ELO opdrachten les 12 TWEE SOORTEN MENSEN 1.De sociale piramide A. De Romeinse maatschappij bestond uit twee soorten mensen: …………………………… en …………………………… b. Vul op de lijntjes in welke bevolkingsgroepen de sociale piramide bevolken 1 …………………………… 1 2 2. …………………………… 3. …………………………… 3 4. …………………………… 5. …………………………… c. De groepen 1t/m 4 bestonden uit vrije burgers (liberi) toch waren er grote verschillen tussen hen. Licht dat toe. …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… ………. ………………………… …………………………… ………………………………………… 2. Slavenwerk In bron 1 worden drie taken van slaven genoemd. De slaaf wiens ogen worden gebruikt om dingen te herkennen, onderzoekt dingen, bijvoorbeeld als arts. Wat voor werk doen de andere twee slaven? …………………………………………………………………………………………………………… 3. Slaven overal vandaan Hoe kwam je in de positie van slaaf terecht? Noem ten minste 3 mogelijkheden. …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… 4 5 HET GEZIN 4. Toen en nu Welke overeenkomsten en verschillen zie je tussen een gezin vroeger in Rome en een hedendaags gezin? Toen Nu Samenstelling van het gezin ……………………………… ……………………………… ……………………………… ……………………………… ……………………………… ……………………………… Rol van de vader ……………………………… ……………………………… ……………………………… ……………………………… ……………………………… ……………………………… ……………………………… ……………………………… ……………………………… Positie van de vrouw in ……………………………… het gezin en de samenleving ……………………………… ……………………………… ONDERWIJS: NIET VOOR IEDEREEN 5. Toen en nu Noteer in het schema in beknopte bewoordingen de kenmerken van de drie schooltypes. Toen Nu Toen Nu Toen Nu Type school/leraar Leerlingen (geslacht, leeftijd, arm/rijk) Wat leerden ze? Type school/leraar Leerlingen (geslacht, leeftijd, arm/rijk) Wat leerden ze? Type school/leraar Leerlingen (geslacht, leeftijd, arm/rijk) Wat leerden ze? 6. Romeinse cijfers Op school leerde de Romeinse jeugd rekenen. Daarbij gebruikte men een getallensysteem dat berustte op enkele basisgetallen. Met behulp van deze getallen werden de overige getallen gevormd. Bijv. 6 113 4 80 = VI (V+ I) = CXIII (C + X + I + I + I) = IV (V – I) = XXC ( C – X – X) Romeinse cijfers kom je nog steeds tegen, bijvoorbeeld op de wijzerplaat van klokken of in jaartallen op gebouwen. a. Schrijf je geboortejaartal en dat van je ouders of broertje of zusje in Romeins cijfers. ……………………………………………………………… ……………………………………………………………… ……………………………………………………………… b. Een probleem van het Romeinse systeem was dat grote getallen veel ruimte in beslag namen. Ons cijfersysteem heeft dat niet omdat we de nu gebruiken. Schrijf 3033 maar eens in Romeinse cijfers. ……………………………………………………………………………………………………………