Tentamen Beginselen accountancy

advertisement
Gemaakt door Evert Jenezon
Tentamen Beginselen Recht
14-01-2005
Inleiding in het Nederlandse recht
Hoofdstuk 1
Recht in het algemeen
Hoofdstuk 2
Recht en staat
Hoofdstuk 3
De wetgeving
Hoofdstuk 4
De rechtspraak
Hoofdstuk 5
Het bestuur
Hoofdstuk 6
Vermogensrecht algemeen
Hoofdstuk 7
Goederenrecht
Hoofdstuk 8
Overeenkomstenrecht
Hoofdstuk 9
Verbintenissen uit de wet
Hoofdstuk 11
Ondernemingsrecht
Hoofdstuk 12
Arbeidsrecht en sociaal zekerheidsrecht
Hoofdstuk 13
Strafrecht
Hoofdstuk 15
Internationaal recht
Hst. 1
Recht in het algemeen
§ 1.1 Inleiding
In de samenleving heeft het recht de functie om conflicten op te lossen en te voorkomen.
Het recht tracht vrede in de samenleving te bewaren door de belangen van de gemeenschap en
individuele lieden te beschermen.
Menselijk contact verloopt via regels, deze kunnen uit twee bronnen voortvloeien, uit
doelmatigheid en uit eisen die het zedelijk bewustzijn aan de mens stelt.
Een deel van de inhoud van het recht wordt bepaald door doelmatigheid (er moet een regel
zijn, doet er niet toe welke). Een ander deel stamt rechtstreeks uit het zedelijk bewustzijn;
regels zijn vervlochten met menselijke normen en waarden.
Doel van het recht is de belangen van mensen in hun onderlinge verkeer te ordenen en te
beschermen onder handhaving van de daarbij betrokken normen en waarden.
§ 1.2 De rechtsbronnen
Recht is het geheel van geldende regels, dit noemen we positief recht. Positief recht is een
optelsom van alle regels die op dit moment in NL gelden. Geldende regels noemen we
rechtsregels.
Regels van niet-positiefrechtelijke aard zijn b.v. fatsoensregels of normen en waarden uit een
moraal of godsdienst.
Objectief recht (=positief recht), geheel van alle geldende regels. Subjectief recht, de
individuele regels die burgers aan objectieve rechten ontlenen.
Het positieve recht is te vinden in onze rechtsbronnen, dit zijn, de wet, de jurisprudentie, de
gewoonte, verdragen en sommige besluiten van volkenrechtelijke organisaties.
§ 1.3 Nationaal en internationaal recht
Globale indeling van het recht
Nationaal en internationaal recht. Criterium is het grondgebied waarbinnen het rechtsstelsel
werkt.
-volkenrecht, regelt de relatie tussen soevereine staten (dulden van buitenaf geen macht boven
zich, naar binnen toe hebben ze bevoegdheid tot wetgeving, bestuur en rechtspraak).
Beginselen Recht
Tentamen 14-01-2005
Pagina 1 van 43
20-7-2017
Gemaakt door Evert Jenezon
-internationaal privaatrecht regelt de rechtsbetrekkingen van individuele personen met
verschillende nationaliteit.
§ 1.4 Materieel en formeel recht
Ons positieve recht is opgebouwd uit regels die burgers rechten verlenen en uit regels die
aangeven op welke wijze deze regels kunnen worden gehandhaafd. Regels die betrekking
hebben op de inhoud van rechten en plichten worden regels van materieel recht genoemd.
Regels die betrekking hebben op de handhaving van het recht worden regels van formeel
recht genoemd (ook wel procesrecht).
§ 1.5 De rechtsgebieden
Het staatsrecht bevat de regels die betrekking hebben op de organisatie van een staat en e
staatsorganen en op de bevoegdheid van die organen. Het omvat tevens de verhouding van de
burgers tot de staat en de mogelijkheden die de burgers hebben om invloed uit te oefenen op
het functioneren van diverse staatsorganen.
Grondwet is de belangrijkste wettelijke regeling. Hij bevat, de grondrechten, de opbouw van
ons staatsbestel en hoe de bevolking invloed kan uitoefenen op de samenstelling van de
staatsorganen.
Het bestuursrecht (ofwel administratief recht). De kern van het bestuursrecht wordt
gevormd door de rechtsverhouding tussen overheid en burger. Deze komt vooral tot uiting in
de beschikking (individuele rechtsvaststelling). Het materieel bestuursrecht houdt zich vooral
bezig met de bevoegdheid van bestuursorganen tot het maken van beschikkingen en met de
vereisten die aan een rechtsgeldige beschikking worden gesteld.
Het strafrecht, centraal staat het straffen. Geen straf zonder vooraf wettelijke strafbepaling
(nulla puena beginsel). Een in de wet met straf bedreigde gedraging heet een strafbaar feit.
Strafbare feiten kunnen worden gepleegd door natuurlijke personen en door rechtspersonen.
Handhaving van het strafrecht is de taak van de overheid. Initiatief tot vervolging van een
strafbaar feit ligt bij het OM (ondergeschikt aan het Min. van Justitie).
Het burgerlijk recht of privaatrecht regelt de betrekkingen tussen burgers onderling. Twee
hoofdgroepen, personen- en familierecht (regelt alle persoonlijke betrekkingen binnen en
buiten het gezin) en vemogensrecht (betrekkingen tussen burgers onderling die op geld
waardeerbaar zijn).
Tot het burgerlijk recht wordt gerekend het handelsrecht, een belangrijk onderdeel van het
handelsrecht wordt gevormd door het ondernemingsrecht (H11) (onderwerpen die
betrekking hebben op de juridische aspecten van een onderneming). Ook het arbeidsrecht
behoort tot het burgerlijk recht, onderdeel daarvan is het collectieve arbeidsrecht (overleggen
over rechtsposities van werkgevers en werknemers om zo tot een CAO te komen.
§ 1.6 Publiekrecht en privaatrecht
Publiekrecht regelt de indeling van de staat, etc.
Privaatrecht regelt de rechtsbetrekkingen tussen de burgers onderling, zonder ingrijpen van de
overheid.
Onderscheid tussen publiek en privaatrecht is moeilijk te maken. Publiekrecht is het recht dat
betrekking heeft op de organisatie van de staat en de relatie tussen burgers en overheid
(staatsrecht, bestuursrecht en strafrecht), privaatrecht is het recht dat de onderlinge
betrekkingen van burgers regelt.
§ 1.7 Andere indelingen van het recht
Besproken indelingen vormen de klassieke indeling van het recht.
Beginselen Recht
Tentamen 14-01-2005
Pagina 2 van 43
20-7-2017
Gemaakt door Evert Jenezon
Andere indeling, daarin worden rechtsgebieden benoemd vanuit één of enkele facetten waarin
het recht zich manifesteert.
Juristen maken onderscheid tussen geschreven en ongeschreven recht. Geschreven zijn de
wetten en verdragen, ongeschreven is de jurisprudentie of rechtspraak.
§ 1.8 Handhaving en naleving van de rechtsregels
Het recht wordt op velerlei wijze nageleefd of gehandhaafd. Naleving van rechtsregels
geschiedt in het maatschappelijke leven uit verschillende motieven. Binnen het systeem van
het recht is de handhaving opgedragen aan verschillende rechters, die daarbij materiële en
formele regels van strafrecht, burgerlijk recht en bestuursrecht hanteren.
Hst. 2
Recht en staat
§ 2.1 Verdeling van overheidsmacht: de Trias Politica
De leer van de Trias Politica: (leer van de machtenscheiding) wanneer te veel staatsmacht
wordt geconcentreerd in één hand of bij een kleine groep gezagsdragers, vormt de staat een
bedreiging voor de vrijheid van de burger. Er is dan sprake van machtsconcentratie en voor
tirannie moet worden gevreesd. Om deze gevaren te keren is het beter om de staatsmacht te
spreiden door deze te verdelen over een drietal staatsorganen, daarbij is elk orgaan bevoegd
om slechts een nauwkeurig begrensd gedeelte van het staatsgezag uit te oefenen.
Macht is een bevoegdheid.
Machtenscheiding komt neer op de volgende punten.
 De staatsmacht moet worden verdeeld over drie machten: een wetgevende macht, een
uitvoerende macht en een rechtsprekende macht.
 De staatsmacht wordt uitgeoefend in drie functies: wetgeving, uitvoering en rechtspraak
 Elk van de drie functies moet aan een afzonderlijk orgaan worden opgedragen.
In wezen komt de Trias Politica neer op een staatsrechterlijke scheiding van macht, functie en
orgaan.
Montesquieu wilde dat de wetgevende macht een afspiegeling van het volk zou zijn. De
rechtsprekende macht moest volledig onafhankelijk zijn van de andere overheidsorganen en
de leden moesten onafzetbaar zijn. Hij beperkte de functie van de rechter tot het nazeggen van
de almachtige wet, dit noemen we het legisme (al het recht staat in de wet). Consequentie
hiervan is dat al het recht in de wet moet worden vastgelegd (gecodificeerd), de
codificatiegedachte.
NL en de Trias Politica, steeds bleek een werkelijk consequente doorvoering niet mogelijk.
De voornaamste redenen hiervan zijn in te delen in drie categorieën:
-een scherpe scheiding tussen de drie functies is in feite niet te maken
-de drie functies betreffen bij lange na niet het gehele terrein van overheidsbemoeienis in de
staat. De totale overheidszorg betreft veel meer dan de som van de drie functies.
-Het ideaal dat elk orgaan alleen de hem toebedeelde functie en geen enkele andere vervult,
blijkt niet op doelmatige wijze te realiseren.
§ 2.2 De Trias Politica in Nederland
Wetgevende macht, regering en staten generaal (1e +2e kamer). Regering zou alleen mogen
besturen volgens de T.P.
Uitvoerende macht, regering (koning + ministers, ministers vormen de ministerraad en staat
onder voorzitterschap van de minister president) In de ministerraad worden besluiten
genomen over tal van kwesties van alg. regeringsbeleid. Bij de regering berust de
bestuursmacht van de centrale overheid (alle departementen en vrijwel alle rijksdiensten). De
Beginselen Recht
Tentamen 14-01-2005
Pagina 3 van 43
20-7-2017
Gemaakt door Evert Jenezon
regering is in zekere zin vrij in het bepalen van haar beleid, maar de staten generaal oefent
daarop een bepaalde mate van toezicht uit. De belangrijkste bestuurshandelingen verricht de
regering zelf, de rest geschiedt onder verantwoordelijkheid op een lager niveau. Elk besluit
van de regering heet koninklijk besluit (KB).
Inhoud van het KB kan verschillen naar gelang de functie die de kroon uitoefent:
-beschikkingen
-maken van een AMvB
Ieder besluit van de regering heeft de vorm van een KB ongeacht zijn inhoud.
Rechtsprekende macht, is opgedragen aan de rechterlijke macht. Naast het beslechten van
geschillen vervult de rechter ook enkele bestuurlijke taken. De uitspraak van de rechter heet in
zo’n geval vaak een beschikking. De rechter heeft nimmer een wetgevende functie.
De scheiding tussen de rechterlijke macht en wetgever en bestuur is in NL beter gelukt dan de
scheiding tussen wetgever en bestuur.
Een juiste toepassing van de leer van de machtenscheiding leidt ertoe dat er tussen de machten
een zeker evenwicht bestaat in die zin dat geen van de machten het sterkst is.
§ 2.3 Decentralisatie
Spreiding van macht over verschillende bestuurslagen wordt decentralisatie genoemd en
verhindert dat in ons land alle wetgeving uitsluitend afkomstig is van regering en staten
generaal en dat alle bestuur uitsluitend geschiedt door de regering.
Territoriale decentralisatie, bepaalde bevoegdheden die uitsluitend kunnen worden
uitgeoefend binnen een bepaald grondgebied, zoals provincies (wetgeving: provinciale staten
(provinciale verordeningen), bestuur: provinciale + gedeputeerde staten) en gemeenten
(wetgeving: gemeenteraad (gemeentelijke verordeningen), bestuur: gemeenteraad en college
van B&W).
Functionele decentralisatie, aan organen voor het hele grondgebied van het Rijk bestuurlijke
en wetgevende taken opdragen m.b.t. een bepaald, nauwkeurig omlijnd deelgebied van het
maatschappelijk leven. (waterschappen, landbouwschap)
Er is sprake van autonomie als lagere overheden de bevoegdheid hebben om zelfstandig hun
eigen aangelegenheden te regelen en te besturen.
Bij medebewind moeten de lagere overheden op grond van de wet meewerken aan de
verwerkelijking van hetgeen op centraal niveau al is geregeld of besloten.
§ 2.4 Nederland: een parlementaire democratie
De belangrijkste kenmerken van democratie zijn:
 Er is een volksvertegenwoordiging die gekozen is d.m.v. open en eerlijke verkiezingen
In een directe democratie worden beslissingen direct door de burgers genomen. NL is een
indirecte democratie, de beslissingen worden genomen door gekozen organen.
Bestaansvoorwaarde voor een democratie is dat burgers de bevoegdheid hebben hun
vertegenwoordigers in
de staatsorganen zelf te kiezen. Actief kiesrecht krijg je als je meerderjarig wordt, maar je
bent niet verplicht te stemmen.
De staten generaal vertegenwoordigd het gehele Nederlandse volk en bestaat uit de 1e en 2e
kamer. De 150 leden van de 2e kamer worden rechtstreeks gekozen door het Nederlandse
volk voor een periode van 4 jaar. Leden van de 1e kamer worden gekozen door de
provinciale staten van alle 12 provincies samen.
Het kiesrecht levert een bijdrage aan de spreiding van de macht
 De staat is een rechtsstaat die gebaseerd is op een grondwet
Het beginsel van de rechtstaat houdt in dat elk optreden van de overheid is onderworpen
aan de regels van het recht. Deze gehoudenheid van de overheid aan zijn eigen rechtsregels
Beginselen Recht
Tentamen 14-01-2005
Pagina 4 van 43
20-7-2017
Gemaakt door Evert Jenezon
leidt tegelijkertijd in beginsel tot rechten voor de burger. Bij de overheid staat algemeen
belang voorop. De overheid moet zich dus aan regels houden, vaak zullen dit wettelijke
regels zijn, soms heeft de overheid een zekere speelruimte, voor deze beslissingen is de
overheid gebonden aan algemene beginselen van behoorlijk bestuur, deze begrenzen de
vrijheid van de overheid bij het maken van beschikkingen.
Elk optreden van de overheid moet zijn terug te voeren op de grondwet.
 er is een parlementair stelsel, hetgeen wil zeggen dat de volksvertegenwoordiging het
laatste woord heeft over de vraag of een regering aan het bewind kan blijven.
Daarbij gaat het om de betrekkingen tussen regering en parlement
-de vertrouwensregel, de regering moet het vertrouwen hebben van het parlement om te
kunnen regeren. Bij een conflict tussen 2e kamer en regering kan e regering blijven zitten
en nieuwe verkiezingen uitschrijven. Indien na de verkiezingen de nieuwe Kamer opnieuw
haar afkeuring uitspreekt over het regeringsbeleid of een onderdeel daarvan, is de regering
verplicht af te treden
-de ministeriële verantwoordelijkheid, de ministers zijn voor alles wat uit hoofde van de
regering gedaan wordt verantwoording verschuldigd aan de beide Kamers.
De Kamer heeft de volgende rechten: het recht van interpellatie (mondeling of schriftelijk
inlichtingen vragen aan de minister), het vragenrecht, motie (voorstel tot wijziging,
afkeuring), recht van enquête.
-het ontbindingsrecht, bij een conflict tussen de 1e/2e kamer en de regering is de regering
één keer bevoegd de kamer te ontbinden. Tegelijk moeten nieuwe verkiezingen worden
uitgeschreven.
 aan de burgers komt een aantal rechten toe die hen beschermen tegen te vergaande
overheidsbemoeienis. Men spreekt in dit verband van de grondrechten van de burgers.
Bij de meeste democratieën spreken we van een republiek (president) of een monarchie
(koning). NL heeft een constitutionele monarchie; de positie van de koning is in de
grondwet geregeld en daarmee ook beperkt.
Hst. 3
De wetgeving
§ 3.1 De wet als rechtsbron
De voornaamste bron van het geldende of positieve recht is ongetwijfeld de wet. Wetten zijn
algemeen verbindende voorschriften. Zij bevatten rechten en plichten die in beginsel voor
iedere burger gelden.
Niet alleen de regering en de staten generaal maken wetgeving. Daarnaast heeft de regering
een zelfstandige bevoegdheid om wetgeving te maken: de algemene maatregel van bestuur.
Verder kan ook de minister zelf wetgeving maken de zogenaamde ministeriële regeling. In het
kader van decentralisatie zijn ook de lagere overheden tot wetgeving bevoegd. Zij produceren
verordeningen
Wet in formele zin is elk besluit van regering en staten generaal. Bij dit begrip letten we op
de herkomst van de wet en laten we de inhoud buiten beschouwing, deze kan een algemeen
verbindend voorschrift zijn, maar dat hoeft niet.
Wet in materiële zin is elk algemeen verbindend voorschrift. Hier letten we op de inhoud en
blijft de herkomst buiten beschouwing
Maar vaak is een wet in formele zin tegelijk ook een wet in materiële zin; uit de naam van de
wet is op te maken of het om een wet in formele zin gaat, dan wordt de term ‘wet’ gebruikt in
de naam van de wet.
Een wet in bloot-formele zin is elke wet in formele zin die niet tevens een wet in materiële
zin inhoud, hij bevat dus geen algemene verbindende voorschriften.
Beginselen Recht
Tentamen 14-01-2005
Pagina 5 van 43
20-7-2017
Gemaakt door Evert Jenezon
Een wet in bloot-materiële zin is elk algemeen verbindend voorschrift dat afkomstig is van
een tot wetgeving bevoegd orgaan, behalve regering en Staten-Generaal.
Gemeentelijke en provinciale wetten heten altijd verordening.
Welk begrip wet wordt bedoeld?
-De grondwet hanteert de term wet altijd voor wetten in formele zin.
-In de tekst van wetten in formele zin moet uit het zinsverband of uit de strekking telkens
worden afgeleid welk type wet daar wordt bedoeld.
De formele wetgever produceert alg. verbindende voorschriften en heel zelden wetten in bloot
- formele zin. De overige wetgevers maken alg. verbindende voorschriften, deze noemen we
wetten in bloot - materiële zin.
De grondwet is de juridische basis van onze samenleving. Hij is de hoogste wettelijke
regeling in ons land en bevat de belangrijkste bepalingen van ons staatsrecht.
Organieke wetten, wetten door de grondwet voorgeschreven; b.v. waterstaatswet,
ambtenarenwet.
Wijziging van de grondwet: eerst wordt bij een gewone wet in formele zin vastgesteld welke
wijzigingen de nieuwe grondwet dient te ondergaan. Daarna worden de 1e en 2e kamer
ontbonden en nieuwe verkiezingen uitgeschreven. De nieuwe Kamers kunnen daarna het
voorstel voor de nieuwe grondwet slechts met 2/3 meerderheid aannemen.
De wetgevende macht wordt gezamenlijk door regering en Staten Generaal uitgeoefend. Zij
brengen samen wetten in formele zin tot stand.
Bij totstandkoming van een wet in formele zin zijn de vijf volgende fases te onderscheiden:
- het wetsvoorstel, gewoonlijk ontworpen door de regering. Meestal door het departement
waar het onderwerp van het wetsvoorstel thuishoort, waarna het met de regering wordt
besproken.
- het wetsvoorstel moet nu naar de raad van state. Deze voorziet het voorstel van een openbaar
advies.
- nu wordt het ingediend bij de 2e kamer. Dit geschiedt door of namens de koningin, elk
wetsvoorstel is voorzien van een koninklijke boodschap, die bevat de considerans (de
reden). Verder is een Memorie van toelichting toegevoegd. Daarin wordt uitgelegd wat de
beweegredenen waren om het wetsvoorstel in te dienen. Tevens bevat de MvT artikelsgewijs
commentaar op het wetsvoorstel, en uitleg.
- Een en ander wordt behandeld in vaste kamercommissies. Die maakt een voorlopig verslag.
- Memorie van antwoord, reactie op de vragen van de 2e kamer
- Openbare behandeling (met recht van amendement)
- Stemming over het voorstel + amendementen
- Afwijzing of aanvaarding
- Naar de 1e kamer (beraadslaging), zij kunnen alleen aanvaarden of afwijzen.
- Bekrachtiging door de koning
- ondertekening door koning, desbetreffende minister en de minister van Justitie
- Bekendmaking door publicatie in een staatsblad
Algemene maatregel van bestuur
Worden bij koninklijk besluit vastgesteld.
Voorschriften, door straffen te handhaven, worden daarin alleen gegeven krachtens de wet.
De wet bepaalt de op te leggen straffen.
AMvB is vrijwel altijd wet in materiële zin en bevatten dus algemeen verbindende
voorschriften.
Voor de rechtsgeldige totstandkoming van een AMvB bestaan drie vereisten:
- het ontwerp moet aan de ministerraad worden voorgelegd.
- Advies van de RvS
- AMvB in het staatsblad publiceren
Beginselen Recht
Tentamen 14-01-2005
Pagina 6 van 43
20-7-2017
Gemaakt door Evert Jenezon
Ministeriële regelingen
De formele wetgever kan het nader regelen van bepaalde onderwerpen uit een wet in formele
zin overlaten aan de minister. Deze brengt dan een ministeriële regeling tot stand. Een andere
mogelijkheid is dat de regering in een AMvB een dergelijke opdracht aan de minister
verstrekt. Voordeel van een ministeriële regeling is dat hij op eenvoudige wijze tot stand kan
komen. Vaak is de enige formaliteit de publicatie in de Staatscourant. Het is een wet in
materiële zin.
De Raad van State is in ons staatsbestel een belangrijk orgaan. De taak van de RvS bestaat in
hoofdzaak uit de volgende 2 onderdelen:
- De Raad dient de regering en staten generaal van advies bij de totstandkoming van wetten in
formele zin. (en AMvB’s)
- Binnen RvS de afdeling bestuursrechtspraak, deze is belast met de behandeling van de bij
wet aan haar opgedragen geschillen. Het gaat dan om rechtspraak in eerste aanleg (bij
bijzondere wetten is deze afdeling aangewezen als eerste rechter) of rechtspraak in hoger
beroep (hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank in een bestuursproces)
Koning is voorzitter van de RvS. De feitelijke leiding berust echter bij de vice-voorzitter.
Naast de koning bestaat de RvS uit te hoogste 28 leden. Zij worden benoemd bij KB.
Kenmerk van elke wet is dat daarmee wordt beoogd algemeen verbindende regels te geven.
Een wet is in ons recht pas verbindend als hij aan vier vormvereisten voldoet. Deze zijn:
- de wet moet voldoen aan alle wettelijk gestelde vormvereisten
- de wet moet afkomstig zijn van een tot het geven van die wet bevoegd overheidsorgaan
- de wet mag niet in strijd zijn met een hogere wettelijke regel
- de wet (behalve een wet in formele zin) moet in overeenstemming zijn met algemene
rechtsbeginselen.
§ 3.2 De bevoegdheid tot wetgeving
Een tweede vereiste voor de rechtsgeldigheid van wetgeving is dat het orgaan dat de
wetgeving produceert daartoe ook formeel bevoegd moet zijn. Het orgaan kan deze
bevoegdheid hebben verkregen krachtens attributie dan wel krachtens delegatie.
Attributie is het toekennen van de wetgevende bevoegdheid. Dit is te vinden in de grondwet.
In de huidige grondwet is de wetgevende bevoegdheid toegekend aan:
- Regering en SG (wetten in formele zin)
- Regering (AMvB)
- Provinciale staten en gemeenteraad (provinciale, gemeentelijke verordeningen)
- Waterschappen (waterschapsverordeningen)
- openbare lichamen voor beroep en bedrijf (verordeningen)
Beperkingen:
- De wetgevende bevoegdheid is in de wet in formele zin nader omschreven en dus begrensd.
Alleen aan de wetgevende bevoegdheid van de formele wetgever zijn geen grenzen gesteld
- Voor de wettelijke regeling van sommige belangrijke onderwerpen eist de grondwet dat deze
bij wet in formele zin geschiedt. Andere wetgevende organen zijn dan krachtens attributie niet
bevoegd in zo’n onderwerp d.m.v. een wettelijke regeling (nogmaals) te voorzien.
- Lagere overheden die hun wetgevende bevoegdheid op grond van attributie hebben
verkregen, mogen in hun verordeningen niet nogmaals een onderwerp regelen, waarin in een
hogere regeling als is voorzien. Op deze regeling bestaat 1 uitzondering. Hij mag wel
hetzelfde onderwerp uit een hogere regeling nogmaals regelen als hij daarmee een heel ander
rechtsbelang dient dan de hogere wetgever deed.
Delegatie, het overdragen van wetgevende bevoegdheid. Een orgaan met wetgevende
bevoegdheid krachtens attributie mag over het algemeen aan een ander orgaan de
bevoegdheid delegeren om nadere regels omtrent een bepaald onderwerp op te stellen. De
Beginselen Recht
Tentamen 14-01-2005
Pagina 7 van 43
20-7-2017
Gemaakt door Evert Jenezon
krachtens delegatie verkregen bevoegdheid kent slechts één algemene beperking die
rechtstreeks uit de aard van het verschijnsel delegatie voortvloeit: de omvang van de
gedelegeerde bevoegdheid is nooit ruimer dan de opdracht die in de betreffende wet is
verstrekt. De opdracht is meestal zeer nauwkeurig omschreven.
Subdelegatie: soms draagt een orgaan dat zijn wetgeving krachtens delegatie heeft verkregen,
die bevoegdheid op zijn beurt over aan een ander orgaan.
In de praktijk komt het erop neer dat subdelegatie mogelijk is als in de delegerende wet de
opdracht als volgt is geformuleerd: nadere regels mogen worden gesteld bij of krachtens
besluit van de delegataris. Daarbij moet onderscheid worden gemaakt tussen de methode die
daarvoor in de grondwet wordt gebruikt en die in de wetten in formele zin.
De grondwet verleent in sommige artikelen aan de wetgever in formele zin de bevoegdheid
wetgeving te delegeren en gebruikt daarvoor de formules, bij of krachtens de wet, de wet
regelt of de wet geeft regels. Wanneer de formule luidt, bij de wet is delegatie verboden en is
dus alleen de formele wetgever bevoegd regels op te stellen.
De wet in formele zin kan op soortgelijke wijze als de grondwet delegatie mogelijk maken
door eveneens de uitdrukking bij of krachtens te gebruiken.
§ 3.3 De bekendmaking van wetten
De bekendmaking en inwerkingtreding van wetten in formele zin worden bij wet geregeld.
De bekendmaking van wetgeving van de centrale overheid geschiedt grotendeels door
publicatie in het staatsblad. Uiteindelijk draagt een wet drie handtekeningen die van de
verantwoordelijke minister, van de minister van justitie en de koning.
Door bekendmaking krijgt de wet nog geen verbindende kracht. Dat is pas het geval als de
wet op een bepaalde datum is ingegaan. Voor de bepaling van de datum geldt als hoofdregel
dat een wet in werking treedt met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na
de datum van de bekendmaking. Maar de wetgever kan ook anders beslissen. Een wet van de
centrale overheid kan ook in werking treden op een in de wet zelf bepaalde datum, op een
door een aparte invoeringswet bepaalde datum, op een bij apart KB bepaalde dag.
Voor bekendmaking en inwerkingtreding van wetten van lagere overheden bestaat geen
uniforme regeling. Dat is per overheidsorgaan in een aparte wet geregeld.
§ 3.4 Voorrang van wetgeving
De wet mag niet in strijd zijn met een hogere regeling;
De rangorde van regelingen:
Provinciale verordeningen
Gemeente
Verordening
verordeninge waterschap
n
Beginselen Recht
Tentamen 14-01-2005
Volkenrecht en Europees
gemeenschapsrecht
Grondwet
Wetten in formele zin
Algemene maatregelen van
bestuur
Ministeriële regelingen
Verordeningen van de SER
Verordeningen van
productschappen en
hoofdbedrijfsschappen
Verordeningen van
bedrijfschappen
Pagina 8 van 43
Verordeningen van andere
wetgevende openbare
lichamen
20-7-2017
Gemaakt door Evert Jenezon
Het is de rechter verboden te beoordelen of een wet in formele zin in strijd is met de
grondwet. Dit is een uitzondering op de hoofdregel dat hij wetten aan hogere wetten mag
toetsen.
§ 3.5 Toetsing door wetgeving
Op welke wijze wordt gecontroleerd of een wet aan de vier legaliteitseisen voldoet?
Dit noemen we de legaliteitscontrole en geschiedt bij de Kroon en de rechter.
De Kroon, zijn controle heeft vooral betrekking op provinciale verordeningen, gemeentelijke
verordeningen, verordeningen van de SER en van product, hoofd en bedrijfschappen. Deze
verordeningen kunnen worden vernietigd wegens strijd met recht of algemeen belang. Dit
vernietigingsrecht wordt spontaan gehanteerd, het wordt uitgeoefend zonder dat iemand
daarom vraagt. De enige eis is dat de RvS om advies moet worden gevraagd. Omdat deze
controle achteraf plaatsvindt spreken we ook wel van repressieve controle door de Kroon.
De rechter, als hij tijdens een procedure constateert dat een wet niet aan de 4 legaliteitseisen
voldoet kan hij deze onverbindend verklaren, hij past dan de wet niet toe, maar deze blijft wel
bestaan. Wordt dan vaak alsnog onverbindend verklaard.
We moeten voor de toetsing aan algemene rechtsbeginselen onderscheid maken tussen
toetsing van wetten in formele zin en toetsing van lagere wetgeving.
Wetten in formele zin mogen niet aan algemene rechtsbeginselen worden getoetst.
Toetsing van lagere wetgeving aan algemene rechtsbeginselen wordt onder bepaalde
voorwaarden toelaatbaar geacht. De rechter mag wetten in materiële zin toetsen aan algemene
rechtsbeginselen waaronder het willekeurbeginsel. Hij mag beoordelen of het desbetreffende
overheidsorgaan in redelijkheid tot het desbetreffende besluit is gekomen.
§ 3.6 Het verdrag als rechtsbron
Verdragen waarbij NL partij is behoren tot het Nederlandse recht. Zij hebben hier een
verbindende kracht als ze bekent zijn gemaakt en in werking zijn getreden. Dat betekent dat
alle overheidsorganen de verplichting hebben zich eraan te houden.
Een ieder verbindende gedragsbepaling, het verdrag heeft betrekking op de rechtspositie van
de burger.
Hst. 4
De rechtspraak
Afdeling 1
De rechterlijke macht
Handhaving van de rechtsregels kan slechts onder twee voorwaarden gebeuren:
- Er moeten organen zijn die tot wetgeving bevoegd zijn.
- Er moeten sancties zijn waardoor naleving van het recht kan worden afgedwongen.
In de meeste gevallen wordt het recht spontaan nageleefd en hoeft de rechter het recht niet te
handhaven.
§ 4.1 Beginselen van rechtspraak
De wet op de rechterlijke organisatie bepaalt dat de rechterlijke macht bestaat uit
kantongerechten, arrondissementsrechtbanken, gerechtshoven en de Hoge Raad.
De rechtspraak wordt in beginsel uitgeoefend door rechters (juristen met de nodige scholing),
maar de wet laat ook ruimte voor deskundigen, b.v. de pachtkamer bestaat uit de
kantonrechter en twee deskundigen.
Waarborgen van onafhankelijkheid d.m.v. benoeming voor het leven. Zij zijn vrijwel
onafzetbaar, ze kunnen alleen ontslagen worden door de Hoge Raad.
Beginselen Recht
Tentamen 14-01-2005
Pagina 9 van 43
20-7-2017
Gemaakt door Evert Jenezon
§ 4.2 Het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie (OM) is belast met de handhaving van wetten, de vervolging van
alle strafbare feiten en de tenuitvoerlegging van strafvonnissen. De taken van het OM worden
bij kanton en rechtbank uitgeoefend door de officier van Justitie en plaatsvervanger. Hun
kantoor heet het arrondissementsparket. Aan het hoofd van elk parket staat een hoofdofficier
van Justitie.
Bij de 5 gerechtshoven wordt het OM bekleed door de procureur-generaal, mat als
plaatsvervanger advocaten-generaal. De procureurs-generaal vallen onder de
verantwoordelijkheid van het min. van Justitie. Die is vervolgens verantwoording schuldig
aan het parlement. Tenslotte nog de procureur-generaal bij de Hoge Raad, met als vervanger
de advocaat-generaal. De P-G bij de Hoge Raad is onafhankelijk.
Twee verschillen tussen OM en rechterlijke macht:
-De rechter oordeelt over burgerlijke zaken, strafzaken en bestuurszaken, terwijl het OM
vrijwel alleen in strafrecht actief is.
-Het OM is een hiërarchisch, ambtelijk apparaat met aan het hoofd de minister van Justitie,
terwijl de rechter onafhankelijk is (is dus aan niemand verantwoording verschuldigd, leden
van het OM wel, behalve de P-G bij de Hoge Raad).
§ 4.3 Rechtspraak in eerste aanleg
Als een zaak voor het eerst voor de rechter wordt aangebracht spreken we van rechtspraak in
eerste aanleg.
De kantongerechten.
Alleensprekende rechter. NL is verdeeld in 62 kantons met ieder één kantongerecht.
De kantonrechter is bevoegd kennis te nemen van:
-Alle vorderingen tot en met € 5.000,- ongeacht hun aard.
-Alle vorderingen uit huurovereenkomst, huurkoop, arbeidsovereenkomst, collectieve
arbeidsovereenkomst en pacht
-Strafzaken, vrijwel alle overtredingen.
De arrondissementsrechtbanken (kortweg rechtbanken).
Zij kennen collegiale rechtspraak, college bestaat uit 3 rechters.
De absolute competentie (bevoegdheid) van de rechtbank in:
-Burgerlijke zaken, alle zaken die niet tot het kantongerecht worden gerekend.
-Strafzaken, over alle misdrijven en enkele overtredingen.
-Bestuurszaken, algemene wet bestuursrecht (awb) besluiten.
De relatieve competentie, waar naar de rechtbank???
Bij burgerlijk recht in de woonplaats van de gedaagde
Bij strafrecht in de plaats waar het delict is gepleegd
Bij bestuursrecht; Bij de Centrale Overheid, de woonplaats van de belanghebbende. Bij de
Lagere overheid, arrondissement waarbinnen de provincie/gemeente ligt.
De functionele competentie, bij welk onderdeel van een rechterlijke instantie zal de zaak
dienen? De rechtbank is verdeeld in sectoren. Binnen de sectoren geschiedt de rechtspraak in
kamers. Daarin hebben 3 rechters zitting (= meervoudige kamer).
§ 4.4 Rechtspraak in hoger beroep en cassatie
Een regel in ons procesrecht is dat men van een uitspraak van een lagere rechter in beroep
moet kunnen komen bij een hogere rechter, als men het niet eens is met de uitspraak in eerste
aanleg.
Tegen vonnissen in burgerlijke zaken die door de kantonrechter zijn behandeld staat hoger
beroep open bij de rechtspraak. Beperking: geen hoger beroep als de vordering lager was dan
€ 1.750,-. Ook bij strafvonnissen is hoger beroep mogelijk behalve onder de € 50,-.
Beginselen Recht
Tentamen 14-01-2005
Pagina 10 van 43
20-7-2017
Gemaakt door Evert Jenezon
Na de rechtbank in eerste aanleg vindt hoger beroep plaats bij burgerlijke en strafzaken bij het
gerechtshof. Bij bestuurszaken vindt hoger beroep plaats bij de Centrale Raad van bestuur.
Gerechtshoven
Taak: voornamelijk het behandelen van rechtbankzaken in hoger beroep, bij
belastinggeschillen is hij rechter in eerste aanleg. Nederland heeft 5 gerechtshoven; ook
meervoudige kamers.
De Hoge Raad
Het hoogste rechtscollege. Hoofdregel is dat tegen een rechterlijke uitspraak maar één maal in
hoger beroep mag worden gegaan en daarna kan er nog worden geprocedeerd bij de Hoge
Raad. Dit noemt men een beroep tot cassatie.
Beroep tot cassatie geschiedt door indienen van cassatiemiddel(en), daarin wordt gemotiveerd
waarom de bestreden uitspraak voor cassatie wordt voorgedragen.
In cassatie kan geen beroep worden gedaan op het niet juist vaststellen door de lagere rechters
van de bij de zaak betrokken feiten. De Hoge Raad houdt zich slechts bezig met rechtsvragen:
hij beoordeeld of de lagere rechter het recht juist heeft toegepast op de door hem vastgestelde
feiten.
Twee cassatiegronden:
-Verzuim van vormen.
-Schending van het recht
Als de Hoge Raad de uitspraak vernietigt kan hij de volgende dingen doen, de zaak
terugverwijzen, de zaak verwijzen naar een andere instantie, of zelf afhandelen
De Hoge Raad kan ook het beroep verwerpen. De kamer bestaat uit 5 raadsheren
Taken van de procureur-generaal:
-cassatie in belang der wet
-nemen van de conclusie in de meeste cassatieberoepen
-advies aan de Hoge Raad in zaken waarin zij nadien arrest moet uitwijzen
-vervolging van ambtsmisdrijven.
Afdeling 3
De gewoonte
§ 4.9 De gewoonte als rechtsbron
Niet elke gewoonte is voor het recht van belang. Gewoonte heeft pas betekenis als aan twee
voorwaarden is voldaan:
-een bepaald gedrag moet ononderbroken gedurende lange tijd zijn gevolgd en herhaald in een
bepaalde maatschappelijke kring (bestendig gebruik).
-het bestendig gebruik moet tot rechtsnorm zijn geworden. De overtuiging moet zijn ontstaan
dat er sprake is van een ongeschreven rechtsregel.
Hst. 5
Het bestuur
Afdeling 1
Bestuursrecht
Het bestuursrecht heeft de bestuursactiviteiten van de overheid tot onderwerp. De wetgeving
op het terrein van het bestuursrecht kent een algemeen en een bijzonder deel. Het algemene
deel is neergelegd in de algemene wet bestuursrecht, deze bevat algemene regels voor het hele
bestuursrecht. Het bijzondere deel, op alle deelgebieden staan in verschillende wetten aparte
regels voor de bestuurlijke overheid.
In het bestuursrecht worden beslissingen genomen door een overheidsorgaan, in het
bestuursrecht bestuursorgaan geheten. Openbare lichamen zijn publiekrechtelijke
rechtspersonen; zij nemen zelfstandig deel aan het publiekrecht. Zij doen dit d.m.v.
bestuursorganen.
Beginselen Recht
Tentamen 14-01-2005
Pagina 11 van 43
20-7-2017
Gemaakt door Evert Jenezon
Een bestuursorgaan kan ook een persoon of college zijn, met openbaar gezag bekleed.
§ 5.1 Handelingen van bestuursorganen
Bestuursorganen kunnen twee soorten handelingen verrichten;
-feitelijke handelingen, b.v. opbreken van een straat
-rechtshandelingen, handeling met het oog op een bepaald rechtsgevolg.
Er zijn 4 vormen van Awb-besluiten door bestuursorganen:
-algemeen verbindende voorschriften;
-beleidsregels;
-besluiten van algemene strekking;
-beschikking.
§ 5.2 De beschikking
Beschikking is een besluit gericht op een individueel geval.
De volgende soorten worden onderscheiden:
-begunstigende (subsidiebeschikking) en belastende (belastingaanslag)beschikkingen.
-vrije en gebonden (de wet schrijft voor onder welke voorwaarden de overheid beschikking
mag geven) beschikkingen
§ 5.3 Rechtsregels voor beschikkingen
De rechtsregel betreffende beschikkingen zijn in allerlei wetgeving vastgelegd. Al deze regels
zijn inhoudelijk van aard. Daarnaast zijn er nog vormvoorschriften.
Tenslotte gelden voor beschikkingen nog de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
Rechtsregels voor beschikkingen
-De bevoegdheid van het bestuursorgaan (kan worden gedelegeerd of via mandaat).
-Vormvoorschriften voor beschikkingen: hoorplicht, motivering, beslistermijn,
bekendmaking.
-Beleidsregels, een algemene regel, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van
feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een
bestuursorgaan.
-Algemene beginselen van behoorlijk bestuur, de normen die het bestuursorgaan in acht moet
nemen bij het nemen van besluiten.
Zorgvuldige voorbereiding kennis nemen van relevante feiten
Zorgvuldigheidsbeginsel afweging van alle belangen
Détournement de pouvoir, bevoegdheid mag niet ergens anders voor worden gebruikt
dan waarvoor verleend
Rechtsgelijkheid
Rechtszekerheid
Vertrouwensbeginsel
§ 5.4 Dwangmiddelen
Als iemand zich niet aan bestuursrechterlijke voorschriften houdt zijn er 4 mogelijke
dwangmiddelen:
-Bestuursdwang, door feitelijk handelen optreden tegen hetgeen in strijd is met een
verplichting, dit op kosten van de burger.
-Dwangsom
-Administratieve boete
-Intrekken van de begunstigende beschikking
Beginselen Recht
Tentamen 14-01-2005
Pagina 12 van 43
20-7-2017
Gemaakt door Evert Jenezon
Afdeling 2
Bestuursprocesrecht
§ 5.5 Rechtsbescherming
Wie het niet eens is met een beschikking, doorloopt de volgende rechtsgang:
-Tegen de beschikking moet hij eerst bezwaar maken bij het bestuursorgaan dat de
beschikking heeft afgegeven, d.m.v. een bezwaarschrift
-Wordt dit afgewezen dan beroep instellen bij de rechtbank
-Eventueel nog in hoger beroep bij Raad van State, Centrale Raad van Beroep of het College
van Beroep voor het bedrijfsleven.
§ 5.6 De Nationale ombudsman
Het sluitstuk van de rechtsbescherming tegen de overheid wordt gevormd door de Nationale
ombudsman. Hij kan onderzoek doen naar de wijze waarop een bestuursorgaan zich in een
bepaalde aangelegenheid tegenover de burgerij heeft gedragen.
Hst. 6
Vermogensrecht algemeen
§ 6.1 Het Burgerlijk Wetboek
In het Burgerlijk Wetboek is het vermogensrecht vastgelegd. Onder een vermogen wordt
verstaan het geheel van rechten en plichten dat op een bepaald moment aan iemand toekomt en
dat op geld waardeerbaar is. Onder vermogen wordt verstaan een optelsom van alle rechten en
verplichtingen die iemand op een bepaald moment die op geld waardeerbaar zijn.
Vermogensrechten zijn als regel vatbaar voor overdracht en vererving en op geld waardeerbaar.
§ 6.2 Objectief en subjectief recht
Het geheel van rechtsregels dat rechten en plichten van burgers omschrijft, heet het objectief
recht. Het objectieve recht wordt daarna toegepast op afzonderlijke gevallen, het wordt
gesubjectiveerd, we spreken dan van subjectief recht.
§ 6.3 Het rechtssubject
Rechtssubject, de drager van rechten en plichten zolang hij leeft. Dit zijn natuurlijke personen
en ook organisaties.
Natuurlijke personen
Het geheel van rechten en plichten noemen we de rechtspositie.
Rechtspersonen
Deze kan naar buiten slechts optreden als een mens van vlees en bloed, vertegenwoordiging.
§ 6.4 Rechtsfeiten
Rechtsfeit, een feit met rechtsgevolgen.
Menselijke handelingen b.v. koopovereenkomst, diefstal, arbeidsovereenkomst, huwelijk.
Blote rechtsfeiten, geboorte, dood, tijdsverloop.
Rechtshandelingen zijn menselijke handelingen met een beoogd rechtsgevolg.
Eenzijdige rechtshandeling, wordt verricht door één persoon en voor geldigheid is geen
medewerking van anderen vereist.
Meerzijdige rechtshandeling, de overeenkomst, op elkaar aansluitende wil van twee of maar
rechtspersonen is vereist.
Feitelijke handelingen, handelingen waarbij rechtssubjecten geen rechtsgevolgen wensen of
beogen.
De meest voorkomende feitelijke handeling is de onrechtmatige daad.
Beginselen Recht
Tentamen 14-01-2005
Pagina 13 van 43
20-7-2017
Gemaakt door Evert Jenezon
Rechtmatige daad; zaakwaarneming, onverschuldigde betaling en ongerechtvaardigde
verrijking.
§ 6.5 Absolute en relatieve vermogensrechten
Subjectief vermogensrecht is te onderscheiden in absolute en relatieve vermogensrechten.
Het absoluut vermogensrecht geld tegenover iedereen. Het houdt voor de gerechtigde een
exclusieve bevoegdheid in, waarbij ieder ander verplicht is zich van ieder inbreuk op dit recht
te onthouden.
Het relatief vermogensrecht (persoonlijke rechten of vorderingsrechten)werkt slechts
tegenover één of enkele personen. Het houdt voor de gerechtigde een bevoegdheid in om te
vorderen van een of enkele personen.
*Absolute vermogensrechten worden onderscheiden naar het object waarop het recht
betrekking heeft. Het object is of een voortbrengsel van de menselijke geest of een goed,
een recht op een goed is een zaak (voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten)
rechten op zaken of een recht op een recht.
*Relatieve vermogensrechten. De inhoud bestaat uit iets doen of nalaten: een prestatie. De
gehele rechtsbetrekking noemen we een verbintenis.
Bronnen van verbintenissen:
1 de overeenkomst
2 een eenzijdige rechtshandeling (legaat)
3 de wet (onrechtmatige daad)
4 het ongeschreven recht (de natuurlijke verbintenis)
Het tenietgaan van verbintenissen, doordat de prestatie wordt nagekomen, door verrekening of
compensatie.
De natuurlijke verbintenis, dit is een rechtens niet-afdwingbare verbintenis. Het processuele
recht ontbreekt. B.v. verjaarde verbintenissen, uit ongeschreven recht, een morele
verplichting.
§ 6.6 Handelingsbekwaamheid
Alle rechtssubjecten zijn handelingsbekwaam.
Een rechtshandeling is nietig als hij in strijd is met de wet. Ons recht wijst twee groepen aan
die vernietigbare rechtshandelingen kunnen verrichten, minderjarigen en onder curatele
gestelden.
Minderjarigen, rechtshandelingen zijn pas geldig als hij met toestemming van de wettelijk
vertegenwoordiger is verricht. Als ze een rechtshandeling verrichten zonder toestemming is
deze vernietigbaar, dit ter bescherming van de minderjarige.
Een meerderjarige kan onder curatele worden gesteld op de volgende gronden: geestelijke
stoornis, verkwisting, drankmisbruik. Na uitspraak curatele is degene handelingsonbekwaam
Hst. 7
Goederenrecht
§ 7.1 De eigendom
Het eigendomsrecht is het meest uitgebreide recht dat een mens op een zaak kan hebben.
Twee kenmerken van het eigendomsrecht zijn :


het is het meest omvattende recht; alle andere zakelijke rechten worden er uit afgeleid en
vormen slechts een deel daarvan. Daardoor wordt het eigendomsrecht wel het
moederrecht genoemd, met beperkte rechten die eruit zijn afgeleid
het kan slechts bestaan ten aanzien van een zaak; zaken worden onderscheiden in
roerende en onroerende zaken. Onroerende zaken zijn de grond en alles wat daarmee
Beginselen Recht
Pagina 14 van 43
20-7-2017
Tentamen 14-01-2005
Gemaakt door Evert Jenezon
duurzaam is verenigd, zoals gebouwen, beplantingen enz. Roerende zaken zijn alle zaken
die niet onroerend zijn.
Eigenaar van een zaak is tevens eigenaar van al haar bestanddelen;hetgeen dat volgens
verkeersopvatting onderdeel van een zaak uitmaakt, bijv. afstandsbediening bij videorecorder
en een zaak is die met een hoofdzaak zo verbonden wordt, dat zij daarvan niet kan worden
afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis wordt toegebracht aan een van beide
zaken.
Een eigenaar heeft een gebruikersrecht. Dit recht valt uiteen in:
 een genotsrecht : alle feitelijke handelingen die uit het eigendomsrecht kunnen
voortvloeien. Ook behoort tot het genotsrecht het recht op de vruchten van een zaak,
zoals dividend bij een aandeel. Bij het verhuren van bijv. een zeilboot, blijft de
verhuurder eigenaar, het genotsrecht wordt tijdelijk overgedragen.
 een beschikkingsrecht : geeft de eigenaar de bevoegdheid ten aanzien van zijn zaak
rechtshandelingen te verrichten, zoals bovengenoemde huurovereenkomst.
Maar de eigenaar kan niet alleen vrijwillig de grenzen van zijn eigendom bepalen. Wettelijke
voorschriften en regels van het ongeschreven recht kunnen dwingende grenzen stellen aan de
vrijheid van het individu om naar eigen inzicht van zijn zaken gebruik te maken.
§ 7.2 Beperkte rechten
Beperkingen door de wet: De overheid heeft verschillende middelen om de uitoefening van
het particuliere eigendomsrecht te beperken als dit voor het algemeen belang nodig is. Eén
van die middelen is de onteigening. De overheid heeft de bevoegdheid om in het algemeen
belang en tegen vooraf verzekerde schadeloosstelling tot onteigening van particuliere
eigendommen over te gaan (voor de aanleg van wegen, spoorlijnen, etc.).
Verder kan de overheid de uitoefening van het eigendomsrecht beperken uit het oogpunt van
het bevorderen van de leefbaarheid, het vergroten van de veiligheid of de bescherming van het
milieu. Zij doet dit dan door allerlei voorschriften te geven waarbij aan de lagere overheid de
bevoegdheid is gegeven om d.m.v. vergunningen aan de eigenaar ontheffing van zo'n
verbodsbepaling te geven als aan de voorschriften is voldaan. Bijv. voor de bouw van een huis
moet worden voldaan aan de Wet op de Ruimtelijke Ordening, de Woningwet, de
gemeentelijke bouwverordening, soms ook de Huisvestigingswet.
Beperkingen door het ongeschreven recht: Het gaat hier om ongeschreven fatsoensregels die
in het verkeer tussen mensen onderling gelden en die ook door de rechter bij de beslissing in
een geschil worden gehanteerd. De gebondenheid van de eigenaar aan het ongeschreven recht
is uitgewerkt op twee gebieden.

hinder: het gaat hier over de bevoegdheden en de verplichtingen van de eigenaren van
naburige erven, m.b.t. het aantasten van het genotsrecht van iemand anders. Hinder is niet
altijd in strijd met het recht. Als de last die mensen elkaar aanbrengen wel tot overlast is
geworden, kan er juridische actie volgen.Er is sprake van onrechtmatige hinder als
volgens ongeschreven recht maatschappelijk onbetamelijk gehandeld is. De aandacht is
gericht op de benadeelde. (5:37 BW)

misbruik van bevoegdheid: hier gaat het juist om het optreden van de eigenaar. Misbruik
van bevoegdheid kan voor de eigenaar leiden tot aansprakelijkheid uit onrechtmatige
daad. (6:162 BW)
Kenmerken van een absoluut recht:
Beginselen Recht
Pagina 15 van 43
Tentamen 14-01-2005
20-7-2017
Gemaakt door Evert Jenezon

Ten eerste is er zaaksgevolg. Het is het recht van één tegenover allen. Zaaksgevolg houdt
in, dat het (eigendoms)recht op een zaak ook blijft bestaan als de zaak niet meer in de
macht van de rechthebbende is, maar in de macht van derden. Een voorbeeld is diefstal.
Als een kledingstuk is gestolen en dus de eigenaar de macht hierover is kwijtgeraakt en
het kledingstuk in handen van derden is, behoudt de eigenaar toch zijn eigendomsrecht.

Het tweede kenmerk is de bevoorrechtende positie van de gerechtigde, het zogenaamde
droit de préférence. Zo is de eigenaar ten aanzien van zijn zaak bevoorrecht in het
faillissement van een derde. De eigenaar is in deze situatie separatist; hij kan zijn zaak uit
de boedel 'separeren'.

Een derde kenmerk betreft alleen de eigenaar. De belangrijkste vordering die alleen de
eigenaar kan instellen is de revindicatie. De eigenaar heeft het recht om van iedereen die
zijn zaak zonder recht houdt, op te eisen. De eigenaar kan zijn zaak echter niet
revindiceren, als hij hierop een zakelijk of persoonlijk recht heeft verleend.

Tenslotte is er als vierde kenmerk, dat de eigenaar een vordering uit onrechtmatige daad
kan instellen bij elke stoornis in het genots- of beschikkingsrecht van zijn zaak. Als er
bijv. door een derde is beschadigd, kan de eigenaar een vordering uit onrechtmatige daad
instellen.
§ 7.3 Overdracht van goederen
Het eigendomsrecht is een volledig recht op een goed (dit is overigens een recht of een zaak).
Er zijn echter ook nog beperkte rechten op goederen. Dit zijn absolute rechten, van één
tegenover allen. Als een beperkt recht op een goed rust (boek 3 BW), dan hebben we te
maken met vruchtgebruik, pand en hypotheek. Rust het beperkt recht echter alleen op een
zaak (boek 5 BW), en dus niet tevens op een recht, dan heet het een beperkt zakelijk recht en
hebben we te maken met erfdienstbaarheid, erfpacht, opstal en appartementsrecht.
Schematisch:
Rechten op goederen: *eigendomsrecht
*beperkte rechten:
-op goederen:
*vruchtgebruik
*pand
*hypotheek
-op een zaak alleen:
*erfdienstbaarbeid
*erfpacht
*opstal
*appartementsrecht
De rechten in het schema vormen samen met het recht van eigendom en nog enkele andere
beperkte rechten een gesloten systeem. Dit houdt in dat het aantal rechten dat men in het leven
kan roepen in het goederenrecht door de wetgever begrensd is: alleen de rechten die in boek 3
en 5 BW zijn erkend, kunnen door partijen worden gevestigd.
Een open systeem is het verbintenissenrecht: verbintenissen kunnen elke verplichting tot
onderwerp hebben.
Beginselen Recht
Tentamen 14-01-2005
Pagina 16 van 43
20-7-2017
Gemaakt door Evert Jenezon
Een andere indeling van rechten op goederen is die in genotsrechten en zekerheidsrechten.
Genotsrechten geven de gerechtigde het recht van de zaak feitelijk gebruik te maken, terwijl
het zekerheidsrecht het beschikkingsrecht van een eigenaar over een goed beperken om aan
een derde (financiële) zekerheid te verschaffen.
In deze verdeling vallen pand en hypotheek onder zekerheidsrechten en de overige rechten
onder het genotsrechten.
Schematisch:
Beperkte rechten:
-genotsrechten:
*vruchtgebruik
*erfdienstbaarheid
*erfpacht
*opstal
*appartementsrecht
-zekerheidsrechten:
*pand
*hypotheek
Genotsrechten: alle beperkte zakelijke rechten en het recht van vruchtgebruik. Zij geven
recht op het feitelijk gebruik van het goed.
Vruchtgebruik: (boek 3 BW) Dit geeft het recht om goederen die aan een ander toebehoren
te gebruiken en daarvan de vruchten te genieten. Vruchtgebruik komt veel voor i.v.m. het
erfrecht en wordt in de praktijk meestal bij testament gevestigd. Het doel daarvan is aan
iemand die geen erfgenaam is toch het gebruik van de hele of gedeeltelijke nalatenschap te
verschaffen, zolang hij leeft. Sterft de vruchtgebruiker, dan eindigt het recht. Als de
vruchtgebruiker een rechtspersoon is dan eindigt het vruchtgebruik door ontbinding van de
rechtspersoon en in ieder geval na verloop van dertig jaar na de dag van vestiging.
Erfdienstbaarheid of servituut: Dit is een last waarmee een onroerende zaak (het dienende
erf) t.b.v. een andere onroerende zaak (het heersende erf), is bezwaard. De eigenaar van het
heersende erf is tevens gerechtigde van de erfdienstbaarheid. Het is echter verbonden aan de
zaak en dus niet aan de eigenaar. Een erfdienstbaarheid werkt tegen eenieder (kenmerk
absoluut recht).Een erfdienstbaarheid is volgens de wettelijke definitie een last voor het
dienende erf. Voor het dienende erf is de verplichting passief. Er zijn hier echter wel twee
uitzonderingen op. Het dienende erf kan worden verplicht gebouwen, werken of beplantingen
aan te leggen die voor de uitoefening van een bepaalde erfdienstbaarheid nodig zijn en het
dienende erf kan worden verplicht om daaraan onderhoud te plegen. Een servituut kan op
twee manieren ontstaan. Ten eerste door vestiging, dit geschiedt door notariële akte, en ten
tweede door verjaring.
Belangrijk detail is dat in sommige gevallen de eigenaar van het heersende erf aan de eigenaar
van het dienende erf op al dan niet regelmatig terugkerende tijdstippen een geldsom, de
retributie, zal betalen. Dit staat dan vermeld in de notariële akte. (denk bij erfdienstbaarheid
aan een boer die een stuk van het land van zijn buurman gebruikt om bij de openbare weg te
komen). Er is wel plaats geruimd voor rechterlijk ingrijpen (art. 5:78 BW).
Beginselen Recht
Tentamen 14-01-2005
Pagina 17 van 43
20-7-2017
Gemaakt door Evert Jenezon
Erfpacht: Dit is een zakelijk recht dat de erfpachter de bevoegdheid geeft eens anders
onroerende zaak te houden en te gebruiken. Het erfpachtrecht betreft in de praktijk vaak grond
met een bebouwing en verleent de erfpachter in beginsel hetzelfde genot als de eigenaar. Ook
hier kan de erfpachter verplicht worden op al dan niet regelmatig terugkerende tijdstippen een
geldsom, de canon, te betalen. Het is door de wetgever voor de eigenaar erg moeilijk gemaakt
de erfpacht op te zeggen. (Bouwgrond wordt in veel gemeenten niet verkocht, maar in
erfpacht uitgegeven, 2 voordelen: de gemeente blijft eigenaar van de grond met alles wat er
op staat en zij heeft een jaarlijks terugkerende bron van inkomsten door het recht op de
erfpachtscanon.)
Opstal: Dit is het recht om in, op of boven een onroerende zaak van een ander gebouwen,
werken of beplantingen in eigendom te hebben of te verkrijgen. Of te wel: het is een
eigendomsrecht van een gebouw dat op de grond van iemand anders staat. Het vormt daarin
een uitzondering op de gegeven hoofdregel (art.5:20 BW) dat de eigendom van grond ook
omvat de gebouwen en werken die daarmee duurzaam verenigd zijn. Door het opstalrecht is
er een horizontale scheiding in eigendom: grond en gebouwen hebben verschillende
eigenaren.
Appartementsrechten: De appartementseigenaar heeft een recht van mede-eigendom op het
hele gebouw en tegelijk een exclusief gebruiksrecht op zijn eigen flat, verdieping of
appartement. Daarbij komt nog een derde recht, namelijk dat op het gebruik van
gemeenschappelijke ruimten. Het ontstaat doordat bij notariële akte het gebouw wordt
opgesplitst. Een appartementsrecht is overdraagbaar en kan met een hypotheek worden
bezwaard. (opstalrecht kon niet worden gebruikt, omdat de scheiding zowel horizontaal als
verticaal zou moeten zijn en er moeten regelingen voor gemeenschappelijke ruimten zijn)
Zekerheidsrechten : Pand en hypotheek zijn zekerheidsrechten die de crediteur van een
geldvordering het recht en de zekerheid geven om voor het geval dat de debiteur zijn
verplichtingen niet nakomt, de vordering te verhalen uit de opbrengst van het goed waarop het
zekerheidsrecht rust. Houders van een hypotheek -of pandrecht hebben tevens voorrang bij
het vorderen van hun schuld bij een eventueel faillissement van de debiteur. Door deze
voorrangspositie worden diezelfde houders bij een faillissement van de debiteur separatist
genoemd (de zaak kan als eigendom worden opgevorderd). Buiten faillissement hebben pand
-en hypotheekhouder, bij verzuim van de debiteur zijn vordering te voldoen, zonder
rechterlijke tussenbeidekomst het goed te verkopen. Dit is het zogenaamde recht van parate
executie. Het zijn beide afhankelijke rechten, zij zijn verbonden aan een vordering. Het recht
is tevens ondeelbaar, het recht vervalt niet als een gedeelte van de schuld is voldaan.
De debiteur die zekerheid biedt m.b.v. een pand of hypotheek, wordt pand- of hypotheekgever
genoemd, de crediteur wordt pand- of hypotheekhouder genoemd, hij is houder van het pandof hypotheekrecht.
Pandrecht: Pand wordt gevestigd op een roerend, niet-registergoed. Bij verpanding kan het
goed buiten de macht van de pandgever worden gebracht of het blijft in handen van de
pandgever. Er zijn twee vormen van pand, het vuistpand en het stil pandrecht.


Vuistpand: wordt in de regel gevestigd op een roerende zaak. Kenmerkend bij vuistpand
is dat de verpande zaak in macht van de pandhouder komt. Voordelen zijn de feitelijke
macht over de zaak en de bewaking over de zaak, zodat deze niet zoek kan raken.
Stil pandrecht: hierbij blijft het goed in handen van de pandgever. Er is een authentieke
(een akte met volledige bewijskracht) of geregistreerde onderhandse akte (een akte die
niet m.b.v. een notaris is opgesteld, deze moet dan geregisteerd worden op het
belastingkantoor d.m.v. een stempel en een datum) vereist. Niet alleen roerende zaken,
Beginselen Recht
Pagina 18 van 43
20-7-2017
Tentamen 14-01-2005
Gemaakt door Evert Jenezon
maar ook vorderingen kunnen “stil” worden verpand tot zekerheid van de
kredietverschaffer. De debiteuren van een bedrijf waarbij de vorderingen zijn verpand
hoeven niet op de hoogte worden gebracht van de verpanding.
Parate executie: het verpande goed in het openbaar verkopen en het verschuldigde te
verhalen uit de opbrengst. Is uitzonderlijk bij het innen van een vordering, meestal wordt via
de rechter d.m.v. een dagvaarding geprobeerd de vordering te innen. Als de executoriale
verkoop toch plaatsvindt, moet dit door de schuldeiser aan de pandgever en de andere
betrokkenen ten minste 3 dagen van tevoren worden meegedeeld. Net als de hypotheekhouder
is het de pandhouder verboden zichzelf het goed toe te eigenen. De pandhouder mag echter
wel meebieden. Van de verkoop moet de pandhouder kennis geven aan de schuldenaar en een
eventueel overschot, na aftrek van de executie kosten en het bedrag waarvoor het pandrecht
zekerheid strekte, wordt aan de pandgever uitgekeerd. Het pandrecht gaat teniet door
afbetaling van de schuld (pandrecht is een afhankelijk, zonder vordering geen bestaan), door
openbare verkoop van de verpande zaak of doordat het goed waarop het pandrecht rust
verloren is gegaan.
Hypotheekrecht: Hypotheek wordt gevestigd op een registergoed. Dit zijn goederen voor
welker overdracht of vestiging inschrijving in de daartoe bestemde openbare registers
noodzakelijk is. Het zijn in hoofdzaak alle onroerende goederen (gebouwen, huizen) en
sommige schepen en luchtvaartuigen. Voordelen boven het pandrecht zijn dat de waarde van
onroerende goederen bij executoriale verkoop redelijk stabiel blijft en vooraf is via de
openbare registers na te gaan of een goed al met hypotheek is bezwaard. Onroerende goederen
verdwijnen over het algemeen ook moeilijker dan roerende goederen. Het hypotheekrecht
wordt gevestigd door een tussen beide partijen opgemaakte notariële akte. Vervolgens wordt
de akte ingeschreven in de daartoe bestemde openbare registers (publiciteitsvereiste). In
tegenstelling tot het pandrecht heeft de hypotheekhouder de bevoegdheid het goed onderhands
(niet in het openbaar) te verkopen in geval van parate executie. Ook loopt de verkoop via een
notaris, terwijl dit bij het pandrecht via de pandhouder loopt.
Overdracht van goederen: overdracht van eigendom, beperkte rechten en vorderingsrechten
kan in beginsel alleen geldig geschieden als er aan een drietal vereisten is voldaan. (Boek 3 :
83):

Geldige titel: de reden of aanleiding voor de overdracht. Als er geen geldige titel is, is de
overdracht niet geldig. Causaal stelsel: alleen een geldige titel leidt tot een geldige
overdracht. De titel kan zijn;
-verbintenis uit: * éénzijdige rechtshandeling
* meerzijdige rechtshandeling
* wet
* ongeschreven recht - rechtmatige daden
- onrechtmatige daden
-vonnis;

Beschikkingsbevoegdheid: de overdracht wordt verricht door iemand die bevoegd is over
het goed te beschikken, komt in de regel aan de eigenaar toe. Nemo plus: niemand kan
meer rechten overdragen dan hij zelf heeft. In geval van faillissement is niet de eigenaar,
maar de curator beschikkingsbevoegd. Dit geldt ook voor vertegenwoordiging, een
verkoper mag verkopen hoewel hij niet de eigenaar is. Wordt een goed door een
Beginselen Recht
Tentamen 14-01-2005
Pagina 19 van 43
20-7-2017
Gemaakt door Evert Jenezon
beschikkingsonbevoegde overgedragen, dan is deze overdracht ongeldig. (uitzondering, 3
: 84)

Levering: de levering bestaat uit een leveringshandeling. Deze kent verschillende
formaliteiten, naargelang de aard van het te leveren goed. De verschillende leveringen zijn
die van:

onroerende zaken: geschiedt door het tussen partijen opmaken van een notariële
akte (transportakte, hierin staan de verplichtingen uit de eerdere, geldige titel),
gevolgd door de inschrijving daarvan in de daartoe bestemde openbare registers. In
de transportakte verklaart de vervreemder de eigendom van een bepaalde zaak te
leveren en de verkrijger verklaart dezelfde zaak in eigendom te ontvangen. Door
het tekenen van deze akte is het totstandkomen van een titel voorafgegaan, het is
niet het sluiten van een overeenkomst, maar is het schriftelijk bewijs. Dit
koopcontract wordt “voorlopig” genoemd, terwijl het wel definitief is. De
eigendom gaat pas over bij inschrijving van de akte in de openbare registers. Hier
draagt de notaris zorg voor. Onroerende zaken zijn registergoederen. De
overdracht van de overige registergoederen (sommige vliegtuigen en schepen)
verloopt op eenzelfde wijze als de overdracht van onroerende zaken.

roerende zaken: levering geschiedt door bezitsverschaffing. Bezit is het houden
van een goed voor zichzelf. Houderschap is het houden van een goed voor een
ander. De bezitter draagt zijn bezit over door de verkrijger in staat te stellen de
macht over het goed uit te voeren. Dit geschiedt gewoonlijk door feitelijke
overgave van die zaak. (een dief is bezitter maar kan nooit eigenaar worden)
Er is echter ook overdracht van een zaak mogelijk zonder feitelijke overgave.
Hiervoor is een tweezijdige verklaring nodig van vervreemder en verkrijger. Er
zijn drie gevallen van:
- Levering door constitutum possessorium: de vervreemder houdt
het goed na levering nog enige tijd onder zich. De verkrijger is al
direct bezitter (middellijk bezit, hij bezit d.m.v. de vervreemder die
het goed houdt) en de vervreemder is houder geworden. Als aan de
overige vereisten is voldaan, is de eigendom ook al overgedragen.
- Traditio brevi manu ofwel levering met de korte hand: de
verkrijger had de zaak reeds in handen. Bijv. een neef leent een
truck voor zijn bedrijf voor 1 jaar. De neef wil het aan het eind van
de periode kopen, de oom stemt toe. De neef wordt nu van houder
tot bezitter/ eigenaar van de truck. De truck hoeft nu niet over en
weer worden vervoerd voor een geldige levering. Als ook aan een
geldige titel en beschikkingsbevoegdheid is voldaan, wordt de neef
eigenaar.
Beginselen Recht
Tentamen 14-01-2005
Pagina 20 van 43
20-7-2017
Gemaakt door Evert Jenezon
- Traditio longa manu ofwel levering met de lange hand: de zaak
was al voor de levering in handen van een derde en blijft dit na
levering ook. De wet eist echter hier naast de tweezijdige
verklaring dat de overdracht aan de derde is meegedeeld, dan wel
dat de derde de overdracht heeft erkend. De derde heeft echter wel
retentierecht. Dit is de bevoegdheid om nakoming van een
verplichting tot afgifte van een zaak op te schorten, totdat de
vordering is voldaan. vb: een kast staat bij een antiekhandelaar ter
reparatie. Een persoon ziet die kast en wil deze kopen van de
oorspronkelijke eigenaar. Ze komen dit overeen. De kast staat nog
bij de antiekhandelaar maar is van eigenaar veranderd, zonder dat
daar levering aan te pas is gekomen.

levering van rechten: Voor de levering van relatieve rechten maakt ons recht
onderscheid al naar gelang aan wie het relatieve recht toekomt, wie dus crediteur
is. Staat vast wie de schuldeiser is, dan wordt het persoonlijk recht een vordering
op naam genoemd. Dit hoeft niet perse een geldsom te zijn, maar kan ook bijv. zijn
een vordering van de eigenaar tot teruggave van zijn in bruikleen gegeven zaak. Is
niet bij voorbaat duidelijk wie de schuldeiser is, dan zijn de vorderingen aan
toonder en de vorderingen aan order ter sprake. Deze kunnen alleen bestaan als ze
schriftelijk zijn vastgelegd. (toonderpapier, orderpapier) Endossement: de
schuldeiser geeft aan de schuldenaar de opdracht aan een derde te betalen.
De levering van vorderingen op naam heet cessie. De overdracht van een
vordering op naam is pas voltooid als er een akte is opgemaakt en de cessie is
meegedeeld aan de debiteur (art.3 : 94 BW). Degene die de vordering overdraagt is
de cedent, degene aan wie de vordering wordt overgedragen is de cessionaris en
tenslotte is de debiteur van de vordering cessus. Voor het bestaan van een
vordering op naam is een schriftelijk stuk op zichzelf geen bestaansvoorwaarde
(alleen een bewijsstuk), maar voor de levering van een vordering op naam is een
schriftelijk stuk in de vorm van een akte vereist. De cessus wordt in art 6 :34 BW
geholpen bij een verschuldigde betaling als de cessie onterecht was. En art.3 : 94
BW lid 3 geeft de cessus recht van informatie over de akte van cessie en de titel.
Subrogatie : een aan cessie verwante rechtsfiguur. (art.6 : 150 BW) In verzekeringszaken: de
verzekeringsmaatschappij mag de schade die ze heeft betaald over een vernieling van een
onoplettende vrachtwagenchauffeur bij het laden bij een groothandel verhalen. Zie art.284
Wetboek van Koophandel. De verzekeraar treedt in de alle rechten die de verzekerde
tegenover derden heeft, hier schadevergoeding uit onrechtmatige daad.
Overdracht beperkte rechten: geschiedt op dezelfde wijze als die van de zaak waar het
beperkte recht op rust. Zie art.3 : 98 BW. Een erfpachtrecht dat een beperkt recht op een is op
een onroerende zaak, wordt d.m.v. akte en inschrijving daarvan overgedragen. Een pandrecht
op een schilderij wordt (bij vuistpand) net zo overgedragen als de zaak waarop het gevestigd
is, door feitelijke overgave.
§ 7.4 Bescherming van verkrijgers van roerende zaken
Als persoon A een goed geeft aan B om te laten repareren, werd B houder en bleef A
eigenaar. B verkoopt het goed aan C, d.m.v. feitelijke overgave. C werd bezitter. Er was een
geldige titel (koopovereenkomst B-C) en er was geleverd. Alleen de
Beginselen Recht
Tentamen 14-01-2005
Pagina 21 van 43
20-7-2017
Gemaakt door Evert Jenezon
beschikkingsbevoegdheid ontbrak. Ondanks de beschikkingsonbevoegdheid van de
vervreemder is de overdracht geldig als:
-
Er sprake is van feitelijke overgave (dus niet als iemand een fiets leent,
deze door verkoopt, maar zelf de fiets nog wel in zijn bezit houdt);
-
Er sprake is van een tegenprestatie door de derde-verkrijger
(dus geen schenking);
Er sprake is van goede trouw: de derde-verkrijger kende de
beschikkingsonbevoegdheid van de vervreemder niet noch
behoorde hij deze te kennen. De verkrijger is echter verplicht
binnen drie jaar na zijn verkrijging gegevens te verschaffen
over degene die hem het goed verschafte. De derde wordt niet
beschermd als de zaak door de vervreemder door diefstal is
verkregen. De eigenaar kan gedurende drie jaar na tijdstip
terugvorderen. Er zijn echter twee uitzonderingen op deze
regel:
-
*De particuliere consument wordt beschermd als hij in een winkel te goeder trouw een
gestolen zaak koopt.
*Voor gestolen geld, toonder -en orderpapieren geldt, dat de eigenaar zijn geld of
papieren definitief kwijt is.
Extra: in het voorbeeld is C eigenaar van het goed geworden, omdat aan de 3 eisen voldaan.
De derde-verkrijger wordt door de wet beschermd tegen beschikkingsonbevoegdheid van de
vervreemder voor de economische noodzaak dat men zich eigenaar kan noemen als iemand te
goeder trouw en tegen betaling een zaak feitelijk verwerft.
Hst. 8
Overeenkomstenrecht
§ 8.1 De obligatoire overeenkomst
Bij het aangaan van een overeenkomst vestigen beide partijen wederzijds rechten en plichten,
dit noemt men verbintenissen.
De belangrijkste categorie overeenkomsten wordt gevormd door de obligatoire of
verbintenisscheppende overeenkomst. Beide partijen doen één of meer overeenkomsten
ontstaan. Bijvoorbeeld een arbeidsovereenkomst. Zij kunnen op drie manieren worden
onderscheiden:
 Wederkerige en eenzijdige overeenkomsten: Bij wederkerige overeenkomsten
ontstaan bij beide partijen. Verplichtingen en zijn de overeenkomsten dus
wederkerig. Dit is het geval bij de meeste overeenkomsten. Voorbeelden zijn de
koop-, huur-, arbeids -en ruilovereenkomst. Een éénzijdige overeenkomst roept
slecht één verbintenis in het leven. Voorbeeld is de schenkingsovereenkomst. (Dit
wordt niet gezien als eenzijdige rechtshandeling, de wetgever eist door
voorschrijven van overeenkomst uitdrukkelijke inkomst. Alleen bij wederkerige
overeenkomsten ontstaan t.b.v. de crediteur een opschortingrecht en een recht op
ontbinding van de overeenkomst ingeval van niet-nakoming.
Beginselen Recht
Tentamen 14-01-2005
Pagina 22 van 43
20-7-2017
Gemaakt door Evert Jenezon
 Benoemde en onbenoemde overeenkomsten: benoemde overeenkomsten zijn de
obligatoire overeenkomsten die in de wet nader zijn geregeld. Voorbeelden:
Koop, aanneming van werk, schenking, pacht en arbeidsovereenkomst. Ze zijn
alle in het BW te vinden. Onbenoemde overeenkomsten zijn niet in de wet
geregeld. Hierop zijn de algemene bepalingen (boek 6 BW) inzake
overeenkomsten van toepassing. Voorbeelden zijn pensionovereenkomsten en
lease-overeenkomsten.
Consensuele en formele overeenkomsten: de totstandkoming van een consensuele
overeenkomst vereist alleen de wilsovereenstemming tussen partijen. Gebeurt vaak in het
vermogensrecht. Het gegeven woord is voldoende, zoals bij de koopovereenkomst. Formele
overeenkomsten komen pas tot stand als tegelijk met de totstandkoming aan een vormvereiste
is voldaan, vaak een schriftelijk stuk (een akte). Een voorbeeld is huurkoop. Soms schrijft de
wet voor dat in een overeenkomst een beding schriftelijk moet worden vastgelegd, bijv. het
concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst.
§ 8.2 De totstandkoming van overeenkomsten
De totstandkoming van overeenkomsten: een overeenkomst tussen partijen komt slechts tot
stand door een aanbod van de ene partij en de aanvaarding daarvan door de wederpartij. Het
geheel wordt wilsovereenkomst genoemd. Omdat aanbod en aanvaarding
rechtshandelingen(het totstandbrengen v/d overeenkomst met zijn juridische gevolgen) zijn,
moeten ze kenbaar worden gemaakt door bijvoorbeeld een prijskaartje. 3:33 BW omschrijft
kenbaar maken wil bij rechtshandeling; een rechtshandeling vereist een op rechtsgevolg
gerichte wil die zich door verklaring heeft geopenbaard. Er zijn enkele problemen die bij
totstandkoming een rol kunnen spelen.
 Het aanbod: soms is een aanbod slechts een uitnodiging tot onderhandeling.
Wanneer er eenmaal vaststaat dat er een aanbod is, kan dit worden herroepen
(6:219) Er zijn echter gevallen waar het aanbod door zijn aard of door een erin
gestelde termijn onherroepelijk is.
 Wil en verklaring, schijn en vertrouwen: er ontstaat een probleem als de wil van
de aanbieder niet overeenkomt met zijn verklaring, men spreekt dan van het
ontbreken van overeenstemmende wil. Te denken valt aan een vergissing,
misverstand, verspreking, verschrijving etc. Als iemand iets verklaart dat niet met
zijn wil overeenstemt, wekt zijn verklaring de schijn op dat hij iets wil, terwijl hij
eigenlijk iets anders wil. Degene die met gerechtvaardigd vertrouwen op de door
de wederpartij gewekte schijn afging wordt onder een aantal voorwaarden door de
wetgever beschermd. Vertrouwensleer: wie met gerechtvaardigd vertrouwen
afging op verklaring van ander wordt onder een aantal voorwaarden beschermd
als blijkt dat bij de ander wil en verklaring niet overeenstemmen. Zoals wanneer
de verkrijger onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze de verklaring of
gedraging in die zin heeft mogen opvatten. Het vertrouwen moet dus
gerechtvaardigd zijn. Een bijzonder geval waarbij wil en verklaring niet
overeenstemmen doet zich voor als iemand een wilsverklaring heeft afgelegd
onder invloed van een tijdelijke of blijvende geestelijke stoornis (geen
handelingsonbekwamen!). Degene die met gerechtvaardigd vertrouwen afgaat op
het aanbod wordt ook in dit geval door de wetgever beschermd.
 Wilsgebreken: bij de wilsgebreken stemmen wil en verklaring wel overeen, maar is er met
de wil zelf iets aan de hand, bijv. onder bedreiging. De wil is namelijk gebrekkig tot stand
gekomen. Is een rechtshandeling onder invloed van een wilsgebrek tot stand gekomen,
dan is deze handeling in beginsel vernietigbaar. Het BW kent vier wilsgebreken:
bedreiging, bedrog en misbruik van omstandigheden kunnen de wil bij alle
Beginselen Recht
Pagina 23 van 43
20-7-2017
Tentamen 14-01-2005
Gemaakt door Evert Jenezon
rechtshandelingen aantasten en staan dus in boek 3 BW. Dwaling kan alleen voorkomen
bij overeenkomsten, staat in boek 6 BW.
 Dwaling: Er is sprake van een onjuiste voorstelling van zaken bij beide of één van
beide partijen. Dwaling doet zich alleen voor als er gedwaald wordt over een
essentiële eigenschap van het betreffende goed. Er kan alleen een beroep op
dwaling worden gedaan op in op in 6:228 BW omschreven gevallen:
-
De wederpartij een verkeerde inlichting gaf: de wederpartij moest echter wel weten
dat de door hem gegeven inlichting voor de ander van doorslaggevende betekenis was;
-
De wederpartij ten onrechte zweeg: de wederpartij had i.v.m. wat zij omtrent de
dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende behorende in te lichten. Wel enige
criteria, zoals aard overeenkomst, de in het verkeer geldende opvattingen en de
omstandigheden van het geval. Een winkelier is bijv. niet verplicht prijzen van
concurrenten te mededelen;
- Beide partijen hebben gedwaald: wederzijdse dwaling. Komt ter sprake als beide
partijen bij het sluiten van de overeenkomst van dezelfde onjuiste voorstelling zijn uitgegaan;
Omdat verkeersopvattingen zich er tegen verzetten kan men op grond van dwaling niet met
vrucht nietigheid inroepen van een speculatieovereenkomst.
 Bedrog: bij bedrog is opzet in het spel (bij dwaling min of meer per ongeluk). De
bedriegende partij doet bij zijn wederpartij willens en wetens een onjuiste
voorstelling van zaken ontstaan d.m.v. een kunstgreep. Zo heb je de leugen; de
opzettelijk onjuiste mededeling. En tenslotte is er nog het opzettelijk verzwijgen
van een feit dat de verzwijger verplicht was mee te delen. Een niet in de wet
genoemd kunstgreep is bijv. het terugdraaien van een kilometerteller door
autohandelaar.
 Bedreiging: het uitoefenen van psychische dwang waardoor de wil wordt
beïnvloed. De wet eist dat er moet bedreigd worden met nadeel in persoon of
goed, zoals verlies leven, gezondheid, eer, goede naam of vermogen. De
bedreiging moet onrechtmatig zijn, het moet dus niet gaan om bedreiging met
legale middelen, zoals deurwaarder of faillissement. De bedreiging moet tevens
zodanig zijn, dat een redelijk oordelend mens daardoor kan worden beïnvloed. Dit
is wel een objectief criterium. Een derde moet zich ook zo kunnen inleven dat
diens oordeel ook is dat er inderdaad beïnvloeding heeft plaatsgevonden.
 Misbruik van omstandigheden: men maakt gebruik van de bijzondere
omstandigheden waarin de wederpartij zich bevindt en brengt deze wederpartij zo
tot het verrichten van een rechtshandeling die hij niet zou hebben verricht als hij
niet in die omstandigheden zou hebben verkeerd.
 De grenzen van de overeenkomst: bij totstandkoming van overeenkomsten zijn de partijen
gebonden aan de grenzen die door het recht worden getrokken. Elke rechtshandeling
wordt bedreigd met nietigheid als die in strijd is met een wettelijk voorschrift, de goede
zeden of de openbare orde (art 3:40 BW).

De overeenkomst is in strijd met een wettelijk voorschrift: hoofdregel is dat een
rechtshandeling in strijd met een dwingende wetsbepaling(voornamelijk bepalingen in wet
in formele zin) nietig is. Bijv. de overeenkomst tussen opdrachtgever en huurmoordenaar.
Een overeenkomst is niet nietig, als deze bepaling niet de strekking heeft de geldigheid
van daarmee strijdige rechtshandelingen aan te tasten. Bijv. een winkelier die na
Beginselen Recht
Tentamen 14-01-2005
Pagina 24 van 43
20-7-2017
Gemaakt door Evert Jenezon
sluitingstijd een boek verkoopt. De winkelier kan vervolgd worden op grond van
Winkeltijdenwet, maar de overeenkomst blijft in stand.

De overeenkomst is in strijd met de goede zeden: hiermee wordt verwezen naar normen
die voortvloeien uit het ongeschreven recht en die naar het oordeel van de rechter
onbehoorlijk, onethisch of onbetamelijk zijn.

De overeenkomst is in strijd met de openbare orde ofwel de fundamentele beginselen van
de huidige maatschappelijke organisatie. Bijv. een afspraak tussen een overheidsorgaan en
burger dat deze in de toekomst ambtenaar kan worden.
§ 8.3 De inhoud van de overeenkomst
Het meest fundamentele beginsel overeenkomstrecht is contractvrijheid; betreft het al of niet
aangaan van een overeenkomst, de keuze van de wederpartij en de inhoud van de
overeenkomst. De basis voor elk van deze drie aspecten is de wil van beide partijen. Een
ander beginsel is de verbindende kracht van overeenkomsten; oftewel belofte maakt schuld.
De inhoud van een overeenkomst wordt bepaald door afspraak, wet, gewoonte en eisen
redelijkheid en billijkheid.

Partijafspraak: De inhoud van een overeenkomst wordt bepaald door datgene wat partijen
zijn overeengekomen, soms mondeling vaak schriftelijk. Hierbij telt niet alleen de
taalkundige uitleg van de overeenkomst, maar ook de bedoeling van partijen en hun
wederzijdse verwachtingen, alsmede de maatschappelijke positie van beide partijen en
hun dienovereenkomstige kennis van het recht. Ook de voorwaarden eenzijdig door een
van beide partijen bepaald (de algemene voorwaarden) behoren tot de partijafspraak.
6:231 BW: “schriftelijke bedingen die zijn opgesteld teneinde in een aantal
overeenkomsten te worden opgenomen.” Vaak standaardovereenkomsten, zoals
verzekeringen, koopcontracten auto etc., vaak de kleine lettertjes genoemd. Zij hebben de
randvoorwaarden van de te leveren prestatie tot onderwerp, leverings- en betalingstermijn,
garantie etc. De algemene voorwaarden zijn snel toepasbaar. Hier gelden echter ook de
regels van aanbod en aanvaarding voor. Pas toepasbaar als deze aanvaardt is. De gebruiker
hoeft echter niet na te gaan of de wederpartij de inhoud kende. Voldoende is dat
wederpartij wist of kon weten dat gebruiker ze hanteerde. Een wederpartij kan beding
laten vernietigen als gebruiker niet redelijke mogelijkheid heeft geboden kennis te nemen.
Een beding in algemene voorwaarden kan ook door de wederpartij worden aangetast als
deze voor de wederpartij onredelijk bezwarend zijn. Bewust gekozen door wetgever voor
open norm, want algemene voorwaarden zijn zo verschillend van inhoud. Toch twee
lijsten opgesteld in 6:236 en 6:237. Gaat alleen om consumententransacties. 6:236 zwarte
lijst, veertien voorwaarden die zonder meer onredelijk bezwarend zijn. Verder zijn er ook
enkele voorwaarden opgenomen in de zogenaamde grijze lijsten, 6:237. Hierin zijn
voorwaarden opgenomen waarvan wordt vermoed dat ze onredelijk bezwarend zijn. De
gebruiker mag echter tegenbewijs leveren. In handelsovereenkomsten kunnen ook
onredelijke bezwarende bedingen voorkomen. De open norm in 6:233 is niet beperkt tot
consumententransacties. Van de lijsten gaat wel een reflexwerking uit, ze bieden houvast
bij beoordeling of iets onredelijk bezwarend is.

De wet: dwingende bepalingen uit een wet in formele zin kunnen niet worden opzij gezet.
De inhoud wordt dus in eerste plaats bepaal door wet. Vooral als een partij bescherming
verdient. Dan zijn er tal van dwingende bepalingen, bijv. arbeidsovereenkomst. Er is een
onderscheid in dwingende bepalingen, op grond van de aard van de binding die zij tot
stand brengen:
Beginselen Recht
Tentamen 14-01-2005
Pagina 25 van 43
20-7-2017
Gemaakt door Evert Jenezon
-Aanvullend of regelend recht: de partijen hebben over een aantal details geen
afspraken gemaakt. Hiervoor gelden dan de betreffende wettelijke regels, zij
vullen inhoud aan. De partijafspraak gaat boven de aanvullende wettelijke
regeling als zij een volgens de wet overeenkomstige regeling hebben opgenomen
in de overeenkomst. Bijv. trouwen in gemeenschap van goederen tenzij anders
geregeld.
-Dwingend recht: de wetgever verbiedt in sommige gevallen een andere regeling
dan de wettelijke te treffen, deze gaan i.t.t. aanvullend recht altijd boven de
partijafspraak. Vooral om zwakkere partij te beschermen. Ook het huurrecht.
Ook de gewoonte bepaalt in sommige gevallen de inhoud van een overeenkomst. Het gaat
hier dan om gebruikelijkheden in overeenkomsten in een bepaalde maatschappelijke
kring, bijv. vaak in bouwwereld.

Redelijkheid en billijkheid kunnen de rechtsgevolgen van een overeenkomst mede
bepalen. 6:2 BW: schuldeiser en schuldenaar zijn verplicht zich jegens elkaar te gedragen
overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid. Dit kan door het aanvullen van
een overeenkomst en het wijzigen van een overeenkomst(derogerende werking). Op het
eerste kan een beroep gedaan als de overeenkomst onduidelijk is en die onduidelijkheid
moet worden opgehelderd. Alleen als er geen wettelijke regels van aanvullend recht
voorhanden zijn. Een autoverkoper moet bijv. voldoende benzine geven om een
tankstation te bereiken. Over de derogerende werking heeft lang onenigheid ontstaan, BW
6:248. In een proces heeft de Hoge Raad de mogelijkheid aanvaardt de redelijkheid en
billijkheid, afhankelijk van waardering omstandigheden, een exoneratieclausule opzij te
zetten en dus een derogerende werking te hebben. Overigens kent rechter in zeer
uitzonderlijke gevallen een derogerend werking toe. In het algemeen geld de verbindende
kracht. Als het eenvoudig zou zijn overeenkomsten om redelijkheid en billijkheid aan te
tasten, zou dit leiden tot ontwrichting samenleving.
Aangenomen wordt dat partijen duidelijk is wat inhoud is van overeenkomst, dus ze de
verbintenis(sen) die gevolg zijn moeten worden nagekomen. Over de nakoming van
verbintenissen zijn bepalingen als het tijdstip van nakoming(6:38 en 6:39), door wie en aan
wie (6:30 e.v.) kan worden nagekomen, hoe kan worden nagekomen(6:29 en 6:45) en waar
nakoming kan geschieden(6:41) opgenomen in het BW. De aandacht gaat nu uit naar de
gevolgen van het gebrekkig of niet nakomen, 6:47 e.v. BW.
Als een debiteur tekortschiet in een nakoming spreekt de wet van een tekortkoming, het niet,
niet tijdig of onjuist leveren van de overeengekomen prestatie.
Deze prestaties kunnen uiteenlopen. Soms is er sprake van het halen van een bepaald resultaat
in een verbintenis; de zogenaamde resultaatsverbintenis. Wordt het resultaat niet behaald is er
altijd tekortkoming. Dan is er ook nog de inspanningsverbintenis; deze verbintenis verplicht
tot het leveren van een bepaalde inspanning en de debiteur schiet tekort als hij onvoldoende
zorg heeft betracht. De grens is een vloeiende. Het onderscheid is wel van belang in een
procedure. Een tekortkoming in resultaatverbintenis is makkelijker te bewijzen.
De wet maakt onderscheid tussen wel en niet aan de debiteur toerekenbare tekortkomingen. Is
het toerekenbaar, dan is er sprake van een wanprestatie. Is er echter geen sprake van
toerekenbaarheid van de tekortkoming, dan wordt er gesproken van overmacht(zie 6:74 lid 1).
De hoofdregel is dat ingeval van wanprestatie de schuldenaar aansprakelijk is.
Een tekortkoming wordt aan de debiteur toegerekend als (6:75):

Zij aan de schuld van de debiteur te wijten is (schuldaansprakelijkheid).
Beginselen Recht
Tentamen 14-01-2005
Pagina 26 van 43
20-7-2017
Gemaakt door Evert Jenezon

Zij voor rekening van de debiteur komt krachtens de wet, een rechtshandeling of
in het verkeer geldende opvattingen. We spreken hier van risico-aansprakelijkheid
van de debiteur.
Tekortkoming krachtens de wet: dit kan door fouten van personen die de debiteur bij de
uitvoering van zijn overeenkomst heeft ingeschakeld en door fouten die zijn ontstaan door de
door hem gebruikte zaken. (6:76 en 6:77). Bijvoorbeeld als A iets moet leveren aan B en hij
stuurt hiervoor zijn personeel, is A wel aansprakelijk als zijn personeel dit sloopt. Hij is op
gelijke wijze aansprakelijk voor hun daden als voor zijn eigen. Dit geldt overigens niet alleen
voor werknemers, maar eenieder die het namens de schuldenaar uitvoert. Een debiteur is
aansprakelijk voor de gebruikte zaken, tenzij dit gelet op inhoud, strekking, in verkeer
geldende opvattingen en overige omstandigheden onredelijk zou zijn. Voor voorbeeld zie blz.
272 boek.
Toerekening krachtens rechtshandeling: in een overeenkomst kan worden geregeld dat de
schuldenaar geheel of gedeeltelijk niet aansprakelijk is. Dit is aanvullend recht. Partijen
kunnen alleen afwijkende afspraken maken als deze niet in strijd zijn met wet, goede zeden en
openbare orde. Als wordt bedongen dat de schuldenaar niet aansprakelijk is, heet dat een
exoneratieclausule of vrijtekeningsbeding. Een debiteur kan zich d.m.v. een
exoneratieclausule niet alleen vrijtekenen van zijn eigen aansprakelijkheid, maar ook voor
aansprakelijkheid door fouten van personen of zaken waarop hij zich bij de uitvoering van
zijn prestatie heeft beroepen. Zelfs fouten door schuld kunnen worden uitgesloten, maar hier
wordt grens getrokken door 6:246 BW, als het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid
onaanvaardbaar zou zijn is het nietig.
Toerekening krachtens verkeersopvatting: als je een auto huurt ben je bijv. niet aansprakelijk
als de auto buiten jouw schuld om wordt gestolen.
In geval van overmacht komt de schade voor risico en rekening van de crediteur. Bij niet
nakoming is er dus spraken van wanpresatatie óf van overmacht. Bij de bewijslastverdeling is
het uitgangspunt dat het tekortschieten voor rekening van de debiteur komt. Is dit naar diens
mening onjuist, dan moet hij stellen en bewijzen dat de niet-nakoming het gevold is van
overmacht.
§ 8.4 Nakoming
Tekortkoming in de nakoming
Voor rekening schuldenaar:
Voor rekening schuldeiser:
Wanprestatie
Aan zijn schuld te wijten
Overmacht
Voor zijn risico krachtens:
*de wet(voor personen en zaken)
*een rechtshandeling
*verkeersopvattingen
Rechtsgevolgen van wanprestatie: er zijn twee situaties m.b.t. de rechten van de schuldeiser.
 De nakoming is nog mogelijk: als de overeenkomst nog kan worden nagekomen kan de crediteur
alsnog nakoming van de verbintenis vorderen. Een crediteur kan een nakoming instellen als
Beginselen Recht
Tentamen 14-01-2005
Pagina 27 van 43
20-7-2017
Gemaakt door Evert Jenezon
nakoming nog mogelijk is en door de crediteur gewenst. Als dit niet helpt kan hij in gebreke
worden gesteld. 6:82 BW: een ingebrekestelling is een schriftelijke aanmaning waarin de debiteur
wordt gemaand voor bepaald tijdstip alsnog aan verplichtingen te voldoen. Er worden twee eisen
gesteld aan de ingebrekestelling:
-
Hij moet schriftelijk geschieden;
-
Er moet een redelijke termijn in staan voor het alsnog nakomen door de schuldenaar. Deze is
afhankelijk van aard prestatie.
6:38 BW In sommige gevallen is geen ingebrekestelling nodig:

Voor de te leveren prestatie was in de overeenkomst een bepaalde termijn vastgesteld en
deze termijn wordt overschreden;
 De prestatie bestaat uit betaling van schadevergoeding uit wanprestatie of uit
onrechtmatige daad en wordt niet terstond betaald;
 Uit een mededeling van de schuldenaar blijkt dat deze met zekerheid in de nakoming zal
tekortschieten.
Als de debiteur - al dan niet na ingebrekestelling - niet tijdig is nagekomen is hij in verzuim
(6:81 BW). Hij kan nog steeds leveren, maar er hangen 2 vorderingen boven het hoofd:
*Aanvullende schadevergoeding: tegelijk met een vordering tot nakoming een vordering instellen tot
vergoeding van de schade die door vertraging in de nakoming is ontstaan. De debiteur is verplicht
voor iedere tekortkoming de schade die de crediteur lijdt te vergoeden (6:74). In 6:85 wordt in het
bijzonder de vertragingsschade genoemd, ook hiervoor is de debiteur aansprakelijk. De
schadevergoeding is beperkt tot periode van verzuim.
*Vervangende schadevergoeding: op grond van 6:87 BW kan de verbintenis tot nakoming worden
omgezet tot verbintenis tot ver vervangende schadevergoeding. Hij ziet af van nakoming van de
debiteur en wenst schadevergoeding. Het recht op nakoming vervalt en hij is van zijn eigen
verplichting bevrijd. Het artikel stelt wel eisen: de schuldenaar moet in verzuim zijn en de schuldeiser
moet de omzetting schriftelijk meedelen. Dit mag ook alleen als de tekortkoning zo ernstig is dat
omzetting gerechtvaardigd is.
 De nakoming is blijvende onmogelijk: 6:74 BW; er staat een recht op schadevergoeding.
Ingebrekestelling en verzuim zijn niet aan de orde.
Rechten van de crediteur bij toerekenbare niet-nakoming
Nakoming nog mogelijk
Nakoming blijvend
onmogelijk
Soms: ingebrekestelling
De debiteur is in verzuim
Recht op schadevergoeding
Recht op nakoming
Recht op vervangende
en aanvullende
schadevergoeding door
schadevergoeding.
omzetting
(6:74 en 85)
(6:87)
Beginselen Recht
Tentamen 14-01-2005
Pagina 28 van 43
20-7-2017
Gemaakt door Evert Jenezon
Tenslotte heeft de crediteur nog twee rechten die hij uitsluitend bij niet-nakoming van wederkerige
overeenkomsten kan uitoefenen:
 Het opschortingrecht: als één van de partijen zijn verplichting niet nakomt, is de
wederpartij bevoegd zich te ontheffen van nakoming van zijn eigen verplichting. Dit staat
omschreven in 6:262 BW en wordt aangeduid met “exceptio non adimpleti contractus”.
De termijn tot nakoming moet gewoonlijk wel overschreden zijn. Dit komt niet ter sprake
als er een zogenaamde onzekerheidsexceptie is 6:263. Dan kan de partij die het eerst
moet presteren het opschortingrecht inroepen. Dit mag als indien ter kennis
omstandigheden zijn gekomen die haar grond geven te vrezen dat deze haar
verplichtingen niet na zal komen. De bevoegdheid van opschorting eindigt als het gevaar
van niet-nakoming niet meer bestaat. Een ander soort bijzonder opschortingrecht is het
retentierecht (art. 3:290). Dit is het recht van de schuldeiser om een zaak onder zich te
houden totdat de wederpartij aan zijn verplichting heeft voldaan. De gerechtigde mag het
niet alleen tegen de oorspronkelijke schuldeiser inroepen maar ook tegen derden die het
recht op de zaak verkregen hebben. De positie van iemand met retentierecht is ook sterk
omdat hij de zaak kan revindiceren als ware hij eigenaar en in faillissement is hij
separatist (3:292 en 3:295).
 Het recht op ontbinding(6:265): dit leidt ertoe dat de schuldeiser ook van zijn eigen
verplichting uit de overeenkomst wordt bevrijd. De crediteur mag de overeenkomst alleen
ontbinden als de tekortkoming van de debiteur zo ernstig is, dat ontbinding van de
overeenkomst gerechtvaardigd is. Hoe ernstig de tekortkoming is wordt van geval tot
geval bepaald en is van omstandigheden afhankelijk. De ontbinding kan op 2 manieren:
door een schriftelijke verklaring of door de rechter op verzoek van de crediteur(6:267).
De schuldeiser kan slechts onder een aantal voorwaarden van het recht tot ontbinding
gebruik maken(6:265):
- Nakoming is nog mogelijk: de debiteur moet eerst in verzuim zijn, dus er moet eerst een
ingebrekestelling zijn gestuurd;
- Nakoming is blijvend of tijdelijk onmogelijk. Men kan onmiddellijk ontbinden. Het maakt
niet uit of het uit wanprestatie of overmacht is ontstaan.
Ontbinding van wederkerige overeenkomst geen terugwerkende kracht (6:269). Om dit tegen te gaan,
is er de zogenaamde ongedaanmakingsverbintenis (6:271); een ontbinding bevrijdt van de
verbintenissen. Er ontstaat een verbintenis tot ongedaanmaking van de reeds ontvangen prestaties.
Deze zogenaamde ongedaanmakingsverbintenissen zijn voorbeelden van een verbintenis uit de wet.
Rechten van de crediteur bij wederkerige overeenkomsten

Gewone opschorting: (6:262)

Bijzondere opschorting: -onzekerheidsexceptie – retentierecht

Ontbinding door verklaring of rechter (6:265 lid 1)
*nakoming is nog mogelijk -> debiteur in verzuim -> ontbinding en ongedaanmaking
*nakoming blijvend onmogelijk -> ontbinding en ongedaanmaking
De koopovereenkomst: is geregeld in eerste 48 artikelen in boek 7. Definitie art. 1: Koop is
overeenkomst waarbij een zich verbindt een zaak te geven en de ander om daarvoor een prijs in geld te
betalen. Koop is een wederkerige overeenkomst, er worden 2 prestaties verricht, zaak geven <–>
koopprijs betalen. Men kan zaken en rechten kopen. Rechten (7:47); bijv. octrooirecht, auteursrecht en
koop aandeel. Bij koop moet er sprake zijn van een prijs, deze hoeft niet bij sluiten overeenkomst vast
te staan, maar er moet wel een redelijke prijs worden betaald (o.a. afhankelijk van prijzen die
Beginselen Recht
Tentamen 14-01-2005
Pagina 29 van 43
20-7-2017
Gemaakt door Evert Jenezon
gewoonlijk bij soortgelijke transacties zijn bedongen). Er zijn voor twee typen koop een regeling in
BW geregeld:

*De consumentenkoop: de verkoper handelt in een beroep of bedrijf, hij is
detailhandelaar. *De koper handelt niet in een beroep of bedrijf, de consument. *De koop
betreft een roerende zaak.
 De gewone koop: hier gaat het voornamelijk over de handelskoop
(handelsovereenkomsten tussen bedrijven).
Daarnaast kennen we ook de koop van aandelen, huizen en grond. Deze vallen onder geen
van beide kopen.
Koop komt tot stand door aanbod en aanvaarding. Bij wilsovereenstemming is de koop gesloten. Er
zijn geen vormvereisten voor totstandkoming.
Aspecten koopovereenkomst:

De feitelijke levering bestaat uit het verschaffen van het bezit. De verkoper is verplicht
het eigendom over te dragen en de zaak af te leveren (7:9). Voor verschil juridische en
feitelijke levering zie hst 7.
 Conformiteit: De afgeleverde zaak moet aan de overeenkomst beantwoorden op grond
van eigenschappen die in het algemeen mogen worden verwacht en op grond van
eigenschappen waarover de verkoper mededelingen heeft gedaan. Ligt dicht bij garantie.
 Niet-nakoming: Naast de gebruikelijke regels voor niet-nakoming (alsnog nakomen,
schadevergoeding of ontbinden) is er bij de koopovereenkomst een bijzondere regeling
getroffen ingeval van wanprestatie door de verkoper(7:21):
- Aflevering van het ontbrekende;
- Herstel van de afgeleverde zaak, mits de verkoper hier redelijkerwijs
aan kan voldoen;
- Vervanging van afgeleverde zaak;
Deze acties zijn pas mogelijk als koper binnen redelijke tijd gemeld heeft dat de zaak niet
aan overeenkomst beantwoorde (7:23). Verkoper beschermen tegen te late klachten ->
juistheid niet meer vast te stellen.
 De verkoper heeft i.g.v. wanprestatie het recht van reclame: als de koper de koopprijs niet
betaald, kan de verkoper de overeenkomst ontbinden en de eigendom van de zaak
terugvorderen. Hier zijn twee eisen aan verbonden: de crediteur moet terugvorderen
d.m.v. een schriftelijke verklaring en binnen zes weken na de koop. De verkoper staat bij
faillissement sterk. Dit is kenmerkende verschil met gewone ontbinding
koopovereenkomst. Daar ontstaat alleen een verplichting tot ongedaanmaking. Pas als
debiteur heeft voldaan komt de zaak bij de crediteur terug. De kans dat een failliete
debiteur aan de verplichting tot ongedaanmaking voldoet is gering.
De wetgever heeft aparte aandacht consumentenkoop. De regeling is dwingender dan gewone koop,
rechtsbescherming consument heeft vooropgestaan. 7:6 BW; groot deel regeling consumentenkoop,
mag niet van worden afgeweken ten nadele koper -> dwingende recht. Kenmerken consumentenkoop:

Risico bij aflevering: de leverancier is verantwoordelijk bij schade tijdens bezorging, tot het aan
huis is bezorgd(7:11 BW); bij gewone koop geldt tot het moment van aflevering.

Rechten tegenover de verkoper: naast de drie bijzondere vorderingen van de koper
tegenover de verkoper kan de koper bij de consumentenkoop de zaak ook door een ander
dan de verkoper laten herstellen en de kosten daarvan op de verkoper verhalen (7:21).
Dan moet de koper de verkoper wel tot herstel hebben aangemaand en moet de verkoper
het nalaten tot herstel over te gaan; ook verkoper heeft bijzonder recht; als een zaak moet
worden hersteld of vervangen, mag hij ook de prijs teruggeven -> de koop is dus
ongedaan gemaakt.
Beginselen Recht
Tentamen 14-01-2005
Pagina 30 van 43
20-7-2017
Gemaakt door Evert Jenezon



Mededelingen van de producent: de winkelier is niet alleen aan zijn eigen mededelingen
over het product gebonden, maar ook aan de mededelingen gedaan door de producent.
(7:18).
Gevolgschade: De consument lijdt schade door een gebrek aan een product en kan
hiervoor bij de producent terecht (7:24). Dit is ook aantrekkelijk voor winkelier. Veel
gevallen in jurisprudentie.
Algemene voorwaarden: zie eerder hst -> als deze onredelijk bezwarend is, is deze vernietigbaar.
Voor consumentenkoop nog algemene regel dat als alg. voorwaarden afwijken van aantal
voorschriften uit boek 7 BW, deze ook onredelijk bezwarend is.
Koop op afbetaling: er ontbreekt nieuwe regeling in BR, daarom geld oude tekst, in boek 7a in art.
1576-1576x. Dit is de koop en verkoop waarbij partijen overeenkomen, dat de koopprijs wordt betaald
in termijnen, waarvan twee of meer verschijnen nadat de zaak aan de koper is afgeleverd. De koper
wordt dus volledig eigenaar, maar hoeft koopprijs niet volledig te voldoen. Positie verkoper is niet
bijzonder sterk. In praktijk kan deze zich met aantal bedingen indekken, maar risico is niet verdwenen.
Komt in bedrijfsleven nauwelijks meer voor.
Huurkoop: het verschil met koop op afbetaling is, dat bij huurkoop de eigendom pas overgaat bij de
laatste termijnbetaling. De koper krijgt bij huurkoop wel feitelijke macht over de zaak, maar hij
verkrijgt de eigendom niet. Er is dus sprake van een eigendomsvoorbehoud. De positie van de
verkoper is dus sterker. Aan totstandkoming zijn dwingende eisen. Huurkoop is daarmee een formele
overeenkomst (7A:1576j). Er moet schriftelijk een onderhandse akte(=niet-notarieel) in tweevoud
opgemaakt. De koopprijs moet duidelijk vermeld zijn en regeling termijnbetalingen moet voorkomen.
Er kunnen nog veel bedingen voorkomen, maar hier is strikte regeling voor. Als men zich niet houdt
aan voorschriften akte, vervalt huurkoop en wordt koop op afbetaling. Nadeel verkoper.
Leasing: onbenoemde overeenkomst -> dwz niet afzonderlijk in wet geregeld. Overigens wel
algemene regels overeenkomst uit 6BW. Tussen huur en koop in. Meest weg van huurkoop.
 Financiële leasing: lijkt meest op huurkoop. Verhuurt gedurende gehele economische levensduur.
Na afloop meestal teruggeven of kopen voor symbolisch bedrag. Niet tussentijds opgezegd en
huurder risico zaak.
 Operationele leasing: verhuurder risico onderhoud en defecten. Tussentijds opzegbaar. Looptijd
korter dan de economische Levensduur, regel na afloop teruggeven. Enkel geval kopen, maar dan
tegen reële marktwaarde. Lijkt meer op huur.
Het is van belang dat of er bij leasing sprake is van huurkoop of huur. Huurkoop heeft
bepalingen van dwingend recht ter bescherming koper en bij huur alleen aanvullend recht.
Voor bepaling wordt vooral gekeken naar het einde van de overeenkomst.
Hst. 9
Verbintenissen uit de wet
§ 9.1 De onrechtmatige daad
Onrechtmatige daad, hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan
worden toegerekend, is verplicht de schade te vergoeden.
Er zijn twee belangrijke categorieën die buiten het bereik van de onrechtmatige daad blijven,
schade aan eigen zaken door eigen toedoen, schade uit nakoming van een overeenkomst.
Een onrechtmatige daad ontstaat door een inbreuk op een recht, door iets dat in strijd is met
de wettelijke plicht.
Onrechtmatige daad en strafbaar feit moeten goed van elkaar worden onderscheiden, ze
kunnen wel samenvallen. De onrechtmatige daad heeft een veel groter bereik dan de plichten
in het strafrecht. Nog een verschil zit hem in de aard en de regeling van de sanctie. De
Beginselen Recht
Tentamen 14-01-2005
Pagina 31 van 43
20-7-2017
Gemaakt door Evert Jenezon
aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad is bepaald door de hoogte van de veroorzaakte
schade, terwijl dat bij strafrecht ervan af hangt.
Vier vereisten om bij een pleger van een onrechtmatige daad een wettelijke verplichting tot
schadevergoeding te doen ontstaan:
1 onrechtmatigheid (onrechtmatige daad)
2 toerekening aan de dader
3 causaal verband tussen de daad en de schade
4 schade
§ 9.2 Onrechtmatigheid
De onrechtmatigheidscriteria:
-inbreuk op een recht (b.v. hinder)
-een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht
-een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk
verkeer betaamt (zorgvuldigheidsnormen)
Zorgvuldigheidsnormen;
-gevaarzetting
De vier criteria voor gevaarzetting:
-de mate van waarschijnlijkheid dat het slachtoffer het gevaar niet tijdig onderkent
-de kans op een ongeval
-de ernst van de mogelijke gevolgen
-de vraag of veiligheidsmaatregelen meer of minder gemakkelijk kunnen worden getroffen.
-belangenafweging
Oneerlijke concurrentie
-uitlokken van wanprestatie
-nabootsing van producten
Misbruik van bevoegdheid
-gebruik met geen ander doel dan een ander te schaden (watertoren)
-onredelijke uitoefening van bevoegdheid
§ 9.3 Toerekening aan de dader
-de schuld van de dader
-een oorzaak die krachtens de wet of de in het verkeer geldende opvattingen voor zijn
rekening komt.
§ 9.4 Causaal verband
Aansprakelijkheid voor de onrechtmatige daad wordt dus alleen gevestigd als de schade
daaruit is voortgevloeid.
I.v.m. de toerekening van de gevolgen van onrechtmatige daad de adequatieleer. Deze beperkt
de schade uit onrechtmatige daad tot de schade die redelijkerwijs naar ervaringsregels als
gevolg van de onrechtmatige handeling te verwachten is geweest.
§ 9.5 Schade
Schade alleen als uit onrechtmatige daad schade voortvloeit ontstaat aansprakelijkheid.
Twee categorieën schade:
-vermogensschade, geleden verlies alswel gederfde winst
-ander nadeel, pijn, ontsiering, aantasting van eer of goede naam
Schadevergoeding in geld, ook herstel in oude staat, rectificatie.
§ 9.6 Aansprakelijkheid voor anderen
Beginselen Recht
Tentamen 14-01-2005
Pagina 32 van 43
20-7-2017
Gemaakt door Evert Jenezon
Geen verplichting tot schadevergoeding bestaat wanneer de geschonden norm niet strekt tot
bescherming tegen de schade die de benadeelde heeft geleden. RELATIVITEIT
Werkgever is aansprakelijk voor de daden van de werknemer.
§ 9.7 Andere verbintenissen uit de wet
Verbintenissen uit rechtmatige daad:
-zaakwaarneming
-onverschuldigde betaling
-ongerechtvaardigde verrijking.
Hst. 11
Ondernemingsrecht
§ 11.1 De onderneming
Definitie onderneming; wet op ondernemingsraden art 1 lid 1:Elk in de maatschap als
zelfstandige eenheid optredend organisatorisch verband waarin krachtens
arbeidsovereenkomst of krachtens publiekrechtelijke aanstelling arbeid wordt verricht.
In het verleden nadruk meer op eigenaar onderneming en degenen die belang
vertegenwoordigen(de aandeelhouders). Vooral om eigendomsverhoudingen.
In
moderne ondernemingsrecht meer op geheel mensen dat is betrokken en gezamenlijk
instandhouding verantwoordelijk is: de factor arbeid.
Er zijn groot aantal rechtsfiguren. Kiezen tussen al dan niet samenwerken mede-ondernemers,
voordeel hebben deelnemende partijen en bezitten rechtspersoonlijkheid.
Men moet rechtssubject zijn om aan rechtsverkeer(drager rechten en plichten) te kunnen
deelnemen (hst 6). Twee typen: natuurlijke personen en rechtspersonen. Voor recht staat
rechtspersoon vermogenrechterlijk gelijk aan natuurlijk persoon(BW 2:5)
Ondernemingsvormen:

Ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid: eenmanszaak, maatschap, vennootschap
onder firma en commanditaire vennootschap.

Ondernemingen met rechtspersoonlijkheid: NV, BV., vereniging, coöperatie, onderlinge
waarborgmaatschappij, stichting
§ 11.2 Ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid
De eenmanszaak
Inschrijven in het handelsregister
Geen scheiding tussen privé en ondernemingsvermogen
De maatschap
Overeenkomst waarbij twee of meer personen zich verbinden om iets in gemeenschap te
brengen, en het daaruit behaalde voordeel samen te delen.
Alle maten brengen iets in de maatschap in de vorm van arbeid, geld, goederen, genot van
goederen.
De maten zijn elk afzonderlijk aansprakelijk voor de maatschapsschulden met hun privé
vermogen.
Alle maten zijn tot beheersdaden bevoegd (kopen van papier), de beschikkingsdaad is iets wat
hen alleen gezamenlijk toekomt (kopen van een kantoorpand)
Beginselen Recht
Tentamen 14-01-2005
Pagina 33 van 43
20-7-2017
Gemaakt door Evert Jenezon
De VOF
Heeft een afgescheiden vermogen, dus de crediteuren kunnen eerst aanspraak maken op het
vermogen van de VOF en daarna nog op het privé vermogen van de vennoten die ieder
hoofdelijk aansprakelijk zijn.
Inschrijven in handelsregister.
De commanditaire vennootschap
Beherende en stille vennoten. Stille vennoten voeren geen beheer en treden niet naar buiten op
en is alleen draagplichtig voor het ingebrachte bedrag.
§ 11.3 Ondernemingen met rechtspersoonlijkheid
Soorten rechtspersonen:
-organisaties van de overheid, en openbare organisaties waarvan een deel overheidstaak is
kunnen rechtspersoonlijkheid aanvragen (Rijksuniversiteit)
-kerkgenootschappen
-privaatrechterlijke personen (verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappij,
NV, BV., stichtingen)
Voordelen:
-beperking van de aansprakelijkheid
-continuïteit is verzekerd
-financiële motieven, makkelijker kapitaal aan te trekken
Oprichting van een privaatrechtelijke rechtspersoon
-notariële akte, daarnaast bij NV of BV. een ministeriële verklaring van geen bezwaar.
-inschrijven in handelsregister anders zijn zij hoofdelijk aansprakelijk
NV/BV. (boek 2 BW)
Verschillen:
-soorten aandelen
-overdraagbaarheid van de aandelen
-omvang van het kapitaal, NV geplaatst en gestort € 45.000,- BV. € 18.000,-.
Organen:
-algemene vergadering van aandeelhouders, bevoegd tot wijziging van de statuten, benoeming
ontslag en schorsing van bestuurders en commissarissen. Jaarlijks min. 1 vergadering
-bestuur, bevoegdheid bepaald door statuten en de wet.. Benoeming van de bestuurders de
eerste keer bij notariële akte en later door a.v.a.
-raad van commissarissen, bij de statuten kan worden bepaald dat er een RvC is, deze houdt
toezicht op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken.
§ 11.4 Andere rechtspersonen
De Vereniging
Doel: het behartigen van de belangen van de leden. Dit sluit niet uit dat de vereniging winst
maakt.
Oprichting: voor onbepaalde tijd, bij meerzijdige rechtshandeling, deze kan in notariële akte
worden vastgelegd, maar dat hoeft niet.
Organen:
-Algemene ledenvergadering, daaraan komen alle bevoegdheden toe, die niet aan anderen zijn
opgedragen.
-Bestuur, iedere bestuurder is hoofdelijk aansprakelijk zolang de vereniging niet in het
verenigingsregister staat. Het wordt uit de leden benoemd door de algemene
ledenvergadering. Belangrijkste taak is vertegenwoordiging van de vereniging
Beginselen Recht
Tentamen 14-01-2005
Pagina 34 van 43
20-7-2017
Gemaakt door Evert Jenezon
De Coöperatie
Is een bij notariële akte als coöperatie opgerichte vereniging. Zij oefent ten behoeve van haar
leden een bedrijf uit dat zich ten doel moet stellen in de behoeften van haar leden te voorzien
d.m.v. het sluiten van overeenkomsten met haar leden.
De onderlinge waarborgmaatschappij
Is een bij notariële akte opgerichte vereniging die ten behoeve van haar leden een
verzekeringsbedrijf uitoefent
De stichting
Kent geen leden, het vermogen staat centraal. Met het vermogen wordt meestal een ideëel of
sociaal doel nagestreefd. Stichting mag wel winst maken.
Oprichting bij notariële akte, daarin moeten de statuten worden opgenomen met naam en doel
van de stichting, eerste bestuurders en de wijze van ontslag en benoeming.
Inschrijven in handelsregister
§ 11.5 De Wet op de Ondernemingsraden
Alleen ondernemingen met ten minste 50 werknemers moeten een OR hebben.
Bevoegdheden van de OR
-recht op overleg
-recht van advies
-recht van instemming
-recht op informatie
Leden van de OR worden rechtstreeks uit het midden van de werknemers gekozen.
§ 11.6 Het enquêterecht
De ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam kan op verzoek een onderzoek laten
instellen naar het beleid en de gang van zaken van een rechtspersoon, het enquêterecht. Dit
recht is beperkt tot NV, BV, coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij. Verzoek van
NV/BV niet alleen door aandeelhouders, ook door vakbond, p-g hof van Amsterdam.
§ 11.7 Faillissement
Debiteur betaalt niet; twee mogelijkheden:
-civiele procedure
-aanvragen faillissement
Iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon kan failliet worden verklaard.
Er moet wel sprake zijn van meerdere schuldeisers, zogenaamde steunvorderingen voor een
faillissementsaanvraag.
Aanvraag faillissement kan door debiteur, crediteur en OM. Faillissement wordt uitgesproken
door de rechtbank.
Curator wordt aangesteld en de faillietverklaarde is onbevoegd tot daden van beschikking en
beheer van zijn inboedel.
Houders van pand- of hypotheekrecht hebben bij verhaal op goederen voorrang boven
gewone schuldeisers. Ook voorrang hebben de fiscus, de bedrijfsvereniging en werknemers
Faillissement kent twee fasen:
1 Conservatoire fase
Bevriezing van de situatie, de curator stelt vast wat er onder de boedel valt.
Reeds in deze fase kan een faillissement tot een einde komen, door gebrek aan baten of het
aanbieden van een akkoord. Is dit niet het geval dan wordt er een verificatievergadering
belegd.
2 Executeriale fase
Beginselen Recht
Tentamen 14-01-2005
Pagina 35 van 43
20-7-2017
Gemaakt door Evert Jenezon
De boedel verkeert in staat van insolventie. De boedel moet nu te gelde worden gemaakt.
Einde van het faillissement na uitdelen en definitief worden van uitdelingslijsten.
Tijdelijke uitstel van betaling, surseance van betaling, dit kan uitsluitend door de debiteur zelf
worden aangevraagd. Gedurende een surseance kan een debiteur niet tot betaling worden
gedwongen en faillissement is uitgesloten.
Hst. 12
Arbeidsrecht en sociaal zekerheidsrecht
Afdeling 1
Arbeidsrecht
§ 12.1 De arbeidsovereenkomst
Rechtsgevolgen van een arbeidsovereenkomst, sociale verzekeringen, bescherming tegen
ontslag.
De kenmerken van een arbeidsovereenkomst
-in dienst, er dient gezagsverhouding te bestaan
-gedurende zekere tijd, duur van de overeenkomst
-tegen loon
-verrichten van arbeid
§ 12.2 Het einde van de arbeidsovereenkomst
De wetgever heeft een reeks dwingende regels gegeven die beogen aan de belangen van beide
partijen in geval van beëindiging van de arbeidsovereenkomst zoveel mogelijk recht te doen.
De belangrijkste zijn te vinden in art. 7:667 e.v. BW en in het Buitengewoon Besluit
Arbeidsverhoudingen (BBA).
Krachtens het BBA speelt de regionaal directeur voor de arbeidsvoorziening (RDA) een
centrale rol bij het beëindigen van veel arbeidsovereenkomsten. In een aantal gevallen is zijn
voorafgaande toestemming nodig voor het beëindigen van een arbeidsovereenkomst. In drie
gevallen is deze toestemming niet vereist:

Het ontslag wordt wegens een dringende reden op staande voet ontslagen.

Het ontslag valt binnen de proeftijd.

Het ontslag wordt gegeven wegens faillissement van de werkgever.
Verder vallen diverse beroepsgroepen niet onder de regeling, zoals ambtenaren, geestelijken
en onderwijzend personeel. De toestemming van de RDA wordt wel preventieve ontslagtoets
genoemd.
De arbeidsovereenkomst kan op vier verschillende manieren tot een einde komen:
1. Van rechtswege. Dit is het geval als de werknemer overlijdt (art. 7:674) of als de
arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd was en die tijd verstreken is (art. 7:667).
2. Door wederzijds goedvinden. Elke overeenkomst kan met wederzijds goedvinden
worden beëindigd, dus ook een arbeidsovereenkomst. De werknemer kan dan meestal
geen beroep doen op de Werkeloosheidswet.
3. Door opzegging (ontslag). Voor arbeidsovereenkomsten geldt als hoofdregel dat ieder
van de partijen bevoegd is de overeenkomst op te zeggen en daarmee de dienstbetrekking
te beëindigen. Er hoeft in beginsel geen reden gegeven te worden maar als de wederpartij
daarom vraagt is het verplicht om een schriftelijke opgave te doen van de opzegging (art.
7:669).
Als een werknemer korten dan 5 jaar heeft gewerkt dan is de opzegtermijn voor het
beëindigen een maand. In art. 7:672 staan langere opzegtermijnen naarmate de werknemer
meer dan 5 jaar in dienst is geweest.
In art. 7:670 staan een aantal ontslagverboden: ziekte, zwangerschap e.d. Deze
Beginselen Recht
Pagina 36 van 43
20-7-2017
Tentamen 14-01-2005
Gemaakt door Evert Jenezon
ontslagverboden gelden niet tijdens de proeftijd, als het ontslag gegeven wordt om
dringende redenen of als de werknemer schriftelijk instemt met het ontslag. Er zijn twee
bijzondere vormen van ontslag:
-
Ontslag wegens een dringende reden. Ook wel ontslag op staande voet genoemd.
Het ontslag op staande voet kan alleen gegeven worden om een dringende reden
volgens art. 7:678. In art. 7:677 staat dat bij het geven van het ontslag de reden
daarvan gelijktijdig moet worden meegedeeld. Volgens dit artikel wordt de
werkgever schadeplichtig als hij de overeenkomst opzegt zonder een dringende
reden of zonder gelijktijdige mededeling van die reden. Volgens art. 7:680
bedraagt de gefixeerde schadevergoeding het verschuldigde loon over de periode
die de dienstbetrekking bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren.
Kennelijk onredelijk ontslag. Alleen in het geval dat objectief vaststaat voor de
rechter dat het ontslag kennelijk onredelijk is, wordt de werkgever schadeplichtig.
Volgens art. 7:681 is hier ook sprake van als de gevolgen van de beëindiging van
de arbeidsovereenkomst voor de werknemer te ernstig zijn in vergelijking met het
belang van de werkgever.
4. Door rechterlijke ontbinding. Zowel een werkgever als een werknemer kan door de
kantonrechter de arbeidsovereenkomst laten ontbinden wegens ‘gewichtige’ redenen (art.
7:685). Gewichtige redenen vallen uiteen in 2 categorieën: de dringende redenen voor
ontslag die horen bij ontslag op staande voet en veranderingen in de omstandigheden
welke van dien aard zijn dat de dienstbetrekking billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd
behoort te eindigen. ‘Veranderingen in de omstandigheden’ is een ruim begrip. Voorbeeld
hiervan is dat de inkrimping van een bedrijf als gevolg van daling van de omzet een
‘gewichtige’ reden oplevert.
§ 12.3 Collectief arbeidsrecht
In het collectief arbeidsrecht gaat het om de belangen van groepen mensen die via collectieve
onderhandelingen tussen organisaties van werknemers en werkgevers in de samenleving
gestalte krijgen.
1. Vakverenigingsrecht. Dit is het recht dat iedere werkgever of werknemer bij een
vakvereniging aangesloten mag zijn. De belangrijkste werknemersvakcentrales zijn: FNV
( Federatie Nederlandse Vakbeweging), CNV (Christelijk Nationaal Vakverbond) en de
vakcentrale voor middelbaar en hoger personeel (vakcentrale MHP). De belangrijkste
werkgeversorganisaties zijn: Verbond van Nederlandse Ondernemingen (VNO) en het
Nederlands Christelijk Werkgeversverbond (NCW) die gefuseerd zijn tot VNO-NCW.
Het recht tot vereniging is een grondrecht, zo staat in art. 8 Grondwet. Werknemers en
werkgevers zijn vertegenwoordigd in de Sociaal-Economische Raad (SER). Deze kent 33
leden: 11 namens werkgevers, 11 namens werknemers en 11 door de regering benoemde
leden (kroonleden).
2. De collectieve arbeidsovereenkomst. Een collectieve arbeidsovereenkomst is de
overeenkomst waarbij voornamelijk of uitsluitend arbeidsvoorwaarden, die bij
arbeidsovereenkomsten in acht genomen moeten worden, worden geregeld. Je hebt
normatieve bepalingen en obligatoire bepalingen. Normatieve bepalingen zijn
arbeidsvoorwaarden die in acht genomen moeten worden in individuele
arbeidsovereenkomsten. Obligatoire bepalingen zijn bepalingen die verplichtingen
scheppen tussen partijen die een c.a.o. afsluiten. De bekendste is de vredesplicht-clausule:
hierin wordt afgesproken dat de partijen tijdens de looptijd van de c.a.o. geen collectieve
actie ondernemen om wijzigingen af te dwingen in de bepalingen die in de c.a.o. zijn
Beginselen Recht
Tentamen 14-01-2005
Pagina 37 van 43
20-7-2017
Gemaakt door Evert Jenezon
vastgelegd. De overheid heeft een aanmerkelijke invloed op de totstandkoming van de
c.a.o.’s door een drietal belangrijke wetten:
Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst. Deze wet versterkt de werkingssfeer
van de c.a.o.’s. Het lidmaatschap van een vakorganisatie leidt volgens deze wet tot
gebondenheid aan de c.a.o. Ook moeten werkgevers de c.a.o. nakomen ten aanzien
van werknemers die niet zijn aangesloten bij een vakorganisatie.
Wet tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van collectieve
arbeidsovereenkomsten (Wet AVV). Bij een algemeenverbindendverklaring gaat
de collectieve arbeidsovereenkomst in een bepaalde bedrijfstak ook gelden voor
bedrijven die niet in het overleg betrokken zijn geweest.
Wet op de loonvorming. Op grond van art. 10 van deze wet kan de Minister een
loonregeling opleggen. Dit is voor het laatst gebruikt als loonmatigingsmiddel in
1983.
3. Het recht op collectieve actie. In het zogeheten NS-arrest heeft de Hoge Raad in 1986
besloten dat ‘algehele, zich tegen de werkgever richtende werkstakingen’ in principe op
grond van art. 6 lid 4 Europees Sociaal Handvest zijn toegestaan. Onder omstandigheden
kan een staking toch ongeoorloofd zijn:
Als de partijen onvoldoende hebben onderhandeld.
Als de collectieve actie niet in gelijke verhouding staat met het beoogde doel.
Als de acties niet of niet tijdig genoeg aan de werkgever zijn aangezegd.
Afdeling 2
Sociaal zekerheidsrecht
Dit deel van het recht kan omschreven worden als het geheel van rechtsregels dat erop gericht
is de ingezetenen bestaanszekerheid en ontplooiingskansen te bieden. Dit wordt ook wel het
stelsel van sociale zekerheid genoemd. Er zijn 4 soorten regelingen:
a. Volksverzekeringen. Deze verzekeringen betreffen de gehele bevolking. Ze zijn in 5
wetten vastgelegd: Algemene Kinderbijslagwet (AKW), Algemene Wet Bijzondere
Ziektekosten (AWBZ), de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten
(Wajong), de Algemene Ouderdomswet (AOW) en de Algemene nabestaandenwet
(ANW). Dit wordt betaald uit de algemene middelen van de het Rijk (= ons
belastinggeld).
b. Werknemersverzekeringen. Dit zijn de Ziektewet (ZW), de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), de Ziekenfondswet en de Werkeloosheidswet
(WW). Deze verzekeringen gelden alleen voor werknemers en de premies worden dan ook
alleen door werkgevers en werknemers betaald.
c. Zelfstandigenverzekeringen. Voor hen die niet krachtens een arbeidsovereenkomst
werkzaam zijn. Hier geldt een wettelijke verplichting tot verzekering tegen langdurige
arbeidsongeschiktheid in de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen
(WAZ). De premies worden door de zelfstandigen zelf betaald en zijn afhankelijk van het
inkomen.
d. Sociale voorzieningen. Belangrijkste wetten: Algemene Bijstandswet (ABW), de Wet
inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkeloze werknemers
(IOAW)en de Toeslagenwet. De Algemene bijstandswet is het ‘laatste’ vangnet voor hen
die niet in de kosten voor het levensonderhoud kunnen voorzien.
Het beheer van de volksverzekeringen berust grotendeels bij de overheid die via de
belastingdiensten de premies int.
Het financiële beheer van de werknemersverzekeringen en de zelfstandigenverzekeringen
geschiedt onder leiding van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). De uitvoering
Beginselen Recht
Tentamen 14-01-2005
Pagina 38 van 43
20-7-2017
Gemaakt door Evert Jenezon
van de Ziektewet, de WW en de WAO berust bij de 5 uitvoeringsinstituten (uvi’s), zoals de
GAK en Cadans.
De Ziekenfondswet wordt uitgevoerd door de ziekenfondsen.
De sociale voorzieningen worden verstrekt door de Sociale Dienst onder
verantwoordelijkheid van het college van B&W.
Hst. 13
Strafrecht
§ 13.1 Het materiële strafrecht
Strafrecht te verdelen in materieel en formeel (strafprocesrecht  H14)
Materieel strafrecht geeft aan welke feiten strafbaar zijn, wie de dader is en welke sancties
kunnen worden opgelegd.
We verdelen het materiële strafrecht in twee delen een algemeen en een bijzonder deel.
Algemeen: voorschriften die gelden voor alle strafrechterlijke wetten, de jurisprudentie
waarin de algemene leerstukken van het materieel strafrecht aan de orde zijn.
Bijzonder: bevat alle afzonderlijke gedragingen die strafbaar zijn en geeft aan welke sancties
op de gedragingen zijn gesteld.
Indeling van strafbaren feiten in misdrijven en overtredingen, overtredingen zijn de lichtere
delicten.
Waaruit blijkt nu of het feit een misdrijf is of een overtreding:
-In het 2e boek van het wetboek van strafrecht, dan een misdrijf, in het 3e boek, een
overtreding.
-Staat het feit in een wet in formele zin dan geeft de wet dit zelf aan.
-Staat het feit in een AMvB, dan is het gecompliceerder, AMvB mag alleen strafbepalingen
bevatten als dit vanuit de formele wetgever gedelegeerd is. Maar de straf zelf dient in de wet
in formele zin te staan.
-Strafbaarstelling afkomstig van lagere wetgevers, dit levert altijd een overtreding.
Dit onderscheid is bepalend voor:
-de absolute competentie van de rechter, overtredingen bij kantonrechter, misdrijven bij
rechtbank.
-poging en medeplichtigheid zijn alleen bij misdrijven strafbaar.
-een Nederlander kan voor feiten die hij in het buitenland heeft begaan in ons land alleen
worden vervolgd, als de feiten daar strafbaar zijn gesteld en hier een misdrijf opleveren.
-slechts op verdenking van het plegen van een misdrijf kan men in voorlopige hechtenis
worden genomen.
§ 13.2 Het legaliteitsbeginsel
Een feit is alleen strafbaar op grond van een voorafgaande wettelijke bepaling, het
legaliteitsbeginsel.
Niemand kan achteraf gestraft worden wegens het plegen van een feit dat op moment van
plegen nog niet strafbaar was. Bij verandering van wetgeving moet de voor de verdachte
gunstigste voorwaarde worden toegepast.
§ 13.3 De delictsomschrijving
De wettelijke regeling van een strafbaar feit = delictsomschrijving.
Elke delictsomschrijving bestaat uit een gedraging die in de regel pas onder omstandigheden
strafbaar is. Deze gedraging en de voorwaarden waaronder het feit strafbaar is, heten
bestanddelen.
Vereisten voor strafbaarheid van een feit:
-vervullen van alle bestanddelen van de delictsomschrijving
Beginselen Recht
Tentamen 14-01-2005
Pagina 39 van 43
20-7-2017
Gemaakt door Evert Jenezon
-wederrechterlijkheid, gedrag moet in strijd zijn met het recht
-schuld, er moet een verwijt kunnen worden gemaakt, verschillende soorten schuld:
Schuld het gedaan hebben
Wel gedaan, maar niet mijn schuld
Schuld door onvoorzichtigheid
Schuld door opzet
§ 13.4 Uitbreiding van de strafbaarheid
Poging tot een misdrijf is strafbaar, max. 1/3 lager dan die voor het volledige delict. Poging,
het voornemen van de dader tot het begaan van een misdrijf die zich door een begin van
uitvoering van het misdrijf heeft geopenbaard en de reden tot het niet-voltooien ligt buiten de
wil van de dader.
Deelneming door derden aan een strafbaar feit:
-doen plegen, een strafbaar feit laten plegen door een ander. De opdrachtgever is
verantwoordelijk de dader was een willoos werktuig
-uitlokking, de uitvoerder is eveneens strafbaar
-medeplegen, 2 of meer personen begaan samen een strafbaar feit
-medeplichtigheid, opzettelijke behulpzaamheid.
§ 13.5 Uitsluiting van strafbaarheid
Strafuitsluitingsgronden:
-rechtvaardigingsgronden
overmacht, een noodtoestand waarbij de keuze is tussen twee plichten.
noodweer, noodzakelijke verdediging
wettelijk voorschrift, feit begaan door uitvoering van wettelijk voorschrift niet
strafbaar
ambtelijk bevel, idem
-schulduitsluitingsgronden
overmacht, psychische overmacht, een van buiten komende kracht met psychische
druk.
noodweer-exces, zodanige hevige gemoedsbeweging dat de grenzen niet meer in acht
kunnen worden
genomen
onbevoegd gegeven ambtelijk bevel
afwezigheid van alle schuld (avas)
ontoerekeningsvatbaarheid
§ 13.6 De strafrechtelijke sancties
Hoofdstraffen:
Algemeen minimum 1 dag en € 2,1 gevangenisstraf, levenslang of tijdelijk, gedeeltelijk voorwaardelijk. Vervroegde vrijstelling:
bij onvoorwaardelijk < 1 jaar na 6 maanden + 1/3 resterende tijd, bij onvoorwaardelijk > 1
jaar na 2/3 van de straf.
2 hechtenis max. 1 jaar
3 taakstraf, mag opgelegd worden i.p.v. gevangenisstraf < 6 maanden. voor max. 240 uur
4 geldboete
Opleggen van maatregelen:
-plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor 1 jaar
-TBS, pas bij gevangenisstraf min. 4 jaar en bij verminderde toerekeningsvatbaarheid tijdens
plegen v.h. delict. Max. 4 jaar, behalve na geweldsdelict, dan geen grens.
-schadevergoeding
Beginselen Recht
Tentamen 14-01-2005
Pagina 40 van 43
20-7-2017
Gemaakt door Evert Jenezon
-ontneming van verkregen voordeel.
§ 13.7 De reclassering
Voorlichting geven omtrent de verdachte.
Zorgen dat taakstraf ten uitvoer wordt gelegd.
Hulp aan de verdachte bij zijn verblijf in de gevangenis of huis van bewaring.
§ 13.8 De zin van de straf
Grond voor straf is vergelding.
Doeleinden van straf:
-speciale preventie, om te voorkomen dat de dader straks weer een delict pleegt
-generale preventie, om andere burgers te weerhouden
-beveiliging, als iemand in de gevangenis zit kan hij geen delicten plegen.
Hst. 15
Internationaal recht
§ 15.1 Volkenrecht
Volkenrecht, rechtsregels voor het verkeer tussen staten onderling en voor het verkeer tussen
staten en volkenrechterlijke organisaties. Rechtsbronnen: verdragen, beslissingen van
volkenrechterlijke organisaties, gewoonte, algemene rechtsbeginselen, jurisprudentie.
Verdrag: overeenkomst tussen staten waarin wederzijdse rechten en verplichtingen worden
opgelegd. (bilateraal, tussen 2 landen; multilateraal, tussen meer landen).
Na aangaan verdrag is een land daaraan gebonden.
§ 15.2 Verdragen in de Nederlandse rechtsorde
Na onderhandelingen over het verdrag wordt het verdrag ondertekend door de regeringen van
de desbetreffende landen (meestal min. BuZa). Verdragen moeten vooraf worden
goedgekeurd door de Staten Generaal, de wetgever kan echter bepalen dat dit voor enkele
typen verdragen niet nodig is. Als een verdrag is goedgekeurd door de S-G volgt
bekrachtiging (vaak tijdens officiële gelegenheid) Goedkeuring en bekendmaking in
Tractatenblad.
Hoe werkt het verdrag door in het nationaal recht, twee systemen:
-incorporatiesysteem (NL, B, F), internationaal recht behoort rechtstreeks tot het nationale
recht.
-transformatiesysteem, voor de doorwerking van internationaal recht is telkens een nationale
wet nodig waarin de in het verdrag opgenomen materie wordt verwerkt tot nationaal recht.
§ 15.3 Volkenrechtelijke organisaties
Twee typen volkenrechterlijke organisaties:
-intergouvernementele organisaties, hebben geen eigen bevoegdheid tegenover de lidstaten.
Ze stimuleren een zekere samenwerking tussen de lidstaten door ontwikkeling van een
gemeenschappelijk beleid en opstellen van verdragen zonder dat ze zelf een dwingende
rechtsmacht uitoefenen.
-supranationaal, lidstaten dragen een deel van hun soevereiniteit over aan die organisatie. Een
aantal landen sluit d.m.v. een verdrag een organisatie en zijn onderworpen aan de wetgeving,
bestuur en rechtspraak van de organisatie.
§ 15.4 De Verenigde Naties
Beginselen Recht
Tentamen 14-01-2005
Pagina 41 van 43
20-7-2017
Gemaakt door Evert Jenezon
Lidmaatschap staat open voor alle vredelievende naties onder voorwaarde dat ze het handvest
aanvaarden. De algemene vergadering van de VN beslist met 2/3 meerderheid over toelating
van een nieuw lid.
De 4 belangrijkste organen:
-De algemene vergadering, bestaat uit alle leden van de VN, ieder lid max. 5
vertegenwoordigers
-De veiligheidsraad, bestaat uit 15 leden waarvan 5 permanent. Besluit wordt aangenomen als
9 leden voor stemmen incl. de 5.
-De Secretaris Generaal, het uitvoerend orgaan.
-Het internationaal gerechtshof
§ 13.5 De Raad van Europa
Raad van Europa, een intergouvernementele organisatie. Doel: gezamenlijk belang van vrede,
veiligheid en sociale en economische vooruitgang te dienen. Hoofdzetel in Straatsburg.
Hoogste orgaan is het comité van ministers. Ander belangrijk orgaan is de parlementaire
vergadering met als belangrijkste functie het dienen als politiek forum binnen de raad van
Europa. Verder heeft het meegewerkt aan het opstellen van de EVRM.
Europese hof, namens iedere lidstaat heeft er één rechter zitting. Een individuele klacht kan
pas worden ingediend als alle andere rechtsmiddelen zijn uitgeput.
Klachtrecht, eerst schrijven, en daarop wordt al beoordeeld of de klacht ontvankelijk is. Als
dat zo is wordt er geprobeerd een minnelijke schikking te treffen, als dit niet lukt, dan wordt
de klacht voorgelegd aan een kamer van 7 rechters. Op verzoek doorsturen naar grote kamer
(17 rechters).
§ 13.6 De Europese Unie
De Europese Unie, de pijlers:
-De 3 Europese Gemeenschappen (EG, EGKS, EGA)
-Samenwerking op het gebied van buitenlands beleid en een veiligheidsbeleid
-Samenwerking op het gebied van justitie en binnenlandse zaken.
De EU heeft geen bestuursstructuur, maar wordt geleid door de instellingen van de EG.
§ 13.7 De Europese Gemeenschap
EG heeft de volgende taken:
-bevorderen van een harmonische en evenwichtige ontwikkeling van de economische
ontwikkelingen van de hele gemeenschap
-duurzame en niet-inflatoire groei met inachtneming van het milieu
-een hoge graad van convergentie van de economische prestaties
-een hoog niveau van werkgelegenheid en van sociale bescherming
-een verbetering van de levensstandaard en van de kwaliteit van het bestaan
-de economische en sociale samenhang en de solidariteit tussen de lidstaten
Dit kan worden bereikt door het instellen van een gemeenschappelijke markt en van een
economische monetaire unie.
Binnen de EG 5 instellingen ter bevordering van het bovenstaande:
1 de raad
2 de commissie
3 het Europees parlement
4 het hof van justitie
5 de rekenkamer
Besluiten van de EG
1 verordeningen
Beginselen Recht
Tentamen 14-01-2005
Pagina 42 van 43
20-7-2017
Gemaakt door Evert Jenezon
2 richtlijnen
3 beschikkingen
Aspecten van het gemeenschapsrecht
1 eigen rechtsorde
2 gemeenschapstrouw
3 voorrang
4 incorporatiesysteem
5 eigen rechter
6 directe werking
Beginselen Recht
Tentamen 14-01-2005
Pagina 43 van 43
20-7-2017
Download