan het proces voldoende inspelen op de actualiteit zonder de lange termijn doelen uit het oog te verliezen? Geschikte onderzoeksmethoden zijn analyse van succes- en faalfactoren, vergelijkend onderzoek (plattelandsvernieuwing versus stadsvernieuwing) en historisch-verklarend onderzoek. Als casus staat daarbij het reconstructieproces centraal. In 2004 wordt het reconstructieproces in de Peel geanalyseerd. Telos participeert daarnaast in het IPOproject Sturing duurzame ontwikkeling dat gericht is op het uitwisselen van leerervaringen tussen provincies. Een concrete casus daarbinnen is de rol van gebiedsmakelaars. In een meerjarig promotieonderzoek dat in 2004 wordt gestart staat de rol van kennis binnen gebieds- en besluitvormingsprocessen centraal (kennismanagement in interorganisationele netwerken). Stad-land relaties De stad heeft een toenemende invloed op het platteland, niet alleen fysiek, maar ook economisch, sociaal en cultureel en ecologisch. Het platteland herbergt waarden (rust, openheid, natuur en landschap) en is daarmee aantrekkelijk voor de stedeling om te wonen, werken of te recreëren. Het platteland is echter meer dan een contramal van de stad. Er is sprake van een toenemende verwevenheid van stad en land. Er zijn nog veel mythes en misverstanden op het gebied van stad-land relaties. Het in beeld brengen van ‘mythes en realiteiten’ op dit terrein rekent Telos tot haar taak. De vraag is hoe de stad en burgers meer betrokken kunnen worden bij (het debat over) plattelandsontwikkeling, hoe de kennis van betrokkenen vergroot kan worden en hoe de stad kan dragen aan de vitalisering van het platteland. Daarbij is het wenselijk aan te sluiten bij concrete projecten en initiatieven (Groene Mal/Haverleij, Brabant stad). Telos zal (onder voorbehoud van Europese goedkeuring) participeren in het Interreg-III project ‘Lifescape: your 22 landscape’. Dit internationale project is erop gericht om de samenleving van stad en samenleving dichter bij elkaar te brengen, de identiteit van gebieden te vermarkten en te komen tot privaatpublieke samenwerking. Internationale uitwisseling van ervaringen is een belangrijke activiteit binnen het project. Bedrijvigheid, ondernemers en ketens Ondernemers staan voor de opgave om op duurzame wijze in te spelen op wensen van burgerconsumenten, maar hebben te maken met toenemende onzekerheden. De vraag is hoe plattelandsondernemingen levensvatbaar worden en blijven. Wat voor eisen stelt dit aan hun innovatief vermogen en aan de context waarbinnen ze opereren? Er is onder meer behoefte aan het beter benutten van bestaande kennis en het versterken van competenties van ondernemers. Het boek dat Telos in 2004 uitbrengt over duurzame consumptie analyseert niet alleen gedragspraktijken van consumenten, maar laat zien en hoe die zich verhouden tot strategieën van bedrijven. Ad 3) Nieuwe verbanden in de ‘civil society’ De ‘civil society’ of burgergemeenschap verandert als een gevolg van allerlei ontwikkelingen en trends zoals individualisering, vergrijzing, multi-culturalisering en ruimtelijke ontwikkelingen. Zo wijzigt de sociale samenhang van plattelandsgemeenten als gevolg van wegtrekkende jongeren en nieuwvestiging van stedelingen. Maar ook de levensopvatting van mensen verandert. De belangstelling voor vrijwilligerswerk neemt af. In een aantal plattelandsdorpen neemt het voorzieningenniveau af, waardoor de leefbaarheid onder druk komt te staan. Oude zekerheden en verbanden, in de vorm van familie(bedrijven), kerk, belangengroepen en agrarische gemeenschappen, boeten in aan betekenis. Bij de analyse van sociale netwerken, dient onderscheid gemaakt te worden in de verschillende belangen, rollen en posities van mensen als consument, producent, recreant of bewoner van het platteland. Zo heeft de burger als bewoner behoefte aan een aantrekkelijke woonomgeving en ruimte rond het huis, wat op gespannen voet kan staan met recreatiewensen (rust, ruimte, natuur en landschap). Verschillende groepen recreanten (ouderen, jongeren, allochtonen) willen het platteland op uiteenlopende wijze beleven, wat leidt tot een vraag naar 23 faciliteiten, van wandel- en fietspaden, tot pretparken en van campings tot struinnatuur. Telos richt zich de komende jaren op de volgende thema’s, vragen en projecten. Beleving, sociale vitaliteit en empowerment Oude verbanden tussen mensen op het gebied van gezin, werk, kerk en school zijn minder vanzelfsprekend geworden. Ondernemers ervaren een toenemende onzekerheid als gevolg van economische factoren, crises (zoals dierziekten), en sociale veranderingen binnen plattelandsgemeenschappen. Reacties daarop variëren van optimisme met energie en creativiteit tot pessimisme, wantrouwen en zelfs afkeer en sociaal isolement. Tegelijk zien we initiatieven tot allerlei vormen van plattelandsvernieuwing, gestart vanuit zowel economische als sociale motieven. Veel individuele initiatieven, maar hier en daar worden ook de krachten gebundeld: men richt diverse nieuwe organisaties op. Hoe staat het met de sociale vitaliteit bij ondernemers? Is die sterker dan het bij de pakken neerzitten? Hoe beleven en hanteren ondernemers die toegenomen onzekerheid? Waar hangt de psychologische veerkracht van af? Wat brengt groepen tot samenwerking en vernieuwing? Welke nieuwe organisaties zoeken samenwerking? Op welke wijze kan empowerment worden bevorderd? Deze vragen staan centraal in een onderzoeksvoorstel dat Telos in samenwerking met Vabene en ETC heeft geformuleerd naar aanleiding van vragen van de Maatschappij van Welstand en de ZLTO. Zelforganisatie en nieuwe verbanden Een paternalistische overheid wordt steeds minder geaccepteerd, terwijl het zelforganiserend vermogen van de lokale en regionale gemeenschap toeneemt. Deze trend uit zich in de opkomst van coöperaties, plaatselijke belangengroepen, agrarische natuurverenigingen, lokale ondernemersnetwerken, lokale producent-consument verbanden en vormen van publiekprivate samenwerking die zich richten op een breed scala aan onderwerpen. Er ontstaan vormen van zelforganisatie, nieuwe netwerken en vormen van samenwerking tussen bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties en tussen producenten en consumenten. De vraag is wat de mechanismen zijn achter deze nieuwe uitingsvormen en welke impact ze hebben op duurzaamheid en het sociale weefsel op het platteland. 24 Het in 2004 gestarte onderzoeksthema zelforganisatie en nieuwe verbanden in relatie tot omgevingskwaliteit zal naar verwachting worden ingebed in het Programma Transitie Duurzame Landbouw. 3.3 Samenleving en burger De maatschappelijke verankering van duurzaamheid Duurzaamheid dient in onze samenleving in toenemende mate als richtsnoer voor verantwoord handelen. Het ecologische domein heeft een volwaardige plaats gekregen naast het economische en sociale domein en moet daarmee in evenwicht moet worden gebracht. Bovendien zijn er steeds meer personen, instanties, organisaties, belangen en voorkeuren waar tegelijkertijd rekening mee moet worden gehouden. Deze opvatting van duurzaamheid strookt met de visie van Telos op duurzaamheid. Volgens Telos is duurzame ontwikkeling het maatschappelijk streven naar het in evenwicht optimaliseren van ecologische, economische en sociaal-culturele ontwikkelingen binnen een bepaalde regio. Dit streven heeft op het eerste gezicht wellicht geringe accentverschuivingen, maar heeft bij nadere beschouwing verregaande gevolgen voor zowel overheid, marktpartijen als het individu (de burger) en het maatschappelijke middenveld en daarmee de samenleving als geheel. Ze vereisen nieuwe arrangementen - afspraken tussen de relevante betrokkenen: actoren/stakeholders - en daarmee nieuwe regels, procedures, instituties, organisaties en routines. Dit proces wordt versterkt door andere tendensen en ontwikkelingen, zoals de globalisering en individualisering. Globalisering leidt ertoe dat ontwikkelingen in het ene deel van de wereld ontwikkelingen elders vergaand kunnen beïnvloeden, vaak zelfs vrijwel meteen. Steeds meer processen raken verweven, over een steeds groter ruimte. Een zelfde proces kan zich op meerdere plaatsen gelijktijdig voordoen, terwijl zich op een plaats meerdere processen tegelijkertijd kunnen afspelen. De globalisering heeft een grote invloed op de rol van de nationale en lokale overheid. De greep op ontwikkelingen in de eigen omgeving wordt kleiner evenals het inzicht wat er aan de hand is, terwijl, zoals gezegd, lokale ontwikkelingen een wereldwijd effect kunnen hebben. Genoemde contractie van tijd en ruimte leidt tot het uitdijen van de hoeveelheid informatie nodig om een situatie te doorgronden en de noodzaak die informatie steeds sneller te verwerken. Samenwerking met andere overheden en supranationale en buitennationale en lokale 25 organisaties - inclusief bedrijven - wordt op steeds meer terreinen noodzakelijk, vaak op basis van principes van gelijkwaardigheid (processturing en sturing op afstand) en subsidiariteit (zelfsturing waar mogelijk). Het leidt er ook toe dat het proces van individualisering, toch al een van de kernaspecten van de moderniteit, verder wordt versterkt. Genoemde ontwikkelingen geven het individu meer keuzemogelijkheden. Het individu wordt echter ook steeds meer geconfronteerd met de noodzaak om keuzes te maken en te deze te verantwoorden. Dit is zichtbaar op de meest uiteenlopende gebieden, zoals veiligheid, wonen, onderwijs, gezondheid, sociale zekerheid, milieu en werk. Dat proces vertaalt zich in de noodzaak steeds meer en steeds sneller informatie te vergaren en verwerken. Het vertaalt zich ook in de inrichting en organisatie van allerlei ondersteunende instituties, van nationale overheden via consumptieorganisaties, natuurorganisaties, vakbonden, supermarktketens tot lokale overheden. Het zijn maar voorbeelden. Ze geven echter aan dat het individu meer kan en moet kiezen, daarvoor steeds meer middelen krijgt en moet inzetten en steeds meer verantwoordelijk gehouden wordt voor zijn of haar keus. Binnen dit proces past het begrip vermaatschappelijking van de duurzaamheid. Het begrip staat voor het vergroten van het maatschappelijke draagvlak voor duurzaamheid. In de klassieke benadering gebeurt dit door informatiecampagnes gericht op het beïnvloeden van de publieke opinie. Volgens Telos is het essentieel om een actief draagvlak voor duurzaamheid te realiseren, door het oor in de samenleving te luisteren te leggen en in samenspraak de ambitie en capaciteit in de samenleving om te streven naar duurzaamheid te versterken. Vermaatschappelijking heeft verband met transitiemanagement, een ander centraal thema in het werk van Telos. Transitiemanagement richt zich op maatschappelijke veranderingsprocessen op lange termijnen de wijze waarop die zijn te sturen en te begeleiden. Om die veranderingen tot stand te laten komen moet ook het gedrag van burgers en consumenten veranderen. Vermaatschappelijking richt zich daarop. Het Telosprogramma Binnen dit kennisdomein wil Telos de komende vier jaar actief zijn, zowel om kennis op te doen als om kennis uit te dragen en door indicatoren en instrumenten op het gebied 26 van duurzaamheid te ontwikkelen binnen en voor de provincie Brabant. Er 1. 2. 3. worden drie invalshoeken gehanteerd: Sociaal-culturele veranderingen. De rol van de burgerconsument. Communicatie rond duurzaamheid. Ad 1) Sociaal-culturele veranderingen De mogelijkheden en knelpunten met betrekking tot sociaalculturele veranderingen in bredere zin in Brabant worden bekeken vanuit het perspectief van duurzaamheid. De concrete aanpak zal onder meer voortbouwen op de bevindingen zoals die zijn neergelegd in het rapport ‘referentiekader sociaal duurzame ontwikkeling, bijdrage provinciaal beleid aan een duurzaam Noord-Brabant’. In dat rapport hebben Telos en PON, in opdracht van de provincie, het bestaande en toekomstige sociaal beleid in Brabant tegen het licht gehouden, uitgaande van de eisen die Telos stelt aan een duurzame ontwikkeling. Meer specifieke, op beleidsuitvoering gerichte, analyses en invullingen binnen het sociale worden door het PON verder ter hand genomen en resulteren in 2004 o.a. in een Provinciaal Sociaal Rapport. Voor Telos vormt het ‘referentiekader sociaal duurzame ontwikkeling, bijdrage provinciaal beleid aan een duurzaam Noord-Brabant’ een basis voor verder onderzoek en debat naar de meer normatieve en integrale aspecten van het sociale domein. Daarbij wordt ook voortgebouwd op de bevindingen van recente studies van Telos. Daarin worden verschillende knelpunten en opgaven gesignaleerd ten aanzien van de verankering van duurzaamheid. Zo zijn in de duurzaamheidbalansen 2001 en 2002 rode kaarten toegekend aan een aantal van problemen die gerekend kunnen worden tot het sociale en culturele kapitaal: onderwijsdeelname, mantelzorg, veiligheid en de positie van allochtonen en armoede. Die problemen verdienen met voorrang aandacht zo concludeert de balans 2002 ‘om de kapitalen structureel te laten groeien’. Operationalisering vindt per jaar plaats van werkplannen, op basis van overleg met de partners van Telos. In 2004 zal met name het thema multiculturaliteit aandacht krijgen in een project waarin de economische dimensies van het verschijnsel migratie in Brabant nu en in de toekomst centraal staan. De positie van allochtonen, hun rol en betekenis voor onze samenleving staan in het brandpunt van het maatschappelijk debat. Het ‘referentiekader sociaal duurzame ontwikkeling, 27 bijdrage provinciaal beleid aan een duurzaam Noord-Brabant’ noemt de multiculturele samenleving ook ‘ een belangrijk aandachtspunt voor het provinciaal sociaal beleid’. Op het grensvlak van de Telos-kernthema’s ‘duurzaam platteland’ en ‘burger en samenleving’ wil Telos de komende jaren bijzondere aandacht schenken aan de dilemma’s en processen die zich aftekenen rond de vitaliteit van het Brabantse platteland. Die is gestoeld op economische activiteiten, woongenot en voorzieningen niveau, maar ook sociale cohesie, culturele identiteit, gemeenschapszin en nieuwe- sociale netwerken zijn in het geding; terwijl waarden van milieu en natuur grenzen stellen en richting geven aan de (on)mogelijkheid van alle ontwikkelingen. Welke scenario’s voor de toekomst van het Brabantse platteland zijn te ontwikkelen samen met stakeholders en hoe verhouden die scenario’s zich tot de gewenste duurzame ontwikkeling waarin economische, ecologische en sociale waarden in evenwicht blijven of komen? Duurzame dorpsontwikkeling is een pilotproject op het niveau van een dorp of dorpskern waarin Telos, in nauwe samenwerking met het PON wil zoeken naar instrumenten om het 3-kapitalenidee van Telos (T3K)te vertalen naar het concrete dorpsniveau. Bijzondere aandacht gaat ook uit naar de nieuwe verbanden die ontstaan op het platteland, zoals beschreven in paragraaf 3.2 over duurzame plattelandsontwikkeling. Ad 2) De rol van de burgerconsument De rol van de burgerconsument bij de transitie naar een duurzame Brabantse samenleving zal uitgebreid tegen het licht worden gehouden. Daarbinnen is ook speciale aandacht voor consumptie en impact die de consumptie in Brabant heeft in andere gebieden van de wereld. Of dat zal gebeuren via het concept van de ecologische mondiale voetafdruk, het concept milieugebruiksruimte of een ander verwant concept is iets wat dit jaar zal worden uitgezocht. Centraal staat de aandacht voor de vraag hoe het gedrag van de burgerconsument verder kan worden ‘verduurzaamd’ en de instrumenten die op basis van die inzichten ontwikkeld kunnen worden. Hier ligt qua duurzaamheid een grote uitdaging. Duurzaamheid moet ook hier worden opgevat als een breed begrip; aandacht voor ecologische, sociale en economische dimensies gaan samen. Het verduurzamen van de consumptie is zowel een prioriteit als een groot knelpunt. Tegelijkertijd dienen zich hier ook nieuwe mogelijkheden aan. Zo is er 28 veelbelovend recent, vernieuwend onderzoek naar relatie gedrag, aanbod en attitude. Daaruit blijkt dat de ruimte en mogelijkheden voor duurzaamheidinitiatieven en (zelf)organisatie van burgerconsumenten toenemen, dankzij scholing, nieuwe vormen van communicatie, herijking van de rol van de overheid en de toegenomen institutionalisering (verinnerlijking) van het duurzaamheiddenken bij zowel burgers, overheid als marktpartijen. De uitdaging is om die ruimte te benutten en om te zetten in duurzaam gedrag. In het themaboek 2004 van Telos zal de koppeling tussen initiatieven uit de civil society en de houding en het gedrag van de burgers in Brabant centraal staan. Tevens voorziet het Themaboek in een hoofdstuk over het beslag dat vanuit Brabant wordt gelegd op hulpbronnen en ruimte elders. De komende jaren wil Telos een aantal lijnen en analyses uit het themaboek verder uitwerken en analyseren. In een begin 2004 af te ronden studie voor het RIVM wordt invulling gegeven aan het begrip duurzaamheidbewustzijn en de kwantitatieve indicatoren om dat bewustzijn te meten. Ad 3) Communicatie rond duurzaamheid Binnen het thema ‘ burger en samenleving’ zijn beïnvloeding van gedrag en communicatie centrale doelen. Telos stelt zich de vraag hoe zij, door een optimaal communicatiebeleid, kan bijdragen aan een duurzaam Brabant. Het komende jaar wordt geïnvesteerd in de ontwikkeling van een samenhangend communicatiebeleid, daarin staat versterking van de dialoog met de “Brabantse samenleving” centraal. Telos wil zich niet beperken tot het 'aanbieden van kennis’, maar zich juist toeleggen op het bevorderen van kenniscirculatie tussen actoren. Dit kan ook betekenen het ontwikkelen van vaardigheden en competenties, zoals bijvoorbeeld door de totstandkoming van het kenniscentrum voor integrale plattelandsontwikkeling. Welke inhoudelijke inbreng verwacht men van Telos, in welke vorm moet die worden aangeboden en hoe kan Telos bijdragen aan het voortdurende maatschappelijke debat over een duurzaam Brabant? Telos wil daarbij ook aandacht schenken aan wat kan worden betiteld als vraagarticulatie. Hoe krijgen we zicht op de kennisvragen die bestaan binnen verschillende geledingen van de samenleving en welke meer algemene en fundamentele vragen naar duurzaamheid gaan schuil achter de operationele vragen in beleid van organisaties en overheid. 29 Antwoorden op die vragen geven mede richting aan de invulling van het beleid en projecten van Telos, maar geeft ook informatie over de inzet van communicatie-instrumenten. Dat kan leiden tot vernieuwing van bestaande kanalen, zoals de Telos-website, maar ook tot de ontwikkeling van nieuwe instrumenten. Het project Duurzaam Ondernemen in het MKB is een voorbeeld van de werkwijze die Telos voorstaat wanneer het gaat om communicatie en leren. Verantwoord ondernemen is pas echt verantwoord als het duurzaam is. Voor veel MKB-ondernemers is het inzicht dat dit zo is of de ambitie om dit waar te maken echter niet iets wat vanzelf spreekt. Dat geldt ook voor de meeste van hun adviseurs. Tegelijkertijd moet en zal veel van de toekomstige innovatie in Brabant gedragen worden door vertegenwoordigers van het MKB. Het doel is dan ook om in samenwerking met Syntens en de hogescholen in Brabant via doelgroeponderzoek te komen tot inzicht in de problemen en mogelijkheden voor vertegenwoordigers van het MKB met betrekking tot duurzaam ondernemen. Op basis van die inzichten kunnen vervolgens stapsgewijs concepten en instrumenten worden ontwikkeld, in samenwerking met de hogescholen en Syntens, ten behoeve van advies en ander vormen van kenniscirculatie op het terrein van duurzaam ondernemen en duurzame innovatie voor het MKB. 3.4 Ontkoppeling Duurzaamheid en ontkoppeling Zowel in nationaal als internationaal opzicht is het begrip `Duurzame Ontwikkeling' uitgangspunt van beleid geworden. Hierbij worden de volgende ecologische uitgangspunten voor duurzame ontwikkeling geformuleerd: 1. het sluiten van stofkringlopen in de keten van grondstof-productieproces-product-afval, inclusief de daarmee samenhangende emissies; 2. het besparen van energie en het inzetten van duurzame energiebronnen; 3. het bevorderen van kwaliteit (boven kwantiteit) van producten, productieprocessen, grondstoffen, afval en milieu, met als oogmerk een langere benutting van stoffen in de economische kringloop. De maatregelen om de milieubelasting op alle niveaus te reduceren strekken zich uit over de gehele levenscyclus en 30 omvatten daarom meestal verschillende productieprocessen in de productketen. Als uitgangspunt gelden hierbij indicatoren zoals beschreven in de duurzaamheidbalans. Een van de peilers van Duurzame Ontwikkeling is ontkoppeling: de milieudruk moet afnemen juist door een gezonde economische groei. Ontkoppeling wordt gedefinieerd als een stijging van de economische groei met tegelijkertijd een daling van de milieudruk. Hierbij is economische groei gedefinieerd als de procentuele toename van het bruto binnenlands product (BBP) en milieudruk als de milieubelasting die optreedt tijdens de gehele levenscyclus van materialen en producten. Tijdens elke stap in de keten van grondstof tot afval wordt het milieu belast. Deze milieubelasting wordt bepaald met behulp van zogenaamde Life Cycle Analyses (LCA), waarbij de milieubelasting van een product van de wieg tot het graf wordt vastgelegd en vertaald naar menselijke gezondheid, ecosysteem kwaliteit en uitputting van grondstoffen. Uit gegevens van RIVM blijkt dat ontkoppeling van economische groei en emissies in de periode 1985-2002 vrij aardig is gelukt, omdat ondanks de economische groei de emissies van de meeste stoffen zijn afgenomen. Die ontkoppeling geldt echter niet voor het energiegebruik. Deze is wel gestegen, maar minder meer dan het BBP in dezelfde periode. De prognoses zijn nu zodanig dat de CO2 emissies tot het jaar 2010 minder dan 1% stijgen en het BBP meer dan 2%. Volgens deze prognoses zal de gestelde emissienorm conform Kyoto Protocol in 2010 gehaald worden. Conclusie van de milieubalans is dat het terugdringen van de emissies en het invoeren van emissie-eisen aan installaties en voertuigen in Nederland gelijk op gaat met andere EU-landen. De milieudruk in Nederland is relatief hoog; de stedelijke milieukwaliteit is vergelijkbaar met die in de rest van Europa, maar de landelijke milieukwaliteit is slechter dan gemiddeld. Als gevolg van de intensieve landbouw zijn de ammoniakemissie en de NOxemissie per vierkante kilometer de hoogste van Europa. Met betrekking tot invoering van technische maatregelen is Nederland succesvol, in tegenstelling tot het beleid ter beïnvloeding van de structuur en het volume van productie en consumptie. Hierop is veel minder beleidsinspanning gericht, omdat dit veel grotere maatschappelijk gevolgen heeft. 31 Deze feiten tonen aan dat een integrale aanpak noodzakelijk is om verschuiving of afwenteling van milieudruk in plaats, tijd of (milieu-)compartiment te voorkomen. Het bereiken van ontkoppeling van economische groei en ecologische ontwikkeling is en blijft een belangrijk thema. Ontkoppeling is daarbij geen op zich staand thema maar heeft duidelijk verbanden met transitiemanagement, kennisontwikkeling, vermaatschappelijking, andere centrale thema’s in het werk van Telos. Zo richt ontkoppeling zich onder meer op de transitie naar een duurzame energievoorziening. Het beleid van de overheid is er op gericht om de CO2 emissie te ontkoppelen van de energieproductie. Het Telos-programma Op ontkoppeling wil Telos de komende vier jaar actief zijn, zowel om kennis op te doen als om kennis uit te dragen en door indicatoren en instrumenten op het gebied van duurzaamheid te ontwikkelen binnen en voor de provincie Brabant. Er worden drie invalshoeken gehanteerd: 1. Ketendenken, de verbetering van energie-efficiency en grondstoffenverbruik binnen en buiten ketens 2. Kennisdenken, verduurzaming van het innovatieproces. 3. Transitiedenken, betekenis van ontkoppeling in transitieonderzoek. Ad 1) Ketendenken Deze invalshoek bouwt voort op het fenomeen integraal ketenbeheer. Verbeteringen in een enkele geïsoleerde fase, bijvoorbeeld het productieproces, kan tot een sterke stijging van het energie- en materialenverbruik tijdens de gebruiksfase leiden, wat vanzelfsprekend ongewenst is (suboptimalisatie). Een integrale aanpak, waarbij de gehele keten betrokken wordt, kan tot grotere winst op het gebied van de energie- en grondstoffengebruik leiden dan een losstaande aanpak van de afzonderlijke onderdelen van de keten. Concreet bouwt dit thema voort op het project:“Energieefficiency in de intensieve varkenshouderij” dat in opdracht van de Provincie Noord-Brabant als casestudie verder uitgewerkt zal worden. 32 Doel van deze studie is inzicht te verkrijgen in de mogelijkheden tot energie- efficiencyverbetering in ketens waarvan een of meerdere belangrijke schakels in de provincie Noord-Brabant zijn gelokaliseerd, aan de hand van een voorbeeldstudie naar de agro-food industrie. De centrale vraagstelling concentreert zich daarbij rondom de vraag: “Welke mogelijkheid biedt een ketengerichte benadering om energie efficiëntie te bevorderen in de agrofood industrie?” Dit onderzoek sluit nauw aan bij het nieuwe programma Duurzame Ketens en Energiebesparing, dat door de ministeries van LNV en EZ in de zomer van 2003 is geïntroduceerd. Ook hier ligt de nadruk op agro-food ketens. Het programma stelt bedrijven in staat om pilootprojecten te formuleren en daarvoor subsidies te krijgen. Daarnaast is er duidelijke relatie met het transitieonderzoek in de richting van duurzaamheid, met name in de landbouwsector (TDL). Aanknopingspunten daarbij zijn de herstructurering van de huidige landbouwsector met aandacht voor de mogelijkheden van innovaties in (internationale) ketens en de milieugevolgen daarvan, van clustering van nieuwe bedrijvigheid en de regionale verankering daarvan. Telos is een van de trekkers in dit onderzoek. Het past dus uitstekend in het nieuwe onderzoeksprogramma van Telos. Verder kan het een bijdrage leveren aan de methodologie, die aan de duurzaamheidbalans ten grondslag ligt. Tot slot staat ook het onderzoek naar sturing in netwerken nog in de kinderschoenen. Dit project is dan een opstap naar een verkenning van de verschillende mogelijkheden, die in vervolgonderzoek verder kunnen worden uitgewerkt. Daarnaast wordt ook gewerkt aan een integrale benadering vanuit een ketenoverstijgende visie: duurzame gebiedsontwikkeling. Dit sluit aan bij een studie naar “Duurzame ruimtelijke ontwikkeling” in het gebied Helmond, Asten, Someren en een studie naar industrieterrein Moerdijkse Hoek. Hierbij wordt via concepten als industriële ecologie naar ketenoverstijgende ontkoppelingsvraagstukken gekeken. Dit levert o.a. normatieve kaders voor gebiedsontwikkeling. Ad 2) Kennisdenken Deze invalshoek bouwt voort op het streven naar een duurzame kenniseconomie. Een van de ontkoppelingsvraagstukken ligt met name op het gebied van dematerialisatie: van productiegericht naar kennisgericht 33 ondernemen. Hierbij spelen naast voor de hand liggende maatregelen als minder energiegebruik voor een eenheid product, minder gebruik van grond- en hulpstoffen, langere levensduur, en toename van hergebruik van producten, ook minder bekende maatregelen een rol, zoals meer kennisophoping uit het productieproces, meer kennisverspreiding van publiek naar privaat en omgekeerd en waar mogelijk ook meer standaardisatie in producten en processen. Het vergt een forse omschakeling voor de gemiddelde ondernemer van concurreren op prijs naar concurreren op kennis. Hierbij is innovatie het sleutelbegrip. Het innovatieproces moet meer verankerd worden. In een enquête van de TU/e onder 1000 MKB bedrijven in Nederland blijkt dat meer dan 50% innovatie als zeer belangrijk beschouwd. Centrale vraagstelling vormt de vraag naar de mechanismen en knelpunten in het realiseren van duurzaamheid bij innovatie. Er zijn twee typen belemmeringen die het streven naar duurzaamheid moeilijk maken. Als eerste is dat de bedrijfseconomische consequentie. Duurzaamheid voor een product of proces impliceert een toegevoegde waarde en dat wordt uitgedrukt in de prijs van het goed. En het lijkt dat de markt het enige coördinatiemechanisme is waar vraag en aanbod elkaar ontmoeten en waar bepaald wordt of de aangebrachte duurzaamheid de prijspremie waard is. Als tweede is dat de complexiteit van hedendaagse producten en processen Voortbrengingsketens van producten zijn technisch en organisatorisch complex, zijn bedrijfsoverstijgend en het vergt een enorme coördinatie om het een en ander regulier te laten verlopen. In geval van grote veranderingen van producten en processen - mogelijk het gevolg van innovatie - zijn de coördinatievraagstukken nog omvangrijker. Het verzamelen en verspreiden van kennis is een van de belangrijkste succesvoorwaarden voor innovatie geworden. Concreet bouwt deze invalshoek voort op het project: “Kunststoffeninnovatie MKB”, waar door middel van samenwerking tussen kennisdragers en kennisvragers de omschakeling van concurreren op kennis in plaats van concurreren op prijs wordt onderzocht. Het is een illustratie dat de maakindustrie voor een groot deel dreigt te verdwijnen uit Nederland, zo lang de factor arbeid bepalend blijft voor de concurrentiepositie. De kunststofverwerkende industrie wordt gedomineerd door MKB bedrijven. In Nederland zijn 1200 MKB bedrijven werkzaam in deze branche samen hebben ze 22.500 medewerkers in dienst. 34 Met name Brabant vormt een zwaartepunt in deze sector met 30% van de bedrijven. Op kennis concurreren is bij deze bedrijven geboden. De gedachte dat het vullen van machines en de productie van grote volumes het hoogste doel is, is niet meer realistisch. Hierbij speelt kennis van duurzaamheid en duurzaamheid van kennis een belangrijke rol. Ad 3) Transitiedenken Deze invalshoek sluit concreet aan bij het transitieonderzoek van Telos. Als project wordt bestudeerd: “Onderzoek naar de bijdrage van gedragspraktijken van de burger/consument aan duurzame ontwikkeling”. Met name is het de bedoeling inzicht te verwerven in de dynamiek van de rol van de burger/consument in systeeminnovaties. 35 36 4 Werkplan 2004 Het jaar 2003 was voor Telos een periode van onzekerheden over de toekomst. De samenwerkingsovereenkomst die oorspronkelijk in december 2002 eindigde, werd met een jaar verlengd. De provinciale verkiezingen hadden tot gevolg dat pas eind 2003 zekerheid kwam over de bereidheid van de Provincie om aan Telos een (hogere) subsidie te verstrekken voor de jaren 2004 – 2007. Dit betekende dat Telos pas in een late fase de strategische kennisvragen vanuit de Brabantse samenleving kan vertalen in een concreet werkplan. Begin 2004 heeft deze inventarisatie van kennisvragen plaatsgevonden. Voor het kennisdomein Duurzame Plattelandsontwikkeling werd een bijeenkomst met stakeholders georganiseerd waarin de strategische kennisvragen ter discussie stonden. Deze werden vervolgens vertaald naar concrete projecten. Het conceptwerkprogramma en werkplan werd op 8 maart 2004 besproken en goedgekeurd door de Raad van Toezicht i.o. Tevens werd afgesproken om het werkplan voor aanvullingen en suggesties uit te zetten bij de participerende instellingen in Telos. Deze reacties zijn tevens verwerkt in deze definitieve versie. In onderstaand overzicht zijn de projecten gerubriceerd naar kennisdomein. In de volgende paragrafen worden deze per kennisdomein kort beschreven en wordt aangegeven welke output te verwachten is. In de bijlage ‘Taken en Middelen 2004’ is de begroting opgenomen en vindt de koppeling plaatst tussen projecten en benodigde middelen. 37 38 Projecten Telos 2004 # Projecttitel status 9 10 Concepten en Methoden Duurzame Ontwikkeling Provinciale Monitoring van Duurzame Ontwikkeling Wetenschappelijke onderbouwing van het Economisch Kapitaal Knelpunten binnen het sociaal kapitaal International interregional sustainability assessment De Duurzaamheidbalans voor Eindhoven Agenda Brabants Platform voor Duurzaamheidinitiatieven Ontwikkeling instrument duurzaamheideffectmeting Docentencursus MBO/HBO Duurzaamheid The Contribution of Strategic Niche Management to System Innovations Voorbereiding Transitie Duurzame Samenleving (ICES-KIS) 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 Duurzame Plattelandsontwikkeling Nieuwe Verbanden en Vormen van Zelforganisatie op het Platteland Analyse proces plattelandsbeleid Duurzame Effectrapportage: case de Peel Sturing op Duurzame Plattelandsontwikkeling Monitor duurzame plattelandsontwikkeling de Peel De Gebiedsmakelaar: verbetering relatie Burger - Overheid Onderzoek naar sociale vitaliteit onder boeren Interreg project Lifescape: Your landscape Duurzame dorpsontwikkeling Mythes, beelden en werkelijkheid Voorbereiding Transitie Duurzame Landbouw (ICES-KIS) 1 2 3 4 5 6 7 8 lopend lopend gepland gepland lopend gepland gepland gepland gepland lopend gepland gepland lopend lopend gepland lopend gepland gepland gepland gepland lopend Ontkoppeling 22 23 24 25 Duurzame Ruimtelijke Ontwikkeling Sustainable Consumption in Transition Energie efficiency in de intensieve varkenshouderij Kunststoffeninnovatie MKB lopend gepland lopend gepland 26 27 28 29 Vermaatschappelijking Maatschappelijke waardering van duurzame ontwikkeling Themaboek 2004: Duurzaamheid en Brabantse Burgers/Consumenten Duurzaam Ondernemen in het MKB Economische Migratie in de Toekomst lopend lopend gepland gepland 39 4.1 Concepten en methoden Provinciale Monitoring van Duurzame Ontwikkeling Omschrijving Het opstellen van een Duurzaamheidbalans voor 3 provincies (Zeeland, Limburg, Flevoland). Doel Overbrengen van kennis m.b.t. monitoring van duurzaamheid naar andere provincies. Verantwoordelijke Wim Haarmann Producten Duurzaamheidbalans voor Zeeland, Limburg en Flevoland. Benodigde tijd 25 (dgn) Looptijd Jan - maart 2004 (project in 2003 gestart) Samenwerking Provinciaal bestuur in 3 provincies, ICIS, Hogeschool Zeeland Wetenschappelijke onderbouwing van het Economisch Kapitaal Omschrijving Wetenschappelijk uitwerking van het begrip Economisch Kapitaal uit de Telos-methode. Doel Bijstelling en verder fundering van het Economisch Kapitaal n.a.v. eerdere open aanmerkingen. Verantwoordelijke John Dagevos Producten Seminar met deskundigen, artikel, nieuwe voorraden en indicatorenset. Benodigde tijd 80 (dgn) Looptijd Januari – november 2004 Samenwerking ICIS Knelpunten binnen het sociaal kapitaal Omschrijving De voorraden culturele diversiteit en solidariteit uit de Telos-methode herdefiniëren. Doel Bijstelling en verder fundering van de voorraden culturele diversiteit en solidariteit uit de Telos-methode. Verantwoordelijke Luuk Knippenberg Producten artikel, nieuwe voorraden en indicatorenset Benodigde tijd 20 (dgn) 40 Looptijd Samenwerking Maart – september 2004 41 International interregional sustainability assessment Description The development of applicable scientific concepts and instruments for the assessment of sustainability in regional settings Goal The strengthening of international inter-regional scientific co-operation between Telos Brabant and peer-institutes in the EU Responsibility Luuk Knippenberg Product Articles, papers, seminar and cooperation in joint projects Time (days) 40 Period March - December 2004 Co-operation EU-regions De Duurzaamheidbalans voor Eindhoven Omschrijving Het opstellen van duurzaamheidbalans voor de stad Eindhoven. Doel De ontwikkeling van een monitoringsinstrument waarmee stedelijke duurzaamheid in kaart kan worden gebracht. Verantwoordelijke Marc Bekkers Producten De Duurzaamheidbalans Eindhoven 2004 Monitoringsinstrument stedelijke ontwikkeling, artikel. Benodigde tijd 20 (betreft afronding van project in (dgn) 2003 begonnen) Looptijd Januari – maart 2004 Samenwerking Gemeente Eindhoven Agenda Brabants Platform voor Duurzaamheidinitiatieven Omschrijving Participatie aan de op te stellen agenda van het door de provincie NoordBrabant in te stellen platform voor Duurzaamheidinitiatieven Doel Het in 2004 door GS in te stellen platform voor Duurzaamheidinitiatieven moet de duurzaamheidagenda voor de komende vier jaar op gaan stellen. Voor het opstellen van deze agenda worden inhoudelijke handvatten geleverd bijvoorbeeld in de vorm van een essay. Verantwoordelijke div. 42 Producten Benodigde tijd (dgn) Looptijd Samenwerking Essay 5 (wellicht meer) Eerste helft 2004 Programma-eenheid D.O. Provincie Ontwikkeling instrument duurzaamheideffectmeting Omschrijving Een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van instrumenten om zowel ex-ante (‘duurzaamheidkompas’) als exposte (projectevaluatie) de effecten/bijdrage aan duurzaamheid te bepalen. Doel De provincie Noord-Brabant wil in een vroegtijdig stadium van de besluitvorming rond beleid een kompas gaan hanteren dat een beeld geeft van de bijdrage van het voorgenomen besluit voor de duurzame ontwikkeling van de provincie. Daarnaast heeft het Brabant Platform voor Duurzaamheidinitiatieven behoefte aan een instrument om de effecten van projecten te kunnen meten. Verantwoordelijke div. Producten Bijdrage aan duurzaamheidkompas. Instrument duurzaamheideffectmeting projecten. Benodigde tijd 25 (dgn) Looptijd Tweede helft 2004 Samenwerking Programma-eenheid D.O. Provincie Docentencursus MBO/HBO Duurzaamheid Omschrijving Het opstellen van een cursus voor MBO en HBO docenten in Brabant voor introductie van duurzaamheid in het beroepsonderwijs. Doel Duurzaamheid integraal onderdeel maken van MBO en HBO onderwijs. Verantwoordelijke Luuk Knippenberg Producten Cursus, geschoolde docenten Benodigde tijd 20 43 (dgn) Looptijd Samenwerking Augustus – december 2004 KDS, HAS, Fontys, MBO-platform The Contribution of Strategic Niche Management to System Innovations Omschrijving Het evalueren van de rol van experimenten in systeem innovaties en transities vanuit zowel een theoretische als een praktische invalshoek. Doel Aanbevelingen doen t.a.v. experimenten in niche ontwikkeling. Verantwoordelijke Geert Verbong Producten Database, artikelen, promotieonderzoek, een bijdrage aan de theorie van systeem innovaties. Benodigde tijd 3 jaar (2004: 20 dgn) (dgn) Looptijd 2004 – 2006 Samenwerking TU/e, NOVEM Voorbereiding Transitie Duurzame Samenleving Omschrijving Het formuleren van projectvoorstellen die passen in het kader van het ICESKIS programma op het gebied van transities naar een duurzame samenleving. Doel Inzicht verkrijgen in de mechanismen achter transities richting duurzame samenleving. Verantwoordelijke div. Producten projectvoorstellen Benodigde tijd 10 dgn. (dgn) Looptijd Januari – juli 2004 Samenwerking TU/e, UvT 44 4.2 Duurzame Plattelandsontwikkeling Nieuwe Verbanden en Vormen van Zelforganisatie op het Platteland Omschrijving Onderzoek naar nieuwe verbanden en zelforganisatie op het platteland en de rol van organisaties in de institutionele omgeving. Doel Inzicht verkrijgen in mechanismen van zelforganisatie en de invloed hiervan op transities richting duurzame landbouw en platteland. Verantwoordelijke Ina Horlings Producten Discussiepaper voor de Maatschappij van Welstand. Wetenschappelijk projectvoorstel. Benodigde tijd 40 (dgn) Looptijd April – december 2004 Samenwerking Maatschappij van Welstand Analyse proces plattelandsbeleid Omschrijving Analyse van de bestuurlijke reactie op veranderingen in de plattelandssamenleving uitgaande van een casus: het beleidsproces van de Nationale Agenda voor een Vitaal Platteland Doel Het formuleren van randvoorwaarden voor beleidsprocessen gericht op een duurzame plattelandsontwikkeling Verantwoordelijke Ina Horlings Producten Paperpresentatie tijdens de SISWOstudiedagen en artikel Benodigde tijd 10 dagen (dgn) Looptijd Januari - april 2004 Samenwerking Min. Van LNV Duurzame Effectrapportage: case de Peel Omschrijving Toetsing van het reconstructieplan De Peel op haar bijdrage aan duurzame ontwikkeling. Doel Verbetering van het reconstructieplan 45 Verantwoordelijke Producten Benodigde tijd (dgn) Looptijd Samenwerking De Peel v.w.b. duurzame ontwikkeling. Wim Haarmann Conferentie met stakeholders, advies aan reconstructiecommissie, publicatie duurzame plattelandsontwikkeling 40 April – september 2004 Stakeholders reconstructie De Peel Sturing op Duurzame Plattelandsontwikkeling Omschrijving Ondersteunen van nieuwe sturingsvormen voor een gebiedsgerichte transitie naar een duurzaam platteland. Doel Ruimte geven voor vernieuwing van onderop en de relatie overheid – burger verbeteren in transitieprocessen naar een duurzaam platteland. Verantwoordelijke Wim Haarmann Producten Adviezen voor nieuwe sturingsvormen. Benodigde tijd 2004: 30 (dgn) Looptijd 2004 – 2007 Samenwerking Diverse vertegenwoordigers van overheid, bedrijven, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen. Monitor duurzame plattelandsontwikkeling de Peel Omschrijving Monitoring van duurzame ontwikkeling in het reconstructiegebied De Peel. Doel Het interactief ontwikkelen van een voor iedereen toegankelijke monitor duurzaamheid plattelandsontwikkeling Verantwoordelijke Wim Haarmann Producten Een door stakeholders in het gebied getoetst kader voor duurzame plattelandsontwikkeling dat kan dienen als basis voor een duurzaamheidbalans. Benodigde 30 tijd(dgn) Looptijd September - 2004 Samenwerking Provincie Noord-Brabant, gemeenten en mogelijk andere stakeholders in De Peel. 46 De Gebiedsmakelaar: verbetering relatie Burger – Overheid Omschrijving Onderzoek naar de mogelijkheden die een gebiedsmakelaar biedt om de relatie burger – overheid bij plattelandsontwikkeling te verbeteren. Doel Beschrijving van de functies en competenties van een gebiedsmakelaar. Verantwoordelijke Wim Haarmann Producten Advies m.b.t. gebiedsmakelaar. Benodigde tijd 10 (dgn) Looptijd Jan – juni 2004 Samenwerking Stagiaire UvT Onderzoek naar sociale vitaliteit onder boeren Omschrijving Hoe ervaren agrariërs de toegenomen onzekerheid, dynamiek en complexiteit op het platteland, hoe gaan ze daarmee om, welke waarden spelen daarbij een rol en op welke wijze kunnen nieuwe initiatieven, netwerken en verbanden worden ondersteund Doel Inzicht bieden in de sociale vitaliteit op het platteland en aanbevelingen formuleren op het gebied van empowerment. Verantwoordelijke Ina Horlings Producten Rapport en artikel. Benodigde tijd 50 dagen (Telos inzet) (dgn) Looptijd Juni - december 2004 Samenwerking ETC, ZLTO, (Maatschappij van Welstand) Interreg project Lifescape: Your landscape Omschrijving Internationaal project met zes regio’s in 5 landen dat de samenleving van stad en buitengebied dichter bij elkaar brengt. Doel is het benutten van landschappelijke identiteit als 47 Doel Verantwoordelijke Producten Benodigde tijd (dgn) Looptijd Samenwerking inspiratie voor economische ontwikkeling door activiteiten op 3 terreinen: - connecting people - marketing - privaat-publieke samenwerking. Marktwerking bevorderen uitgaande van de regionale identiteit van het landschap. Ina Horlings PM projectvoorstel is in voorbereiding 0,5 dag per week gedurende 2,5 jaar. 2004:10 dagen 2004 – 2006 Provincie, internationale partners. Duurzame dorpsontwikkeling Omschrijving Pilotproject op het niveau van een dorp of dorpskern in nauwe samenwerking met het Pon met als doel te zoeken naar instrumenten om het 3-kapitalenidee (T3K) van Telos te vertalen naar het concrete dorpsniveau. Doel Onderzoeken of en hoe het T3K-idee kan worden ingepast in een lokale context. Methodische en conceptuele kennis opdoen aan de hand van een concrete lokale context om de tot nu ontwikkelde T3K-methode verder te verfijnen. Overdracht en lokale inbedding van het 3Kdenken. 48 Verantwoordelijke Producten Benodigde tijd (dgn) Looptijd Samenwerking Kees Nauta en Luuk Knippenberg Rapport en artikel 40 dagen September - december 2004 PON, pilot-dorp Mythes, beelden en werkelijkheid Omschrijving Welke verschillende beelden leven er bij verschillende groeperingen (dorpsraden, beleidsmakers, stedelingen, organisaties) en in Brabantse dorpen ten aanzien van duurzame plattelandsontwikkeling en in hoeverre corresponderen die met de beschikbare kennis op dit terrein? Doel Confrontatie en de-mystificatie van verschillende beelden over een duurzaam platteland in Brabant. Nevendoelen zijn bewustwording van mensen over hun eigen beelden ten aanzien van de toekomst van een duurzaam Brabants platteland en formulering van eventuele kennislacunes (‘witte vlekken’). Verantwoordelijke Kees Nauta Producten Rapportage en brochure Benodigde tijd 80 dagen indicatief totaal (dgn) Looptijd September - december 2004 Samenwerking PON, Vereniging van Kleine Kernen Voorbereiding Transitie Duurzame Landbouw Omschrijving Het formuleren van projectvoorstellen die passen in het kader van het ICES49 Doel Verantwoordelijke Producten Benodigde tijd (dgn) Looptijd Samenwerking 50 KIS programma op het gebied van transities naar een duurzame landbouw. Inzicht verkrijgen in de mechanismen achter transities richting duurzame landbouw div. projectvoorstellen 30 dgn. Januari - juli 2004 TU/e, UvT 4.3 Ontkoppeling Duurzame Ruimtelijke Ontwikkeling Omschrijving Ondersteuning van 3 gemeentes bij gebiedsontwikkeling. Doel Ontwikkeling referentiekader voor gebiedsspecifieke duurzame ruimtelijke ontwikkeling toegespitst op de stedelijke regio Helmond (m.n. op het gebied van woningbouw en bedrijfsterreinen). Verantwoordelijke Luuk Knippenberg Producten Normatief referentiekader voor gebiedsontwikkeling regio Helmond, Asten, Deurne. Benodigde tijd 30 dagen (dgn) Looptijd Februari –mei 2004 Samenwerking Gemeentes Helmond, Asten, Deurne, Provincie Noord-Brabant Sustainable Consumption in Transition Omschrijving Onderzoek naar de bijdrage van gedragspraktijken van de burger/consument aan duurzame ontwikkeling. Doel Inzicht krijgen in de dynamiek van de rol van de burger/consument in systeeminnovaties. Verantwoordelijke Theo Beckers Producten Een wetenschappelijk model voor analyse en verklaring van de relatie tussen duurzame productie en consumptie. Adviezen t.a.v. de rol van de burger/consument in transitieprocessen richting duurzame samenleving. Benodigde tijd 4 jaar (dgn) Looptijd 2004 – 2007 Samenwerking RIVM, Motivaction, WUR Energie efficiency in de intensieve varkenshouderij Omschrijving Onderzoek naar energieketens in de intensieve veehouderij met als pilot project “De Hoeve”. Doel Aanbevelingen t.a.v. mogelijkheden voor 51 Verantwoordelijke Producten Benodigde tijd (dgn) Looptijd Samenwerking een ketengerichte benadering om energie-efficiency te bevorderen in de intensieve veehouderij. Han van Kasteren Aanbevelingen. 57 Maart – september 2004 Provincie Noord-Brabant, Hoeve project de Kunststoffeninnovatie MKB Omschrijving Onderzoek naar de verduurzaming van het innovatieproces bij MKB bedrijven in de kunststofsector. Doel Ontwikkeling van een methodiek betreffende verduurzaming van het innovatieproces bij MKB bedrijven in de kunststofsector. Verantwoordelijke Han van Kasteren Producten Rapport met aanbevelingen. Methodiek betreffende implementatie duurzaam innovatieproces bij MKB. Benodigde tijd 45 (dgn) Looptijd Maart – december 2004 Samenwerking TU/e, Kunststoffenhuis, Pernosco, NIDO 52 4.4 Vermaatschappelijking Maatschappelijke Waardering van duurzame ontwikkeling Omschrijving Invulling geven aan het begrip duurzaamheidbewustzijn en een kwantitatieve indicator voor meting van dit begrip. Doel Het leveren van een bijdrage aan het regeringsbeleid t.a.v. maatschappelijke waardering van duurzame ontwikkeling. Verantwoordelijke Theo Beckers Producten Rapport voor RIVM. Benodigde tijd 17 (dgn) Looptijd Januari 2004 (afronding project in 2003 gestart) Samenwerking Motivaction Themaboek 2004: Duurzaamheid en Brabantse Burgers/Consumenten Omschrijving Studie naar verduurzaming van consumptie vanuit verschillende perspectieven. Doel Analyse en aanbevelingen m.b.t. de rol van de burger/consument en producent in verduurzaming van consumptie. Verantwoordelijke Kees Nauta Producten Boek, diverse debatten. Benodigde tijd 90 (dgn) Looptijd Januari – september 2004 Samenwerking div. auteurs Duurzaam Ondernemen in het MKB Omschrijving Onderzoek naar bestaande praktijken en mogelijkheden van duurzaam ondernemen van het MKB. Doel Het ontwikkelen van concepten, vaardigheden en instrumenten ten behoeve van innovatief duurzaam ondernemen van het MKB. Verantwoordelijke John Dagevos Producten Inzichten en instrumenten t.b.v. nieuwe vormen van innovatie en ondernemenrsnetwerken Benodigde tijd 90 53 (dgn) Looptijd Samenwerking 54 September 2004 – mei 2005 Synthens, MKB Economische Migratie in de toekomst Omschrijving Vooronderzoek naar de gevolgen van economische migratie in de toekomst. Doel Komen tot een definitief onderzoeksvoorstel waarin diverse scenario’s worden geanalyseerd van economische migratie en hun sociale consequenties. Verantwoordelijke Eric Verkaar Producten Definitief onderzoeksvoorstel Artikel Benodigde tijd 40 (dgn) Looptijd September – december 2004 Samenwerking Diverse faculteiten UvT 55 Bijlage 1: Samenwerking met participanten Inleiding Telos streeft er naar om in de vertaalslag van kennisdomeinen naar concrete projecten zoveel aan te sluiten bij de participanten aanwezige expertise. Deze aansluiting moet twee kanten opgaan: Telos streeft naar een wisselwerking tussen de activiteiten die door Telos worden uitgevoerd en die door de participanten worden uitgevoerd. De meerwaarde van Telos is gelegen in het feit dat zij de diverse kennisdisciplines bij elkaar brengt en koppelt aan maatschappelijke kennisvragen. De kennis die Telos hierbij opdoet koppelt zij vervolgens terug naar de participanten. In het verleden is deze terugkoppeling nog teveel op een adhoc-basis gebeurd. Voor de toekomst wil Telos deze terugkoppeling op een meer structurele wijze gestalte geven. Dit vereist maatwerk en zal op de behoeften en wensen van de individuele participerende instelling worden opgenomen. Onlangs is een inventarisatie en analyse gemaakt van waar Telos aansluiting kan vinden bij de expertise van UvT, TU/e en het PON. Voor de de Provincie Noord-Brabant heeft deze inventarisatie niet plaatsgevonden omdat deze zich voor dit moment heeft beperkt tot lopend wetenschappelijk onderzoek bij de participanten. Dit is een gevolg van de externe evaluatie die in 2003 werd uitgevoerd en die o.m. tot de conclusie kwam Telos meer zou moeten aansluiten bij lopend onderzoek bij de participanten. Tevens heeft de inventarisatie tot doel de eventuele inbreng van expertise vanuit de participanten in ICES/KIS-programma’s te verkennen. In het werkplan 2005 zal ook een systematische inventarisatie van relevante expertise bij de Provincie Noord-Brabant worden opgenomen die aansluit bij de vier kennisdomeinen van Telos. 56 Aangezien de expertise bij de participanten zich voortdurend ontwikkelt en aanpast aan de kennisbehoefte, zal deze inventarisatie en analyse regelmatig geactualiseerd moeten worden. Op welke gebieden de feitelijke samenwerking tot stand zal komen, is afhankelijk van zowel de kennisvragen die op Telos afkomen, als de interesse vanuit de individuele onderzoekers bij de participanten om een samenwerkingsrelatie aan te gaan. 57 Overzicht onderzoek PON Veel activiteiten van het PON bewegen zich op het grensvlak van onderzoek en ontwikkeling. Uitsluitend kijken naar het programma van de afdeling onderzoek van het PON is daarom te beperkt. Ook relevante delen van de programma’s van afdelingen wonen en welzijn en zorg worden in deze inventarisatie betrokken. Het PON heeft voor 2004 vier centrale thema’s gekozen, die als rode draden door het werkplan lopen. Daarnaast is er een meer algemeen programma ‘reflectie op maatschappelijke ontwikkelingen’. Per programma volgt hieronder een korte beschrijving met vermelding van enkele highlights die nauw aansluiten bij het beleids- en werkplan van Telos. Vermaatschappelijking Met vermaatschappelijking wordt bedoeld het proces waarbij zorg en begeleiding van mensen met een ernstige handicap en ouderen zo veel mogelijk worden ingepast in de ‘normale’ samenleving en dicht liggen bij de leefwereld van betreffende groepen. Raakvlakken met Telos: beperkt; duurzaamheidbalans. Leven in een multiculturele samenleving (m.c.s.) Basisgedachte is dat de multiculturele samenleving in Brabant een feit is, overheden, maatschappelijke organisaties en burgers moeten met dit gegeven rekening houden. Het PON onderneemt de volgende activiteiten op dit gebied: monitoring van ontwikkelingen en sondering van signalen en actuele ontwikkelingen: tweejaarlijkse uitgave monitor m.c.s.; methodiekontwikkeling beleidsadvisering (vooral lokale overheden); maatschappelijk debat. Raakvlakken met Telos: duurzaamheidbalans, niet sociaalculturele dimensie van de m.c.s. monitoren van ontwikkelingen rond m.c.s. De burger en de cliënt centraal Vraagsturing als leidend principe in de relaties tussen burgers, overheden en maatschappelijke organisaties, vooral aanbieders van zorg- en welzijnsdiensten en innovatie van de relaties tussen overheid/politiek en burgers 58 (interactieve besluitvorming, vooral op gemeentelijk niveau). Het PON werkt aan: kennisontwikkeling en -verspreiding op basis van praktijkervaringen en wetenschappelijke kennis; ondersteuning van organisaties en trajecten die interactiviteit en vraagsturing beogen. Doelgroepen zijn zowel cliënten(organisaties) als lokale overheden. Raakvlakken met Telos: Thematiek verwijst naar sturing van processen, vooral binnen het sociale domein. Maar steeds vaker: interactieve trajecten hebben integraal karakter, raken alle domeinen en kapitalen (bijvoorbeeld: ontwikkeling dorpsvisies) Wonen in een leefbare omgeving Wonen, bouwen (waar en wat) en -behoud van- leefbaarheid zijn de kernbegrippen. Veel aandacht voor ontwikkelingen op het platteland, maar ook aandacht voor grotere gemeenten (M5). Projecten en activiteiten richten zich op onderzoek naar en ondersteuning van initiatieven op het platteland die leefbaarheid bevorderen. Belangrijkste partners: dorpsraden, plattelandsgemeenten. Relatie met Telos: Leefbaarheid is een integraal begrip. Invalshoek PON is (meestal) sociale dimensies leefbaarheid, maar ook bijvoorbeeld economische vitaliteit, vraagstukken rond de invulling van ruimte. Reflectie maatschappelijke ontwikkelingen In dit meer algemene programma wordt nagegaan welke algemene maatschappelijke ontwikkelingen relevant zijn voor Brabant en hoe deze de toekomst van Brabant beïnvloeden. Voor 2004 zijn een aantal projecten relevant voor Telos: Sociale atlas: cijfermatig, digitaal overzicht van de stand van zaken op het brede sociale domein in Brabant. Sociaal rapport Noord-Brabant: uitwerking afspraken IPOcie Simons, sociaal rapport moet, na maatschappelijk debat, leiden tot een sociale agenda. PON-jaarboek: een dynamische kijk op sociaal kapitaal. Brabantpanel: snelle, periodieke enquête via internet onder Brabanders naar opvattingen over actuele vraagstukken. Raakvlakken met Telos: Sociale atlas en sociaal rapport hebben raakvlakken met het sociaal-culturele kapitaal (in duurzaamheidbalans); maar onderscheiden zich ook. 59 60 Sociale atlas: Het sociaal kapitaal van de Telos balans bestaat uit 49 meetpunten (indicatoren). De Sociale Atlas van het PON zal gegevens van enkele honderden indicatoren bevatten en bevat gegevens op provinciaal, regionaal, gemeentelijk en zelfs nog lager niveau. Een sociaal rapport met gedetailleerde analyses en gebaseerd op gedetailleerde gegevens, is vooral een instrument gericht op uitvoering en op de samenwerking tussen de provinciale en gemeentelijke overheden enerzijds en veldpartijen op de onderscheiden sociale deeldomeinen anderzijds. Participatie van Telos in het Brabantpanel zou een mogelijkheid zijn. Overzicht onderzoek TU/e Activiteiten op het gebied van duurzame technologie binnen de TU/e worden gecoördineerd en gestimuleerd door het centrum Technologie voor Duurzame Ontwikkeling (TDO). In dit centrum werken de faculteiten die onderzoek doen en onderwijs verzorgen op het gebied van duurzaamheid samen. Nieuwe faculteiten als Biomedische Technologie en Industrial Design doen hier niet mee, terwijl voor de faculteit Wiskunde en Informatica het in de praktijk moeilijk blijkt te zijn om een directe relatie met duurzaamheid te leggen. Zij spelen daarom een marginale rol. Tot voor kort kon TDO onderzoek stimuleren door aioprojecten op het gebied van duurzaamheid te honoreren. Het College van Bestuur heeft hieraan echter een einde gemaakt met als argument dat stimulering van dit domein niet langer noodzakelijk is. De nadruk ligt nu op het “in de markt zetten” van een tweejarig MSc-programma Sustainable Energy Technology. Dit is een brede, vooral technologisch georiënteerde opleiding met een nadruk op duurzame energie (biomassa, PV), systeem integratie (elektrische netten, waterstof) maar ook beperkt aandacht voor gamma-aspecten (economie, gebruikers en transitiebeleid). De opleiding is een samenwerking tussen Werktuigbouwkunde (penvoerder), Technologie Management (TeMa-energie), Technische Natuurkunde, Scheikundige Technologie, Elektrotechniek en Bouwkunde (Installatietechniek). Het belangrijkste criterium voor deelname is dat er relevant onderzoek binnen de betreffende faculteit plaatsvindt; het kenmerk van mastersopleidingen is immers dat zij sterk onderzoeksgericht zijn en aansluiten bij de zwaartepunten binnen een faculteit/universiteit. In een enkel geval (windenergie, economie) moet expertise van elders worden aangetrokken. Het programma is dit jaar gestart als een afstudeertrack binnen de faculteiten Werktuigbouwkunde en Technologie Management. In het voorjaar van 2004 wordt accreditatie aangevraagd bij het NAO. Een kenmerk van het onderzoek binnen de TU/e is dat het over het algemeen zeer technisch en gespecialiseerd is; samenwerking met bijvoorbeeld sociale wetenschappers is niet onmogelijk, maar zeker niet gemakkelijk. Het blijkt dat met name de faculteit Technologie Management (TM) veel aanknopingspunten biedt (dit was overigens vroeger bij het SOBU ook al het geval). 61 In het volgende wordt een onderscheid gemaakt naar onderzoek, dat past binnen het transitieonderzoek, naar algemene thema’s en overig onderzoek. Transitieonderzoek Kennisnetwerk Systeeminnovaties De capaciteitsgroep Algemene Wetenschappen (TM) participeert in het programma van KSI. Johan Schot is met Verbong en Geels verantwoordelijk voor de eerste programmalijn binnen het programma, de historische lijn. Voor een deel is dit programma al van start gegaan; Geels is met subsidie van NWO begonnen met het opzetten van een historische ‘database’ op het gebied van transities. Het hoofddoel van de historische lijn is deze database uit te bouwen. Ook Telos participeert in het KSI-programma met een onderzoek in samenwerking met de Universiteit van Wageningen naar “Sustainable Consumption in transition”. Daarnaast loopt onderzoek naar de ontwikkeling van elektriciteitsnetten, o.a. naar de ontwikkeling van cross border verbindingen in Europa (aio in het kader van project Schot naar de rol en betekenis van technische infrastructuren in het proces van Europese integratie), worden regimeanalyses uitgevoerd (post-doc in het kader van het NWO-Novem project, Transities en transitiepaden: de weg naar een duurzame energievoorziening). In dit verband wordt samengewerkt met de faculteit Elektrotechniek m.b.t. de topologie van toekomstige elektriciteitsnetten met de UT (Elzen, Hofman) op het gebied van sociotechnische scenario’s. Ook is beleidsgericht onderzoek naar mogelijkheden om decentrale opwekking te stimuleren uitgevoerd in het Sustelnet project (penvoerder ECN). Daarnaast participeert AW samen met Telos en de UT in programmalijn 3 van het KSI (Governance) met een project op het gebied van Strategisch Niche Management. Dit onderzoek staat onder leiding van Verbong. Dit sluit aan op aioonderzoek naar de implementatie van biomassa (Raven 2004) en van biobrandstoffen (Ulmanen 2007). Op dit moment wordt gewerkt aan een onderzoeksagenda op het gebied van SNM. Een voorstel is in elk geval om in een aantal IP’s (of PO’s) mee te gaan draaien. Een derde lijn van onderzoek binnen AW is op het gebied van Industriële Ecologie (Duurzame bedrijventerreinen en reverse logistics, de logistiek van de dissamblage en 62 recycling). Dit onderzoek wordt uitgevoerd door Fred Lambert. TDL De capaciteitsgroep Organisatiekunde van TM speelt een centrale rol in een van de drie onderzoekslijnen of innovatiestrategieën binnen TDL. Geert Duijsters is de trekker van de derde lijn, Internationale agrifoodnetwerken. Het onderzoek van Duijsters richt zich met name op rol van netwerken en netwerkvorming in innovatieprocessen (maar wel meer kwantitatief georiënteerd dan in het TDL-programma). Een overzicht van deze lijn is te vinden in de TDL-aanvraag of – recenter – in P. Diederen, Projectplan Transitie Duurzame Landbouw. Ook Telos neemt actief deel aan het TDL-programma: de huidige directeur Theo Beckers is een wetenschappelijke trekker van een van de deelprogramma’s. Tevens is er een verbinding via het Telos-onderzoek naar de reconstructieplannen in de Peel. Overig onderzoek Transumo De TU/e participeert verder in de volgende ICES-KIS programma’s: NanoNed (nanotechnologie), Imaging (Biomedische technologie), Embedded Systems, Lofar (decentrale telescoop), Breedband communicatie en Transumo. Van deze programma’s is mogelijk alleen het eerste interessant. Onderzoeksthema’s Onderstaand zijn een aantal thema’s aangegeven waar eventuele samenwerking met Telos mogelijk is. In het verleden heeft alleen met Bouwkunde samenwerking plaatsgevonden. Biomassa Biomassa is een van de zwaartepunten binnen het energieonderzoek van de TU/e. Hieraan doen de faculteiten Technische Natuurkunde, Werktuigbouwkunde, Scheikunde, Elektrotechniek en Technologie Management. Het onderzoek is voornamelijk technisch van aard, maar richt zich ook op de publieke perceptie van biomassa. Dit sociaal-psychologisch onderzoek wordt uitgevoerd in de groep van Kees Midden (TM) in het kader van een NWO-Novem programma (samen met Scheikunde). 63 Scheikundige Technologie Het onderzoek bij Scheikunde kent twee zwaartepunten, een naar katalysatoren (stoffen die reacties versnellen) en naar polymeren. Aan het Dutch Polymer Institute is ook het Kunststoffenhuis (Van Kasteren) verbonden, dat met name gericht is op de transfer van kennis naar het bedrijfsleven, zie http://kunststoffenhuis.chem.tue.nl/. Gebruikers De groep van Cees Midden doet onderzoek naar energie en milieuvraagstukken vanauit het perspectief van de individuele consument. Dit onderzoek is ingebed in het onderzoek naar Mens-Techniek interactie. Speerpunten zijn onder andere onderzoek naar slimme interfaces, die milieuvriendelijk gedrag kunnen stimuleren en naar de publieke perceptie van biomassa. Bouwkunde Binnen de faculteit Bouwkunde doen verschillende groepen relevant onderzoek. “FAGO is de capaciteitsgroep van de faculteit Bouwkunde van de Technische Universiteit Eindhoven die zich bezighoudt met de Fysische Aspecten van de Gebouwde Omgeving. Dit zijn licht, geluid, warmte, vocht en lucht. De gebouwde omgeving betreft zowel het gebouw als de ruimte eromheen. Onderwijs en onderzoek zijn gericht op realisatie van een behaaglijk en gezond milieu dat op duurzame manier in stand wordt gehouden.” (Overgenomen van http://sts.bwk.tue.nl/fago/). Een andere relevante groep is de groep Stedebouw (http://www.bwk.tue.nl/stedeb/). Het onderzoek van Joks Jansen valt hier onder andere onder. Ook de groepen Bouwtechniek en Uitvoeringstechnieken hebben relevante raakvlakken met duurzame materialen en duurzaam bouwen. 64 Overzicht onderzoek UvT Het is een opvallend feit dat duurzaamheidonderzoek als zodanig wordt niet gedaan aan de UvT. Desondanks is de UvT is een uiterst relevante partner voor Telos. Zeer veel van het onderzoek binnen al de faculteiten is op de een of andere wijze relevant voor het verdiepen, verhelderen en operationaliseren van duurzame ontwikkeling. Het denken over duurzaamheid vereist en brede benadering en inbreng van vele disciplines. Het komt wetenschappelijk gezien in essentie neer op het multi- en transdisciplinair verbinden van bestaande inzichten. Veel van het onderzoek binnen de UvT leent zich daar goed toe. Telos zou het voortouw kunnen nemen bij het leggen van dergelijke verbindingen. Ook dat is een manier om het denken over duurzaamheid te stimuleren Er is bijzonder veel kennis binnen de UvT als geheel over vraagstukken die te maken hebben met maatschappelijke solidariteit, arbeidsvraagstukken en multiculturaliteit. Er zouden veel meer dwarsverbanden worden gelegd dan tot nu toe zichtbaar worden (uit de vermelde onderzoeksprogramma’s). Verder verduurzamen van Brabant volgens het drie kapitalenmodel van Telos impliceert grote institutionele, organisatorische, mentale en juridische veranderingen, op meerde niveaus. Het vereist nieuwe manieren van denken over gedragspraktijken, organisatie, bestuur, aansturing, participatie en de juridische kadering daarvan. Juist op die genoemde terreinen wordt aan de UvT veel goed en innovatief onderzoek gedaan, binnen al de faculteiten. Ook hier geldt weer dat het onduidelijk is of de onderzoekers binnen de afzonderlijke onderzoeksprogramma’s wel op de hoogte zijn van de ook voor hen relevante onderzoeken van collegae aan de eigen universiteit. Ook hier kan een rol voor Telos zijn weggelegd. Er zijn voldoende argumenten om serieus na te gaan of het niet gewenst zou zijn om met name op het raakvalk van organisatorische en institutionele innovatie en duurzaamheid een mede door Telos in te vullen - en door Telos te coördineren - universiteitbrede minor op te zetten (half jaar). De meest logische plaats om die organisatorisch in te bedden is FSW (bij Organisatiewetenschappen). Onderstaand worden per faculteit een aantal relevante thema’s aangegeven waarop samenwerking mogelijk zou zijn. 65 Met de faculteiten zal overleg worden gevoerd over de wederzijdse interesse om de samenwerking te concretiseren. Faculteit der Economische Wetenschappen (FEW) Het onderzoek van de medewerkers van de faculteit Economie wordt voornamelijk gecoördineerd door het CentER for Economic Research. CentER is partner in de CentER Group. De andere partners zijn CentER Applied Research en CentERdata. Het belangrijkste onderzoek aan de Economische faculteit is in een negental programma's geconcentreerd. Er opereren ook negen facultaire research groups, die voor een deel de onderzoeksprogramma's overlappen. Daarnaast wordt er onderzoek gedaan in de aan de faculteit gelieerde instituten. Van de negen onderzoeksgroepen houden vier onderzoekgroepen zich in ieder geval bezig met thema’s/vraagstukken die vanuit het perspectief van duurzame ontwikkeling relevant zijn. Binnen de onderzoeksgroep Macro-economie gaat het dan om onderzoek naar: economische groei (o.a. onderzoek van Smulders naar ‘energy conservation and economic growth’, van Beugelsdijk naar ‘economic growth and social network interaction’ en van Meijdam naar ‘the political economy of redistribution in a dynamic economy’; werking van de arbeidsmarkt en met name de invloed van positieve en negatieve prikkels (onderzoek o.a. van van Ours, Boone en Krause); public economics (privatisering, herziening van het sociale zekerheidssysteem, vergrijzing, belastingherziening etc.). Binnen de onderzoeksgroep Micro-economie is vooral het onderzoek door de milieueconomen relevant. Thema’s die o.a. aan de orde komen zijn: vernieuwbare en niet-vernieuwbare natuurlijke hulpbronnen (Bulte, de Zeeuw en Withagen; endogene instituties, dit betreft het aanpassen van de 'rules of the game' (wetten, sociale normen, eigendomsrechten) aan de ontwikkelingen in de economie; handel en milieu. Withagen bijv. doet veel onderzoek op het gebied van de Porter Hypothese, waarbij de vraag aan de orde is of strenger milieubeleid kan leiden tot een betere concurrentiepositie; 66 economische groei en milieu (onderzoek van Sjak Smulders); adoptie en diffusie van nieuwe technologieën, zoals bijvoorbeeld milieuvriendelijke technologieën (onderzoek van de Vries en van Van Soest). De meeste economen die onderzoek doen binnen de onderzoeksgroep Micro-economie zijn ook werkzaam binnen CREST, dit is het Center for Resource and Environmental Studies (CREST), opgericht in het voorjaar van 2001 met als doel het vergroten van de zichtbaarheid van het onderzoek binnen Center op het terrein van ‘environmental and resource economics’. CREST zegt hierover: ‘CREST faculty do not focus on a single common theme, but develop their own research agenda. A part of the research is driven by the research grants’. Binnen de onderzoeksgroep Marketing worden drie onderzoekslijnen onderscheiden waarbij vooral het onderzoek dat betrekking heeft op ‘consumer and customer behavior’ aansluit bij onderzoeksthema’s van Telos. Dit onderzoek steunt stevig op psychologisch en sociologisch onderzoek. Hoewel het lopende onderzoek binnen de onderzoeksgroep Organisatie op het eerste gezicht geen directe verbindingen laat zien met voor Telos relevante onderwerpen bieden een aantal van de onderzoekslijnen wel degelijk aanknopingspunten. Te denken valt daarbij aan de lijn die zich bezig houdt met ‘organization culture, management style and organizational performance’ en met ‘technological evolution and strategic conduct’. Voor Telos zijn met name ook de verbindingen die van uit het Center for International Management Studies bestaan met Globus relevant. Faculteit der Rechtsgeleerdheid (FRW) FRW kent de volgende onderzoekscentra resp. programma’s die aanknopingspunten voor samenwerking met Telos bieden: Centrum voor Wetgevingsvraagstukken In dit centrum wordt veel voor Telos relevant onderzoek gedaan. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan: milieurecht (Verschuuren) de relatie tussen Europese en nationale regelgeving toegankelijkheid van milieurecht voor burgers en ngo’s. overheidshandhaving en zelfcontrole in het milieurecht (Breukers) duurzame milieuwetgeving (Biezeveld) 67 milieu-effectrapportage als hulpmiddel bij besluitvorming (Jesse) toegankelijkheid van het recht en de rechtspraak voor milieu-ngo’s (Lange) grondwater (Putter en Terpstra) idealen in het internationale natuurbeschermingsrecht (Oudenaarden) solidariteit (Jansen). Centrum voor Aansprakelijkheidsrecht Alle drie de eerste geldstroom onderzoekslijnen zijn vanuit het perspectief van duurzame ontwikkeling van belang voor Telos. Dat geldt voor: Het subthema samenhangende rechtsverhoudingen in het overeenkomsten – en verbintenissenrecht. Hoewel deze lijn in de eerste plaats in gaat op het handelsrecht is de invalshoek uitermate relevant voor Telos. Ze maakt duidelijk dat integrale beleidsvorming en participatieve besluitvorming (overeenkomsten tussen meerdere partijen) vergaande gevolgen hebben voor het rechtsstelsel; of andersom geredeneerd: ze maken inzichtelijk waarom die zaken niet van de grond komen als het rechtsstelsel niet ingrijpend wordt veranderd. Het subthema Preventie, beheersing en afwikkeling van conflicten in het aansprakelijkheidsrecht. Geschiloplossing en de juridisering ervan is zo langzamerhand een van de meest hardnekkigste problemen vanuit duurzaamheidperspectief. De huidige juridische kaders leiden vaak tot aanscherping van het conflict, lange procedures en hoge kosten. Het subthema Samenwerkingsvormen in de bouw. Dit subthema sluit eigenlijk aan op de twee bovengenoemde. Het is er een meer specifieke uitwerking van. De relevantie van dit thema voor Telos is evident. Duurzaam bouwen komt maar moeizaam van de grond in Nederland. De markt wordt sterk beheerst door de aanbieders en die houden ook elkaar vaak in een ijzeren greep. Het huidige rechtstelsel biedt te weinig ruimte voor nieuwe samenwerkingsvormen en meer greep van de afnemer. Zie bijvoorbeeld het promotieonderzoek van Dierikx, getiteld: De bescherming van de consumentopdrachtgever op de Europese bouwmarkt. Centrum voor Procesrecht Het onderzoek van dit centrum richt zich op de plaats van het Nederlandse strafrecht binnen Europa en de toenemende noodzaak tot harmonisatie. Een van de stellingen daarbij is 68 dat de traditionele scheidslijn tussen procesrecht en materieel recht onhoudbaar wordt, zie bijvoorbeeld het vraagstuk van grensoverschrijdende (milieu)corruptie. Deze invalhoek is alleen al daarom relevant voor Telos. Centrum voor Recht, Bestuur en Automatisering Twee van de vier onderzoekslijnen zijn van direct belang voor Telos, te weten: Het onderzoek naar betekenis van informatisering voor de structuur en het functioneren van het openbaar bestuur. Het onderzoek naar het functioneren van lokaal bestuur en lokale democratie. Met name de onderzoekslijnen van Frissen en Tops ten aanzien van co-sturing (staat, markt en civil society/burger) raken direct aan de kern van de opdracht van Telos. Center for Transboundary Legal Development Verbindingen met het onderzoek van dit centrum zijn voor Telos relevant in verband met Internationale of Europese wetgeving die rechtstreekse invloed heeft op de speelruimte voor nieuw beleid in Brabant, bijvoorbeeld ten aanzien van landbouw (WTO) natuur, minderhedenbeleid en water (EU). Daarbij kan vooral gedacht worden aan het onderzoek dat gedaan wordt naar de relatie tussen nationaal, recht, Europees recht en internationaal recht, van de onderzoeksgroep gecoördineerd door Prechal; het onderzoek naar de rol van de WTO, gecoördineerd door Van Genugten, en het onderzoek naar de relatie recht en ethiek, gecoördineerd door Pierik1. Flexicurity Programme Dit nieuwe internationale onderzoeksprogramma zoekt naar internationale initiatieven om flexibiliteit van de arbeid en arbeidszekerheid te combineren. Het is vanuit het perspectief van sociale duurzaamheid relevant voor Telos. Faculteit der Wijsbegeerte Binnen de Faculteit der Wijsbegeerte zijn diverse onderzoekslijnen relevant voor Telos vanuit het perspectief van duurzaamheid. Dat geldt in het bijzonder voor: ethiek van de markt (Graafland) maatschappelijk verantwoord ondernemen (Graafland en van de Ven) 1 Vanuit deze onderzoekslijn zijn ook directe verbindingen naar het onderzoek van Breugelmans bij FSW en Loosbroek bij Wijsbegeerte. 69 democratie in de multiculturele samenleving (Cobben) multiculturele samenleving (Loosbroek) participatie (Van Erp). ouder worden (Baars). Al deze onderzoeken raken direct aan de concrete vragen naar economische en sociaal-culturele duurzaamheid waar Telos zich op richt, al kan het zijn dat Telos de inzichten zelf verder zal moeten ‘vermaatschappelijken’. Maar ook op het eerste gezicht meer meta-theoretische invalshoeken zijn bijzonder relevant vanuit duurzaamheidperspectief: grenzen van de rationaliteit (Berns) agency van mens en dier (Corbey) spanning tussen vrijheid en gelijkheid (Meys). Deze onderzoeken raken aan vragen van stuurbaarheid, maakbaarheid en de relatie mens en dier, vragen die in het vooruit denken over duurzame ontwikkeling, een centrale positie innemen. Faculteit der Sociale Wetenschappen Organisations and Policies from a Relational Perspective Het onderzoek in het Department of Policy and Organization Studies richt zich op alles aspecten van de relaties in en tussen organisaties. Het vernieuwende van het onderzoek is dat de relaties centraal staan – het proces - en niet de eenheden of verschijnselen of anders gezegd de gestolde uitkomst – structuur- ervan. Een ander vernieuwend aspect dat organisaties en hun relationeel handelen als zodanig centraal staan en niet de concrete vorm die deze organisaties aannemen, zoals bedrijf X of overheid Y. Met deze invalshoek voor ogen wordt vervolgens gekeken naar concrete verschijnselen, zoals arbeid, gezondheid, innovatie. Deze vernieuwende kijk op organisatie en de nadruk op het relationele aspect is vanuit het perspectief van duurzaamheid en de organisatorische innovaties en transities die dit vereist, uiterst interessant voor Telos. Immers onder de idee van het streven naar duurzaamheid ligt de noodzaak van institutionele innovatie, het zoeken naar nieuwe relaties en het organiseren daarvan. Het op gang brengen van die processen is een kerntaak van Telos. Een aantal relevante onderzoeksprogramma’s zijn: organisatiecultuur en business-ethiek (Gössling) 70 interorganisatorische relaties (o.a netwerkanalyse) Kenis innovatiegedrag van actoren en de rol van netwerken en leerprocessen (Oerlemans) kennisinfrastructuur, leren en innovatie (Rutten) arbeidsparticipatie (in onder meer kleine bedrijven) (Schalk) strategische samenwerking (Schruijer). Leisure in Transition Vanuit het gezichtspunt van duurzaamheid is de relatie tussen de omvang, invulling en organisatie van de vrije tijd en het gebruik, beleving, invulling en organisatie van de ruimte (openbaar en particulier) een van de meest belangrijke. Er is bijvoorbeeld een nauwe relatie tussen vrijetijd, mobiliteit, recreatie, milieudruk en de inrichting en het beheer van grote delen van de fysieke ruimte, in zowel stad als buitengebied. Dat geldt ook voor de economische implicaties. In Brabant speelt dit in versterkte mate. Naast een grote verstedelijking speelt in Brabant het probleem dat grote delen van de bestaande landbouw op termijn op basis van economische, ecologische en demografische factoren de competitie met andere gebruiken van de ruimte - inclusief nieuw vormen van ‘landbouw’ - zullen gaan verliezen. Een van de belangrijkste concurrerende domeinen is dat van de vrije tijd (publiek en particulier, vermarkt en onvermarkt). Dit maakt de onderzoekslijn van deze groep, gecoördineerd door Mommaas, tot een lijn die wel zeer nauw aansluit bij de taakstellingen van Telos de komende jaren. Dat geldt voor alle drie de onderzoekslijnen: De onderzoekslijn naar vrijetijdsgedragsveranderingen in de tijd in wisselwerking met de ruimte. De onderzoekslijn naar participatie: de participatie aan nieuwe vormen van vrije tijdsbesteding en de (multi) culturele inkadering en inbedding ervan. De onderzoekslijn naar de gevolgen voor de openbare ruimte en de rol van de overheid respectievelijk markt daarbij. Economic and social Psychology Duurzaamheid heeft alles te maken met gedragsverandering en daarmee met beelden, houdingen, belangen, behoeften en de afwegingen en keuzes op basis daarvan; of anders gezegd 71 waarden en normen of (macht)posities en vrijheidsgraden en met deliberatie, imitatie, gewoonte en vergelijking. Zie bijvoorbeeld het onderzoek naar: machtspositie en machtsafstand (Poppe) leiderschap, management en gender (Willemsen) besluitvorming en keuze en consumptie (van Raaijen) actieve inertie (Zeelenberg) functie-flexibiliteit, cultuur en het organiseren van de omgang daarmee (van den Berg en van Dam). Tranzo Tranzo is een onderzoeksprogramma naar de zorg. Het onderzoek binnen TRANZO is geconcentreerd rond die vormen van zorg waarbij zowel binnen (de gezondheids)zorgsector als tussen sectoren (gezondheidszorg, wonen, welzijn, werken) grenzen worden doorbroken. Deze onderzoekslijn is vooral interessant voor Telos vanuit het perspectief van sociaal-culturele duurzaamheid. Zie bijvoorbeeld het onderzoek naar: vraaggerichtheid in zorg, welzijn en wonen kwaliteit van leven aansturing van netwerken (in de zorg) de "governance" structuur van zorgkantoren en maatschappelijke verantwoording in de AWBZ dienstverlening aan mensen met een handicap zorgarrangementen. Valuing Human Resources Practices: Linking Strategy and People In een samenleving waar kennisinnovatie een centrale plaats krijgt toebedeeld is het traceren, stimuleren, alloceren en managen van kennis en daarmee mensen (mannen en vrouwen) van essentieel belang. Deze onderzoekslijn richt zich daar op. Dat onderzoek kan van meer dan gemiddeld belang zijn voor Telos, vooral vanuit het perspectief van sociale duurzaamheid en daarbinnen het thema verantwoord ondernemen. Zie bijvoorbeeld het onderzoek naar: de relatie tussen solidariteit en betrokkenheid van medewerkers en leiderschap of management (Sanders) gender en leiderschap (met aandacht voor multiculturaliteit) (van Engen) leren in organisaties (van Poell) conflictmanagement (de Reuver) werkstress (van Veldhoven). Cross-Cultural Research 72 Het transculturele psychologie onderzoek heeft twee onderzoekslijnen. Een die gericht is op menselijk gedrag en psychologische processen in een transculturele en een die gericht is op acculturatie en de psychologische gevolgen van culturele diversiteit. Beide lijnen bevatten aspecten die vanuit het aspect van sociaal-culturele duurzaamheid relevant zijn. Zie bijvoorbeeld het onderzoek naar: bias in transcultureel multicultureel onderzoek en naar de relatie tussen persoonlijkheid en cultuur (van Poortinga en van Hemert) multiculturalisme en de acculturatie van Turkse immigranten (van Arends-Tóth). Health Psychology Ook voor de onderzoeken van deze groep geldt dat een aantal ervan relevant zijn voor de verder uitdieping of operationalisering van de voorraden uit het sociaalculturele kapitaal. Zie bijvoorbeeld het onderzoek naar: vermoeidheid (Heck, Vries en Michielsen) gender en stress en naar arbeid en zorg, sekse en gezondheid in een context van individualisering (Bekker). The Fundamental Triangle II (en Tisser) Deze overkoepelende onderzoekslijn is relevant voor Telos, zeker vanuit het perspectief van sociaal-culturele duurzaamheid. Onder deze lijn vallen het Europese waardenonderzoek en de andere onderzoeken waarin Tisser participeert (naar sociale dynamiek en arbeidsdeelname, exclusie, echtscheiding en CHER en NKPS. De laatste twee acroniemen staan voor: CHER: Consortium of Household Panels for European Socioeconomic Research. Dit is een database met als doel data te verzamelen, op te slaan en te ontsluiten van een grote groep Europese huishoudelijke panels, gedurende de een lange periode. Het doel is om inzicht te krijgen in de sociaal-economische voorkeuren ene gedragingen in de diverse Europese landen in de EU. NKPS: Is een database waarin gegevens over Nederlandse families zijn opgenomen. Ook hier gaat het om panels en lange termijnonderzoek. De onderliggende vragen gaan vooral over solidariteit. Bede panels, zeker het laatste zijn relevant voor Telos voor vragen rond duurzaamheid en solidariteit. Wat betreft het (Europese) waardenonderzoek zijn de volgende lijnen mogelijk van belang voor Telos: 73 culturele diversiteit en solidariteit en burgerschap van Arts. consensus democratie, vrijwilligersverenigingen en Europese waarden(Donk, W.B.H.J. van de, Hendriks, F. & Luijkx, R.) de relatie tussen welvaart, gedrag en instituties (op Europees niveau) (Muffels) sociale zekerheid en arbeidsmobiliteit (van Oorschot) culturele integratie en achterstand van allochtonen (Uunk). Comparative Research: Methods for Cross-cultural and Longitudinal Analysi Naast de gebruikelijke expertise op het terrein van vooral kwantitatieve onderzoeksmethoden hebben een aantal van de medewerkers ook expertise opgebouwd over het doen van lange termijn onderzoek en transcultureel onderzoek, inclusief het omgaan met panel data (Hagenaars en Vermunt) en latente variabelen. Faculteit der Letteren Communicatie en Cognitie: onderzoeksprogramma Dit onderzoeksprogramma van de sectie Communicatie en Cognitie is relevant voor Telos. Het onderzoek is gericht op de effecten van digitale informatie op communicatie en cognitie. Het gaat om de vraag hoe de door de digitalisering mogelijk gemaakte nieuwe informatievromen en -combinaties (beeld, geluid en tekst) gevolgen hebben voor de manier waarop die informatie door gebruikers wordt geselecteerd, opgepakt en selectie en verwerkt. Hoe groter die invloed groter, hoe verstrekkender de implicaties voor communicatie en informatieoverdracht en daarmee kennis, percepties en zelfs sociale relaties. Dit heeft ook grote gevolgen voor de mogelijkheid van vermaatschappelijking van duurzaamheid en de manier waarop de communicatie daarover moet plaatsvinden. Marketing en Sociologie van het Boek Alle drie de onderzoeksprojecten die vallen onder dit onderzoeksprogramma hebben relevantie voor Telos, meer specifiek voor de vraagstukken van culturele diversiteit en solidariteit. Motivationele aspecten van deelname aan cultuur Culturele classificatie, mediaproductie en mediagebruik Het gebruik van culturele kennis. 74 Babylon De Universiteit Tilburg heeft veel expertise in huis op het gebied van de multiculturele samenleving, in vrijwel alle faculteiten. Een deel van dat onderzoek - waaronder het direct hierboven genoemde, maar ook eerder genoemd onderzoek uit FSW - is gebundeld in Babylon: Centrum voor Studies van de Multiculturele Samenleving. Vanuit het gezichtspunt van sociaal-culturele duurzaamheid is multiculturaliteit misschien wel het centrale thema de komende jaren. De eronder vallende thematiek raakt aan al de binnen dit kapitaal door Telos gedefinieerde voorraden. 75