SENSORISCHE INFORMATIEVERWERKING Familiedag CHARGE 9 juni 2012 Koninklijke Kentalis, sint Michielsgestel Anke van den Berg, ergotherapeut Sensorische informatieverwerking Het vermogen om zintuiglijke waarnemingen te kunnen opnemen en verwerken en de verschillende stukjes informatie aan elkaar te verbinden, zodat er adequaat op gereageerd kan worden. Zintuigen: oren, ogen, mond, neus, huid, evenwicht, spieren en gewrichten. 2 Kinderen met CHARGE hebben een verminderde sensorische waarneming: - Visus - Gehoor - Lage spierspanning - Vestibulair systeem a-reflexief: niet functionerend - Complexe medische factoren Kinderen met CHARGE hebben over het algemeen behoefte aan sterke prikkels. 3 Arousal: De mate van arousal is bepalend voor de wijze waarop de zintuiglijke informatie uit de omgeving wordt waargenomen. Bij een optimaal arousalniveau, kan men het meest optimaal reageren op prikkels uit de omgeving. Het arousalniveau wordt onder andere bepaald door de veiligheid / onveiligheid van de situatie, bekend / onbekend, verwacht / onverwacht, plezier / angst / pijn. Ook de zintuiglijke informatie heeft veel invloed op de arousal. Aandacht en concentratie hangen af van het kunnen bereiken van een optimaal arousalniveau. 4 Vijf arousalniveaus: 1. Slaap 2. Doezelig 3. Alert 4. Over-alert 5. Stress 5 Arousalniveau: - Wisselend door de dag heen - Wisselend per persoon - Afhankelijk van de situatie Arousal bij kinderen met CHARGE: Veel te snel en ongecontroleerd op en neer tussen slaap en stress. (arousalniveau 1 en 5) 6 Zintuigen: dubbele functie - Vitaal deel: waarschuwen voor gevaar. Lichaam reageert defensief, maakt zich klaar om te kunnen vluchten, vechten of verstarren. - Discriminatief deel: Onderscheiden. Bijvoorbeeld glad of ruw, warm of koud. 7 Meestal goed evenwicht tussen vitaal en discriminatief deel. Geen goed evenwicht? Hyperreactiviteit (overregistratie, overgevoeligheid) Prikkel die voor ons normaal lijkt, wordt ervaren als bedreigend of gevaarlijk. 8 Hyporeactiviteit (onderregistratie,ondergevoeligheid) Prikkel wordt juist niet op tijd geregistreerd of niet als gevaarlijk genoeg ervaren. Heel veel prikkels nodig om te kunnen reageren. 9 Tactiele hyperreactiviteit - Vermijden van lichamelijk contact - Niet willen aanraken of voelen van bepaalde materialen - Niet willen eten van bepaalde structuren - Afkeer van zintuiglijk ontwikkelingsmateriaal - Lang ‘doorzeuren’ over kleine wondjes of kleding die niet lekker zit 10 Tactiele hyporeactiviteit - Geen duidelijk beeld van het eigen lichaam. - Door het niet goed ervaren alles blijven betasten en in de mond stoppen - Moeite met het hanteren en manipuleren van (met name kleine) voorwerpen - Pijn wordt niet goed ervaren - Tijdens het eten te grote voedingsstukken doorslikken of niet voelen dat er nog eten rondom de mond zit. 11 Vestibulaire hyperreactiviteit - Gevoelig om bewogen te worden - Stoeien en wilde spelletjes niet prettig - Snel misselijk - Minder beweeglijk 12 Vestibulaire hyporeactiviteit - Doorlopend in beweging zijn en kiezen voor activiteiten die veel vestibulaire prikkels opleveren, zoals hoog en hard schommelen, van een heel hoge glijbaan roetsjen en eindeloos rondjes draaien. - Sommige kinderen zitten voortdurend te wiebelen en/of te draaien. - Klimmen gevaarlijk hoog zonder gevaar te zien. - Bij stil zitten verlaagd het arousal. 13 Proprioceptieve hyporeactiviteit - Moeite om uit te maken waar lichaamsdelen zich bevinden en met welke snelheid bewogen wordt - Voorwerpen hanteren kan een probleem zijn - Moet visus gebruiken om te weten wat zijn lichaam doet 14 Bedankt voor uw aandacht