Gezond ouder worden in Nederland

advertisement
Gezond ouder
worden
in Nederland
Gezond ouder worden i n Nederland
Inhoudsopgave
4
Wat mag een oudere kosten vanuit
het gezichtspunt van de oudere zelf?
25
Johan Polder
Nederland is een witte stip als het
gaat om vaccinatie van ouderen
46
Ger Rijkers
Ouderen zijn een heel eigen,
interessante onderzoeksgroep
Lisette de Groot
Onze levensverwachting groeit en
tegelijkertijd daalt het aantal jaren dat de
mens leeft zónder ziekte. Wat betekent dat
7
voor de kwaliteit van leven? Wat zijn de
nodig om gezónd ouder te worden? In het
boek Gezond ouder worden in Nederland
28
10
We dachten dat we infectieziekten
goed onder controle hadden
31
49
Pieter Brokx
Kosten van de zorg wegen we
af tegen langer en/of aangenamer
leven
52
Maarten Postma
op het gebied van Healthy Ageing in op
conclusies te leveren. Sterker nog: de ge-
Mevrouw Toonen
Om gezond oud te worden moet je vooral niet oud doen. Dat is de boodschap van alle twintig auteurs
Dood gaan we allemaal, maar
niet aan hiv
13
Gezondheid is ook een
persoonlijke beleving
34
Paul Schnabel
stevige discussie. Want als we de mogelijk-
Met gezonde voeding kan tachtig
procent van de hartpatiënten van
de wachtlijst af
Kris Verburgh
Wees tevreden met de leeftijd
die je hebt
55
Midas Dekkers
Met medicatiebeoordelingen
kun je ziekenhuisopnames en dus
hoge kosten vermijden
Petra Hoogland
heid hebben om in goede gezondheid 150
onszelf en voor de maatschappij?
pleeghuis. De woorden zeggen het al: wie oud is, beweegt niet meer en hoeft ook niets meer zelf te
doen. Ooit leek dat welverdiend na een leven van hard werken, maar inmiddels weten we dat stilstand
overdoet aan een kleinkind en niemand heeft die op jouw kennis en ervaring zit te wachten, verliest
aan veerkracht en vitaliteit.
Natuurlijk, de ouderdom komt met gebreken en veel gebreken worden ook pas in de ouderdom merkbaar. Dat moment verschilt per individu, maar op het niveau van de samenleving schuift het met het
stijgen van de levensverwachting steeds verder naar achter. Dat heeft met welvaart, opleidingsniveau
zondheidszorg anno 2030 vraagt om een
te worden, waar ligt dan de grens, voor
van dit boek. Met ‘oud doen’ bedoel ik ‘achter de geraniums’ zitten in een rust-, verzorgings- of ver-
de snelste weg naar veroudering is. Use it or loose it. Wie niet meer voor zichzelf hoeft te zorgen, de fiets
Annet Mooij
gaan twintig prominenten en deskundigen
bovenstaande vragen, zonder sluitende
Werken is geen straf
Ab Osterhaus
gevolgen voor de inrichting van de zorg?
Voor de economie? Welke innovaties zijn
Probeer opname in een
zorginstelling zo lang mogelijk te
voorkomen
Voorwoord
16
Goede ouderenzorg vraagt
om generalistische artsen die het
overzicht bewaren
37
Houd op met de oude mens
als kostenpost te zien
58
Wanda de Kanter
Ted van Essen
De patiënt moet zelf de kwaliteit
van zorg kunnen beoordelen
Michael Rutgers
en de stand van de geneeskunde te maken, maar vooral ook met gedrag. Langer blijven werken, zo
lang mogelijk blijven sporten, actief sociale contacten onderhouden, gezond eten en niet roken zijn
belangrijke voorwaarden om gezond ouder te kunnen worden. Dat heb je helaas niet helemaal in eigen hand; je moet ook genetisch geluk hebben gehad. En met gerichte preventie en ruimhartigere
screening en vaccinatie kunnen ziekte en dood meer dan ooit op afstand worden gehouden.
Anders dan in de negentiende eeuw komt sterfte aan het begin van het leven bijna niet meer voor. De
zorg is nu vooral dat het eind van het leven wordt getekend door een lang proces van geleidelijk verlies
van zelfstandigheid. Daar zijn veel mensen ook banger voor dan voor de dood zelf. Geen nachtkaarssterfte, maar een lemmingendood, plotseling na zo lang mogelijk zo gewoon en zelfstandig mogelijk
19
Leefstijl is bepalend voor
gezond ouder worden
40
Marjolein Visser
22
Gezond leven is geen keuze,
maar imitatiegedrag
Victor Lamme
2
Als je de biologische verouderingsprocessen in de basis begrijpt, heb
je de sleutel tot innovaties
Folkert Kuipers
43
Onze maatschappij is niet
ingesteld op ouderen
61
Innovaties zijn nodig, want
met een gezonde levensstijl alleen
worden we niet vitaal oud
Andrea Maier
geleefd te hebben. De beste manier om niet oud te worden is dus te blijven leven als volwassene.
Paul Schnabel
Universiteitshoogleraar Universiteit Utrecht, socioloog en
voormalig directeur Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP)
Jan Slagter
3
We worden gezonder én zieker
Het RIVM maakt vierjaarlijks een volksgezondheidstoekomstverkenning. De
conclusie in 2010 was: we worden gezonder en zieker tegelijkertijd. De levensverwachting neemt jaarlijks toe met twee tot drie maanden. Dat komt mede door
de verruiming van het zorgbudget rond de eeuwwisseling, de sterke groei van
ouderenzorg, een sterke groei van ziekenhuiszorg én doordat er veel meer gebruik wordt gemaakt van zorg. Tegelijkertijd daalt het aantal jaren dat de mens
leeft zónder ziekte. Van die extra jaren die we straks leven, zal zeker de helft
gepaard gaan met ziekte.
Meer zieken
“Wat mag een oudere
kosten vanuit het gezichtspunt
van de oudere zelf?”
Johan Polder
Gezondheidseconoom RIVM, bijzonder hoogleraar
Economische aspecten van gezondheid en zorg in Tilburg
4
Waarom worden mensen gezonder én zieker? Johan Polder: “De eerste reden is
vroege opsporing. Als je een screeningprogramma opzet voor bijvoorbeeld borstkanker, komen er ineens heel veel mensen met borstkanker bij. Dat gaat straks ook
gebeuren als een darmkankerscreeningprogramma wordt ingevoerd: dan komen
er veel meer mensen met darmkanker. Dat is goed nieuws, want ze hebben meestal een betere prognose, omdat ze kunnen worden behandeld. Dat is meteen punt
twee: de kans op overleving wordt groter door een betere behandeling. Zo is de
sterfte aan hart- en vaatziekten sinds de jaren 70 enorm gedaald dankzij cholesterolverlagers, cardiovasculaire chirurgie, dotterbehandelingen, bypassoperaties en
aanpassing van de leefgewoontes. Al die medische behandelingen, preventief en
curatief, verbeteren de overleving: het aantal acute hartdoden daalt. Tegelijkertijd
neemt het aantal chronische hartpatiënten toe.
Labelen
Het slechte nieuws is de verandering in leefstijl. Er zijn bijvoorbeeld steeds meer
diabetici en dat is niet alleen omdat we hen eerder opsporen, maar ook omdat de
leefstijl van veel mensen te wensen overlaat. Overgewicht, roken en te weinig beweging bepalen in aanzienlijke mate de omvang en de kosten van de gezondheidszorg. De vierde reden waarom we gezonder én zieker zijn, is omdat we sneller een
label plakken op een verschijnsel. Dat zie je vooral in de psychische hoek. Neem
bijvoorbeeld de ‘ADHD-epidemie’. Het positieve aspect is dat je met een diagnose
ADHD een kind beter kunt begeleiden op school. Maar de negatieve kant is dat
scholen geld krijgen voor moeilijke leerlingen en er dus financiële incentives zijn
om ziektelabels als ADHD uit te delen. Dat is geen goede ontwikkeling. Zo’n kind
krijgt een stempel. Het komt in een traject en belandt uiteindelijk in de WAJONG,
terwijl het ook op andere manieren gestimuleerd kan worden tot een opleiding en
werk dat bij hem past. Wordt een kind gelukkiger van zo’n label? Gelukkig zijn en
lekker in je vel zitten zijn dimensies van gezondheid die heel erg belangrijk zijn.
Financiële grenzen aan de zorg
Preventiemaatregelen doen de zorgkosten stijgen: nu ziekten eerder worden
opgespoord en behandeld, komen er véél meer behandelingen bij. De zorgkosten
maken nu 14 procent van het BNP uit, maar is dat de grens? Vroeger dachten we
dat 10 procent van het BNP de grens was; in Amerika is het 18 procent. De kosten
stijgen over langere perioden gemiddeld met 4,5 procent per jaar, puur door volume,
prijseffecten zijn niet meegerekend. Er zijn de afgelopen 25 jaar een miljoen verrichtingen in de ziekenhuizen bijgekomen. Van de totale volumegroei wordt een
kwart bepaald door demografie: de vergrijzing als zodanig is dus helemaal niet
zo’n belangrijke factor. Als we willen doorgaan met die dure zorg, wat willen we
dan inleveren? We zijn ons niet voldoende bewust van de kosten van de zorg. Zorg
kost per gezin minimaal 1000 euro per maand. We voeren wel discussie over het
gevechtsvliegtuig JSF: dat is een ochtendje zorg. Bezuinigingen op hoger onderwijs:
drie weken zorg. We moeten de discussie aangaan of we met dit gezondheidszorgstelsel doorgaan. En zo ja: wat willen we dan inleveren? Willen we geen
onderwijs meer, geen extra snelwegen of gewoon per maand minder verdienen?
Zeg het maar. Economen noemen dat opportunity costs: wat wil je aan andere
bronnen van welvaart en geluk opgeven om de zorg te betalen?
Breed basispakket maar minder verrichtingen
Daarnaast moeten we nadrukkelijk discussie voeren over het basispakket. Wat
wil je collectief financieren en wat moet privaat? Kijk je naar de kosten van de
curatieve zorg, dan doen we het in Nederland best goed. De zorg is vrij sober, met
weinig geneesmiddelen en terughoudende artsen. Maar de toename in volume is
wel heel erg groot. We lossen de hoge kosten in de zorg alleen op door vaker ‘nee’
te verkopen én door het zorgstelsel anders in te richten. Je zou kunnen zorgen voor
5
een breed basispakket, met afzwakking van de prikkels om altijd maar meer te
doen. Als een arts nu zegt: ‘Ik zie geen enkele noodzaak tot de ingreep’, dan komt
er een second opinion. En als de patiënt erop staat dat hij behandeld wordt – in het
uiterste geval zelfs met een advocaat erbij – gebeurt het toch. In het huidige systeem is het bovendien interessant om zoveel mogelijk verrichtingen te doen, want
artsen krijgen een honorering per verrichting. Daar moeten we vanaf.
Zorgstelsel op lokaal niveau
De gezondheidszorg zou beter moeten aansluiten bij de lokale bevolking. Om
welke bevolking gaat het: jong of oud, hoog of lager opgeleid? Wat zijn de specifieke
vragen en zorgbehoeften in deze bevolkingsgroep en hoe kunnen we daar een
passend antwoord voor organiseren? Neem het verschil in opleidingsniveau. Het
is bekend dat mensen met een lage opleiding ongezonder leven, en gemiddeld
zeven jaar korter. Meest bepalend voor dit verschil is dat hoogopgeleiden vaker
een projectmatige visie op hun eigen levensloop hebben en zich op langetermijndoelen richten. Voorbeeld: een hoogopgeleide die wil afvallen, zal kiezen voor een
structureel andere manier van eten, terwijl een laagopgeleide eerder kiest voor
een crashdieet en daarna weer terugvalt in het oude eetpatroon. Als je de zorg op
regionaal niveau organiseert, kun je in je preventieprogramma’s rekening houden
met het verschil in mentaliteit als gevolg van afkomst, leefklimaat, werkomgeving
en de mores die daar belangrijk zijn: het helpt dus niet bij iedereen om een langetermijndoel voor te schotelen. De zorg kan dan beter worden afgestemd op de
ziekteproblematiek van de betreffende populatie. Verzekeraars zouden voor een
bepaalde regio een all-incontract kunnen afsluiten – ziekenhuis, apotheek, et cetera – waarbij je de concurrentie wel in stand houdt, maar veel meer op regionaal
niveau. Dat vraagt wel om betrokken ziekenhuizen en andere zorgleveranciers.
Kosten ten opzichte van welbevinden
de zorg kosten vanuit het gezichtspunt van de oudere zelf? Moet je zo ontzettend
veel geld uitgeven aan een klein beetje verlenging van het leven? Of kies je voor
investering in veel kwaliteit in misschien een korter aantal jaren? We moeten de
focus verleggen van al die dure curatieve en klinische behandelingen naar ondersteuning, kwaliteit van leven, hulpmiddelen: iets doen aan de beperkingen die
mensen hebben, zodat ze goed kunnen functioneren en de dingen kunnen doen
die ze graag willen doen. Zo draag je bij aan de zin van het leven. Bestrijding van
de eenzaamheid hoort er ook bij. Ik denk dat dit een groot probleem wordt in de
toekomst: eenzaamheid onder ouderen. Dat is natuurlijk niet alleen een taak voor
de overheid, maar ook heel nadrukkelijk een taak voor de samenleving zelf. Persoonlijk zou ik het wel mooi vinden als ook de kerken daarbij weer een wat grotere
rol gaan spelen.”
Over Johan Polder
Johan Polder (1966) is gezondheidseconoom bij het RIVM en bijzonder
hoogleraar Economische aspecten van
gezondheid en zorg aan de Universiteit
van Tilburg, departement Tranzo. Hij is
hoofdredacteur van het Tijdschrift voor
Gezondheidswetenschappen en voorzitter
van de Vereniging voor Gezondheidseconomie. “Probeer opname
in een zorginstelling zo lang
mogelijk te voorkomen”
Ab Osterhaus
Hoogleraar Virologie Erasmus Universiteit en hoofd Viroscience lab
In de discussie over de ouderenzorg zijn we erg gericht op de fysieke gezondheid.
We zouden meer moeten kijken vanuit het gezichtspunt van die oudere zelf. Welbevinden is belangrijk, kunnen participeren, wel of geen beperkingen hebben. De
ernstige beperkingen zijn meestal gecomprimeerd tot een korte, laatste levensfase. Dan zou je de discussie kunnen aangaan. Wat brengt een kankerbehandeling
van 100.000 euro voor een gewonnen levensjaar de persoon in kwestie? Wat mag
6
7
Kosteneffectieve ouderenzorg die bijdraagt aan de kwaliteit van leven
“Vijftig jaar geleden was je op je 65e oud en had je een relatief korte levensverwachting. Nu worden we met z’n allen ouder, en maken we meer en meer gebruik van de gezondheidszorg, juist na ons 65e. Een belangrijke reden is dat ons
afweersysteem op oudere leeftijd minder goed werkt, waardoor we vatbaarder zijn
voor infecties en kanker. Dat noemen we immunosenescentie, het ouder worden
van het afweersysteem. Interessant is dat je bij ouderen vaak ‘kinderziekten’ ziet
optreden. Jonge kinderen vaccineren we en daarna zijn ze immuun. Maar die
immuniteit blijkt dus af te nemen naarmate je ouder wordt, waardoor oudere
mensen steeds vaker ook weer ‘kinderziekten’ kunnen krijgen.
Kwaliteit van leven
Het gaat er niet alleen om hoe oúd je wordt, maar misschien nog wel meer om
hóe je oud wordt: de kwaliteit van leven staat daarbij centraal. Ik noem als voorbeeld de griepprik. Je kunt bekijken hoeveel mensenlevens je hiermee redt, want
het is natuurlijk belangrijk om sterfte te voorkomen. Maar nog veel belangrijker
vind ik dat je dankzij deze influenzavaccinatie nog tien, twintig jaar verder kunt
met een goede kwaliteit van leven. Gezond ouder worden, daar gaat het om.
Ernstige complicaties griep
De complicaties van de griep kunnen juist op oudere leeftijd ernstig zijn. Dit geldt
vooral voor risicogroepen, waartoe je als oudere al snel behoort. Iemand van
zeventig jaar die helemaal gezond is, kan door een griepvirus zo’n twee weken in
bed belanden en bovendien complicaties als een longontsteking oplopen. Dan raak
je veel kilo’s kwijt die niet meer terugkomen, en dat zijn spieren. Je verliest dus aan
spierkracht en komt vervolgens niet meer overeind: je bent niet meer ambulant. Je
leeft wellicht nog wel een paar jaar door, maar bent bedlegerig geworden. Kortom:
deze gezonde mens van zeventig jaar komt ineens in een verpleeghuis. En daar willen
we mensen juist zo lang mogelijk uit zien te houden. Want deze geïnstitutionaliseerde
zorg kost niet alleen kwaliteit van leven, maar ook geld, veel geld.
8
Verspreiding van virussen
Verpleeg- en bejaardentehuizen kunnen een bron van infecties zijn. Vergelijk het
met een cruiseschip vol pensionado’s, allemaal oudere mensen die extra gevoelig
zijn. Als daar een virus wordt verspreid via de lucht, via het voedsel of via ongewassen handen na toiletbezoek, dan gaat er op zo’n cruiseschip opeens een aantal
mensen dood aan griep of aan diarree. In een tehuis kunnen virussen binnenkomen via kinderen of kleinkinderen. Elk jaar opnieuw zien we – en dat houden
we voor de griep heel goed bij – rond de kerst vaak een griepepidemie. De griep
komt dan net voor de kerstvakantie op, suddert wat door in de vakantie, om los te
breken als de kinderen weer naar school gaan. Kinderen komen samen op school,
waar het virus rondgaat, en ze scheiden het dan flink uit. In het weekend gaan
ze naar opa en oma en verspreiden ook daar de infectie. En als opa en oma niet
gevaccineerd zijn, is de kans groter dat zij influenza krijgen. In Japan kregen jonge
kinderen in het verleden standaard de griepprik, ook om de ouderen te beschermen. Dat lijkt interessant, maar het is bij ons ethisch niet acceptabel om jonge
kinderen te vaccineren om oude mensen te beschermen. Dus is vaccinatie van
oude mensen de te volgen strategie.
Onderzoek naar oorzaak sterfte
Het is opvallend dat enkele weken na een griepgolf in de winter er vaak een
piek van sterfte is onder ouderen. Het is van belang om te weten waaraan deze
ouderen overlijden. Dat is lastig te achterhalen, want als iemand doodgaat aan
een longontsteking, staat er op de overlijdensakte ‘hartfalen’ of ‘hartzwakte’,
maar niet dat de primaire oorzaak influenza was. Terwijl dat wel zo is, want bij een
zware longontsteking door influenza geeft uiteindelijk het hart het vaak op. Als
je ervoor kan zorgen dat deze mensen die longontsteking niet krijgen, kunnen ze
zonder problemen nog lange tijd in goede conditie verder leven.
Vaccinatieprogramma voor ouderen
Het zou goed zijn om bij onze vergrijzende bevolking een rijksvaccinatieprogramma voor oudere mensen op te zetten, om hen te beschermen tegen ziekten
die hen in het bijzonder treffen. Het leidende principe moet ‘langer een goede
kwaliteit van leven’ zijn. Prettige bijkomstigheid is dan vaak de kosteneffectiviteit
van de vaccinatie: wat kost de vaccinatie – bijvoorbeeld tegen luchtweginfecties
of gordelroos – en wat levert het op? Als je met 100 euro aan vaccinatie 500 euro
wint omdat je opname in het verzorgingstehuis voorkomt, dan is het de investering dubbel en dwars waard.
Investeren in onderzoek
Als wij niet investeren in ‘gezond ouder worden’, dan loopt de rekening steeds verder op. Je kunt wel zeggen dat de eigen familie verantwoordelijk is voor de financiering van de extra zorg voor ouderen, maar je kunt beter voorkomen dat ouderen
die extra zorg nodig hebben en uiteindelijk naar een verpleeghuis moeten. Er is
dus onderzoek nodig naar mogelijke interventies om gezond ouder te kunnen worden. En dus ook naar nieuwe medicijnen, want als je kijkt naar de huidige vaccins,
en naar de resistentieontwikkeling tegen antibiotica en antivirale middelen, weten
we dat er nieuwe en betere vaccins en medicijnen moeten komen.
Samenwerking
Onderzoek kost veel geld, maar het is een heel goede investering. Want uiteindelijk levert het nieuwe medicijnen op. We hebben de industrie daarbij hard nodig.
We klagen wel dat de farmaceutische industrie er teveel aan zou verdienen, maar
we hebben als maatschappij besloten dat de overheid geen vaccins en medicijnen
meer ontwikkelt. Toen ik nog bij het RIVM werkte, maakten we als overheid wel
vaccins. Ik ben daar vooral ook weggegaan omdat ik het idee had dat ik er niet
langer meer kon bijdragen aan vaccinontwikkeling. En dat ik dat wel in een universitaire setting zou kunnen doen, waar ik met de industrie zou kunnen samenwerken. De uiteindelijke beslissing om iets nieuws te ontwikkelen, ligt nu immers bij
de industrie.
Innovaties
Bij ons onderzoek in het Erasmus MC werken we veel samen met de industrie:
publiek-private samenwerking. De overheid draagt deels bij via het ziekenhuis en
via nationale en internationale fondsen, maar de rest halen we uit de markt. We
hebben bijvoorbeeld nieuwe virussen ontdekt die bij kinderen en ouderen over de
hele wereld ernstige ziekten veroorzaken; daar zijn wij dan de eersten in. Dat is heel
prestigieus natuurlijk. Tegelijkertijd werken we aan vaccins tegen deze virussen.
Het verschil maken
Er is een grote groep mensen boven de vijfenzestig die nog zeker zo’n twintig
jaar gezond mee wil en kan. Deze groep moet je in een goede algemene conditie
houden. Dus: gezond leven, en daar hoort vaccineren bij. Er zijn natuurlijk altijd
tegenstanders en mensen die het beter weten. Vaccineren is pas echt gewild als
er plotseling kinderen doodgaan aan een nieuwe infectie. Kom je op dat moment
met een vaccin en stop je de ziekte, dan ben je een held. Maar preventieve geneeskunde is niet aansprekend, omdat je het resultaat niet echt ziet: je schakelt een
sluipmoordenaar uit. Dat is vooral een kwestie van goed communiceren. Ik weet –
ondanks alle tegenstand – dat wij met ons werk het verschil kunnen maken.”
Over Ab Osterhaus
Ab Osterhaus (1948) is al twintig jaar
lang hoogleraar Virologie aan de Erasmus
Universiteit Rotterdam en hoofd van
het Viroscience lab van het Erasmus MC.
Naast patiëntenzorg (diagnostiek en
consulten aan behandelende artsen) en
artsopleidingen richt hij zich op weten-
schappelijk onderzoek naar virusinfecties
bij mensen en bij dieren. Osterhaus werkte
hiervoor zestien jaar bij het RIVM in
Bilthoven. Hij speelde een belangrijke rol
bij de identificatie van het SARS-virus,
dat de longziekte SARS veroorzaakt. Ab
Osterhaus ontving diverse prestigieuze
prijzen voor zijn werk.
9
Vijf eeuwen gezondheidszorg
“We dachten dat we
infectieziekten goed onder
controle hadden”
Annet Mooij
Historisch-sociologisch onderzoeker en auteur
10
“In de zeventiende eeuw was het niet de vraag hoe je gezond oud werd, maar of
je überhaupt oud werd. De kindersterfte was in die tijd erg hoog en epidemieën
maaiden soms in één klap een deel van de bevolking weg. Als de ene ziekte op
z’n retour was, kwam de volgende op. Zo had je in de achttiende eeuw de pokken,
daarna kwamen cholera en tuberculose. Dat was in de tijd van het snel groeiende
industriële proletariaat, dat samenklonterde in krotten en vochtige kelders in de
verpauperde stadswijken. Later, in de twintigste eeuw, kwam polio op. Naast
infectieziekten waren er in het verleden ook ziekten als kanker. In de zeventiende
eeuw had je stadsoperateurs, die borsten amputeerden vanwege borstkanker;
kanker was toen al een doodsoorzaak. En verder waren er ziekten die we tegenwoordig kennen als chronische ziekten. Ze duurden alleen minder lang, simpelweg
omdat er geen behandeling voor was en mensen eerder doodgingen.
Hygiënemaatregelen
Tot en met de eerste helft van de negentiende eeuw was er van centrale overheidsbemoeienis bij de gezondheid van burgers nog geen sprake. Wel kwamen de
stadsbesturen in actie wanneer er bijvoorbeeld een epidemie uitbrak. Dan schreven
ze maatregelen voor als ‘geen komkommers meer eten’ of ze legden een verbod op
op de verkoop van bepaalde zaken. Er kwamen regels over het verzamelen en het
begraven van lijken en over de vereiste kleding op straat.
Infectieziekten namen sterk af door de toepassing van hygiënische maatregelen
als de aanleg van riolering en het ophalen van vuilnis. Deze maatregelen kwamen
niet voort uit de kennis over virussen en bacteriën – die kennis was er op dat
moment nog niet – maar uit de ergernis over stank en viezigheid op straat. Een
positief effect van deze interventies was dat er minder zuigelingen stierven aan
diarree en andere kwalen, waardoor de algemene levensverwachting begon op
te lopen. Er was wel een medische groepering – hygiënisten heetten ze – die een
theorie had over het ontstaan van ziekten, waarbij stank en vuiligheid een rol
speelden. Er werden allerlei grote schoonmaakacties opgezet zonder dat dit achterliggende idee klopte. De kennis van bacteriën kwam pas met Louis Pasteur, die
ontdekte dat de oorzaak van veel ziekten een minuscuul levend wezen was, een
‘micro-organisme’. Maatregelen die zich wel direct op de gezondheid richtten,
waren bijvoorbeeld de eerste vaccinaties. Het doel was nog niet zozeer om gezond
ouder te worden, maar vooral om jong in leven te blijven. De laatste grote doorbraak na riolering, drinkwatervoorziening en vaccinaties was de penicilline. Dat is
een van de weinige geneesmiddelen die echt een groot effect hebben gehad.
Centrale overheidsbemoeienis
Controle infectieziekten
Eind negentiende eeuw nam met de industrialisatie de invloed van de centrale
overheid toe. Het werken in de fabrieken vroeg om wetgeving, zoals een ziektewet
en arbeidswetgeving. Ook deden de ziekenfondsen hun intrede. Begin twintigste
eeuw werden de Gemeentelijke Gezondheidsdiensten (GGD’s) opgericht. Zij hielden
zich vooral bezig met de zorg voor zuigelingen en kinderen, en gaven voorlichting
aan moeders over borstvoeding en het gebruik van schoon water. De GGD’s
speelden ook een rol bij de oprichting van consultatiebureaus, de aanstelling van
schoolartsen en de bestrijding van tuberculose.
Infectieziekten zijn en blijven een van de grootste bedreigingen voor onze gezondheid. Na de introductie van penicilline en andere antibiotica hebben we jarenlang
gedacht dat we ze goed onder controle hadden, maar met de komst van aids in
de jaren tachtig bleek dat infectieziekten niet zo maar oplosbaar zijn. De eerste
jaren was er niets tegen het aidsvirus te doen. Dat was voor iedereen een enorme
schok en het leidde tot paniek bij artsen en patiënten. Nu is aids in de westerse
landen gelukkig controleerbaar geworden, maar het besef dat infectieziekten een
blijvende dreiging voor de mensheid zijn, is niet meer weggegaan.
Lokale regelgeving
11
Snelheid van verspreiden
Vroeger was alles beter?
Door het aidsvirus werd ook duidelijk hoe snel een infectieziekte zich tegenwoordig
kan verspreiden. Vroeger ging dat een stuk trager en konden ziektekiemen beperkt
blijven tot lokale gemeenschappen. Pas met de opkomst van de stoomschepen,
konden ratten de overtocht van het ene naar het andere werelddeel overleven. Zo
kon de pest zich over de wereld verspreiden. Tegenwoordig ben je in een etmaal de
wereld rond. Veel mensen doen dat ook en komen overal. De kans dat een ziektekiem zich wereldwijd verspreidt, is dan ook gigantisch groot. Als er bijvoorbeeld in
Singapore een gevaarlijk en besmettelijk virus wordt gesignaleerd, is dat voor ons
ook al snel een bedreiging.
Als het gaat om ouderenzorg, denk ik dat sommige behandelingen minder automatisch zouden moeten worden gegeven. Is een behandeling nog wel zinnig? Wil
iemand die eigenlijk nog wel? Je zou een arts moeten hebben die het gehele beeld
overziet en niet alleen een disfunctionerend hart of een ander orgaan. Maar als je
me vraagt of het vroeger beter was, toen je bijtijds doodging aan een infectieziekte, dan zeg ik: nee. De ziekteverschijnselen waren vaak vreselijk en veroorzaakten
een immens lijden. Er is natuurlijk enorme vooruitgang geboekt. Stel je alleen al
eens voor dat je geopereerd moet worden terwijl er geen narcose is. Wat medische voorzieningen betreft kun je veel en veel beter in deze tijd leven.”
Voorlichting en preventie
De overheid is in vergelijking met vroeger meer gericht op voorlichting en preventie.
Bij veel mensen leeft het idee dat de overheid zich meer met de gezondheid van
zijn burgers moet bemoeien. Bijvoorbeeld door mensen met overgewicht meer
premie te laten betalen dan mensen met een gezond gewicht – een onuitvoerbaar
idee, lijkt mij. Of door niet-rokers voorrang te geven op een medische behandeling
boven rokers. Deze ideeën zorgen voor enorme dilemma’s.
Spelers in de zorg
Vroeger had je de arts en zijn patiënt die de zorg bepaalden. Tegenwoordig spelen
ook de verzekeraar en de overheid een grote rol. De overheid bemoeit zich vooral
met de financiering van de zorg. Voor de ouder wordende mens betekent de bemoeienis van al die partijen ook een vorm van bescherming: je bent niet meer overgeleverd aan de wil van de arts. Aan de andere kant zorgen al die partijen ervoor
dat de zorg een ingewikkelde, administratieve rompslomp is geworden. Ik denk dat
oudere mensen daar veel last van hebben. Ouderenorganisaties en ziekenhuizen
fuseren en worden groter en complexer. Ik denk dat we meer terug moeten naar
kleinschalige voorzieningen, net als vroeger, bijvoorbeeld verpleging in de wijk.
12
Over Annet Mooij
Annet Mooij (1961) is zelfstandig onder-
zoeker en hoofdredacteur van het literaire
en algemeen culturele tijdschrift De Gids.
Ze promoveerde in 1993 op een dissertatie
over geslachtsziekten en besmettingsangst in de periode 1850-1990. Annet
Mooij legt zich vooral toe op historisch-
sociologisch onderzoek en schreef onder
meer de boeken De polsslag van de stad:
“Gezondheid is ook een
persoonlijke beleving”
Paul Schnabel
Universiteitshoogleraar UU, socioloog en voormalig directeur
Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP)
350 jaar academische geneeskunde in
Amsterdam, Aan de Achtergracht: honderd
jaar GG&GD Amsterdam en De onzicht-
bare vijand: over de strijd tegen infectieziekten.
13
Levensverwachting blijft stijgen
“We zijn niet gemaakt om heel oud te worden. Genetisch is bepaald dat we op de
leeftijd van 50-55 moeten gaan, maar de wetenschap heeft ervoor gezorgd dat
we dertig jaar hebben gewonnen. Elke week krijgen we er een weekend bij: de
jeugd van nu haalt straks misschien de honderd. Maar we rommelen de ouderdom in en het leven uit. Stierven vroeger veel mensen al jong aan infectieziekten en later aan hartkwalen, en gingen aanzienlijk veel vrouwen dood in het
kraambed, nu haalt meer dan negentig procent van alle mannen en vrouwen
de 65. En ben je eenmaal de 65 gepasseerd, dan heb je vanaf dan ook een
hogere levensverwachting: gemiddeld nog twintig jaar. Het verschil in levensverwachting tussen mannen en vrouwen wordt ook steeds minder groot. Bij
de huidige ‘oudere generatie’ komt dat omdat veel minder mannen roken en
vrouwen juist wat ‘gevaarlijker’ zijn gaan leven.
Kwestie van geluk
De manier waarop we de ouderdom ingaan, is individueel bepaald. Zaken die een
rol spelen zijn: gevarieerd eten, bewegen, niet roken, met mate drinken – het liefst
wijn – en een regelmatig leven leiden. En dan heb je natuurlijk nog de genetische
component en de factor toeval. Gezond ouder worden is ook een kwestie van geluk.
En geluk is een beleving: je kunt fysiek nog zo gezond zijn, maar als je je psychisch
niet goed voelt, voel je je ook lichamelijk niet goed. Omgekeerd voelen veel mensen die er lichamelijk slecht aan toe zijn, zich toch redelijk gezond. Ze accepteren
dat de ouderdom met gebreken komt.
Zelfstandigheid
Heel bepalend voor je geluk is of je nog zelfstandig kunt zijn: een pensioen waarvan
je rond kunt komen, een goed netwerk en niet ‘dankjewel’ hoeven zeggen tegen je
kinderen. Het lijkt een aantrekkelijk plaatje om door je kinderen verzorgd te worden,
maar mantelzorg is zwaar en kan heel lang duren. We zullen in de toekomst meer
met mantelzorg moeten leven dan nu al het geval is, maar er is geen reden dat te
romantiseren. De meeste ouderen zorgen liever en ook zo lang mogelijk voor zichzelf.
14
Netwerk onderhouden
Vaak zie je bij echtparen dat de vrouw het netwerk onderhoudt. ‘We moeten weer
eens langs bij die en die.’ Als de vrouw wegvalt, heeft de man er geen grip meer
op. Terwijl het juist gezond is niet thuis te blijven wachten tot er iemand langskomt, maar zelf het initiatief te nemen. Ook richting jongeren, want het idee dat
jij als oudere gebeld moet wórden, is echt achterhaald. Blijf op de hoogte van wat
speelt, zodat je mee kunt praten. En probeer ook een beetje aardig te blijven: een
knorrige opa of oma wordt zelfs door de kleinkinderen niet graag meer bezocht.
steeds over hen praten. Een gehoorapparaat helpt dan. Lopen gaat moeizamer als
je ouder wordt. En als je een been breekt, gaat het herstel langzamer. Een oudere
schaatser komt best vooruit op conditie, maar gaat niet meer zo snel. Seks is ook
zoiets: we denken dat we tot op hoge leeftijd goede seks moeten hebben, maar
dat is gewoon niet iedereen gegeven. Overigens betekent dit allemaal niet dat we
moeten gaan stilzitten! Het beeld van de 65-plusser achter de geraniums is echt
achterhaald. Stil blijven zitten is ook helemaal niet gezond als je oud bent. Als je je
spieren en hersenen niet gebruikt, raken ze in verval.
Verzorgde ouderdom
Blijven werken
We leven in een cosmetisch en esthetisch ingerichte samenleving. We lopen in
leuke kleren, verven onze haren en bleken onze tanden. Het modebeeld kan ook
heel stigmatiserend werken. Jong, sportief en slank is het ideaal, maar gemiddeld
worden we zwaarder en zijn er steeds meer ouderen. Ook wie oud is, moet er
niet te oud uitzien. Dat willen de meeste ouderen ook zelf niet. Rimpels mogen in
Nederland nog wel, maar het mag allemaal niet hangen. Ooglidcorrecties worden
dus steeds gewoner, eerst voor vrouwen, maar uiteindelijk ook voor mannen.
Iemand als Marijke Helwegen is natuurlijk het uithangbord van de cosmetisch
gestylde ouderdom, al zullen weinig mensen zo ver willen en kunnen gaan.
We zullen langer moeten blijven werken. De meeste mensen kunnen dat ook en
dan is het gezond om dit te doen. Toen ik, nu 65, dit jaar met pensioen ging, werd
me ook al gevraagd welk werk ik nu ga doen. Voor een belangrijk deel ga ik doen
wat ik toch al deed: schrijven, lezingen en colleges geven, besturen en toezicht
houden. Niet meer de dagelijkse leiding van een instituut, dat ambieer ik ook niet
meer. Het is natuurlijk anders voor een stratenmaker of een balletdanser: zij zijn
op een gegeven leeftijd door de aard van hun beroep fysiek ‘versleten’. En er zijn
beroepen waar je op een bepaald moment op uitgekeken kunt zijn. Dat zie je nogal
eens bij tandartsen en ook wel bij leraren. Allebei typisch beroepen zonder carrièreperspectief; in principe doe je altijd hetzelfde. Operazangers worden niet beter
als ze ouder worden, dirigenten vaak juist weer wel en ze blijven dan tot op hoge
leeftijd veel gevraagd. Financieel kunnen we het ons als samenleving niet meer
permitteren mensen al vroeg te pensioneren. Gelukkig willen steeds meer mensen
dat zelf ook niet meer.”
Shit happens
Mensen zouden meer moeten berusten in wat niet meer kan. Gelukkig is er ook
aan het onvermijdelijke verval nog veel te verhelpen. Al jong zijn we gewend
aan een bril, omdat we meer willen kunnen blijven zien dan onze ogen toestaan.
Mensen die doof raken, worden vaak een beetje paranoïde: ze denken dat anderen
Over Paul Schnabel
Paul Schnabel (1948), socioloog, was
van 1998 tot 2013 directeur van het
Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP).
Sinds 1986 is hij hoogleraar aan de Universiteit Utrecht en dat blijft hij ook na
zijn pensioengerechtigde leeftijd. Paul
Schnabel wordt al jarenlang gerekend
tot de top tien van invloedrijkste per-
sonen in Nederland. Hij is onder meer
kroonlid van de SER, commissaris bij ING
Nederland, bestuurder bij het Koninklijk
Concertgebouworkest, toezichthouder
bij Museum Boijmans Van Beuningen
adviseur van het Prins Bernhard
Cultuurfonds en voorzitter van het
Innovatiefonds Zorgverzekeraars. De
Koninklijke Nederlandse Akademie van
Wetenschappen kende hem de eens in
de twee jaar uitgereikte Akademie-
penning toe, en bij zijn afscheid van het
SCP werd hij benoemd tot Ridder in de
Orde van de Nederlandse Leeuw.
15
Ouderenzorg speelt dwars door alle specialismen heen
Tv-dokter Ted van Essen van Omroep Max is in het dagelijkse leven huisarts
en voorzitter van het College Geneeskundige Specialismen (CGS), dat de kwaliteit van de specialisten en de opleidingen tot specialist borgt met regelgeving. Hij
denkt dat er in de ouderengeneeskunde een behoefte zal ontstaan aan een nieuw
soort functie: een breed opgeleide arts die de verschillende specialismen overziet
en vanuit deze helikopterview beslissingen kan nemen.
“Goede ouderenzorg
vraagt om generalistische artsen
die het overzicht bewaren”
Ted van Essen
Huisarts, voorzitter College Geneeskundige Specialismen (CGS),
TV-dokter Omroep MAX
16
“Voor de patiënt moet helder zijn met welke gezondheidsklacht je bij welke specialist
moet zijn. Het College Geneeskundige Specialismen (CGS) stelt de regels vast voor
de opleidingen, de erkenning van opleidingen en opleiders, en de (her-)registratie
van specialisten en profielartsen. We hebben net de 34e geregistreerde specialisatie
vastgesteld: die van sportarts. Voor de ouderenzorg is dit een belangrijke stap,
want sportartsen kunnen veel betekenen voor het in beweging blijven van ouderen.
Waar de revalidatiearts zorgt dat de ADL, de Algemeen Dagelijkse Verrichtingen,
weer op peil komen na een ongeval of operatie, zorgt een sportarts dat ouderen actief
blíjven bewegen.
Verschillende kwalen: meerdere specialisten
Het CGS ontwikkelt een visie op de toekomst van de zorg, samen met artsen uit
allerlei specialismen. Zo buigen we ons ook over de ouderenzorg. Ouderen maken
een groot deel uit van het patiëntenbestand. Dat is niet wat je voor ogen hebt als
je aan je opleiding begint: een jonge arts verheugt zich meestal op spectaculaire
genezingen van leuke jongedames en -mannen. In de praktijk zijn ze driekwart van
hun tijd bezig met ouderenzorg. Ook interessant, maar het vraagt om een andere
en specifiekere aanpak, want je móet hier wel over de grenzen van je eigen vakgebied kijken. Ouderen hebben bijna altijd meerdere kwalen en vrijwel allemaal een
chronische ziekte. Je hebt dus altijd meerdere specialismen nodig, en de artsen uit
verschillende vakgebieden moeten ook nog eens met elkaar samenwerken.
Preventie
Het College Geneeskundige Specialismen zit nu aan de knoppen om ouderenzorg
een plek te geven binnen alle specialismen. Allereerst om te zorgen dat artsen
meer feeling krijgen met deze doelgroep. En ten tweede om meer aandacht te
krijgen voor preventie. Preventie is juist voor deze doelgroep zo belangrijk, omdat
een oudere, áls er iets gebeurt, altijd een stap achteruitgaat die niet meer herstelbaar is. Een goed voorbeeld van preventie zijn vaccinaties. Ouderen krijgen al de
griepprik, maar bijvoorbeeld geen vaccinatie tegen longontsteking. Daarmee zijn
we een van de weinige landen in Europa waar de pneumokokkenvaccinatie niet
standaard is. Bij ouderen betekent een griep of longontsteking direct een enorme
achteruitgang in de kwaliteit van leven. Net zoals bij een herseninfarct, hartfalen,
een gebroken heup of kanker. Ik verwacht dat er in de nabije toekomst meer vaccinaties komen tegen kwalen die bij ouderen een aanslag zijn op hun gezondheid:
diarree, gordelroos en misschien ook wel tegen bepaalde vormen van kanker.
Kwaliteit van leven als uitgangspunt
Preventie is dus heel belangrijk. Tegelijkertijd mag preventie de kwaliteit van leven
niet beïnvloeden. Soms moet je bepaalde zorg juist níet geven. Als bijvoorbeeld
een middel om de cholesterol te verlagen zoveel spierpijn geeft dat deze pijn
overheerst, dan moet je overwegen om de pijn zwaarder te laten wegen en het
cholesterolverlagende middel niet te geven. Bij ouderen ligt de prioriteit vaak niet
meer bij genezing, maar bij het beheersen van de kwalen: zorgen dat de bijwerkingen
minimaal zijn en de kwaliteit van leven zo hoog mogelijk. Daar hebben artsen
nog wel iets te leren: de meesten zijn toch vooral gericht op de oplossing binnen
hun eigen specialiteit. Wat er in het ziekenhuis ontbreekt, is een goed opgeleide,
17
generalistische arts, die het overzicht heeft. En die zorgt dat de diverse disciplines
samenwerken, zodat hun zorg soepeler in elkaar overvloeit. Het CGS buigt zich nu
over de vraag hoe ouderenzorg beter te verankeren is in de opleidingsplannen en
een onderwerp wordt dwars door alle specialismen heen.
48/5-principe
Niet alles is natuurlijk te voorkomen met preventie. Als er dan toch iets gebeurt
waardoor een oudere in het ziekenhuis belandt, is het belangrijk om hem of
haar zo snel mogelijk weer op de been te helpen. Want stilliggen betekent direct
een onherstelbare terugval in de kwaliteit van leven. De winst is niet te halen in
gespecialiseerde zorg, maar in een gecoördineerd traject ná een opname. Kijk, een
nieuwe heup is natuurlijk enig om te doen, maar belangrijker is dat de patiënt die
nazorg krijgt waarmee hij of zij het ziekenhuis zo snel mogelijk kan verlaten. Je
knapt sneller op in je thuisomgeving, dus moet verdere zorg dáár plaatsvinden.
Een Canadese arts heeft het 48/5-principe ontwikkeld: binnen 48 uur moet er een
behandelplan zijn om de volgende vijf punten zo snel mogelijk op de rit te krijgen:
 Cognitief: is de patiënt bij kennis en geestelijk in orde.
 Voedingstoestand: is de patiënt wellicht ondervoed, te eenzijdig gevoed
(‘de 50 tinten bruin’ in een verpleegtehuis) of uitgedroogd.
 Kan de patiënt plassen (want een volle blaas leidt tot ontstekingen).
 Kan de patiënt poepen.
 Wat is de beweegsituatie: kan de patiënt zo snel mogelijk uit bed.
Dit 48/5-principe moet niet alleen bekend zijn, maar ook door alle specialisten
worden toegepast.
Zorgen om de zorg
Ouderen hebben geen belang bij lang leven, zeggen ze zelf. ‘Mijn leven is af’, hoor
ik geregeld. Dit geldt natuurlijk niet voor iedereen: als je bang bent dat je niet in
de hemel komt, blijf je liever op aarde. Maar over het algemeen maken ouderen
zich minder zorgen over de dood, dan over het feit dat de zorg verslechtert met
het gevaar dat ze afhankelijk worden. Liever gaan ze dood dan dat ze in een verpleegtehuis belanden. De toekomst van de ouderenzorg ligt dus bij a) preventie en
b) een nieuwe functie van ‘ziekenhuisarts’, die de klinische zorg voor een patiënt
coördineert, zodat c) ouderen bij tussentijdse kwalen zo snel mogelijk weer op de
been worden geholpen en zo lang mogelijk buiten de instellingen blijven.”
Over Ted van Essen
Ted van Essen (1949) is huisarts en bekend
als de tv-dokter van Omroep MAX. Hij
schreef het boek Dokter Ted met adviezen
die hij eerder gaf voor programma’s van
Omroep MAX. Zijn ervaring is dat mensen
nog heel veel zelf kunnen doen om lang
gezond te blijven en ellende te voor-
“Leefstijl is bepalend voor
gezond ouder worden”
Marjolein Visser
Hoogleraar Gezond ouder worden, Vrije Universiteit & VU medisch centrum
komen. Gezondheid is ons grootste goed,
maar daar handelen we lang niet altijd
naar. Ted van Essen deed wetenschappelijk
onderzoek op het terrein van griep in het
Universitair Medisch Centrum Utrecht en
is lid van de European Scientific Working
group on Influenza (ESWI). Daarnaast is hij
voorzitter van het College Geneeskundige
Specialismen.
18
19
Onderzoek naar determinanten voor optimaal ouder worden
“Als je ouder wordt, verandert de samenstelling van het lichaam: botten, vetten,
spieren. Vaak al vanaf je twintigste, als je een nieuwe levensfase ingaat met meer
zittend werk en soms minder sportactiviteiten bij eenzelfde eetpatroon. Vanaf
dan neemt je spiermassa af. Rond je vijftigste gaat leeftijd nog meer meespelen en
verandert je lichaam onder invloed van hormonen en bijvoorbeeld ontstekingsgerelateerde stoffen in het bloed. We onderzoeken wat de optimale lichaamssamenstelling van ouderen is en welke factoren daarbij te beïnvloeden zijn, zoals
voeding, lichaamsbeweging en zitgedrag.
Overgewicht
Vanaf je dertigste neemt over het algemeen je lichaamsgewicht iets toe. Na ongeveer
je tachtigste neemt dit weer af. In de jaren daartussen hebben veel mensen tegenwoordig overgewicht. Dit drukken we uit in de Body Mass Index (BMI): het gewicht
in verhouding tot de lichaamslengte. Deze BMI geeft een schatting van het
gezondheidsrisico van het lichaamsgewicht. Een gezonde BMI voor volwassenen
heeft een waarde tussen 18,5 en 25. Voor ouderen boven de zeventig is een BMI
tussen de 25 en 28 niet direct een probleem; er is dan nog geen hoger risico om
vroegtijdig te overlijden. Maar het overgewicht werkt wel bijvoorbeeld knieproblemen in de hand en maakt het moeilijker om dagelijkse activiteiten goed uit te
voeren, zoals traplopen of opstaan uit een stoel. Een ouder lijf is immers zwakker
en heeft meer moeite gewicht te dragen. Ouderen hebben de neiging te denken
dat overgewicht bij het ouder worden hoort en niet schadelijk is, maar dit is niet
waar. Een BMI boven de 30 is ook voor ouderen slecht.
Gezond afvallen
Netjes afvallen is belangrijk als je gewicht kwijt wilt. Want met de kilo’s verdwijnen
ook spier- en botmassa. Daarom moet je in beweging blijven, spieroefeningen
doen, vitamine D slikken en eventueel extra calcium. Gezond afvallen heeft een
positief effect op de gezondheid, zo blijkt ook uit onderzoek. Mensen die netjes
afvallen, zijn altijd gebaat bij hun gewichtsverlies. Oók als je al ouder bent en
óók als je al jaren overgewicht hebt gehad. Hetzelfde geldt voor spiertraining: je
20
kunt altijd je spieren versterken, ook als je al jaren verzwakt bent. Aangezien je
spiermassa sowieso afneemt als je ouder wordt – vanaf je zeventigste zelfs met
één procent per jaar – is het belangrijk om met oefeningen je spierkracht op peil te
houden. Dat kan gewoon thuis.
Ondergewicht
Ondervoeding is net zo goed een probleem voor de gezondheid, ook bij ouderen
met een stevig postuur. Ouderen die ongemerkt gewicht verliezen, hebben minder
kans om gezond oud te worden. Bovendien neemt zoals gezegd de spiermassa
af en raken de botten verzwakt. In zorginstellingen en via de thuiszorg wordt de
laatste jaren meer aandacht besteed aan screening op ondervoeding. Soms is de
onderliggende oorzaak van praktische aard, bijvoorbeeld een kunstgebit dat niet
past of een depressie die maakt dat de oudere geen hongergevoel heeft. Ook
komen bij ouderen sneller verzadigingshormonen vrij en stoppen ze eerder met
eten. Bovendien wordt eten sneller als bitter of zuur ervaren, omdat de smaakreceptoren – en dan vooral voor zout en zoet – op hogere leeftijd minder goed
werken. Aan de hand van beeldmateriaal van voedingsmiddelen en vers gekookte
maaltijden onderzoeken we met welke gerechten ouderen met een slechte eetlust
kunnen worden verleid om toch te eten. Een andere manier om soms meer hongergevoel op te wekken is door ouderen meer te laten bewegen.
Scharrelen
Bewegen is heel belangrijk. Niet alleen voor de lichaamssamenstelling, maar voor het
hele lichaam en de geest. Uit ons onderzoek met beweegmeters blijkt dat thuiswonende ouderen van 65+ gemiddeld tien uur per dag zitten, terwijl zitten eigenlijk
ontzettend slecht is. Even een uur sporten en dan weer op de bank ploffen is overigens
ook niet optimaal. We zien dat scharrelen – de hele dag een beetje in beweging
blijven – heel goed is, voor het lichaam maar ook voor het cognitief functioneren. De
beweegnorm voor 55+-ers schrijft voor dat je in totaal dertig minuten matig intensief moet bewegen, minimaal vijf dagen per week. Tot nu toe mocht je die minuten
over de hele dag bij elkaar sprokkelen, maar het blijkt toch belangrijk te zijn minimaal
tien minuten achter elkaar te bewegen. Dus: dagelijks gericht een paar oefeningen
doen of een flink stuk wandelen. Krachttraining is daarbij net zo belangrijk als cardio:
je houdt je spieren sterk én je verbrandt toch ook calorieën. Bovendien heeft het een
positief effect op je stofwisseling: diabetici bijvoorbeeld die aan krachttraining doen,
blijken minder medicijnen nodig te hebben. Ook om de botten gezond te houden is
bewegen heel belangrijk: ze hebben af en toe een optater nodig. Elke dag een paar
keer even je hakken van de grond tillen kan al bijdragen aan sterke botten. In verzorgingshuizen zouden ouderen meer moeten worden uitgedaagd om te bewegen.
Dus niet met de rolstoel naar de eetzaal, maar aan de hand van een verzorger of de
trapleuning, als dat nog mogelijk is.
studies uit, bijvoorbeeld naar ADHD bij ouderen of het voedingsgedrag. Om de tien
jaar wordt het cohort weer met een ‘jonge’ generatie van 55- tot 65-jarigen aangevuld. Dit geeft ons inzicht in hoe generaties door de tijd heen ouder worden en of dit
verschilt per generatie. Dit jaar wordt het cohort voor het eerst aangevuld met achthonderd Turkse en Marokkaanse ouderen. Dit kan interessante inzichten opleveren,
bijvoorbeeld als het gaat om gezondheid in relatie tot zelfbeschikking. Want als Allah
bepaalt, wat is dan de invloed op je eigen gezondheid?”
Noodzaak van vitamine D
Veel ouderen in Nederland hebben een tekort aan vitamine D. Dat kan leiden tot
botontkalking (osteoporose) en een hogere kans om te vallen en iets te breken.
Maar vitamine D lijkt met nog veel meer samen te hangen. We vermoeden dat
ook aan depressies, diabetes, verminderde spierkracht en hartziekten een tekort
aan vitamine D ten grondslag ligt. We zien bijvoorbeeld vitamine D-receptoren
op hartcellen: die zitten er niet voor niets. Dit vermoeden is nu nog associatief en
moet nader worden onderzocht. Vitamine D zit in vette vis en in beperkte mate in
margarine en bak- en braadproducten. Maar de belangrijkste bron van vitamine D
is het zonlicht. Ouderen die de hele dag binnen zitten, krijgen daardoor een tekort.
Maar ook aan thuiswonende ouderen vanaf zeventig jaar die dagelijks buiten
komen, is het advies om dagelijks een supplement van 20mg vitamine D te nemen
om het risico op vallen en fracturen te beperken. Wereldwijd lopen onderzoeken
waarin ouderen dagelijks wel of juist niet een vitamine D-supplement krijgen.
Over een paar jaar kunnen we de effecten van vitamine D op andere aspecten van
de gezondheid meten.
LASA
In 1992 is het VU/VUmc gestart met de Longitudinal Aging Study Amsterdam (LASA),
een grootschalig onderzoek naar het dagelijks functioneren van ouderen vanaf 55
jaar. We richten ons op fysieke, cognitieve, emotionele en sociale aspecten, sporen
risicogroepen op en proberen te begrijpen hoe deze aspecten elkaar beïnvloeden.
Ons uiteindelijke doel is dat ouderen een goed en gezond leven kunnen leiden. Elke
drie jaar bezoeken we de hele groep respondenten en tussendoor voeren we extra
Over Marjolein Visser
Marjolein Visser (1966) is hoogleraar Gezond
ouder worden aan de Vrije Universiteit in
Amsterdam en in het VU medisch centrum.
Zij is hoofd van de sectie Voeding en Gezondheid en is verantwoordelijk voor de differentiatie Nutrition and Health van de master-
opleiding Health Sciences. Marjolein Visser
is opgeleid als voedingskundige en epide-
mioloog. Haar onderzoeksveld betreft onder
andere de optimale lichaamssamenstelling
en leefstijl van ouderen, met speciale aandacht
voor overgewicht, ondervoeding en sarcopenie.
Marjolein Visser is betrokken bij (internatio-
nale) grootschalige studies naar gezond ouder
worden, waaronder de Longitudinal Aging
Study Amsterdam en de Health, Aging and
Body Composition Study. Ook voert zij studies
uit naar de behandeling van ondervoeding bij
ouderen.
21
Leefstijl beïnvloeden is de taak van de omgeving
Gezond eten, bewegen en niet roken, dat lijken vrije keuzes. Maar de vrije wil
bestaat niet, zegt hoogleraar Victor Lamme. Hij is hersenonderzoeker bij de
afdeling Psychologie aan de Universiteit van Amsterdam. Hoe kun je gezond
ouder worden als gezond leven geen vrije keuze is?
“Mensen denken dat ze met hun bewuste gedachten en rationele overwegingen
over hun eigen beslissingen gaan. Maar het brein neemt je beslissingen op basis
van allerlei onbewuste motieven: je genetische achtergrond, je opvoeding, je familie
en vrienden, alles wat je in je leven hebt meegemaakt, alles waaraan je bent blootgesteld. Dat samen is wat jouw beslissingen bepaalt, zonder dat je het door hebt.
Je gedachten, intenties en ook je meningen zijn eigenlijk niet veel meer dan een
groot commentaar achteraf op wat je brein dan al lang heeft besloten.
“Gezond leven
is geen keuze, maar
imitatiegedrag”
Victor Lamme
Hoogleraar Cognitieve neurowetenschap UvA,
auteur ‘De vrije wil bestaat niet’
22
Denken en doen totaal verschillend
Wat mensen zeggen of denken is totaal anders dan wat ze daadwerkelijk doen. Ik
noem een experiment dat dit aantoont. Een aantal proefpersonen kreeg – terwijl
ze in een MRI-scanner lagen – het advies om in de zon zonnebrandcrème te gebruiken,
vanwege het risico op huidkanker. Vervolgens werd gevraagd wat ze van het advies
vonden en wat ze ermee gingen doen. Daarna gingen de proefpersonen naar huis
met een paar flessen zonnebrandcrème en leek het experiment voorbij. Een week
later werden ze gebeld met de vraag wat ze nou hadden gedaan. Toen bleek dat er
geen enkele relatie was tussen de mening of intentie die ze hadden uitgesproken
en wat ze uiteindelijk hadden gedaan. De mensen die hadden gezegd ‘Ja, dat ga
ik doen’, hadden zich soms helemaal niet ingesmeerd en andersom. Het mooie
van het experiment is dat je op de hersenscan de impact van de boodschap op het
brein kan zien. Op basis hiervan kon je al voorspellen wie de crème ging gebruiken
en wie niet. Blijkbaar besluit het brein al op het moment dat die informatie binnenkomt, wat het gaat doen. Alle mooie motivaties, gedachten en redenen waaróm
hobbelen daar achteraan.
Zelfhulp onmogelijk
Om gezond ouder te worden, moet je worden blootgesteld aan een zo gezond
mogelijke set van prikkels en beloningen. Zelfhulpboeken kunnen allemaal het
raam uit, want je bent zelf totaal ongeschikt om je eigen gedrag te veranderen.
Beïnvloeding is de taak van je omgeving, de mensen die om je geven. Of van de
overheid, die ervoor moet zorgen dat mensen van de juiste prikkels worden voorzien. Gedragsbeïnvloeding is een kwestie van op de juiste knoppen drukken in
iemands brein en dat is weer een combinatie van angsten oproepen, belonen en
aanspraak maken op het sociale brein via groepsprocessen en voorbeeldgedrag.
Als die drie dingen tegelijkertijd handig worden aanpakt, dan zijn mensen heel
goed beïnvloedbaar in hun gedrag.
Angst oproepen
Mensen hebben liever iets nú dan in de toekomst; dat geldt voor beloningen maar
ook voor angst. Een angstprikkel ergens in de toekomst wordt niet serieus genomen.
Bij roken bijvoorbeeld is de angst voor longkanker veel te ver weg. Je spreekt rokers
pas aan als je kunt aangeven wat nú het nadeel van roken is. Het denormaliseren
van roken is een effectieve strategie: zorgen dat rokers de uitzondering zijn. ‘Roken
kan echt niet meer’ is zo’n campagne: ‘Roken is zóóó witte sokken in sandalen, roken
is zóóóó “druk druk druk” zeggen.’ Ik ben er niet zo’n fan van, maar het spreekt
mensen wel aan op hun imagoschade nú.
Onzekerheid werkt níet
In de marketing tegen ongezond voedsel wordt veel met angst gewerkt: je krijgt
er longkanker van, diabetes of andere ziektes. Die angstcultuur geldt de laatste
jaren in de economie als geheel. We worden bedolven onder een soort onzekerheidsbombardement: AOW, pensioenen, lonen: allemaal onzekerheidsprikkels.
Zo’n angst voor de toekomst heeft een intens verlammende werking. In plaats van
dat mensen zelf iets gaan doen voor hun oude dag, sluiten ze zich daar volledig
voor af. Onzekerheid is nou eenmaal een hele intense angstprikkel, die alleen maar
leidt tot daling van het vertrouwen in overheden, instituten en pensioenfondsen.
23
Belonen
Bewustwording helpt niet
Gezond eten zou veel lonender moeten zijn. Er zijn tegenwoordig kookprogramma’s
die je laten zien dat je met gezonde ingrediënten ook echt iets heel lekkers kunt
maken. Eigenlijk zouden juist die gezonde producten kant-en-klaar moeten zijn.
Het grote probleem is dat ongezond eten zo lekker is. Het bevat precies de combinaties van suiker of zout met vet waar we vanuit onze evolutie op zijn ingesteld.
Ook al hebben we al honderden jaren geen tekorten meer, toch zijn we niet
aangepast. De supermarkten zijn natuurlijk helemaal ingericht om je met zoet en
vet thuis te laten komen. De groenten liggen altijd aan het begin, want als je eerst
groente hebt gekocht, voel je jezelf gezond en ga je daarna vanzelf repen en zakken chips inslaan.
In overheidscampagnes wordt teveel ingestoken op bewustwording en eigen
verantwoordelijkheid. Neem de SIRE-campagne tegen asociaal gedrag. Daar zie
je hoe mensen langs de lijn naar hun kinderen schreeuwen. Wat wordt beoogd is
dat mensen zich bewust worden van het feit dat ze dit doen en dat ze dit dan dus
niet moeten doen. Maar wat je laat zien, is dat mensen gewoon zijn dat gedrag te
vertonen. De campagne zet schreeuwen langs de lijn neer als sociale norm, vaak
ook nog in grappige filmpjes. Onbewust krijgen mensen het signaal ‘oké, dit doen
mensen dus’. Vertaald naar gezond ouder worden: je moet vooral heel veel laten
zien dat andere mensen óók gezond leven, welke positieve effecten dat nú heeft
en eventueel welke negatieve effecten nú spelen als je niet gezond leeft.”
Lonend bewegen
Voor bewegen geldt ook dat het lonend moet zijn: sporten met punten bijvoorbeeld. Je kunt het beste sporten in competitieverband, omdat dit veel meer de
beloningscircuits in je eigen hoofd activeert. Het is veel lastiger om in je eentje
naar een sportschool te gaan. Want dat doe je voor resultaat in de toekomst
– niet te dik worden – en dat werkt niet. Wat helpt is sporten op een apparaat met
een tv-schermpje: dan is je beloning dat je een tv-programma mag zien. Eigenlijk
zouden er sportschoolabonnementen moeten zijn waarbij je moet betalen als je
níet komt.
Sociale groep
Wat ook helpt, is omgang met mensen die gezond leven. Als het in je omgeving
abnormaal is als je ongezond of teveel eet, voel je je vanzelf dik en onaantrekkelijk.
We zijn van nature groepsdieren met een sterk ontwikkeld sociaal brein. We zijn
geneigd om met elkaar samen te werken, maar ook om ons sterk te laten leiden
door wat andere mensen doen. Onbewust imiteren we anderen, ook al denken
we dat we individuen zijn. Wat helpt bij beïnvloeding is celebrity endorsement:
laat een beroemdheid Uggs aantrekken en alle jonge meisjes willen deze laarzen,
terwijl ze toch best lelijk zijn. Hoewel ‘willen’ natuurlijk een raar woord is in deze
context.
Over Victor Lamme
Victor Lamme (1959) is hoogleraar
Cognitieve neurowetenschappen aan de
Universiteit van Amsterdam. Hij is expert
op het gebied van perceptie en bewustzijn, en partner bij het onderzoeks- en
adviesbureau Neurensics, dat onderzoek
doet naar en advies geeft over consumentengedrag op basis van neuromarketinginzichten. Victor Lamme is auteur van
onder meer het boek De vrije wil bestaat
niet en publiceerde internationaal circa
negentig artikelen en hoofdstukken over
“Nederland is een witte stip
als het gaat om vaccinatie
van ouderen”
Ger Rijkers
Hoogleraar Biomedical and Life Sciences, University College Roosevelt,
medisch immunoloog
de werking van het brein, visuele waarneming, en vooral het bewustzijn, in
onder meer Nature en Science. Voor zijn
werk ontving hij van de Europese Unie
een subsidie van 2,3 miljoen euro.
24
25
De mens bestaat vooral uit bacteriën
“Bacteriën in de darm zijn nodig voor de spijsvertering, maar ook voor de ontwikkeling van het immuunsysteem. Tot de geboorte ben je ‘schoon’ en dan krijg
je bij de bevalling een beetje darmbacteriën van je moeder mee. Daarna komen
de bacteriën uit de omgeving. Geleidelijk aan, in de eerste paar weken van het
leven, raken de darmen bevolkt met bacteriën. Iedere bacterie is één cel en er zitten
tien keer meer bacteriën in je darmen dan cellen in je lijf. Eigenlijk bestaat de
mens dus voor negentig procent uit bacteriën.
Iedere mens is anders
De meeste bacteriën die op en in de mens leven, zijn onschuldig en dragen zelfs
bij aan de gezondheid. Een aantal bacteriën (en virussen) kan ziekten veroorzaken
en daarom bezit de mens een immuunsysteem om zich tegen infecties te beschermen.
Het immuunsysteem bevindt zich overal in je lijf, maar vooral rond de darmen en
de longen, omdat daar de meeste blootstelling aan infectieuze micro-organismen
plaatsvindt. Iedere mens heeft, gedeeltelijk, andere darmbacteriën. Dit kan betekenen dat een bacterie die goed is voor de één, dat juist weer niet hoeft te zijn
voor de ander. Op dit gebied is nog veel onderzoek vereist, met name naar oorzaak
en gevolg. Als je eenmaal een bepaalde samenstelling van darmbacteriën hebt, is
die voor de rest van je leven stabiel. Behalve bij veroudering, dan verandert er toch
iets in de samenstelling. Die verandering kan gunstig of ongunstig zijn voor het
immuunsysteem. Ook hiernaar moet meer onderzoek worden gedaan.
Leren van bacteriën
Omdat de mens wordt bevolkt door bacteriën, moet het immuunsysteem leren
om op het juiste moment te reageren en niet meteen opgewonden te raken van
al die bacteriën. Als we een muis helemaal zonder bacteriën laten opgroeien – dus
helemaal steriel met alleen maar gesteriliseerde muizenbrokken – dan krijgt het
dier ernstige darmontstekingen. Het immuunsysteem weet dan niet meer wat het
moet doen. Voor een gebalanceerde ontwikkeling van je immuunsysteem moet er
dus contact zijn met bacteriën.
26
Immunologisch geheugen
Gedurende je leven bouw je geleidelijk een immunologisch geheugen op. Als het
immuunsysteem een virus of bacterie er eenmaal onder heeft gekregen, ben je
daarna levenslang beschermd. Niet omdat je niet meer in aanraking komt met
het betreffende virus, maar omdat je immuniteit hebt opgebouwd. Kinderen die
in het winterseizoen drie, vier, vijf keer een verkoudheid oplopen, bouwen tegen
elke nieuwe infectie immuniteit op. Als er geen immunologisch geheugenverlies
optreedt, ben je als (oudere) volwassene goed beschermd tegen de meeste infectieziekten.
Vol geheugen
Als je voldoende antistoffen zou maken tegen alle micro-organismen die er zijn,
zou je daarna helemaal geen immuunsysteem meer nodig hebben. Helaas zou
het menselijk lichaam dan 3000 kilo wegen: 70 kilo lichaamsgewicht en 2930 kilo
antistoffen. In werkelijkheid neemt het immuunsysteem ongeveer tien procent
van het lichaam in. Dat is het maximum, het wordt nooit vijftig procent. Als je
het maximum hebt bereikt, ben je wel goed beschermd tegen alles wat je al een
keer hebt meegemaakt, maar niet meer tegen een totaal nieuwe infectie. Bij een
nieuwe infectie werkt het immuunsysteem trager, waardoor een ziekte meer kans
krijgt om op gang te komen. Als oudere ben je dus in een slechtere uitgangspositie
op het moment dat een voor jou nieuwe bacterie of virus voorbijkomt.
Voeding en het immuunsysteem
Om de gezondheid te handhaven en infecties te voorkomen is een optimaal functionerend immuunsysteem essentieel. Een gezonde levensstijl draagt daaraan bij.
Roken is slecht, evenals overmatig alcoholgebruik. Vitaminen en mineralen, liefst
in de vorm van een uitgebalanceerd, gezond dieet, hebben een gunstig effect
op de werking van het immuunsysteem. De relatie tussen voeding en immuunsysteem is daarom terecht een gebied van aandacht. Nu is er nog een te grote
afstand tussen medicijnen en voeding, onder meer veroorzaakt door wetgeving.
Vaccineren
Voor een aantal infectieziekten is het nodig om het immuunsysteem gericht te
versterken door vaccinatie. Aan het begin van het leven vindt vaccinatie plaats in
het kader van het Rijksvaccinatieprogramma (RVP). Voor ouderen is vaccinatie een
mogelijkheid om griep en longontsteking terug te dringen. Want je kunt wel een
heel goed geheugen hebben tegen influenzastammen uit 1950, maar daar heb je
niets aan als je geen geheugen hebt tegen een influenzastam uit 2011. Vaccineren
heeft echter geen zin meer als je zo oud bent dat je immuunsysteem niet of heel
slecht functioneert. Van de mensen in verzorgingstehuizen die tijdens het griepseizoen overlijden, is de doodsoorzaak eigenlijk dat het immuunsysteem het niet
meer aankan.
Leeftijdsgrens
Zestig geldt als de leeftijd waarop je immunologische geheugenkaart vol gaat
raken. Het is dus beter om eerder te vaccineren, maar wanneer? Op de leeftijd van
55, of 50? Het dilemma is: hoe lang wil je wachten of wanneer is iemand oud genoeg versus hoe effectief zal het vaccin nog zijn? We moeten zorgen dat de meest
kwetsbaren een vaccin krijgen en vaccinatie dus niet te lang uitstellen. Het juiste
moment is nu vooral een kwestie van kosteneffectiviteit: levert de vaccinatie
genoeg extra levensjaren met een goede kwaliteit van leven op om de kosten te
rechtvaardigen? Maar wat mij betreft is het plafond van kosten van (preventieve)
gezondheidszorg nog lang niet bereikt.
een longontsteking? Het pneumokokkenvaccin beschermt tegen de meest voorkomende soorten, maar wat gebeurt er dan met die andere? Nemen die het over?
Zijn er regionale verschillen in gevoeligheid en soortverdeling? Al dat onderzoek
vereist samenwerking, zodat verschillen tussen populaties (zowel mensen- als
pneumokokkenpopulaties) in kaart gebracht kunnen worden.
Milde variant
Het immuunsysteem heeft er geen weet van dat de mens antibiotica heeft
uitgevonden. Dus komt het immuunsysteem in actie tegen bijvoorbeeld een pneumokok, ook als antibiotica die bacteriën eigenlijk al heel snel onschadelijk hebben
gemaakt. De ziektelast van een longontsteking is eigenlijk vooral het gevolg
van een overactief immuunsysteem. We hebben onderzocht of de ziekte milder
verloopt als je het immuunsysteem een beetje onderdrukt. Dat blijkt zo te zijn. Als
je dit ‘dempende’ middel aan een patiënt met een longontsteking geeft, dan kan
deze eerder uit het ziekenhuis worden ontslagen en een maand later weer in de
maatschappij functioneren. Soms is een beetje minder afweer dus beter.”
Nederland is witte stip
Nederland is een witte stip op de Europese kaart als het gaat om vaccineren van
ouderen. Hier krijgen ouderen alleen de griepprik, terwijl alle landen om ons heen
ook vaccineren tegen pneumokokken, de belangrijkste veroorzaker van longontsteking. Naarmate je ouder wordt, vormen pneumokokken een steeds groter risico.
Vooral als ouderen al een chronische ziekte hebben – COPD, diabetes of een chronische hartkwaal – zijn ze immunologisch gevoeliger. Er is nu een grootscheeps
onderzoek gaande (de CAPITA-studie) om te kijken of de nieuwe pneumokokkenvaccins ouderen inderdaad tegen longontsteking kunnen beschermen. Ik hoop dat
het resultaat positief zal zijn en dat het vaccin dan ook zal worden ingevoerd in
Nederland.
Over Ger Rijkers
Ger Rijkers (1952) is hoogleraar Bio-
medische en levenswetenschappen, en
hoofd van het Department of Sciences
van University College Roosevelt in
Middelburg (onderdeel van de Universiteit
Utrecht) en medisch immunoloog in het
St. Antonius Ziekenhuis in Nieuwegein.
Pneumokokken
Pneumokokken zijn mijn favoriete bacteriën. Er zijn 91 soorten en voor het immuunsysteem zijn die allemaal verschillend! Ook al zijn er nu goede vaccins tegen
de belangrijkste soorten, er is nog veel onderzoek nodig. Bij welke patiënten komt
longontsteking voor? Ongeveer 95 procent van de mensen overleeft een longontsteking, maar waarom overlijden veel mensen toch nog in de twee, drie jaar ná
27
Wijze lessen van een gezonde oudere
Mevrouw Boers-Toonen (89) is met haar reisbureau Toonen in Nijmegen een van
de oudste werkende Nederlanders. Tot op de dag van vandaag werkt ze in het
familiebedrijf, opgericht door haar vader in 1924. De twee volgende generaties
werken met haar mee. “Schik hebben in je werk houdt je levendig”, zegt ze zelf.
“Niks doen is killing.” Liefst wordt ze honderd, want “dan komt de burgemeester
op bezoek.” Wat zijn de geheimen van gezond ouder worden volgens deze ervaringsdeskundige?
Gewoon doen …
“Werken is geen straf”
Mevrouw Boers-Toonen
Eigenaar Reisbureau Toonen en ervaringsdeskundige (89)
“Gezond oud worden gaat vanzelf. Natuurlijk zijn er wel factoren die meespelen. Ik
ben gezond geboren, heb moedermelk gehad en ben goed gevoed. Niemand in de
familie heeft kanker, dus ik sterk me met de gedachte dat dit mij ook niet zal overkomen. Mijn moeder is negentig geworden en mijn zus van 91 voelt zich ook nog
gezond. Wij hebben wel verschillend geleefd: ik sportte fanatiek en heb tegelijkertijd veel gerookt, ongeveer tot mijn zestigste. Mijn zus was meer van de cijfertjes:
zij deed de boekhouding. Ze speelde orgel en heeft helemaal nooit gerookt. Mijn
zus heeft geen kinderen; ik heb de jonge jaren van mijn kinderen beleefd als
intensief, maar het was de mooiste periode van mijn leven. Dus waarom ik gezond
oud word? In mijn omgeving overlijden mensen die onder vergelijkbare omstandigheden leefden. Op een dag zegt hun lichaam ineens ‘stop’. ‘Dag Bep, dag Lies’,
ik begrijp niet waaróm.
… en niet omkijken
Mijn man en ik zijn altijd bij elkaar gebleven en nauw bij elkaar betrokken geraakt.
Dat geeft me rust. Ik denk wel dat de zelfstandigheid van de jeugd goed is. ‘Zorg
goed voor jezelf’, leer ik mijn kleindochter. Vroeger had je als vrouw minder keuzes.
Als ik mijn leven kon overdoen, zou ik wel professor in de geschiedenis willen zijn.
Maar je moet nooit omkijken; toen was het oorlog en was studeren geen mogelijkheid. Ik zou mijn leven zeker niet anders doen.
28
Doel stellen
Ik heb altijd graag gewerkt. Het is belangrijk om een doel voor ogen te hebben.
Het is niks voor mij om handdoekjes te vouwen; laat mij maar onder stress zaken
regelen. Een houding van ‘lang leve de lol’ helpt je niet om gezond ouder te worden.
Je moet regelmatig stilstaan bij jezelf en voelen wat je wilt en kunt. Van mijn
moeder heb ik geleerd om direct aan te pakken. Knoopje los? Meteen aanzetten en
niet in voornemens blijven hangen.
Jezelf kunnen redden
We hebben als ouderen een verantwoordelijkheid om de kosten van het ouder worden
te dragen. Zelfstandigheid staat voorop; het liefst wil iedereen in zijn eigen huis
blijven. Mijn buurman die ernstig ziek werd en niet het verpleeghuis in wilde,
kocht zelf allerlei hulp in. Hij had berekend dat hij 150 kon worden op eigen kosten.
Hij is tot zijn dood, onlangs, thuis gebleven. Eigenlijk zou je op tijd dood moeten
gaan om anderen een kans te geven. Maar ik ben nog veel te gezond om daaraan
te denken. Ik stel mezelf tot doel om met mijn AOW uit te komen. Natuurlijk heb
ik meer te besteden, maar ik probeer de dagelijkse kosten binnen het budget te
houden. Al doe ik natuurlijk niet pinnig als mijn man een keer thuiskomt met twee
dozen aardbeien voor zes euro.
Geestelijke bezigheden
Goed onderwijs is ook belangrijk. De schoolse discipline heeft me veel gebracht.
Tegenwoordig is het allemaal zo los. Ik vind dat je altijd je best moet doen. Ik heb
nog steno gedaan in vier talen, dat was mooi werk. Ook nu ga ik nog dagelijks
naar ons reisbureau. Ik verbeeld me dat ik nog dienstbaar ben, al voel ik best dat ik
steeds trager word. De computer wil ik per se niet gebruiken: als ik dat kan, ga ik
nog langer door met werken. Het wordt tijd om me los te maken. Maar het is zeker
belangrijk geestelijk bezig te blijven. Ik lees bijvoorbeeld elke avond.
29
Bewegen
Vroeger sliepen we nooit uit, er was altijd iets te doen. Dat kan ook teveel zijn:
mijn broers die ook in de zaak zaten, hebben té hard gewerkt. Banden wisselen,
de bus schoonmaken tot ’s avonds laat: zij waren echt op aan het eind van hun
leven. Zelf deed ik meer de administratieve zaken. Ik heb wel altijd veel bewogen.
Tot ik trouwde deed ik aan atletiek en tennis. Nu is het vooral trappenlopen: we
wonen in een oud huis met hoge trappen, dat is óók gymnastiek. Als ik thuiskom
na een werkdag, eten we en dan rust ik wat tot acht uur. Daarna ga ik weer iets
doen, de tuin in bijvoorbeeld. We hebben een kostelijke tuin. Het maaien doen
we elektrisch, hoor! In het weekend gaan mijn man en ik samen naar Kleef om
boodschappen te doen.
Over mevrouw Boers-Toonen
Gezond eten en drinken
Mevrouw Boers-Toonen is ervaringsdes-
Mijn man en ik koken dagelijks aardappelen, groente en vlees. Dingen als pizza
eten we nooit, maar we maken wel altijd een toetje. En taart eten we ook, het
leven moet wel leuk blijven. Ik leerde mijn kleinkinderen ook om groente te eten.
Dan zei ik tegen mijn kleindochter: ‘Een salto maken durf je wel, maar een spruitje
eten niet?’ Dronken ben ik nooit geweest, ik vind het onwaardig om niet meer te
weten wat ik doe.
Incasseren
Als meisje van een jaar of veertien had ik een schoolagenda, waarin een gedicht
van Guido Gezelle stond: ‘Het leven is een krijgsbanier / door goede en kwade
dagen / gescheurd, gevlekt, ontvallen schier / kloekmoedig voorwaarts dragen.’
Kloekmoedig vond ik zo’n mooi woord, het is me altijd bijgebleven. Geluk kun je
zelf maken en incasseren hoort erbij: het leven is geven en nemen.”
30
kundige als het gaat om gezond ouder
worden. Op de leeftijd van 89 is ze kerngezond en werkt ze nog dagelijks in het
familiebedrijf Reisbureau Toonen in
Nijmegen. “Ouderen willen op reis een
goed hotel. Die volle programma’s hoeven
niet: liefst willen ze zelfstandig de
omgeving verkennen”, is haar ervaring.
Mevrouw Boers-Toonen is getrouwd,
heeft twee kinderen en vijf kleinkinderen.
“Kosten van de zorg
wegen we af tegen langer
en/of aangenamer leven”
Maarten Postma
Hoogleraar Farmaco-economie UMCG
Ze woont met haar man in Nijmegen op
fietsafstand van de zaak.
31
Kosteneffectieve Healthy Ageing
Om de kosten van de gezondheidszorg beheersbaar te houden, moeten keuzes
worden gemaakt. Besteden we geld aan het grootschalig behandelen van een
verhoogd cholesterolgehalte of aan een vaccinatie waarmee ziekenhuisopnamen
kunnen worden voorkomen? Dergelijke afwegingen kunnen worden gemaakt
aan de hand van farmaco-economisch onderzoek, waarin wordt gemeten hoeveel
gezondheidswinst wordt geboekt tegen welke kosten.
“Veel van onze onderzoeken betreffen de kosteneffectiviteit van preventieve middelen: wat kost een preventieve behandeling met een vaccin en wat levert het op?
Wat kost een persoonlijk gesprek over medicijngebruik tussen een apotheker en
zijn patiënten en wat levert het op? Wat kost een screening?, et cetera. Het gaat
in feite om de ellende die je voorkomt versus de kosten die je ervoor over hebt. Dit
drukken we uit in kosten per gemiddeld gewonnen ‘QALY’: de Quality-adjusted life
years. De QALY komt overeen met het aantal levensjaren, gecorrigeerd met een
factor voor de kwaliteit van die levensjaren. De factor 1 betekent ‘volledig gezond
voelen’; bij een waarde tussen 0 en 1 is sprake van verminderde levenskwaliteit.
De kosten van een behandeling worden dus afgezet tegen het nut in de vorm van
langer en/of aangenamer leven en hier staat een bedrag tegenover.
Geen grenswaarde
Nederland stelt geen grenswaarde aan de kosten per QALY. Andere landen doen
dit wel: in Groot-Brittannië bijvoorbeeld vindt men een behandeling beneden
30.000 pond per QALY kosteneffectief en daarboven niet. In Nederland wordt
wel eens gesproken over grenzen van 20.000 en 80.000 euro voor noodzakelijk
geachte zorg of ernstige ziekte, maar die worden niet gehanteerd. Gezien de
stijgende kosten van de gezondheidszorg is het goed deze discussie aan te gaan.
Al zullen er altijd uitzonderingsgevallen zijn, bijvoorbeeld voor zeldzame ziekten
met weinig patiënten (‘weesziekten’).
Vaccinatieprogramma voor ouderen
Nederland heeft een goede gezondheidszorg. De screening op veelvoorkomende
ziekten is uitgebreid. Het nadeel van screenen is dat het de kwaliteit van leven kan
aantasten: soms weegt de kennis dat iemand mogelijk een ziekte heeft, niet op tegen
32
de psychische belasting die deze boodschap oplevert. Door de vele screenings in
Nederland is er soms minder ruimte voor vaccins. Het HPV-vaccin bijvoorbeeld,
dat aan meisjes wordt gegeven om baarmoederhalskanker te voorkomen, werd
in andere landen al jaren verstrekt voordat wij ermee begonnen. Voor kleine
kinderen hebben we een heel mooi Rijksvaccinatieprogramma, dat staat als een
huis. Maar de ziekten waartegen kinderen worden ingeënt, kunnen voor ouderen
minstens zo gevaarlijk zijn. Nu komen ouderen alleen in aanmerking voor het
griepvaccin, terwijl er meer vaccins kosteneffectief zouden zijn, bijvoorbeeld tegen
pneumokokken en RSV.
Personalized medicine
We gaan steeds meer toe naar personalized medicine: voor iedere patiënt een
persoonlijke behandeling op basis van allerlei metingen. We kunnen steeds vaker
op basis van biomarkers – lichaamscel, genoom, bloedgroep, haarkleur of bacterieflora – bepalen voor welke ziekte een patiënt preventief of curatief moet worden
behandeld, en met welke medicatie in welke hoeveelheid. Een voorbeeld is de
behandeling van een specifieke vorm van borstkanker, die bij 25 tot 30 procent van
alle borstkankerpatiënten voorkomt. Door een stukje weggenomen tumorweefsel
te onderzoeken met behulp van speciale testen, kan worden vastgesteld of het
om deze vorm van borstkanker gaat. Vervolgens kan er worden behandeld met
medicatie die specifiek deze vorm van borstkanker aanpakt. Daar gaan we steeds
meer naartoe: niet langer een hele bevolkingsgroep met een generieke therapie
behandelen – de blockbusters – maar op basis van biomarkers bepalen voor welke
therapie iemand in aanmerking komt.
Biomarkers
De medische wetenschap is op zoek naar deze biomarkers op basis waarvan een
ziekte kan worden vastgesteld, of liever nog: kan worden voorspeld. Zo wordt er
in de proteomics studie gedaan naar eiwitten. Bepaalde proteïnen ofwel eiwitten
in het lichaam lijken een voorspellende waarde te hebben. Wij onderzoeken nu
bijvoorbeeld de kosteneffectiviteit van een screening op albumine. Albumine is een
eiwitmolecuul in het bloedplasma. We veronderstellen dat de hoeveelheid albumine
in de urine een voorspeller is van complicaties op meerdere gebieden, zoals harten vaatziekten. Is het kosteneffectief om bepaalde bevolkingsgroepen boven de
veertig jaar op albumine in de urine te testen als je daarmee een verhoogd risico op
hartinfarcten boven water kunt krijgen, en tot behandeling kunt overgaan?
Metabolomics
Kwaliteit van leven in cijfers
Een tweede onderzoeksveld dat biomarkers kan opleveren, is de metabolomics:
de studie van het metaboloom. Het metaboloom is de verzameling van alle
producten van de stofwisseling – de metabolieten – in een cel, lichaamsvloeistof
of organisme. Het metaboloom is een geschikte indicator voor de fysiologische
toestand van die cel, vloeistof of organisme. Als je daarin patronen of afwijkingen
kunt vinden, kunnen dat aanwijzingen zijn voor de huidige/toekomstige gezondheidstoestand.
De kwaliteit van leven is soms lastig meetbaar te maken. Stel: we onderzoeken
de kosteneffectiviteit van een bloedverdunner. Mensen die deze bloedverdunner
gebruiken, hoeven niet meer wekelijks naar de trombosedienst. Dat lijkt een
verbetering in de kwaliteit van leven. Maar voor een individuele oudere kan dit
wekelijkse bezoek aan de trombosedienst heel belangrijk zijn, bijvoorbeeld voor
de nodige beweging of voor het sociaal contact. Om dergelijke effecten meetbaar
te maken, maken we veel gebruik van bestaande onderzoeken. Ons werk betekent
voor een groot deel literatuurstudies doen en bestaande databases analyseren.
Therapietrouw bij ouderen bijvoorbeeld is een issue waar al veel onderzoek naar is
gedaan. Daar maken wij gebruik van op het moment dat wij uitspraken doen
over bijvoorbeeld de kosteneffectiviteit van een polypil. Met onze onderzoeken
– meestal in opdracht van de industrie of bijvoorbeeld de Gezondheidsraad – sluiten
we aan bij problemen die in de maatschappij leven.”
Stopwatch
Een ander soort onderzoek van onze afdeling betreft de kosteneffectiviteit van
farmaceutische interventies. Wat kost een medicatiereview – een gesprek tussen
de apotheker en een patiënt die bijvoorbeeld vijf geneesmiddelen of meer
gebruikt – en wat levert het op? Of: welke patiënten zijn niet therapietrouw,
kunnen we dat verbeteren en wat levert dit dan op? We zitten dan daadwerkelijk
naast de apotheker met een stopwatch om te meten hoeveel tijd het kost om in
de database naar patiëntgegevens te zoeken en hoe lang een gesprek met een
patiënt duurt. De winst is dat een patiënt bijvoorbeeld een betere combinatie van
medicijnen krijgt na zo’n review. En dat daarmee eventueel een ziekenhuisopname
kan worden voorkomen.
Schat aan gegevens
Onze database met anonieme patiëntgegevens (IADB-database) is voor ons
een belangrijke onderzoekstool, en bevat meer dan vijftien jaar geschiedenis van
voorschriften en medicijngebruik van 55 apotheken in Noordoost-Nederland
en van een half miljoen patiënten. We kunnen daarmee ook veelvoorkomende
combinaties van geneesmiddelen identificeren, bijvoorbeeld de combinatie van
een bloeddrukverlager, een statine en een diabetesmiddel. Een idee is dat vaker
meerdere medicijnen zouden kunnen worden gecombineerd in één pil, de polypil.
Dat bevordert het gebruiksgemak – zeker voor ouderen – en daarmee de therapietrouw. Als de producenten van generieke geneesmiddelen dit zouden doen, is het
nadeel dat de hoeveelheden van de verschillende middelen niet personalized zijn.
De apotheker zou wel voor een individuele patiënt een polypil kunnen samenstellen,
maar is dit kosteneffectief? En hoeveel kwaliteit van leven winnen we ermee?
Over Maarten Postma
Maarten Postma (1960) is hoogleraar
Farmaco-economie aan de Rijksuniversiteit
Groningen met een nevenbenoeming
aan het Universitair Medisch Centrum
Groningen (UMCG). Zijn vakgroep
onderzoekt de kosteneffectiviteit van
onder andere geneesmiddelen, vaccins
en andere preventieve maatregelen, door
toepassing en ontwikkeling van innovatieve farmaco-economische methoden.
Maarten Postma is onder meer lid van de
Gezondheidsraad, adviseur van de WHO
inzake vaccins, adviseur van het Kenniscentrum KCE (Brussel) en redacteur van
diverse wetenschappelijke bladen.
33
De maakbare mens is onzin
“Gezond ouder worden bestaat niet”, aldus Midas Dekkers. “Hoe ouder je wordt,
hoe dichter je bij de dood komt en hoe minder je cellen nog aankunnen. Wij willen
oud zijn én gezond, maar dat kan niet: het leven is of/of. Het lijkt misschien dat we
ouder kunnen worden dan vroeger, maar dat is niet zo. Toen lag de gemiddelde
leeftijd lager door de veel hogere kindersterfte, door oorlogen en doordat mensen vaker door ziekte werden geveld. Maar in de 17e eeuw waren er net zo goed
mensen die tachtig of negentig werden. En die ouderen leefden naar hun leeftijd:
ze deden rustig aan.
Ouderdom is taboe
“Wees tevreden
met de leeftijd
die je hebt”
Midas Dekkers
Bioloog en schrijver
34
Het verschil is dat je de oudere nu niet meer ziet. Een paar decennia geleden herkende je een oudere vrouw nog aan haar wijde jurk, knotje en dikke kousen. De oudere
man bewoog zich rustig en gebogen. Maar tegenwoordig is ouderdom taboe.
Zeventigers stellen zich aan: ze lopen in spijkerbroek, gaan naar de sportschool en
rijden in een auto die niet bij hun leeftijd past. Ze ontkennen hun leeftijd. Dat gaat
natuurlijk niet goed: ze komen terug van de wintersport met een gebroken been
of lopen een tropische ziekte op tijdens hun verre reis. En zo jagen ze de gezondheidszorg op kosten. Kijk eens naar de natuur: lammetjes dartelen en dat heeft
een doel. Dartelen bevordert de ontwikkeling van de botten en spieren. Hetzelfde
zie je bij jonge kinderen: die huppelen vanzelf. Maar schapen dartelen toch niet?
De maakbare mens is onzin
We denken dat we door te sporten zelf onze gezondheid kunnen beïnvloeden.
Dat we ouderdom kunnen uitstellen door naar de sportschool te gaan, handenvol
vitaminepillen te slikken en getailleerde kleding te dragen. Dat wringen om tien
jaar jonger te lijken maakt ons ongezond. We moeten accepteren dat het leven
een ontwikkeling is. Van een kind vinden we het vanzelfsprekend dat het zich
ontwikkelt. Maar ook als volwassene hebben we een programma dat we moeten
doorlopen. Ouder worden betekent dat je je moet aanpassen. En het betekent ook
dat je doodgaat; de dood is bij onze polis inbegrepen. De enige manier om ermee
om te gaan, is tevreden zijn met de leeftijd die je hebt en hopen dat je te zijner tijd
voldoende berusting zal vinden om dood te gaan. Als een poes die in de vensterbank ligt te genieten van de zon.
Natuurlijk bewegen
Als je niet al jong begonnen bent met sporten, heeft het weinig zin om dit boven
je veertigste nog op te pakken. Ja, je moet bewegen: fietsen naar je werk, je tasje
boodschappen tillen en in je tuintje prutsen. Elke dag bewegen is gezond. Maar
zo is de maatschappij niet ingericht: onze kantoren liggen zo ver van de stad dat
we er met de auto naartoe moeten, de gebouwen zijn zo hoog dat we met de lift
gaan en onze stoelen zijn zo ergonomisch dat we geen rugspier meer trainen. De
inrichting van de maatschappij maakt dat we bewegingsarm zijn geworden.
De overheid als dierentuindirecteur
De overheid is verantwoordelijk voor het scheppen van de juiste omgeving. En wat
doet de overheid: die stelt geen paal en perk aan slecht eten, de fastfoodrestaurants,
maar zegt: ‘Dan moet je maar harder bewegen.’ De maatschappij is nu net een
aquarium waar de overheid teveel eten en vies water in stopt. En als je niet hard
genoeg zwemt, word je zelf schuldig verklaard aan je diabetes of vaatziekte. De
overheid zou zich moeten opstellen als een dierentuindirecteur: kijk waar de mens
behoefte aan heeft en schep een omgeving die daarbij past, in plaats van zo’n
ziekmakend aquarium aan te bieden.
Zorgontlokkingsmechanisme
We worden allemaal zorgbehoevend; de enige remedie is op tijd doodgaan. Dus
komen velen van ons vroeg of laat in het verzorgingshuis. Dan moeten we leren
om zorg te vrágen. Want nu ontbreekt het ons aan zorginstinct. Waar een baby
schattig wordt gevonden en met plezier wordt verschoond, poepluier na poepluier, kost het moeite om een oudere te verzorgen. Baby’s weten met hun kirren en
grote ogen hoe het zorgontlokkingsmechanisme werkt. Net als jonge meeuwen
die tegen het rode puntje van hun moeders snavel tikken om eten te krijgen. Maar
oude mensen zitten in hun stoel in het verzorgingshuis en wachten af tot ze eten
krijgen. Ouderen moeten leren hun charmes in de strijd te gooien om verpleegsters
aan te laten rukken.
35
De oude buffel bepaalt
Ouderdom heeft zijn glans verloren. Vergelijk het eens met een kudde Afrikaanse
buffels. Als je op de oudere buffels let, zie je dat zij de richting bepalen. Het líjkt
alsof de buffels gemeenschappelijk beslissen welke kant ze opgaan als hun gebied
kaal is gegraasd. Maar lang voordat de beslissing valt, hebben de oudere buffels al
naar een bepaalde kant gekeken. De oude buffel heeft ervaring en de jongeren leren
daarvan. Maar wij mensen hebben een jeugdcultuur ingevoerd. En dat hebben wij
van de geboortegolfgeneratie zelf gedaan. Toen wij jong waren, hebben we het
jong zijn tot norm verheven; nu we oud zijn, zitten we met de gebakken peren.
Over Midas Dekkers
Midas Dekkers (1946) is bioloog en
schrijver van fictie en non-fictie voor
jeugd en volwassenen. Als bioloog
is Dekkers bekend van zijn scherpe
observaties, zoals in zijn columns voor
het radioprogramma Vroege Vogels.
Als schrijver behandelt hij met humor
thema’s als bestialiteit, kinderen krijgen,
sporten en ouderdom. Het boek De
Vergankelijkheid gaat over de vraag hoe
Eigenlijk zouden we oud zijn moeten promoten. De jeugd zou respect moeten hebben voor onze wijsheid. Maar wat doen we: we maken er zelf een uiterlijk vertoon
van. En de jeugd – met haar internetkennis – denkt onze gelijke te zijn.
Kennis als sleutel tot een leuke oude dag
Wat bepaalt nou of je een leuke oude dag hebt? Het belangrijkste is goed onderwijs. Wie meer kennis heeft vergaard, leeft verstandiger en houdt de geest soepeler.
Kennis is een bezigheid, zelfs als je oud en verlamd in je stoel ligt. Het kapitaal van
de oudere zit in zijn hoofd. Van kennis worden we rijker, verstandiger en gezonder.
Met kennis vergaren moet je vroeg beginnen. Leer de jeugd dat het leuk is om kennis
op te doen. Zo’n eurekamoment – het lampje dat boven je hoofd gaat branden – is
gelijk aan klaarkomen. En leer dat een zesje goed genoeg is: liever een zesje met
plezier dan een zeven met moeite, want dan wordt leren vervelend.
Geluk is…
Naast kennis is liefde een tweede bron van geluk. Liefde betekent een goede
verhouding tot de mensen of dieren om je heen. Dierenliefde geeft net zo goed
als mensenliefde geborgenheid. En geborgenheid maakt dat je bloeddruk omlaag
gaat. Het is een verschrikking dat in veel verzorgingshuizen geen dieren mogen
wonen. Elk huisdier zou er een flink aantal uren aan verzorging schelen.”
“Houd op met de oude mens
als kostenpost te zien”
Wanda de Kanter
Longarts Antoni van Leeuwenhoek, voorzitter Stichting
Rookpreventie Jeugd, TabakNee
de mens omgaat met de ouderdomsfasen die aan zijn dood voorafgaan,
ofwel hoe de mens die fasen probeert
te ontwijken. In Lichamelijke oefening
houdt hij een betoog tegen de over-
dreven en nutteloze lichaamsbeweging.
36
37
Kinderen niet laten beginnen met roken levert tien jaar leven op
“De beeldvorming over ouderen klopt niet. Door hypes in de berichtgeving over
verpleeghuizen en ‘de grijze golf’ lijkt het of iedereen dement wordt of Parkinson
krijgt en de oudere mens alleen nog maar een onbetaalbare kostenpost is. Terwijl
ouderen in werkelijkheid slechts beslag leggen op 11 à 12 procent van het totale
zorgbudget. De waarheid is dat de helft van de ouderen een ziekte heeft als
gevolg van eigen gedrag. Roken staat natuurlijk op één en dan komen overgewicht, alcohol, weinig bewegen, zout eten, noem maar op. Allemaal gedrag dat
leidt tot vermijdbare ziekten. Niet verwíjtbaar, wel vermijdbaar. Er is heel veel te
bereiken op het gebied van gezond ouder worden als je de chronische aandoeningen als gevolg van gedrag kunt vermijden. Te beginnen met preventie van
tabaksgebruik onder jongeren.
Volksziekte COPD
Het is gewoon niet waar dat in de natuur ouderen er niet toe doen. Kijk eens naar
olifanten: als er één artritis heeft of een versleten knie, dan gaat de hele kudde langzamer lopen. Oude mensen kunnen heel bijzonder, heel leuk en heel wijs zijn. En als
ze bijvoorbeeld niet gerookt hebben en geen ernstig overgewicht hebben, kunnen ze
op hun tachtigste ook heel vitaal zijn. Maar die vitale ouderen komen niet in beeld; je
ziet mensen met een rollator. En waarom hebben ze een rollator? Misschien hebben
ze wel ernstige COPD als gevolg van hun rookgedrag. COPD is volksziekte nummer
drie, maar bijna niemand kent de aandoening. Een derde van alle rokers krijgt deze
ernstige longaandoening en raakt invalide. Mensen met ernstig COPD hebben het
benauwd bij de geringste inspanning als aankleden of naar de wc gaan. Ze worden
heel vaak opgenomen in het ziekenhuis, komen soms aan de beademing en zijn vaak
aan huis gekluisterd.
Gevolgen van roken voor de gezondheid
Roken veroorzaakt naast COPD ook dertig tot vijftig procent van de hart- en vaatziekten; de belangrijkste oorzaak van vroegtijdig overlijden aan een infarct is roken.
Dertig procent van alle kankersoorten wordt veroorzaakt door roken. Dus niet alleen
38
longkanker, maar ook blaaskanker, niercelkanker, slokdarmkanker, alvleesklierkanker,
vormen van leukemie, baarmoederhalskanker en recidief borstkanker kunnen het
gevolg zijn van roken. Longontstekingen komen vier keer zo vaak voor bij rokers en
verlopen dan veel ernstiger. Van roken kun je verminderd vruchtbaar worden. En wiegendood komt vaker voor bij baby’s van rokers, evenals groeiachterstand bij kinderen
van rokers. Na grote operaties is de kans op overlijden zeventien procent groter bij
rokers; er zijn veel meer wondinfecties en naadlekkages. Daarbij is roken in Nederland
de belangrijkste oorzaak van maculadegeneratie, een oogaandoening waarbij de
gezichtsscherpte afneemt omdat de gele vlek in het netvlies achteruitgaat; ook dat
bepaalt de kwaliteit van leven. Zelfs in de medische wereld is er weinig kennis van
de enorme impact van roken. En dat is dus allemaal gedrag. Als je die chronische
aandoeningen als gevolg van gedrag kunt vermijden, is er nog heel veel te bereiken in
mensen vitaal ouder laten worden.
Gezondheidskosten van rokers
De discussie of een dode roker goedkoper is voor de maatschappij, vind ik appels met
peren vergelijken. Iedereen maakt aan het einde van zijn leven hoge kosten, of het nu
gaat om een kind dat doodgaat aan kanker of een ouder iemand. De kosten die een
veertigjarige roker aan het eind van zijn leven maakt aan chemotherapie, zijn vaak
vele malen hoger dan die van een oudere. Als arts en als departement van volksgezondheid zou je moeten streven naar vele extra jaren én in goede gezondheid. Het
is heel cynisch te denken dat iedereen er na zijn 65e niet meer toedoet… Dan zou je
ouderen ook niet meer moeten opnemen en opereren. De waarheid is dat heel veel
mensen als ze eenmaal zestig zijn, heel graag nog vele jaren in goede gezondheid
willen leven. Maar de zorg wordt bepaald door beleidsmakers van veertig in wier
beleving je helemaal geen tachtig moet willen worden; zij zetten de ouderdom neer
als kostenpost.
Maatschappelijke kosten
Schuldvraag
Daarbij komt het maatschappelijk verlies: rokers nemen per jaar gemiddeld drie
weken aan rookpauzes op, zijn anderhalf keer zo vaak ziek en dan ook nog anderhalf
keer zo lang. Eén op de vier rokers gaat dood voor zijn pensioen: die kan er dus niet
zijn voor een ander als mantelzorger. Rokers met COPD zijn door hun benauwdheid niet in staat om voor hun partner te zorgen. Denk ook aan het verlies van alle
opa’s en oma’s die niet voor hun kleinkinderen kunnen zorgen, waardoor ouders
op dure crèches aangewezen zijn. Roken kost gezinnen ook enorm veel geld: een
echtpaar rookt al snel voor 4000 euro per jaar en dat gebeurt juist in de lagere
sociaaleconomische klasse. Armere mensen die wij laten stoppen met roken, zijn heel
gelukkig: ze hebben veel meer geld, voelen zich beter en komen vaker de deur uit.
Iedereen is vrij te kiezen en er is een enorme overvloed. De marketing van roken is
gericht op ‘vrijheid’. Het begint al bij de jeugd: er is een waanzinnige marketing
gericht op kinderen, die je als niet-roker helemaal niet in de gaten hebt. Kinderen
zijn voor de industrie replacement smokers: alle doden als gevolg van roken en alle
stoppers moeten door een jongere aanwas worden vervangen. Die zogenaamde
vrijheid om te kunnen roken, slaat bij een twaalfjarige al binnen een paar weken om
in een extreme onvrijheid door de verslaving, en veel later door ernstige ziekte en
invaliditeit. Veroorzaakt door de roker zelf, onder het mom van vrije keuze. Daarom is
er veel schaamte onder mensen met longkanker en COPD. De omgeving – vrienden
en kennissen – zegt: ‘Ach, je hebt het toch zelf gedaan?’ Sommige politieke partijen en
zelfs vijftig procent van de artsen vinden dat deze mensen een hogere zorgpremie
moeten betalen. En dat terwijl de sigaret opzettelijk verslavend is gemaakt. In andere
landen lopen succesvolle processen tegen de tabaksindustrie, in Nederland blijven
we hangen bij de schuldvraag.
Deadly by design
Stoppen met roken/niet beginnen is verreweg nummer één als het gaat om verbetering van de kwaliteit van leven en winst in extra levensjaren: tien jaar extra als
je voor je dertigste stopt. Dat lijkt een heldere boodschap en ‘slechts’ een kwestie
van gedragsverandering. Maar de tabaksindustrie is een miljardenindustrie, die
roken bewust verslavend maakt. Een sigaret is deadly by design: die is tachtig jaar
geleden ontwikkeld om te inhaleren – daarvóór kon je tabak überhaupt niet inhaleren – en is daarmee zo schadelijk en verslavend geworden. Later werd bewust
ammoniak toegevoegd, zodat de nicotine nog sneller het brein bereikt. De sigarettenverslaving is helemaal niet van alle tijden, het is een foutje in de geschiedenis.
Accijnzen houden roken in stand
De enigen die echt kiezen, zijn de grote marketeers en multinationals, de lobbyisten en
de politici die roken mogelijk maken, verslaafd als ze zijn aan de drie miljard aan
accijnzen. Dáár horen de schuld en schaamte te liggen. Roken is een politieke ziekte.
De tabaksindustrie kan niets anders dan tabak maken, maar de politiek kan hun activiteiten verbieden en in elk geval zorgen dat kinderen niet beginnen. Kijk, als morgen
tomatensap giftig blijkt te zijn en één op de zes mensen krijgt leukemie, dan gaat dat
sap direct uit de schappen. Dan heb ik ineens niet de vrije keuze om tomatensap te
drinken waar ik leukemie van krijg. Maar roken lijkt wel een basisrecht.
Vrijemarktfundamentalisme
Met de website Tabak Nee willen we laten zien hoe groot het bedrog is: de listen
van de tabaksindustrie en de mensen die daar ontvankelijk voor zijn. We leggen een
systeem bloot dat veel groter is dan tabak alleen: het concept marktwerking, dat
volledig doorgeschoten is. Je ziet het aan roken, aan de crisis, aan het probleem van
overgewicht. Als mensen in de derde wereld straks een beetje geld gaan krijgen, dan
komt daar eerst een tabaksepidemie gevolgd door de longkankerepidemie en dan
krijg je de fastfoodepidemie met vervolgens de diabetes. Is dat de curve ‘vrije wil’?
Nee, dat is de sociaal-culturele curve die wordt bepaald door geld en macht.”
Over Wanda de Kanter
Wanda de Kanter (1959) is longarts in het
Nederlands Kanker Instituut Antoni van Leeu-
wenhoek. Naast haar baan besteedt ze, samen
met collega Pauline Dekker, vrijwel al haar tijd
aan tabaksontmoediging. Samen schreven
ze het boek Nederland Stopt! met roken. Ze
richtten de stichting Rookpreventie Jeugd op
en maken via de website Tabak Nee openbaar
hoe de tabakslobby werkt en wie de belang-
rijke spelers achter deze lobby zijn. De website
Rookalarm richt zich op groep acht en laat
zien met welke tactieken de tabaksindustrie
zich richt op kinderen. Sinds 2009 is Wanda de
Kanter met Pauline Dekker duovoorzitter van
de werkgroep Tabaksverslaving van de Neder-
landse Vereniging van Artsen voor Longziekten
en Tuberculose. Ze bepleiten het onderwerp bij
vakgenoten en helpen hun rokende patiënten
bij het stoppen met roken.
39
Healthy Ageing als basis voor zorg, onderzoek, onderwijs en opleiding
Toen de directie van het Universitair Medisch Centrum Groningen zich in 2005
beraadde op de toekomst van het UMCG, kwam al snel het thema ‘gezond ouder
worden’ naar boven. Want de gezondheidszorg wordt komende jaren sterk bepaald door de groeiende groep ouderen en chronisch zieken in onze maatschappij.
Het UMCG besloot om zich naast interventie ook op preventie te gaan richten:
Hoe voorkom je dat in de toekomst een groeiend aantal ouderen zorg behoeft?
Hoe zorg je dat de zelfredzaamheid omhoog gaat en de zorgvraag daalt?
“Als je de biologische
verouderingsprocessen in
de basis begrijpt, heb je
de sleutel tot innovaties”
Folkert Kuipers
Decaan en bestuurslid UMCG
40
Het overkoepelende thema van het UMCG voor zowel de zorg als het onderwijs als
de onderzoeksactiviteiten is nu dus Healthy Ageing: gezond en actief ouder worden.
Bestuurslid en decaan Folkert Kuipers, die in 2008 het bestuur kwam versterken,
heeft als biochemicus grote affiniteit met het thema. “Het is heel interessant te
onderzoeken wat de biologie van veroudering is. Als je de biologische processen in
de basis begrijpt, heb je de sleutel tot innovaties. Zo blijken veel chronische ziekten
die zich op latere leeftijd openbaren – diabetes, hart- en vaatziekten, kanker – mede
te worden veroorzaakt door lichaamscellen die door het lichaam opgeruimd hadden
moeten worden. Deze cellen zijn op de een of andere manier gebleven en verstoren
de boel. Ons doel is om die cellen te verminderen. Bij muizen zien we dat ze véél
gezonder oud worden als we dergelijke cellen uit hun lichaam verwijderen.
Preventie
Schematisch weergegeven is onze gezondheid een lijn die in de meeste gevallen
begint te dalen rond de ‘middelbare leeftijd’. Idealiter zou die lijn zo lang mogelijk
vlak blijven en pas aan het eind van ons leven snel dalen: een lang en gezond leven
met een kort ziekbed vóór overlijden. We moeten dus proberen de verslechtering
van de gezondheid uit te stellen. Preventie is het belangrijkste middel: voorkomen
dat een ziekte ontstaat. Maar ook vroege opsporing en behandeling van ziekten
en het voorkomen van terugkeer van de ziekte na succesvolle behandeling: de secundaire preventie. En daarnaast de reductie van de impact van chronische ziekten
(tertiaire preventie), bijvoorbeeld door de zelfredzaamheid te vergroten met ICThulpmiddelen. De grote winst is te behalen door het rookgedrag te beïnvloeden,
vooral bij de jeugd, en door gezond eten te bevorderen. Om dat te bereiken moet
je niet alleen weten hoe roken en eten inwerken op de gezondheid, maar ook hoe
de sociologische processen te beïnvloeden zijn. Want we kunnen wel bewijzen dat
roken slecht is, maar als de jeugd niet luistert, heeft dat geen enkele invloed.
Lifelines
Zwaartepunten van het Healthy Ageing-programma zijn de biobank LifeLines en
het onderzoeksinstituut ERIBA. LifeLines volgt dertig jaar lang de gezondheid van
165.000 inwoners van Noord-Nederland: kinderen, ouders en grootouders. Dit is
tien procent van de totale bevolking in Noord-Nederland. De driegeneratie-aanpak
is uniek. Als het onderzoek start, zijn de meeste deelnemers nog gezond. Juist
door hen zo lang te volgen, wordt duidelijk wanneer en waarom zij symptomen
van een chronische aandoening ontwikkelen. De centrale vraag is: waarom wordt
de ene mens gezond oud en krijgt een ander op jonge leeftijd te maken met chronische aandoeningen? Factoren die bepalend zijn voor gezond ouder worden zijn:
genen, voeding, omgeving en lifestyle. In het onderzoek worden allerlei gegevens
van deze personen vastgelegd, zoals de genetische, sociaal-psychologische en
medische status, voedingsgewoonten, leefstijl, werk en leefomgeving.
Ideaal testgebied
De regio kenmerkt zich door een jonge, hoogopgeleide stad – een kwart van de
populatie van Groningen is student – omgeven door een sterk vergrijzende omgeving met deels een lage sociaal-economische status. Dit maakt de Ommelanden
tot een ideaal testgebied voor innovaties. Het verschil in lifestyle blijkt enorm bepalend te zijn voor de gezondheid. Als UMCG hebben we de zorg over deze mensen,
niet alleen als ze ziek zijn, maar ook om hen te behoeden voor ziekten.”
41
ERIBA
Het European Research Institute for the Biology of Ageing (ERIBA) doet fundamenteel
onderzoek naar het verouderingsproces en de oorzaken en ontwikkeling van chronische ouderdomsziekten. Het instituut heeft een aantal vooraanstaande onderzoekers
weten aan te trekken, die toponderzoek afleveren als het gaat om het verouderingsproces in modelorganismen als wormen, fruitvliegjes, zebravissen en muizen. In het
gloednieuwe gebouw op het terrein van het UMCG hebben zij de modernste technieken ter beschikking op het gebied van onder meer genoom- en eiwitonderzoek.
fervent lezer is? Het UMCG en de Rijksuniversiteit Groningen kiezen ook voor een
sociaal-economische en gedragswetenschappelijke benadering van het verouderingsvraagstuk. We zorgen natuurlijk ook goed voor de gezondheid van onze eigen
medewerkers. Want als we als UMCG gezond ouder worden zo belangrijk vinden,
moeten ook zij de mogelijkheid krijgen om jaarlijks hun gezondheid te laten testen
en zich te laten adviseren over hun gezondheid: ‘practice what you preach’.”
HANNN
Het UMCG maakt deel uit van het Healthy Ageing Network Northern Netherlands
(HANNN), waarin kennis- en zorginstellingen, overheden en bedrijven samenwerken
aan doorbraken in farma, voeding, medische technologie, zorgconcepten en leefstijl.
De ambitie is om de Noord-Europese topregio te zijn op het gebied van gezond en
actief ouder worden.
UCO
Het UMCG Centrum voor Ouderengeneeskunde (UCO)heeft onder andere een
meetinstrument dat de kwetsbaarheid, complexiteit en het welbevinden van de
oudere in kaart brengt. Deze factoren staan centraal in een geïntegreerde, multidisciplinaire behandelingsaanpak. Met de uitkomsten van de metingen wordt
gezocht naar creatieve, innovatieve vormen van zorg en ondersteuning, die beter
aansluiten bij de behoeften van de ouderen. Rondom een aantal symptomen, zoals
vallen, geheugenstoornissen, acute verwardheid en onbegrepen achteruitgaan,
worden zorgpaden ontwikkeld.
Ethisch vraagstuk
Over Folkert Kuipers
Folkert Kuipers (1957) is een internationaal
vooraanstaande wetenschapper. Sinds
2008 is hij decaan en lid van de Raad van
Bestuur van het Universitair Medisch
Centrum Groningen (UMCG). De van
oorsprong biochemicus was als hoog-
leraar verbonden aan de afdeling Kindergeneeskunde en hoofd van het Labora-
“Onze maatschappij is niet
ingesteld op ouderen”
Jan Slagter
Directeur Omroep MAX
torium Kindergeneeskunde van het UMCG.
Hij specialiseerde zich in de fysiologie
en pathofysiologie van lever en darm bij
aangeboren en verworven stofwisselingsziekten.
“Onderzoek naar gezond ouder worden gaat niet alleen over beïnvloedbare ouderdomsprocessen, maar ook om ethische vraagstukken. Want moet bijvoorbeeld
een oude vrouw met hartklachten een staaroperatie ondergaan? En wat als ze een
42
43
Eenzaamheid aanpakken is de grootste bezuinigingspost
“De discussie over de kosten van de gezondheidszorg focust zich sterk op de vergrijzing. Ouderen krijgen bijna een schuldgevoel aangepraat. Die vergrijzing
konden we in de jaren 70 al aan zien komen en al die jaren heeft de overheid
geen visie gehad op de ouderenzorg. De discussie gaat bovendien vooral over
reductie van de uitgaven aan medische kosten, terwijl de grootste kostenpost op
een ander vlak ligt. Volksziekte nummer één is namelijk: eenzaamheid.
Zorgverzekeraars, overheid en artsen buigen zich over de vraag of een dure behandeling bij iemand op hoge leeftijd nog wel kosteneffectief is. Terwijl ook voor
een oudere een verlenging van het leven met drie jaar relevant is. Geld mag niet
doorslaggevend zijn! En bovendien: je kunt niet alles oplossen met operaties en
medicijnen. De focus moet worden verlegd naar de sociaal-psychische behoeften
van de oudere. Kijk, bij mevrouw Jansen die twee keer een nieuwe knie heeft
gekregen, weet je: dat wordt niet beter. Die zit in haar stoel te klagen over de pijn
en komt de deur niet meer uit. Maar als het verzorgingshuis haar meer mogelijkheden biedt en zij mag een poes houden, dan heeft mevrouw Jansen afleiding en
comfort en zit ze ineens veel lekkerder in haar vel. Hier zouden de artsen meer oog
voor moeten hebben.
Ontkerkelijking
Ouderen willen er graag bij horen en liefst deelnemen aan de maatschappij.
Vrijwilligerswerk, samen eten, zorgen voor de kleinkinderen of in elk geval sociaal
contact. Daar leven ze van op. Je kunt van hen natuurlijk niet hetzelfde tempo
verwachten, maar ouderen zijn prima in staat hun steentje bij te dragen. Vroeger
deden ze dat vanuit de kerk: ze deden de koffie of zaten in een commissie. Met de
ontkerkelijking is dit contact verdwenen. Er zijn nieuwe sociale structuren nodig.
FC Twente doet dat bijvoorbeeld goed. FC Twente heeft solidariteit als een van
de pijlers onder het beleid en dat betekent dat de club haar wortels in de samenleving benadrukt met allerlei activiteiten. Het is een sociale club, waar mensen
elkaar steunen als het even niet goed gaat. Het clubgevoel geeft ook ouderen het
gevoel er helemaal bij te horen.
44
Jeugd ontmoet ouderen
Onze individualistische maatschappij is niet ingesteld op ouderen. Vroeger ging je
elke week naar oma, maar de jeugd van tegenwoordig is die gewoonte niet bijgebracht. En dan is een bezoekje aan oma ineens een heel gedoe. Het verbaast me
soms dat scholen wel acties organiseren voor projecten in Afrika, maar geen zorg
en aandacht besteden aan de ouderen in hun omgeving. Ze zouden bijvoorbeeld
ouderen kunnen uitnodigen om op 4 of 5 mei over de oorlog te vertellen. Er is een
mentaliteitsverandering nodig, die vanuit de maatschappij moet komen en door
de overheid moet worden gefaciliteerd.
Ontmoetingsplekken
De overheid zou meer initiatieven kunnen ondersteunen en meer ontmoetingsplekken moeten faciliteren. Een mooi voorbeeld: in de wijk Spangen in Rotterdam
schoof ik aan bij een etentje in een wijkgebouw. Drie keer per week wordt daar
gekookt voor zo’n 45 ouderen, die voor drie euro een gezonde maaltijd krijgen.
Ik zat naast een vrouw van tachtig plus, die vertelde dat ze zeven jaar lang geen
warme maaltijd meer had gezien. ‘Voor wie zou ik moeten koken’, zei ze. Nu eet ze
drie keer per week in het wijkgebouwtje. Voor haar is het een avondje uit, waar ze
steeds weer naar uitkijkt en waar ze zich speciaal voor opdoft. Andijvie met een
slavink en een vlaflip toe, zo ingewikkeld is het niet. Maar hoe mobiliseer je jongeren
om dit te organiseren? En hoe krijg je de overheid in de rol van facilitator, die lege
gebouwen beschikbaar stelt en de regels niet al te ingewikkeld maakt?
Herinneringsmuseum
Ook verzorgingstehuizen zouden een ontmoetingsplek moeten zijn. Een mooi
voorbeeld geeft Humanitas in Rotterdam. Wonen is daar gecombineerd met welzijn
en recreatie. In het zorgcomplex zit een kinderopvang. Ouders kunnen, als zij hun
kind na een werkdag komen ophalen, maaltijden meenemen uit het restaurant
of daar een hapje eten voor een lage prijs. Er is een internetcafé waar ook jongeren
komen – ze geven zelfs cursus in internetten aan ouderen – en er zit een kapper.
Prachtig is ook het Herinneringsmuseum in de kelder: hier zijn allerlei interieurs
uit de jaren 50, 60 en 70 opgesteld. Ouderen kunnen hier met hun kleinkinderen
naartoe en verhalen vertellen over vroeger. Vooral demente ouderen hebben hier
veel baat bij.
Stijgend internetgebruik ouderen
Ouderen hebben natuurlijk ook zelf de verantwoordelijkheid om in contact te
blijven met anderen. Mijn ouders namen deel aan de telefooncirkel van het Rode
Kruis. Elke ochtend belden zij een oudere van de lijst om te vragen hoe het ging.
Die oudere belde de volgende en uiteindelijk werden mijn ouders weer gebeld. Als
iemand niet opnam, werd het Rode Kruis ingeschakeld om even poolshoogte te
nemen. Zo had elke oudere toch het gevoel dat er iemand was die zich om hem of
haar bekommerde. De telefooncirkel bestaat overigens nog steeds. Een modernere
manier van contact leggen is het internet. We zien een stijgend gebruik door ouderen. Dat is een positieve ontwikkeling: ouderen kunnen vaker hun kleinkinderen
zien via Skype of chatten met elkaar. Het digitale MAX Meeting Point telt nu
50.000 leden. Op www.maxmeetingpoint.nl maken ze afspraken met elkaar voor
een dagje uit, chatten ze over hun hobby of halen ze herinneringen op aan vroeger.
Eenzaamheid te lijf
In mijn werk ga ik regelmatig op pad met ouderen. We organiseren dagtrips naar
bijvoorbeeld de Floriade of dansavonden. De reacties na afloop zijn dan: ‘Dit was
de leukste dag van het jaar’ of ‘Ik hoor er weer bij.’ Ik sprak een man die al een jaar
lang niet meer naar buiten was geweest, gewoon omdat hij geen lust had om iets
te ondernemen. Veel ouderen zitten dag in dag uit alleen thuis. Wij bezorgen ze
een leuke dag buiten de deur, maar dat is eenmalig. Vaak zijn ze zich na afloop nog
bewuster van hun eenzaamheid. De structurele oplossing ligt bij de gemeente, de
buurt, het verenigingsleven. Als je als maatschappij erin slaagt om aan die eenzaamheid iets te doen, dan vergroot je niet alleen de kwaliteit van leven van de ouderen,
maar realiseer je ook een enorme bezuiniging op de zorgkosten.”
Over Jan Slagter
Jan Slagter (1954) is omroepbestuurder en
televisiepresentator van Omroep MAX.
Na een loopbaan als bankmedewerker,
voorlichter en reclameman richtte hij in de
jaren tachtig snookerpaleizen op in België.
In 1993 startte hij de Stichting Welzijn
Gehandicapten Nederland, waarvan hij
nog steeds voorzitter is. In 2002 richtte
hij Omroep MAX op voor 50-plussers,
omdat hij vond dat er voor hen te weinig
media-aanbod was. In 2005 kreeg MAX
een aspirant status en op 3 september
2005 zond MAX voor het eerst uit. Sinds
2010 heeft Omroep MAX een definitieve
status. De omroep telt 340.000 leden. In
2006 richtte Jan Slagter de stichting MAX
Maakt Mogelijk op, waarmee hij in het
buitenland (onder andere Oost-Europa) de
leefomstandigheden van ouderen structureel wil verbeteren.
45
Je bent wat je eet: voeding als determinant van succesvolle veroudering
Hoe kan met gezonde voeding een hogere levensverwachting worden bereikt,
met een betere kwaliteit van leven en een kortere ziekteperiode aan het einde
van het leven? Dat is een interessante vraag die aan diverse onderzoeksinstituten
wereldwijd wordt onderzocht. Lisette de Groot is professor Voeding van de Oudere
Mens aan de Wageningen Universiteit. In haar onderzoek legt zij het accent op
knelpunten in de voeding van de oudere mens en op voedingspatronen die van invloed zijn op verouderingsprocessen als osteoporose, sarcopenie (de afname van
de spiermassa en -functie), cognitieve achteruitgang en verminderde eetlust.
Vitamine D
SENECA liet ook zien dat er knelpunten zijn in het voedingspatroon voor ouderen.
Ongeacht welk voedingspatroon blijken ouderen vaak een tekort te hebben aan
vitamine D. De endogene synthese van vitamine D – dat is de omzetting door
het lichaam zelf – is bij ouderen verlaagd. Dit is een fysiologisch probleem en dat
betekent gelukkig ook dat er meerdere oplossingen zijn. Het advies is nu aan alle
vrouwen boven de vijftig en alle ouderen boven de zeventig om extra vitamine D
te nemen.
Osteoporose
“Ouderen zijn een
heel eigen, interessante
onderzoeksgroep”
Lisette de Groot
Hoogleraar Voeding van de Oudere Mens WU
46
“Lange tijd is onderzoek onder volwassenen geëxtrapoleerd naar ouderen. Maar
het leven van een oudere ligt niet automatisch in het verlengde van dat van een
volwassene; de groep is heterogeen en heeft heel eigen kenmerken. Een belangrijke bijdrage aan nieuwe, wetenschappelijke inzichten over voeding van ouderen
is geleverd door de meerjarenstudie SENECA (Survey in Europe on Nutrition and
the Elderly: a Concerted Action). In dit onderzoek hebben we met een aantal
Europese onderzoeksinstituten 2.600 ouderen van zeventig plus in acht Europese
landen gevolgd van 1988 tot 1999. Drie keer in deze periode zijn ze ondervraagd
over hun leefstijl en eetpatroon. De studie biedt veel inzicht in voeding en andere
leefstijlfactoren als determinanten van succesvolle veroudering.
Mediterraan dieet
SENECA heeft duidelijk gemaakt dat een gezonde leefstijl met gezonde voeding,
lichaamsbeweging en niet roken tot op hoge leeftijd gerelateerd is aan verminderde
sterfte en uitstel van verslechtering van de gezondheidstoestand. Zo is bijvoorbeeld gebleken dat voeding met kenmerken van een mediterraan voedingspatroon
(veel groente en fruit, vis en olijfolie) resulteert in een ongeveer twintig procent
lager sterfterisico. In combinatie met matig intensieve lichamelijke activiteit én
niet roken leidt het mediterrane dieet zelfs tot een zestig procent lager sterfterisico.
SENECA heeft een schat aan gegevens opgeleverd, die worden gebruikt in vervolgonderzoeken.
Naar schatting hebben in Nederland ruim 800.000 mensen osteoporose ofwel
botontkalking. Per jaar breken meer dan 80.000 mensen boven de 55 jaar een skeletdeel als gevolg van osteoporose. Dat kan leiden tot een langdurige ziekenhuis- of
verpleeghuisopname en hoge kosten, zeker als het een heupfractuur betreft. Osteoporose is een chronische ziekte, waarbij de botmassa geleidelijk afneemt. Het
bot bevat minder mineralen, waardoor het bot minder sterk wordt en het risico op
een botbreuk groeit. Dit komt vooral voor bij vrouwen tijdens en na de overgang,
maar ook bij oudere mannen. Uit onderzoek is gebleken dat vitamine D belangrijk
is voor sterke botten, omdat het helpt om calcium uit de voeding op te nemen.
Calcium is met fosfor belangrijk voor de opbouw en het onderhoud van de botten
en het gebit.
Vitamine B12
Een ander knelpunt dat uit de SENECA-studie naar voren komt, is vitamine B12.
Omdat bij ouderen veranderingen optreden in het spijsverteringskanaal, wordt
B12 soms niet voldoende opgenomen uit het voedsel, waardoor een tekort kan
ontstaan. Vitamine B12 is belangrijk voor de aanmaak van rode bloedcellen en voor
een goede werking van het zenuwstelsel. Een tekort zou kunnen leiden tot verhoogde
risico’s op hart- en vaatziekten, bloedarmoede, zenuwklachten, concentratie- en
geheugenproblemen en mogelijk ook tot een verminderde botgezondheid. Dat
laatste wordt nu onderzocht in het Wageningse onderzoek B-PROOF.
47
Sarcopenie
Samenwerking
Sarcopenie is de benaming voor het verlies van spiermassa op oudere leeftijd.
De spierkracht wordt minder: op tachtigjarige leeftijd is deze nog bijna de helft
van de spierkracht op jonge leeftijd. Sarcopenie wordt in verband gebracht met
verschillende fysieke en functionele beperkingen, die de kwaliteit van leven
verminderen en zorgen voor een stijging in de kosten van de gezondheidszorg.
Zo zijn mensen met verminderde spierkracht minder mobiel, wat kan leiden tot
versnelde spieratrofie. Uit onderzoek van de Wageningen Universiteit is gebleken
dat de spiermassa aanzienlijk kan worden verbeterd door de inname van eiwitten
in combinatie met krachttrainingen.
Zeker is dat een gezonde leefstijl op oudere leeftijd gerelateerd is aan een verlaagd
sterfterisico, een latere aanvang van ernstige ziekten en beperkingen en waarschijnlijk tot een verkorting van de periode van ernstige ziekte. Voeding staat niet
op zichzelf: veroudering is een samenspel van genen, omgeving, leefstijl, geluk of
pech en van voeding. De afdeling Humane Voeding van de Wageningen Universiteit werkt in haar onderzoek dan ook nauw samen met wetenschappers op het
gebied van celveroudering en epigenetica om het verouderingsproces te vertragen
en de functionaliteit van ouderen te verbeteren.”
Cognitieve achteruitgang
Cognitieve achteruitgang komt vaak voor op oudere leeftijd. Het is een van de
belangrijkste symptomen van beginnende dementie. Van de 65-plussers lijdt
ongeveer één procent aan dementie en dit percentage loopt op tot ruim veertig
procent bij mensen van negentig jaar en ouder. Het lijkt erop dat meerdere factoren
tegelijkertijd bijdragen aan het ontstaan van dementie en dat ook voeding een
rol zou kunnen spelen in het voorkomen van dementie. Zo lijken injecties met
vitamine B12 te leiden tot verbetering van een aantal cognitieve functies. Het
onderzoeksgebied ‘voeding en preventie van cognitieve achteruitgang’ is relatief
nieuw en er moet nog veel worden onderzocht. Dit fysiologische onderzoek is ook
relevant voor de ‘anorexia of ageing’, omdat de hersenen ook een rol spelen in de
regulatie van de eetlust en verzadiging.
Anorexia of ageing
Ouderen zijn sneller verzadigd en hebben minder reuk en smaak. Dat – samen met
psychische, sociale en gezondheidsfactoren als depressiviteit, geneesmiddelengebruik of dementie – kan leiden tot een geringe eetlust. Een mogelijk gevolg is
gewichtsverlies en tekorten aan vitamines en mineralen. Vooral fragiele ouderen
in verzorgings- of verpleeghuizen kampen vaak met meervoudige tekorten aan
nutriënten. Vitamine D en B12 zijn al genoemd, maar er kan ook bijvoorbeeld een
tekort aan foliumzuur, selenium, ijzer of calcium optreden. Wageningse interventiestudies hebben geleid tot mogelijke oplossingen voor het probleem van ondervoeding onder ouderen met een zorgbehoefte, zoals het verstrekken van nutriëntdichte voedingsmiddelen en het verbeteren van de ambiance.
48
Over Lisette de Groot
Lisette de Groot (1960) is professor
Voeding van de Oudere Mens aan de
Wageningen Universiteit. Daarvoor
was zij buitengewoon hoogleraar
Voedingsfysiologie met bijzondere
aandacht voor het verouderingsproces
en de oudere mens. Lisette de Groot
is betrokken bij grote Europese onderzoeksprojecten rond voeding en de
oudere mens. Zij is verder onder meer
voorzitter van de examencommissie
“Dood gaan we allemaal,
maar niet aan hiv”
Pieter Brokx
Directeur Hiv Vereniging Nederland
Technologie en voeding en betrokken
bij de redactie van een aantal internationale en nationale vaktijdschriften.
49
Gezond oud worden met een chronische ziekte
De gezondheidszorg kent risicogroepen: de een loopt nu eenmaal meer kans dan
de ander om bijvoorbeeld een infectie op te lopen. Heb je hartfalen, vaatlijden
of diabetes, dan behoor je tot een risicogroep. Mensen met een immuniteitsziekte
zoals reuma of psoriasis vormen een risicogroep. En als oudere zit je sowieso
meestal in een risicogroep, omdat je afweersysteem minder actief is. Wat betekent
het voor gezond oud worden om tot een risicogroep te behoren?
Gewone ouderdomskwalen
Neem hiv. Hiv is een chronische ziekte, die met de huidige combinatietherapie goed
kan worden onderdrukt. Dankzij de combinatietherapie is gezond oud worden
binnen bereik gekomen. Wat betekent deze chronische ziekte dan voor de levensverwachting? “We weten nog niet zoveel over oud worden met hiv”, vertelt Pieter
Brokx, directeur van de Hiv Vereniging. “Hiv is een ‘ jonge’ ziekte en de huidige
combinatietherapie bestaat pas sinds 1996. Over het algemeen lijkt het erop dat
mensen met hiv de gewone ouderdomskwalen krijgen, alleen net wat sneller.
Botontkalking bijvoorbeeld zie je vaker op iets jongere leeftijd. Maar de levensverwachting lijkt vrijwel gelijk te zijn aan die van mensen zonder hiv.”
Comorbiditeit
Mensen met chronische ziekten hebben vaker twee of meer aandoeningen tegelijkertijd. Zo komt bij mensen met psoriasis vaker hartfalen voor. Bij mensen met
de darmziekte Crohn zie je regelmatig ook een reumatische aandoening. Dit heet
comorbiditeit. Pieter Brokx: “Als hiv wordt ontdekt, krijg je niet bij voorbaat direct
therapie. Maar als hiv te laat wordt onderdrukt, heb je kans dat er toch al beschadigingen zijn. Je kunt dan kwalen ontwikkelen, ook als de hiv zelf onder controle is.
Zo is de kans op een leverziekte of bepaalde vormen van kanker hoger als je afweer
langere tijd laag is geweest en je beschadigingen hebt opgelopen. En een hart- of
vaatziekte komt vaker voor als je bloedvaten schade hebben opgelopen door een
continue ontstekingsreactie. Helaas is snel beginnen met combinatietherapie ook
weer geen garantie tegen comorbiditeit.”
50
Extra bescherming
Gezond oud worden met een chronische ziekte is dankzij medicatie vaak goed mogelijk. Soms is extra bescherming nodig: als de weerstand laag is als gevolg van de
ziekte, kan een vaccinatie nodig zijn tegen infecties die dan sneller optreden, zoals
de griep of een longontsteking. “Als het gaat om gezond oud worden met hiv, zie
ik verder vooralsnog geen andere gebreken of speciale fysieke behoeften”, aldus
Pieter Brokx. “Dood gaan we allemaal, maar niet aan hiv. Gezond oud worden met
hiv in Nederland is geen medisch probleem. De weinige vroegtijdige sterfgevallen
die er zijn, zijn onder mensen met hiv die zich te laat of niet hebben laten testen.
Als je er op tijd achter komt dat je hiv hebt, kun je goed worden behandeld. Door
de medicatie wordt het virus na verloop van tijd ondetecteerbaar: het is dan
niet meer terug te vinden in het bloed. Hiv is dan niet genezen, maar de kans op
bijwerkingen is minimaal. Als je minstens een half jaar een ondetecteerbare viral
load hebt, je therapietrouw bent én je geen seksueel overdraagbare aandoening
(soa) hebt, is de kans op overdracht van het virus heel klein. Hoewel er nog veel te
onderzoeken is over de samenhang tussen hiv, levensstijl en ouder worden, weten
we wel dat de fysieke gezondheid van mensen met hiv dicht aanschuift tegen die
van mensen zónder.”
Psychische gezondheid
Bij mensen met een chronische ziekte speelt niet alleen het fysieke, maar ook het
psychosociale welbevinden. Het leven van een chronisch zieke kan om aanpassingen vragen in het dagelijkse bestaan op het gebied van werk, seksualiteit, de
zelfredzaamheid, de mobiliteit of het sociaal verkeer. Uit onderzoek is gebleken
dat chronisch zieken zich minder gelukkig voelen dan andere Nederlanders, zich
maatschappelijk in het nauw gedreven voelen en een minder bevredigend gezinsen huwelijksleven hebben. Als gevolg van hun aandoening ervaren ze vaker gevoelens van onzekerheid over de toekomst, angst, depressiviteit en eenzaamheid.
De psychosociale factoren van de ziekte spelen óók in een verzorgingstehuis, ook
al komt de oudere daar meestal niet terecht vanwege deze ziekte, maar vanwege
ouderdomskwalen of de comorbiditeit. De chronische ziekte moet dan ook worden
gezien als onderdeel van het totaalpakket. Pieter Brokx: “Gezond oud worden met
hiv is vooral een psychosociaal vraagstuk. Het feit dat je hiv meestal krijgt van
seks, maakt dat er een stigma op zit. Bovendien heerst nog steeds het oude beeld
van aidspatiënten in Afrika, ook al is hiv hier allang goed te behandelen, en in
een groot deel van Afrika ook overigens. Je moet er toch niet aan denken dat alle
vooroordelen over hiv waartegen je hebt gevochten, in het verpleeghuis gewoon
weer opnieuw de kop opsteken. Ik ken homomannen die in het bejaardentehuis
weer terug de kast ingaan. De mensen met vooroordelen die ze hun leven lang
hebben kunnen mijden, kunnen ze daar niet meer ontlopen. Hetzelfde verwacht ik
voor mensen met hiv: eerst overwinnen ze het stigma, om vervolgens op oudere
leeftijd hun hiv weer voor zichzelf te houden. Het aantal is te klein voor specialistische
tehuizen en het is de vraag of dat een goede ontwikkeling zou zijn. Liefst wil je bereiken dat de ziekte normaal wordt en dat ouderen met hiv niet worden genegeerd.
Hiv Vereniging Nederland zorgt voor empowerment van mensen met hiv. Daarnaast
is er nog een hoop te doen aan voorlichting – juist ook onder professionals in de zorg –
want er zijn nog veel misverstanden over hiv en veel informatie is verouderd. Pas
als er wezenlijk iets verandert in de beeldvorming, kunnen mensen met hiv lekker
in hun vel oud worden.”
Over Pieter Brokx
Pieter Brokx (1970) is sinds 1 april 2013
directeur van Hiv Vereniging Nederland.
Daarvoor was hij plaatsvervangend directeur en coördinator vrijwilligersbeleid bij
COC Amsterdam, de organisatie die zich
sterk maakt voor emancipatie van homo’s
en lesbiennes, biseksuelen en transgenders. Vanuit zijn huidige positie draagt
hij bij aan verbetering van de positie van
mensen met hiv in de samenleving, onder
regie van die mensen zelf.
51
Het verouderingsproces is quasiomkeerbaar
“Veroudering is een quasireguleerbaar proces. De snelheid van het verouderingsproces werd door evolutie ‘afgesteld’, maar is niet onoverkomelijk. In een gezonde
maatschappij moet het mogelijk zijn om de maximale levensduur op te rekken.
Maar ‘gezond’ betekent wel dat we anders moeten gaan leven. Voeding is het
belangrijkste middel op de korte termijn.
Lange levensduur moet nut hebben
“Met gezonde voeding
kan tachtig procent
van de hartpatiënten
van de wachtlijst af”
Kris Verburgh
Arts, onderzoeker biogerontologie, auteur ‘De voedselzandloper’
De levensduur van mens en dier wordt bepaald door de sterfkans. Zo wordt een
muis slechts drie jaar oud, terwijl een vleermuis wel dertig jaar kan leven. Ze hebben allebei hetzelfde metabolisme. Maar een levensduur van dertig jaar heeft
voor een ‘gewone’ muis geen nut, omdat hij vóór die tijd allang is opgegeten. Zet
een knaagdier op een onbewoond eiland zonder roofdieren en na 4000 jaar is de
levensduur met 45 procent gestegen. Zo werkt het ook bij mensen. In vroegere
tijden werden we opgegeten of overleden we aan infecties; een lange levensduur
had toen geen zin. De meeste energie ging zitten in voortplanten vóór het te laat
was. Maar nu we niet meer sterven aan onze omgeving, heeft het nut om ouder
te worden. We kunnen ook zelf de maximale levensduur oprekken, al is dit lastiger
dan de gemiddelde levensduur omhoog krijgen. Toch zullen er binnen vijftig jaar al
mogelijkheden zijn om de maximale levensduur te beïnvloeden.
Genen en levensstijl bepalend
Gezond ouder worden is voor een kwart genetisch bepaald en voor driekwart
levensstijl en dus beïnvloedbaar. Behalve voor mensen die heel oud worden,
bijvoorbeeld ouder dan honderd jaar. Bij hen is de levensduur vooral genetisch
bepaald. Dat verklaart waarom sommige mensen kunnen roken en ongezond eten
en toch honderd jaar worden. Voor de meeste mensen is een gezonde levensstijl
echter het belangrijkst.
Ouderdomsziekten
Als je lang genoeg leeft, krijg je vanzelf ouderdomsziekten als diabetes en hart- en
vaatziekten. De meeste ziekten in de westerse wereld zijn verouderingsziekten.
Kanker blijkt een uitzondering te zijn. Het risico op kanker vermindert op een gegeven
52
moment als je ouder wordt. Want ouderdom betekent onder meer dat cellen
on hold staan, terwijl bij kanker cellen juist snel worden vernieuwd, in dit geval
slechte cellen. Dit verklaart waarom mensen die vatbaar zijn voor kanker, minder
kans hebben op een typische ouderdomsziekte zoals Alzheimer, en omgekeerd.
Innovatief vaccin tegen Alzheimer
Met bepaalde technologieën kun je inbreken op het verouderingsproces. Zo wordt
het in de toekomst mogelijk om ouderen te vaccineren tegen Alzheimer. Alzheimer
wordt veroorzaakt door eiwitten die samenklonteren rond de hersencellen. Een
injectie met eiwitfragmentjes werkt in op het immuunsysteem, net zoals vaccins
tegen bacteriën of virussen dat doen. Het immuunsysteem ziet het geïnjecteerde
eiwit als een indringer en valt dit aan. De eerste stappen in de ontwikkeling zijn
gezet, maar het zal nog jaren duren voor dit vaccin beschikbaar is.
Schadelijke eiwitverbindingen
Een andere technologie waaraan wordt gewerkt, is een injectie waarmee suikerverbindingen in het lichaam worden verbroken. Glucosemoleculen (suiker) hebben
de neiging om aan eiwitten te gaan plakken, waardoor deze eiwitten ook meer
aan elkaar gaan zitten. Daarom plakt suiker in de keuken aan onze vingers en
daarom plakt suiker in ons lichaam eiwitten aan elkaar. Er ontstaan dan crosslinks,
verbindingen. Als deze eiwitten nodig zijn om weefsel op te bouwen, wordt dit
weefsel door de crosslinks stijver. En dat kan leiden tot stijve bloedvaten, die op
den duur kunnen scheuren. Of tot rimpels in de huid. Met een injectie die de
crosslinks breekt, wordt niet alleen de kans op een beroerte zwaar verminderd,
maar wordt ook de huid soepeler.
Voeding beste middel
Het meest doortastende middel om nu direct het verouderingsproces te beïnvloeden, is voeding. Veel ouderdomsziekten zijn goed te voorkomen door gezond
te eten. Tachtig procent van de patiënten op een wachtlijst voor een hartoperatie
kan van de wachtlijst af als je hun voedingswijze aanpast. Van diabetes type 2 is
zelfs negentig procent te voorkomen; met een streng dieet is diabetes type 2 zelfs
omkeerbaar en hoeft het dus geen chronische ziekte te zijn. Belangrijk is wel dat
het gezondheidsadvies doortastend genoeg is; het advies van de overheid en veel
53
ziekenhuizen is dat spijtig genoeg niet. In de Verenigde Staten zal de gemiddelde
levensduur van de toekomstige generatie dalen als gevolg van de ongezonde levensstijl met veel frisdrank (suikers), zetmeelrijke producten zoals brood en aardappelen,
en ongezonde vetten. Gezonde voeding betekent niet alleen bepaalde ongezonde
voeding niet nemen, maar is ook een kwestie van producten toevoegen die een
specifiek effect hebben op de stofwisseling. Zo blijkt het eten van walnoten heel
gezond te zijn: mensen die elke dag een handje walnoten nemen, hebben 45 procent
minder kans op een hartaanval volgens een studie met 120.000 proefpersonen.
Levensstijl in plaats van diëten
schap van veroudering), met name
Ik ben geen voorstander van diëten, wel van een gezond levenspatroon. We zien
voeding veel te veel als optelsom van calorieën. Diëten zijn hier ook op afgestemd:
als je maar minder calorieën binnenkrijgt, zou je vanzelf afvallen. Maar zo werkt
het niet: de ene calorie is de andere niet. Als je elke dag driehonderd calorieën
éxtra neemt aan walnoten – dat zijn gezonde vetten – kom je helemaal niet aan
in gewicht. Belangrijk voor gezonde voeding is dat je te hoge pieken in je bloedsuikerspiegel voorkomt. Dat doe je onder andere door minder brood, aardappelen
of rijst te eten. Waar het Voedingscentrum nu nog de nadruk legt op vervanging
van witbrood door volkorenbrood, moet je eigenlijk een stap verder zetten: minder
brood of aardappelen. Het voedingsadvies moet dus steviger worden aangezet. Ook
artsen zouden meer aandacht moeten hebben voor gezonde voeding; voeding zou
een vast onderdeel van de studie moeten zijn. Mensen willen best gezond leven,
als ze de gevolgen kennen van hun huidige leefpatroon, concrete voorbeelden
hebben hoe ze een andere levensstijl kunnen realiseren en alternatieven krijgen
aangeboden voor de ongezonde producten die ze nu nemen.
Kris Verburgh kreeg bekendheid met
Ander subsidiestelsel
Over Kris Verburgh
Kris Verburgh (1986) is arts en onder-
zoeker. Hij studeerde geneeskunde aan
de Universiteit Antwerpen en verdiept
zich momenteel in de neurowetenschap
en in de biogerontologie (de wetenin de veroudering van de hersenen.
zijn boek De voedselzandloper, waarin
hij een alternatief aanbiedt voor de
huidige schijf van vijf in de vorm een
zandloper, waarmee hij zichtbaar
maakt hoe ongezonde levensmiddelen
kunnen worden vervangen door gezonde alternatieven.
54
Dagelijks een paar koppen groene thee vermindert de kans op een beroerte met veertig
procent, net zoals chocola met een cacaogehalte boven zeventig procent. En je krijgt
minder rimpels, want wat goed is voor de bloedvaten, is ook gezond voor de huid.
De overheid zou een gezonde levensstijl moeten stimuleren door andere subsidies
te verstrekken. Nu gaat er enorm veel subsidie naar de standaard landbouwproducten.
Daarom zijn tarwe – en dus ook koekjes en pasta – melk en rood vlees goedkoop.
Maar eigenlijk zou je havermout moeten subsidiëren, en groente, walnoten, blauw
en rood fruit. Gezond eten is nu erg duur, wat niet stimuleert om je voeding aan te
passen. Het huidige aanbod bevordert obesitas. Eigenlijk is het knap als je in deze
maatschappij met een overvloed aan ongezonde levensmiddelen, erin slaagt om
níet dik te worden.”
“Met medicatiebeoordelingen
kun je ziekenhuisopnames en
dus hoge kosten vermijden”
Petra Hoogland
Apotheker Service Apotheek
55
Persoonlijk contact essentieel in zorgverlening van de apotheek
“Ouderen gebruiken vaak veel verschillende medicamenten en dus vele pillen
op een dag. Deze generatie heeft veel uitleg nodig, want pillen slik je tegenwoordig niet zomaar. In deze tijd waarin mensen veel mondiger zijn en veel
meer informatie ter beschikking hebben via het internet, willen ze ook veel
meer weten. Ze zijn steeds meer de experts op het gebied van hun eigen gezondheid of aandoening.
Geneesmiddelen zijn de afgelopen decennia steeds veiliger geworden. Maar ze
zijn pas effectief als ze ook goed worden ingenomen: het risico zit niet meer
in de samenstelling van het pilletje, maar in de manier waarop je het inneemt.
Iemand met een hart- of vaatziekte, bijvoorbeeld, heeft al gauw vijf verschillende
geneesmiddelen. Het eerste medicijn kan het beste ’s ochtends bij het ontbijt
worden ingenomen met een glaasje water, het laatste medicijn voor het slapen
gaan, waarbij grapefruitsap moet worden vermeden. Dit soort voorschriften maakt
het complex. De ene oudere kan goed met zijn medicatie omgaan en de andere
niet. Er zijn patiënten die alles in één keer ’s ochtends bij het ontbijt innemen en
dat kan een gevaarlijke situatie opleveren. De ene patiënt is vitaal genoeg om de
medicatie op te halen bij de apotheek, bij de ander moet je thuis bezorgen. Als
apotheker moet je daar op inspelen; je levert dus heel individuele zorg.
Medicatiebeoordelingen
Alle mensen van 65 en ouder die vijf geneesmiddelen of meer gebruiken, zouden
jaarlijks een gesprek moeten hebben met de apotheker. Service Apotheek heeft
inmiddels ruime ervaring met deze gesprekken, de medicatiebeoordelingen. Met
de huisarts overleggen we wie het eerst in aanmerking komt. Vaak gaat het om
patiënten die vaak in de apotheek komen en bij ons bekend zijn. Hoe gaat u om
met uw medicijnen? Hoe ziet uw dag eruit? Bent u actief of niet meer? Hoe neemt
u de medicijnen in? Is dat makkelijk, is dat vervelend? Weet u wat u waarvoor
gebruikt en heeft u last van bijwerkingen? Inspelend op de antwoorden uit deze
gesprekken kunnen we zorg op maat leveren.
56
Hulp bij zelfmanagement
Minder ziekenhuisopnames
Veranderende rol van de apotheker
We stimuleren zelfmanagement, want dat houdt ouderen langer op de been. We
kijken bijvoorbeeld of we meerdere medicijnen naar één moment kunnen zetten,
als dit makkelijker is voor de patiënt. Of we maken een alarm aan in de mobiele
telefoon van de patiënt, dat een sein geeft op de momenten dat er een medicijn
moet worden ingenomen. Hoe actiever de patiënt bij de medicatie betrokken is en
hoe beter hij weet waarvoor hij welk medicijn gebruikt en hoe het werkt, des te
gemakkelijker is het om therapietrouw te zijn en gezond ouder te worden. Als
een patiënt toch aangeeft dat hij regelmatig een medicijn vergeet, dan bieden
we hulpmiddelen aan. Een medicatierol bijvoorbeeld, waarbij de apotheker de medicijnen per moment clustert en in een zakje stopt, met een vermelding van het
vereiste tijdstip van inname.
Een medicatiebeoordeling kost veel tijd. We kunnen niet iedereen zien en we krijgen
ook niet alle tijd vergoed. De opbrengst zit in vermeden kosten van ziekenhuisopnames, het stoppen van onnodige medicatie en een beter effect van medicatie
door een beter gebruik. Maar dat moeten we wel kunnen aantonen. Er lopen nu
diverse onderzoeken om de effectiviteit en kosteneffectiviteit van medicatiebeoordelingen te onderbouwen. Service Apotheek doet dit samen met verzekeraars, de
KNMP, VUmc en diverse onderzoeksgroepen.
Kortom, dankzij innovaties en nieuwe medicijnen worden we ouder, maar de middelen
worden steeds complexer. De nieuwe rol van de apotheek is die van zorgverlener
die veel weet over medicatie en deze kennis overbrengt op de patiënt, zodat die
het medicijn beter gaat gebruiken. Daarmee wordt het gebruik veel veiliger én
interessanter. De apotheker bekijkt de medicatie vanuit het perspectief van de
patiënt. De apotheker is iedere dag in gesprek met zijn patiënten en speelt een actieve
rol in hun gezondheid. Het persoonlijke contact is essentieel. De apotheken gaan
wel mee met de mogelijkheden van digitalisering, maar de dialoog blijft heel
belangrijk. Voor therapietrouw heb je echt persoonlijk contact nodig. Juist uit de
medicatiebeoordeling komen heel belangrijke zaken naar voren, die ervoor zorgen dat
de apotheker zijn werkzaamheden beter kan afstemmen op de individuele behoeften. Mensen zijn heel divers en worden heel divers oud. De een kan prima met vijf
à tien geneesmiddelen omgaan, de ander vindt drie al veel. Dat kun je vanuit je
computer nooit beoordelen.”
Beter alternatief
Gemiddeld leidt een medicatiebeoordeling per patiënt tot één wijziging in de
medicatie en een of twee andere aanpassingen. Het kan zijn dat iemand niet goed
weet wanneer hij een pilletje moet gebruiken; dan is informatie en advies voldoende. Maar in een op de drie gevallen is er wel degelijk een beter of gemakkelijker
alternatief mogelijk of is een andere dosering nodig voor die patiënt. In een op de
vijf gevallen kan zelfs iets worden gestopt. We kunnen ook inspelen op onderbehandeling.
Problemen automatiseren
Uit de huidige medicatiebeoordelingen leren we een hoop over veel voorkomende
problemen. Een aantal van die problemen kunnen we automatiseren. Een van de
zaken die uit de medicatiebeoordelingen naar voren kwam, was onderbehandeling
met statines: patiënten waren met een lage dosering van deze cholesterolverlagende middelen begonnen, en die dosering was in al die tijd nooit verhoogd. We
genereren nu lijsten uit het systeem en doen navraag of het klopt dat de dosering
niet is opgehoogd. Apotheken controleren altijd al geautomatiseerd of het middel
samengaat met de andere geneesmiddelen die de patiënt gebruikt. Het systeem
waarschuwt ook als een dosering te hoog is of ongebruikelijk is. In mijn visie gaan
in de toekomst de systemen, van huisartsen én apothekers, veel beter met elkaar
communiceren.
Verbeterpunten
Tegelijkertijd ligt er bij de apotheken de taak om de medicatiebeoordelingen te
professionaliseren, zodat ze efficiënter verlopen. De relatie met de huisarts moet
worden geïntensiveerd, zodat de juiste patiënten worden geselecteerd, bij wie de
meeste problemen te verwachten zijn. Ook is het belangrijk dat huisarts en apotheker dezelfde boodschap aan de patiënt uitdragen. De communicatie richting de
patiënt kan ook nog beter. Hoe sluit je aan bij de beleving van de patiënt en hoe
zorg je ervoor dat hij ook ervaart dat hij daadwerkelijk geholpen wordt? De patiënt
heeft vaak houvast aan een bepaald middel. Als wij dan zeggen dat hij beter kan
stoppen of kan overstappen op een ander middel, dan ziet hij die verbetering niet
direct als iets positiefs.
Apotheker bepaalt geneesmiddel
We zouden graag zien dat huisartsen op het recept vermelden wat de indicatie is.
Als wij weten waarom het medicijn is voorgeschreven, kunnen wij beter beoordelen welk medicijn daar het beste bij past. Op het moment dat de huisarts de
diagnose heeft gesteld, zou de apotheker moeten bepalen welk geneesmiddel het
beste is en in welke dosering. Vooral in combinatie met andere medicijnen, want
een patiënt krijgt vaak ook geneesmiddelen voorgeschreven door bijvoorbeeld
een specialist. De diepere kennis van farmacotherapie en geneesmiddelen – en de
combinatie van medicijnen – ligt bij de apotheker. Er moet ook een goede wisselwerking zijn tussen de huisarts en de apotheker om de medicatie ook na verstrekking
te bewaken. Op het moment dat een patiënt bijvoorbeeld een medicijn moet
opbouwen, is er nu geen systeem dat bewaakt of dit ook daadwerkelijk gebeurt.
Er zou een controlegesprek moeten volgen. We zijn steeds beter in staat om te
omschrijven voor welke middelen dat nodig is.
Over Petra Hoogland
Petra Hoogland (36) is apotheker bij
Nederlandse Service Apotheek Beheer,
een onderdeel van de Mosadex-groep. Bij
Service Apotheek zijn 370 zelfstandige
apothekers aangesloten, bij Mosadex
bijna het dubbele. Petra Hoogland
werkte hiervoor in het ziekenhuis en
heeft de Clinical Pharmacy-opleiding
gedaan in Engeland. Petra Hoogland is bij
Service Apotheek verantwoordelijk voor
de medicatiebeoordelingen en voor de
zorginhoudelijke producten van Service
Apotheek.
57
COPD is de grote bedreiging voor de gezondheid van ouderen
“COPD is wereldwijd de nieuwe volksziekte. In Nederland krijgen mensen deze
chronische longziekte vooral als gevolg van roken. Wereldwijd zijn er ook andere
oorzaken: luchtvervuiling bijvoorbeeld, buiten in drukke steden of binnen
doordat vrouwen in ontwikkelingslanden in hun hutje op een houtvuur staan
te koken. Willen we dat mensen gezond ouder worden, dan is bestrijding van
COPD een noodzaak.
“De patiënt moet zelf
de kwaliteit van zorg
kunnen beoordelen”
Michael Rutgers
Directeur Longfonds
58
enorme kostenpost. De kosten voor de zorg bij longziekten waren in 2007 800
miljoen en dat zal in 2015 al 2 miljard euro zijn.
Bewegen vertraagt achteruitgang
Mensen met COPD zijn bijna per definitie ouder: het is een ziekte die zich langzaam
ontwikkelt en zich pas na je veertigste openbaart. Mensen met COPD hebben vaak
veel andere aandoeningen. Dertig procent van de mensen met COPD is depressief,
veertig procent heeft een hart- of vaatziekte en ongeveer een kwart ontwikkelt
longkanker. Het is dus een heel diverse groep met vaak meerdere ziekten (multimorbide) en een gemiddelde leeftijd van vijfenzestig.
Wij denken dat wij iets aan de kosten kunnen doen door mensen letterlijk en figuurlijk in beweging te brengen en daardoor het ziekteproces te vertragen. COPD-ers
bewegen moeizaam, omdat ze van bewegen benauwd worden. Als er ook nog
andere ziekten spelen, dan wordt inactiviteit het grote probleem. Het is eigenlijk
heel raar dat mensen met COPD in een dichte, zweterige sportzaal worden gezet
om te bewegen, samen met andere zwetende mensen op een fiets die stilstaat. Je
kunt veel beter bespreken wat mensen zouden willen kunnen en dat dan gewoon
oefenen. Naar de visplek fietsen, naar de winkel, de trap af en ook weer op. Betere
zorg biedt een betere kwaliteit van leven. Het Longfonds werkt ook mee aan een
groot Europees onderzoek naar lichamelijke activiteit bij mensen met COPD, waarbij wij het patiëntperspectief inbrengen.
Maatschappelijk belang
Niet beginnen
De generatie mensen tussen de zestig en de zeventig zijn de smeerolie in de maatschappij en cruciaal voor de economie. Het zijn de vrijwilligers van Nederland, de
oppassers, mensen met een schat aan ervaring. Als zij COPD krijgen, of diabetes of
hart- en vaatziekten, dan zijn ze niet meer beschikbaar. Met de nieuwe generatie
COPD-ers – en dat is echt een golf die eraan komt – is het probleem nog groter:
deze mensen die zouden doorwerken na hun 65e, komen in de ziektewet en zijn niet
langer actief op de arbeidsmarkt.
Ons belangrijkste speerpunt is zorgen dat mensen niet beginnen met roken. We
richten ons op jongeren, samen met partners als KWF Kankerbestrijding en de
Hartstichting. Met de campagne zitdaterechtin.nl hopen we dat jongeren gaan beseffen wat er in sigaretten zit. We denken dat er overal kleine stapjes gezet moeten
worden. Een hogere prijs is er daar één van: een euro prijsverhoging betekent
1,5% minder rokers in een keer. Enge plaatjes op de pakjes en de beschikbaarheid
verminderen, dus geen sigaretten in de supermarkt of in het benzinestation, zijn
andere stapjes die kunnen worden gezet. En schoolpleinen en kroegen rookvrij
maken. Al die maatregelen bij elkaar zullen ervoor zorgen dat jongeren minder
geneigd zijn om te gaan roken. Omdat níet-roken de norm wordt.
Acute ziekenhuisopname enorme kostenpost
COPD is een groeiende ziekte met binnenkort een half miljoen patiënten in Nederland. Het wordt langzaamaan een vrouwenziekte, omdat veel vrouwen in de jaren
60 zijn gaan roken, met rolmodellen als Jackie Kennedy, Doris Day en Marilyn
Monroe. Per jaar gaan in Nederland 6000 mensen dood aan COPD. Daarnaast is
er een hele groep die longkanker ontwikkelt en daaraan sterft. Van de mensen die
voor het eerst worden opgenomen in het ziekenhuis met een acute longontsteking bovenop COPD, sterft zestig procent binnen twee jaar. Zestig procent van de
kosten van COPD zitten in die ziekenhuisperiode. Acute ziekenhuisopname is een
Kwaliteit zorg omhoog
Een ander speerpunt is betere zorg voor mensen met COPD en astma. Met de Long
Alliantie Nederland (LAN) hebben we een zorgstandaard voor COPD en andere
longziekten gedefinieerd: hoe zouden mensen met COPD behandeld moeten
worden. Voorbeeld: de luchtwegverwijders zijn erg ingewikkeld in gebruik, zeker
voor ouderen. Er zijn bovendien wel vijftig verschillende inhalatoren op de markt;
59
dat is verwarrend bij de overstap naar andere medicijnen. Mensen met COPD
moeten daarom ieder jaar opgeroepen worden om samen de inhalatie-instructies
te herhalen. Dan kun je zien of de medicatie goed wordt toegepast en kun je die
procedure eventueel bijstellen, zodat de medicijnen goed opgenomen worden en
de ziekte minder dominant wordt. Makkelijker zou zijn om alleen een paar goede
inhalatoren toe te laten, zodat niet ieder apparaat andere instructies vergt van
zorgverlener en patiënt.
Patiënt bepaalt zorg
De patiënt zelf moet beoordelen of de zorg goed is. Patient Reported Outcome
Measures heet dat. In de zorg is het nu zo dat verzekeraars betalen voor medische
handelingen, ongeacht of die behandeling succesvol is. De zorg zou eigenlijk pas
betaald moeten worden als de patiënt vindt dat de behandeling effect heeft
gehad. De patiënt moet veel meer bij de transactie betrokken worden, zodat de
verzekeraars de juiste zorg inkopen. Een efficiënter gebruik van de zorg is beter
voor de patiënt en levert lagere kosten op: mensen hoeven niet nog een keer op
consult te komen, krijgen niet de verkeerde medicijnen en hoeven niet weer op
andere medicijnen over te stappen.
Patiëntgerichtheid
De Nederlandse zorg scoort hoog op veel punten, maar niet op patiëntgerichtheid.
Dat moet beter. Ik verwacht veel van het persoonlijk gezondheidsdossier (PGD). Nu
vallen er jaarlijks zo’n 1700 doden omdat het Elektronisch Patiëntendossier (EPD) er
niet is. Bovendien wordt er in de zorg vier miljard euro verspild omdat het EPD voorlopig
ook niet op orde gaat komen. Bij een PGD leveren zorgverleners de gegevens aan
– röntgenfoto’s, brieven, et cetera – maar de patiënt beheert het dossier en bepaalt zelf
aan welke zorgverlener hij de toegangscode geeft. Patient 1 en Mijnzorgnet.nl werken
al zo. In Frankrijk lopen patiënten al sinds jaar en dag met hun kartonnen patiëntendossier, foto’s en al onder de arm van arts naar arts. Chronische patiënten kunnen zelf
hun ziekte gaan managen, zeker met de middelen van nu, zoals de social media en
internet. In e-health zit een grote kans voor empowerment van patiënten. Voor een
hogere kwaliteit van leven van chronisch zieken kan en moet en wil de patiënt steeds
vaker zelf aan de slag. Maar wel ondersteund door een goed functionerend systeem
dat is gericht op zijn belangrijkste klant en financier: de (toekomstige) patiënt.
60
Innovaties
Een ander speerpunt van het Longfonds is wetenschappelijk onderzoek. Het Longfonds stimuleert onderzoek naar longweefselherstel met de hulp van stamcellen.
Als je mensen met COPD, bij wie de longblaasjes kapot zijn, kunt voorzien van
nieuw weefsel, dan betekent dat een enorm herstel. Dit is weliswaar toekomstmuziek
– denk aan vijftig, zestig jaar – maar het is wel onze droom. Ander onderzoek
betreft een vaccin tegen astma, zodat astma bij baby’s niet meer kan ontstaan. We
verwachten dat dit er binnen twintig jaar is. We proberen alle groepen die hier
wereldwijd mee bezig zijn – te beginnen met Europa – bij elkaar te brengen. Nederland kan een leidende rol spelen, omdat we een belangrijk onderzoeksland zijn én
klein en neutraal zijn.”
Over Michael Rutgers
Michael Rutgers (1957) is bestuurder
van het Longfonds, voorheen het Astma
Fonds. Het Longfonds is zowel een patiëntenvereniging als een goededoelenfonds,
dat wetenschappelijk onderzoek initieert
en steunt. Daarnaast is Michael Rutgers
nauw betrokken bij de Long Alliantie
Nederland. Hiervoor was hij onder meer
directeur van de Nederlandse Brandwonden Stichting en van de Huidbank.
“Innovaties zijn nodig,
want met een gezonde
levensstijl alleen worden
we niet vitaal oud”
Andrea Maier
Hoogleraar Interne geneeskunde i.h.b. gerontologie en
sectiehoofd Ouderengeneeskunde, VUmc
61
De biologische leeftijd telt, niet de kalenderleeftijd
Hoe ziet de oudergeneeskunde anno 2030 eruit? Enerzijds is er verbetering
mogelijk in de huidige zorg, want die is te weinig specifiek voor ouderen. Anderzijds
zijn er totaal nieuwe ontwikkelingen te verwachten. Een mogelijke spectaculaire
innovatie is de verwijdering uit het lichaam van de cellen die veroudering veroorzaken. Internist ouderengeneeskunde Andrea Maier heeft zowel met de huidige
praktijk als met de toekomstige ontwikkelingen te maken.
Ouderenzorg nog matig
“De gemiddelde leeftijd van de patiënten die ik zie, is 85 jaar. Deze mensen hebben
vaak meerdere ziekten en slikken veel medicijnen. Er is nog te weinig onderzoek
gedaan naar ziekte en medicijngebruik onder ouderen. De medicijnen zijn altijd
getest op volwassenen, zonder vertaling naar gebruik door tachtigplussers. Terwijl
een verouderend lijf vraagt om een andere aanpak, bijvoorbeeld een andere
dosering. Ouderen hebben bovendien vaak meerdere aandoeningen, terwijl de
richtlijnen voor ons handelen gebaseerd zijn op één ziek orgaan. Eigenlijk zou je
vanuit een holistische kijk het hele lichaam moeten behandelen. Vergelijk het met
het repareren van je lievelingsspijkerbroek die je al jaren draagt: je kunt de scheur
wel herstellen, maar het is nog steeds een versleten broek. En hoe ouder de broek,
des te voorzichtiger je moet zijn. Hoe de interactie tussen leeftijd en ziekte precies
is, moet nader worden onderzocht. VUmc investeert de komende jaren veel in
ouderenzorg om dit soort vragen te beantwoorden.
Leeftijdsdiscriminatie
Veroudering begint al bij de conceptie. Als je tachtig bent, heb je tachtig jaar schade
opgelopen door alle stress in je leven. Stress wordt niet alleen veroorzaakt door
ziekte, een drukke baan of het verlies van een naaste, maar ook gewoon door eten,
bewegen en interactie met de omgeving. Elke tachtigjarige heeft zijn eigen biologische
leeftijd als gevolg van deze stress. Je moet daarom niet alleen naar de leeftijd in het
paspoort kijken, maar ook de biologische leeftijd vaststellen. De ene tachtigjarige
is versleten en de andere is nog heel vitaal. De eerste wordt wellicht overbehandeld,
omdat een extra behandeling ten koste gaat van de kwaliteit van leven. De tweede
62
wordt misschien wel een behandeling geweigerd op basis van kalenderleeftijd. Ik
vind dat laatste eigenlijk leeftijdsdiscriminatie.
Biologische leeftijd
Als een patiënt de polikliniek binnenkomt, kan ik aan het uiterlijk al zien wat ongeveer
de biologische leeftijd is: de manier van lopen, de rimpels in het gezicht, de eerste
communicatie, de uitstraling. Deze eerste indruk wil je natuurlijk meetbaar maken.
Dat doen we met een geriatrisch assessment: we nemen bloedproeven en meten
de bloeddruk, maar meten bijvoorbeeld ook de loopsnelheid en de knijpkracht. We
bepalen de sociale participatie en actieradius door te vragen naar de bezigheden
buiten de deur. Er komen steeds meer biologische markers beschikbaar die het
mogelijk maken de individuele, biologische leeftijd te bepalen. Dit geeft ook veel
meer inzicht in de oorzaak van het verouderingsproces. Het biologische geriatrische
assessment moet steeds meer geïmplementeerd worden in de ouderengeneeskunde. Als je de biologische leeftijd feitelijk in kaart hebt, kun je beter bepalen of
een behandeling voor een specifieke tachtigjarige wel of geen zin heeft, natuurlijk
in overleg met de patiënt.
Senescent cells
De biologische leeftijd kun je beïnvloeden door gezond te leven: niet roken, gezond
eten, bewegen en niet teveel blootstelling aan specifieke omgevingsfactoren zoals
UV-licht. Maar dat samen is nog steeds niet voldoende om veroudering tegen te
gaan. Waaróm we verouderen weten we nog niet echt; dat is een belangrijk onderzoeksterrein. We weten dat met de jaren de telomeren korter worden; dit zijn
de uiteindes van een chromosoom die belangrijk zijn voor de stabiliteit van het
chromosoom. En we weten dat teveel stress schade aan de cellen oplevert, en ook
aan de telomeren. Ons hele lichaam is ingesteld op continue reparatie, maar sommige schade is blijvend. Uiteindelijk raken beschadigde cellen senescent: ze kunnen
niet meer delen. Voordeel is dat deze senescent cells zich niet kunnen ontwikkelen
tot kankercellen, al scheiden ze wel stofjes uit die in andere, jongere cellen kanker
kunnen veroorzaken. Nadeel is dat deze senescent cells niet worden vernieuwd en
leiden tot ouderdomsverschijnselen.
Vitaal oud worden en dan sterven
Als bij muizen deze senescent cells worden verwijderd, worden deze muizen heel
gezond oud. Ze sterven nog wel op dezelfde leeftijd, maar zijn dan wel heel vitaal.
De onderzoekers hopen dat met de aanpak van senescent cells bij mensen de koppeling kan worden verbroken tussen veroudering en de aanleg voor aandoeningen
zoals hartziekten, beroerte, botontkalking en dementie. Het zou mooi zijn als
mensen op een gewenste leeftijd plotsklaps overlijden, zonder langdurig ziekbed
aan het eind van hun leven. We moeten dan wel met elkaar afspreken hóe oud we
willen worden, want mensen worden niet bedreigd door bijvoorbeeld roofdieren
en hebben dus in principe geen maximale levensduur.
Ingrijpen op het verouderingsproces
Als we het belangrijk vinden om het verouderingsproces te stoppen, is de volgende
vraag: op welke leeftijd grijpen we in? Want je kunt wel een stofje in het drinkwater stoppen dat de senescent cells aanpakt, maar willen we dat met z’n allen?
Natuurlijk wil iedereen vitaal oud worden, maar op een bepaald moment ben je
klaar met het leven. Wanneer dat is, is individueel zeer verschillend en heeft te
maken met je coping strategy, de wijze waarop je met belangrijke gebeurtenissen
in je leven omgaat. De een is flexibeler dan de ander. Er zijn tachtigers die na het
verlies van hun partner het geluk vinden bij een zestigjarige vriendin. Maar als je
op je twintigste al een mopperpot was, ben je dat op je tachtigste ook, ook al ben
je vitaal. Ik denk dat we richting een medicijn gaan, waarbij elk individu zelf de
keuze heeft om in te grijpen op zijn eigen verouderingsproces.
Gero Science
Technisch gezien is het over tien à vijftien jaar mogelijk om deze senescent cells te
verwijderen. De wetenschap buigt zich al sinds 1950 over deze cellen en de laatste
jaren zijn er enorme ontwikkelingen geweest. Maar voor het zover is, moeten we
de maatschappelijke discussie voeren of we veroudering zien als een ziekte die we
willen tegengaan. Ik spreek in dit kader graag over Gero Science, want dat geeft
het wetenschappelijke karakter aan. Met de term ‘anti-ageing’ zit je al snel in de
hoek van de crèmes en dan is iedereen ineens anti-anti-ageing. Als we vinden dat
dit een belangrijk onderwerp is, moet er geld beschikbaar komen voor de ontwikkeling van een middel dat ingrijpt op deze senescent cells. Dat zou een enorme
besparing betekenen op de zorg voor mensen met ouderdomsziekten als diabetes
type 2 en hart- en vaatziekten.”
Over Andrea Maier
Andrea Maier (1978) is internist ouderengeneeskunde en sectiehoofd ouderen-
geneeskunde binnen de afdeling interne
geneeskunde in het VU medisch centrum.
Andrea Maier is van origine Duitse en
kwam negen jaar geleden de opleiding tot
internist ouderengeneeskunde volgen in
het Leids Universitair Medisch Centrum.
Per 1 oktober 2012 is zij door VUmc aangesteld als internist ouderengeneeskunde
om de topzorg voor de oudere patiënt
te stimuleren en te borgen. Ze werd per
maart 2013, op 34-jarige leeftijd, benoemd
tot hoogleraar interne geneeskunde,
met als bijzonder aandachtsgebied de
gerontologie.
63
Colofon
Pfizer is initiatiefnemer van het boek Gezond ouder worden in Nederland.
Feit is dat de Nederlandse bevolking steeds ouder wordt. Waar het misschien nog wel meer om gaat, is hoe we gezónd ouder worden. Om openhartige gesprekken over ouder worden en gezond(er) leven te stimuleren
– en mensen van alle leeftijden aan te moedigen om na te denken wat
oud(er) worden voor hen betekent – heeft Pfizer dit boek samengesteld.
Wij hopen dat u het met plezier heeft gelezen.
Maarten Kraaijenhagen
medisch directeur, Pfizer bv
Veel dank aan alle geïnterviewden die belangeloos tijd vrijmaakten
om in dit boek hun visie op gezond ouder worden te vertellen:
















64
Mevrouw Boers-Toonen, ervaringsdeskundige
Pieter Brokx, directeur Hiv Vereniging Nederland
Midas Dekkers, schrijver en bioloog
Ted van Essen, huisarts en tv-dokter Omroep MAX
Lisette de Groot, hoogleraar Voeding van de Oudere Mens,
Wageningen Universiteit
Petra Hoogland, apotheker Nederlandse Service Apotheek Beheer
Wanda de Kanter, longarts Nederlands Kankerinstituut
Antoni van Leeuwenhoek
Folkert Kuipers, decaan en bestuurslid Universitair Medisch
Centrum Groningen
Victor Lamme, hoogleraar Cognitieve neurowetenschap,
Universiteit van Amsterdam
Andrea Maier, hoogleraar Interne geneeskunde i.h.b. gerontologie
en sectiehoofd Ouderengeneeskunde, VUmc
Annet Mooij, onderzoeker en schrijver



















Ab Osterhaus, hoogleraar Virologie en hoofd Instituut Virologie,
Erasmus MC
Johan Polder, bijzonder hoogleraar Economische aspecten van
gezond en zorg, Tilburg University, en chief science officer
Gezondheidseconomie, RIVM
Maarten Postma, hoogleraar Farmaco-economie,
Rijksuniversiteit Groningen
Ger Rijkers, hoogleraar Biomedische- en levenswetenschappen,
hoofd Department of Sciences, University College Roosevelt
Middelburg en medisch immunoloog, Sint Antonius Ziekenhuis,
Nieuwegein
Michael Rutgers, directeur Longfonds en bestuursadviseur Long
Alliantie Nederland
Paul Schnabel, voormalig directeur Sociaal Cultureel Planbureau
en hoogleraar Universiteit Utrecht
Jan Slagter, directeur Omroep MAX
Kris Verburgh, arts, onderzoeker en auteur van De voedselzandloper
Marjolein Visser, hoogleraar Gezond ouder worden en hoofd sectie
Voeding en Gezondheid, Vrije Universiteit en VU medisch centrum
Concept, tekst en productie: Volle Maan, Amsterdam
Fotografie: Garn fotografie, Zaandam
Drukwerk: NPN Drukkers, Breda
Overname van tekst uit deze uitgave mag met vermelding van de
bron. Overname van beeldmateriaal zonder voorafgaande schriftelijke
toestemming van Volle Maan is niet toegestaan.
Capelle aan den IJssel, maart 2014
65
14.PFE.3.186
Download