Deze steekkaart maakt deel uit van het boek "Steekkaarten doceerpraktijk" van Mieke Clement en Lies Laga (Eds.), uitgegeven door Garant. Leren en hoe leren ondersteunen Omschrijving Leren is de kern waar alle onderwijs om draait. Leren is een activiteit van studenten. Een didactisch team (zie steekkaart ‘Didactisch team’) reikt teksten aan, organiseert discussies, zet evaluaties op, e.d. om studenten te stimuleren na te denken en te leren. Met andere woorden: het didactisch team creëert een leeromgeving waarbinnen studenten kunnen leren. Er bestaan verschillende theorieën over hoe studenten leren en hoe het leren kan worden beïnvloed. De nu dominante theorie over leren, noemt men sociaal-constructivisme. Ook het onderwijsconcept van de K.U.Leuven, Begeleide zelfstudie, is hierop gebaseerd (zie Inleiding). Waarover gaat het? In een definitie van leren staat centraal dat diegene die leert iets meer of anders kan, kent of een andere houding heeft na het leren dan tevoren. Door te leren veranderen de kennis, vaardigheden en/of houding van diegene die leert. Een definitie van leren die past binnen het sociaal-constructivisme luidt als volgt: ‘Leren is een constructief, cumulatief, zelfgestuurd (of zelfgereguleerd), doelgericht (of intentioneel), gesitueerd (of contextgebonden), coöperatief (of interactief), individueel verschillend proces van kennisverwerving, betekenisgeving en vaardigheidsontwikkeling.’ (De Corte, 1996). Eén van de belangrijkste elementen in de definitie is het aspect dat leren constructief is. Leren is een proces waarbij diegene die leert, actief denkt of m.a.w. cognitieve verwerkingsactiviteiten (zie steekkaart ‘Cognitieve verwerkingsactiviteiten’) uitvoert zoals memoriseren, structureren, analyseren. Leren is dus zelf kennis opbouwen. Diegene die leert, bouwt zo steeds voort op wat zij reeds weet en kan (cumulatief aspect) en dat zowel op ‘juiste’ voorkennis als op misvattingen en ‘onjuiste’ werkwijzen. Daarnaast zijn studenten ook actief in het beheren van hun eigen leerproces (leren is zelfgestuurd). Het betreft denkactiviteiten, of juister, metacognitieve activiteiten (zie steekkaart ‘Metacognitie’), zoals zich concentreren op een opdracht, vooruitgang in het oog houden, evalueren en bijsturen. Zinvol en effectief leren houdt ook in dat men zich richt op een doel (intentionaliteit): men leert om een bepaald doel te bereiken. Maar leren gebeurt ook steeds in interactie met anderen, in een bepaalde sociale en culturele context. Hierin is het concept van ‘zone van naaste ontwikkeling’ (Vygotsky, 1978) van belang. Deze ‘zone van naaste ontwikkeling’ heeft betrekking op wat men nog niet autonoom kan, maar al wel met ondersteuning van en in interactie met een meer bekwaam persoon. Ontwikkeling wordt gestimuleerd door steeds nieuwe zones van naaste ontwikkeling te creëren. Uit deze definitie blijkt ook dat dezelfde instructie van een docent niet tot hetzelfde leren leidt bij verschillende studenten: leren is een individueel verschillend proces. Het sociaal-constructivisme benadrukt dat betekenis wordt onderhandeld in een sociale context. We noemen bijvoorbeeld de kleur ‘geel’ zo omdat anderen deze lichtreflectie ook zo benoemen. In deze strekking wordt rekening gehouden met de evolutie en de veranderlijkheid van kennis. Studenten moeten daarom zelf leren omgaan met informatie, ze naar waarde kunnen schatten, de bruikbaarheid ervan aftoetsen en niet enkel de interpretatie van een docent of andere gezagsvolle persoon herhalen. Daardoor wordt het omgaan met informatie in een sociale context belangrijk: studenten leren meer van elkaar en in interactie met de docent en andere experts door naar een gezamenlijke interpretatie van een probleem of oplossing te zoeken. Deze steekkaart maakt deel uit van het boek "Steekkaarten doceerpraktijk" van Mieke Clement en Lies Laga (Eds.), uitgegeven door Garant. Waaruit bestaat het? Wanneer studenten leren, voeren zij een reeks activiteiten uit (zie steekkaarten ‘Cognitieve verwerkingsactiviteiten’ en ‘Metacognitie’). In het model voor proefondervindelijk leren worden verschillende leeractiviteiten in hun samenhang geordend (uit Kolb, 1984). Het model is cyclisch en bevat vier opeenvolgende fasen (zie schema hieronder). Een leerproces kan op om het even welk moment in de cyclus starten. Het is echter wel belangrijk om de verschillende fasen te doorlopen. Ervaring Experimenteren Reflectie Conceptualiseren Een ervaring van een student kan worden gevolgd door persoonlijke reflectie op die ervaring. Daarvan kan de student een algemene regel trachten af te leiden, of er juist een gekende theorie op toepassen. Dit conceptualiseren heeft een invloed op de manier waarop men naar de volgende ervaring kijkt en deze plant: de student gaat experimenteren. Zo is de student klaar voor de volgende ervaring. De ervaring waarvan sprake hoeft niet noodzakelijk het effectief uitvoeren van een handeling of het beleven van een situatie te zijn. Het kan ook gaan om een (gedachten)experiment, voorbeeld of casus. De hele cyclus kan op heel korte tijd verlopen, binnen één les of over een heel academiejaar verspreid. Waarvoor en hoe kan je het gebruiken? De sociaal-constructivisme visie op leren is ‘vertaald’ in verschillende onderwijsconcepten en -methoden, die in essentie steeds studentgecenteerd zijn. Geheel in lijn met het belang dat binnen het sociaalconstructivisme aan de leeractiviteiten van de studenten wordt gehecht, plaatst studentgecentreerd onderwijs de studenten en hun leerproces centraal. Ook het onderwijsconcept van de K.U.Leuven, Begeleide zelfstudie, past binnen dit kader (zie Inleiding). Binnen studentgecentreerd onderwijs gaat men ervan uit dat het de opdracht is van het didactisch team om een leeromgeving te ontwerpen die het leerproces van de studenten adequaat ondersteunt. In de literatuur heeft men het in dit verband over een krachtige leeromgeving. Deze bestaat uit situaties die erop gericht zijn studenten zelfstandig kennis en vaardigheden te doen verwerven en opbouwen. Een krachtige leeromgeving lokt leerprocessen uit bij studenten en motiveert hen om de doelen van het onderwijs te bereiken. Een krachtige leeromgeving wordt gekenmerkt door: - een goed evenwicht tussen het zelfstandig werken van de studenten en begeleiding of sturing door de docent (voor de notie sturing: zie steekkaart ‘Cognitieve verwerkingsactiviteiten’); - een rijke context: veel hulpbronnen en leermateriaal ter beschikking, zoals artikels, websites of casussen (zie steekkaart ‘Studiemateriaal’); - ruimte voor sociale interactie tussen studenten onderling en met de lesgever, en - een zekere authenticiteit: informatie en taken zijn namelijk voor zover mogelijk representatief voor toekomstige situaties (in de latere opleiding of beroep) van de student (zie steekkaart ‘Opdrachten’). Deze steekkaart maakt deel uit van het boek "Steekkaarten doceerpraktijk" van Mieke Clement en Lies Laga (Eds.), uitgegeven door Garant. Een ander belangrijk gevolg van het sociaal-constructivisme ligt in de volgorde en organisatie van het onderwijs. Een andere volgorde of organisatie heeft immers impact op de leeractiviteiten die de studenten stellen en dus wat en hoe ze leren. Er zijn verschillende suggesties voor de ‘ideale volgorde’ van leeractiviteiten door verschillende auteurs: - van eenvoudig naar meer complex en meer divers. Om tot een oplossing te komen, moet de student hoe langer hoe meer kennis en een grotere diversiteit aan vaardigheden aanwenden; - meer complexe activiteiten houden steeds de vroegere, eenvoudigere leeractiviteiten in: de sneeuwbalmethode, en - eerst een brede oriëntatie, dan details. Een overzicht over de taak of het domein moet voorafgaan aan specifieke deelvaardigheden. Aanbevelingen en valkuilen - Zorg voor een veilige én uitdagende leeromgeving. Studenten moeten aanvoelen dat leren belangrijker is dan presteren (zie ook steekkaart ‘Motivatie’). - Leren is een activiteit: studenten moeten dus (mentaal) actief zijn om te leren. Laat studenten zo veel mogelijk zelf doen en ontdekken. Geef begeleiding en instructies wanneer studenten het nog niet helemaal zelf kunnen. - Bevorder de (intrinsieke) motivatie (zie steekkaart ‘Motivatie’). - Maak de doelen van het opleidingsonderdeel of onderwijsleeractiviteit duidelijk aan de studenten. Probeer de doelen zo aan te geven dat studenten zich ermee identificeren (zie steekkaart ‘Formuleren van doelstellingen’). - Nodig studenten uit om verbanden te leggen tussen nieuwe informatie en wat ze al kennen (zie steekkaart ‘Voorkennis’). - Breng het leren zo dicht mogelijk bij wat studenten er later mee moeten doen: geef voorbeelden in theorielessen, bestudeer casussen, gebruik authentiek materiaal, geef realistische oefeningen,… - Leer studenten omgaan met informatie. Het didactisch team heeft hier een modelfunctie: het kan studenten tonen hoe een expert een gegeven of wetenschappelijk artikel selecteert, beoordeelt, toepast,… - Heb aandacht voor ‘leren leren’, leer- en oplossingsstrategieën en de manier waarop studenten tot een resultaat gekomen zijn. (zie steekkaart ‘Metacognitie’). - Laat studenten van elkaar leren (zie bijv. steekkaarten ‘Groepswerk’ en ‘Peer-assessment’). - Breng studenten in contact met experts of laat ze hen observeren. Wil je er meer over weten? Voor een overzicht van verschillende leertheorieën zie: http://tip.psychology.org/theories.html of http://vop.itbe.utwente.nl/pages/links/theorieen/nl. Atherton J.S. (2003). Learning and teaching: Learning from experience [On-line]. Available: http://www.dmu.ac.uk/~jamesa/learning/experience.htm. Over het sociaal constructivisme: De Corte, E. (1996). Actief leren binnen krachtige onderwijsleeromgevingen. Impuls voor onderwijsbegeleiding, 4, 145-156. Kolb, D.A. (1984). Experiential learning: Experience as the source of learning and development. New Jersey: Prentice-Hall. Vygotsky, L.S. (1978). Mind in society. Cambridge, MA: Harvard University Press.