Nederlandse diagnostische centra: oog voor kosten én

advertisement
Nederlandse diagnostische centra: oog voor kosten én kwaliteit
Gezondheidzorg
De kwaliteit van diagnostiek is in Nederland erg hoog, zeker in internationaal
perspectief. Er gaat veel geld om in de zorg, dus kostenbewustzijn is een groot goed.
Maar dat mag niet ten koste gaan van de kwaliteit.
Arjen van Weele, hoogleraar inkoopmanagement, schreef op 19 februari op de
opiniepagina’s van deze krant dat bloedonderzoek in Nederland 25 miljoen euro te
veel kost. Hij baseert dat op eigen onderzoek. Uit zijn onderzoek bleek dat er op
jaarbasis bijna 100 miljoen euro omgaat in bloedonderzoek. Een hoger bedrag dan
men van tevoren had geschat en dus te veel, volgens Van Weele.
Dat is te kort door de bocht. Kwaliteit is in de eerstelijns diagnostiek in Nederland
leidend, over de kosten zijn eerstelijns diagnostische centra altijd transparant richting
consumenten op websites en via jaarverslagen.
Als je de kosten van diagnostiek in internationaal perspectief plaatst, zie je dat
Nederland tot de meest doelmatige landen van Europa behoort. In Nederland zijn we
€ 19,20 per hoofd van de bevolking aan diagnostiek kwijt. Ter vergelijking: in
Zwitserland is dit met € 37,50 bijna twee keer zo veel. Zwitserland is een uitschieter,
maar ook vergeleken met de meeste andere Europese landen is Nederland
doelmatig. Er is één Europees land dat (net) onder de € 15,- uitkomt: het Verenigd
Koninkrijk. Dit zijn harde cijfers, geen schattingen.
Je moet in de zorg niet alleen op de kosten letten. Dat kan zelfs tot
levensbedreigende situaties leiden. Zo zijn in Duitsland, uit kostenoverwegingen,
megalomaan grote labs ontstaan met weinig personeel. Diagnostische specialisten
hebben een minimale rol, waardoor het kon gebeuren dat twee jaar geleden de
EHEC-bacterie te laat werd opgespoord bij onze oosterburen, met alle extra kosten
van dien. Met andere woorden: goedkoop is duurkoop.
In Nederlandse diagnostische centra staat kwaliteit voorop en hebben we
deskundige vakspecialisten in dienst die veel meer doen dan alleen de uitslag
terugkoppelen aan de huisarts. Zij geven feedback op de door huisartsen
aangevraagde diagnostiek, om te voorkomen dat er verkeerde/onnodige diagnostiek
plaatsvindt, en op basis van de uitslag brengen zij advies uit over de behandeling,
zodat bijvoorbeeld bij twijfel over een infectie niet te snel antibiotica worden
voorgeschreven. Ja, dit kost tijd en geld. Je bevordert er wel kwaliteit van zorg mee
door juist antibioticagebruik. En je voorkomt dat ernstige gezondheidsproblemen te
laat worden gedetecteerd. Eerstelijns diagnostische centra hebben, kortom, ook een
belangrijke medische functie. Zij leveren diagnostiek die aansluit op de behoeften
van huisartsen en zijn onontbeerlijk voor de besluitvorming van die huisartsen.
Huisartsen en eerstelijns diagnostische centra werken samen om de diagnostiek
aanvragen per patiënt zo goed mogelijk te laten zijn. Dan gaat het niet om aantallen
en kosten, maar om de beste kwaliteit en maatwerk voor iedere patiënt. Dat de
aantallen aanvragen per huisarts en per diagnostisch centrum verschillen heeft ook
te maken met verschillen in wijken, dorpen en steden. Als je uit kostenoverwegingen
diagnostiek gaat terugdringen, zonder de kwaliteit leidend te laten zijn neem je een
gevaarlijke beslissing.
De eerstelijns diagnostische centra verbeteren samen met huisartsen het
aanvraaggedrag. Dat doen wij door op reguliere basis spiegelinformatie aan te
bieden: wij houden bij hoeveel aanvragen huisartsen voor de meest voorkomende
ziektes doen en koppelen dit vervolgens terug. Regelmatig blijkt dat huisartsen,
vergeleken met collega’s in hun regio, te veel of te weinig aanvragen doen – ook dat
laatste is met het oog op de volksgezondheid onwenselijk – ; in gezamenlijke
nascholingen wordt hieraan aandacht besteed. Dit heeft een positief effect op de
kwaliteit van zorg.
Ten slotte voorkomen eerstelijns diagnostische centra dubbele diagnostiek door
samen te werken met ziekenhuizen. Het gebeurt regelmatig dat een huisarts
diagnostisch onderzoek heeft aangevraagd voor een patiënt, en dat dit onderzoek in
het ziekenhuis wordt herhaald als die patiënt naar de tweede lijn is verwezen. Als je
goede afspraken maakt met ziekenhuizen, kun je ervoor zorgen dat dit alleen
gebeurt als het medisch noodzakelijk is. Uit onderzoek is gebleken dat door deze
maatregelen het aantal gevallen van dubbele diagnostiek verwaarloosbaar klein is.
Overigens maken we ook gebruik van elkaars diagnostische apparatuur, om
overcapaciteit en dus onnodige kosten tegen te gaan.
Dat eerstelijns diagnostische centra veel waarde hechten aan kwaliteit wil immers
niet zeggen dat we niet op de kleintjes letten.
Esther Talboom-Kamp is bestuurslid van InEen
Marnix de Romph is directeur van InEen
Leo Kliphuis is directeur van SAN
Download