Je hoort een geluid.

advertisement
1. Geluiden zijn trillingen
1. Ga met je nagel over de tanden van een kam.
Wat stel je vast?
De tanden trillen en je hoort een geluid.
2. Sla een stemvork hard aan. Plaats met behulp
van een statief het pingpongballetje in de buurt van
de stemvork. Wat stel je vast?
Je hoort het geluid van de stemvork. Het pingpongballetje
beweegt mee met de trillingen van de stemvork. (ook als je het
geluid bijna niet meer hoort)
Werkboek p.56
1. Geluiden zijn trillingen
3. Leg een lat op een tafelblad zodat het
grootste deel van de lat over de rand uitsteekt.
Doe het lange deel trillen. Wat stel je vast?
Je hoort een geluid.
4. Span een elastiek over een open doos. Laat de
elastiek trillen. Wat stel je vast?
Je hoort een geluid.
Werkboek p.56
1. GELUID
1.1 Wat is geluid?
Geluiden zijn trillingen.
= GELUIDSBRON
De tanden van de
kam trillen.
Geluid
Stemvork doet
pingpongbal trillen.
Geluid
De lat trilt.
Geluid
De elastieken trillen.
Geluid
1. Geluiden zijn trillingen
Vul aan.
trillingen
Geluiden zijn ……………………………
Het voorwerp dat trilt noemen we de
geluidsbron
………………………………..
Werkboek p.56
1. Geluiden zijn trillingen
HYPOTHESE (veronderstelling):
Geluid plant zich voort door gassen, vloeistoffen
en vaste stoffen, maar niet door het luchtledige.
Werkboek p.57
1. Geluiden zijn trillingen
1. Proef brooddoos met elastiek: Door welke middenstof heeft
het geluid zich voortgeplant? Lucht (gas)
2. Houd een bokaal met water tegen je oor. Steek in
dat water een wasspeld en open en sluit deze een
aantal keren. Wat stel je vast? Je hoort telkens een klikgeluid.
Welke middenstof? Water (vloeistof)
3. Tik met je vinger op een niet-hoorbare manier op
tafel. Vraag aan een klasgenoot om met zijn oor op
tafel te luisteren. Wat hoort hij/zij? Je hoort het tikken van de vinger.
Welke middenstof? door de tafel (vaste stof)
Werkboek p.57
1. Geluiden zijn trillingen
Werkboek p.57
1. Geluiden zijn trillingen
Proef vacuümpomp
Werkboek p.58
1.Geluiden zijn trillingen
Verklaring proef:
niet luchtledig
luchtledig
Besluit?
VAST
we horen het geluid van de wekker
we horen geen geluid meer
VLOEIBAAR
GAS
Werkboek p.58
1. Geluiden zijn trillingen
4. Laat de wekker rinkelen onder een stolp
waaruit de lucht wordt weggepompt. Hoor je
het geluid van de wekker?
Neen, want er is geen middenstof waarin het
geluid zich kan voortplanten.
Werkboek p.58
1. Geluiden zijn trillingen
Formuleer op basis van je waarnemingen
een besluit. Gebruik het woord middenstof.
Geluid plant zich voort door gassen, vloeistoffen en
vaste stoffen. In het luchtledige kan het geluid zich
niet voortplanten, omdat er geen middenstof is.
Werkboek p.58
1. Geluiden zijn trillingen
VASTE STOF
VLOEISTOF
Snelheid
(m/s)
GAS
Snelheid
(m/s)
Snelheid
(m/s)
ijs
3 280 m/s
zeewater
1 510 m/s
waterdamp
494 m/s
beton
4 300 m/s
ethanol
1 170 m/s
CO2
259 m/s
staal
5 950 m/s
glycerol
1 930 m/s
helium
965 m/s
(treinrails)
Geluid plant zich het snelst voort in een vaste stof
en het traagst in een gas.
1. Geluiden zijn trillingen
OPDRACHT 1
Geluidsbron:
trillende snaren
Geluidsbron:
trillende
stembanden
Geluidsbron:
trillende
stembanden
Middenstof:
Middenstof:
Middenstof:
lucht
lucht
lucht en water
Werkboek p.58
1. Geluiden zijn trillingen
KORTE HERHALING
 geluiden zijn trillingen
 veroorzaakt door een geluidsbron
 middenstof = noodzakelijk
Geluidsbron
 kleine schommelingen in luchtdruk
 trommelvlies
 Trillingsgevoelige cellen / fonoreceptoren
 we horen een geluid
golflengte
luchtdruk
2. Toonhoogte
tijd
uitwijking
Werkboek p.59
2. Toonhoogte
Frequentie/toonhoogte =
 Het aantal trillingen per seconde
 Eenheid: Herz (Hz)
 1 Hz = 1 trilling per seconde
2. Toonhoogte
LAGE TOON
HOGE TOON
golflengte
luchtdruk
luchtdruk
golflengte
tijd
tijd
Kenmerken lage toon:
Kenmerken hoge toon:
 LAGE frequentie
 WEINIG trillingen / seconde
 LANGE golflenge
 HOGE frequentie
 VEEL trillingen / seconde
 KORTE golflenge
Werkboek p.59
2. Toonhoogte
stembanden
OPDRACHT 3:
Mannen hebben langere
stembanden dan vrouwen.
OPDRACHT 4:
De stembanden worden langer, waardoor de
stem verzwaard.
Werkboek p.59
3. Geluidsterkte (volume)
Geluidsterkte = hoeveelheid trillingsenergie
 komt overeen met uitwijking trilling
 decibel (dB)
geluidssterkte
hoge geluidssterkte
tijd
Lage geluidssterkte
Werkboek p.60
Even kort herhalen…
Wat zijn geluiden?
Toonhoogte?
aantal trillingen per seconde
Geluidssterkte?
uitwijking
Tekenen!
3. Geluidssterkte
90 dB: gevaargrens (langdurige
blootstelling: kans op tijdelijke
doofheid, soms blijvende schade)
120 dB: pijngrens
130 dB: absolute gevarengrens
Werkboek p.60
3. Geluidssterkte
Gehoorschade voorkomen?!
3. Geluidssterkte
OPDRACHT 5:
De grafiek stelt trillingen voor met…
a. Dezelfde frequentie en een verschillende geluidssterkte.
b. Dezelfde toonhoogte en een verschillende geluidssterkte.
c. Dezelfde geluidssterkte en een verschillende frequentie.
d. Dezelfde toonhoogte en een verschillende frequentie.
Werkboek p.61
HYPOTHESE:
Een trillend voorwerp kan via de middenstof een ander
voorwerp laten meetrillen.
Werkboek p.62
1. Trilt stemvork A nog?
Neen.
Wat gebeurt er met stemvork B?
Trilt wel en geeft geluid.
Is stemvork B door aanslaan aan
het trillen gegaan? Neen.
Waardoor is stemvork B aan het
trillen gegaan? Door meetrillen of resonantie.
Werkboek p.62
4. Resonantie
Proef wc-rolletje en folie:
2. Wat stel je vast?
De folie trilt mee.
3. Zelfde proef, maar met scheurtje.
Wat stel je vast? Je voelt de trillingen niet zo duidelijk.
Werkboek p.62
4. Resonantie
Vul aan.
Wanneer een voorwerp aan het trillen gaat onder invloed
van het trillen van een ander voorwerp, spreken we van
resonantie
middenstof
…………………………
Daarbij wordt via de ……………………………….
trillingsenergie van het voorwerp naar het andere voorwerp
overgedragen.
Geluidsprikkels die het trommelvlies in ons oor bereiken,
resoneren
doen het ………………......
Wanneer er een gaatje in het trommelvlies is, zal het niet of
resoneren
moeilijker …………………..
Werkboek p.63
4. Resonantie
Extra voorbeeld van resonantie:
Download