Assimilatie en dissimilatie Dissimilatie De afbraak van complexe verbindingen in eenvoudige stoffen die vaak energie oplevert • Je lichaam heeft energie nodig om processen te laten plaatsvinden • Die energie komt vrij bij verbranding/dissimilatie van voedselmoleculen Energie • Welke vormen van energie ken je? -Bewegingsenergie -Warmte energie -Chemische energie -Licht energie Energie • Heeft het lichaam nodig voor de opbouw van stoffen • Wordt in het lichaam gebruikt in de vorm van ATP: – Adenosine Trifosfaat • Adenine* + ribose* = Adenosine + drie fosfaat groepen* ATP • Lost gemakkelijk op in water: – Gemakkelijk door de cel te vervoeren • Negatief geladen zuurstofatomen uit fosforzuurresten stoten elkaar af – Daardoor bevatten de bindingen tussen fosforzuurresten veel energie ATP • Gevormd uit ADP (ADP + Pi ATP) • Per molecuul ATP komt 30,6 kJ energie vrij • ATP wordt gevormd in de Mitochondriën • Voorraad ATP in je lichaam: 5 gram • Verbruik ATP: 40 kg per 24 uur ATP is nodig voor: • Samentrekken van spierfilamenten • Actief transport • Activeringsenergie: chemische arbeid Aërobe Dissimilatie • Zuurstof is nodig bij verbranding! • Koolhydraten, eiwitten en vetten worden gebruikt • Bij verbranding komt energie vrij: – C6H12O6 (glucose) + 6 O2 (zuurstof) 6 H2O (water) + 6 CO2 (koolstofdioxide) + Energie • Energie wordt vastgelegd in ATP Dissimilatie • In de cel wordt glucose als het ware “ontmanteld”: Stapsgewijs worden elektronen (e- ) en H+ protonen onttrokken aan het molecuul. Vervolgens splitst het molecuul zich in delen. • Elektronen zijn altijd gekoppeld aan een waterstof atoom en komen dus niet los voor! Redox reacties (reductie/oxidatie) • Het verplaatsen van elektronen tijdens chemische reacties • Door de verandering van de positie van de elektronen: energie komt vrij uit voedselmoleculen • Oxidatie: een substraat verliest elektronen • Reductie: een substraat krijgt elektronen toegevoegd – Elektronen toevoegen aan een positief geladen ion reduceert de hoeveelheid positieve lading van dat ion Redox reacties (voorbeeld) • Na + Cl Na+ + Cl– Na Na+ oxidatie proces – Cl Cl- reductie proces • Na reduceert Cl (Cl ontvangt e-: wordt negatiever geladen) • Cl oxideert Na (Na geeft e- weg: wordt positiever geladen) • Algemeen: Xe- + Y X + Ye• • • • Xe- X oxidatie proces Y Ye- reductie proces X reduceert Y Y oxideert X Redox reacties • Vinden niet vanzelf plaats • Speciale enzymen zijn nodig voor het onttrekken van H+ aan glucose (of een andere organische stof) • Deze enzymen noemen we Dehydrogenasen Dehydrogenasen • NAD (Nicotinamide Adenine Dinucleotide): Elektron + Waterstof acceptor Opname waterstof: NADH,H+ – Taak: waterstof en elektronen transporteren naar andere plaatsen in de cel • FAD (Flavine Adenine Dinucleotide) Gereduceerd tot FADH2 Hoe wordt er energie gehaald uit glucose? • De aërobe dissimilatie van glucose gebeurt in 4 reactie ketens: – Glycolyse – Koppelingsreactie – Citroenzuurcyclus – Oxidatieve fosforylering Glycolyse (zoek op in je binas!) • Glucose komt in het cytoplasma • Een enzym koppelt fosfaatgroep van ATP aan het glucose molecuul • Een ander enzym voegt nog een fosfaatgroep toe aan de andere kant van de suiker – Glucose kan nu in tweeën gesplitst worden: • Suiker wordt geoxideerd (staat elektronen af). Verplaatsing van H+ en e- naar NAD+: – NADH,H+ wordt gevormd (omdat deze reactie in tweevoud plaatsvindt: 2 NADH,H+) • Energie vrij: fosfaatgroep gebonden (reactie tweevoud): • Vorming van nog 2 ATP moleculen • Product: 2 pyrodruivenzuur • Netto-opbrengst: 2 ATP, 2 NADH,H+, 2 pyrodruivenzuur Koppelingsreactie • Verplaatsing van Pyrodruivenzuur van het cytoplasma naar de Mitochondriën • Pyrodruivenzuur raakt C-groep kwijt (1): • Resterende C-groepen worden geoxideerd: azijnzuur (2) – Elektronen en H+ die zijn afgestaan: NAD+ NADH,H+ (Reactie vindt in tweevoud plaats) • Co-enzym A + azijnzuur Acetyl CoA (3) • Acetyl CoA gaat de citroenzuurcyclus in voor verder oxidatie • Netto opbrengst: 2 NADH,H+ en Acetyl CoA Citroenzuurcyclus (Binas!) (per glucose molecuul 2 x doorlopen) • Acetyl CoA staat 2 C-atomen af aan oxaalazijnzuur: Citroenzuur gevormd • Molecuul geoxideerd en reduceert NAD (x2): 2 NAD+ 2 NADH,H+ • CoA wordt vervangen door fosfaatgroep: • Overblijvende molecuul reduceert FAD: FAD FADH2 • Substraat wordt geoxideerd: reductie NAD: NAD+ NADH,H+ • Product: Oxaalazijnzuur • Netto opbrengst: 6 NADH,H+, 2 FADH2 CO2, 2 ATP Oxidatieve fosforylering • Vindt plaats in de binnenmembraan van de mitochondriën • Door vouwing van membraan van mitochondrium: groter oppervlakte • Gebruikt energie die vrij komt bij de elektronen transportketen Elektronen transportketen (Binas!) Oxidatieve fosforylering • In de elektronentransportketen worden H+ protonen over het membraan gepompt • Membraan niet permeabel voor ionen, maar ATP-synthase wel! • http://www.science.smith.edu/departments/ Biology/Bio231//etc.html Oxidatieve fosforylering ATP-Synthase Chemiosmose (Binas!) • H+ ionen diffunderen door het kanaal van ATP-Synthase • ATP-Synthase conformeert • Activatie vindt plaats van de katalyserende punten waar ADP en Pi combineren tot ATP Totale opbrengst per glucose molecuul • Glycolyse: 2 ATP • Citroenzuurcyclus: 2 ATP • Elektronentransportketen + Oxidatieve fosforylering: 34 ATP • Totaal: 38 ATP gevormd Anaërobe dissimilatie • Geen zuurstof beschikbaar • Alleen de Glycolyse verloopt • Vervolg op glycolyse: – Melkzuurgisting • Pyrodruivenzuur direct gereduceerd door NADH,H+ Melkzuur • NAD+ vrij voor glycolyse – Alcoholgisting: • CO2 verlaat pyrodruivenzuur: acetaldehyde • Acetaldehyde gereduceerd tot NADH,H+ Ethanol • NAD+ vrij voor glycolyse Assimilatie • Het maken van ingewikkelde stoffen uit eenvoudige stoffen Fotosynthese • Autotroof = zelfvoedend • Chloroplasten in alle groene delen van de plant chlorofyl (kleurstof) • Gemiddelde mesofyll bladcel: 30-40 chloroplasten Chloroplast Licht • Elektromagnetische straling • Fotonen: deeltjes die energie bevatten • Moleculen kunnen deze deeltjes opnemen • Energie vrij: warmte • Brengt elektronentransport op gang NADP Elektron + Waterstof acceptor Opname waterstof: NADPH,H+ – Taak: waterstof en elektronen transporteren naar andere plaatsen in de cel Fotosystemen Non cyclische en cyclische fotofosforylering • Non cyclische flow: beide fotosystemen worden gebruikt. Vorming van ATP en NADPH,H+ • Cyclische flow: alleen fotosysteem 1 wordt gebruikt: – Geen zuurstof productie en NADPH,H+ productie! Wel ATP! Verbruik ATP / NADPH,H+ • Calvin cyclus verbruikt meer ATP dan NADPH,H+: – Chloroplast te weinig ATP voor Calvincyclus: NADPH,H+ hoopt zich op in de cal: Calvin cyclus remt af – Bij ophoping van NADH,H+: overgang van cyclisch naar non-cyclisch totdat er genoeg ATP is. Cyclische fotofosforylering Chemiosmose Calvin cyclus • Voor vormen van 1 G3P molecuul, nodig: – 3 CO2 moleculen – 9 ATP moleculen – 6 NADPH moleculen Voortgezette assimilatie glucose • Synthese van andere stoffen (i.s.m. N,P en S): – Nucleotiden – Aminozuren • Dissimilatie van glucose: ATP vrij – Vormen van weefsels • Opgeslagen als zetmeel in de bladeren. Reserve voorraden in: wortels, zaden, knollen en bollen Optimalisatie fotosynthese • Voldoende licht • Voldoende CO2 • Goede watervoorziening