tusschen de genoemde koloniën eenerzijds en Engeland en het eigen neutrale land anderzijds werd toegestaan *). Nadat in 1803 de oorlog weer was uitgebroken, werd de handel van deze koloniën op Engeland verboden en tevens bepaald, dat de lading aan de onderdanen van het neutrale land moest toebehooren. Het gevolg van een en ander was, dat zich voor de door de Hollanders bevaren route op de Noordzeehavens een andere praktijk ontwikkelde, dan voor de vaart op de zuidelijker gelegen, Fransche en Spaansche havens. De Hollanders met quasi-Pruisische schepen en quasi door Pruisen gekocht goed werden in West-Indië naar Emden uitgeklaard om vervolgens, wanneer zij de op weg daarheen volstrekt niet onwaarschijnlijke route langs de Vlaamsche of Hollandsche kust volgden, als zij kans zagen, maar liever een voor Engeland vijandelijke Noordzeehaven binnen te vallen, waarop dan het goed zonder omweg zijn ware bestemming kon volgen. Desgewenscht kon het schip ook nog wel een door Engeland in staat van blokkade verklaarde Kanaalhaven binnen trachten te loopen, mits het, in geval van aanhouding, bij mooi weer maar aannemelijk wist te maken, dat het gebrek aan proviand of water had, en in geval van storm deze ook door den blokkeerenden kruiser ernstig genoeg geacht werd. Deze gevallen van uiterste noodzaak wil Sir William Scott n.1. eventueel wel erkennen als verontschuldigingen voor het verbreken van een blokkade *). De geneutraliseerde Franschman of Spanjaard zou, voor de Fransche of Spaansche kust gekomen, onmogelijk hebben kunnen volhouden, dat hij op weg was naar een neutrale haven. Daarom werd de koloniale handel op Frankrijk en Spanje onder Amerikaansche vlag via de Vereenigde Staten gevoerd, waar de koopman zorgen moest, dat het goed grondig zijn koloniaal karakter kwijt raakte, wat hij kon bereiken door het daar eerst in te voeren ^). Als Europeesche havens, die langs dezen niet al te grooten omweg het verkeer met West-Indië wisten gaande te houden, noemt Brown: Bordeaux, Rochefort, Nantes, Lannion en St. Malo. 1) Als bijlage III opgenomen in Robinson t.a.p. dl. II. 2) Vgl. geval v. d. Fortuna, 4 Nov. 1803, Robinson t.a.p. dl. V, blz. 27. 3) Vgl. voor één en ander (J. Stephen) War in Disguise t.a.p. bl2. 41. IOI