scheikunde

advertisement
SCHEIKUNDE
4
VWO | GYMNASIUM
THEORIE • HOOFDSTUK 1 ZUUR-BASE
scheikunde
4 VWO | GYMNASIUM
Auteurs
Ilse Landa
Joris Schouten
Toon de Valk
Bas Zoon
Eindredactie
Aonne Kerkstra
Practicumbegeleiding
Peter Verweij
Tweede editie
Malmberg ’s-Hertogenbosch
www.nova-malmberg.nl
THEORIE • HOOFDSTUK 1 ZUUR-BASE
Inhoudsopgave
Voorwoord
1 Chemisch rekenen
Inhoud van hoofdstuk 1 uit de vorige editie is
nu verdeeld over twee hoofdstukken. Hierdoor
meer evenwichtige verdeling van de lesstof.
4
3 Organische chemie
5
Praktijk
Goud6
Theorie
1 Atoombouw en periodiek systeem 10
2 De hoeveelheid stof
20
3 Rekenen aan gehaltes
24
4 Rekenen aan reacties
30
5Practicum
36
Maatschappij
Studeren: Nucleair geneeskundige
Fukushima
2Bindingstypen
Praktijk
Touchscreens van smartphones
Theorie
1Metaalbinding
2 Molecuul- en atoombinding
3 Polaire atoombinding
4Ionbinding
5Practicum
Maatschappij
Studeren: Anorganisch chemicus
AkzoNobel
79
Praktijk
Hout: biobrandstof van de toekomst? 80
Theorie
1Verbrandingsreacties
84
2 Organische verbindingen
92
3 Systematische naamgeving
99
4 Fossiele brandstoffen
107
5 Duurzame brandstoffen
114
6Practicum
123
Maatschappij
Studeren: Scheikunde
Royal Dutch Shell
4Zouten
39
127
Praktijk
Kunstmest128
Theorie
1 Verhoudingsformules van zouten 132
2 Oplosbaarheid van zouten
137
3 Bijzondere zouten
143
4 Rekenen aan zoutoplossingen
149
5Practicum
156
Maatschappij
Steenzout en zeezout
Drop
40
44
50
59
69
75
2
5Reacties in beweging
Praktijk
Katalysatoren brengen welvaart
Theorie
1 Reactiewarmte meten
2 Reactiewarmte berekenen
3Reactiesnelheid
4 Beïnvloeding reactiesnelheid
5Practicum
Maatschappij
Studeren: Theoretisch chemicus
Nuon
6 Evenwichten
Praktijk
Het koolzuurevenwicht
Theorie
1Evenwichtsreacties
2Evenwichtsvoorwaarde
3 Bijzondere evenwichten
4 Beïnvloeding van evenwichten
5Practicum
Maatschappij
Studeren: Chemisch technoloog
Oorlog en stikstof
159
160
Antwoorden
226
Register
228
Colofon
230
164
170
175
182
187
191
Betere verdeling van de lesstof
in integrale leerlijn door
sommige stof uit de bovenbouw
al in leerjaar 3 te introduceren.
192
196
200
208
214
223
3
Voorwoord
Nova is op zo’n manier opgebouwd, dat je de stof vanuit verschillende invalshoeken kunt
benaderen. Elk hoofdstuk bestaat namelijk uit drie delen:
P: de praktijk; voorbeelden van toepassingen van de theorie.
T: de theorie; uitleg over scheikundige concepten, reacties, structuren, bindingstypen en
experimenten. Aan het begin van elke paragraaf worden leerdoelen vermeld. Deze zijn afgeleid
van de eindtermen uit de syllabus, waarin staat wat je voor je centraal examen allemaal moet
kennen.
M: de maatschappij; waarom is kennis van de theorie belangrijk voor jou, als onderdeel van die
maatschappij?
Bij alle drie de delen horen opdrachten.
Jouw eigen werkwijze
Je begint elk hoofdstuk met enkele digitale oriënterende opdrachten. Vanzelfsprekend bepaal
je samen met je docent hoe je de stof uit het hoofdstuk daarna gaat behandelen. Je kunt op
verschillende manieren met Nova werken.
1 Vind je het belangrijk om eerst de theoretische concepten te bestuderen, om daarna te
kijken hoe die theorie in de praktijk en de maatschappij wordt gebruikt? In dat geval begin
je met het T-deel en doe je daarna het P-deel en een van de M-delen.
2 Ben je vooral geïnteresseerd in toepassing, begin dan met het P-deel. Daarna doe je het
T-deel en een van de M-delen.
3 Wanneer je interesse vooral uitgaat naar het belang van scheikunde voor de maatschappij,
begin dan met een van de M-delen. De M-delen worden uitsluitend digitaal aangeboden.
Vervolgens doe je het P-deel of ga je direct naar het T-deel.
Iedereen sluit af met het beantwoorden van de eindopdracht aan het einde van het T-deel.
Indien je de theorie voldoende beheerst, moet je de opdrachten van het P-deel kunnen
oplossen.
Opdrachten
De opdrachten kennen een verschillende opbouw. Voor sommige opdrachten staat een *. Dat
zijn extra pittige opdrachten. Bij sommige hoofdstukken zijn examenopgaven opgenomen.
Soms zijn ze bewerkt (naar), soms zijn ze letterlijk overgenomen (bron). Zo word je goed
voorbereid voor het examen. Als er een
staat, heb je te maken met een opdracht uit de
Chemieolympiade. Bij havo komt dat zelden voor, bij vwo/gymnasium gebeurt dat vaker. Dit
zijn in het algemeen pittige opdrachten.
HOOFDSTUK 1
Chemisch rekenen
Alchemisten hebben eeuwenlang geprobeerd om lood in goud te veranderen. Baanbrekend
wetenschappelijk onderzoek aan het begin van de twintigste eeuw heeft een atoommodel
opgeleverd waarmee je nu eenvoudig kunt uitleggen dat het onmogelijk is om lood in goud te
veranderen. Dat is de kracht van een goed model: het verklaart waargenomen eigenschappen en
voorspelt de uitkomst van toekomstige experimenten.
Oefenen
Was je in staat de opdrachten van het P-deel op te lossen, maar wil je toch nog kijken of
je de stof echt beheerst? Maak dan de digitale toets. Besef dat de Onthoud! aan het einde
van de paragraaf slechts dient om de kern van de paragraaf nog eens aan te geven. Deze
samenvattingen volstaan niet om een toets voor te bereiden.
Wij wensen je succes en plezier met Nova!
De auteurs
4
Praktijk
Theorie
Maatschappij
Goud 6
1 Atoombouw en
Studeren: Nucleair
periodiek systeem 10
geneeskundige
Fukushima
2 De hoeveelheid stof 20
3 Rekenen aan gehaltes 24
4 Rekenen aan reacties 30
5 Practicum 36
5
PRAKTIJK • HOOFDSTUK 1 CHEMISCH REKENEN
PRAKTIJK • HOOFDSTUK 1 CHEMISCH REKENEN
Praktijk
Praktijk paragrafen geven de relevantie van
het vak weer in aansprekende context.
Goud
Het is veel
eenvoudiger en
goedkoper om
goud te winnen uit
e-waste dan om
het te winnen uit
gouderts.
▶ figuur 2 e-waste
binding. Gouderts wordt gevonden
in mijnen of in rivieren. Gouderts
waarbij het goud zichtbaar is, bevat
ongeveer 30 mg goud per kilogram
erts. Meestal is het gehalte goud in
gouderts veel lager. Op dit moment
is het beste ‘gouderts’ elektronisch
afval: e-waste (figuur 2). Er is een
enorme toename van dit afval, dat
veelal bestaat uit oude computerprintplaten en mobieltjes. Het goudgehalte in e-waste is met gemiddeld
0,3 g goud per kilogram honderd keer
hoger dan in natuurlijk gouderts. Het
is dus veel eenvoudiger en goedkoper
om goud te winnen uit e-waste dan
om het uit gouderts te winnen.
Mensen zijn altijd al gefascineerd geweest door
het metaal goud. Het gebruik van goud staat
voor rijkdom en macht. Al sinds de maskers van
de farao’s, het El Dorado van de Inca’s tot aan
de gouden tempel van de Sikhs in India. Die
fascinatie is alleen maar toegenomen. Het metaal
wordt vandaag de dag steeds meer gebruikt en
vormt de fundering van de economie. Helaas is
het winnen van goud een tijdrovend en kostbaar
proces waarbij grote hoeveelheden afval worden
geproduceerd. Het is daarom belangrijk dat
we zuinig omgaan met het gebruikte goud en
daarvan zo veel mogelijk terugwinnen.
Goudkoorts
Waardevol
Voorkomen
Goud is al sinds de tijd van de farao’s
een belangrijk metaal (figuur 1). Dit
komt vooral doordat het een glanzend
metaal is en een bijzondere kleur
heeft. Het roest niet, wordt niet dof
en is goed te vervormen. Hierdoor
wordt goud door veel mensen begeerd
en blijft het een heel waardevol
materiaal.
Het atoomnummer van goud is 79
en het lijkt qua dichtheid veel op
lood met atoomnummer 82. Vandaar
dat alchemisten lood probeerden te
veranderen in goud. Het symbool van
goud is Au, afkomstig van het Latijnse
woord aurum. Goud is een edelmetaal
en reageert onder normale omstandigheden niet met andere stoffen. Het
blijft daardoor heel lang behouden.
Vanwege het gebrek aan reactiviteit
komt goud in goudertsen meestal als
de niet-ontleedbare stof goud voor
en niet als element in een goudver-
◀ figuur 1 het masker van een farao
6
Toen in 1896 goud werd gevonden in
de buurt van Dawson City in Canada,
vormde dit de start van een goldrush
(goudkoorts). Binnen enkele maanden kwamen vele duizenden mensen
naar dit afgelegen gebied om hun
geluk te beproeven. Goud zoeken
was zwaar werk. De kleren die de
goudgravers droegen, leden er zwaar
onder. Dit heeft tot de ontwikkeling
van de spijkerbroek geleid. Deze extra
stevige broek sleet veel minder snel
en was een goedkoop alternatief voor
de toenmalige werkbroeken.
Meestal werd je niet rijk van het zo
moeizaam verkregen goud. Wanneer
goudzoekers uit de bergen afdaalden
naar de stad om het goud te wisselen
en voorraden te halen, vielen ze vaak
ten prooi aan bandieten en rovers. In
de stad werden de goudzoekers verleid met bordelen, gokhallen en kroegen. Helaas raakte door het enorme
aantal goudzoekers de goudvoorraad
ter plaatse snel uitgeput, waarna de
goudzoekers naar andere vindplaatsen
wegtrokken.
Goudwinning
Het winnen van goud begint met een
proefwinning om een goede vindplaats te zoeken. Meestal wordt een
paar meter grond afgegraven waarna
7
▲ figuur 3 goudwinning met een goudpan
met behulp van een goudpan het
goud wordt gezuiverd van de rest
van de opgegraven aarde (figuur 3).
Doordat de dichtheid van het goud
veel hoger is dan die van de andere
mineralen, blijft het goud na langdurig ronddraaien in de pan achter.
Wanneer er tijdens zo’n proefwinning
genoeg goud wordt gevonden, wordt
er groter materieel ingezet om het
gouderts vaak van enorme diepten
naar de oppervlakte te brengen.
Daarna wordt het gezuiverd. Dit
PRAKTIJK • HOOFDSTUK 1 CHEMISCH REKENEN
PRAKTIJK • HOOFDSTUK 1 CHEMISCH REKENEN
▶ figuur 4 milieuvervuiling
na de breuk in een dam van
een goudafvalbekken
gebeurt meestal met de zeer schadelijke en giftige stof natriumcyanide en
stoffen die ontstaan door het gebruik
van zink. Natriumcyanide zorgt ervoor
dat het goud reageert, oplost in water
en vervolgens van de rest kan worden
gescheiden. De onoplosbare delen
van het gouderts worden verwijderd.
Daarna wordt het opgeloste goud
met behulp van een overmaat zink
omgezet tot goud. Na toevoeging van
zwavelzuur wordt het overtollige zink
vervolgens omgezet en blijft het goud
over. Dit geeft een zeer zure afvalstroom.
◀ figuur 6 minitaartjes van chocolade en bladgoud
Opdrachten
Bestudeer eerst de theorie van dit hoofdstuk voordat je de volgende
opdrachten uitvoert.
Zowel bij het zuiveringsproces als bij
het mijnen van het gouderts ontstaat
niet alleen giftig en bijtend afval,
maar ook nog eens heel veel afval. De
Dure gebakjes
Dat het altijd gekker kan, bewijst dit hapje. In een restaurant in Dubai
wordt al enige tijd de golden phoenix geserveerd (figuur 5). Deze cupcake met slagroom en chocolade is omlijst met goud. Het cakeje zelf is
verpakt in bladgoud en daaroverheen zit goudstof. Voor dit gebakje zijn
alleen de beste ingrediënten gebruikt. Alles is eetbaar en het behoort tot
de duurste gerechten op de wereld.
materialen in deze afvalstromen zijn
niet meer te recyclen. Deze opgeloste
stoffen worden opgeslagen in afvalbekkens (figuur 4). Het water wordt
in deze bekkens langzaam verwijderd
en het droge afval wordt opgeslagen.
Voor een ring van 10 g puur goud
ontstaat ongeveer 24 ton afval.
Zuiverheid
De toepasbaarheid van goud is gekoppeld aan de zuiverheid van het materiaal. Deze zuiverheid wordt uitgedrukt
in karaat. Zuiver goud is 24 karaat.
Een karaat goud komt overeen met
4,15 massaprocent goud. Zuiver goud
is zacht en gemakkelijk te vervormen;
daarom wordt het veelal gemengd met
andere metalen waarbij legeringen
worden gevormd. Deze legeringen
hebben betere eigenschappen, zoals
een veel grotere hardheid. Zo worden
juwelen in Nederland meestal gemaakt
van 14 karaat goud. De overige
10 karaat bestaat uit andere metalen,
meestal zilver, koper of nikkel.
Toepassingen van goud
▲ figuur 5 De golden phoenix cupcake kost meer dan duizend US dollar.
8
Ongeveer vijftig procent van het jaarlijks gedolven goud wordt gebruikt om
er juwelen en sieraden van te maken.
Goud is erg waardevast, waardoor
het een veilige vorm van belegging
is. Veel goud ligt op deze manier in
kluizen opgeslagen. Sinds Griekenland
een enorme staatsschuld heeft opgebouwd, is het vertrouwen in bijvoorbeeld de euro afgenomen en wordt er
nog meer in goud belegd.
Sinds 2012 wordt goud weer gebruikt
als betaalmiddel. Zo betaalt China
de olie die het koopt met goud. Ook
heeft een aantal Amerikaanse staten
een wet aangenomen waarin staat
dat mag worden betaald met goud.
Vroeger was goud onderpand voor de
munteenheid van een land. Zo heeft
De Nederlandsche Bank nog ongeveer
vijftien miljard euro in 24 karaat
goudreserves. Verder wordt goud veel
gebruikt in elektronica als geleidend
materiaal. Het is zo geschikt doordat
het goed de stroom geleidt en het
niet corrodeert, waardoor de stroomgeleiding na verloop van tijd niet
vermindert.
In de bouw wordt goud gebruikt als
warmtereflecterend materiaal, in de
geneeskunde als medicijn en in de
chemische industrie als katalysator.
Goud wordt zelfs gebruikt als ingrediënt in maaltijden (figuur 6). Het is
een officieel erkend additief en heeft
E-nummer 175. Het aantal toepassingen van goud neemt nog steeds
toe en daarmee ook de vraag naar dit
zeldzame edelmetaal.
1
Goud
Goud komt als niet-ontleedbare stof in gouderts voor. IJzer komt
meestal in een verbinding in ijzererts voor.
a Geef de formule van goud.
b Leg uit waarom ijzer meestal als verbinding in ijzererts voorkomt.
2
Goudwinning
Het masker van de farao (figuur 1) bevat 11 kg 24 karaat goud.
a Bereken hoeveel ton afval tegenwoordig bij het winnen van het
goud voor het masker zou resteren.
b Bereken hoeveel ton e-waste minimaal nodig is voor het winnen van
11 kg 24 karaat goud.
c Leg uit welke scheidingsmethode kan worden gebruikt om de resten
van het gouderts te scheiden van het opgeloste goud.
d Leg uit waarom bij de reactie tussen opgelost goud en zink wordt
gewerkt met een overmaat zink.
De zure afvalstroom ontstaat bij het omzetten van het zink met behulp
van zwavelzuur. In plaats van zink kan ook koolstof worden gebruikt.
Wanneer koolstof wordt gebruikt, is er minder zink en zwavelzuur
nodig. De koolstof kan worden hergebruikt.
e Leg uit of het gebruik van koolstof voor de winning van goud vanuit
milieuoogpunt moet worden gestimuleerd.
f Bedenk zelf nog een chemische oplossing waarmee het gevaar van
de zure afvalstroom kan worden verminderd.
3
Bruidstranen
Goud wordt ook gebruikt in voedsel. Een bekend drankje dat goud
bevat, is bruidstranen dat soms bij een huwelijk wordt gedronken.
Bruidstranen bevat 24 karaat goud.
a Leg uit waarom alleen 24 karaat goud wordt gebruikt.
b E175 wordt meestal in zoetwaren gebruikt.
Waarvoor zal het worden gebruikt?
c Leg uit wat de voedingswaarde van goud is.
9
THEORIE • HOOFDSTUK 1 CHEMISCH REKENEN
THEORIE
REKENEN
THEORIE••HOOFDSTUK
HOOFDSTUK1 1CHEMISCH
ZUUR-BASE
1 Atoombouw en periodiek systeem
In deze paragraaf leer je:
• de belangrijkste ontwikkelingen van het atoommodel te beschrijven;
• het atoommodel van Bohr te beschrijven;
• te beschrijven wat isotopen zijn;
• te beschrijven wat de opbouw van het huidige periodiek systeem is;
• de laatste ontwikkelingen in het periodiek systeem te benoemen.
Wereldoorlog werkte hij in de Verenigde Staten mee aan de ontwikkeling van de atoombom.
Als eerbetoon voor alle bijdragen die Bohr aan de scheikunde en natuurkunde heeft geleverd,
is er een atoomsoort naar hem vernoemd: Bohrium, Bh.
▼ tabel 2 de elektronenschillen van het atoommodel van Bohr met hun maximale aantallen elektronen
schil
elektronen
K
2
L
8
M
18
Het niveau van een beschaving hangt in grote mate samen met het beheersen van chemische
Elke
processen, zoals het winnen van ijzer, het stoken van alcohol, de productie
vantheorieparagraaf
cement en
beton en het zieden van zeep. Toch duurde het tot ver in de negentiende start
eeuw voordat
wetenmet een
opsomming
schappers begonnen te begrijpen hoe deze technieken werken. Met de ontwikkeling
van
het
van de leerdoelen.
atoommodel vielen vele puzzelstukjes op hun plaats.
James Chadwick, een leerling van Rutherford, ontdekte in 1932 het neutron waarmee het
atoommodel compleet is. Het atoommodel beschrijft een atoom dat bestaat uit negatief
geladen elektronen die in banen om een kleine kern van positief geladen protonen en neutrale
neutronen heen cirkelen (tabel 3).
Scheikunde vroeger en nu
▼ tabel 3 lading en massa van de bouwstenen van atomen
Een van de eerste wetenschappers die een theorie opstelde over de eigenschappen van stoffen
en de opbouw ervan, was Demokritos (circa 460–370 v.Chr.). Hij stelde dat materie niet eindeloos kan worden opgedeeld, maar dat je uiteindelijk bij een kleinste deeltje uitkomt dat niet
langer deelbaar is. Dit deeltje noemde hij atoom, van het Griekse atomos: ondeelbaar.
Het is haast onvoorstelbaar hoe dicht deze ruim tweeduizend jaar oude theorie bij de moderne
scheikunde staat. Er zijn op dit moment (2016) 118 atoomsoorten bekend. De laatste paar zijn
nog maar heel kort geleden ontdekt. Van deze 118 atoomsoorten komen er 92 in de natuur
voor. De andere zijn de mens gemaakt.
1897
1911
1914
1932
Demokritos
Thomson
Rutherford
Bohr
Chadwick
Dalton
–
+
–
+
–
–
+
+
–
–
–
+
+
+
+
+
–
–
–
+
+ +
+
+
K-schil
+
+
M-schil
L-schil
+
+
–
+
–
–
–
–
–
–
Ontwikkeling van het atoommodel
In tabel 1 is de ontwikkeling van het atoommodel in de tijd weergegeven. Na Demokritos
spreekt Dalton pas in 1808 weer over atomen als harde, ondeelbare deeltjes. Wanneer Thomson
in 1897 het elektron ontdekt, betekent dit het einde van deze theorie. Als er negatief geladen
deeltjes kunnen worden vrijgemaakt uit neutrale materie, dan moeten er ook positief geladen
deeltjes bestaan.
Ernest Rutherford stelde in 1911 experimenteel vast dat een atoom is opgebouwd uit een positieve kern met daaromheen een negatief geladen elektronenwolk.
Niels Bohr verfijnde dit model door de elektronen een vaste baan rond de kern toe te kennen.
Door dit te doen, kon hij een aantal niet eerder te verklaren verschijnselen uitleggen. Hij
noemde deze banen elektronenschillen. Hoe verder een schil zich van de kern bevindt, hoe
meer elektronen hij kan bevatten. In de eerste (K), de tweede (L) en de derde (M) schil passen
respectievelijk twee, acht en achttien elektronen (tabel 2). Bohr ontving voor zijn werk in 1922
de Nobelprijs voor de Natuurkunde. Bohr was niet alleen een briljant theoreticus, in de Tweede
10
plaats
lading (e)
massa (u)
proton (p +)
atoomkern
1+
1,0073
neutron (n)
atoomkern
0
1,0087
elektron (e –)
elektronenwolk
1–
0,000 55
De lading van een proton en elektron is zo klein dat het niet zinvol is om deze uit te drukken
in de gebruikelijke eenheid voor lading: coulomb. De lading van een proton en een elektron
is de kleinst mogelijke lading die kan voorkomen. Deze waarde wordt daarom het elementair
ladingskwantum e genoemd. Een elementair ladingskwantum is gelijk aan 1,60∙10–19 C (Binas
tabel 7A).
▼ tabel 1 de ontwikkeling van het atoommodel in de tijd
circa 450 v.Chr. 1808
deeltje
Atoomnummer en massagetal
elektron
proton
neutron
Het aantal protonen dat zich in de kern van een atoom bevindt, bepaalt de identiteit van het
atoom. Dit aantal wordt het atoomnummer genoemd en wordt meestal links onder het atoomsymbool geplaatst, bijvoorbeeld 8O. Het aantal elektronen in een atoom is gelijk aan het aantal
protonen, want een atoom is elektrisch neutraal. Het aantal protonen verandert bij een chemische reactie nooit.
Behalve protonen bevinden zich in de kern ook neutronen. Deze bepalen mede de massa van
het atoom, maar hebben geen invloed op de chemische eigenschappen. Van de meeste atoomsoorten bestaan meerdere isotopen. Isotopen zijn atomen die hetzelfde aantal protonen in de
kern hebben, maar een verschillend aantal neutronen. Isotopen worden van elkaar onderscheiden door het massagetal: de som van het aantal protonen en neutronen dat zich in de kern
van een atoom bevindt. Dit massagetal staat vaak links boven het atoomsymbool, maar wordt
er ook wel achter geplaatst: 16O of O-16. De isotopen van de verschillende atoomsoorten zijn
vermeld in Binas tabel 25A. In deze tabel staan onder meer het atoomnummer, het massagetal
en het voorkomen in de natuur van de isotopen. Wanneer er geen percentage staat vermeld bij
voorkomen in de natuur, dan is deze isotoop kunstmatig gemaakt.
Voor atomen geldt:
atoomnummer = aantal protonen = aantal elektronen
massagetal = aantal protonen + aantal neutronen
11
THEORIE • HOOFDSTUK 1 CHEMISCH REKENEN
THEORIE
REKENEN
THEORIE••HOOFDSTUK
HOOFDSTUK1 1CHEMISCH
ZUUR-BASE
Voorbeeldopgave 1
Beschrijf volgens het atoommodel van Bohr de atoombouw van een 37
17Cl-atoom.
Uitwerking
37
17Cl heeft atoomnummer 17.
Het aantal protonen in de atoomkern is gelijk aan het atoomnummer.
37
17Cl heeft dus 17 protonen.
Cl heeft het massagetal 37.
massagetal = aantal protonen + aantal neutronen
Invullen geeft: 37 = 17 + aantal neutronen.
Er zijn dus 20 neutronen aanwezig in 37
17Cl.
In de natuur komen van bijna alle atomen verschillende isotopen naast elkaar voor. Hierdoor
is het gewogen gemiddelde van de atoommassa van een element vrijwel nooit gelijk aan de
atoommassa van een enkele isotoop. De relatieve atoommassa A is een gewogen gemiddelde
van de atoommassa’s van de verschillende isotopen. A is afhankelijk van de verhouding waarin
de verschillende isotopen in de natuur voorkomen. Deze staan vermeld in Binas tabel 25A. In
het periodiek systeem in Binas tabel 99 is de relatieve atoommassa van elk element vermeld.
Voorbeeldopgave 2
37
17
Bereken de relatieve atoommassa van Cl.
aantal elektronen = aantal protonen
Uitwerking
In Binas tabel 25A vind je:
35
Cl
34,968 85 u
75,78%
37
Cl
36,965 90 u
24,22%
Er zijn dus 17 elektronen die als volgt over de schillen zijn verdeeld:
K-schil: 2
L-schil: 8
M-schil: 7
De relatieve atoommassa is dan: 0,7578 × 34,968 85 + 0,2442 × 36,965 90 = 35,45 u.
Deze waarde komt overeen met de relatieve atoommassa van 35,45 u die in Binas tabel 99 is
gegeven.
Het atoom 37
17Cl ziet er als volgt uit:
Periodiek systeem der elementen
Omdat er steeds meer elementen werden ontdekt, wilden wetenschappers ze systematisch
kunnen rangschikken. Met alleen kennis van de atoommassa’s en de chemische eigenschappen
was dat nog een hele klus. In de tweede helft van de negentiende eeuw waren er 56 elementen
bekend. Verschillende wetenschappers waren ervan overtuigd dat er een ordening in de elementen moest kunnen worden aangebracht. Mendelejev was de eerste die met een overtuigend
systeem kwam. Hij rangschikte de elementen naar oplopende atoommassa en naar eigenschappen van het element. Opzienbarend was het feit dat hij plekken openliet voor elementen die
nog moesten worden ontdekt en waarvan hij de eigenschappen nauwkeurig voorspelde. Met
de ontdekking van het element germanium, dat Mendelejev als eka-silicium had beschreven,
kwam de erkenning dat zijn systeem juist was (tabel 4). Zijn periodiek systeem der elementen
werd wereldwijd aanvaard.
▼ tabel 4 de voorspellingen van Mendelejev en de werkelijke eigenschappen van germanium
kern Cl-37: 17 p+ en 20 n
▲ de atoombouw van Cl volgens het atoommodel van Bohr
37
17
Atoommassa
Omdat de massa van atomen heel klein is, wordt de atomaire massa-eenheid u gebruikt. De
precieze waarde van de atomaire massa-eenheid is als volgt gedefinieerd:
1u=
1
van de massa van één 126C-atoom; dit is gelijk aan 1,66∙10–27 kg (Binas tabel 7B).
12
Omdat in werkelijkheid de massa van een neutron en een proton niet precies gelijk is aan 1,0 u
en de massa van de elektronen, hoe klein ook, wel meetelt, is de atoommassa niet gelijk aan het
massagetal. In Binas tabel 25A vind je de atoommassa’s van de verschillende isotopen in vijf
decimalen nauwkeurig.
12
eigenschap
eka-silicium, voorspeld in 1871
germanium, ontdekt in 1886
atoommassa
72 u
72,3 u
dichtheid
5,5 g cm–3
5,47 g cm–3
formule oxide
XO2
GeO2
dichtheid oxide
4,7 g cm
kookpunt chloride
< 100 °C
4,703 g cm–3
–3
86 °C
Perioden en groepen
In het huidige periodiek systeem staan elementen in volgorde van atoomnummer van links
naar rechts in perioden gerangschikt (figuur 1). Elke periode komt overeen met een schil volgens het atoommodel van Bohr. Naarmate het atoomnummer toeneemt, worden de perioden
van het periodiek systeem steeds breder doordat het aantal elektronen in de opeenvolgende
schillen toeneemt. Elementen met vergelijkbare eigenschappen staan onder elkaar in groepen.
13
THEORIE • HOOFDSTUK 1 CHEMISCH REKENEN
THEORIE
REKENEN
THEORIE••HOOFDSTUK
HOOFDSTUK1 1CHEMISCH
ZUUR-BASE
De eigenschappen, zoals reactiviteit, worden bepaald door het aantal elektronen in de buitenste schil: de valentie-elektronen. De elementen met hetzelfde aantal valentie-elektronen hebben
dus overeenkomstige chemische eigenschappen. De verdeling van de elektronen over de schillen
noemen we de elektronenconfiguratie.
groep
3
11
Natrium
4
39,10
85,47
55
132,9
40,08
44,96
22
47,90
Calcium
38
87,62
Strontium
56
137,3
Scandium
39
88,91
Y
Yttrium
57
138,9
Titaan
40
91,22
23
Silicium
V
Vanadium
41
92,91
24
52,01
25
54,94
26
55,85
17
B
Boor
13
26,98
27
58,93
28
58,71
29
63,54
6
12,01
C
Koolstof
14
28,09
Al Si
30
65,37
31
69,72
7
14,01
N
Stikstof
15
Silicium
32
72,59
30,97
P
Fosfor
33
74,92
8
16,00
O
72
178,5
Niobium
73
181,0
9
19,00
4,003
16
32,06
S
Zwavel
34
78,96
10
De elementen van de niet-metalen zijn vaak gasvormig bij kamertemperatuur. Ze staan, op
waterstof na, rechts in het periodiek systeem. De moleculen van een aantal niet-metalen zijn
vaak ongelijk aan de atoomsoort, omdat ze zijn opgebouwd uit twee dezelfde atomen (tabel 5).
Met het element stikstof kan dus zowel de niet-ontleedbare stof N2(g) als de atoomsoort N
worden bedoeld.
▼ tabel 5 molecuulformules van niet-ontleedbare stoffen die bestaan uit twee dezelfde atomen
20,18
F Ne
Zuurstof
Fluor
17
Neon
35,45
18
39,95
Cl Ar
Chloor
35
Argon
79,90
36
83,80
Cr Mn Fe Co Ni Cu Zn Ga Ge As Se Br Kr
Chroom
42
95,94
Mangaan
43
(98)
IJzer
44
101,1
Kobalt
45
102,9
Nikkel
46
106,4
Koper
47
107,9
Zink
48
112,4
Gallium
49
114,8
Germanium
50
118,7
Arseen
51
121,8
Seleen
52
127,6
Zr Nb Mo Tc Ru Rh Pd Ag Cd In Sn Sb Te
Zirkonium
18
16
Helium
5
symbool
zwart vast
blauw vloeistof
rood gas
(119) onontdekt
naam
50,94
15
He
10,81
Aluminium
21
14
2
Magnesium
20
13
28,09
Si
edelgassen
12
Molybdeem
74
183,8
Technetium
75
186,2
Ruthenium
76
190,2
Rhodium
77
192,2
Palladium
78
195,1
Zilver
79
197,0
Cadmium
80
200,6
Indium
81
204,4
Tin
82
Antimoon
207,2
83
209,0
Broom
53
Telluur
84
(210)
Krypton
126,9
I
Jood
85
54
131,3
Xe
Xenon
(210)
86
(222)
Cs Ba La Hf Ta W Re Os Ir Pt Au Hg Tl Pb Bi Po At Rn
Cesium
87
7
24,31
Rb Sr
Rubidium
6
12
11
atoommassa
14
niet-metalen
K Ca Sc Ti
Kalium
37
atoomnummer
andere metalen
Beryllium
Na Mg
19
5
4
10
(223)
Barium
88
226,0
Lanthaan
89
227,0
Hafnium
104
(267)
Tantaal
105
(268)
Wolfraam
106
(269)
Renium
107
(270)
Osmium
108
(269)
Iridium
109
(278)
Platina
110
(281)
Goud
111
(281)
Kwik
112
(285)
Thallium
113
(286)
Lood
114
(289)
Bismut
115
(288)
Polonium
116
(293)
Astaat
117
Radon
(294)
118
(294)
Fr Ra Ac Rf Db Sg Bh Hs Mt Ds Rg Cn Nh Fl Mc Lv Ts Og
Francium
Radium
Actinium
Rutherfordium
Dubnium
Seaborgium
Bohrium
Hassium
Meitnerium
Darmstadtium Roentgenium
Copernicium
Nihonium
Flerovium
Moscovium
Livermorium
Tennessine
3
22,99
9
overgangsmetalen
9,01
Li Be
Lithium
8
Oganesson
140,1
59
140,9
60
144,2
61
146,9
62
150,4
63
152,0
64
157,2
65
158,9
66
162,5
67
164,9
68
167,3
69
168,9
70
173,0
71
175,0
Ce Pr Nd Pm Sm Eu Gd Tb Dy Ho Er Tm Yb Lu
Cerium
90
232,0
Praseodynium
91
231,0
Neodynium
92
238,0
Promethium
93
237,0
Samarium
94
239,0
Europium
95
241,1
Gadolinium
96
247,1
Terbium
97
249,1
Dysprosium
98
251,1
Holmium
99
254,1
Erbium
100
257,1
Thulium
101
258,1
Ytterbium
102
255
Lutetium
103
257
Th Pa U Np Pu Am Cm Bk Cf Es Fm Md No Lr
Thorium
Protactinium
Uraan
Neptunium
Plutonium
Americium
Curium
Berkelium
Californium
Einsteinium
Fermium
Mendelevium
Nobelium
Lawrencium
(122-153)
element
molecuulformule
fluor
F2(g)
chloor
Cl 2(g)
broom
Br 2(l)
jood
I2(s)
zuurstof
O2(g)
stikstof
N2(g)
waterstof
H2(g)
(119) (120) (121)
58
Het periodiek systeem kan grofweg worden opgedeeld in twee groepen atoomsoorten: de
metalen en de niet-metalen. Dit is met kleuren aangegeven in figuur 1. Voor metalen geldt dat
de atoomsoort en de niet-ontleedbare stof dezelfde formule hebben. Zowel de niet-ontleedbare
stof ijzer als de atoomsoort ijzer wordt aangeduid met hetzelfde symbool: Fe(s) en Fe. De
metalen staan in het midden en links in het periodiek systeem en hebben vergelijkbare eigenschappen. Zo zijn de stoffen ijzer en zilver allebei glanzend en geleiden ze stroom en warmte
goed.
2
7
aardalkalimetalen
Waterstof
6,94
6
H
1
5
4
alkalimetalen
3
2
1,008
Metalen en niet-metalen
periode
1
1
Nieuwe elementen
Halverwege de twintigste eeuw waren er 92 elementen bekend. Inmiddels zijn er 118 elementen
bekend. De elementen met een atoomnummer groter dan uranium (atoomnummer 92) zijn
synthetische elementen (geen natuurlijke elementen). Deze zwaardere elementen kunnen alleen
kunstmatig worden verkregen in een deeltjesversneller (figuur 2). Hierin worden elementen
beschoten met geladen atomaire deeltjes. Op deze manier kan er een nieuw element ontstaan.
▲ figuur 1 het huidige periodiek systeem der elementen
De elementen in groep 18 zijn de edelgassen. Toen Mendelejev bezig was met het opstellen van
zijn periodiek systeem, waren deze gassen nog niet ontdekt. De edelgassen zijn pas laat ontdekt, omdat ze niet of nauwelijks reageren met andere stoffen. Het eerste edelgas dat bij toeval
werd ontdekt, noemde men om die reden argon, naar het Griekse argos, dat lui betekent. Het
gebrek aan reactiviteit van de edelgassen betekent dat ze zeer stabiel zijn. Als je de opbouw
van de elektronenwolk van edelgassen volgens het atoommodel van Bohr bekijkt, dan blijkt
dat edelgassen steeds twee of acht elektronen in de buitenste schil hebben. Blijkbaar zorgt deze
elektronenconfiguratie, de edelgasconfiguratie, voor veel stabiliteit.
Dit verklaart ook de reactiviteit van elementen uit andere groepen. Van de elementen in
groep 17, de halogenen, is bekend dat ze gemakkelijk met metalen reageren en daarbij een
elektron opnemen. Deze elementen bereiken de stabiele edelgasconfiguratie door een extra
elektron aan hun buitenste schil toe te voegen.
De metalen in groep 1, de alkalimetalen, reageren heftig met water en halogenen; daarbij staan
de deeltjes een elektron af aan de halogenen. Het ontstane deeltje is juist heel stabiel doordat
het nu dezelfde elektronenconfiguratie heeft als een edelgas. De aardalkalimetalen in groep 2
krijgen de edelgasconfiguratie als ze twee elektronen afstaan.
14
◀
15
figuur 2 de 27 km lange deeltjesversneller in het internationale onderzoekslaboratorium CERN in Zwitserland
THEORIE • HOOFDSTUK 1 CHEMISCH REKENEN
THEORIE
REKENEN
THEORIE••HOOFDSTUK
HOOFDSTUK1 1CHEMISCH
ZUUR-BASE
De eerste kunstmatige elementen, neptunium en plutonium, werden in 1940 in het onderzoek
naar kernreacties voor atoombommen geproduceerd. Sinds die tijd zijn er dankzij nieuwe
apparatuur nog vele elementen bij gekomen. In januari 2016 werd het bestaan van de elementen 113, 115, 117 en 118 bevestigd. Daarmee is periode 7 van het periodiek systeem volledig
gevuld. Inmiddels hebben de nieuwe elementen een naam en symbool: element 113 heet
nihonium met symbool Nh, element 115 heet moscovium met symbool Mc, element 117 heet
tennessine met symbool Ts en element 118 heet oganesson met symbool Og (figuur 1).
De elementen vanaf atoomnummer 99 hebben slechts een heel korte levensduur. Ze vallen
vrijwel meteen na hun ontstaan in veel stabielere kleinere elementen uiteen. Deze ‘superzware’
elementen komen dan ook niet buiten het laboratorium voor. De stabiliteit is uit te drukken
in de halveringstijd, ook wel halfwaardetijd Aan
genoemd.
is de van
tijd waarin
de helft van de
het Dit
einde
elke theorieparagraaf
een
beginhoeveelheid is omgezet. De halveringstijd
van
een
element
varieert
van
miljarden
jaren
tot
korte samenvatting met de kern van de lesstof.
enkele microseconden. Instabiele elementen zijn radioactief: bij het verval van deze elementen
wordt radioactieve straling uitgezonden.
Onthoud!
• Een atoom bestaat uit een atoomkern die protonen en neutronen bevat, met daaromheen
een elektronenwolk met daarin de elektronen.
• Isotopen hebben hetzelfde atoomnummer, maar een verschillend massagetal.
• Elementen worden naar atoomnummer en chemische eigenschappen in het periodiek
systeem gerangschikt weergegeven.
• De elektronen in de buitenste schil heten de valentie-elektronen.
• Elementen met een atoomnummer groter dan 92 zijn synthetische elementen.
Opdrachten
1
Atoombouw
Maak bij deze opdracht gebruik van Binas tabel 25A en 99. Leg steeds uit hoe je aan je antwoord
komt.
a Hoeveel protonen heeft een neonatoom?
b Hoeveel elektronen heeft een zilveratoom?
c Hoeveel neutronen heeft O-18?
d Van welk(e) element(en) bestaan atomen met 23 protonen?
e Van welk(e) element(en) bestaan atomen met massagetal 109?
4
Eigenschappen
Alle opgaven zijn ingedeeld naar taxonomie
In het periodiek systeem staan elementen met vergelijkbare eigenschappen onder elkaar.
(in de digitale leeromgeving).
Voor welke groepen gaat dat niet helemaal op? Licht je antwoord toe.
5
Mendelejev
Aanvankelijk had Mendelejev grote moeite met de plaatsing van het element telluur (Te). Hij
voorspelde zelfs dat de atoommassa van telluur waarschijnlijk moest worden aangepast tot ergens
tussen de 123 en 126 u.
a Raadpleeg Binas tabel 99 en leg uit waar Mendelejev twijfels over had.
b Welke ontdekking maakte een einde aan Mendelejevs probleem?
6
Atoommodellen
In het begin van de twintigste eeuw is de wetenschap erin geslaagd twee belangrijke eigenschappen
van atomen te achterhalen: (1) ze bevatten elektronen en (2) ze zijn elektrisch neutraal. Thomson
stelde daarop het volgende atoommodel voor: een atoom bestaat uit een bol positief geladen
materie met daarop ingebedde elektronen. Zijn atoommodel kreeg algauw de bijnaam ‘het plumpuddingmodel’, naar een traditioneel Engels toetje met rozijnen.
a Maak een tekening van een fluoratoom volgens het model van Thomson.
Rutherford, een studiegenoot van Thomson, deed in 1910 onderzoek naar de structuur van atomen.
Hij nam een dun blaadje goudfolie en liet er a-straling op vallen. Met behulp van fotogevoelige film
detecteerde hij vervolgens hoe de baan van de a-deeltjes (He2+) werd beïnvloed door het goudfolie
(figuur 3). Uitgaande van het model van Thomson verwachtte hij te meten dat de deeltjes allemaal
een beetje zouden worden afgebogen door de zachte bol materie van de goudatomen. Tot zijn verbazing nam hij echter iets heel anders waar, wat hem deed besluiten Thomsons atoommodel aan te
passen.
Het atoommodel van Rutherford wordt tot op de dag van vandaag als het juiste verondersteld: een
kleine positief geladen kern waarin zich bijna alle massa bevindt, met daaromheen een nagenoeg
lege ruimte waarin zich de vrijwel massaloze elektronen bevinden (elektronenwolk).
In figuur 3 staat de opstelling van Rutherfords experiment weergegeven.
goudfolie
bron van de
α-straling
bundel
α-straling
2
Isotopen
Om aan te geven welke specifieke isotoop wordt bedoeld, zijn twee notaties in symbolen mogelijk.
a Hoeveel neutronen bevat Kr-82?
b Hoeveel neutronen bevat 31Si?
c Geef beide notaties voor stikstof met massagetal 15.
d Beschrijf volgens het atoommodel van Bohr de bouw van het koolstofatoom C-14.
fotogevoelige
film
loden scherm
3
Periodiek systeem
In het periodiek systeem zijn de elementen in groepen en perioden gerangschikt. Gebruik bij deze
opdracht Binas tabel 99.
a Geef de symbolen van alle elementen in groep 10.
b Geef de symbolen van alle elementen in periode 3.
c Hoe heten de elementen in groep 17?
d In welke groep staan de edelgassen?
e Welke periode bevat geen metalen?
16
▲ figuur 3 de opstelling van het experiment van Rutherford
b Teken Rutherfords atoommodel van fluor naast dat van Thomson.
c Neem figuur 3 over en geef met rood aan waar Rutherford op basis van Thomsons atoom model verwachtte dat de a-deeltjes terecht zouden komen.
17
THEORIE • HOOFDSTUK 1 CHEMISCH REKENEN
THEORIE
REKENEN
THEORIE••HOOFDSTUK
HOOFDSTUK1 1CHEMISCH
ZUUR-BASE
d De a-deeltjes kwamen echter op heel andere plaatsen terecht. Uit het atoommodel dat
Rutherford later opstelde, kun je opmaken waar ze ongeveer terechtkwamen, door te voorspellen wat er gebeurt met a-deeltjes die op verschillende plekken op zo’n atoom botsen.
Geef met zwart aan waar de a-deeltjes daadwerkelijk terechtkwamen.
Het atoommodel van Rutherford werd verder verfijnd door Niels Bohr. Door zijn aanpassing
konden nog meer experimentele waarnemingen worden verklaard.
e Welke aanpassing maakte Bohr?
f Maak een tekening van het fluoratoom volgens het atoommodel van Bohr.
7
Groep 18
Vanaf het moment dat men argon had ontdekt, werden de andere elementen van groep 18 ook vrij
snel ontdekt. Men wist immers precies naar welk type elementen men moest zoeken.
Beschrijf zo nauwkeurig mogelijk de eigenschappen van het element dat men zocht om in groep 18
direct boven argon te zetten.
8
Isotopen van broom
Van de atoomsoort broom komen twee isotopen voor in de natuur (tabel 6).
Leg uit wat het verschil in atoombouw is tussen 79Br en 81Br.
▼ tabel 6 broomisotopen in de natuur
broomisotoop relatief voorkomen
in de natuur
massa (u)
79
Br
50,7%
78,92
81
Br
49,3%
80,92
▼ tabel 7 relatief voorkomen van zeldzame aardmetalen in basnariet
zeldzaam aardmetaal
aandeel
cerium
48,8%
lanthanium
34,0%
neodymium
11,7%
praseodymium
4,2%
samarium
0,79%
d Van de actiniden komen maar twee elementen van nature voor op aarde.
Zoek met behulp van Binas tabel 25 uit welke dat zijn.
De halveringstijd van 238U is 4,47∙109 jaar. Dat betekent dat elke 4,47∙109 jaar de hoeveelheid 238U
is gehalveerd. Na vier keer de halveringstijd is nog slechts
1
2
4
= 0,0625 van de oorspronkelijke
hoeveelheid van het isotoop over, dat is minder dan 7%. Men sluit niet uit dat sommige actiniden
wel op aarde voor zijn gekomen, maar zijn ‘uitgestorven’. De leeftijd van de aarde wordt geschat op
4,65 miljard jaar.
e Zoek in Binas tabel 25 de halveringstijd van 244Pu op.
f Stel dat er aanvankelijk een aanzienlijke hoeveelheid 244Pu op aarde voorkwam.
Is het dan aannemelijk dat deze inmiddels helemaal is vervallen? Licht je antwoord toe met
een berekening.
Meer oefening nodig? Ga naar de V-trainer.
11
Radioactieve isotopen
9
Isotopen van boor
Plusopgaven
voor
extra diepgang.
Van boor bestaan op aarde twee stabiele isotopen. B-10 komt op aarde 19,9% voor.
Bereken met behulp van Binas tabel 99 het massagetal van de tweede isotoop.
De enige isotoop van goud die in de natuur voorkomt, is 197Au. Voor kankeronderzoek wordt de
radioactieve isotoop Au-195 gebruikt. Deze synthetische isotoop wordt gemaakt in de kernreactor
in Petten (figuur 4).
*10
Lanthaniden en actiniden
De lanthaniden en actiniden zijn twee series elementen die altijd onder het periodiek systeem staan
en nooit op hun plaats tussen groep 3 en 4.
a Hoeveel groepen zou het periodiek systeem bevatten als de lanthaniden en actiniden wel op
hun plaats zouden staan? Licht je antwoord toe.
b Alhoewel de lanthaniden in dezelfde periode staan, gedragen ze zich als een groep: ze hebben
vergelijkbare chemische eigenschappen.
Leg met behulp van Binas tabel 99 uit hoe dat komt.
De lanthaniden behoren alle tot de elementen die worden aangeduid als de zeldzame aardmetalen.
De metalen zijn onmisbaar bij het maken van hightechapparaten zoals mobiele telefoons. Anders
dan de naam doet vermoeden, zijn de elementen niet zozeer zeldzaam als wel moeilijk zuiver in
handen te krijgen. Zeldzame aardmetalen worden onder andere gewonnen uit het mineraal
basnariet (tabel 7).
c Leg uit waarom het zo lastig is de lanthaniden uit dit erts zuiver in handen te krijgen.
▲ figuur 4 de kernreactor van Petten
18
19
THEORIE • HOOFDSTUK 1 CHEMISCH REKENEN
THEORIE
REKENEN
THEORIE••HOOFDSTUK
HOOFDSTUK1 1CHEMISCH
ZUUR-BASE
a Geef de overeenkomsten en de verschillen in atoombouw tussen Au-195 en Au-197.
b De radioactieve isotoop 195Au ontstaat uit een ander element. In dit element fuseren een elektron en een proton samen tot een neutron. Hierbij wordt het 195Au-isotoop gevormd.
Beschrijf de atoombouw van het element waaruit de 195Au-atomen worden gevormd.
Jaarlijks worden bij meer dan tien miljoen mensen radioactieve isotopen bij de behandeling van
ziekten gebruikt. Deze radioactieve isotopen zijn in de kernreactor van Petten gemaakt. De kernreactor zou al in 2014 worden gesloten. De reactor is vijftig jaar oud en aan vervanging toe. Er zijn
op dit moment echter nog geen alternatieve producenten van deze radioactieve isotopen. Een mogelijke oplossing is een grootschalige renovatie. Dit is een dure en tijdelijke oplossing. Deze is echter
wel op korte termijn noodzakelijk. De reactor wordt in verband met een gebrek aan veiligheid en
een verhoogd risico regelmatig stilgelegd. Mede hierdoor is de productie van de isotopen voor
nucleaire therapie achteruitgegaan. Bij de productie van deze isotopen ontstaat veel radioactief
afval. Dat moet vele jaren onder de grond worden opgeslagen.
c Leg uit of je de productie van de radioactieve isotopen belangrijk genoeg vindt om de reactor
in Petten open te houden.
Wanneer wordt gesproken over 1,00 mol stof, worden 6,02∙1023 deeltjes bedoeld. Dus 1,00 mol
water bestaat uit 6,02∙1023 watermoleculen en 1,00 mol ijzer bestaat uit 6,02∙1023 ijzeratomen.
Het getal 6,02∙1023 wordt de constante van Avogadro NA genoemd (Binas tabel 7A).
In figuur 5 is schematisch weergegeven hoe je het aantal deeltjes, N, kunt omrekenen naar het
aantal mol en omgekeerd.
× NA
n
(hoeveelheid stof)
: NA
N
(aantal deeltjes)
▲566688-01-02-06
figuur 5 omrekenen van het aantal mol naar het aantal deeltjes en andersom
Je kunt dit ook in formules opschrijven:
N
NA
N = n ∙ NA of n =
Hierin is:
• N het aantal deeltjes;
• NA de constante van Avogadro, 6,02∙1023;
• n de hoeveelheid stof, het aantal mol.
Molaire massa
Het gebruik van de mol maakt het rekenen aan een chemische reactie een stuk eenvoudiger.
Met de molaire massa M, de massa van 1 mol stof, kan een hoeveelheid massa worden omgerekend tot het aantal mol stof.
De molecuulmassa van water, H2O, is: 2 × 1,008 + 16,00 = 18,016 u. Dan is de massa van één
mol water 18,016 g. De molaire massa M(H2O) is 18,016 g mol–1.
2 De hoeveelheid stof
In deze paragraaf leer je:
• de relatie tussen de mol en de constante van Avogadro te gebruiken;
• de molaire massa met behulp van de relatieve atoommassa’s te berekenen;
• de verbanden te gebruiken die er zijn tussen de hoeveelheid stof, het aantal deeltjes, massa
en volume.
In figuur 6 is schematisch weergegeven hoe je van massa kunt omrekenen naar aantal mol en
omgekeerd.
De massa’s van atomen en moleculen druk je uit in units. Er passen ontzettend veel units in
een gram. Zo veel dat, als je wilt praten over aantallen deeltjes, termen als miljoen en miljard
niet volstaan. Een nieuwe internationale omrekenfactor, de hoeveelheid stof met als eenheid de
mol, biedt uitkomst.
Molecuulmassa
:M
m
(massa)
×M
n
(hoeveelheid stof)
▲ figuur 6 omrekenen van massa naar mol en omgekeerd
Met behulp van de relatieve atoommassa’s wordt de relatieve molecuulmassa Mr berekend.
De relatieve molecuulmassa is gelijk aan de som van de relatieve atoommassa’s van de atomen
waaruit het molecuul is opgebouwd. De relatieve atoommassa’s kun je vinden in Binas tabel 99.
Je kunt dit ook in formules opschrijven:
De mol
Hierin is:
• m de massa in gram;
• n de hoeveelheid stof, het aantal mol;
• M de molaire massa in g mol–1.
Bij reacties maak je gebruik van de deeltjesverhouding in de reactievergelijking. Daarom werk
je vaak met molecuulmassa’s. Alleen is de atomaire massa-eenheid u daarbij minder goed
bruikbaar. Je werkt in de praktijk bij reacties meestal met gram en soms met kilogram.
In de scheikunde wordt daarom internationaal gebruikgemaakt van een andere manier om
de hoeveelheid aan te geven, namelijk de hoeveelheid stof n, ook wel chemische hoeveelheid
genoemd. Deze chemische hoeveelheid is een grootheid om het aantal atomen en moleculen
uit te drukken. De eenheid waarin dit wordt gegeven, is de mol. De mol behoort tot de SI-eenheden, het Internationale Stelsel van Eenheden (Binas tabel 3A). Een mol lijkt op een dozijn.
Het zijn allebei een hoeveelheid deeltjes. De hoeveelheden zijn niet afhankelijk van het soort
deeltjes, deze staan vast. Een dozijn komt overeen met twaalf deeltjes.
20
m = n ∙ M of n =
m
M
21
THEORIE • HOOFDSTUK 1 CHEMISCH REKENEN
THEORIE
REKENEN
THEORIE••HOOFDSTUK
HOOFDSTUK1 1CHEMISCH
ZUUR-BASE
Voorbeeldopgave 3
Bereken het aantal mol methaan in 10,0 g methaan, CH4(g).
Voorbeeldopgaven met
duidelijke oplosstrategie.
Uitwerking
De massa is gegeven. Eerst moet het aantal mol met behulp van de molaire massa worden
uitgerekend.
De molaire massa van methaan wordt berekend met behulp van Binas tabel 99. Hij is ook
opgenomen in Binas tabel 98.
M(CH4) = 12,01 + 4 × 1,008 = 16,042 g mol–1
Het aantal mol kan worden berekend met n =
m
10,0
, invullen geeft n =
= 0,623 mol CH4(g).
M
16,042
Dit is gelijk aan 0,80 g mL–1. Invullen geeft:
V=
92,136
= 115 = 1,2∙102 mL ethanol
0,80
Onthoud!
• Atomen hebben een atoommassa die wordt uitgedrukt in de atomaire massa-eenheid u.
• De molecuulmassa is de som van de relatieve atoommassa’s van alle atomen in een molecuul.
• Je rekent bij reacties met het begrip hoeveelheid stof n met de mol als eenheid.
• Dichtheid is de massa per volume stof.
10,0 g methaan komt dus overeen met 0,623 mol CH4(g).
Opdrachten
Dichtheid
Wanneer stoffen zich in de vloeibare fase of gasfase bevinden, is het soms praktischer om de
hoeveelheid stof niet uit te drukken in massa of hoeveelheid stof, maar in volume. Een volume
stof kan worden omgerekend naar massa door gebruik te maken van de dichtheid r: ρ =
m
V
De SI-eenheid van de dichtheid is kg m–3. De dichtheid is afhankelijk van de temperatuur. In
Binas tabel 8 tot en met 12 staan de dichtheden van een aantal veelgebruikte stoffen bij kamertemperatuur. Wanneer je een volume wilt omrekenen in het aantal mol, dan moet je eerst het
volume omrekenen in massa.
In figuur 7 staan alle omrekenstappen samengevat in één blokschema.
V
(volume)
×p
:p
m
(massa)
:M
×M
n
(hoeveelheid stof)
× NA
: NA
N
(aantal deeltjes)
▲ figuur 7 alle rekenstappen in één blokschema
12
Molaire massa
Bereken de molaire massa van:
a kopercarbonaat, CuCO3(s).
b glycerol, C3H8O3(l).
c kaliumfosfaat, K3PO4(s).
d chloor, Cl2(g).
13
Aantal deeltjes
Gebruik figuur 7 bij de beantwoording van de volgende vragen.
a Bereken de massa in gram van 3,06∙1020 mangaanatomen.
b Bereken hoeveel joodmoleculen zich in een joodkristal van 1,3 g bevinden.
14
Massa
Bereken de massa in gram van:
a 3,3 mol zuurstofatomen.
b 3,3 mol zuurstof.
c 3,3 mol water.
15
Chemische hoeveelheid
Voorbeeldopgave 4
Bereken het volume van 2,0 mol ethanol, C2H6O(l), in milliliter (mL).
Uitwerking
Gegeven is het aantal mol. Om het volume te kunnen berekenen, moet eerst de massa worden
berekend.
Gebruik de formule m = n ∙ M.
M(C2H6O) = 46,068 g mol–1 (Binas tabel 98)
Invullen geeft: m = 2,0 × 46,068 = 92,136 g C2H6O
Vervolgens kan het volume worden berekend.
Gebruik de formule V =
Bereken de chemische hoeveelheid van:
a 16,0 g goud.
b 0,067 mg zwaveldioxide, SO2(g).
c 7,45 kg dichloormethaan, CH2Cl2(l).
16
Aantal mol
Met de
Bereken hoeveel mol chlooratomen
zichV-trainers
bevinden in: in de digitale leeromgeving
a 1,2 g chloor.
slijpen leerlingen hun vaardigheden in.
b 1,2 g waterstofchloride.
c 1,2 g tetrachloormethaan, CCl4(l).
Meer oefening nodig? Ga naar de V-trainer.
m
ρ
De dichtheid van ethanol staat in Binas tabel 11; deze is 0,80∙103 kg m–3.
22
23
THEORIE • HOOFDSTUK 1 CHEMISCH REKENEN
THEORIE
REKENEN
THEORIE••HOOFDSTUK
HOOFDSTUK1 1CHEMISCH
ZUUR-BASE
17 Molaire massa van een element
De atoommassa van een bepaald element is 1,71∙10–22 g.
Hoe groot is de molaire massa van dit element?
A 101 g mol–1
B 103 g mol–1
Integratie van
opgaven
C 105 g mol–1
uitDChemieolympiade.
107 g mol–1
18
De aarde
De massa van de aarde bedraagt ongeveer 5 976 000 000 000 000 000 000 000 kg.
a Geef deze massa in gram. Gebruik machten van 10.
Bewegingen van vloeibare metalen, met name ijzer, in de buitenkern van de aarde veroorzaken het
magnetisch veld van de aarde. Door de hoge druk is de binnenkern vast. Men schat dat 35% van de
massa van de aarde uit ijzer bestaat.
b Bereken hoeveel mol ijzer zich op en in de aarde bevindt.
c Hoeveel ijzeratomen zijn dat?
d Bereken hoeveel afstand er dan zou worden afgelegd indien al deze ijzeratomen als een snoer
op een rij liggen. Gebruik hiervoor een gegeven uit Binas tabel 40A.
e De afstand van ons zonnestelsel tot de dichtstbijzijnde ster bedraagt 4,22 lichtjaar. De lichtsnelheid bedraagt 3,00∙108 m s–1.
Komt het ijzersnoer zo ver?
Het is bij mengsels handig om uit te kunnen drukken hoe groot het gehalte van de verschillende stoffen in het mengsel is. Afhankelijk van de aard van het mengsel kan dat op verschillende manieren. De significantie waarin je deze gehaltes aangeeft, is afhankelijk van hoe
nauwkeurig het gebruikte glaswerk is geweest.
Samenstelling van mengsels
Het gehalte van een stof in een mengsel kun je uitdrukken in massa-eenheden. Het gaat dan
om het aantal delen dat de stof van het geheel uitmaakt. Wanneer het om honderdste delen
gaat, spreekt men van een percentage. Wanneer het gehalte erg laag is, drukt men het uit in
miljoenste of zelfs miljardste delen. Deze worden aangeduid als parts per million, ppm, of
parts per billion, ppb. De formules waarmee percentage, ppm en ppb worden berekend, lijken
erg op elkaar. Wel is het belangrijk te weten van welke grootheid het gehalte wordt berekend.
mstof
mdeel
∙ 100 =
∙ 100
mmengsel
mgeheel
mdeel
massa ppm =
∙106
mgeheel
mdeel
massa ppb =
∙109
mgeheel
massa% =
Bij gassen en vloeistoffen wordt als gehalte vaak het volumepercentage genomen.
volume% =
*19
Bladgoud
Van goud bestaat maar één niet-radioactieve isotoop: 197Au. Dit is tevens de enige isotoop van goud
die in de natuur voorkomt.
a Leg uit wat dit betekent voor de relatieve atoommassa van goud.
Goud heeft een zeer hoge dichtheid: 19,3 kg dm–3. Bladgoud wordt gebruikt voor versieringen van
voedsel. Voor het maken van bladgoud wordt 1,0 kg goud platgewalst totdat het een oppervlakte
heeft van 500 m2.
b Bereken de dikte van het bladgoud in millimeter.
c Een goudatoom heeft een atoomstraal van 144∙10–12 m.
Bereken hoeveel atomen er in bladgoud maximaal op elkaar liggen.
d Geef een mogelijke reden waarom het bladgoud niet dunner wordt gemaakt.
Bij sommige hoofdstukken zijn examenopgaven
opgenomen. Dit is apart aangeduid met
naar: examen - jaartal
Vstof
V
∙ 100 = deel ∙ 100
Vmengsel
Vgeheel
▶ EXPERIMENT 1
Massapercentage ijzer in staalwol
Grootheid en eenheid
Een grootheid is iets wat je kunt meten, bijvoorbeeld tijd, afstand of massa. Het symbool van
een grootheid wordt altijd cursief weergegeven. Daaraan kun je een grootheid herkennen. Een
grootheid wordt uitgedrukt in een eenheid. Internationaal zijn er afspraken gemaakt welke
eenheden men gebruikt bij welke grootheden. Zo wordt de grootheid V van volume uitgedrukt
in de eenheid m3 en de grootheid m van massa in de eenheid kg. In Binas tabel 3 en 4 staan
de grootheden met hun juiste eenheden vermeld. De eenheid is afhankelijk van wat je meet
en waarmee je meet. Zo kun je de afstand tussen jeu-de-boulesballen met een rolmaat meten
(figuur 8). De eenheid die op de rolmaat staat, is centimeter. De afstand tussen sterren is veel
groter. Daarom wordt deze afstand in lichtjaren uitgedrukt.
3 Rekenen aan gehaltes
In deze paragraaf leer je:
• hoe het gehalte van een stof in een mengsel op verschillende manieren kan worden uitgedrukt;
• het verschil tussen een grootheid en een eenheid aan te geven;
• het verschil tussen een meetwaarde en een telwaarde aan te geven;
• te beschrijven hoe de afrondingsregels bij berekeningen met meetwaarden moeten worden
toegepast.
24
◀ figuur 8 afstand meten met behulp van een rolmaat
25
THEORIE • HOOFDSTUK 1 CHEMISCH REKENEN
THEORIE
REKENEN
THEORIE••HOOFDSTUK
HOOFDSTUK1 1CHEMISCH
ZUUR-BASE
Nauwkeurigheid van meetwaarden
Afrondingsregels bij berekeningen met meetwaarden
Bij metingen ben je voor de nauwkeurigheid afhankelijk van de gebruikte meetinstrumenten.
Hoe nauwkeuriger het instrument meet, des te nauwkeuriger zijn je meetresultaten. De nauwkeurigheid van een meetwaarde wordt met een aantal significante cijfers weergegeven. Significante cijfers zijn cijfers die ertoe doen, ook wel betekenisvolle cijfers genoemd. Hoe nauwkeuriger een meetwaarde, des te meer significante cijfers.
Je bepaalt het aantal significante cijfers van een meetwaarde altijd door te tellen vanaf het eerste cijfer anders dan 0, waarbij je altijd rechts van die 0 begint te tellen. De nullen aan het eind
tellen mee als significante cijfers. Het aantal significante cijfers van een gemeten afstand van
0,002 30 m is dus drie, want je kunt dit ook schrijven als 2,30∙10–3 m.
In een berekening worden altijd verschillende meetwaarden gebruikt. Die meetwaarden hoeven
niet allemaal hetzelfde aantal significante cijfers te hebben. Het eindantwoord dient zo nauwkeurig te zijn als de minst nauwkeurige meetwaarde. Daarom gelden de volgende vuistregels:
1 Bij optellen en aftrekken wordt het eindantwoord afgerond op het aantal decimalen van de
meetwaarde met het minste aantal decimalen.
Bijvoorbeeld: 1,003 m + 0,5 m = 1,503 m en wordt dan afgerond 1,5 m.
2 Bij delen en vermenigvuldigen wordt het eindantwoord afgerond op het aantal significante
cijfers van de meetwaarde met het minste aantal significante cijfers.
Bijvoorbeeld: 3,34 m × 5,026 m = 16,786 84 m2 wordt dan afgerond 16,8 m2.
3 Wanneer in een berekening zowel wordt opgeteld (of afgetrokken) als vermenigvuldigd (of
gedeeld), treedt eerst regel 1 in werking en dan regel 2.
Bijvoorbeeld: (1,003 s + 0,5 s) × 3,33 m s–1 = 1,503 × 3,33 = 5,004 99 m wordt 5,0 m omdat
de uitkomst van de optelsom 1,5 twee significante cijfers heeft, en dat is minder dan de drie
significante cijfers van 3,33. Dit komt zelden voor.
Het gebruikte meetinstrument bepaalt de nauwkeurigheid. Als je 50 mL water in een bekerglas
afpast, dan is het volume 50 mL, in een maatcilinder is het volume 50,0 mL en in een maatkolf
is het volume 50,00 mL. Bij het bekerglas heb je het volume in twee significante cijfers, bij de
maatcilinder in drie en bij de maatkolf in vier significante cijfers (figuur 9).
Verantwoord afronden houdt meestal in dat je het antwoord in hetzelfde aantal significante
cijfers geeft als het gebruikte gegeven met het minste aantal significante cijfers.
Opmerkingen
• Besef dat je rekenmachine geen rekening houdt met significantie. Afronden moet je zelf
doen.
• Een tussenuitkomst mag je nooit afronden. Laat die waarde in je rekenmachine staan.
• Rond alleen het eindantwoord af in het juiste aantal significante cijfers.
▶ EXPERIMENT 2
Dichtheid bepalen
Onthoud!
•
•
•
•
•
▲ figuur 9 Met een reageerbuis, een bekerglas, een maatcilinder en een maatkolf kun je een hoeveelheid vloeistof afmeten.
Wetenschappelijke notatie
Gehaltes kun je uitdrukken in percentage, ppm en ppb.
Significante cijfers gelden alleen voor meetwaarden, niet voor telwaarden.
Bij afronding moet je rekening houden met het aantal significante cijfers.
Bij optellen en aftrekken gaat het om het aantal decimalen.
Bij vermenigvuldigen en delen gaat het om het aantal significante cijfers.
Opdrachten
20
Significante cijfers
Getallen kun je volledig uitschrijven of verkort weergeven via de wetenschappelijke notatie.
Daarbij geef je het getal aan met één cijfer voor de komma en vul je het verder aan met een
tiende macht. Zo geef je 40,8 weer als 4,08∙101 en 0,0054 als 5,4∙10–3. Vooral voor heel grote en
heel kleine getallen is de wetenschappelijke notatie een uitkomst. Kijk maar eens naar het getal
van Avogadro. Dat is anders niet goed op te schrijven: 6,02∙1023 deeltjes mol–1.
Meetwaarden en telwaarden
Wanneer bij een experiment een meting drie keer wordt uitgevoerd, moeten de drie gemeten
waarden worden opgeteld en gedeeld door drie om de gemiddelde meetwaarde te berekenen.
Het getal 3 heeft dan maar één cijfer, maar het aantal significante cijfers wordt hier natuurlijk niet door bepaald. ‘Drie’ is in dit geval namelijk geen meetwaarde, maar een telwaarde.
Telwaarden zijn natuurlijke gehele getallen. Een ander voorbeeld van een telwaarde is het
atoomnummer. Een atoom kan niet 1,67 protonen bevatten en je kunt een meting niet 1,3 keer
uitvoeren.
26
Hoeveel significante cijfers hebben de volgende meetwaarden?
a 10,0 mmol
b 1,06 kg
c 0,003 L
d 12,01 g
Opdrachten kun je zowel digitaal
e 1,0006 dm3
(met feedback: extra leermoment) als
op papier maken.
27
THEORIE • HOOFDSTUK 1 CHEMISCH REKENEN
THEORIE
REKENEN
THEORIE••HOOFDSTUK
HOOFDSTUK1 1CHEMISCH
ZUUR-BASE
Loden leidingen
21
Rekenen met meetwaarden
Geef bij de volgende opdrachten steeds het antwoord in het juiste aantal significante cijfers. Ga
ervan uit dat alle getallen meetwaarden zijn.
a Bereken hoeveel kubieke decimeter oplossing ontstaat wanneer 10 dm3 oplossing wordt
gemengd met 6,3 dm3 oplossing. Verwaarloos volumeveranderingen door mengen.
b Bereken hoeveel gram stof er aanwezig is wanneer 0,06 mol van een stof met een molaire
massa van 202 g mol–1 wordt afgewogen.
c Bereken hoeveel mol er overblijft wanneer van 1000 mol 0,47 mol reageert.
d Bereken hoeveel milliliter oplossing aanwezig is in elk bekerglas wanneer 880 mL evenredig
wordt verdeeld over twee bekerglazen.
e Bereken de molaire massa als gegeven is dat 0,000 142 1 mol een massa heeft van 0,023 11 g.
f Bereken de totale massa legering wanneer 900 kg goud wordt gemengd met 1,2∙104 kg zilver.
22
Gemiddelde temperatuur
Heb je nog loden drinkwaterleidingen in huis? Let dan op als
je flesvoeding aan een zuigeling geeft. Lood uit leidingen dat
in het drinkwater belandt, kan een (klein) gezondheidsrisico
opleveren voor de zuigeling. Voor volwassenen en kinderen
boven één jaar zijn er geen risico’s.
Eind 1997 is binnen de Europese Gemeenschap een gemeenschappelijk standpunt bereikt over de herziening van de
EG-Drinkwaterrichtlijn. Hierin staat dat de norm voor de
concentratie lood 10 µg per liter is. Dit moet uiterlijk vijftien
jaar nadat de Drinkwaterrichtlijn van kracht is gegaan, in alle
lidstaten zijn bereikt.
naar: www.milieucentraal.nl
Lood is een zwaar metaal en kan milieuproblemen veroorzaken. Maar loden leidingen zijn geen milieuprobleem, aangezien er zeer weinig lood vanuit de leiding via het drinkwater
in het milieu terechtkomt. Via andere bronnen, zoals uitlaat-
▲ figuur 10 loden leidingen
In een ruimte wordt elk uur de temperatuur gemeten. De resultaten staan in tabel 8.
Bereken de gemiddelde temperatuur gedurende de meting.
27
Loodgehalte
▼ tabel 8 meetresultaten
t(h)
0
1
2
3
4
5
T(K)
237,15
238,03
237,65
237,88
238,10
237,91
Massapercentage
23
IJzer wordt onder andere gewonnen uit het mineraal hematiet, Fe2O3(s).
Bereken het massapercentage ijzer in hematiet.
24
Glucose-oplossing
Berber maakt een glucose-oplossing. Ze lost 0,12 g glucose, C6H12O6(s), op tot 250 g oplossing. De
dichtheid van de glucose-oplossing is 0,998 kg L–1.
a Bereken hoeveel mol glucose wordt opgelost.
b Bereken het volume van de glucose-oplossing in liter.
c Bereken het massa-ppm glucose in de glucose-oplossing.
gassen, komt veel meer lood in het milieu. Water in loden
drinkwaterleidingen kan wel lood bevatten, maar dat is zo
weinig dat het voor mensen niet schadelijk is, al is er wel een
(gering) risico voor zuigelingen.
Lees figuur 10.
Wanneer het loodgehalte in het lichaam meer dan 3,5 µg lood per kilogram lichaamsgewicht is, is
dit schadelijk voor de gezondheid.
a Leg uit dat voor volwassenen en kinderen lood in drinkwater geen risico vormt, maar voor
zuigelingen wel.
De huidige norm voor de concentratie lood is 10 µg per liter drinkwater. De dichtheid van drinkwater is 1,0 kg L–1.
b Bereken het massa-ppb lood in drinkwater.
c Bereken hoeveel liter drinkwater met 10 µg lood per liter een zuigeling met een lichaams gewicht van 3,5 kg maximaal mag drinken.
*28
24 karaat goud
De Egyptische farao Toetanchamon werd begraven in een 22 karaat gouden grafkist van 110 kg
(figuur 11). De zuiverheid van goud wordt uitgedrukt in karaat. Puur goud is 24 karaat goud. Goud
van 12 karaat bestaat voor de helft van de massa uit andere metalen dan goud.
25 Element X
Een verbinding met de formule X2O5 bevat 34,8 massa% zuurstof.
Welk element is X?
Aarseen
Bbismut
Cfosfor
Dmangaan
26
Alcoholoplossing
Een alcoholoplossing wordt gemaakt door 10 mL alcohol te mengen met 10 mL water. Dit geeft
19 mL alcoholoplossing. Gebruik voor de volgende vragen gegevens uit Binas tabel 11.
a Bereken het massapercentage alcohol in het mengsel.
b Bereken de dichtheid van de alcoholoplossing in milligram per liter.
▲ figuur 11 de gouden grafkist van Toetanchamon
28
29
THEORIE • HOOFDSTUK 1 CHEMISCH REKENEN
a
b
c
THEORIE
REKENEN
THEORIE••HOOFDSTUK
HOOFDSTUK1 1CHEMISCH
ZUUR-BASE
Bereken het massapercentage goud in 22 karaat goud.
Bereken hoeveel kilogram puur goud in de kist van Toetanchamon is verwerkt.
De verkoopprijs van een 24 karaat goudbaar van 1,0 kg is ongeveer € 32.000,–.
Bereken de waarde van het goud in de grafkist van Toetanchamon in euro.
De dichtheid van goud neemt af naarmate het aantal karaat goud afneemt. Zo is 18 karaat witgoud
een legering van goud met nikkel.
d Leg uit waarom de dichtheid van 18 karaat witgoud lager is dan die van 24 karaat goud.
e Bereken de dichtheid van 18 karaat witgoud in gram per milliliter. Gebruik daarbij gegevens
uit Binas tabel 8.
Stappenplan rekenen aan reacties
Stap 1: Geef de reactievergelijking.
Stap 2: Reken de gegeven grootheid om naar mol.
Stap 3: Gebruik de molverhouding uit de reactievergelijking.
Stap 4: Reken de hoeveelheid mol om naar de juiste grootheid en eenheid.
Stap 5: Controleer de significantie.
Voorbeeldopgave 5
Een auto rijdt op benzine. Neem als molecuulformule voor benzine C8H18(l).
Bereken hoeveel kilogram zuurstof je nodig hebt voor de volledige verbranding van 1,00 kg
benzine in een automotor.
Uitwerking
Stap 1: Geef de reactievergelijking.
2 C8H18(l) + 25 O2(g) g 16 CO2(g) + 18 H2O(g)
4 Rekenen aan reacties
Stap 2: Reken de gegeven grootheid om naar mol.
M(C8H18) = 8 × 12,01 + 18 × 1,008 = 114,22 g mol–1
In deze paragraaf leer je:
• hoe met behulp van de molverhouding de chemische hoeveelheden bij reacties kunnen
worden berekend;
• hoe het stappenplan bij het rekenen aan reacties wordt gebruikt;
• de overmaat en de ondermaat bij een reactie te bepalen.
1,00 kg benzine = 1000 g, dus n =
In de chemische industrie
gaat het vaak
om molrekenen
de omzetting van beginstoffen in waardevolle
Verdieping
van
bruikbare producten. Om
dit
zo
efficiënt
mogelijk
te kunnen doen, is het belangrijk om de stofuit leerjaar 3.
fen in de juiste verhouding te laten reageren. Omdat de molaire massa’s van stoffen vaak niet
hetzelfde zijn, wordt voornamelijk de hoeveelheid stof n gebruikt om te rekenen aan reacties.
Molverhouding
In leerjaar 3 heb je geleerd dat bij chemische reacties moleculen van beginstoffen verdwijnen en
nieuwe moleculen van reactieproducten ontstaan. De verhouding waarin deze moleculen verdwijnen en ontstaan, kun je afleiden uit de reactievergelijking. Als je wilt rekenen aan reacties
is het opstellen van een kloppende reactievergelijking dus erg belangrijk. De reactievergelijking
voor de volledige verbranding van glucose is:
C6H12O6(s) + 6 O2(g) g 6 CO2(g) + 6 H2O(l)
Uit de coëfficiënten in deze reactievergelijking kun je afleiden dat voor de verbranding van elk
glucosemolecuul zes zuurstofmoleculen nodig zijn en dat daaruit zes koolstofdioxidemoleculen
en zes watermoleculen worden gevormd. De molecuulverhouding C6H12O6 : O2 : CO2 : H2O is
dus 1 : 6 : 6 : 6. Rekenen met de chemische hoeveelheid n maakt dat je de molecuulverhouding
bij chemische reacties direct kunt omzetten in de molverhouding. Dat betekent in dit voorbeeld
dat 1 mol glucose 6 mol zuurstof verbruikt en dat er 6 mol koolstofdioxide en 6 mol water
ontstaan.
Uit de reactievergelijking kun je de molverhouding afleiden waarin de stoffen reageren en ontstaan. Door het aantal mol om te rekenen in het aantal gram of het aantal liter, kun je precies
berekenen welke hoeveelheden bij een reactie nodig zijn en welke hoeveelheden er ontstaan. Bij
het rekenen aan reacties is het handig om gebruik te maken van het stappenplan. In voorbeeldopgave 5 is dit stappenplan uitgewerkt voor de verbranding van benzine.
30
Duidelijke stappenplannen
om specifieke werkwijze aan
te leren.
m
1000
=
= 8, 755 mol C8H18(l)
M 114, 22
Stap 3: Gebruik de molverhouding uit de reactievergelijking.
2 mol C8H18(l) reageert met 25 mol O2(g).
1 mol C8H18(l) reageert met 25 / 2 = 12,5 mol O2(g).
8,755 mol C8H18(l) reageert dan met 8,755 × 12,5 = 109,4 mol O2(g).
Stap 4: Reken de hoeveelheid mol om naar de juiste grootheid en eenheid.
M(O2) = 2 × 16,00 = 32,00 g mol–1
De massa van 109,4 mol O2(g) is: m = n ∙ M = 109,4 × 32,00 = 3500,8 g = 3,5008 kg O2(g).
Stap 5: Controleer de significantie.
Het gegeven 1,00 kg C8H18(l) staat in drie significante cijfers. Dan moet het antwoord ook in
drie significante cijfers. Het juiste antwoord is dus 3,50 kg O2(g).
Ondermaat en overmaat
Wanneer stoffen met elkaar reageren, nemen de hoeveelheden van de beginstoffen af en
worden de hoeveelheden van de reactieproducten groter. De beginstof die als eerste op is,
wordt ook wel de stof in ondermaat genoemd, of kortweg
ondermaat. De stof in ondermaat van de reagerende beginstoffen bepaalt hoeveel product er maximaal kan worden
gevormd. De beginstof waarvan nog stof overblijft, wordt
de stof in overmaat genoemd. Wanneer een erlenmeyer met
lucht over een waxinelichtje wordt geplaatst en het kaarsje
gaat na verloop van tijd uit, dan was de zuurstof in de
lucht in ondermaat aanwezig. De stof in overmaat is het
kaarsvet van het waxinelichtje (figuur 12).
◀ figuur 12 kaarsvet in overmaat
31
THEORIE • HOOFDSTUK 1 CHEMISCH REKENEN
THEORIE
REKENEN
THEORIE••HOOFDSTUK
HOOFDSTUK1 1CHEMISCH
ZUUR-BASE
Voorbeeldopgave 6
Opdrachten
Bij het maken van de zoetstof aspartaam, C14H18N2O5(s), reageert 50,0 g opgelost fenylalaninemethylester, C10H13NO2(aq), met 100 g opgelost asparginezuur, C4H7NO4(aq), tot vast
aspartaam en water.
Bereken hoeveel gram aspartaam hierbij maximaal kan worden gevormd.
Maak gebruik van het stappenplan rekenen aan reacties.
Uitwerking
Stap 1: Geef de reactievergelijking.
C10H13NO2(aq) + C4H7NO4(aq) g C14H18N2O5(s) + H2O(l)
Stap 2: Reken de gegeven grootheid om naar mol.
Aangezien er twee beginstoffen zijn gegeven, moet worden bepaald welke van de twee stoffen
m
in ondermaat is. Van beide stoffen wordt het aantal mol uitgerekend met n =
.
M
Invullen voor de twee stoffen geeft:
n=
29
CO2-uitstoot
Een campingkookstel werkt meestal op butaan, C4H10(g). Een blikje campinggas bevat 190 g
butaan.
a Bereken hoeveel gram koolstofdioxide maximaal kan ontstaan bij de volledige verbranding
van 190 g butaan. Geef de berekening met behulp van het stappenplan rekenen aan reacties.
b Bereken de massaverhouding waarin butaan met zuurstof reageert.
30
Aspirinesynthese
Voor het maken van aspirine reageren de stoffen 2-hydroxybenzeencarbonzuur, C7H6O3(s), en azijnzuuranhydride, C4H6O3(l), met elkaar. Hierbij ontstaat naast aspirine, C9H8O4(aq), ook ethaanzuur
C2H4O2(aq). Bij een controle-experiment wordt 150 mg C7H6O3(s) toegevoegd aan 0,5 g C4H6O3(l).
Bij het maken van aspirine wordt meestal gewerkt met een overmaat azijnzuuranhydride.
Bereken hoeveel gram azijnzuuranhydride de overmaat is. Gebruik het stappenplan.
Meer oefening nodig? Ga naar de V-trainer.
m
50,0
50,0
=
=
= 0,279 mol C10H13NO2(aq)
M (10 × 12,01 + 13 × 1,008 + 1 × 14,01 + 2 × 16,00) 179,21
en
n=
m
100
100
=
=
= 0,751 mol C4H7NO4(aq)
M
(4 × 12,01 + 7 × 1,008 + 1 × 14,01 + 4 × 16,00)
133,11
Stap 3: Gebruik de molverhouding uit de reactievergelijking.
De ondermaat is hier de 0,279 mol C10H13NO2(aq), want de verhouding waarin de beginstoffen reageren is 1 : 1. Er kan dus maximaal 0,279 mol C10H13NO2(aq) reageren met evenveel
C10H13NO2(aq). Hierbij ontstaat 0,279 mol C14H18N2O5(s).
Stap 4: Reken de hoeveelheid mol om naar de juiste grootheid en eenheid.
Het aantal gram kan worden berekend met behulp van m = n ∙ M.
M(C14H18N2O5) = (14 × 12,01 + 18 × 1,008 + 2 × 14,01 + 5 × 16,00) = 294,30 g mol–1
Invullen geeft: m = n ∙ M = 0,279 × 294,3 = 82,11 g aspartaam.
Stap 5: Controleer de significantie.
Het gegeven met het minste aantal significante cijfers is gegeven in drie significante cijfers.
Dus het antwoord moet zijn: er kan maximaal 82,1 g aspartaam worden gevormd.
▶ EXPERIMENT 3
Bepaling van de massaverhouding en molverhouding tussen calciumcarbonaat en zoutzuur
Onthoud!
• Uit de reactievergelijking kun je de molverhouding bepalen.
• De overmaat is de beginstof die na de reactie overblijft.
• De ondermaat is de beginstof die volledig heeft gereageerd.
32
▲ figuur 13 spaceshuttle
*31
Stuwraketten
De stuwraketten van spaceshuttles (figuur 13), die zijn gebruikt in de periode van 1981 tot 2011,
gebruikten voornamelijk de vaste stoffen aluminium en ammoniumperchloraat, NH4ClO4(s), als
brandstof. De reactie tussen beide stoffen verloopt als volgt:
10 Al(s) + 6 NH4ClO4(s) g 5 Al2O3(s) + 3 N2(g) + 6 HCl(g) + 9 H2O(g)
a Bereken in welke massaverhouding de stoffen aluminium en ammoniumperchloraat in de
stuwraketten aanwezig zijn. Hint: ze reageren volledig met elkaar.
b De twee stuwraketten van de spaceshuttle hebben elk een capaciteit van 500 ton brandstof.
Deze 500 ton reageert volledig in ongeveer 120 s.
Bereken hoeveel mol aluminium gemiddeld per seconde gedurende deze 120 s reageert.
Gebruik hierbij het antwoord op opgave 31a.
33
THEORIE • HOOFDSTUK 1 CHEMISCH REKENEN
THEORIE
REKENEN
THEORIE••HOOFDSTUK
HOOFDSTUK1 1CHEMISCH
ZUUR-BASE
32
Waterstofauto
Een tank van een waterstofauto bevat 5,6 kg waterstof. Hiermee kan ongeveer 600 km worden
gereden. Deze waterstof wordt gemaakt met behulp van de elektrolyse van water. De dichtheid van
water is 0,998 kg dm–3.
a Bereken hoeveel kubieke decimeter water moet worden ontleed voor de vorming van 5,6 kg
waterstof.
b De dichtheid van waterstof is 0,090 kg m–3.
Bereken het volume (in kubieke meter) van de tank die nodig is voor de opslag van 5,6 kg
waterstof als gas.
Je kunt waterstof ook opslaan door gebruik te maken van metaalhydriden. Dit zijn verbindingen
waarin waterstof aan een metaal is gebonden. Een voorbeeld is lithiumhydride, LiH(s). Deze stof
kan met behulp van een reactie met water worden omgezet tot lithiumhydroxide, LiOH(s), en waterstof. De dichtheid van LiH is 0,76 g cm –3.
c Bereken hoeveel kilogram LiH(s) nodig is voor de vorming van 5,6 kg waterstof.
d Bereken hoeveel kubieke decimeter LiH(s) nodig is voor de opslag van 5,6 kg waterstof.
33
Ruimtestation
Lees figuur 14.
Waarom?
Hoe komt de bemanning van het ruimtestation ISS
aan zuurstof? Simon Bours (13 jaar)
Daarom!
Er zijn tanks met zuurstof aan boord van het ruimtestation. Maar dat is voor nood. Normaal wordt de
zuurstof met elektrische stroom uit water gemaakt.
Stroom genoeg, want dat komt uit al die zonnecellen aan de buitenkant van het station. En water
is er ook genoeg, want er zijn apparaten die weer
schoon water maken uit de plas van de ruimtevaarders en uit de lucht die ze uitademen. Als er elektriciteit door water gaat, krijg je niet alleen zuurstof,
maar nog een ander gas: waterstof. De ruimtevaarders stoppen die in een speciaal toestel bij een gas
dat ze zelf uitademen (koolzuurgas) en dan krijgen
ze nog meer water. Wat overblijft heet methaan en
dat blazen ze – pfff – de ruimte in.
naar: nrc.nl
Eindopdracht
34
Goud
Alchemisten hielden zich bezig met het omzetten van stoffen in goud. Het heeft lang geduurd voordat dit ook echt lukte. Pas in 1980 lukte het een groep wetenschappers, onder wie Glenn Seaborg,
om met behulp van een kernreactor bismut in goud te veranderen. De prijs voor het maken van
100 g goud via deze wijze zou ongeveer 1∙1024 euro hebben gekost. Bij het proces worden met
behulp van een botsing tussen een bismutdeeltje en een ander deeltje, vier protonen, 11 p + , en acht
neutronen, 01 n , uit een Bi-209 atoomkern verwijderd. Hierbij ontstaan ook vier elektronen, 00 e − .
a Geef de vergelijking die hoort bij het proces waarbij een Bi-209 atoomkern wordt omgezet in
een gouddeeltje, vier protonen, acht neutronen en vier elektronen.
b Bereken de prijs voor het maken van één atoom goud met behulp van het hiervoor beschreven
proces.
Het winnen van goud via mijnbouw is een stuk goedkoper. Het goud dat wordt gewonnen, is
meestal nog gemengd met koper. Het percentage koper wordt met behulp van een chemische reactie
verlaagd. Door het mengsel van koper en goud te smelten en vervolgens te laten reageren met
chloor, wordt het goudgehalte verhoogd tot 24 karaat. Het koper wordt hierbij omgezet in CuCl2(s).
c Bereken hoeveel gram chloor moet reageren om genoeg 14 karaat goud om te zetten in 1,0 kg
24 karaat goud. Hierbij mag je aannemen dat het goud alleen met koper is verontreinigd.
De Eindopdracht is gekoppeld
aan de openingscontext.
▲ figuur 14 zuurstof in een ruimtestation
In het ruimtestation ISS moet ook zuurstof aanwezig zijn.
a Leg uit hoe hoog het volumepercentage zuurstof in de lucht van het ruimtestation zal moeten
zijn.
Normaal gesproken wordt zuurstof met elektrische stroom uit water gemaakt.
b Geef de naam van dit proces.
c Geef de reactievergelijking van dit proces.
Het water haalt men onder andere uit de plas van de ruimtevaarders. De plas van mensen
bestaat voor 98% uit water.
d Met welke scheidingsmethode kan men in het ISS zuiver water maken?
e Per dag gebruiken de zes ISS-bewoners 23 kg water voor de productie van de benodigde zuurstof.
Bereken hoeveel gram zuurstof een ISS-bewoner per minuut nodig heeft.
34
35
THEORIE • HOOFDSTUK 1 CHEMISCH REKENEN
THEORIE
REKENEN
THEORIE••HOOFDSTUK
HOOFDSTUK1 1CHEMISCH
ZUUR-BASE
Overzichtelijke groepering
van practica.
5Practicum
EXPERIMENT 1 Massapercentage ijzer in staalwol
Inleiding
Staalwol bestaat bijna volledig uit het metaal ijzer en
wordt onder andere gebruikt om aangebrande pannen
schoon te schuren. Het metaal ijzer in staalwol kan
met zuurstof reageren.
•
Steek de brander aan en verhit de staalwol met
een geruisloze vlam boven het horlogeglas. Er kan
wat materiaal afbrokkelen; zorg ervoor dat dit op
het horlogeglas valt.
Door de reactie van het ijzer in de staalwol met zuurstof uit de lucht gloeit de staalwol na, ook wanneer
de staalwol uit de brander wordt gehaald.
• Houd de staalwol herhaaldelijk in de vlam, net
zolang tot deze niet meer buiten de vlam gloeit.
• Laat na afloop de gereageerde staalwol op het
horlogeglas afkoelen.
• Weeg na afloop het horlogeglas met de gereageerde staalwol.
Onderzoeksvraag
Wat is het massapercentage ijzer in staalwol?
Nodig
brander; balans; stukje staalwol van ongeveer 2 g;
lucifers; kroezentang; horlogeglas
Veiligheid en milieu
Doe een labjas aan en zet een veiligheidsbril op.
Resultaten
1 Noteer de massa’s voor en na de verhitting in een
tabel.
Uitvoering
• Maak de opstelling van figuur 15.
• Weeg het stukje staalwol nauwkeurig af en noteer
de massa.
• Weeg en noteer de massa van het lege horlogeglas.
Verwerking
2 De reactie die optreedt, is de verbranding van
ijzer tot Fe2O3(s). Geef de reactievergelijking.
3 De massatoename die is gemeten, wordt veroorzaakt door de opgenomen zuurstof.
Hoeveel gram zuurstof is er opgenomen?
4 Bereken hoeveel mol zuurstof met de staalwol
heeft gereageerd.
5 Bereken hoeveel mol ijzer met de zuurstof heeft
gereageerd.
6 Bereken hoeveel gram ijzer in de staalwol aanwezig was.
7 Bereken het massapercentage ijzer in de staalwol.
8 Bedenk een aantal redenen waarom jouw massapercentage afwijkt van die van andere groepjes.
Conclusie
9 Geef antwoord op de onderzoeksvraag.
▲ figuur 15 de opstelling van experiment 1
EXPERIMENT 2 Dichtheid bepalen
Inleiding
Het antwoord van een berekening kan nooit nauwkeuriger zijn dan de gegeven meetwaarden uit een
experiment. Dit geldt ook bij de bepaling van de
dichtheid. De dichtheid van een stof is te berekenen
als het volume en de massa van die stof experimenteel
kunnen worden bepaald.
•
•
•
•
Onderzoeksvraag
Op welke manier kan de dichtheid van zeewater het
nauwkeurigst worden bepaald?
Resultaten
1 Noteer je meetgegevens in een tabel.
Nodig
bekerglas van 150 mL; maatcilinder van 100 mL;
pipet van 10 mL; balans; bovenweger op één decimaal
en op twee decimalen nauwkeurig; zeewater
Verwerking
2 Bereken de dichtheid op zo veel mogelijk manieren en noteer de waarden in de tabel.
3 Welke berekende dichtheid is volgens jou het
meest betrouwbaar? Licht je antwoord toe.
4 Vergelijk jouw berekende waarden met de theoretische waarde (zie Binas tabel 11).
5 Hoe zou je de dichtheid nog nauwkeuriger kunnen bepalen? Vraag aan je docent of dit mogelijk
is.
Veiligheid en milieu
Doe een labjas aan en zet een veiligheidsbril op.
Uitvoering
• Bepaal op drie verschillende manieren het volume
van een bepaalde hoeveelheid zeewater. Gebruik
hiervoor een bekerglas, een maatcilinder en een
pipet.
Conclusie
6 Geef antwoord op de onderzoeksvraag.
EXPERIMENT 3 Bepaling van de massaverhouding en molverhouding tussen
calciumcarbonaat en zoutzuur
Veiligheid en milieu
Doe een labjas aan en zet een veiligheidsbril op.
Inleiding
Kalkaanslag kun je verwijderen met een zuur, bijvoorbeeld azijn of zoutzuur, HCl-oplossing. Kalk bestaat
uit calciumcarbonaat, CaCO3(s). Bij de reactie tussen
calciumcarbonaat en zoutzuur ontstaat onder andere
koolstofdioxide. Door dit gas op te vangen, kun je de
verhouding bepalen waarmee calciumcarbonaat en
zoutzuur reageren.
Uitvoering
• Maak de opstelling van figuur 16.
• Doe 10 mL zoutzuur in de erlenmeyer.
• Voeg 0,1 g calciumcarbonaat toe en sluit snel af
met de stop.
• Wacht tot er geen gas meer ontstaat.
• Lees op de maatcilinder af hoeveel milliliter gas is
gevormd.
• Herhaal de proef met 0,2, 0,3 en 0,4 g calciumcarbonaat. De hoeveelheid zoutzuur is voor elke
proef hetzelfde.
Onderzoeksvraag
In welke massaverhouding en in welke molverhouding
reageert calciumcarbonaat met zoutzuur?
Nodig
maatcilinder van 10,0 mL; erlenmeyer; stop met
slangetje; maatcilinder van 100 mL; groot bekerglas;
calciumcarbonaat, CaCO3(s); een oplossing van zoutzuur die 18,3 g HCl per liter bevat
36
Bepaal op verschillende manieren de massa van
de afgemeten hoeveelheid zeewater.
Noteer de meetgegevens overzichtelijk in een
tabel.
Bedenk daarbij wat de nauwkeurigheid van elk
van de meetinstrumenten is.
Geef de nauwkeurigheid in het juiste aantal significante cijfers weer.
37
THEORIE • HOOFDSTUK 1 CHEMISCH REKENEN
3 Leg uit bij welke hoeveelheden het calcium carbonaat in overmaat aanwezig was en bij welke hoeveelheden het zoutzuur in overmaat aanwezig was.
4 Lees uit de grafiek af bij hoeveel gram calciumcarbonaat er precies genoeg zoutzuur was om mee
te reageren.
5 Bereken de massa van het HCl dat je bij elke
proef hebt gebruikt.
6 Bepaal de massaverhouding waarin calcium carbonaat en HCl met elkaar hebben gereageerd.
7 Bereken de molverhouding waarin calcium carbonaat en HCl met elkaar hebben gereageerd.
▲ figuur 16 de opstelling van experiment 3
Resultaten
1 Noteer je resultaten in een overzichtelijke tabel.
Conclusie
8 Geef antwoord op de onderzoeksvraag.
Verwerking
2 Teken een diagram waarin je het aantal gram
calciumcarbonaat (x-as) uitzet tegen het aantal
milliliter koolstofdioxide (y-as).
Practica zijn uitgebreid getest door
een Toa. Er is een aparte handleiding
ONDERZOEK Intermoleculaire ruimte en dichtheid voor Toa's beschikbaar.
Inleiding
De dichtheid van water is groter dan die van ijs, waardoor ijs op water drijft. Toch zijn water en ijs beide
fasen van dezelfde stof. Hoe kan dit?
Als we aannemen dat het volume van een molecuul
niet afhankelijk is van de temperatuur, moet tussen de
moleculen ruimte zitten. Deze ruimte is bij vloeibaar
water blijkbaar kleiner dan bij ijs. Deze ruimte wordt
de intermoleculaire ruimte genoemd.
Opdracht
Schrijf een werkplan om het verband tussen de dichtheid, de temperatuur en de intermoleculaire ruimte
te onderzoeken. Bedenk een eenheid voor intermoleculaire ruimte waarin je je antwoord uitdrukt en
waarin de verandering kan worden weergegeven. Na
goedkeuring van je docent kun je het experiment uitvoeren. Vergelijk je gevonden waarden met de theoretische waarde. Deze kan worden bepaald met behulp
van Binas tabel 10 en 11.
Onderzoeksvraag
Wat is de toename in intermoleculaire ruimte bij de
faseverandering van water naar ijs?
38
Download