Erfelijkheid - Biologie met Mevrouw Smit

advertisement
 Geslachtschromosomen
- Eicel -> X
- Zaadcel -> X of Y
- XX = meisje
- XY = jongen
 Tweelingen:
Eeneiig -> uit 1 bevruchte eicel
Twee-eiig -> uit 2 bevruchte eicellen
Basisstof 4: Chromosomen en genen
 Ieder mens heeft duizenden erfelijke eigenschappen
 De informatie hiervoor ligt in de 46 chromosomen
 Elk chromosoom bevat dus info voor meerdere
eigenschappen.
 Gen: een deel van een chromosoom dat de informatie
bevat voor één erfelijke eigenschap.
 Elk chromosoom bevat veel genen
 Genen zijn vaak als strepen of banden
op het DNA zichtbaar.
 In lichaamscellen komen chromosomen in paren voor.
 Beide chromosomen van een paar zijn aan elkaar gelijk
 Ze bevatten de genen voor dezelfde eigenschappen
 Genen komen dus ook in paren voor
 Een genenpaar bevat de info voor één eigenschap
 In geslachtscellen komen chromosomen enkelvoudig voor.
 Er zijn dus geen genenparen, maar enkelvoudige genen.
 Bij de bevruchting worden de enkelvoudige chromosomen
van de eicel samengevoegd met die van de zaadcel.
 Zo heb je een bevruchte eicel met chromosomenparen.
 Genotype is nu dus bepaald en verandert niet meer.
 Genetisch materiaal = bibliotheek vol kookboeken.
 Een chromosoom is één kookboek.
 Van elk kookboek heb je twee uitgaven: één van je moeder,
één van je vader.
 Een gen is een recept, van elk recept heb je 2 versies.
Bijv. 2x het recept voor tomatensoep, eentje met ballen en
eentje zonder.
 DNA zijn de zinnen en woorden in het kookboek waaruit
de recepten zijn opgebouwd.
Download