Gemaakt door Evert Jenezon Tentamen Beginselen Recht 14-01-2005 Inleiding in het Nederlandse recht Hoofdstuk 1 Recht in het algemeen Hoofdstuk 2 Recht en staat Hoofdstuk 3 De wetgeving Hoofdstuk 4 De rechtspraak Hoofdstuk 5 Het bestuur Hoofdstuk 6 Vermogensrecht algemeen Hoofdstuk 7 Goederenrecht Hoofdstuk 8 Overeenkomstenrecht Hoofdstuk 9 Verbintenissen uit de wet Hoofdstuk 11 Ondernemingsrecht Hoofdstuk 12 Arbeidsrecht en sociaal zekerheidsrecht Hoofdstuk 13 Strafrecht Hoofdstuk 15 Internationaal recht Hst. 1 Recht in het algemeen § 1.1 Inleiding In de samenleving heeft het recht de functie om conflicten op te lossen en te voorkomen. Het recht tracht vrede in de samenleving te bewaren door de belangen van de gemeenschap en individuele lieden te beschermen. Menselijk contact verloopt via regels, deze kunnen uit twee bronnen voortvloeien, uit doelmatigheid en uit eisen die het zedelijk bewustzijn aan de mens stelt. Een deel van de inhoud van het recht wordt bepaald door doelmatigheid (er moet een regel zijn, doet er niet toe welke). Een ander deel stamt rechtstreeks uit het zedelijk bewustzijn; regels zijn vervlochten met menselijke normen en waarden. Doel van het recht is de belangen van mensen in hun onderlinge verkeer te ordenen en te beschermen onder handhaving van de daarbij betrokken normen en waarden. § 1.2 De rechtsbronnen Recht is het geheel van geldende regels, dit noemen we positief recht. Positief recht is een optelsom van alle regels die op dit moment in NL gelden. Geldende regels noemen we rechtsregels. Regels van niet-positiefrechtelijke aard zijn b.v. fatsoensregels of normen en waarden uit een moraal of godsdienst. Objectief recht (=positief recht), geheel van alle geldende regels. Subjectief recht, de individuele regels die burgers aan objectieve rechten ontlenen. Het positieve recht is te vinden in onze rechtsbronnen, dit zijn, de wet, de jurisprudentie, de gewoonte, verdragen en sommige besluiten van volkenrechtelijke organisaties. § 1.3 Nationaal en internationaal recht Globale indeling van het recht Nationaal en internationaal recht. Criterium is het grondgebied waarbinnen het rechtsstelsel werkt. -volkenrecht, regelt de relatie tussen soevereine staten (dulden van buitenaf geen macht boven zich, naar binnen toe hebben ze bevoegdheid tot wetgeving, bestuur en rechtspraak). Beginselen Recht Tentamen 14-01-2005 Pagina 1 van 43 20-7-2017 Gemaakt door Evert Jenezon -internationaal privaatrecht regelt de rechtsbetrekkingen van individuele personen met verschillende nationaliteit. § 1.4 Materieel en formeel recht Ons positieve recht is opgebouwd uit regels die burgers rechten verlenen en uit regels die aangeven op welke wijze deze regels kunnen worden gehandhaafd. Regels die betrekking hebben op de inhoud van rechten en plichten worden regels van materieel recht genoemd. Regels die betrekking hebben op de handhaving van het recht worden regels van formeel recht genoemd (ook wel procesrecht). § 1.5 De rechtsgebieden Het staatsrecht bevat de regels die betrekking hebben op de organisatie van een staat en e staatsorganen en op de bevoegdheid van die organen. Het omvat tevens de verhouding van de burgers tot de staat en de mogelijkheden die de burgers hebben om invloed uit te oefenen op het functioneren van diverse staatsorganen. Grondwet is de belangrijkste wettelijke regeling. Hij bevat, de grondrechten, de opbouw van ons staatsbestel en hoe de bevolking invloed kan uitoefenen op de samenstelling van de staatsorganen. Het bestuursrecht (ofwel administratief recht). De kern van het bestuursrecht wordt gevormd door de rechtsverhouding tussen overheid en burger. Deze komt vooral tot uiting in de beschikking (individuele rechtsvaststelling). Het materieel bestuursrecht houdt zich vooral bezig met de bevoegdheid van bestuursorganen tot het maken van beschikkingen en met de vereisten die aan een rechtsgeldige beschikking worden gesteld. Het strafrecht, centraal staat het straffen. Geen straf zonder vooraf wettelijke strafbepaling (nulla puena beginsel). Een in de wet met straf bedreigde gedraging heet een strafbaar feit. Strafbare feiten kunnen worden gepleegd door natuurlijke personen en door rechtspersonen. Handhaving van het strafrecht is de taak van de overheid. Initiatief tot vervolging van een strafbaar feit ligt bij het OM (ondergeschikt aan het Min. van Justitie). Het burgerlijk recht of privaatrecht regelt de betrekkingen tussen burgers onderling. Twee hoofdgroepen, personen- en familierecht (regelt alle persoonlijke betrekkingen binnen en buiten het gezin) en vemogensrecht (betrekkingen tussen burgers onderling die op geld waardeerbaar zijn). Tot het burgerlijk recht wordt gerekend het handelsrecht, een belangrijk onderdeel van het handelsrecht wordt gevormd door het ondernemingsrecht (H11) (onderwerpen die betrekking hebben op de juridische aspecten van een onderneming). Ook het arbeidsrecht behoort tot het burgerlijk recht, onderdeel daarvan is het collectieve arbeidsrecht (overleggen over rechtsposities van werkgevers en werknemers om zo tot een CAO te komen. § 1.6 Publiekrecht en privaatrecht Publiekrecht regelt de indeling van de staat, etc. Privaatrecht regelt de rechtsbetrekkingen tussen de burgers onderling, zonder ingrijpen van de overheid. Onderscheid tussen publiek en privaatrecht is moeilijk te maken. Publiekrecht is het recht dat betrekking heeft op de organisatie van de staat en de relatie tussen burgers en overheid (staatsrecht, bestuursrecht en strafrecht), privaatrecht is het recht dat de onderlinge betrekkingen van burgers regelt. § 1.7 Andere indelingen van het recht Besproken indelingen vormen de klassieke indeling van het recht. Beginselen Recht Tentamen 14-01-2005 Pagina 2 van 43 20-7-2017 Gemaakt door Evert Jenezon Andere indeling, daarin worden rechtsgebieden benoemd vanuit één of enkele facetten waarin het recht zich manifesteert. Juristen maken onderscheid tussen geschreven en ongeschreven recht. Geschreven zijn de wetten en verdragen, ongeschreven is de jurisprudentie of rechtspraak. § 1.8 Handhaving en naleving van de rechtsregels Het recht wordt op velerlei wijze nageleefd of gehandhaafd. Naleving van rechtsregels geschiedt in het maatschappelijke leven uit verschillende motieven. Binnen het systeem van het recht is de handhaving opgedragen aan verschillende rechters, die daarbij materiële en formele regels van strafrecht, burgerlijk recht en bestuursrecht hanteren. Hst. 2 Recht en staat § 2.1 Verdeling van overheidsmacht: de Trias Politica De leer van de Trias Politica: (leer van de machtenscheiding) wanneer te veel staatsmacht wordt geconcentreerd in één hand of bij een kleine groep gezagsdragers, vormt de staat een bedreiging voor de vrijheid van de burger. Er is dan sprake van machtsconcentratie en voor tirannie moet worden gevreesd. Om deze gevaren te keren is het beter om de staatsmacht te spreiden door deze te verdelen over een drietal staatsorganen, daarbij is elk orgaan bevoegd om slechts een nauwkeurig begrensd gedeelte van het staatsgezag uit te oefenen. Macht is een bevoegdheid. Machtenscheiding komt neer op de volgende punten. De staatsmacht moet worden verdeeld over drie machten: een wetgevende macht, een uitvoerende macht en een rechtsprekende macht. De staatsmacht wordt uitgeoefend in drie functies: wetgeving, uitvoering en rechtspraak Elk van de drie functies moet aan een afzonderlijk orgaan worden opgedragen. In wezen komt de Trias Politica neer op een staatsrechterlijke scheiding van macht, functie en orgaan. Montesquieu wilde dat de wetgevende macht een afspiegeling van het volk zou zijn. De rechtsprekende macht moest volledig onafhankelijk zijn van de andere overheidsorganen en de leden moesten onafzetbaar zijn. Hij beperkte de functie van de rechter tot het nazeggen van de almachtige wet, dit noemen we het legisme (al het recht staat in de wet). Consequentie hiervan is dat al het recht in de wet moet worden vastgelegd (gecodificeerd), de codificatiegedachte. NL en de Trias Politica, steeds bleek een werkelijk consequente doorvoering niet mogelijk. De voornaamste redenen hiervan zijn in te delen in drie categorieën: -een scherpe scheiding tussen de drie functies is in feite niet te maken -de drie functies betreffen bij lange na niet het gehele terrein van overheidsbemoeienis in de staat. De totale overheidszorg betreft veel meer dan de som van de drie functies. -Het ideaal dat elk orgaan alleen de hem toebedeelde functie en geen enkele andere vervult, blijkt niet op doelmatige wijze te realiseren. § 2.2 De Trias Politica in Nederland Wetgevende macht, regering en staten generaal (1e +2e kamer). Regering zou alleen mogen besturen volgens de T.P. Uitvoerende macht, regering (koning + ministers, ministers vormen de ministerraad en staat onder voorzitterschap van de minister president) In de ministerraad worden besluiten genomen over tal van kwesties van alg. regeringsbeleid. Bij de regering berust de bestuursmacht van de centrale overheid (alle departementen en vrijwel alle rijksdiensten). De Beginselen Recht Tentamen 14-01-2005 Pagina 3 van 43 20-7-2017 Gemaakt door Evert Jenezon regering is in zekere zin vrij in het bepalen van haar beleid, maar de staten generaal oefent daarop een bepaalde mate van toezicht uit. De belangrijkste bestuurshandelingen verricht de regering zelf, de rest geschiedt onder verantwoordelijkheid op een lager niveau. Elk besluit van de regering heet koninklijk besluit (KB). Inhoud van het KB kan verschillen naar gelang de functie die de kroon uitoefent: -beschikkingen -maken van een AMvB Ieder besluit van de regering heeft de vorm van een KB ongeacht zijn inhoud. Rechtsprekende macht, is opgedragen aan de rechterlijke macht. Naast het beslechten van geschillen vervult de rechter ook enkele bestuurlijke taken. De uitspraak van de rechter heet in zo’n geval vaak een beschikking. De rechter heeft nimmer een wetgevende functie. De scheiding tussen de rechterlijke macht en wetgever en bestuur is in NL beter gelukt dan de scheiding tussen wetgever en bestuur. Een juiste toepassing van de leer van de machtenscheiding leidt ertoe dat er tussen de machten een zeker evenwicht bestaat in die zin dat geen van de machten het sterkst is. § 2.3 Decentralisatie Spreiding van macht over verschillende bestuurslagen wordt decentralisatie genoemd en verhindert dat in ons land alle wetgeving uitsluitend afkomstig is van regering en staten generaal en dat alle bestuur uitsluitend geschiedt door de regering. Territoriale decentralisatie, bepaalde bevoegdheden die uitsluitend kunnen worden uitgeoefend binnen een bepaald grondgebied, zoals provincies (wetgeving: provinciale staten (provinciale verordeningen), bestuur: provinciale + gedeputeerde staten) en gemeenten (wetgeving: gemeenteraad (gemeentelijke verordeningen), bestuur: gemeenteraad en college van B&W). Functionele decentralisatie, aan organen voor het hele grondgebied van het Rijk bestuurlijke en wetgevende taken opdragen m.b.t. een bepaald, nauwkeurig omlijnd deelgebied van het maatschappelijk leven. (waterschappen, landbouwschap) Er is sprake van autonomie als lagere overheden de bevoegdheid hebben om zelfstandig hun eigen aangelegenheden te regelen en te besturen. Bij medebewind moeten de lagere overheden op grond van de wet meewerken aan de verwerkelijking van hetgeen op centraal niveau al is geregeld of besloten. § 2.4 Nederland: een parlementaire democratie De belangrijkste kenmerken van democratie zijn: Er is een volksvertegenwoordiging die gekozen is d.m.v. open en eerlijke verkiezingen In een directe democratie worden beslissingen direct door de burgers genomen. NL is een indirecte democratie, de beslissingen worden genomen door gekozen organen. Bestaansvoorwaarde voor een democratie is dat burgers de bevoegdheid hebben hun vertegenwoordigers in de staatsorganen zelf te kiezen. Actief kiesrecht krijg je als je meerderjarig wordt, maar je bent niet verplicht te stemmen. De staten generaal vertegenwoordigd het gehele Nederlandse volk en bestaat uit de 1e en 2e kamer. De 150 leden van de 2e kamer worden rechtstreeks gekozen door het Nederlandse volk voor een periode van 4 jaar. Leden van de 1e kamer worden gekozen door de provinciale staten van alle 12 provincies samen. Het kiesrecht levert een bijdrage aan de spreiding van de macht De staat is een rechtsstaat die gebaseerd is op een grondwet Het beginsel van de rechtstaat houdt in dat elk optreden van de overheid is onderworpen aan de regels van het recht. Deze gehoudenheid van de overheid aan zijn eigen rechtsregels Beginselen Recht Tentamen 14-01-2005 Pagina 4 van 43 20-7-2017 Gemaakt door Evert Jenezon leidt tegelijkertijd in beginsel tot rechten voor de burger. Bij de overheid staat algemeen belang voorop. De overheid moet zich dus aan regels houden, vaak zullen dit wettelijke regels zijn, soms heeft de overheid een zekere speelruimte, voor deze beslissingen is de overheid gebonden aan algemene beginselen van behoorlijk bestuur, deze begrenzen de vrijheid van de overheid bij het maken van beschikkingen. Elk optreden van de overheid moet zijn terug te voeren op de grondwet. er is een parlementair stelsel, hetgeen wil zeggen dat de volksvertegenwoordiging het laatste woord heeft over de vraag of een regering aan het bewind kan blijven. Daarbij gaat het om de betrekkingen tussen regering en parlement -de vertrouwensregel, de regering moet het vertrouwen hebben van het parlement om te kunnen regeren. Bij een conflict tussen 2e kamer en regering kan e regering blijven zitten en nieuwe verkiezingen uitschrijven. Indien na de verkiezingen de nieuwe Kamer opnieuw haar afkeuring uitspreekt over het regeringsbeleid of een onderdeel daarvan, is de regering verplicht af te treden -de ministeriële verantwoordelijkheid, de ministers zijn voor alles wat uit hoofde van de regering gedaan wordt verantwoording verschuldigd aan de beide Kamers. De Kamer heeft de volgende rechten: het recht van interpellatie (mondeling of schriftelijk inlichtingen vragen aan de minister), het vragenrecht, motie (voorstel tot wijziging, afkeuring), recht van enquête. -het ontbindingsrecht, bij een conflict tussen de 1e/2e kamer en de regering is de regering één keer bevoegd de kamer te ontbinden. Tegelijk moeten nieuwe verkiezingen worden uitgeschreven. aan de burgers komt een aantal rechten toe die hen beschermen tegen te vergaande overheidsbemoeienis. Men spreekt in dit verband van de grondrechten van de burgers. Bij de meeste democratieën spreken we van een republiek (president) of een monarchie (koning). NL heeft een constitutionele monarchie; de positie van de koning is in de grondwet geregeld en daarmee ook beperkt. Hst. 3 De wetgeving § 3.1 De wet als rechtsbron De voornaamste bron van het geldende of positieve recht is ongetwijfeld de wet. Wetten zijn algemeen verbindende voorschriften. Zij bevatten rechten en plichten die in beginsel voor iedere burger gelden. Niet alleen de regering en de staten generaal maken wetgeving. Daarnaast heeft de regering een zelfstandige bevoegdheid om wetgeving te maken: de algemene maatregel van bestuur. Verder kan ook de minister zelf wetgeving maken de zogenaamde ministeriële regeling. In het kader van decentralisatie zijn ook de lagere overheden tot wetgeving bevoegd. Zij produceren verordeningen Wet in formele zin is elk besluit van regering en staten generaal. Bij dit begrip letten we op de herkomst van de wet en laten we de inhoud buiten beschouwing, deze kan een algemeen verbindend voorschrift zijn, maar dat hoeft niet. Wet in materiële zin is elk algemeen verbindend voorschrift. Hier letten we op de inhoud en blijft de herkomst buiten beschouwing Maar vaak is een wet in formele zin tegelijk ook een wet in materiële zin; uit de naam van de wet is op te maken of het om een wet in formele zin gaat, dan wordt de term ‘wet’ gebruikt in de naam van de wet. Een wet in bloot-formele zin is elke wet in formele zin die niet tevens een wet in materiële zin inhoud, hij bevat dus geen algemene verbindende voorschriften. Beginselen Recht Tentamen 14-01-2005 Pagina 5 van 43 20-7-2017 Gemaakt door Evert Jenezon Een wet in bloot-materiële zin is elk algemeen verbindend voorschrift dat afkomstig is van een tot wetgeving bevoegd orgaan, behalve regering en Staten-Generaal. Gemeentelijke en provinciale wetten heten altijd verordening. Welk begrip wet wordt bedoeld? -De grondwet hanteert de term wet altijd voor wetten in formele zin. -In de tekst van wetten in formele zin moet uit het zinsverband of uit de strekking telkens worden afgeleid welk type wet daar wordt bedoeld. De formele wetgever produceert alg. verbindende voorschriften en heel zelden wetten in bloot - formele zin. De overige wetgevers maken alg. verbindende voorschriften, deze noemen we wetten in bloot - materiële zin. De grondwet is de juridische basis van onze samenleving. Hij is de hoogste wettelijke regeling in ons land en bevat de belangrijkste bepalingen van ons staatsrecht. Organieke wetten, wetten door de grondwet voorgeschreven; b.v. waterstaatswet, ambtenarenwet. Wijziging van de grondwet: eerst wordt bij een gewone wet in formele zin vastgesteld welke wijzigingen de nieuwe grondwet dient te ondergaan. Daarna worden de 1e en 2e kamer ontbonden en nieuwe verkiezingen uitgeschreven. De nieuwe Kamers kunnen daarna het voorstel voor de nieuwe grondwet slechts met 2/3 meerderheid aannemen. De wetgevende macht wordt gezamenlijk door regering en Staten Generaal uitgeoefend. Zij brengen samen wetten in formele zin tot stand. Bij totstandkoming van een wet in formele zin zijn de vijf volgende fases te onderscheiden: - het wetsvoorstel, gewoonlijk ontworpen door de regering. Meestal door het departement waar het onderwerp van het wetsvoorstel thuishoort, waarna het met de regering wordt besproken. - het wetsvoorstel moet nu naar de raad van state. Deze voorziet het voorstel van een openbaar advies. - nu wordt het ingediend bij de 2e kamer. Dit geschiedt door of namens de koningin, elk wetsvoorstel is voorzien van een koninklijke boodschap, die bevat de considerans (de reden). Verder is een Memorie van toelichting toegevoegd. Daarin wordt uitgelegd wat de beweegredenen waren om het wetsvoorstel in te dienen. Tevens bevat de MvT artikelsgewijs commentaar op het wetsvoorstel, en uitleg. - Een en ander wordt behandeld in vaste kamercommissies. Die maakt een voorlopig verslag. - Memorie van antwoord, reactie op de vragen van de 2e kamer - Openbare behandeling (met recht van amendement) - Stemming over het voorstel + amendementen - Afwijzing of aanvaarding - Naar de 1e kamer (beraadslaging), zij kunnen alleen aanvaarden of afwijzen. - Bekrachtiging door de koning - ondertekening door koning, desbetreffende minister en de minister van Justitie - Bekendmaking door publicatie in een staatsblad Algemene maatregel van bestuur Worden bij koninklijk besluit vastgesteld. Voorschriften, door straffen te handhaven, worden daarin alleen gegeven krachtens de wet. De wet bepaalt de op te leggen straffen. AMvB is vrijwel altijd wet in materiële zin en bevatten dus algemeen verbindende voorschriften. Voor de rechtsgeldige totstandkoming van een AMvB bestaan drie vereisten: - het ontwerp moet aan de ministerraad worden voorgelegd. - Advies van de RvS - AMvB in het staatsblad publiceren Beginselen Recht Tentamen 14-01-2005 Pagina 6 van 43 20-7-2017 Gemaakt door Evert Jenezon Ministeriële regelingen De formele wetgever kan het nader regelen van bepaalde onderwerpen uit een wet in formele zin overlaten aan de minister. Deze brengt dan een ministeriële regeling tot stand. Een andere mogelijkheid is dat de regering in een AMvB een dergelijke opdracht aan de minister verstrekt. Voordeel van een ministeriële regeling is dat hij op eenvoudige wijze tot stand kan komen. Vaak is de enige formaliteit de publicatie in de Staatscourant. Het is een wet in materiële zin. De Raad van State is in ons staatsbestel een belangrijk orgaan. De taak van de RvS bestaat in hoofdzaak uit de volgende 2 onderdelen: - De Raad dient de regering en staten generaal van advies bij de totstandkoming van wetten in formele zin. (en AMvB’s) - Binnen RvS de afdeling bestuursrechtspraak, deze is belast met de behandeling van de bij wet aan haar opgedragen geschillen. Het gaat dan om rechtspraak in eerste aanleg (bij bijzondere wetten is deze afdeling aangewezen als eerste rechter) of rechtspraak in hoger beroep (hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank in een bestuursproces) Koning is voorzitter van de RvS. De feitelijke leiding berust echter bij de vice-voorzitter. Naast de koning bestaat de RvS uit te hoogste 28 leden. Zij worden benoemd bij KB. Kenmerk van elke wet is dat daarmee wordt beoogd algemeen verbindende regels te geven. Een wet is in ons recht pas verbindend als hij aan vier vormvereisten voldoet. Deze zijn: - de wet moet voldoen aan alle wettelijk gestelde vormvereisten - de wet moet afkomstig zijn van een tot het geven van die wet bevoegd overheidsorgaan - de wet mag niet in strijd zijn met een hogere wettelijke regel - de wet (behalve een wet in formele zin) moet in overeenstemming zijn met algemene rechtsbeginselen. § 3.2 De bevoegdheid tot wetgeving Een tweede vereiste voor de rechtsgeldigheid van wetgeving is dat het orgaan dat de wetgeving produceert daartoe ook formeel bevoegd moet zijn. Het orgaan kan deze bevoegdheid hebben verkregen krachtens attributie dan wel krachtens delegatie. Attributie is het toekennen van de wetgevende bevoegdheid. Dit is te vinden in de grondwet. In de huidige grondwet is de wetgevende bevoegdheid toegekend aan: - Regering en SG (wetten in formele zin) - Regering (AMvB) - Provinciale staten en gemeenteraad (provinciale, gemeentelijke verordeningen) - Waterschappen (waterschapsverordeningen) - openbare lichamen voor beroep en bedrijf (verordeningen) Beperkingen: - De wetgevende bevoegdheid is in de wet in formele zin nader omschreven en dus begrensd. Alleen aan de wetgevende bevoegdheid van de formele wetgever zijn geen grenzen gesteld - Voor de wettelijke regeling van sommige belangrijke onderwerpen eist de grondwet dat deze bij wet in formele zin geschiedt. Andere wetgevende organen zijn dan krachtens attributie niet bevoegd in zo’n onderwerp d.m.v. een wettelijke regeling (nogmaals) te voorzien. - Lagere overheden die hun wetgevende bevoegdheid op grond van attributie hebben verkregen, mogen in hun verordeningen niet nogmaals een onderwerp regelen, waarin in een hogere regeling als is voorzien. Op deze regeling bestaat 1 uitzondering. Hij mag wel hetzelfde onderwerp uit een hogere regeling nogmaals regelen als hij daarmee een heel ander rechtsbelang dient dan de hogere wetgever deed. Delegatie, het overdragen van wetgevende bevoegdheid. Een orgaan met wetgevende bevoegdheid krachtens attributie mag over het algemeen aan een ander orgaan de bevoegdheid delegeren om nadere regels omtrent een bepaald onderwerp op te stellen. De Beginselen Recht Tentamen 14-01-2005 Pagina 7 van 43 20-7-2017 Gemaakt door Evert Jenezon krachtens delegatie verkregen bevoegdheid kent slechts één algemene beperking die rechtstreeks uit de aard van het verschijnsel delegatie voortvloeit: de omvang van de gedelegeerde bevoegdheid is nooit ruimer dan de opdracht die in de betreffende wet is verstrekt. De opdracht is meestal zeer nauwkeurig omschreven. Subdelegatie: soms draagt een orgaan dat zijn wetgeving krachtens delegatie heeft verkregen, die bevoegdheid op zijn beurt over aan een ander orgaan. In de praktijk komt het erop neer dat subdelegatie mogelijk is als in de delegerende wet de opdracht als volgt is geformuleerd: nadere regels mogen worden gesteld bij of krachtens besluit van de delegataris. Daarbij moet onderscheid worden gemaakt tussen de methode die daarvoor in de grondwet wordt gebruikt en die in de wetten in formele zin. De grondwet verleent in sommige artikelen aan de wetgever in formele zin de bevoegdheid wetgeving te delegeren en gebruikt daarvoor de formules, bij of krachtens de wet, de wet regelt of de wet geeft regels. Wanneer de formule luidt, bij de wet is delegatie verboden en is dus alleen de formele wetgever bevoegd regels op te stellen. De wet in formele zin kan op soortgelijke wijze als de grondwet delegatie mogelijk maken door eveneens de uitdrukking bij of krachtens te gebruiken. § 3.3 De bekendmaking van wetten De bekendmaking en inwerkingtreding van wetten in formele zin worden bij wet geregeld. De bekendmaking van wetgeving van de centrale overheid geschiedt grotendeels door publicatie in het staatsblad. Uiteindelijk draagt een wet drie handtekeningen die van de verantwoordelijke minister, van de minister van justitie en de koning. Door bekendmaking krijgt de wet nog geen verbindende kracht. Dat is pas het geval als de wet op een bepaalde datum is ingegaan. Voor de bepaling van de datum geldt als hoofdregel dat een wet in werking treedt met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van de bekendmaking. Maar de wetgever kan ook anders beslissen. Een wet van de centrale overheid kan ook in werking treden op een in de wet zelf bepaalde datum, op een door een aparte invoeringswet bepaalde datum, op een bij apart KB bepaalde dag. Voor bekendmaking en inwerkingtreding van wetten van lagere overheden bestaat geen uniforme regeling. Dat is per overheidsorgaan in een aparte wet geregeld. § 3.4 Voorrang van wetgeving De wet mag niet in strijd zijn met een hogere regeling; De rangorde van regelingen: Provinciale verordeningen Gemeente Verordening verordeninge waterschap n Beginselen Recht Tentamen 14-01-2005 Volkenrecht en Europees gemeenschapsrecht Grondwet Wetten in formele zin Algemene maatregelen van bestuur Ministeriële regelingen Verordeningen van de SER Verordeningen van productschappen en hoofdbedrijfsschappen Verordeningen van bedrijfschappen Pagina 8 van 43 Verordeningen van andere wetgevende openbare lichamen 20-7-2017 Gemaakt door Evert Jenezon Het is de rechter verboden te beoordelen of een wet in formele zin in strijd is met de grondwet. Dit is een uitzondering op de hoofdregel dat hij wetten aan hogere wetten mag toetsen. § 3.5 Toetsing door wetgeving Op welke wijze wordt gecontroleerd of een wet aan de vier legaliteitseisen voldoet? Dit noemen we de legaliteitscontrole en geschiedt bij de Kroon en de rechter. De Kroon, zijn controle heeft vooral betrekking op provinciale verordeningen, gemeentelijke verordeningen, verordeningen van de SER en van product, hoofd en bedrijfschappen. Deze verordeningen kunnen worden vernietigd wegens strijd met recht of algemeen belang. Dit vernietigingsrecht wordt spontaan gehanteerd, het wordt uitgeoefend zonder dat iemand daarom vraagt. De enige eis is dat de RvS om advies moet worden gevraagd. Omdat deze controle achteraf plaatsvindt spreken we ook wel van repressieve controle door de Kroon. De rechter, als hij tijdens een procedure constateert dat een wet niet aan de 4 legaliteitseisen voldoet kan hij deze onverbindend verklaren, hij past dan de wet niet toe, maar deze blijft wel bestaan. Wordt dan vaak alsnog onverbindend verklaard. We moeten voor de toetsing aan algemene rechtsbeginselen onderscheid maken tussen toetsing van wetten in formele zin en toetsing van lagere wetgeving. Wetten in formele zin mogen niet aan algemene rechtsbeginselen worden getoetst. Toetsing van lagere wetgeving aan algemene rechtsbeginselen wordt onder bepaalde voorwaarden toelaatbaar geacht. De rechter mag wetten in materiële zin toetsen aan algemene rechtsbeginselen waaronder het willekeurbeginsel. Hij mag beoordelen of het desbetreffende overheidsorgaan in redelijkheid tot het desbetreffende besluit is gekomen. § 3.6 Het verdrag als rechtsbron Verdragen waarbij NL partij is behoren tot het Nederlandse recht. Zij hebben hier een verbindende kracht als ze bekent zijn gemaakt en in werking zijn getreden. Dat betekent dat alle overheidsorganen de verplichting hebben zich eraan te houden. Een ieder verbindende gedragsbepaling, het verdrag heeft betrekking op de rechtspositie van de burger. Hst. 4 De rechtspraak Afdeling 1 De rechterlijke macht Handhaving van de rechtsregels kan slechts onder twee voorwaarden gebeuren: - Er moeten organen zijn die tot wetgeving bevoegd zijn. - Er moeten sancties zijn waardoor naleving van het recht kan worden afgedwongen. In de meeste gevallen wordt het recht spontaan nageleefd en hoeft de rechter het recht niet te handhaven. § 4.1 Beginselen van rechtspraak De wet op de rechterlijke organisatie bepaalt dat de rechterlijke macht bestaat uit kantongerechten, arrondissementsrechtbanken, gerechtshoven en de Hoge Raad. De rechtspraak wordt in beginsel uitgeoefend door rechters (juristen met de nodige scholing), maar de wet laat ook ruimte voor deskundigen, b.v. de pachtkamer bestaat uit de kantonrechter en twee deskundigen. Waarborgen van onafhankelijkheid d.m.v. benoeming voor het leven. Zij zijn vrijwel onafzetbaar, ze kunnen alleen ontslagen worden door de Hoge Raad. Beginselen Recht Tentamen 14-01-2005 Pagina 9 van 43 20-7-2017 Gemaakt door Evert Jenezon § 4.2 Het Openbaar Ministerie Het Openbaar Ministerie (OM) is belast met de handhaving van wetten, de vervolging van alle strafbare feiten en de tenuitvoerlegging van strafvonnissen. De taken van het OM worden bij kanton en rechtbank uitgeoefend door de officier van Justitie en plaatsvervanger. Hun kantoor heet het arrondissementsparket. Aan het hoofd van elk parket staat een hoofdofficier van Justitie. Bij de 5 gerechtshoven wordt het OM bekleed door de procureur-generaal, mat als plaatsvervanger advocaten-generaal. De procureurs-generaal vallen onder de verantwoordelijkheid van het min. van Justitie. Die is vervolgens verantwoording schuldig aan het parlement. Tenslotte nog de procureur-generaal bij de Hoge Raad, met als vervanger de advocaat-generaal. De P-G bij de Hoge Raad is onafhankelijk. Twee verschillen tussen OM en rechterlijke macht: -De rechter oordeelt over burgerlijke zaken, strafzaken en bestuurszaken, terwijl het OM vrijwel alleen in strafrecht actief is. -Het OM is een hiërarchisch, ambtelijk apparaat met aan het hoofd de minister van Justitie, terwijl de rechter onafhankelijk is (is dus aan niemand verantwoording verschuldigd, leden van het OM wel, behalve de P-G bij de Hoge Raad). § 4.3 Rechtspraak in eerste aanleg Als een zaak voor het eerst voor de rechter wordt aangebracht spreken we van rechtspraak in eerste aanleg. De kantongerechten. Alleensprekende rechter. NL is verdeeld in 62 kantons met ieder één kantongerecht. De kantonrechter is bevoegd kennis te nemen van: -Alle vorderingen tot en met € 5.000,- ongeacht hun aard. -Alle vorderingen uit huurovereenkomst, huurkoop, arbeidsovereenkomst, collectieve arbeidsovereenkomst en pacht -Strafzaken, vrijwel alle overtredingen. De arrondissementsrechtbanken (kortweg rechtbanken). Zij kennen collegiale rechtspraak, college bestaat uit 3 rechters. De absolute competentie (bevoegdheid) van de rechtbank in: -Burgerlijke zaken, alle zaken die niet tot het kantongerecht worden gerekend. -Strafzaken, over alle misdrijven en enkele overtredingen. -Bestuurszaken, algemene wet bestuursrecht (awb) besluiten. De relatieve competentie, waar naar de rechtbank??? Bij burgerlijk recht in de woonplaats van de gedaagde Bij strafrecht in de plaats waar het delict is gepleegd Bij bestuursrecht; Bij de Centrale Overheid, de woonplaats van de belanghebbende. Bij de Lagere overheid, arrondissement waarbinnen de provincie/gemeente ligt. De functionele competentie, bij welk onderdeel van een rechterlijke instantie zal de zaak dienen? De rechtbank is verdeeld in sectoren. Binnen de sectoren geschiedt de rechtspraak in kamers. Daarin hebben 3 rechters zitting (= meervoudige kamer). § 4.4 Rechtspraak in hoger beroep en cassatie Een regel in ons procesrecht is dat men van een uitspraak van een lagere rechter in beroep moet kunnen komen bij een hogere rechter, als men het niet eens is met de uitspraak in eerste aanleg. Tegen vonnissen in burgerlijke zaken die door de kantonrechter zijn behandeld staat hoger beroep open bij de rechtspraak. Beperking: geen hoger beroep als de vordering lager was dan € 1.750,-. Ook bij strafvonnissen is hoger beroep mogelijk behalve onder de € 50,-. Beginselen Recht Tentamen 14-01-2005 Pagina 10 van 43 20-7-2017 Gemaakt door Evert Jenezon Na de rechtbank in eerste aanleg vindt hoger beroep plaats bij burgerlijke en strafzaken bij het gerechtshof. Bij bestuurszaken vindt hoger beroep plaats bij de Centrale Raad van bestuur. Gerechtshoven Taak: voornamelijk het behandelen van rechtbankzaken in hoger beroep, bij belastinggeschillen is hij rechter in eerste aanleg. Nederland heeft 5 gerechtshoven; ook meervoudige kamers. De Hoge Raad Het hoogste rechtscollege. Hoofdregel is dat tegen een rechterlijke uitspraak maar één maal in hoger beroep mag worden gegaan en daarna kan er nog worden geprocedeerd bij de Hoge Raad. Dit noemt men een beroep tot cassatie. Beroep tot cassatie geschiedt door indienen van cassatiemiddel(en), daarin wordt gemotiveerd waarom de bestreden uitspraak voor cassatie wordt voorgedragen. In cassatie kan geen beroep worden gedaan op het niet juist vaststellen door de lagere rechters van de bij de zaak betrokken feiten. De Hoge Raad houdt zich slechts bezig met rechtsvragen: hij beoordeeld of de lagere rechter het recht juist heeft toegepast op de door hem vastgestelde feiten. Twee cassatiegronden: -Verzuim van vormen. -Schending van het recht Als de Hoge Raad de uitspraak vernietigt kan hij de volgende dingen doen, de zaak terugverwijzen, de zaak verwijzen naar een andere instantie, of zelf afhandelen De Hoge Raad kan ook het beroep verwerpen. De kamer bestaat uit 5 raadsheren Taken van de procureur-generaal: -cassatie in belang der wet -nemen van de conclusie in de meeste cassatieberoepen -advies aan de Hoge Raad in zaken waarin zij nadien arrest moet uitwijzen -vervolging van ambtsmisdrijven. Afdeling 3 De gewoonte § 4.9 De gewoonte als rechtsbron Niet elke gewoonte is voor het recht van belang. Gewoonte heeft pas betekenis als aan twee voorwaarden is voldaan: -een bepaald gedrag moet ononderbroken gedurende lange tijd zijn gevolgd en herhaald in een bepaalde maatschappelijke kring (bestendig gebruik). -het bestendig gebruik moet tot rechtsnorm zijn geworden. De overtuiging moet zijn ontstaan dat er sprake is van een ongeschreven rechtsregel. Hst. 5 Het bestuur Afdeling 1 Bestuursrecht Het bestuursrecht heeft de bestuursactiviteiten van de overheid tot onderwerp. De wetgeving op het terrein van het bestuursrecht kent een algemeen en een bijzonder deel. Het algemene deel is neergelegd in de algemene wet bestuursrecht, deze bevat algemene regels voor het hele bestuursrecht. Het bijzondere deel, op alle deelgebieden staan in verschillende wetten aparte regels voor de bestuurlijke overheid. In het bestuursrecht worden beslissingen genomen door een overheidsorgaan, in het bestuursrecht bestuursorgaan geheten. Openbare lichamen zijn publiekrechtelijke rechtspersonen; zij nemen zelfstandig deel aan het publiekrecht. Zij doen dit d.m.v. bestuursorganen. Beginselen Recht Tentamen 14-01-2005 Pagina 11 van 43 20-7-2017 Gemaakt door Evert Jenezon Een bestuursorgaan kan ook een persoon of college zijn, met openbaar gezag bekleed. § 5.1 Handelingen van bestuursorganen Bestuursorganen kunnen twee soorten handelingen verrichten; -feitelijke handelingen, b.v. opbreken van een straat -rechtshandelingen, handeling met het oog op een bepaald rechtsgevolg. Er zijn 4 vormen van Awb-besluiten door bestuursorganen: -algemeen verbindende voorschriften; -beleidsregels; -besluiten van algemene strekking; -beschikking. § 5.2 De beschikking Beschikking is een besluit gericht op een individueel geval. De volgende soorten worden onderscheiden: -begunstigende (subsidiebeschikking) en belastende (belastingaanslag)beschikkingen. -vrije en gebonden (de wet schrijft voor onder welke voorwaarden de overheid beschikking mag geven) beschikkingen § 5.3 Rechtsregels voor beschikkingen De rechtsregel betreffende beschikkingen zijn in allerlei wetgeving vastgelegd. Al deze regels zijn inhoudelijk van aard. Daarnaast zijn er nog vormvoorschriften. Tenslotte gelden voor beschikkingen nog de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Rechtsregels voor beschikkingen -De bevoegdheid van het bestuursorgaan (kan worden gedelegeerd of via mandaat). -Vormvoorschriften voor beschikkingen: hoorplicht, motivering, beslistermijn, bekendmaking. -Beleidsregels, een algemene regel, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan. -Algemene beginselen van behoorlijk bestuur, de normen die het bestuursorgaan in acht moet nemen bij het nemen van besluiten. Zorgvuldige voorbereiding kennis nemen van relevante feiten Zorgvuldigheidsbeginsel afweging van alle belangen Détournement de pouvoir, bevoegdheid mag niet ergens anders voor worden gebruikt dan waarvoor verleend Rechtsgelijkheid Rechtszekerheid Vertrouwensbeginsel § 5.4 Dwangmiddelen Als iemand zich niet aan bestuursrechterlijke voorschriften houdt zijn er 4 mogelijke dwangmiddelen: -Bestuursdwang, door feitelijk handelen optreden tegen hetgeen in strijd is met een verplichting, dit op kosten van de burger. -Dwangsom -Administratieve boete -Intrekken van de begunstigende beschikking Beginselen Recht Tentamen 14-01-2005 Pagina 12 van 43 20-7-2017 Gemaakt door Evert Jenezon Afdeling 2 Bestuursprocesrecht § 5.5 Rechtsbescherming Wie het niet eens is met een beschikking, doorloopt de volgende rechtsgang: -Tegen de beschikking moet hij eerst bezwaar maken bij het bestuursorgaan dat de beschikking heeft afgegeven, d.m.v. een bezwaarschrift -Wordt dit afgewezen dan beroep instellen bij de rechtbank -Eventueel nog in hoger beroep bij Raad van State, Centrale Raad van Beroep of het College van Beroep voor het bedrijfsleven. § 5.6 De Nationale ombudsman Het sluitstuk van de rechtsbescherming tegen de overheid wordt gevormd door de Nationale ombudsman. Hij kan onderzoek doen naar de wijze waarop een bestuursorgaan zich in een bepaalde aangelegenheid tegenover de burgerij heeft gedragen. Hst. 6 Vermogensrecht algemeen § 6.1 Het Burgerlijk Wetboek In het Burgerlijk Wetboek is het vermogensrecht vastgelegd. Onder een vermogen wordt verstaan het geheel van rechten en plichten dat op een bepaald moment aan iemand toekomt en dat op geld waardeerbaar is. Onder vermogen wordt verstaan een optelsom van alle rechten en verplichtingen die iemand op een bepaald moment die op geld waardeerbaar zijn. Vermogensrechten zijn als regel vatbaar voor overdracht en vererving en op geld waardeerbaar. § 6.2 Objectief en subjectief recht Het geheel van rechtsregels dat rechten en plichten van burgers omschrijft, heet het objectief recht. Het objectieve recht wordt daarna toegepast op afzonderlijke gevallen, het wordt gesubjectiveerd, we spreken dan van subjectief recht. § 6.3 Het rechtssubject Rechtssubject, de drager van rechten en plichten zolang hij leeft. Dit zijn natuurlijke personen en ook organisaties. Natuurlijke personen Het geheel van rechten en plichten noemen we de rechtspositie. Rechtspersonen Deze kan naar buiten slechts optreden als een mens van vlees en bloed, vertegenwoordiging. § 6.4 Rechtsfeiten Rechtsfeit, een feit met rechtsgevolgen. Menselijke handelingen b.v. koopovereenkomst, diefstal, arbeidsovereenkomst, huwelijk. Blote rechtsfeiten, geboorte, dood, tijdsverloop. Rechtshandelingen zijn menselijke handelingen met een beoogd rechtsgevolg. Eenzijdige rechtshandeling, wordt verricht door één persoon en voor geldigheid is geen medewerking van anderen vereist. Meerzijdige rechtshandeling, de overeenkomst, op elkaar aansluitende wil van twee of maar rechtspersonen is vereist. Feitelijke handelingen, handelingen waarbij rechtssubjecten geen rechtsgevolgen wensen of beogen. De meest voorkomende feitelijke handeling is de onrechtmatige daad. Beginselen Recht Tentamen 14-01-2005 Pagina 13 van 43 20-7-2017 Gemaakt door Evert Jenezon Rechtmatige daad; zaakwaarneming, onverschuldigde betaling en ongerechtvaardigde verrijking. § 6.5 Absolute en relatieve vermogensrechten Subjectief vermogensrecht is te onderscheiden in absolute en relatieve vermogensrechten. Het absoluut vermogensrecht geld tegenover iedereen. Het houdt voor de gerechtigde een exclusieve bevoegdheid in, waarbij ieder ander verplicht is zich van ieder inbreuk op dit recht te onthouden. Het relatief vermogensrecht (persoonlijke rechten of vorderingsrechten)werkt slechts tegenover één of enkele personen. Het houdt voor de gerechtigde een bevoegdheid in om te vorderen van een of enkele personen. *Absolute vermogensrechten worden onderscheiden naar het object waarop het recht betrekking heeft. Het object is of een voortbrengsel van de menselijke geest of een goed, een recht op een goed is een zaak (voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten) rechten op zaken of een recht op een recht. *Relatieve vermogensrechten. De inhoud bestaat uit iets doen of nalaten: een prestatie. De gehele rechtsbetrekking noemen we een verbintenis. Bronnen van verbintenissen: 1 de overeenkomst 2 een eenzijdige rechtshandeling (legaat) 3 de wet (onrechtmatige daad) 4 het ongeschreven recht (de natuurlijke verbintenis) Het tenietgaan van verbintenissen, doordat de prestatie wordt nagekomen, door verrekening of compensatie. De natuurlijke verbintenis, dit is een rechtens niet-afdwingbare verbintenis. Het processuele recht ontbreekt. B.v. verjaarde verbintenissen, uit ongeschreven recht, een morele verplichting. § 6.6 Handelingsbekwaamheid Alle rechtssubjecten zijn handelingsbekwaam. Een rechtshandeling is nietig als hij in strijd is met de wet. Ons recht wijst twee groepen aan die vernietigbare rechtshandelingen kunnen verrichten, minderjarigen en onder curatele gestelden. Minderjarigen, rechtshandelingen zijn pas geldig als hij met toestemming van de wettelijk vertegenwoordiger is verricht. Als ze een rechtshandeling verrichten zonder toestemming is deze vernietigbaar, dit ter bescherming van de minderjarige. Een meerderjarige kan onder curatele worden gesteld op de volgende gronden: geestelijke stoornis, verkwisting, drankmisbruik. Na uitspraak curatele is degene handelingsonbekwaam Hst. 7 Goederenrecht § 7.1 De eigendom Het eigendomsrecht is het meest uitgebreide recht dat een mens op een zaak kan hebben. Twee kenmerken van het eigendomsrecht zijn : het is het meest omvattende recht; alle andere zakelijke rechten worden er uit afgeleid en vormen slechts een deel daarvan. Daardoor wordt het eigendomsrecht wel het moederrecht genoemd, met beperkte rechten die eruit zijn afgeleid het kan slechts bestaan ten aanzien van een zaak; zaken worden onderscheiden in roerende en onroerende zaken. Onroerende zaken zijn de grond en alles wat daarmee Beginselen Recht Pagina 14 van 43 20-7-2017 Tentamen 14-01-2005 Gemaakt door Evert Jenezon duurzaam is verenigd, zoals gebouwen, beplantingen enz. Roerende zaken zijn alle zaken die niet onroerend zijn. Eigenaar van een zaak is tevens eigenaar van al haar bestanddelen;hetgeen dat volgens verkeersopvatting onderdeel van een zaak uitmaakt, bijv. afstandsbediening bij videorecorder en een zaak is die met een hoofdzaak zo verbonden wordt, dat zij daarvan niet kan worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis wordt toegebracht aan een van beide zaken. Een eigenaar heeft een gebruikersrecht. Dit recht valt uiteen in: een genotsrecht : alle feitelijke handelingen die uit het eigendomsrecht kunnen voortvloeien. Ook behoort tot het genotsrecht het recht op de vruchten van een zaak, zoals dividend bij een aandeel. Bij het verhuren van bijv. een zeilboot, blijft de verhuurder eigenaar, het genotsrecht wordt tijdelijk overgedragen. een beschikkingsrecht : geeft de eigenaar de bevoegdheid ten aanzien van zijn zaak rechtshandelingen te verrichten, zoals bovengenoemde huurovereenkomst. Maar de eigenaar kan niet alleen vrijwillig de grenzen van zijn eigendom bepalen. Wettelijke voorschriften en regels van het ongeschreven recht kunnen dwingende grenzen stellen aan de vrijheid van het individu om naar eigen inzicht van zijn zaken gebruik te maken. § 7.2 Beperkte rechten Beperkingen door de wet: De overheid heeft verschillende middelen om de uitoefening van het particuliere eigendomsrecht te beperken als dit voor het algemeen belang nodig is. Eén van die middelen is de onteigening. De overheid heeft de bevoegdheid om in het algemeen belang en tegen vooraf verzekerde schadeloosstelling tot onteigening van particuliere eigendommen over te gaan (voor de aanleg van wegen, spoorlijnen, etc.). Verder kan de overheid de uitoefening van het eigendomsrecht beperken uit het oogpunt van het bevorderen van de leefbaarheid, het vergroten van de veiligheid of de bescherming van het milieu. Zij doet dit dan door allerlei voorschriften te geven waarbij aan de lagere overheid de bevoegdheid is gegeven om d.m.v. vergunningen aan de eigenaar ontheffing van zo'n verbodsbepaling te geven als aan de voorschriften is voldaan. Bijv. voor de bouw van een huis moet worden voldaan aan de Wet op de Ruimtelijke Ordening, de Woningwet, de gemeentelijke bouwverordening, soms ook de Huisvestigingswet. Beperkingen door het ongeschreven recht: Het gaat hier om ongeschreven fatsoensregels die in het verkeer tussen mensen onderling gelden en die ook door de rechter bij de beslissing in een geschil worden gehanteerd. De gebondenheid van de eigenaar aan het ongeschreven recht is uitgewerkt op twee gebieden. hinder: het gaat hier over de bevoegdheden en de verplichtingen van de eigenaren van naburige erven, m.b.t. het aantasten van het genotsrecht van iemand anders. Hinder is niet altijd in strijd met het recht. Als de last die mensen elkaar aanbrengen wel tot overlast is geworden, kan er juridische actie volgen.Er is sprake van onrechtmatige hinder als volgens ongeschreven recht maatschappelijk onbetamelijk gehandeld is. De aandacht is gericht op de benadeelde. (5:37 BW) misbruik van bevoegdheid: hier gaat het juist om het optreden van de eigenaar. Misbruik van bevoegdheid kan voor de eigenaar leiden tot aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad. (6:162 BW) Kenmerken van een absoluut recht: Beginselen Recht Pagina 15 van 43 Tentamen 14-01-2005 20-7-2017 Gemaakt door Evert Jenezon Ten eerste is er zaaksgevolg. Het is het recht van één tegenover allen. Zaaksgevolg houdt in, dat het (eigendoms)recht op een zaak ook blijft bestaan als de zaak niet meer in de macht van de rechthebbende is, maar in de macht van derden. Een voorbeeld is diefstal. Als een kledingstuk is gestolen en dus de eigenaar de macht hierover is kwijtgeraakt en het kledingstuk in handen van derden is, behoudt de eigenaar toch zijn eigendomsrecht. Het tweede kenmerk is de bevoorrechtende positie van de gerechtigde, het zogenaamde droit de préférence. Zo is de eigenaar ten aanzien van zijn zaak bevoorrecht in het faillissement van een derde. De eigenaar is in deze situatie separatist; hij kan zijn zaak uit de boedel 'separeren'. Een derde kenmerk betreft alleen de eigenaar. De belangrijkste vordering die alleen de eigenaar kan instellen is de revindicatie. De eigenaar heeft het recht om van iedereen die zijn zaak zonder recht houdt, op te eisen. De eigenaar kan zijn zaak echter niet revindiceren, als hij hierop een zakelijk of persoonlijk recht heeft verleend. Tenslotte is er als vierde kenmerk, dat de eigenaar een vordering uit onrechtmatige daad kan instellen bij elke stoornis in het genots- of beschikkingsrecht van zijn zaak. Als er bijv. door een derde is beschadigd, kan de eigenaar een vordering uit onrechtmatige daad instellen. § 7.3 Overdracht van goederen Het eigendomsrecht is een volledig recht op een goed (dit is overigens een recht of een zaak). Er zijn echter ook nog beperkte rechten op goederen. Dit zijn absolute rechten, van één tegenover allen. Als een beperkt recht op een goed rust (boek 3 BW), dan hebben we te maken met vruchtgebruik, pand en hypotheek. Rust het beperkt recht echter alleen op een zaak (boek 5 BW), en dus niet tevens op een recht, dan heet het een beperkt zakelijk recht en hebben we te maken met erfdienstbaarheid, erfpacht, opstal en appartementsrecht. Schematisch: Rechten op goederen: *eigendomsrecht *beperkte rechten: -op goederen: *vruchtgebruik *pand *hypotheek -op een zaak alleen: *erfdienstbaarbeid *erfpacht *opstal *appartementsrecht De rechten in het schema vormen samen met het recht van eigendom en nog enkele andere beperkte rechten een gesloten systeem. Dit houdt in dat het aantal rechten dat men in het leven kan roepen in het goederenrecht door de wetgever begrensd is: alleen de rechten die in boek 3 en 5 BW zijn erkend, kunnen door partijen worden gevestigd. Een open systeem is het verbintenissenrecht: verbintenissen kunnen elke verplichting tot onderwerp hebben. Beginselen Recht Tentamen 14-01-2005 Pagina 16 van 43 20-7-2017 Gemaakt door Evert Jenezon Een andere indeling van rechten op goederen is die in genotsrechten en zekerheidsrechten. Genotsrechten geven de gerechtigde het recht van de zaak feitelijk gebruik te maken, terwijl het zekerheidsrecht het beschikkingsrecht van een eigenaar over een goed beperken om aan een derde (financiële) zekerheid te verschaffen. In deze verdeling vallen pand en hypotheek onder zekerheidsrechten en de overige rechten onder het genotsrechten. Schematisch: Beperkte rechten: -genotsrechten: *vruchtgebruik *erfdienstbaarheid *erfpacht *opstal *appartementsrecht -zekerheidsrechten: *pand *hypotheek Genotsrechten: alle beperkte zakelijke rechten en het recht van vruchtgebruik. Zij geven recht op het feitelijk gebruik van het goed. Vruchtgebruik: (boek 3 BW) Dit geeft het recht om goederen die aan een ander toebehoren te gebruiken en daarvan de vruchten te genieten. Vruchtgebruik komt veel voor i.v.m. het erfrecht en wordt in de praktijk meestal bij testament gevestigd. Het doel daarvan is aan iemand die geen erfgenaam is toch het gebruik van de hele of gedeeltelijke nalatenschap te verschaffen, zolang hij leeft. Sterft de vruchtgebruiker, dan eindigt het recht. Als de vruchtgebruiker een rechtspersoon is dan eindigt het vruchtgebruik door ontbinding van de rechtspersoon en in ieder geval na verloop van dertig jaar na de dag van vestiging. Erfdienstbaarheid of servituut: Dit is een last waarmee een onroerende zaak (het dienende erf) t.b.v. een andere onroerende zaak (het heersende erf), is bezwaard. De eigenaar van het heersende erf is tevens gerechtigde van de erfdienstbaarheid. Het is echter verbonden aan de zaak en dus niet aan de eigenaar. Een erfdienstbaarheid werkt tegen eenieder (kenmerk absoluut recht).Een erfdienstbaarheid is volgens de wettelijke definitie een last voor het dienende erf. Voor het dienende erf is de verplichting passief. Er zijn hier echter wel twee uitzonderingen op. Het dienende erf kan worden verplicht gebouwen, werken of beplantingen aan te leggen die voor de uitoefening van een bepaalde erfdienstbaarheid nodig zijn en het dienende erf kan worden verplicht om daaraan onderhoud te plegen. Een servituut kan op twee manieren ontstaan. Ten eerste door vestiging, dit geschiedt door notariële akte, en ten tweede door verjaring. Belangrijk detail is dat in sommige gevallen de eigenaar van het heersende erf aan de eigenaar van het dienende erf op al dan niet regelmatig terugkerende tijdstippen een geldsom, de retributie, zal betalen. Dit staat dan vermeld in de notariële akte. (denk bij erfdienstbaarheid aan een boer die een stuk van het land van zijn buurman gebruikt om bij de openbare weg te komen). Er is wel plaats geruimd voor rechterlijk ingrijpen (art. 5:78 BW). Beginselen Recht Tentamen 14-01-2005 Pagina 17 van 43 20-7-2017 Gemaakt door Evert Jenezon Erfpacht: Dit is een zakelijk recht dat de erfpachter de bevoegdheid geeft eens anders onroerende zaak te houden en te gebruiken. Het erfpachtrecht betreft in de praktijk vaak grond met een bebouwing en verleent de erfpachter in beginsel hetzelfde genot als de eigenaar. Ook hier kan de erfpachter verplicht worden op al dan niet regelmatig terugkerende tijdstippen een geldsom, de canon, te betalen. Het is door de wetgever voor de eigenaar erg moeilijk gemaakt de erfpacht op te zeggen. (Bouwgrond wordt in veel gemeenten niet verkocht, maar in erfpacht uitgegeven, 2 voordelen: de gemeente blijft eigenaar van de grond met alles wat er op staat en zij heeft een jaarlijks terugkerende bron van inkomsten door het recht op de erfpachtscanon.) Opstal: Dit is het recht om in, op of boven een onroerende zaak van een ander gebouwen, werken of beplantingen in eigendom te hebben of te verkrijgen. Of te wel: het is een eigendomsrecht van een gebouw dat op de grond van iemand anders staat. Het vormt daarin een uitzondering op de gegeven hoofdregel (art.5:20 BW) dat de eigendom van grond ook omvat de gebouwen en werken die daarmee duurzaam verenigd zijn. Door het opstalrecht is er een horizontale scheiding in eigendom: grond en gebouwen hebben verschillende eigenaren. Appartementsrechten: De appartementseigenaar heeft een recht van mede-eigendom op het hele gebouw en tegelijk een exclusief gebruiksrecht op zijn eigen flat, verdieping of appartement. Daarbij komt nog een derde recht, namelijk dat op het gebruik van gemeenschappelijke ruimten. Het ontstaat doordat bij notariële akte het gebouw wordt opgesplitst. Een appartementsrecht is overdraagbaar en kan met een hypotheek worden bezwaard. (opstalrecht kon niet worden gebruikt, omdat de scheiding zowel horizontaal als verticaal zou moeten zijn en er moeten regelingen voor gemeenschappelijke ruimten zijn) Zekerheidsrechten : Pand en hypotheek zijn zekerheidsrechten die de crediteur van een geldvordering het recht en de zekerheid geven om voor het geval dat de debiteur zijn verplichtingen niet nakomt, de vordering te verhalen uit de opbrengst van het goed waarop het zekerheidsrecht rust. Houders van een hypotheek -of pandrecht hebben tevens voorrang bij het vorderen van hun schuld bij een eventueel faillissement van de debiteur. Door deze voorrangspositie worden diezelfde houders bij een faillissement van de debiteur separatist genoemd (de zaak kan als eigendom worden opgevorderd). Buiten faillissement hebben pand -en hypotheekhouder, bij verzuim van de debiteur zijn vordering te voldoen, zonder rechterlijke tussenbeidekomst het goed te verkopen. Dit is het zogenaamde recht van parate executie. Het zijn beide afhankelijke rechten, zij zijn verbonden aan een vordering. Het recht is tevens ondeelbaar, het recht vervalt niet als een gedeelte van de schuld is voldaan. De debiteur die zekerheid biedt m.b.v. een pand of hypotheek, wordt pand- of hypotheekgever genoemd, de crediteur wordt pand- of hypotheekhouder genoemd, hij is houder van het pandof hypotheekrecht. Pandrecht: Pand wordt gevestigd op een roerend, niet-registergoed. Bij verpanding kan het goed buiten de macht van de pandgever worden gebracht of het blijft in handen van de pandgever. Er zijn twee vormen van pand, het vuistpand en het stil pandrecht. Vuistpand: wordt in de regel gevestigd op een roerende zaak. Kenmerkend bij vuistpand is dat de verpande zaak in macht van de pandhouder komt. Voordelen zijn de feitelijke macht over de zaak en de bewaking over de zaak, zodat deze niet zoek kan raken. Stil pandrecht: hierbij blijft het goed in handen van de pandgever. Er is een authentieke (een akte met volledige bewijskracht) of geregistreerde onderhandse akte (een akte die niet m.b.v. een notaris is opgesteld, deze moet dan geregisteerd worden op het belastingkantoor d.m.v. een stempel en een datum) vereist. Niet alleen roerende zaken, Beginselen Recht Pagina 18 van 43 20-7-2017 Tentamen 14-01-2005 Gemaakt door Evert Jenezon maar ook vorderingen kunnen “stil” worden verpand tot zekerheid van de kredietverschaffer. De debiteuren van een bedrijf waarbij de vorderingen zijn verpand hoeven niet op de hoogte worden gebracht van de verpanding. Parate executie: het verpande goed in het openbaar verkopen en het verschuldigde te verhalen uit de opbrengst. Is uitzonderlijk bij het innen van een vordering, meestal wordt via de rechter d.m.v. een dagvaarding geprobeerd de vordering te innen. Als de executoriale verkoop toch plaatsvindt, moet dit door de schuldeiser aan de pandgever en de andere betrokkenen ten minste 3 dagen van tevoren worden meegedeeld. Net als de hypotheekhouder is het de pandhouder verboden zichzelf het goed toe te eigenen. De pandhouder mag echter wel meebieden. Van de verkoop moet de pandhouder kennis geven aan de schuldenaar en een eventueel overschot, na aftrek van de executie kosten en het bedrag waarvoor het pandrecht zekerheid strekte, wordt aan de pandgever uitgekeerd. Het pandrecht gaat teniet door afbetaling van de schuld (pandrecht is een afhankelijk, zonder vordering geen bestaan), door openbare verkoop van de verpande zaak of doordat het goed waarop het pandrecht rust verloren is gegaan. Hypotheekrecht: Hypotheek wordt gevestigd op een registergoed. Dit zijn goederen voor welker overdracht of vestiging inschrijving in de daartoe bestemde openbare registers noodzakelijk is. Het zijn in hoofdzaak alle onroerende goederen (gebouwen, huizen) en sommige schepen en luchtvaartuigen. Voordelen boven het pandrecht zijn dat de waarde van onroerende goederen bij executoriale verkoop redelijk stabiel blijft en vooraf is via de openbare registers na te gaan of een goed al met hypotheek is bezwaard. Onroerende goederen verdwijnen over het algemeen ook moeilijker dan roerende goederen. Het hypotheekrecht wordt gevestigd door een tussen beide partijen opgemaakte notariële akte. Vervolgens wordt de akte ingeschreven in de daartoe bestemde openbare registers (publiciteitsvereiste). In tegenstelling tot het pandrecht heeft de hypotheekhouder de bevoegdheid het goed onderhands (niet in het openbaar) te verkopen in geval van parate executie. Ook loopt de verkoop via een notaris, terwijl dit bij het pandrecht via de pandhouder loopt. Overdracht van goederen: overdracht van eigendom, beperkte rechten en vorderingsrechten kan in beginsel alleen geldig geschieden als er aan een drietal vereisten is voldaan. (Boek 3 : 83): Geldige titel: de reden of aanleiding voor de overdracht. Als er geen geldige titel is, is de overdracht niet geldig. Causaal stelsel: alleen een geldige titel leidt tot een geldige overdracht. De titel kan zijn; -verbintenis uit: * éénzijdige rechtshandeling * meerzijdige rechtshandeling * wet * ongeschreven recht - rechtmatige daden - onrechtmatige daden -vonnis; Beschikkingsbevoegdheid: de overdracht wordt verricht door iemand die bevoegd is over het goed te beschikken, komt in de regel aan de eigenaar toe. Nemo plus: niemand kan meer rechten overdragen dan hij zelf heeft. In geval van faillissement is niet de eigenaar, maar de curator beschikkingsbevoegd. Dit geldt ook voor vertegenwoordiging, een verkoper mag verkopen hoewel hij niet de eigenaar is. Wordt een goed door een Beginselen Recht Tentamen 14-01-2005 Pagina 19 van 43 20-7-2017 Gemaakt door Evert Jenezon beschikkingsonbevoegde overgedragen, dan is deze overdracht ongeldig. (uitzondering, 3 : 84) Levering: de levering bestaat uit een leveringshandeling. Deze kent verschillende formaliteiten, naargelang de aard van het te leveren goed. De verschillende leveringen zijn die van: onroerende zaken: geschiedt door het tussen partijen opmaken van een notariële akte (transportakte, hierin staan de verplichtingen uit de eerdere, geldige titel), gevolgd door de inschrijving daarvan in de daartoe bestemde openbare registers. In de transportakte verklaart de vervreemder de eigendom van een bepaalde zaak te leveren en de verkrijger verklaart dezelfde zaak in eigendom te ontvangen. Door het tekenen van deze akte is het totstandkomen van een titel voorafgegaan, het is niet het sluiten van een overeenkomst, maar is het schriftelijk bewijs. Dit koopcontract wordt “voorlopig” genoemd, terwijl het wel definitief is. De eigendom gaat pas over bij inschrijving van de akte in de openbare registers. Hier draagt de notaris zorg voor. Onroerende zaken zijn registergoederen. De overdracht van de overige registergoederen (sommige vliegtuigen en schepen) verloopt op eenzelfde wijze als de overdracht van onroerende zaken. roerende zaken: levering geschiedt door bezitsverschaffing. Bezit is het houden van een goed voor zichzelf. Houderschap is het houden van een goed voor een ander. De bezitter draagt zijn bezit over door de verkrijger in staat te stellen de macht over het goed uit te voeren. Dit geschiedt gewoonlijk door feitelijke overgave van die zaak. (een dief is bezitter maar kan nooit eigenaar worden) Er is echter ook overdracht van een zaak mogelijk zonder feitelijke overgave. Hiervoor is een tweezijdige verklaring nodig van vervreemder en verkrijger. Er zijn drie gevallen van: - Levering door constitutum possessorium: de vervreemder houdt het goed na levering nog enige tijd onder zich. De verkrijger is al direct bezitter (middellijk bezit, hij bezit d.m.v. de vervreemder die het goed houdt) en de vervreemder is houder geworden. Als aan de overige vereisten is voldaan, is de eigendom ook al overgedragen. - Traditio brevi manu ofwel levering met de korte hand: de verkrijger had de zaak reeds in handen. Bijv. een neef leent een truck voor zijn bedrijf voor 1 jaar. De neef wil het aan het eind van de periode kopen, de oom stemt toe. De neef wordt nu van houder tot bezitter/ eigenaar van de truck. De truck hoeft nu niet over en weer worden vervoerd voor een geldige levering. Als ook aan een geldige titel en beschikkingsbevoegdheid is voldaan, wordt de neef eigenaar. Beginselen Recht Tentamen 14-01-2005 Pagina 20 van 43 20-7-2017 Gemaakt door Evert Jenezon - Traditio longa manu ofwel levering met de lange hand: de zaak was al voor de levering in handen van een derde en blijft dit na levering ook. De wet eist echter hier naast de tweezijdige verklaring dat de overdracht aan de derde is meegedeeld, dan wel dat de derde de overdracht heeft erkend. De derde heeft echter wel retentierecht. Dit is de bevoegdheid om nakoming van een verplichting tot afgifte van een zaak op te schorten, totdat de vordering is voldaan. vb: een kast staat bij een antiekhandelaar ter reparatie. Een persoon ziet die kast en wil deze kopen van de oorspronkelijke eigenaar. Ze komen dit overeen. De kast staat nog bij de antiekhandelaar maar is van eigenaar veranderd, zonder dat daar levering aan te pas is gekomen. levering van rechten: Voor de levering van relatieve rechten maakt ons recht onderscheid al naar gelang aan wie het relatieve recht toekomt, wie dus crediteur is. Staat vast wie de schuldeiser is, dan wordt het persoonlijk recht een vordering op naam genoemd. Dit hoeft niet perse een geldsom te zijn, maar kan ook bijv. zijn een vordering van de eigenaar tot teruggave van zijn in bruikleen gegeven zaak. Is niet bij voorbaat duidelijk wie de schuldeiser is, dan zijn de vorderingen aan toonder en de vorderingen aan order ter sprake. Deze kunnen alleen bestaan als ze schriftelijk zijn vastgelegd. (toonderpapier, orderpapier) Endossement: de schuldeiser geeft aan de schuldenaar de opdracht aan een derde te betalen. De levering van vorderingen op naam heet cessie. De overdracht van een vordering op naam is pas voltooid als er een akte is opgemaakt en de cessie is meegedeeld aan de debiteur (art.3 : 94 BW). Degene die de vordering overdraagt is de cedent, degene aan wie de vordering wordt overgedragen is de cessionaris en tenslotte is de debiteur van de vordering cessus. Voor het bestaan van een vordering op naam is een schriftelijk stuk op zichzelf geen bestaansvoorwaarde (alleen een bewijsstuk), maar voor de levering van een vordering op naam is een schriftelijk stuk in de vorm van een akte vereist. De cessus wordt in art 6 :34 BW geholpen bij een verschuldigde betaling als de cessie onterecht was. En art.3 : 94 BW lid 3 geeft de cessus recht van informatie over de akte van cessie en de titel. Subrogatie : een aan cessie verwante rechtsfiguur. (art.6 : 150 BW) In verzekeringszaken: de verzekeringsmaatschappij mag de schade die ze heeft betaald over een vernieling van een onoplettende vrachtwagenchauffeur bij het laden bij een groothandel verhalen. Zie art.284 Wetboek van Koophandel. De verzekeraar treedt in de alle rechten die de verzekerde tegenover derden heeft, hier schadevergoeding uit onrechtmatige daad. Overdracht beperkte rechten: geschiedt op dezelfde wijze als die van de zaak waar het beperkte recht op rust. Zie art.3 : 98 BW. Een erfpachtrecht dat een beperkt recht op een is op een onroerende zaak, wordt d.m.v. akte en inschrijving daarvan overgedragen. Een pandrecht op een schilderij wordt (bij vuistpand) net zo overgedragen als de zaak waarop het gevestigd is, door feitelijke overgave. § 7.4 Bescherming van verkrijgers van roerende zaken Als persoon A een goed geeft aan B om te laten repareren, werd B houder en bleef A eigenaar. B verkoopt het goed aan C, d.m.v. feitelijke overgave. C werd bezitter. Er was een geldige titel (koopovereenkomst B-C) en er was geleverd. Alleen de Beginselen Recht Tentamen 14-01-2005 Pagina 21 van 43 20-7-2017 Gemaakt door Evert Jenezon beschikkingsbevoegdheid ontbrak. Ondanks de beschikkingsonbevoegdheid van de vervreemder is de overdracht geldig als: - Er sprake is van feitelijke overgave (dus niet als iemand een fiets leent, deze door verkoopt, maar zelf de fiets nog wel in zijn bezit houdt); - Er sprake is van een tegenprestatie door de derde-verkrijger (dus geen schenking); Er sprake is van goede trouw: de derde-verkrijger kende de beschikkingsonbevoegdheid van de vervreemder niet noch behoorde hij deze te kennen. De verkrijger is echter verplicht binnen drie jaar na zijn verkrijging gegevens te verschaffen over degene die hem het goed verschafte. De derde wordt niet beschermd als de zaak door de vervreemder door diefstal is verkregen. De eigenaar kan gedurende drie jaar na tijdstip terugvorderen. Er zijn echter twee uitzonderingen op deze regel: - *De particuliere consument wordt beschermd als hij in een winkel te goeder trouw een gestolen zaak koopt. *Voor gestolen geld, toonder -en orderpapieren geldt, dat de eigenaar zijn geld of papieren definitief kwijt is. Extra: in het voorbeeld is C eigenaar van het goed geworden, omdat aan de 3 eisen voldaan. De derde-verkrijger wordt door de wet beschermd tegen beschikkingsonbevoegdheid van de vervreemder voor de economische noodzaak dat men zich eigenaar kan noemen als iemand te goeder trouw en tegen betaling een zaak feitelijk verwerft. Hst. 8 Overeenkomstenrecht § 8.1 De obligatoire overeenkomst Bij het aangaan van een overeenkomst vestigen beide partijen wederzijds rechten en plichten, dit noemt men verbintenissen. De belangrijkste categorie overeenkomsten wordt gevormd door de obligatoire of verbintenisscheppende overeenkomst. Beide partijen doen één of meer overeenkomsten ontstaan. Bijvoorbeeld een arbeidsovereenkomst. Zij kunnen op drie manieren worden onderscheiden: Wederkerige en eenzijdige overeenkomsten: Bij wederkerige overeenkomsten ontstaan bij beide partijen. Verplichtingen en zijn de overeenkomsten dus wederkerig. Dit is het geval bij de meeste overeenkomsten. Voorbeelden zijn de koop-, huur-, arbeids -en ruilovereenkomst. Een éénzijdige overeenkomst roept slecht één verbintenis in het leven. Voorbeeld is de schenkingsovereenkomst. (Dit wordt niet gezien als eenzijdige rechtshandeling, de wetgever eist door voorschrijven van overeenkomst uitdrukkelijke inkomst. Alleen bij wederkerige overeenkomsten ontstaan t.b.v. de crediteur een opschortingrecht en een recht op ontbinding van de overeenkomst ingeval van niet-nakoming. Beginselen Recht Tentamen 14-01-2005 Pagina 22 van 43 20-7-2017 Gemaakt door Evert Jenezon Benoemde en onbenoemde overeenkomsten: benoemde overeenkomsten zijn de obligatoire overeenkomsten die in de wet nader zijn geregeld. Voorbeelden: Koop, aanneming van werk, schenking, pacht en arbeidsovereenkomst. Ze zijn alle in het BW te vinden. Onbenoemde overeenkomsten zijn niet in de wet geregeld. Hierop zijn de algemene bepalingen (boek 6 BW) inzake overeenkomsten van toepassing. Voorbeelden zijn pensionovereenkomsten en lease-overeenkomsten. Consensuele en formele overeenkomsten: de totstandkoming van een consensuele overeenkomst vereist alleen de wilsovereenstemming tussen partijen. Gebeurt vaak in het vermogensrecht. Het gegeven woord is voldoende, zoals bij de koopovereenkomst. Formele overeenkomsten komen pas tot stand als tegelijk met de totstandkoming aan een vormvereiste is voldaan, vaak een schriftelijk stuk (een akte). Een voorbeeld is huurkoop. Soms schrijft de wet voor dat in een overeenkomst een beding schriftelijk moet worden vastgelegd, bijv. het concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst. § 8.2 De totstandkoming van overeenkomsten De totstandkoming van overeenkomsten: een overeenkomst tussen partijen komt slechts tot stand door een aanbod van de ene partij en de aanvaarding daarvan door de wederpartij. Het geheel wordt wilsovereenkomst genoemd. Omdat aanbod en aanvaarding rechtshandelingen(het totstandbrengen v/d overeenkomst met zijn juridische gevolgen) zijn, moeten ze kenbaar worden gemaakt door bijvoorbeeld een prijskaartje. 3:33 BW omschrijft kenbaar maken wil bij rechtshandeling; een rechtshandeling vereist een op rechtsgevolg gerichte wil die zich door verklaring heeft geopenbaard. Er zijn enkele problemen die bij totstandkoming een rol kunnen spelen. Het aanbod: soms is een aanbod slechts een uitnodiging tot onderhandeling. Wanneer er eenmaal vaststaat dat er een aanbod is, kan dit worden herroepen (6:219) Er zijn echter gevallen waar het aanbod door zijn aard of door een erin gestelde termijn onherroepelijk is. Wil en verklaring, schijn en vertrouwen: er ontstaat een probleem als de wil van de aanbieder niet overeenkomt met zijn verklaring, men spreekt dan van het ontbreken van overeenstemmende wil. Te denken valt aan een vergissing, misverstand, verspreking, verschrijving etc. Als iemand iets verklaart dat niet met zijn wil overeenstemt, wekt zijn verklaring de schijn op dat hij iets wil, terwijl hij eigenlijk iets anders wil. Degene die met gerechtvaardigd vertrouwen op de door de wederpartij gewekte schijn afging wordt onder een aantal voorwaarden door de wetgever beschermd. Vertrouwensleer: wie met gerechtvaardigd vertrouwen afging op verklaring van ander wordt onder een aantal voorwaarden beschermd als blijkt dat bij de ander wil en verklaring niet overeenstemmen. Zoals wanneer de verkrijger onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze de verklaring of gedraging in die zin heeft mogen opvatten. Het vertrouwen moet dus gerechtvaardigd zijn. Een bijzonder geval waarbij wil en verklaring niet overeenstemmen doet zich voor als iemand een wilsverklaring heeft afgelegd onder invloed van een tijdelijke of blijvende geestelijke stoornis (geen handelingsonbekwamen!). Degene die met gerechtvaardigd vertrouwen afgaat op het aanbod wordt ook in dit geval door de wetgever beschermd. Wilsgebreken: bij de wilsgebreken stemmen wil en verklaring wel overeen, maar is er met de wil zelf iets aan de hand, bijv. onder bedreiging. De wil is namelijk gebrekkig tot stand gekomen. Is een rechtshandeling onder invloed van een wilsgebrek tot stand gekomen, dan is deze handeling in beginsel vernietigbaar. Het BW kent vier wilsgebreken: bedreiging, bedrog en misbruik van omstandigheden kunnen de wil bij alle Beginselen Recht Pagina 23 van 43 20-7-2017 Tentamen 14-01-2005 Gemaakt door Evert Jenezon rechtshandelingen aantasten en staan dus in boek 3 BW. Dwaling kan alleen voorkomen bij overeenkomsten, staat in boek 6 BW. Dwaling: Er is sprake van een onjuiste voorstelling van zaken bij beide of één van beide partijen. Dwaling doet zich alleen voor als er gedwaald wordt over een essentiële eigenschap van het betreffende goed. Er kan alleen een beroep op dwaling worden gedaan op in op in 6:228 BW omschreven gevallen: - De wederpartij een verkeerde inlichting gaf: de wederpartij moest echter wel weten dat de door hem gegeven inlichting voor de ander van doorslaggevende betekenis was; - De wederpartij ten onrechte zweeg: de wederpartij had i.v.m. wat zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende behorende in te lichten. Wel enige criteria, zoals aard overeenkomst, de in het verkeer geldende opvattingen en de omstandigheden van het geval. Een winkelier is bijv. niet verplicht prijzen van concurrenten te mededelen; - Beide partijen hebben gedwaald: wederzijdse dwaling. Komt ter sprake als beide partijen bij het sluiten van de overeenkomst van dezelfde onjuiste voorstelling zijn uitgegaan; Omdat verkeersopvattingen zich er tegen verzetten kan men op grond van dwaling niet met vrucht nietigheid inroepen van een speculatieovereenkomst. Bedrog: bij bedrog is opzet in het spel (bij dwaling min of meer per ongeluk). De bedriegende partij doet bij zijn wederpartij willens en wetens een onjuiste voorstelling van zaken ontstaan d.m.v. een kunstgreep. Zo heb je de leugen; de opzettelijk onjuiste mededeling. En tenslotte is er nog het opzettelijk verzwijgen van een feit dat de verzwijger verplicht was mee te delen. Een niet in de wet genoemd kunstgreep is bijv. het terugdraaien van een kilometerteller door autohandelaar. Bedreiging: het uitoefenen van psychische dwang waardoor de wil wordt beïnvloed. De wet eist dat er moet bedreigd worden met nadeel in persoon of goed, zoals verlies leven, gezondheid, eer, goede naam of vermogen. De bedreiging moet onrechtmatig zijn, het moet dus niet gaan om bedreiging met legale middelen, zoals deurwaarder of faillissement. De bedreiging moet tevens zodanig zijn, dat een redelijk oordelend mens daardoor kan worden beïnvloed. Dit is wel een objectief criterium. Een derde moet zich ook zo kunnen inleven dat diens oordeel ook is dat er inderdaad beïnvloeding heeft plaatsgevonden. Misbruik van omstandigheden: men maakt gebruik van de bijzondere omstandigheden waarin de wederpartij zich bevindt en brengt deze wederpartij zo tot het verrichten van een rechtshandeling die hij niet zou hebben verricht als hij niet in die omstandigheden zou hebben verkeerd. De grenzen van de overeenkomst: bij totstandkoming van overeenkomsten zijn de partijen gebonden aan de grenzen die door het recht worden getrokken. Elke rechtshandeling wordt bedreigd met nietigheid als die in strijd is met een wettelijk voorschrift, de goede zeden of de openbare orde (art 3:40 BW). De overeenkomst is in strijd met een wettelijk voorschrift: hoofdregel is dat een rechtshandeling in strijd met een dwingende wetsbepaling(voornamelijk bepalingen in wet in formele zin) nietig is. Bijv. de overeenkomst tussen opdrachtgever en huurmoordenaar. Een overeenkomst is niet nietig, als deze bepaling niet de strekking heeft de geldigheid van daarmee strijdige rechtshandelingen aan te tasten. Bijv. een winkelier die na Beginselen Recht Tentamen 14-01-2005 Pagina 24 van 43 20-7-2017 Gemaakt door Evert Jenezon sluitingstijd een boek verkoopt. De winkelier kan vervolgd worden op grond van Winkeltijdenwet, maar de overeenkomst blijft in stand. De overeenkomst is in strijd met de goede zeden: hiermee wordt verwezen naar normen die voortvloeien uit het ongeschreven recht en die naar het oordeel van de rechter onbehoorlijk, onethisch of onbetamelijk zijn. De overeenkomst is in strijd met de openbare orde ofwel de fundamentele beginselen van de huidige maatschappelijke organisatie. Bijv. een afspraak tussen een overheidsorgaan en burger dat deze in de toekomst ambtenaar kan worden. § 8.3 De inhoud van de overeenkomst Het meest fundamentele beginsel overeenkomstrecht is contractvrijheid; betreft het al of niet aangaan van een overeenkomst, de keuze van de wederpartij en de inhoud van de overeenkomst. De basis voor elk van deze drie aspecten is de wil van beide partijen. Een ander beginsel is de verbindende kracht van overeenkomsten; oftewel belofte maakt schuld. De inhoud van een overeenkomst wordt bepaald door afspraak, wet, gewoonte en eisen redelijkheid en billijkheid. Partijafspraak: De inhoud van een overeenkomst wordt bepaald door datgene wat partijen zijn overeengekomen, soms mondeling vaak schriftelijk. Hierbij telt niet alleen de taalkundige uitleg van de overeenkomst, maar ook de bedoeling van partijen en hun wederzijdse verwachtingen, alsmede de maatschappelijke positie van beide partijen en hun dienovereenkomstige kennis van het recht. Ook de voorwaarden eenzijdig door een van beide partijen bepaald (de algemene voorwaarden) behoren tot de partijafspraak. 6:231 BW: “schriftelijke bedingen die zijn opgesteld teneinde in een aantal overeenkomsten te worden opgenomen.” Vaak standaardovereenkomsten, zoals verzekeringen, koopcontracten auto etc., vaak de kleine lettertjes genoemd. Zij hebben de randvoorwaarden van de te leveren prestatie tot onderwerp, leverings- en betalingstermijn, garantie etc. De algemene voorwaarden zijn snel toepasbaar. Hier gelden echter ook de regels van aanbod en aanvaarding voor. Pas toepasbaar als deze aanvaardt is. De gebruiker hoeft echter niet na te gaan of de wederpartij de inhoud kende. Voldoende is dat wederpartij wist of kon weten dat gebruiker ze hanteerde. Een wederpartij kan beding laten vernietigen als gebruiker niet redelijke mogelijkheid heeft geboden kennis te nemen. Een beding in algemene voorwaarden kan ook door de wederpartij worden aangetast als deze voor de wederpartij onredelijk bezwarend zijn. Bewust gekozen door wetgever voor open norm, want algemene voorwaarden zijn zo verschillend van inhoud. Toch twee lijsten opgesteld in 6:236 en 6:237. Gaat alleen om consumententransacties. 6:236 zwarte lijst, veertien voorwaarden die zonder meer onredelijk bezwarend zijn. Verder zijn er ook enkele voorwaarden opgenomen in de zogenaamde grijze lijsten, 6:237. Hierin zijn voorwaarden opgenomen waarvan wordt vermoed dat ze onredelijk bezwarend zijn. De gebruiker mag echter tegenbewijs leveren. In handelsovereenkomsten kunnen ook onredelijke bezwarende bedingen voorkomen. De open norm in 6:233 is niet beperkt tot consumententransacties. Van de lijsten gaat wel een reflexwerking uit, ze bieden houvast bij beoordeling of iets onredelijk bezwarend is. De wet: dwingende bepalingen uit een wet in formele zin kunnen niet worden opzij gezet. De inhoud wordt dus in eerste plaats bepaal door wet. Vooral als een partij bescherming verdient. Dan zijn er tal van dwingende bepalingen, bijv. arbeidsovereenkomst. Er is een onderscheid in dwingende bepalingen, op grond van de aard van de binding die zij tot stand brengen: Beginselen Recht Tentamen 14-01-2005 Pagina 25 van 43 20-7-2017 Gemaakt door Evert Jenezon -Aanvullend of regelend recht: de partijen hebben over een aantal details geen afspraken gemaakt. Hiervoor gelden dan de betreffende wettelijke regels, zij vullen inhoud aan. De partijafspraak gaat boven de aanvullende wettelijke regeling als zij een volgens de wet overeenkomstige regeling hebben opgenomen in de overeenkomst. Bijv. trouwen in gemeenschap van goederen tenzij anders geregeld. -Dwingend recht: de wetgever verbiedt in sommige gevallen een andere regeling dan de wettelijke te treffen, deze gaan i.t.t. aanvullend recht altijd boven de partijafspraak. Vooral om zwakkere partij te beschermen. Ook het huurrecht. Ook de gewoonte bepaalt in sommige gevallen de inhoud van een overeenkomst. Het gaat hier dan om gebruikelijkheden in overeenkomsten in een bepaalde maatschappelijke kring, bijv. vaak in bouwwereld. Redelijkheid en billijkheid kunnen de rechtsgevolgen van een overeenkomst mede bepalen. 6:2 BW: schuldeiser en schuldenaar zijn verplicht zich jegens elkaar te gedragen overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid. Dit kan door het aanvullen van een overeenkomst en het wijzigen van een overeenkomst(derogerende werking). Op het eerste kan een beroep gedaan als de overeenkomst onduidelijk is en die onduidelijkheid moet worden opgehelderd. Alleen als er geen wettelijke regels van aanvullend recht voorhanden zijn. Een autoverkoper moet bijv. voldoende benzine geven om een tankstation te bereiken. Over de derogerende werking heeft lang onenigheid ontstaan, BW 6:248. In een proces heeft de Hoge Raad de mogelijkheid aanvaardt de redelijkheid en billijkheid, afhankelijk van waardering omstandigheden, een exoneratieclausule opzij te zetten en dus een derogerende werking te hebben. Overigens kent rechter in zeer uitzonderlijke gevallen een derogerend werking toe. In het algemeen geld de verbindende kracht. Als het eenvoudig zou zijn overeenkomsten om redelijkheid en billijkheid aan te tasten, zou dit leiden tot ontwrichting samenleving. Aangenomen wordt dat partijen duidelijk is wat inhoud is van overeenkomst, dus ze de verbintenis(sen) die gevolg zijn moeten worden nagekomen. Over de nakoming van verbintenissen zijn bepalingen als het tijdstip van nakoming(6:38 en 6:39), door wie en aan wie (6:30 e.v.) kan worden nagekomen, hoe kan worden nagekomen(6:29 en 6:45) en waar nakoming kan geschieden(6:41) opgenomen in het BW. De aandacht gaat nu uit naar de gevolgen van het gebrekkig of niet nakomen, 6:47 e.v. BW. Als een debiteur tekortschiet in een nakoming spreekt de wet van een tekortkoming, het niet, niet tijdig of onjuist leveren van de overeengekomen prestatie. Deze prestaties kunnen uiteenlopen. Soms is er sprake van het halen van een bepaald resultaat in een verbintenis; de zogenaamde resultaatsverbintenis. Wordt het resultaat niet behaald is er altijd tekortkoming. Dan is er ook nog de inspanningsverbintenis; deze verbintenis verplicht tot het leveren van een bepaalde inspanning en de debiteur schiet tekort als hij onvoldoende zorg heeft betracht. De grens is een vloeiende. Het onderscheid is wel van belang in een procedure. Een tekortkoming in resultaatverbintenis is makkelijker te bewijzen. De wet maakt onderscheid tussen wel en niet aan de debiteur toerekenbare tekortkomingen. Is het toerekenbaar, dan is er sprake van een wanprestatie. Is er echter geen sprake van toerekenbaarheid van de tekortkoming, dan wordt er gesproken van overmacht(zie 6:74 lid 1). De hoofdregel is dat ingeval van wanprestatie de schuldenaar aansprakelijk is. Een tekortkoming wordt aan de debiteur toegerekend als (6:75): Zij aan de schuld van de debiteur te wijten is (schuldaansprakelijkheid). Beginselen Recht Tentamen 14-01-2005 Pagina 26 van 43 20-7-2017 Gemaakt door Evert Jenezon Zij voor rekening van de debiteur komt krachtens de wet, een rechtshandeling of in het verkeer geldende opvattingen. We spreken hier van risico-aansprakelijkheid van de debiteur. Tekortkoming krachtens de wet: dit kan door fouten van personen die de debiteur bij de uitvoering van zijn overeenkomst heeft ingeschakeld en door fouten die zijn ontstaan door de door hem gebruikte zaken. (6:76 en 6:77). Bijvoorbeeld als A iets moet leveren aan B en hij stuurt hiervoor zijn personeel, is A wel aansprakelijk als zijn personeel dit sloopt. Hij is op gelijke wijze aansprakelijk voor hun daden als voor zijn eigen. Dit geldt overigens niet alleen voor werknemers, maar eenieder die het namens de schuldenaar uitvoert. Een debiteur is aansprakelijk voor de gebruikte zaken, tenzij dit gelet op inhoud, strekking, in verkeer geldende opvattingen en overige omstandigheden onredelijk zou zijn. Voor voorbeeld zie blz. 272 boek. Toerekening krachtens rechtshandeling: in een overeenkomst kan worden geregeld dat de schuldenaar geheel of gedeeltelijk niet aansprakelijk is. Dit is aanvullend recht. Partijen kunnen alleen afwijkende afspraken maken als deze niet in strijd zijn met wet, goede zeden en openbare orde. Als wordt bedongen dat de schuldenaar niet aansprakelijk is, heet dat een exoneratieclausule of vrijtekeningsbeding. Een debiteur kan zich d.m.v. een exoneratieclausule niet alleen vrijtekenen van zijn eigen aansprakelijkheid, maar ook voor aansprakelijkheid door fouten van personen of zaken waarop hij zich bij de uitvoering van zijn prestatie heeft beroepen. Zelfs fouten door schuld kunnen worden uitgesloten, maar hier wordt grens getrokken door 6:246 BW, als het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn is het nietig. Toerekening krachtens verkeersopvatting: als je een auto huurt ben je bijv. niet aansprakelijk als de auto buiten jouw schuld om wordt gestolen. In geval van overmacht komt de schade voor risico en rekening van de crediteur. Bij niet nakoming is er dus spraken van wanpresatatie óf van overmacht. Bij de bewijslastverdeling is het uitgangspunt dat het tekortschieten voor rekening van de debiteur komt. Is dit naar diens mening onjuist, dan moet hij stellen en bewijzen dat de niet-nakoming het gevold is van overmacht. § 8.4 Nakoming Tekortkoming in de nakoming Voor rekening schuldenaar: Voor rekening schuldeiser: Wanprestatie Aan zijn schuld te wijten Overmacht Voor zijn risico krachtens: *de wet(voor personen en zaken) *een rechtshandeling *verkeersopvattingen Rechtsgevolgen van wanprestatie: er zijn twee situaties m.b.t. de rechten van de schuldeiser. De nakoming is nog mogelijk: als de overeenkomst nog kan worden nagekomen kan de crediteur alsnog nakoming van de verbintenis vorderen. Een crediteur kan een nakoming instellen als Beginselen Recht Tentamen 14-01-2005 Pagina 27 van 43 20-7-2017 Gemaakt door Evert Jenezon nakoming nog mogelijk is en door de crediteur gewenst. Als dit niet helpt kan hij in gebreke worden gesteld. 6:82 BW: een ingebrekestelling is een schriftelijke aanmaning waarin de debiteur wordt gemaand voor bepaald tijdstip alsnog aan verplichtingen te voldoen. Er worden twee eisen gesteld aan de ingebrekestelling: - Hij moet schriftelijk geschieden; - Er moet een redelijke termijn in staan voor het alsnog nakomen door de schuldenaar. Deze is afhankelijk van aard prestatie. 6:38 BW In sommige gevallen is geen ingebrekestelling nodig: Voor de te leveren prestatie was in de overeenkomst een bepaalde termijn vastgesteld en deze termijn wordt overschreden; De prestatie bestaat uit betaling van schadevergoeding uit wanprestatie of uit onrechtmatige daad en wordt niet terstond betaald; Uit een mededeling van de schuldenaar blijkt dat deze met zekerheid in de nakoming zal tekortschieten. Als de debiteur - al dan niet na ingebrekestelling - niet tijdig is nagekomen is hij in verzuim (6:81 BW). Hij kan nog steeds leveren, maar er hangen 2 vorderingen boven het hoofd: *Aanvullende schadevergoeding: tegelijk met een vordering tot nakoming een vordering instellen tot vergoeding van de schade die door vertraging in de nakoming is ontstaan. De debiteur is verplicht voor iedere tekortkoming de schade die de crediteur lijdt te vergoeden (6:74). In 6:85 wordt in het bijzonder de vertragingsschade genoemd, ook hiervoor is de debiteur aansprakelijk. De schadevergoeding is beperkt tot periode van verzuim. *Vervangende schadevergoeding: op grond van 6:87 BW kan de verbintenis tot nakoming worden omgezet tot verbintenis tot ver vervangende schadevergoeding. Hij ziet af van nakoming van de debiteur en wenst schadevergoeding. Het recht op nakoming vervalt en hij is van zijn eigen verplichting bevrijd. Het artikel stelt wel eisen: de schuldenaar moet in verzuim zijn en de schuldeiser moet de omzetting schriftelijk meedelen. Dit mag ook alleen als de tekortkoning zo ernstig is dat omzetting gerechtvaardigd is. De nakoming is blijvende onmogelijk: 6:74 BW; er staat een recht op schadevergoeding. Ingebrekestelling en verzuim zijn niet aan de orde. Rechten van de crediteur bij toerekenbare niet-nakoming Nakoming nog mogelijk Nakoming blijvend onmogelijk Soms: ingebrekestelling De debiteur is in verzuim Recht op schadevergoeding Recht op nakoming Recht op vervangende en aanvullende schadevergoeding door schadevergoeding. omzetting (6:74 en 85) (6:87) Beginselen Recht Tentamen 14-01-2005 Pagina 28 van 43 20-7-2017 Gemaakt door Evert Jenezon Tenslotte heeft de crediteur nog twee rechten die hij uitsluitend bij niet-nakoming van wederkerige overeenkomsten kan uitoefenen: Het opschortingrecht: als één van de partijen zijn verplichting niet nakomt, is de wederpartij bevoegd zich te ontheffen van nakoming van zijn eigen verplichting. Dit staat omschreven in 6:262 BW en wordt aangeduid met “exceptio non adimpleti contractus”. De termijn tot nakoming moet gewoonlijk wel overschreden zijn. Dit komt niet ter sprake als er een zogenaamde onzekerheidsexceptie is 6:263. Dan kan de partij die het eerst moet presteren het opschortingrecht inroepen. Dit mag als indien ter kennis omstandigheden zijn gekomen die haar grond geven te vrezen dat deze haar verplichtingen niet na zal komen. De bevoegdheid van opschorting eindigt als het gevaar van niet-nakoming niet meer bestaat. Een ander soort bijzonder opschortingrecht is het retentierecht (art. 3:290). Dit is het recht van de schuldeiser om een zaak onder zich te houden totdat de wederpartij aan zijn verplichting heeft voldaan. De gerechtigde mag het niet alleen tegen de oorspronkelijke schuldeiser inroepen maar ook tegen derden die het recht op de zaak verkregen hebben. De positie van iemand met retentierecht is ook sterk omdat hij de zaak kan revindiceren als ware hij eigenaar en in faillissement is hij separatist (3:292 en 3:295). Het recht op ontbinding(6:265): dit leidt ertoe dat de schuldeiser ook van zijn eigen verplichting uit de overeenkomst wordt bevrijd. De crediteur mag de overeenkomst alleen ontbinden als de tekortkoming van de debiteur zo ernstig is, dat ontbinding van de overeenkomst gerechtvaardigd is. Hoe ernstig de tekortkoming is wordt van geval tot geval bepaald en is van omstandigheden afhankelijk. De ontbinding kan op 2 manieren: door een schriftelijke verklaring of door de rechter op verzoek van de crediteur(6:267). De schuldeiser kan slechts onder een aantal voorwaarden van het recht tot ontbinding gebruik maken(6:265): - Nakoming is nog mogelijk: de debiteur moet eerst in verzuim zijn, dus er moet eerst een ingebrekestelling zijn gestuurd; - Nakoming is blijvend of tijdelijk onmogelijk. Men kan onmiddellijk ontbinden. Het maakt niet uit of het uit wanprestatie of overmacht is ontstaan. Ontbinding van wederkerige overeenkomst geen terugwerkende kracht (6:269). Om dit tegen te gaan, is er de zogenaamde ongedaanmakingsverbintenis (6:271); een ontbinding bevrijdt van de verbintenissen. Er ontstaat een verbintenis tot ongedaanmaking van de reeds ontvangen prestaties. Deze zogenaamde ongedaanmakingsverbintenissen zijn voorbeelden van een verbintenis uit de wet. Rechten van de crediteur bij wederkerige overeenkomsten Gewone opschorting: (6:262) Bijzondere opschorting: -onzekerheidsexceptie – retentierecht Ontbinding door verklaring of rechter (6:265 lid 1) *nakoming is nog mogelijk -> debiteur in verzuim -> ontbinding en ongedaanmaking *nakoming blijvend onmogelijk -> ontbinding en ongedaanmaking De koopovereenkomst: is geregeld in eerste 48 artikelen in boek 7. Definitie art. 1: Koop is overeenkomst waarbij een zich verbindt een zaak te geven en de ander om daarvoor een prijs in geld te betalen. Koop is een wederkerige overeenkomst, er worden 2 prestaties verricht, zaak geven <–> koopprijs betalen. Men kan zaken en rechten kopen. Rechten (7:47); bijv. octrooirecht, auteursrecht en koop aandeel. Bij koop moet er sprake zijn van een prijs, deze hoeft niet bij sluiten overeenkomst vast te staan, maar er moet wel een redelijke prijs worden betaald (o.a. afhankelijk van prijzen die Beginselen Recht Tentamen 14-01-2005 Pagina 29 van 43 20-7-2017 Gemaakt door Evert Jenezon gewoonlijk bij soortgelijke transacties zijn bedongen). Er zijn voor twee typen koop een regeling in BW geregeld: *De consumentenkoop: de verkoper handelt in een beroep of bedrijf, hij is detailhandelaar. *De koper handelt niet in een beroep of bedrijf, de consument. *De koop betreft een roerende zaak. De gewone koop: hier gaat het voornamelijk over de handelskoop (handelsovereenkomsten tussen bedrijven). Daarnaast kennen we ook de koop van aandelen, huizen en grond. Deze vallen onder geen van beide kopen. Koop komt tot stand door aanbod en aanvaarding. Bij wilsovereenstemming is de koop gesloten. Er zijn geen vormvereisten voor totstandkoming. Aspecten koopovereenkomst: De feitelijke levering bestaat uit het verschaffen van het bezit. De verkoper is verplicht het eigendom over te dragen en de zaak af te leveren (7:9). Voor verschil juridische en feitelijke levering zie hst 7. Conformiteit: De afgeleverde zaak moet aan de overeenkomst beantwoorden op grond van eigenschappen die in het algemeen mogen worden verwacht en op grond van eigenschappen waarover de verkoper mededelingen heeft gedaan. Ligt dicht bij garantie. Niet-nakoming: Naast de gebruikelijke regels voor niet-nakoming (alsnog nakomen, schadevergoeding of ontbinden) is er bij de koopovereenkomst een bijzondere regeling getroffen ingeval van wanprestatie door de verkoper(7:21): - Aflevering van het ontbrekende; - Herstel van de afgeleverde zaak, mits de verkoper hier redelijkerwijs aan kan voldoen; - Vervanging van afgeleverde zaak; Deze acties zijn pas mogelijk als koper binnen redelijke tijd gemeld heeft dat de zaak niet aan overeenkomst beantwoorde (7:23). Verkoper beschermen tegen te late klachten -> juistheid niet meer vast te stellen. De verkoper heeft i.g.v. wanprestatie het recht van reclame: als de koper de koopprijs niet betaald, kan de verkoper de overeenkomst ontbinden en de eigendom van de zaak terugvorderen. Hier zijn twee eisen aan verbonden: de crediteur moet terugvorderen d.m.v. een schriftelijke verklaring en binnen zes weken na de koop. De verkoper staat bij faillissement sterk. Dit is kenmerkende verschil met gewone ontbinding koopovereenkomst. Daar ontstaat alleen een verplichting tot ongedaanmaking. Pas als debiteur heeft voldaan komt de zaak bij de crediteur terug. De kans dat een failliete debiteur aan de verplichting tot ongedaanmaking voldoet is gering. De wetgever heeft aparte aandacht consumentenkoop. De regeling is dwingender dan gewone koop, rechtsbescherming consument heeft vooropgestaan. 7:6 BW; groot deel regeling consumentenkoop, mag niet van worden afgeweken ten nadele koper -> dwingende recht. Kenmerken consumentenkoop: Risico bij aflevering: de leverancier is verantwoordelijk bij schade tijdens bezorging, tot het aan huis is bezorgd(7:11 BW); bij gewone koop geldt tot het moment van aflevering. Rechten tegenover de verkoper: naast de drie bijzondere vorderingen van de koper tegenover de verkoper kan de koper bij de consumentenkoop de zaak ook door een ander dan de verkoper laten herstellen en de kosten daarvan op de verkoper verhalen (7:21). Dan moet de koper de verkoper wel tot herstel hebben aangemaand en moet de verkoper het nalaten tot herstel over te gaan; ook verkoper heeft bijzonder recht; als een zaak moet worden hersteld of vervangen, mag hij ook de prijs teruggeven -> de koop is dus ongedaan gemaakt. Beginselen Recht Tentamen 14-01-2005 Pagina 30 van 43 20-7-2017 Gemaakt door Evert Jenezon Mededelingen van de producent: de winkelier is niet alleen aan zijn eigen mededelingen over het product gebonden, maar ook aan de mededelingen gedaan door de producent. (7:18). Gevolgschade: De consument lijdt schade door een gebrek aan een product en kan hiervoor bij de producent terecht (7:24). Dit is ook aantrekkelijk voor winkelier. Veel gevallen in jurisprudentie. Algemene voorwaarden: zie eerder hst -> als deze onredelijk bezwarend is, is deze vernietigbaar. Voor consumentenkoop nog algemene regel dat als alg. voorwaarden afwijken van aantal voorschriften uit boek 7 BW, deze ook onredelijk bezwarend is. Koop op afbetaling: er ontbreekt nieuwe regeling in BR, daarom geld oude tekst, in boek 7a in art. 1576-1576x. Dit is de koop en verkoop waarbij partijen overeenkomen, dat de koopprijs wordt betaald in termijnen, waarvan twee of meer verschijnen nadat de zaak aan de koper is afgeleverd. De koper wordt dus volledig eigenaar, maar hoeft koopprijs niet volledig te voldoen. Positie verkoper is niet bijzonder sterk. In praktijk kan deze zich met aantal bedingen indekken, maar risico is niet verdwenen. Komt in bedrijfsleven nauwelijks meer voor. Huurkoop: het verschil met koop op afbetaling is, dat bij huurkoop de eigendom pas overgaat bij de laatste termijnbetaling. De koper krijgt bij huurkoop wel feitelijke macht over de zaak, maar hij verkrijgt de eigendom niet. Er is dus sprake van een eigendomsvoorbehoud. De positie van de verkoper is dus sterker. Aan totstandkoming zijn dwingende eisen. Huurkoop is daarmee een formele overeenkomst (7A:1576j). Er moet schriftelijk een onderhandse akte(=niet-notarieel) in tweevoud opgemaakt. De koopprijs moet duidelijk vermeld zijn en regeling termijnbetalingen moet voorkomen. Er kunnen nog veel bedingen voorkomen, maar hier is strikte regeling voor. Als men zich niet houdt aan voorschriften akte, vervalt huurkoop en wordt koop op afbetaling. Nadeel verkoper. Leasing: onbenoemde overeenkomst -> dwz niet afzonderlijk in wet geregeld. Overigens wel algemene regels overeenkomst uit 6BW. Tussen huur en koop in. Meest weg van huurkoop. Financiële leasing: lijkt meest op huurkoop. Verhuurt gedurende gehele economische levensduur. Na afloop meestal teruggeven of kopen voor symbolisch bedrag. Niet tussentijds opgezegd en huurder risico zaak. Operationele leasing: verhuurder risico onderhoud en defecten. Tussentijds opzegbaar. Looptijd korter dan de economische Levensduur, regel na afloop teruggeven. Enkel geval kopen, maar dan tegen reële marktwaarde. Lijkt meer op huur. Het is van belang dat of er bij leasing sprake is van huurkoop of huur. Huurkoop heeft bepalingen van dwingend recht ter bescherming koper en bij huur alleen aanvullend recht. Voor bepaling wordt vooral gekeken naar het einde van de overeenkomst. Hst. 9 Verbintenissen uit de wet § 9.1 De onrechtmatige daad Onrechtmatige daad, hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden toegerekend, is verplicht de schade te vergoeden. Er zijn twee belangrijke categorieën die buiten het bereik van de onrechtmatige daad blijven, schade aan eigen zaken door eigen toedoen, schade uit nakoming van een overeenkomst. Een onrechtmatige daad ontstaat door een inbreuk op een recht, door iets dat in strijd is met de wettelijke plicht. Onrechtmatige daad en strafbaar feit moeten goed van elkaar worden onderscheiden, ze kunnen wel samenvallen. De onrechtmatige daad heeft een veel groter bereik dan de plichten in het strafrecht. Nog een verschil zit hem in de aard en de regeling van de sanctie. De Beginselen Recht Tentamen 14-01-2005 Pagina 31 van 43 20-7-2017 Gemaakt door Evert Jenezon aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad is bepaald door de hoogte van de veroorzaakte schade, terwijl dat bij strafrecht ervan af hangt. Vier vereisten om bij een pleger van een onrechtmatige daad een wettelijke verplichting tot schadevergoeding te doen ontstaan: 1 onrechtmatigheid (onrechtmatige daad) 2 toerekening aan de dader 3 causaal verband tussen de daad en de schade 4 schade § 9.2 Onrechtmatigheid De onrechtmatigheidscriteria: -inbreuk op een recht (b.v. hinder) -een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht -een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt (zorgvuldigheidsnormen) Zorgvuldigheidsnormen; -gevaarzetting De vier criteria voor gevaarzetting: -de mate van waarschijnlijkheid dat het slachtoffer het gevaar niet tijdig onderkent -de kans op een ongeval -de ernst van de mogelijke gevolgen -de vraag of veiligheidsmaatregelen meer of minder gemakkelijk kunnen worden getroffen. -belangenafweging Oneerlijke concurrentie -uitlokken van wanprestatie -nabootsing van producten Misbruik van bevoegdheid -gebruik met geen ander doel dan een ander te schaden (watertoren) -onredelijke uitoefening van bevoegdheid § 9.3 Toerekening aan de dader -de schuld van de dader -een oorzaak die krachtens de wet of de in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt. § 9.4 Causaal verband Aansprakelijkheid voor de onrechtmatige daad wordt dus alleen gevestigd als de schade daaruit is voortgevloeid. I.v.m. de toerekening van de gevolgen van onrechtmatige daad de adequatieleer. Deze beperkt de schade uit onrechtmatige daad tot de schade die redelijkerwijs naar ervaringsregels als gevolg van de onrechtmatige handeling te verwachten is geweest. § 9.5 Schade Schade alleen als uit onrechtmatige daad schade voortvloeit ontstaat aansprakelijkheid. Twee categorieën schade: -vermogensschade, geleden verlies alswel gederfde winst -ander nadeel, pijn, ontsiering, aantasting van eer of goede naam Schadevergoeding in geld, ook herstel in oude staat, rectificatie. § 9.6 Aansprakelijkheid voor anderen Beginselen Recht Tentamen 14-01-2005 Pagina 32 van 43 20-7-2017 Gemaakt door Evert Jenezon Geen verplichting tot schadevergoeding bestaat wanneer de geschonden norm niet strekt tot bescherming tegen de schade die de benadeelde heeft geleden. RELATIVITEIT Werkgever is aansprakelijk voor de daden van de werknemer. § 9.7 Andere verbintenissen uit de wet Verbintenissen uit rechtmatige daad: -zaakwaarneming -onverschuldigde betaling -ongerechtvaardigde verrijking. Hst. 11 Ondernemingsrecht § 11.1 De onderneming Definitie onderneming; wet op ondernemingsraden art 1 lid 1:Elk in de maatschap als zelfstandige eenheid optredend organisatorisch verband waarin krachtens arbeidsovereenkomst of krachtens publiekrechtelijke aanstelling arbeid wordt verricht. In het verleden nadruk meer op eigenaar onderneming en degenen die belang vertegenwoordigen(de aandeelhouders). Vooral om eigendomsverhoudingen. In moderne ondernemingsrecht meer op geheel mensen dat is betrokken en gezamenlijk instandhouding verantwoordelijk is: de factor arbeid. Er zijn groot aantal rechtsfiguren. Kiezen tussen al dan niet samenwerken mede-ondernemers, voordeel hebben deelnemende partijen en bezitten rechtspersoonlijkheid. Men moet rechtssubject zijn om aan rechtsverkeer(drager rechten en plichten) te kunnen deelnemen (hst 6). Twee typen: natuurlijke personen en rechtspersonen. Voor recht staat rechtspersoon vermogenrechterlijk gelijk aan natuurlijk persoon(BW 2:5) Ondernemingsvormen: Ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid: eenmanszaak, maatschap, vennootschap onder firma en commanditaire vennootschap. Ondernemingen met rechtspersoonlijkheid: NV, BV., vereniging, coöperatie, onderlinge waarborgmaatschappij, stichting § 11.2 Ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid De eenmanszaak Inschrijven in het handelsregister Geen scheiding tussen privé en ondernemingsvermogen De maatschap Overeenkomst waarbij twee of meer personen zich verbinden om iets in gemeenschap te brengen, en het daaruit behaalde voordeel samen te delen. Alle maten brengen iets in de maatschap in de vorm van arbeid, geld, goederen, genot van goederen. De maten zijn elk afzonderlijk aansprakelijk voor de maatschapsschulden met hun privé vermogen. Alle maten zijn tot beheersdaden bevoegd (kopen van papier), de beschikkingsdaad is iets wat hen alleen gezamenlijk toekomt (kopen van een kantoorpand) Beginselen Recht Tentamen 14-01-2005 Pagina 33 van 43 20-7-2017 Gemaakt door Evert Jenezon De VOF Heeft een afgescheiden vermogen, dus de crediteuren kunnen eerst aanspraak maken op het vermogen van de VOF en daarna nog op het privé vermogen van de vennoten die ieder hoofdelijk aansprakelijk zijn. Inschrijven in handelsregister. De commanditaire vennootschap Beherende en stille vennoten. Stille vennoten voeren geen beheer en treden niet naar buiten op en is alleen draagplichtig voor het ingebrachte bedrag. § 11.3 Ondernemingen met rechtspersoonlijkheid Soorten rechtspersonen: -organisaties van de overheid, en openbare organisaties waarvan een deel overheidstaak is kunnen rechtspersoonlijkheid aanvragen (Rijksuniversiteit) -kerkgenootschappen -privaatrechterlijke personen (verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappij, NV, BV., stichtingen) Voordelen: -beperking van de aansprakelijkheid -continuïteit is verzekerd -financiële motieven, makkelijker kapitaal aan te trekken Oprichting van een privaatrechtelijke rechtspersoon -notariële akte, daarnaast bij NV of BV. een ministeriële verklaring van geen bezwaar. -inschrijven in handelsregister anders zijn zij hoofdelijk aansprakelijk NV/BV. (boek 2 BW) Verschillen: -soorten aandelen -overdraagbaarheid van de aandelen -omvang van het kapitaal, NV geplaatst en gestort € 45.000,- BV. € 18.000,-. Organen: -algemene vergadering van aandeelhouders, bevoegd tot wijziging van de statuten, benoeming ontslag en schorsing van bestuurders en commissarissen. Jaarlijks min. 1 vergadering -bestuur, bevoegdheid bepaald door statuten en de wet.. Benoeming van de bestuurders de eerste keer bij notariële akte en later door a.v.a. -raad van commissarissen, bij de statuten kan worden bepaald dat er een RvC is, deze houdt toezicht op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken. § 11.4 Andere rechtspersonen De Vereniging Doel: het behartigen van de belangen van de leden. Dit sluit niet uit dat de vereniging winst maakt. Oprichting: voor onbepaalde tijd, bij meerzijdige rechtshandeling, deze kan in notariële akte worden vastgelegd, maar dat hoeft niet. Organen: -Algemene ledenvergadering, daaraan komen alle bevoegdheden toe, die niet aan anderen zijn opgedragen. -Bestuur, iedere bestuurder is hoofdelijk aansprakelijk zolang de vereniging niet in het verenigingsregister staat. Het wordt uit de leden benoemd door de algemene ledenvergadering. Belangrijkste taak is vertegenwoordiging van de vereniging Beginselen Recht Tentamen 14-01-2005 Pagina 34 van 43 20-7-2017 Gemaakt door Evert Jenezon De Coöperatie Is een bij notariële akte als coöperatie opgerichte vereniging. Zij oefent ten behoeve van haar leden een bedrijf uit dat zich ten doel moet stellen in de behoeften van haar leden te voorzien d.m.v. het sluiten van overeenkomsten met haar leden. De onderlinge waarborgmaatschappij Is een bij notariële akte opgerichte vereniging die ten behoeve van haar leden een verzekeringsbedrijf uitoefent De stichting Kent geen leden, het vermogen staat centraal. Met het vermogen wordt meestal een ideëel of sociaal doel nagestreefd. Stichting mag wel winst maken. Oprichting bij notariële akte, daarin moeten de statuten worden opgenomen met naam en doel van de stichting, eerste bestuurders en de wijze van ontslag en benoeming. Inschrijven in handelsregister § 11.5 De Wet op de Ondernemingsraden Alleen ondernemingen met ten minste 50 werknemers moeten een OR hebben. Bevoegdheden van de OR -recht op overleg -recht van advies -recht van instemming -recht op informatie Leden van de OR worden rechtstreeks uit het midden van de werknemers gekozen. § 11.6 Het enquêterecht De ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam kan op verzoek een onderzoek laten instellen naar het beleid en de gang van zaken van een rechtspersoon, het enquêterecht. Dit recht is beperkt tot NV, BV, coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij. Verzoek van NV/BV niet alleen door aandeelhouders, ook door vakbond, p-g hof van Amsterdam. § 11.7 Faillissement Debiteur betaalt niet; twee mogelijkheden: -civiele procedure -aanvragen faillissement Iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon kan failliet worden verklaard. Er moet wel sprake zijn van meerdere schuldeisers, zogenaamde steunvorderingen voor een faillissementsaanvraag. Aanvraag faillissement kan door debiteur, crediteur en OM. Faillissement wordt uitgesproken door de rechtbank. Curator wordt aangesteld en de faillietverklaarde is onbevoegd tot daden van beschikking en beheer van zijn inboedel. Houders van pand- of hypotheekrecht hebben bij verhaal op goederen voorrang boven gewone schuldeisers. Ook voorrang hebben de fiscus, de bedrijfsvereniging en werknemers Faillissement kent twee fasen: 1 Conservatoire fase Bevriezing van de situatie, de curator stelt vast wat er onder de boedel valt. Reeds in deze fase kan een faillissement tot een einde komen, door gebrek aan baten of het aanbieden van een akkoord. Is dit niet het geval dan wordt er een verificatievergadering belegd. 2 Executeriale fase Beginselen Recht Tentamen 14-01-2005 Pagina 35 van 43 20-7-2017 Gemaakt door Evert Jenezon De boedel verkeert in staat van insolventie. De boedel moet nu te gelde worden gemaakt. Einde van het faillissement na uitdelen en definitief worden van uitdelingslijsten. Tijdelijke uitstel van betaling, surseance van betaling, dit kan uitsluitend door de debiteur zelf worden aangevraagd. Gedurende een surseance kan een debiteur niet tot betaling worden gedwongen en faillissement is uitgesloten. Hst. 12 Arbeidsrecht en sociaal zekerheidsrecht Afdeling 1 Arbeidsrecht § 12.1 De arbeidsovereenkomst Rechtsgevolgen van een arbeidsovereenkomst, sociale verzekeringen, bescherming tegen ontslag. De kenmerken van een arbeidsovereenkomst -in dienst, er dient gezagsverhouding te bestaan -gedurende zekere tijd, duur van de overeenkomst -tegen loon -verrichten van arbeid § 12.2 Het einde van de arbeidsovereenkomst De wetgever heeft een reeks dwingende regels gegeven die beogen aan de belangen van beide partijen in geval van beëindiging van de arbeidsovereenkomst zoveel mogelijk recht te doen. De belangrijkste zijn te vinden in art. 7:667 e.v. BW en in het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen (BBA). Krachtens het BBA speelt de regionaal directeur voor de arbeidsvoorziening (RDA) een centrale rol bij het beëindigen van veel arbeidsovereenkomsten. In een aantal gevallen is zijn voorafgaande toestemming nodig voor het beëindigen van een arbeidsovereenkomst. In drie gevallen is deze toestemming niet vereist: Het ontslag wordt wegens een dringende reden op staande voet ontslagen. Het ontslag valt binnen de proeftijd. Het ontslag wordt gegeven wegens faillissement van de werkgever. Verder vallen diverse beroepsgroepen niet onder de regeling, zoals ambtenaren, geestelijken en onderwijzend personeel. De toestemming van de RDA wordt wel preventieve ontslagtoets genoemd. De arbeidsovereenkomst kan op vier verschillende manieren tot een einde komen: 1. Van rechtswege. Dit is het geval als de werknemer overlijdt (art. 7:674) of als de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd was en die tijd verstreken is (art. 7:667). 2. Door wederzijds goedvinden. Elke overeenkomst kan met wederzijds goedvinden worden beëindigd, dus ook een arbeidsovereenkomst. De werknemer kan dan meestal geen beroep doen op de Werkeloosheidswet. 3. Door opzegging (ontslag). Voor arbeidsovereenkomsten geldt als hoofdregel dat ieder van de partijen bevoegd is de overeenkomst op te zeggen en daarmee de dienstbetrekking te beëindigen. Er hoeft in beginsel geen reden gegeven te worden maar als de wederpartij daarom vraagt is het verplicht om een schriftelijke opgave te doen van de opzegging (art. 7:669). Als een werknemer korten dan 5 jaar heeft gewerkt dan is de opzegtermijn voor het beëindigen een maand. In art. 7:672 staan langere opzegtermijnen naarmate de werknemer meer dan 5 jaar in dienst is geweest. In art. 7:670 staan een aantal ontslagverboden: ziekte, zwangerschap e.d. Deze Beginselen Recht Pagina 36 van 43 20-7-2017 Tentamen 14-01-2005 Gemaakt door Evert Jenezon ontslagverboden gelden niet tijdens de proeftijd, als het ontslag gegeven wordt om dringende redenen of als de werknemer schriftelijk instemt met het ontslag. Er zijn twee bijzondere vormen van ontslag: - Ontslag wegens een dringende reden. Ook wel ontslag op staande voet genoemd. Het ontslag op staande voet kan alleen gegeven worden om een dringende reden volgens art. 7:678. In art. 7:677 staat dat bij het geven van het ontslag de reden daarvan gelijktijdig moet worden meegedeeld. Volgens dit artikel wordt de werkgever schadeplichtig als hij de overeenkomst opzegt zonder een dringende reden of zonder gelijktijdige mededeling van die reden. Volgens art. 7:680 bedraagt de gefixeerde schadevergoeding het verschuldigde loon over de periode die de dienstbetrekking bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. Kennelijk onredelijk ontslag. Alleen in het geval dat objectief vaststaat voor de rechter dat het ontslag kennelijk onredelijk is, wordt de werkgever schadeplichtig. Volgens art. 7:681 is hier ook sprake van als de gevolgen van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor de werknemer te ernstig zijn in vergelijking met het belang van de werkgever. 4. Door rechterlijke ontbinding. Zowel een werkgever als een werknemer kan door de kantonrechter de arbeidsovereenkomst laten ontbinden wegens ‘gewichtige’ redenen (art. 7:685). Gewichtige redenen vallen uiteen in 2 categorieën: de dringende redenen voor ontslag die horen bij ontslag op staande voet en veranderingen in de omstandigheden welke van dien aard zijn dat de dienstbetrekking billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen. ‘Veranderingen in de omstandigheden’ is een ruim begrip. Voorbeeld hiervan is dat de inkrimping van een bedrijf als gevolg van daling van de omzet een ‘gewichtige’ reden oplevert. § 12.3 Collectief arbeidsrecht In het collectief arbeidsrecht gaat het om de belangen van groepen mensen die via collectieve onderhandelingen tussen organisaties van werknemers en werkgevers in de samenleving gestalte krijgen. 1. Vakverenigingsrecht. Dit is het recht dat iedere werkgever of werknemer bij een vakvereniging aangesloten mag zijn. De belangrijkste werknemersvakcentrales zijn: FNV ( Federatie Nederlandse Vakbeweging), CNV (Christelijk Nationaal Vakverbond) en de vakcentrale voor middelbaar en hoger personeel (vakcentrale MHP). De belangrijkste werkgeversorganisaties zijn: Verbond van Nederlandse Ondernemingen (VNO) en het Nederlands Christelijk Werkgeversverbond (NCW) die gefuseerd zijn tot VNO-NCW. Het recht tot vereniging is een grondrecht, zo staat in art. 8 Grondwet. Werknemers en werkgevers zijn vertegenwoordigd in de Sociaal-Economische Raad (SER). Deze kent 33 leden: 11 namens werkgevers, 11 namens werknemers en 11 door de regering benoemde leden (kroonleden). 2. De collectieve arbeidsovereenkomst. Een collectieve arbeidsovereenkomst is de overeenkomst waarbij voornamelijk of uitsluitend arbeidsvoorwaarden, die bij arbeidsovereenkomsten in acht genomen moeten worden, worden geregeld. Je hebt normatieve bepalingen en obligatoire bepalingen. Normatieve bepalingen zijn arbeidsvoorwaarden die in acht genomen moeten worden in individuele arbeidsovereenkomsten. Obligatoire bepalingen zijn bepalingen die verplichtingen scheppen tussen partijen die een c.a.o. afsluiten. De bekendste is de vredesplicht-clausule: hierin wordt afgesproken dat de partijen tijdens de looptijd van de c.a.o. geen collectieve actie ondernemen om wijzigingen af te dwingen in de bepalingen die in de c.a.o. zijn Beginselen Recht Tentamen 14-01-2005 Pagina 37 van 43 20-7-2017 Gemaakt door Evert Jenezon vastgelegd. De overheid heeft een aanmerkelijke invloed op de totstandkoming van de c.a.o.’s door een drietal belangrijke wetten: Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst. Deze wet versterkt de werkingssfeer van de c.a.o.’s. Het lidmaatschap van een vakorganisatie leidt volgens deze wet tot gebondenheid aan de c.a.o. Ook moeten werkgevers de c.a.o. nakomen ten aanzien van werknemers die niet zijn aangesloten bij een vakorganisatie. Wet tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van collectieve arbeidsovereenkomsten (Wet AVV). Bij een algemeenverbindendverklaring gaat de collectieve arbeidsovereenkomst in een bepaalde bedrijfstak ook gelden voor bedrijven die niet in het overleg betrokken zijn geweest. Wet op de loonvorming. Op grond van art. 10 van deze wet kan de Minister een loonregeling opleggen. Dit is voor het laatst gebruikt als loonmatigingsmiddel in 1983. 3. Het recht op collectieve actie. In het zogeheten NS-arrest heeft de Hoge Raad in 1986 besloten dat ‘algehele, zich tegen de werkgever richtende werkstakingen’ in principe op grond van art. 6 lid 4 Europees Sociaal Handvest zijn toegestaan. Onder omstandigheden kan een staking toch ongeoorloofd zijn: Als de partijen onvoldoende hebben onderhandeld. Als de collectieve actie niet in gelijke verhouding staat met het beoogde doel. Als de acties niet of niet tijdig genoeg aan de werkgever zijn aangezegd. Afdeling 2 Sociaal zekerheidsrecht Dit deel van het recht kan omschreven worden als het geheel van rechtsregels dat erop gericht is de ingezetenen bestaanszekerheid en ontplooiingskansen te bieden. Dit wordt ook wel het stelsel van sociale zekerheid genoemd. Er zijn 4 soorten regelingen: a. Volksverzekeringen. Deze verzekeringen betreffen de gehele bevolking. Ze zijn in 5 wetten vastgelegd: Algemene Kinderbijslagwet (AKW), Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong), de Algemene Ouderdomswet (AOW) en de Algemene nabestaandenwet (ANW). Dit wordt betaald uit de algemene middelen van de het Rijk (= ons belastinggeld). b. Werknemersverzekeringen. Dit zijn de Ziektewet (ZW), de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), de Ziekenfondswet en de Werkeloosheidswet (WW). Deze verzekeringen gelden alleen voor werknemers en de premies worden dan ook alleen door werkgevers en werknemers betaald. c. Zelfstandigenverzekeringen. Voor hen die niet krachtens een arbeidsovereenkomst werkzaam zijn. Hier geldt een wettelijke verplichting tot verzekering tegen langdurige arbeidsongeschiktheid in de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ). De premies worden door de zelfstandigen zelf betaald en zijn afhankelijk van het inkomen. d. Sociale voorzieningen. Belangrijkste wetten: Algemene Bijstandswet (ABW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkeloze werknemers (IOAW)en de Toeslagenwet. De Algemene bijstandswet is het ‘laatste’ vangnet voor hen die niet in de kosten voor het levensonderhoud kunnen voorzien. Het beheer van de volksverzekeringen berust grotendeels bij de overheid die via de belastingdiensten de premies int. Het financiële beheer van de werknemersverzekeringen en de zelfstandigenverzekeringen geschiedt onder leiding van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). De uitvoering Beginselen Recht Tentamen 14-01-2005 Pagina 38 van 43 20-7-2017 Gemaakt door Evert Jenezon van de Ziektewet, de WW en de WAO berust bij de 5 uitvoeringsinstituten (uvi’s), zoals de GAK en Cadans. De Ziekenfondswet wordt uitgevoerd door de ziekenfondsen. De sociale voorzieningen worden verstrekt door de Sociale Dienst onder verantwoordelijkheid van het college van B&W. Hst. 13 Strafrecht § 13.1 Het materiële strafrecht Strafrecht te verdelen in materieel en formeel (strafprocesrecht H14) Materieel strafrecht geeft aan welke feiten strafbaar zijn, wie de dader is en welke sancties kunnen worden opgelegd. We verdelen het materiële strafrecht in twee delen een algemeen en een bijzonder deel. Algemeen: voorschriften die gelden voor alle strafrechterlijke wetten, de jurisprudentie waarin de algemene leerstukken van het materieel strafrecht aan de orde zijn. Bijzonder: bevat alle afzonderlijke gedragingen die strafbaar zijn en geeft aan welke sancties op de gedragingen zijn gesteld. Indeling van strafbaren feiten in misdrijven en overtredingen, overtredingen zijn de lichtere delicten. Waaruit blijkt nu of het feit een misdrijf is of een overtreding: -In het 2e boek van het wetboek van strafrecht, dan een misdrijf, in het 3e boek, een overtreding. -Staat het feit in een wet in formele zin dan geeft de wet dit zelf aan. -Staat het feit in een AMvB, dan is het gecompliceerder, AMvB mag alleen strafbepalingen bevatten als dit vanuit de formele wetgever gedelegeerd is. Maar de straf zelf dient in de wet in formele zin te staan. -Strafbaarstelling afkomstig van lagere wetgevers, dit levert altijd een overtreding. Dit onderscheid is bepalend voor: -de absolute competentie van de rechter, overtredingen bij kantonrechter, misdrijven bij rechtbank. -poging en medeplichtigheid zijn alleen bij misdrijven strafbaar. -een Nederlander kan voor feiten die hij in het buitenland heeft begaan in ons land alleen worden vervolgd, als de feiten daar strafbaar zijn gesteld en hier een misdrijf opleveren. -slechts op verdenking van het plegen van een misdrijf kan men in voorlopige hechtenis worden genomen. § 13.2 Het legaliteitsbeginsel Een feit is alleen strafbaar op grond van een voorafgaande wettelijke bepaling, het legaliteitsbeginsel. Niemand kan achteraf gestraft worden wegens het plegen van een feit dat op moment van plegen nog niet strafbaar was. Bij verandering van wetgeving moet de voor de verdachte gunstigste voorwaarde worden toegepast. § 13.3 De delictsomschrijving De wettelijke regeling van een strafbaar feit = delictsomschrijving. Elke delictsomschrijving bestaat uit een gedraging die in de regel pas onder omstandigheden strafbaar is. Deze gedraging en de voorwaarden waaronder het feit strafbaar is, heten bestanddelen. Vereisten voor strafbaarheid van een feit: -vervullen van alle bestanddelen van de delictsomschrijving Beginselen Recht Tentamen 14-01-2005 Pagina 39 van 43 20-7-2017 Gemaakt door Evert Jenezon -wederrechterlijkheid, gedrag moet in strijd zijn met het recht -schuld, er moet een verwijt kunnen worden gemaakt, verschillende soorten schuld: Schuld het gedaan hebben Wel gedaan, maar niet mijn schuld Schuld door onvoorzichtigheid Schuld door opzet § 13.4 Uitbreiding van de strafbaarheid Poging tot een misdrijf is strafbaar, max. 1/3 lager dan die voor het volledige delict. Poging, het voornemen van de dader tot het begaan van een misdrijf die zich door een begin van uitvoering van het misdrijf heeft geopenbaard en de reden tot het niet-voltooien ligt buiten de wil van de dader. Deelneming door derden aan een strafbaar feit: -doen plegen, een strafbaar feit laten plegen door een ander. De opdrachtgever is verantwoordelijk de dader was een willoos werktuig -uitlokking, de uitvoerder is eveneens strafbaar -medeplegen, 2 of meer personen begaan samen een strafbaar feit -medeplichtigheid, opzettelijke behulpzaamheid. § 13.5 Uitsluiting van strafbaarheid Strafuitsluitingsgronden: -rechtvaardigingsgronden overmacht, een noodtoestand waarbij de keuze is tussen twee plichten. noodweer, noodzakelijke verdediging wettelijk voorschrift, feit begaan door uitvoering van wettelijk voorschrift niet strafbaar ambtelijk bevel, idem -schulduitsluitingsgronden overmacht, psychische overmacht, een van buiten komende kracht met psychische druk. noodweer-exces, zodanige hevige gemoedsbeweging dat de grenzen niet meer in acht kunnen worden genomen onbevoegd gegeven ambtelijk bevel afwezigheid van alle schuld (avas) ontoerekeningsvatbaarheid § 13.6 De strafrechtelijke sancties Hoofdstraffen: Algemeen minimum 1 dag en € 2,1 gevangenisstraf, levenslang of tijdelijk, gedeeltelijk voorwaardelijk. Vervroegde vrijstelling: bij onvoorwaardelijk < 1 jaar na 6 maanden + 1/3 resterende tijd, bij onvoorwaardelijk > 1 jaar na 2/3 van de straf. 2 hechtenis max. 1 jaar 3 taakstraf, mag opgelegd worden i.p.v. gevangenisstraf < 6 maanden. voor max. 240 uur 4 geldboete Opleggen van maatregelen: -plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor 1 jaar -TBS, pas bij gevangenisstraf min. 4 jaar en bij verminderde toerekeningsvatbaarheid tijdens plegen v.h. delict. Max. 4 jaar, behalve na geweldsdelict, dan geen grens. -schadevergoeding Beginselen Recht Tentamen 14-01-2005 Pagina 40 van 43 20-7-2017 Gemaakt door Evert Jenezon -ontneming van verkregen voordeel. § 13.7 De reclassering Voorlichting geven omtrent de verdachte. Zorgen dat taakstraf ten uitvoer wordt gelegd. Hulp aan de verdachte bij zijn verblijf in de gevangenis of huis van bewaring. § 13.8 De zin van de straf Grond voor straf is vergelding. Doeleinden van straf: -speciale preventie, om te voorkomen dat de dader straks weer een delict pleegt -generale preventie, om andere burgers te weerhouden -beveiliging, als iemand in de gevangenis zit kan hij geen delicten plegen. Hst. 15 Internationaal recht § 15.1 Volkenrecht Volkenrecht, rechtsregels voor het verkeer tussen staten onderling en voor het verkeer tussen staten en volkenrechterlijke organisaties. Rechtsbronnen: verdragen, beslissingen van volkenrechterlijke organisaties, gewoonte, algemene rechtsbeginselen, jurisprudentie. Verdrag: overeenkomst tussen staten waarin wederzijdse rechten en verplichtingen worden opgelegd. (bilateraal, tussen 2 landen; multilateraal, tussen meer landen). Na aangaan verdrag is een land daaraan gebonden. § 15.2 Verdragen in de Nederlandse rechtsorde Na onderhandelingen over het verdrag wordt het verdrag ondertekend door de regeringen van de desbetreffende landen (meestal min. BuZa). Verdragen moeten vooraf worden goedgekeurd door de Staten Generaal, de wetgever kan echter bepalen dat dit voor enkele typen verdragen niet nodig is. Als een verdrag is goedgekeurd door de S-G volgt bekrachtiging (vaak tijdens officiële gelegenheid) Goedkeuring en bekendmaking in Tractatenblad. Hoe werkt het verdrag door in het nationaal recht, twee systemen: -incorporatiesysteem (NL, B, F), internationaal recht behoort rechtstreeks tot het nationale recht. -transformatiesysteem, voor de doorwerking van internationaal recht is telkens een nationale wet nodig waarin de in het verdrag opgenomen materie wordt verwerkt tot nationaal recht. § 15.3 Volkenrechtelijke organisaties Twee typen volkenrechterlijke organisaties: -intergouvernementele organisaties, hebben geen eigen bevoegdheid tegenover de lidstaten. Ze stimuleren een zekere samenwerking tussen de lidstaten door ontwikkeling van een gemeenschappelijk beleid en opstellen van verdragen zonder dat ze zelf een dwingende rechtsmacht uitoefenen. -supranationaal, lidstaten dragen een deel van hun soevereiniteit over aan die organisatie. Een aantal landen sluit d.m.v. een verdrag een organisatie en zijn onderworpen aan de wetgeving, bestuur en rechtspraak van de organisatie. § 15.4 De Verenigde Naties Beginselen Recht Tentamen 14-01-2005 Pagina 41 van 43 20-7-2017 Gemaakt door Evert Jenezon Lidmaatschap staat open voor alle vredelievende naties onder voorwaarde dat ze het handvest aanvaarden. De algemene vergadering van de VN beslist met 2/3 meerderheid over toelating van een nieuw lid. De 4 belangrijkste organen: -De algemene vergadering, bestaat uit alle leden van de VN, ieder lid max. 5 vertegenwoordigers -De veiligheidsraad, bestaat uit 15 leden waarvan 5 permanent. Besluit wordt aangenomen als 9 leden voor stemmen incl. de 5. -De Secretaris Generaal, het uitvoerend orgaan. -Het internationaal gerechtshof § 13.5 De Raad van Europa Raad van Europa, een intergouvernementele organisatie. Doel: gezamenlijk belang van vrede, veiligheid en sociale en economische vooruitgang te dienen. Hoofdzetel in Straatsburg. Hoogste orgaan is het comité van ministers. Ander belangrijk orgaan is de parlementaire vergadering met als belangrijkste functie het dienen als politiek forum binnen de raad van Europa. Verder heeft het meegewerkt aan het opstellen van de EVRM. Europese hof, namens iedere lidstaat heeft er één rechter zitting. Een individuele klacht kan pas worden ingediend als alle andere rechtsmiddelen zijn uitgeput. Klachtrecht, eerst schrijven, en daarop wordt al beoordeeld of de klacht ontvankelijk is. Als dat zo is wordt er geprobeerd een minnelijke schikking te treffen, als dit niet lukt, dan wordt de klacht voorgelegd aan een kamer van 7 rechters. Op verzoek doorsturen naar grote kamer (17 rechters). § 13.6 De Europese Unie De Europese Unie, de pijlers: -De 3 Europese Gemeenschappen (EG, EGKS, EGA) -Samenwerking op het gebied van buitenlands beleid en een veiligheidsbeleid -Samenwerking op het gebied van justitie en binnenlandse zaken. De EU heeft geen bestuursstructuur, maar wordt geleid door de instellingen van de EG. § 13.7 De Europese Gemeenschap EG heeft de volgende taken: -bevorderen van een harmonische en evenwichtige ontwikkeling van de economische ontwikkelingen van de hele gemeenschap -duurzame en niet-inflatoire groei met inachtneming van het milieu -een hoge graad van convergentie van de economische prestaties -een hoog niveau van werkgelegenheid en van sociale bescherming -een verbetering van de levensstandaard en van de kwaliteit van het bestaan -de economische en sociale samenhang en de solidariteit tussen de lidstaten Dit kan worden bereikt door het instellen van een gemeenschappelijke markt en van een economische monetaire unie. Binnen de EG 5 instellingen ter bevordering van het bovenstaande: 1 de raad 2 de commissie 3 het Europees parlement 4 het hof van justitie 5 de rekenkamer Besluiten van de EG 1 verordeningen Beginselen Recht Tentamen 14-01-2005 Pagina 42 van 43 20-7-2017 Gemaakt door Evert Jenezon 2 richtlijnen 3 beschikkingen Aspecten van het gemeenschapsrecht 1 eigen rechtsorde 2 gemeenschapstrouw 3 voorrang 4 incorporatiesysteem 5 eigen rechter 6 directe werking Beginselen Recht Tentamen 14-01-2005 Pagina 43 van 43 20-7-2017