Academisch schrijven op de pabo: onderwijzen in plaats van eisen Bart van der Leeuw & Suzanne van Norden LOPON2 zomerschool schrijven en schrijfdidactiek Olaertsduyn 28-29 augustus 2014 Academisch schrijven op de pabo theoretisch kader……? Gewoon maar door breien denk ik Academisch schrijven op de pabo: overzicht • • • • • • Toenemende aandacht voor academisch schrijven in het hbo Docentervaringen op de Marnix Academie De schrijftaak 'theoretisch kader' Bespreking voorbeeldteksten (deelnemers aan het werk) Terugblik: elementen van de werkwijze Zin en onzin van academisch schrijven in het pabocurriculum (discussie) Toenemende aandacht voor academisch schrijven in het hbo Doel: pedagogische en vakdidactische kennis tonen door middel van geschreven teksten Kenmerken van academisch schrijven? • gebruik maken van de taal van het vakgebied • kritisch inzicht tonen in de kennis van het vak • doelgericht schrijven zonder onnodige uitweidingen • rekening houden met wat de lezer al weet en wat hij wil weten • op een verantwoorde manier gebruik maken van bronnen • op een correcte manier refereren aan literatuur Kenmerkende schrijftaken in het hbo • portfolio’s, verwerking van literatuur, visiestukken, stageverslagen, reflectieverslagen • de beroepstaak, bijvoorbeeld het praktijk- of actieonderzoek waarover een verslag geschreven moet worden. Docentervaringen Situatie nu: • Studenten krijgen schrijfopdracht en eisen waaraan de tekst moet voldoen • Instructie ontbreekt • Iedereen schrijft individueel • Docent begeleidt studenten individueel, vaak op dezelfde punten, in te weinig tijd • Teksten verschillen erg en beoordelen is hierdoor lastig • Docenten hanteren verschillende beoordelingscriteria Alternatief: • De schrijfopdracht vooraf bespreken • Instructie geven op organisatie en talige kenmerken van het betreffende tekstgenre De schrijftaak 'theoretisch kader' De schriftelijke instructie bij het onderzoeksverslag: • Hoofdstuk 1: Inleiding (verlegenheidssituatie, doelstelling in en van het project en de onderzoeksvragen) • Hoofdstuk 2: Theoretisch kader (ongeveer 3 kantjes: 1800 woorden) Beschrijf datgene wat de literatuur te bieden heeft en jouw eigen ervaringen en die van je collega’s met betrekking tot het onderwerp. Een goed theoretisch kader is altijd een bewerkt theoretisch kader, ofwel geconstrueerde kennis. In die kennis zitten eigen ervaringen en elementen van de praktijksituatie verwerkt. We spreken van ‘gecontextualiseerde’ of van ‘doorleefde’ theorie. • Hoofdstuk 3: Opzet van het project • Hoofdstuk 4: Resultaten • Hoofdstuk 5: Conclusie Theoretisch kader als 'genre' Algemene inzichten genre-theorie • Genre: een taaluiting (tekst) waarmee stapsgewijs een sociaal doel wordt gerealiseerd • Gebruik taalmiddelen op gebied van inhoud, standpunt en samenhang • Voorbeelden: verhaal, vertelling, procedure, verklaring, beschouwing • Organisatie van een beschouwing: Kwestie ^ Perspectieven ^ Positie Organisatie van je theoretisch kader (beschouwing) • 1. Inleidende alinea over je onderwerp, wat je bent gaan zoeken in de literatuur en wat we gaan lezen in dit hoofdstuk. • 2. Per deelonderwerp/deelvraag: korte indruk wat de gelezen literatuur over dat onderwerp schrijft. Je geeft dus per onderwerpje verschillende bronnen weer, waarbij je ook je praktijkervaring kunt inbrengen. • 3. Conclusie: wat vind je belangrijk om uit de literatuur in je onderzoek mee te nemen. Tekstvoorbeelden overzicht Tekststadia Student A Student B Kwestie In de inleiding wordt al veel geschreven over de Viertakt van Verhallen. De Viertakt van Verhallen is de woordenschatdidactiek. In het eerste hoofdstuk is duidelijk geworden wat de praktijkvraag is, namelijk ‘Hoe kan ik door gebruik te maken van coöperatief leren de taallessen uit de methode positief beïnvloeden ...’ Perspectieven Allereerst zijn er kinderen die de positieve attitude (het willen leren) tijdens hun schoolloopbaan kwijtraken. Ik ben ook artikelen gaan lezen en kwam het artikel Boek Woordenschatwinst tegen in het blad JSW (2013, p.36). Positie Wanneer ik kijk naar mijn theoretische deel van het onderzoek zie ik dat er een paar dingen opvallen. Het onderzoek naar vertellen en voorlezen heeft mij vooral veel opgebracht hoe ik dit kan voorbereiden en waar je aan moet denken om dit te laten slagen. Kwestie (wat is het onderwerp?) Student A Student B In de inleiding wordt al veel geschreven over de Viertakt van Verhallen. De Viertakt van Verhallen is de woordenschatdidactiek. Er wordt uitgegaan van vier didactische fasen: Voorbewerken Aanbieden en semantiseren Consolideren Controleren ‘Voorbewerken. Voorbewerken houdt twee dingen in: enerzijds het zorgen voor een uitdagende concrete leeromgeving die de belangstelling van kinderen wekt en hun motiveert voor het leren van nieuwe woorden; en anderzijds het activeren van voorkennis. Dat laatste is belangrijk omdat nieuwe woorden beter onthouden worden als die aansluiten bij het netwerk van reeds gekende woorden. Om die aansluiting te kunnen maken, moet die kennis dus eerst geactiveerd worden. 2.1 Inleiding In het eerste hoofdstuk is duidelijk geworden wat de praktijkvraag is, namelijk ‘Hoe kan ik door gebruik te maken van coöperatief leren de taallessen uit de methode positief beïnvloeden bij deze groep 6, zonder dat het ten koste gaat van de effectieve leertijd?’ Volgens Looy (2007, p. 59) wordt de effectieve leertijd positief beïnvloed door programma's waarin leerlingen samenwerken. Of dit bij mijn groep 6 ook zo is, is nu de vraag. In dit hoofdstuk wordt uiteengezet wat de basiskenmerken zijn van coöperatief leren, waarna de rol van de leerkracht uitgewerkt wordt. Vervolgens wordt beschreven wat er zo leerzaam is voor kinderen als zij coöperatief werken. Ten slotte beschrijf ik in mijn conclusie wat ik belangrijk vind om uit de literatuur in mijn onderzoek mee te nemen. Werken met tekstvoorbeeldem Opdracht voor drietallen • Keuze: Perspectieven of Positie • Bespreek de teksten vergelijkenderwijs • Identificeer voor elke tekst minimaal twee punten voor verbetering • Formuleer de feedback die je op die punten zou kunnen geven • Transformeer de feedback naar instructie Perspectieven (wat zeggen de bronnen?) Student A Student B ' (...) Allereerst zijn er kinderen die de positieve attitude (het willen leren) tijdens hun schoolloopbaan kwijtraken. Daarnaast hebben leerlingen verschillende leerstijlen en verschillende voorkeuren voor strategieën. Goede leerlingen gebruiken veel verschillende strategieën en zijn zich bewust van hun leerproces, terwijl zwakke leerlingen maar weinig strategieën gebruiken en niet zo bewust woorden leren (Kienstra, 2011, p. 215).’ De leerkracht moet rekening houden met het feit dat kinderen allemaal op een andere manier leren en dus ook dat de kinderen woorden ook op verschillende manieren leren en/of onthouden. Tijdens het onderzoeken was dit ook wat ik merkte. Kinderen leerden de woorden op een andere manier. Hier probeerde ik op in te spelen. Iets wat te maken heeft met het leren op verschillende niveaus is Bloom. Hij heeft de taxonomie van Bloom ontwikkelt. Ik ben ook artikelen gaan lezen en kwam het artikel Boek Woordenschatwinst tegen in het blad JSW (2013, p.36). Baselmans (...) schrijft dat de achterstand waarmee veel allochtone kinderen binnen komen in de kleuterklassen verholpen kan worden door structureel voorlezen en vanaf groep 3 zelf lezen. Ook schrijft ze dat hoog frequente woorden in de dagelijkse gesprekken veel voorkomen. Laag frequente woorden die in boeken, kranten en strips wel voorkomen missen de kinderen wanneer ze niet tot weinig lezen. Haar pleidooi is dan ook: lees elke dag 15 minuten met de kinderen. Lees voor of geef ze dat moment om zelf te lezen, want het vergroot hun woordenschat met circa 750 woorden per jaar (voor kinderen met een lage woordenschat). Dat je laag frequente woorden (vaak) alleen tegen komt in boeken en kranten etc., daar kan ik wel in komen. Er zijn zo veel woorden die in een normaal gesprek nooit aan bod komen, maar die de kinderen wel moeten weten i.v.m. toetsing of bij de zaakvakken. Woordenschat kan uitgebreid worden wanneer er nieuwe woorden aangeboden worden, dat zien we ook terug in het boek `Met woorden in de weer’. Positie (wat neem ik mee?) Student A Student B Wanneer ik kijk naar mijn theoretische deel van het onderzoek zie ik dat er een paar dingen opvallen. Woordenschatonderwijs moet betekenisvol zijn. Goed woordenschatonderwijs is niet binnen twee minuutjes per week gedaan. Het is iets waar je echt tijd in moet steken. Het onderzoek naar vertellen en voorlezen heeft mij vooral veel opgebracht hoe ik dit kan voorbereiden en waar je aan moet denken om dit te laten slagen. Hiervoor is bij beide een model/handleiding opgezet. Deze zijn beide goed te integreren bij elkaar (het verschil zit alleen in hoe je het overdraagt). Ik denk en vind niet dat er één manier erboven uit springt. Met de woorden van Jos Walta wil ik de conclusie trekken dat ze beide zeer waardevol zijn en dat er nog veel meer uit te halen is. ‘Bij voorlezen staat de voorlezer in dienst van de tekst, brengt de tekst tot leven. Bij vertellen staat het verhaal in dienst van de verteller, die maakt er zijn eigen verhaal van’ (2003, p. 21). Terugblik: elementen van de werkwijze In plaats van de ga-je-gang-methode: • Met de hele groep een schrijftaak voorbereiden • Instructie geven gericht op het tekstgenre • Voorbeeldteksten bespreken • Zo mogelijk: werken met tekstbespreking in tweetallen Hoe werkte dat bij jullie? En hoe zou dit werken bij leerlingen in voortgezet- en basisonderwijs? Nieuw boek voor schrijfdidactiek in basisonderwijs: Iedereen kan leren schrijven. Discussie Zonder degelijke instructie en begeleiding is het zinloos om hbo-studenten een onderzoeksverslag te laten schrijven