ministerie van onderwijs

advertisement
MINISTERIE VAN ONDERWIJS
EN VOLKSONTWIKKELING
EXAMENBUREAU
INHAAL EXAMEN EIND MULO 2012
VAK
: GESCHIEDENIS
DATUM: DINSDAG 07 AUGUSTUS 2012
TIJD
: 11.50 – 13.05 UUR
DEZE TAAK BESTAAT UIT 40 ITEMS.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Suriname: De Politieke en Staatkundige
3
Ontwikkelingen na 1945
De ontwikkeling van de parlementaire
democratie is bevorderd door
1
ln 1973 kondigde hij als premier aan dat ons land
ultimo 1975 onafhankelijk zou worden. Na de
onafhankelijkheid werd hij door een staatsgreep
afgezet.
A
B
C
D
Wie wordt in bovenstaande tekst bedoeld?
A
B
C
D
Henck Arron
Johan Ferrier
Johan Pengel
Wim Bos Verschuur
2
Als economische grondrecht is in onze grondwet
opgenomen het recht op
de instelling van decreten.
de invoering van het Algemeen kiesrecht.
de toepassing van het patronage systeem.
de verbetering van de gezondheidszorg.
4
Jongeren leveren ook een bijdrage in de
parlementaire ontwikkeling in ons land door o.a.
A
B
C
D
de oprichting van het jeugdparlement.
de oprichting van studentenbewegingen.
de organisatie van educatieve tochten.
de organisatie van spreekcontesten voor de
jongeren.
5
A
B
C
D
arbeid.
briefgeheim.
onderwijs.
persvrijheid.
De Nationale Assemblee is een van de hoogste
staatsorganen,omdat
A de leden worden gekozen middels algemene,
vrije en geheime verkiezingen.
B de president aan haar verantwoording
verschuldigd is.
C ze bestaat uit een coalitie en een oppositie.
D ze is samengesteld na een referendum.
6
Wat is niet juist?
Bij welk jaartal is de gebeurtenis juist?
Het streven naar autonomie van ons land werd
tijdens de Tweede Wereldoorlog beïnvloed door
A de autoritaire houding van gouverneur
Kielstra.
B de oprichting van de V.N.
C de radiorede van koningin Wilhelmina van
7 december 1942.
D de sluitende begroting van 1942.
7
De volksvertegenwoordiging heette in de
periode 1936-1975
A
B
C
D
de Raad van Politie.
de Koloniale Staten.
de Staten van Suriname.
Parlement van de Republiek Suriname.
8
Een democratisch element bij de bestuursvorm
van de marronsamenleving is het feit dat
A benoemingen die door de overheid zijn
bekrachtigd voor het leven gelden.
B bestuursfuncties in de vrouwelijke lijn
worden overgeërfd.
C de granman als stamhoofd het vetorecht bezit.
D een gran krutu wordt gehouden bij het nemen
van belangrijke besluiten.
9
Op l december 2011 is de granman van de
Aucaners ingeslapen (overleden) in Paramaribo.
Hoe heette deze granman?
A
B
C
D
Songo Aboikoni
Matodja Gazon
Oscar Lafanti
Andre Mathias
10
jaartal
A
1950
B
C
1954
1975
D
1980
gebeurtenis
Alle burgers vanaf 18 jaar
mochten naar de stembus
Suriname kreeg autonomie
Suriname kreeg een tweede
grondwet
Suriname werd een
soevereine staat
Suriname: Sociale en Economische
Ontwikkelingen na 1945
11
De bouw van de stuwdam was voor Suriname
voordelig, omdat
A een aluinaarde fabriek te Paranam werd
gebouwd.
B de export van aluinaarde begon en de
inkomsten daarvan toenamen.
C de Surinamerivier beter bevaarbaar werd.
D ons land over goedkope energie zou
kunnen beschikken.
12
Hieronder volgt een opsomming van
gebeurtenissen
1
2
3
4
Stopzetting van de ontwikkelingshulp
Schaarste aan levensmiddelen
Lege schappen in winkels
Lange rijen voor de Nederlandse ambassade
Op welke periode heeft deze opsomming
betrekking ?
A op de eerste helft van de jaren tachtig van de
vorige eeuw
B op de eerste en de tweede helft van de jaren
tachtig van de vorige eeuw
C op de eerste helft van de jaren negentig van de
vorige eeuw
D op de eerste en de tweede helft van de jaren
negentig van de vorige eeuw
13
Wat een bepaald bedrijf over lonen en zaken met
haar arbeiders afspreekt wordt schriftelijk
vastgelegd. Men spreekt van een Collectieve
Arbeids Overeenkomst ( C.A.O.).
Deze afspraak geldt voor arbeiders
A
B
C
D
aangesloten bij de C.L.O.
aangesloten bij C 47.
die in dat bepaald bedrijf werkzaam zijn.
die in Suriname woonachtig zijn.
14
Ons land profiteert te weinig van de visrijke zee.
Welke van de volgende beweringen is een
benadrukking van het bovenstaande?
A Bij de zeevisserij zijn de meeste arbeiders
Surinamers.
B De bedrijven in de zeevisserij zijn voor een
groot deel in handen van buitenlanders.
C De meeste winsten uit de zeevisserij blijven in
ons land.
D De overheid besteedt meer aandacht aan de
zoetwatervisserij.
15
Bij welke van de volgende projecten stond de
self- reliance gedachte centraal?
A
B
C
D
het Brokopondoproject
het Staatsolieproject
het Wageningenproject
Operatie Sprinkhaan
16
De Bemiddelingsraad voor geheel Suriname
heeft tot doel conflicten op te lossen tussen
A
B
C
D
de regering en particuliere werkgevers.
particuliere werkgevers en werknemers.
vakbonden en hun leden.
vakbonden onderling.
17
Het ontwikkelingsplan dat na de onafhankelijkheid
moest worden uitgevoerd was
A
B
C
D
het Meerjaren Ontwikkelingsplan.
het Tienjaren plan.
het Vijfjaren plan.
het Welvaartsfonds.
18
Een gevolg van de openlegging van ons binnenland
voor de inheemsen op sociaal gebied is
A de introductie van de geldeconomie.
B de verbetering van de gezondheidszorg.
C de vergroting van het gezag van de
dignitarissen.
D de verwaarlozing van oude tradities.
19
Direct na de Tweede Wereldoorlog was de
onderwijsstructuur in Suriname onduidelijk,
omdat vaststond
І
op welke leeftijd kinderen naar school
mochten gaan.
ІІ welke bevoegdheden de onderwijsgevenden
moesten bezitten.
Voor bovenstaande beweringen geldt
A
B
C
D
alleen I is juist.
alleen ІІ is juist.
I en ІІ zijn beide juist.
I en ІІ zijn beide onjuist.
20
ln de jaren zestig van de vorige eeuw steeg het
nationaal inkomen door
A de aanleg van de weg van Paramaribo naar
Brokopondo.
B de activiteiten van het Staatsoliebedrijf in het
district Saramacca.
C de bouw van een aluminiumsmelterij.
D de bouw van de waterkrachtcentrale te
Afobakka.
Het Dekolonisatieproces
21
24
ln de jaren vijftig van de 20ste eeuw zijn er in
sommige koloniën bevrijdingsbewegingen
ontstaan, omdat
Tot de derde dekolonisatiegolf wordt gerekend
A de onafhankelijkheidsstrijd van de 13
Amerikaanse koloniën.
B de slavenopstand van Haiti o.l.v. Touissaint
de L' Ouverture.
C het verkrijgen van de onafhankelijkheid in
het Caräibisch gebied.
D het verkrijgen van de onafhankelijkheid van
de Engelse koloniën b.v. Australië.
22
Onder het zelfbeschikkingsrecht der volkeren
verstaan we
A de nog bestaande banden tussen de
onafhankelijk geworden koloniën en de
metropool.
B het recht van een volk om een andere te
koloniseren.
C het recht van een volk om zijn eigen
ontwikkeling te bepalen.
D het solidariteitsgevoel van de onafhankelijk
geworden koloniën.
23
Welke dekolonisatiegolf wordt gekenmerkt door
onder andere de Zuid-Zuid dialoog?
A
B
C
D
de eerste dekolonisatiegolf
de tweede dekolonisatiegolf
de derde dekolonisatiegolf
de vierde dekolonisatiegolf
A de beweging van Niet Gebonden landen de
bevrijdingsstrijd voorstond.
B de metropool niet vrijwillig zijn winstgevende
koloniën wilde opgeven.
C de nationalistische leiders samenwerkten met
de kolonisator.
D het dekolonisatieproces alleen door guerrilla
acties kon worden voltooid.
25
Welk probleem is bij de Derde Wereldlanden
niet ontstaan na de dekolonisatie?
A
B
C
D
een snelgroeiende bevolking
het bestaan van monoculturen
het toenemende aantal analfabeten
moderne inzaaimethoden in de agrarische
sector
26
Een kenmerk van de tweede fase van het
nationalisme is het streven naar
A de realisatie van de staatkundige
onafhankelijkheid.
B herstel van oude tradities.
C politieke hervormingen in het bestuur.
D totale bevrijding van de samenleving op
elk gebied.
27
Na de onafhankelijkheid kregen de ex-koloniën te
maken met economische bevoogding van de
metropool.
Welk begrip past het best bij bovenstaande
bewering?
A
B
C
D
dekolonisatie
joint-venture
neo-kolonialisme
self-reliance
Het Arabisch-Israëlisch conflict
28
Wat is niet juist?
Tijdens de Eerste Wereldoorlog maakten de
Engelsen t.a.v. het Midden-Oosten de volgende
afspraken:
A zij beloofden de Arabieren een onafhankelijke
staat na de oorlog.
B zij beloofden de Joden een nationale staat.
C zij beloofden de Palestijnen een eigen staat in
dit gebied.
D zij sloten een verdrag met Frankrijk en
Rusland om het Turkse Rijk na de oorlog
te verdelen.
29
Een oorzaak van het Arabisch-lsraёlisch conflict
was
A de aardoliewinning door Israël in de bezette
gebieden.
B de twist tussen christenen en moslims.
C het bevorderen van de joodse immigratie naar
Palestina.
D het streven van de Palestijnen naar een eigen
staat.
30
ln 1964 werd de Palestijnse Bevrijdings
Organisatie (P.LO.) opgericht met het doel
A de verschillende Palestijnse organisaties te
bundelen.
B Israël te verdrijven uit de bezette gebieden.
C meer hulp te verkrijgen voor de Palestijnse
zaak.
D oplossingen te zoeken voor het Palestijnse
vluchtelingenprobleem in de omliggende
landen.
31
Onder intifada verstaan we
A de ontruiming van de bezette gebieden door
de Joodse immigranten.
B de opstand van de Palestijnen in de bezette
gebieden.
C de verschillende vredespogingen van de V.N.
D de vestiging van nieuwe joodse nederzettingen
in de bezette gebieden.
32
Het Midden-Oosten is een belangrijk gebied voor
de wereld.
Welke van de onderstaande beweringen is hierop
niet van toepassing?
A Dit gebied ligt op het kruispunt van drie
werelddelen.
B In dit gebied bevinden zich grote aardolie
voorraden.
C In dit gebied werden veel plantages aangelegd
voor de Europese markt.
D In dit gebied zijn hoog ontwikkelde
beschavingen ontstaan.
33
Een militante moslim is een persoon
A
B
C
D
die een godsdienstleraar is.
die in de Frontlijn staten woont.
die geweld gebruikt om zijn doel te bereiken.
die zich inzet voor vredesbesprekingen in het
Midden-Oosten.
34
ln 1973 stelden de Arabische landen een
olieboycot in om
І
de houding van de westerse landen t.o.v. de
Palestijnse zaak te veranderen.
ІІ
een breuk te veroorzaken tussen Israël en de
VSA.
Voor bovenstaande beweringen geldt
A
B
C
D
alleen І is juist.
alleen П is juist.
І en П zijn beide juist.
I en П zijn beide onjuist.
35
Op 25 november 2006 is de ex-dictator van lrak,
Saddam Hussein, ter dood veroordeeld.
Hij werd beschuldigd van
A het bedreigen van de wereldvrede.
B het ondernemen van acties tegen zijn
tegenstanders.
C het ondersteunen van terreurgroepen.
D het plegen van misdaden tegen de
menselijkheid.
37
Lees onderstaande activiteiten.
І
De Panamakanaalzone werd door de VSA
gekocht.
П Amerikaanse troepen bezetten Nicaragua.
De bovenstaande activiteiten werden uitgevoerd
in de periode van de
A
B
C
D
“Alliance for Progress.”
“Big Stick Policy.”
“Good Neighbour Policy.”
Monroe Doctrine.
38
Brazilië maakte een andere ontwikkeling door
dan de andere Latijns-Amerikaanse landen omdat,
A daar hoog ontwikkelde culturen
ontstonden.
B het gebied overwegend uit Indianen bestond.
C het gebied dicht bevolkt was.
D Portugal minder bemoeienis met dit gebied
had.
39
De O.A.S. kan haar doelen niet volledig
verwezenlijken, omdat
A
Latijns-Amerika en het Caräibisch gebied
in de 20ste eeuw
36
Een factor die de economische ontwikkeling van
de Latijns-Amerikaanse landen belemmert is de
de VSA binnen deze organisatie een
dominante rol spelen.
B deze organisatie afhankelijk is van de V.N.
C haar lidstaten aangesloten zijn bij militaire
bondgenootschappen.
D zij zich niet mag mengen in de binnenlandse
aangelegenheden.
40
A grote staatschuld bij buitenlandse
financieёrders.
B nationalisatie van basisindustrieën.
C ontginning van de natuurlijke hulpbronnen.
D toename van de export.
Welk gebied wordt niet aangeduid met de
term de “achtertuin” van de VSA?
A
B
C
D
het Caräibisch gebied
Midden-Amerika
Noord-Amerika
Zuid-Amerika
Download