De completiefzin - Een completiefzin is een noodzakelijke aanvulling van een werkwoord. Hij is steeds onderwerp of voorwerp van het werkwoord waarvan hij afhangt. - mogelijke constructies : - infinitiefzin - bijzin met persoonsvorm ingeleid door voegwoord - persoonsvorm = indicatief voegwoord = QUOD - persoonsvorm = conjunctief meerdere voegwoorden A. infinitief en infinitiefzin Hoewel de infinitief op zich geen zin is (en dus ook geen completiefzin) omdat hij geen onderwerp heeft, wordt hij gemakkelijkheidshalve toch samen met de infinitiefzin besproken. 1. de infinitiefzin Het onderwerp staat in de accusatief. Het werkwoord is geen persoonsvorm, maar, zoals de naam het zegt, een infinitief. Vergelijk met het Nederlands VB Ik zie hem lopen Video eum currere 2. de infinitief / infinitiefzin als voorwerp Bij volgende werkwoorden - volendi (willen) - valendi (kunnen) - faciendi (wijze van handelen) - sentiendi (waarneming van de zintuigen) - declarandi (zeggen, meedelen) - affectuum (gemoedsaandoening) 3. de infinief / infinitiefzin als onderwerp Bij - EST + PN VB Errare humanum est. Vergissen is menselijk - onpersoonlijke werkwoorden VB Decet consules semper veritatem dicere. Het past dat consuls steeds de waarheid zeggen. 4. de tijdsverhoudingen - infinitief presens : gelijktijdigheid - infinitief perfectum : voortijdigheid - infinitief futurum : natijdigheid (of potentialis) 5. persoonlijke constructie of persoonlijk passief Bij een aantal onpersoonlijke passieve werkwoorden (bvb dicitur, traditur, fertur...) verkiest het Latijn de constructie met een persoon als onderwerp gevolgd door een infinitief, i.p.v. een infinitief zin (wat vanuit het standpunt van het Nederlands logischer lijkt. VB Caesar dicitur venisse Putor id non fecisse i.p.v. i.p.v. Dicitur Caesarem venisse Putatur me id non fecisse. B. De completiefzin in de indicatief voegwoord : quod (dat) 1. na de verba affectuum - verba affectuum = "werkzaamheid van het gemoed" (bvb betreuren, zich verheugen...) VB Dolendum est quod uxor tua mortua est. Het valt te betreuren dat je echtgenote gestorven is. 2. na werkwoorden van goed- of afkeuren VB Te laudo quod semper veritatem dicis. Ik prijs je omdat je steeds de waarheid zegt. 3. opmerking - Deze completiefzinnen zijn verwant met de redengevende bijzin quod + ind., zoals het laatste voorbeeld duidelijk aantoont. - Soms komt een conjunctief voor i.p.v. een indicatief. (zie indirecte rede in ruimere zin) 4. Na enkele vaste uitdrukkingen - bene (male) fit (accidit, evenit) quod : het komt goed (slecht) uit dat... - accedit quod : daarbij komt nog dat... - adde quod : voeg daar nog aan toe dat... - mitto quod : ik laat onvermeld dat... 5. verklarende QUOD - Quod + ind kan een verklaring zijn bij een subst of een onzijdig vnw. VB 6. Wat betreft het feit dat... - Soms staat als eerste woord van een zin QUOD + ind met de betekenis : wat betreft het feit dat... (maar dit is geen ondergeschikte zin) C. De completiefzin in de conjunctief 1. voegwoord UT(I), negatie NE (of UT(I) NE) : volitieve completiefzin - na de verba EFFICIENDI (betrachten, willen, ervoor zorgen dat, zich inspannen om, proberen te bereiken...) De completiefzin drukt de wil, het te bereiken doel uit van het onderwerp van de hoofdzin. - de constructie is gelijk aan die van de doelzin. VB Eos hortari coepit uti remanerent. Hij begon hen aan te sporen (om) te blijven. - dezelfde constructie komt ook voor als verklaring bij een subst of onz vnw = verklarende UT. VB Cum Hasdrubale foedus renoverat populus Romanus, ut finis utriusque imperii esset amnis Hiberus. Het Romeinse volk had met Hasdrubal het verdrag vernieuwd, dat de Ebro de grens was tussen beide rijken. 2. voegwoord UT, negatie UT NON - komt alleen voor na een aantal onpersoonlijke werkw en uitdrukkingen. De bijzin drukt een gevolg uit van de hoofdzin, en heeft dan ook de constructie van de gevolgzin. - accidit, contingit, evenit, fit ut : het gebeurt dat... - fieri (non) potest ut : het is (niet) mogelijk dat... - restat, relinquitur, reliquum est ut... : er blijft nog over dat... - accedit ut... : daarbij komt nog dat... - mos (moris) est ut : het is de gewoonte dat... - multum abest ut : het is er ver vandaan dat... VB Multum abest ut te videre possim. Het is er ver vandaan dat ik je kan zien. Het is bijna niet mogelijk dat ik je kan zien. - Dezelfde constructie komt ook voor als verklaring bij een subst of onz vnw = verklarende UT. 3. completiefzin zonder voegwoord - Na de onpersoonlijke werkwoorden OPORTET (het moet, het hoort), NECESSE EST (het is noodzakelijk) en LICET (het is toegelaten) VB Licet venias Je mag komen. - Na de verba efficiendi kan het voegwoord weggelaten worden. Dit gebeurt in de regel na - de verzachte vormen van bevel en verbod FAC, FACITE, CAVE, CAVETE VB Fac venias. Zorg ervoor dat je komt. - VELIM, NOLIM, MALIM (conj van de bescheidenheid) VELLEM, NOLLEM, MALLEM (potentialis verleden) VB Malim abeas Ik zou liever willen dat je weggaat. 4. Voegwoord NE - na de verba timendi (verba timendi = werkwoorden van "vrezen") negatie NON Deze completiefzinnen zijn in feite wenszinnen VB Timeo. Ne venias. Ik ben bang. Ik hoop dat je niet komt ! Ik ben bang dat je komt. Timeo ne non venias. Ik ben bang dat je niet komt. - na de verba impediendi (verba impediendi : werkwoorden die betekenen : verhinderen, beperken, afwijzen), wanneer ze bevestigend zijn VB Me impedivit ne domum redirem. 5. VoegwoordQUOMINUS - na verba impediendi (in bevestigende, ontkennende en vragende zin) VB Me impedivit quominus domum redirem. Hij verhinderde me naar huis terug te keren. VB Te non impedire volo quominus domi maneas. Ik wil je niet verhinderen thuis te blijven. 6. Het voegwoord QUIN steeds na vragende of ontkennende werkwoorden - na de verba impediendi in een vragende of ontkennende zin VB Te non impedire volo quin domi maneas. Ik wil je niet verhinderen thuis te blijven. - na een aantal vragende of ontkennende vaste uitdrukkingen : - non dubitare quin... : niet aan twijfelen dat... - quis dubitat quin... ? : wie twijfelt eraan dat ...? - non dubium est quin ... : het valt niet te betwijfelen dat... - facere non possum quin... : ik kan niet anders dan ... - fieri non potest quin... : het kan niet anders dan dat... - non multum abest quin... : het scheelt niet veel of... - non paulum abest quin... : het scheelt niet weinig of... - nemo est quin... : er is niemand die niet... (m.a.w. : iedereen...) 7. de indirecte vraag - ingeleid door : vraagpartikels - neutrale vraag : -NE of NUM VB Te rogo num venias. Ik vraag je of je komt - tweeledige vraag : -NE...AN...(NECNE) -UTRUM...AN...(NECNE) - (geen partikel)...AN...(NECNE) VB Te rogo utrum venias an domi maneas. Ik vraag je of je komt of daar blijft. Te rogo utrum venias necne. Ik vraag je of je komt of niet. vragende voornaamwoorden - Quis ? Wie ? ; Qualis ? Welk ?.... vragende bijwoorden - Cur ? Waarom ? ; Ubi ? Waar ?... 8. de Consecutio temporum hoofdzin voortijdig gelijktijdig tegenwoordig of toekomstig perfectum presens presens of -URUS SIM...* verleden plqpf imperfectum imperfectum of -URUS ESSEM...* * alleen in de indirecte vraag of na NON DUBITARE QUIN... natijdig