SCHOOLPLAN 2015-2019 Adres Liesbos 10-12 2134 SB Hoofddorp Telefoon 023 – 555 32 90 E-mail [email protected] Website www.debosbouwers.nl 1 2 Inleiding Eens in de vier jaar stelt de school een schoolplan op, waarin het beleid voor de volgende vier jaar wordt vastgelegd. Het schoolplan is een wettelijke verplichting; maar los daarvan is het van belang met enige regelmaat het strategisch beleid van de school te evalueren en te actualiseren. Het strategische beleid van de school moet vanzelfsprekend passen bij relevante ontwikkelingen op schoolniveau en inspelen op (te verwachten) veranderingen in de maatschappelijke omgeving en landelijke beleidskaders. Dit schoolplan is het beleidsdocument voor de periode 2015-2019. We geven daarin aan welke keuzes we voor de nabije toekomst voor het onderwijs op deze school hebben gemaakt. Alle beleidsuitspraken die in het schoolplan zijn opgenomen en de daaruit voortvloeiende activiteiten zijn gebaseerd op de missie en de visie van de school. De algemene doelen van onze school (de missie) hebben we vertaald naar de dagelijkse praktijk. We beschrijven in het schoolplan hoe we ons onderwijs willen inrichten, hoe we de kwaliteit van ons onderwijs bewaken en welke verbeteringen we op grond van interne en externe analyses willen aanbrengen in de nabije toekomst. Bij het opstellen van het schoolplan voor de komende vier jaar zijn de volgende aspecten van belang: a. het strategisch beleidsplan van stichting Meer Primair. b. de onderwijsvisie en -doelstellingen van de school, zoals verwoord in de schoolgids en de jaargids van basisschool de Bosbouwers: ‘Met plezier van en aan elkaar leren’. c. de huidige onderwijs wet- en regelgeving, maar ook (nieuwe) landelijke en regionale ontwikkelingen. d. de fase van schoolontwikkeling: enerzijds aansluiten bij al in gang gezette processen, anderzijds, op basis van een analyse, nieuw beleid initiëren om, waar nodig en mogelijk, verbeteringen te realiseren. Het schoolplan kent verschillende functies: 1. Planningsinstrument: Het stelt ons als schoolteam in staat om de schoolontwikkeling te plannen. 2. Kwaliteitsdocument: Het geeft ons de mogelijkheid om ons beleid duidelijk te maken. Het zorgt voor duidelijk beschreven acties en planmatige uitvoering daarvan. 3. Verantwoordingsdocument aan de onderwijsinspectie: De onderwijsinspectie controleert de scholen regelmatig op de juiste uitvoering van voorgenomen beleid en op de juiste uitvoering van de Wet op het Primair Onderwijs. 4. Verantwoordingsdocument aan de ouders: Het is een document dat aan de ouders van de leerlingen duidelijk maakt wat er op de school plaatsvindt. Het geeft duidelijkheid over wat ouders van ons mogen verwachten. Het schoolplan is tot stand gekomen door samenwerking van het bestuur van stichting Meer Primair, directie, onderwijzend personeel en de medezeggenschapsraad van basisschool De Bosbouwers. Namens het team, Lilian Schuurman, directeur. 1 mei 2015 3 Inhoudsopgave. Inleiding Pagina 3 Hoofdstuk 1. De school. 1.1 De Bosbouwers en stichting Meer Primair 1.2 Visie en missie Meer Primair 1.2.1 Strategische doelen 1.3 De Bosbouwers 1.4 Beleidsvoornemens Visie en missie Pagina 6 Hoofdstuk 2: Kwaliteitzorg. 2.1 Strategische doelen kwaliteitszorg stichting Meer Primair 2.2 Doelen kwaliteitszorg op schoolniveau 2.3 Schoolplancyclus 2.4 Jaarplancyclus 2.5 Borging 2.6 Beleidsvoornemens kwaliteitszorg Pagina 13 Hoofdstuk 3: Onderwijskundig beleid 3.1 Strategische doelen onderwijskundig beleid stichting Meer Primair 3.2 Doelen onderwijskundig beleid op schoolniveau 3.3 Onderwijsorganisatie 3.4 Opbrengstgericht werken 3.5 Leerstofaanbod 3.6 ICT 3.7 Zorgbeleid 3.8 Ondersteuningsbeleid 3.9 Beleidsvoornemens onderwijskundig beleid Pagina 16 Hoofdstuk 4: Personeelsbeleid 4.1 Strategische doelen personeelsbeleid stichting Meer Primair 4.2 Ons huidig personeelsbeleid 4.3 Beleidsvoornemens op personeelsbeleid Pagina 38 Hoofdstuk 5: Bedrijfsvoering 5.1 Organisatie 5.1.1 Strategische doelen op organisatiebeleid 5.1.2 Doelen organisatie op schoolniveau 5.1.3 Beleidsvoornemens op organisatiebeleid Pagina 42 5.2 Financieel beleid 5.2.1 Strategische doelen op financieel beleid 5.2.2 Doelen financieel beleid op schoolniveau 5.2.3 Beleidsvoornemens 4 5.3 Materieel 5.3.1 Strategische doelen materieel 5.3.2 Doelen materieel op schoolniveau 5.3.3 Beleidsvoornemens 5.4 Huisvesting 5.4.1 Strategische doelen huisvesting 5.4.2 Doelstellingen voor huisvesting op schoolniveau 5.4.3 Beleidsvoornemens Hoofdstuk 6: Ouders en externe relaties 6.1 Strategische doelen ouders en externe relaties stichting Meer Primair 6.2 Huidige situatie 6.3 Doelstellingen 6.4 Beleidsvoornemens Pagina 50 Hoofdstuk 7: Pagina 53 Beleidsvoornemens Bijlagen. Bijlage 1: Vaststellingsformulier Meer Primair Bijlage 2: Instemmingformulier Medezeggenschapsraad Pagina 55 Act Plan Check Do Act Plan Check Do 5 Hoofdstuk 1. De school. 1.1 De Bosbouwers en Stichting Meer Primair Meer Primair is een onderwijsstichting die is ontstaan door een bestuurlijke fusie per 1 augustus 2014 tussen de Vereniging Christelijk Onderwijs (VCO) Quercus en de Stichting Katholiek Onderwijs Haarlemmermeer (SKOH). Meer Primair wordt gevormd door negentien basisscholen, gelegen in de woonkernen Abbenes, Buitenkaag, Badhoevedorp en Hoofddorp. Basisschool de Bosbouwers maakt onderdeel uit van deze stichting. Meer Primair is werkgever van 550 medewerkers, die onderwijs verzorgen voor circa 5700 leerlingen in de Haarlemmermeer. De Bosbouwers heeft in het primaire proces veel ruimte voor eigen beleid. Die eigenheid is een belangrijk uitgangspunt binnen Meer Primair. Meer Primair is weliswaar één organisatie, maar de scholen kunnen zich binnen de kaders optimaal profileren. 1.2. Visie en missie Meer Primair Meer Primair gaat voor kwalitatief goed bijzonder onderwijs, waarin de scholen staan voor hoogwaardige onderwijskwaliteit met een krachtige leeromgeving en werkklimaat. De missie van Meer Primair geeft de ambities weer en de richting aan waaraan zij de komende jaren wil werken. Alle medewerkers, leerlingen en ouders worden uitgenodigd en gestimuleerd om zich met deze missie te identificeren en van daaruit te handelen. Ruim 5700 leerlingen zitten op de scholen van de Meer Primair. Alle talenten van deze kinderen worden zo optimaal mogelijk benut. Op deze wijze worden zij zo goed mogelijk op hun toekomst voorbereid. ‘Kinderen centraal’ betekent dat alles wat de scholen van Meer Primair doen op de ontplooiing van hun talenten en op de veelzijdige ontwikkeling van hun persoonlijkheid is gericht. Het fundament van handelen (de visie) binnen Meer Primair ligt in vijf kernwaarden, te weten: - Vakmanschap - Inspiratie - Ontwikkeling - Verbinding - Continuïteit Deze vijf kernwaarden ziet Meer Primair als leidraad voor haar acties en voor haar beleid in de toekomst. Alle medewerkers op alle niveaus in de organisatie zullen worden gestimuleerd om vanuit deze kernwaarden te handelen en elkaar daarop aan te spreken. Het eigen gedrag van medewerkers geldt steeds als voorbeeld voor kinderen (en hun ouders). De kernwaarden bepalen de identiteit van de organisatie als geheel en van iedere school afzonderlijk. Binnen de kernwaarden staan de kenmerken van het christelijk en katholiek onderwijs centraal. Nader toegelicht Vakmanschap De functie van leerkracht is een betekenisvolle functie. Hij verdient een podium dat recht doet aan de kwaliteiten als professional. Professioneel leiderschap en competente medewerkers zorgen voor optimale resultaten voor ieder kind. Meer Primair staat voor een leven lang leren en draagt er zorg voor dat gekwalificeerde medewerkers vakinhoudelijk op de hoogte zijn en over ruime pedagogische kennis beschikken. Het eigen gedrag geldt als voorbeeld voor leerlingen (en ouders). Het is van belang dat de expertise binnen de organisatie wordt gedeeld. 6 Inspiratie Meer Primair is een organisatie met een interconfessionele identiteit, die rooms-katholiek en christelijk onderwijs verzorgt. Wij laten ons bij de opvoeding, de vorming en het onderwijs aan kinderen inspireren door de verhalen uit de Bijbel, Meer Primair staat voor inspirerend onderwijs. De scholen staan open voor iedereen, ook al is er sprake van een andere levensbeschouwelijke visie. Ongeacht geloofsovertuiging en culturele afkomst, zolang er maar respect is voor de interconfessionele identiteit, voor elkaar en voor verschillen. Met alle verschillende kinderen bij elkaar vormen de scholen van Meer Primair een goede afspiegeling van de samenleving. Op alle scholen wordt godsdienstonderwijs aangeboden en maken kinderen kennis met andere godsdiensten en levensbeschouwingen. In ons onderwijs stimuleren wij de ontwikkeling van de godsdienstige, levensbeschouwelijke en morele verantwoordelijkheid van leerlingen in een multiculturele samenleving. Ontwikkeling Wederzijdse en maatschappelijke betrokkenheid van medewerkers, leerlingen en ouders is essentieel voor de ontwikkeling, de leerprestaties en het welzijn van de leerlingen. Meer Primair is actief in onderwijsvernieuwing, zet moderne leermiddelen en methoden in en hanteert diverse onderwijsconcepten. Kinderen kunnen hun talenten veelzijdig (cognitief, motorisch, creatief en sociaal) ontwikkelen. Dit gebeurt in een veilige, vertrouwde en “dynamische” leeromgeving. Zelfstandigheid en eigen verantwoordelijkheid van kinderen wordt gestimuleerd. Zij worden optimaal voorbereid op het voortgezet onderwijs en het functioneren in de samenleving. De medewerkers zijn inspirerend, ondernemend, wereldgericht en vernieuwend. Meer Primair speelt in op maatschappelijke ontwikkelingen (sociale media, burgerschapsvorming, etc). Verbinding Meer Primair is relatiegericht en op zoek naar verbinding en samenwerking met partners in educatie en zorg. De scholen van Meer Primair staan midden in de samenleving en zoeken vanuit hun sociale functie verbinding met de omgeving. De scholen werken actief samen met ouders en andere betrokkenen in de maatschappelijke omgeving van de school. Er is daarbij aandacht voor tolerantie, onderlinge solidariteit en de verscheidenheid in de maatschappij. Het pedagogisch handelen is in goed evenwicht met het behalen van leerresultaten. Continuïteit Het onderwijs van Meer Primair is van constante kwaliteit. Alle scholen vallen onder het regulier toezichtkader van de inspectie. Er worden hoge en realistische doelen gesteld. De scholen staan open voor nieuwe ontwikkelingen en werken continu aan verbetering en vernieuwing. De visie en de ambities zijn uitgewerkt in doelstellingen op de beleidsterreinen identiteit, onderwijs, personeel, organisatie, PR & communicatie, huisvesting en financiën. De strategische doelstellingen zijn algemeen geformuleerd en worden steeds zoveel mogelijk geconcretiseerd in te realiseren resultaten. Deze resultaten zijn de basis voor de jaarlijkse afspraken die tussen het College van bestuur en de Raad van toezicht, en het College van bestuur en de schooldirecteuren worden gemaakt. De afspraken worden in een jaarplan vastgelegd. Daar waar mogelijk zijn bij de resultaten concrete 7 indicatoren geformuleerd. Over de uitvoering van de afspraken rapporteren de scholen door middel van managementrapportages. Deze kunnen leiden tot een bijstelling van de afspraken op schoolniveau. 1.2.1 1.3 Strategische doelen De (levensbeschouwelijke) identiteit komt tot uiting in alle facetten van de dagelijkse praktijk. Iedere school draagt de kernwaarden van christelijk/katholiek onderwijs uit. Medewerkers hebben een christelijke levensvisie of een positieve grondhouding t.a.v. het christelijk geloof. Schoolteams spreken halfjaarlijks over de invulling van de levensbeschouwelijke vorming en identiteit Scholen van Meer Primair werken vanuit een geïnspireerde en gevarieerde leeromgeving. Meer Primair werkt aan vernieuwend en eigentijds onderwijs (inspirerend onderwijs). Basisschool de Bosbouwers Situering van de school De school ligt in de wijk Overbos in Hoofddorp. Het is de enige katholieke basisschool in deze wijk en is gelegen op een scholeneiland. De wijk Overbos is gebouwd in de jaren 1983–1989. De bewoners komen uit alle lagen van de samenleving. We vinden onze schoolgemeenschap een goede afspiegeling van de huidige maatschappij. De school heeft een hoofdgebouw met twaalf lokalen en een dependance met 4 lokalen, die op een kleine vijftig meter afstand van het hoofdgebouw ligt. De school wordt vooral bezocht door kinderen uit de wijken Overbos en Floriande (de eilanden 7 t/m 12), maar ze komen ook uit de omliggende wijken, waaronder Bornholm en Toolenburg. Op het scholeneiland zijn drie scholen (de Klimboom, de Bosrank en de Bosbouwers), twee sportzalen, een peuterspeelzaal, kinderopvang en een wijkcentrum gehuisvest. Op het grote grasveld of op het geasfalteerde (voetbal)veld kunnen we bij mooi weer heerlijk buiten sporten. Zo hebben we op ons eiland alles onder handbereik en zien we het als een ‘breed’ scholeneiland. Schoolgrootte De school heeft bij aanvang van het schooljaar 2014-2015 ongeveer 370 leerlingen verdeeld over 15 groepen. Er is sprake van een stabiel leerlingenaantal. Er werken in het schooljaar 2014-2015 dertig medewerkers op de school, verdeeld over directie, onderwijzend personeel (groepsleerkrachten, intern begeleider en vakleerkracht bewegingsonderwijs) en onderwijs-ondersteunend personeel (conciërge en onderwijsassistente). De meeste teamleden werken in deeltijd, er zijn drie medewerkers met een volledig dienstverband. Een groep wordt begeleid door maximaal twee leerkrachten, die beiden de eindverantwoordelijkheid over de groep hebben. 8 Het management De school wordt geleid door een directeur, mevrouw L. Schuurman. De directeur laat zich ondersteunen door een stuurteam. Dit team bestaat uit een intern begeleider (zij coördineert de leerlingenzorg) en de drie bouwteamcoördinatoren. Onze 15 groepen zijn verdeeld in drie bouwteams (onderbouw-, middenbouw- en bovenbouwteam). Aan het hoofd van ieder bouwteam staat een bouwteamcoördinator. Visie en missie van De Bosbouwers Katholieke Basisschool De Bosbouwers, met plezier van en aan elkaar leren. Samen spelen en leren in een sfeer waarin ieder kind zich veilig en geborgen voelt, zich gewaardeerd weet en meetelt. In dit klimaat hebben de kinderen de mogelijkheid zich optimaal te ontwikkelen, aan én van elkaar te leren, en wel op een wijze dat ieder voldoende vertrouwen heeft in het eigen kunnen om, nu en in de toekomst, zelf verantwoord keuzes te kunnen maken. In een plaatje ziet onze visie er als volgt uit: Fundament (de grond): 1: met plezier, in een veilig werk- en speelklimaat Pijlers (de bomen): 2: samen, van en aan elkaar 3: optimale ontwikkeling 4: zelfredzaamheid en zelfvertrouwen Wat betekent dit voor ons? Als we onze visie goed bekijken, dan kunnen we daar een viertal hoofditems uithalen. Hieronder volgt een korte uiteenzetting van deze items (onze missie). Met plezier. Kinderen leren het best als ze ook plezier in het leren hebben. We creëren een goede sfeer, zijn vriendelijk tegen elkaar, zijn opgewekt en we gaan op een positieve manier met elkaar om. Wij vinden het belangrijk dat de ouders zich betrokken voelen bij de school en dat zij weten dat er een goede sfeer heerst. Iedere dag laten zij hun kind(eren) bij ons achter en dit moeten zij met een gerust hart kunnen doen. Wij menen dat onze ouders bewust gekozen hebben voor onze school en het dan ook plezierig vinden dat hun kind(eren) op Basisschool De Bosbouwers zit(ten). Klimaat van veiligheid en geborgenheid, waardering en meetellen. Om er voor te zorgen dat kinderen, ouders en leraren met plezier naar onze school komen, besteden we aandacht aan onze normen en waarden. Met elkaar hebben we afspraken gemaakt en daar houden we ons ook aan. Deze afspraken (algemene regels) zijn gevisualiseerd in de afbeelding van ‘de Regelboom’. De afbeelding van de Regelboom hangt in de klaslokalen. De algemene regels worden jaarlijks herhaald bij de start van het schooljaar. 9 Als team vinden we het belangrijk om één lijn te trekken binnen de school en de kinderen mede verantwoordelijk te maken voor een leefbare en aangename leeromgeving. Ieder schooljaar starten we dan ook in alle groepen met het maken van klassenregels die gerelateerd zijn aan de algemene schoolregels. Iedere groep visualiseert deze regels op zijn eigen unieke manier in de klas. We vinden het belangrijk dat er rust in de school is, dat het gebouw en de klaslokalen er verzorgd uitzien, dat kinderen op een goede wijze met elkaar omgaan en weten waar ze aan toe zijn. De relatie tussen kind en leerkracht, leerkracht en ouder en leerkrachten onderling is open. Er is vertrouwen in elkaar en respect voor elkaar. Eveneens accepteren we van elkaar dat we allemaal anders zijn. Juist dat maakt onze school levendig. We hebben geloof in ieder kind en we luisteren naar elkaar. Met elkaar zorgen we dus voor een goed leef/leer klimaat (pedagogisch klimaat). Samen, van en aan elkaar leren. Als wij zeggen: ‘Samen, van en aan elkaar leren’, dan bedoelen we met ‘samen’ zowel de kinderen als de leraren. Kinderen leren van volwassenen, maar ook van elkaar. Ditzelfde geldt voor de leraren; ook wij leren aan en van elkaar. Maar wij vinden dat wij als team ook leren van de kinderen. Vanzelfsprekend worden de ouders in dit verhaal van ‘samen’ niet vergeten. We betrekken de ouders bij de ontwikkeling van hun kind. Zowel formeel tijdens de voortgangs- en rapportgesprekken als informeel tijdens de verschillende activiteiten. Ouders worden uitgenodigd om bijvoorbeeld te kijken naar een voorstelling of om als begeleider te helpen bij de sportdag, een excursie of een onderwijskundige activiteit. Heel bewust gaan we met dit ‘leren van en aan elkaar’ om en is het opgenomen in ons onderwijs. Samenwerking is hierbij van grote betekenis. Kinderen laten we bewust met elkaar opdrachten uitvoeren (coöperatief leren), we doorbreken de groepen indien wenselijk en de jongere kinderen kunnen worden geholpen door de oudere kinderen. De leraren werken samen in een bouwteam. In dit team worden veel zaken besproken en uitgewerkt. De Medezeggenschapsraad en Ouderraad zijn twee geledingen waarin ouders vertegenwoordigd zijn. Zij worden goed geïnformeerd en ook naar hun mening wordt gevraagd en geluisterd. De medezeggenschapsraad en de ouderraad zijn zeer actief betrokken bij de school en bij diverse activiteiten kunnen we altijd over voldoende ouderhulp beschikken. Samen vormen we de schoolgemeenschap De Bosbouwers en samen voelen we ons hiervoor ook verantwoordelijk. Optimale ontwikkeling. Het betrekken van de kinderen bij hun eigen leerproces vinden wij belangrijk. Als kinderen zicht hebben in hun eigen leerproces en ze trots kunnen zijn op hun leerresultaten zullen zij met plezier naar school gaan en openstaan om te leren. Wij vinden hierbij een doorgaande lijn van groep 1 t/m 8 belangrijk, waarbij we rekening willen houden met verschillen tussen kinderen (capaciteit, belangstelling en tempo). Het onderwijsmodel stemmen we hier zo goed mogelijk op af en binnen onze mogelijkheden spelen we in op deze verschillen. Fouten mogen gemaakt worden, want leren is proberen. Succeservaringen worden benadrukt en we zorgen ervoor dat de leeromgeving uitdagend is. De leraren zorgen voor een goed klassenmanagement (organisatie, instructie en verwerking). Daarnaast observeren, signaleren, diagnosticeren, begeleiden en evalueren we. 10 Om de kinderen zo goed mogelijk te volgen in hun ontwikkeling gebruiken we een leerlingvolgsysteem binnen onze zorgstructuur. Wij besteden zowel aandacht aan de cognitieve, de motorische als aan de sociaal-emotionele ontwikkeling. Alle vak- en vormingsgebieden laten we voldoende aan bod komen. Ouders en school hebben ieder hun eigen verantwoordelijkheid t.o.v. de opvoeding. Voor een goede ontwikkeling van het kind is het nodig dat ouders en leerkrachten elkaar aanvullen. Daarom is het van groot belang op een goede manier samen te werken. Zelfredzaamheid, voldoende vertrouwen in eigen kunnen zodat zelf verantwoord keuzes gemaakt kunnen worden. Kinderen moeten vertrouwen krijgen en hebben in het eigen kunnen om eigen verantwoordelijkheid te kunnen dragen. Ze leren varen op eigen inzicht in hun groei naar volwassenheid en kunnen (voor zichzelf) gefundeerde keuzes maken. Op deze wijze bereiden wij ze voor om later zo goed mogelijk te kunnen functioneren in de maatschappij. Deze zelfredzaamheid ontwikkelen we via het aanleren van een zelfstandige leerhouding (doen is durven). Van kleine taken die een leerling zelfstandig moet verwerken tot dag- en weektaken. Op deze wijze laten we kinderen zelf verantwoordelijk zijn voor de planning, laten we ze zelf keuzes maken. Daarnaast proberen we de leerstof meer betekenis te geven voor de kinderen. Leerstof zou de belangstelling van de leerlingen moeten opwekken. We betrekken de kinderen bij de te maken leerstof. Op deze wijze wordt de leerstof meer ‘eigen’ en leert het kind zelf keuzes te maken voor onderwerpen en wijzen van verwerken. Tot slot hebben wij de ambitie om de leerlingen de komende jaren te leren om mede-eigenaar te worden van hun eigen leerontwikkeling. Door in gesprek te gaan met de leerlingen en duidelijk aan te geven wat de kinderen gaan leren willen we het eigenaarschap bij de leerlingen vergroten. Kinderen worden mede-eigenaar van hun eigen leerproces en krijgen daarmee het gevoel controle en zeggenschap te hebben over hun eigen situatie en daarmee vertrouwen in hun eigen capaciteiten om iets te bereiken. 1.4 Beleidsvoornemens Visie en Missie Beleidsvoornemens Visie en Missie Naleving van regels. Veiligheid op en rondom de school/ het scholeneiland. Veiligheid van de leerlingen onder schooltijd bewaken. Eigenaarschap van de leerling (kindgesprekken, zichtbaar maken van leren, dagtaak). Vergroten van de ouderbetrokkenheid bij leerproces. Samenwerken van leerlingen stimuleren. Samenwerken van leerkrachten stimuleren. Katholieke identiteit X = start * = bereikt 15/16 16/17 : : : : : : X : X X : X : : * : 17/18 18/19 * : : : : : * : : * * * : = in ontwikkeling/implementatie We hebben de volgende beleidsvoornemens: Naleving van regels: De regels zijn bekend, duidelijk zichtbaar en onderdeel van ons dagelijks handelen geworden. Niet alleen bij de leerling, maar ook bij de leerkrachten. Met als doel zorgen voor een veilig leer- en leefklimaat binnen de school. 11 - - - - - Belangrijke waarden: respectvol omgaan met elkaar, zorg hebben voor de omgeving, zelfredzaamheid en verantwoordelijkheid en rust en veiligheid. Veiligheid op en rondom de school/ het scholeneiland. Schoolzone: Begin schooljaar 2014-2015 is er een schoolzone gecreëerd die moet bijdragen aan de veiligheid van de leerlingen. De komende jaren zal de schoolzone in diverse overlegsituaties geëvalueerd worden (onderzoek, gebiedsmanager, scholeneilandoverleg, wijkraad, straatcoaches, etc.) Vandalisme blijft een punt van aandacht. Vandalisme vindt geregeld plaats en levert de nodige schade op aan het gebouw en speelplein. Veiligheid van de leerlingen onder schooltijd bewaken. We hebben verschillende maatregelen getroffen om de veiligheid van de leerlingen, binnen de mogelijkheden, te waarborgen. Denk hierbij aan: gesloten deuren kwartier na aanvang van de school, bezoekers moeten zich melden, brandoefening, verspreid over het plein pleinwacht lopen, begeleid uitgaan van de leerlingen uit de groepen 3 en 4, geen locatie voor verkiezingen, etc. het is belangrijk om alert te zijn en te blijven in de verschillende situaties. Eigenaarschap van de leerling (kindgesprekken, zichtbaar maken van leren, dagtaak) Zelfredzaamheid verder ontwikkelen: bewaken van werken met uitgestelde aandacht en dagen weektaken, waardoor er tijd en ruimte ontstaat om kinderen individueel te begeleiden (instructie, kindgesprekken, etc.) Zichtbaar maken van leren: kinderen weten wat zij gaan leren, weten wat zij al beheersen en wat hun volgende leerpunt is. Eigenaarschap bij leerlingen ontwikkelen: Kinderen leren verantwoordelijk te zijn voor hun eigen leren ( leerinhoud en leerproces). De start is het leren zichtbaar te maken voor leerlingen: wat ga ik leren de komende tijd op het gebied van taal, rekenen, spelling, zaakvakken en expressie. Voeren van kindgesprekken met als doel kinderen te betrekken bij hun eigen leerproces en leerkrachten inzicht laten krijgen in het leerproces van de leerling. Wat en hoe doet de leerling de taak en met welk resultaat. Vergroten van de ouderbetrokkenheid bij het leerproces. Ouders worden op de hoogte gebracht van de leerstof van een specifiek leerjaar. Dit gebeurt door middel van de informatieavond en de informatieboekjes. Ouders worden in de gelegenheid gesteld om op de schooldagen voor aanvang van de les een kijkje te nemen in de klas (zie ook rapportage). Op deze wijze weten ouders wat de kinderen leren. Samenwerken van leerlingen stimuleren. Groepsdoorbrekend werken is mogelijk met parallelklassen. Het geeft mogelijkheden om de drie niveaus binnen een groep anders te organiseren qua instructie en werkuitvoering. Een andere wijze van onderwijsorganisatie geeft meer mogelijkheden om aan te sluiten bij de leerbehoeftes van de leerlingen. Samenwerken van leerkrachten stimuleren. Van elkaar leren heeft een meerwaarde. Leerkrachten worden gestimuleerd om in parallelverband hun onderwijs voor te bereiden, resultaten te bespreken en door middel van collegiale consultatie ervaringen te delen. Katholieke identiteit. Onze katholieke identiteit is niet duidelijk zichtbaar in de school. We willen realiseren dat de katholieke identiteit niet alleen tot uitdrukking komt in ons handelen en tijdens de godsdienstles, maar ook duidelijk visueel aanwezig is in de school. 12 Hoofdstuk 2: 2.1 Kwaliteitzorg. Strategische doelen kwaliteitszorg stichting Meer Primair De scholen staan voor een hoogwaardige onderwijskwaliteit. 2.2 Alle scholen werken systematisch aan kwaliteitsverbetering. Alle scholen voldoen aan de nieuwe standaard inspectienorm, waarbij meerdere scholen over de kwalificatie goed beschikken. Doelen kwaliteitszorg op schoolniveau Inspectienormen. Het onderwijs op de Bosbouwers voldoet minimaal aan de kerndoelen en de eisen opgesteld door de Inspectie van Onderwijs. Onderwijskwaliteit. Op de Bosbouwers wordt de kwaliteit van het onderwijs bewaakt door een cyclisch proces van zelfcontrole, waarbij aan de hand van vooraf gestelde normen de feitelijke situatie telkens en regelmatig wordt getest. Zorgcyclus. De zorgcyclus is een gestructureerd traject van signaleren, analyseren en evalueren op het gebied van de cognitieve, motorische en sociaal-emotionele ontwikkeling bij de leerlingen. Tevens biedt de zorgcyclus ruimte voor professionalisering van de leerkrachten. 2.3 Schoolplancyclus Alle scholen van Meer Primair realiseren vierjaarlijks een nieuw schoolplan. Dit plan is een wettelijke verplichting en leidend voor de onderwijsinspectie. Scholen van Meer Primair hebben daarnaast de mogelijkheid het schoolplan jaarlijks voor een nieuwe periode van vier jaar vast te stellen. Voor het samenstellen van het schoolplan wordt in grote lijnen de volgende werkwijze gehanteerd: - De school start met een nauwgezette bepaling van de stand van zaken met betrekking tot alle beleidsaspecten van de school. - De school evalueert de schoolontwikkeling en maakt een analyse van de leerlingenpopulatie, de oudertevredenheid en het leerlingvolgsysteem. - Alle verkregen gegevens worden besproken met het team. Tevens wordt er informatie verstrekt over relevante ontwikkelingen van dat moment en in de nabije toekomst. Ook de leden van de medezeggenschapsraad zijn betrokken. - Op basis van de verkregen informatie en gebruik makend van de inzichten van de leerkrachten worden visie en missie waar nodig bijgesteld en worden beleidsvoornemens geformuleerd voor de nieuwe schoolplanperiode. Het schoolplan vraagt instemming van de MR en dient door het bevoegd gezag van Meer Primair te worden vastgesteld. Ouders worden middels de schoolgids op de hoogte gesteld van de hoofdlijnen. 13 We willen van het schoolplan 2015-2019 een “levend” document maken, dat niet na korte tijd “in een la verdwijnt”, maar voor de dagelijkse praktijk ook werkelijk als richtinggevend wordt ervaren. Dit willen we realiseren door jaarlijks de strategische cyclus te doorlopen. 2.4 Jaarplancyclus De beleidsvoornemens uit het schoolplan worden jaarlijks geconcretiseerd in een jaarplan. Hierbij wordt ook rekening gehouden met de uitkomsten van de evaluatie van een voorgaand jaar. Het jaarplan wordt aan de MR voorgelegd ter informatie. Aan het eind van elk jaar wordt het jaar geëvalueerd in de vorm van een jaarverslag. De uitkomsten daarvan zijn basis voor de invulling van een volgend jaarplan, binnen het kader van het schoolplan. 2.5 Borging Passend binnen de PDCA- gedachte evalueren wij regelmatig ons onderwijs en passen wij zo nodig ons beleid aan. Wij maken hierbij gebruik van onder andere tevredenheidspeilingen bij leerkrachten, ouders en leerlingen. Ook evalueren wij halfjaarlijks onze opbrengsten. Op groepsniveau vinden er groepsbesprekingen met de intern begeleider plaats. Verder gebruiken wij vergadermomenten om als team/bouw te bespreken hoe ons onderwijs verloopt en hoe wij ons beleid vasthouden. Tijdens planning- en evaluatiegesprekken komt het pedagogisch en didactisch handelen van de leerkrachten/teamleden aan de orde. Het functioneren van de leerkrachten/teamleden wordt besproken in de POP-, functionerings- en beoordelingsgesprekken. 2.6 Beleidsvoornemens Beleidsvoornemens kwaliteitszorg Zorgcyclus Planmatige evaluatie CITO-resultaten Handelingsgericht werken Aansluiten bij de leerbehoeftes van de leerlingen door planmatig volgen van de leeropbrengsten middels groepsplannen en groepsoverzichten. Cyclus van afname van tevredenheidpeilingen Jaarlijks twee kwaliteitskaarten School aan Zet X = start *= bereikt 15/16 16/17 : : : : : : X : 17/18 18/19 : : : : * X : : := in ontwikkeling/implementatie We hebben de volgende beleidsvoornemens: Invoering van een eenduidig systeem voor planmatige kwaliteitszorg door: Zorgcyclus De zorgcyclus volgt een vaste structuur die in één schooljaar driemaal (start, midden en einde van het schooljaar) wordt doorlopen. 14 De zorgcyclus is gericht op de ontwikkeling van de groepen als geheel en op de individuele leerlingen. Welbevinden van het individu en de groepsdynamiek zijn hier onderdeel van in combinatie met de behaalde resultaten. Gebruikte data: leerlingvolgsysteem ‘Zien’, observaties van de leerkrachten, resultaten van methodegebonden en Cito-toetsen. Planmatige evaluatie Cito-resultaten. De leerkrachten, IB-ers en directie evalueren het behaalde rendement twee keer per schooljaar. Het doel is het bewaken en borgen wat goed is en verdere ontwikkeling waar wenselijk of noodzakelijk. De gewenste interventies worden opgenomen in het jaarplan. Handelingsgericht werken. Aansluiten bij de leerbehoeftes van de leerlingen door planmatig volgen van de leeropbrengsten. De analyses worden vastgelegd in de groepsplannen en groepsoverzichten. Het concreet handelen en/of lesaanbod wordt genoteerd in de weekplanning. Cyclus van afname van tevredenheidpeilingen: Afname van een oudertevredenheidsonderzoek (eens in de vier jaar) Afname van een leerkrachttevredenheidsonderzoek (eens in de vier jaar) Afname leerlingtevredenheidsonderzoek (eens in de vier jaar) Implementatie: jaarlijks hanteren van twee kwaliteitskaarten School aan Zet of het kwaliteitsinstrument dat stichtingbreed zal worden gehanteerd. 15 Hoofdstuk 3: 3.1 Onderwijskundig beleid Strategische doelen onderwijskundig beleid stichting Meer Primair De scholen staan voor een hoogwaardige onderwijskwaliteit met een krachtige leeromgeving en een goed werkklimaat. Voor alle scholen zijn de referentieniveaus taal en rekenen geïmplementeerd. Alle scholen werken aan het verbeteren van de leerprestaties en beschikken over doorlopende leerlijnen. Er is afstemming over het educatieve programma en doorstroom met het voortgezet onderwijs. Techniek, cultuur-, natuur- en duurzaamheidseducatie maken vast onderdeel uit van het curriculum. Scholen van Meer Primair werken vanuit een geïnspireerde en gevarieerde leeromgeving. Alle scholen bieden kwalitatief goed bewegingsonderwijs. Scholen van Meer Primair zijn onderscheidend en beschikken over een eigen schoolconcept. Scholen passen kennis en onderzoek toe bij onderwijskundige vernieuwing. Een optimaal ontwikkelde ondersteuning structuur Passend onderwijs is op alle scholen van Meer Primair structureel ingepast. Alle scholen hebben beschreven op welke wijze het onderwijsaanbod op alle leerlingen wordt afgestemd. Aandacht voor talentontwikkeling Iedere school stimuleert de veelzijdige ontwikkeling van kinderen. Meer Primair heeft een adequaat aanbod voor meer- en hoogbegaafde leerlingen. ICT en Onderwijs: Meer Primair biedt kwalitatief goed en doelmatig onderwijs in een optimaal toegeruste leer- en werkomgeving. Alle scholen van Meer Primair realiseren een optimale digitale werk- , onderwijs- en leeromgeving. Het onderwijs is gericht op de ontwikkeling van leerlingen die mediawijs, digitaal geletterd en toegerust zijn met vaardigheden die noodzakelijk zijn in de 21e eeuw. Elke school beschikt over een onderbouwd meerjaren investering- en implementatieplan ‘ICT en Onderwijs’. De scholen werken volgens de richtlijnen van de Wet op de privacy en het protocol Social media. Meer Primair heeft een heldere structuur waarin ICT beleid, beheer en innovatie een plek heeft. 16 ICT en toepassingen: zowel de inhoud (informatie, educatieve content) als de toepassingen (software) zijn aangepast op de ambities. De scholen gebruiken effectief het digitale leermateriaal dat speciaal is gemaakt voor onderwijs en algemene kennisbronnen. De scholen beschikken over educatieve software pakketten voor de basisvakken, passend bij behoeften en talenten van leerlingen. Ontwikkelingen op digitaal leergebied worden goed gevolgd om keuzes te kunnen maken m.b.t. ICT systemen als een elektronische leeromgeving, leerling administratie- en leerlingvolgsystemen. De organisatie beschikt over digitale stuur- en verantwoordingsinformatie die zowel voor in- als externe verantwoording kan worden ingezet. 3.2 Onderwijskundige doelen op schoolniveau Elke teamlid heeft, in januari 2015, aangegeven welke vijf kernwaarden (vanuit de kernwaarden van Meer Primair) hij /zij belangrijk vindt. De persoonlijke kernwaarden zijn geïnventariseerd en in een top 5 van meest gekozen kernwaarden verwerkt. Dit heeft geleid tot de volgende kernwaarden voor het team van de Bosbouwers: 1. 2. 3. 4. 5. Werkplezier Een leven lang leren Expertise delen Ontwikkeling van het kind Samenwerking Opvallend is dat de persoonlijke kernwaarden overeenkomen met de visie en de missie van de school. Dit geeft aan dat de teamleden achter de visie en missie van de school staan en deze willen uitdragen en uitwerken in het onderwijs. 3.2.1 Onze onderwijskundige doelen In dit hoofdstuk geven wij een beschrijving van ons onderwijs. Dit doen we door ons onderwijs te karakteriseren volgens de kwaliteitscriteria die de overheid hanteert maar ook volgens de kwaliteitscriteria die wij zelf hanteren, uitgaande van onze visie. De volgende kwaliteitscriteria hanteren we: - verzorgen van onderwijs dat rekening houdt met verschillen tussen de kinderen; - streven naar een ononderbroken optimale ontwikkelingslijn; - evenwichtige aandacht voor de cognitieve, creatieve, sociaal-emotionele en motorische ontwikkeling; - het bevorderen van samenwerking tussen leerlingen en leerkrachten; - het bevorderen van de zelfredzaamheid (zelfvertrouwen, zelfstandigheid) bij kinderen; - het bevorderen van de betekenis van de leerstof voor de kinderen; - voldoen aan de kerndoelen. Bij het concretiseren van deze criteria richten we ons vooral op de vraag wat dit betekent voor het handelen van de leerkracht en voor ons onderwijs (leerkrachtgedrag en onderwijsproces en onderwijsinhoud. Kortom wie, wat en hoe? ) 17 Voordat we ingaan op de beschrijving van de basisvakken gaan we kort in op onze opvatting over bovenstaande algemene onderwijsdoelen. Verzorgen van onderwijs dat rekening houdt met verschillen Onderwijs dat rekening houdt met verschillen tussen kinderen betekent voor ons allereerst het leveren van zorg op maat. Daarvoor is in de afgelopen jaren een basis gelegd in de vorm van een samenhangend systeem van leerlingenzorg. Het systeem heeft de volgende kenmerken: a. In onze school volgen de leerkrachten de ontwikkeling (met name van de basisvaardigheden) systematisch en trachten problemen hierin tijdig te signaleren. b. In onze school worden de gegevens van leerlingen volgens een vaste procedure besproken en nader geanalyseerd. c. De leerkracht stelt aan de hand van de verzamelde gegevens een plan op om het onderwijs aan de behoeften van leerlingen aan te passen, met het oog op het realiseren van minimum en aanvullende doelen. Ook de benodigde klassenorganisatie wordt hierin opgenomen. d. Bij zowel analyse als planning maken de leerkrachten c.q. de intern begeleider gebruik van elkaars deskundigheid. Waar nodig wordt de expertise van collega's binnen de stichting, binnen het samenwerkingsverband Passend Onderwijs en/of van externe deskundigen ingezet. e. De leerkracht voert de opgestelde plannen uit. Onze voorkeur gaat uit naar uitvoering van het plan binnen de groep. Dat is echter niet in alle gevallen mogelijk of wenselijk. Indien nodig wordt de hulp buiten de groep verzorgd. f. De leerkracht evalueert samen de uitvoering van de plannen en zorgt ervoor dat er voortgangsbeslissingen worden genomen. Ouders worden uiteraard ook in deze evaluatie betrokken. g. De intern begeleider draagt zorg voor de coördinatie van de activiteiten in het kader van de leerlingenzorg. h. De concrete afspraken, procedures en formulieren zijn beschreven in de groepsmap en de CITOmap (de toetsmap). Elke leerkracht heeft een overzicht van de afspraken, procedures en formulieren die voor iedereen gelden. Streven naar een ononderbroken optimale ontwikkelingslijn Op onze school willen we de kinderen de kans geven zich in een doorgaande lijn zo optimaal mogelijk te ontplooien. Voor het handelen van de leerkracht betekent dit voor ons: a. De leerkracht houdt rekening met de persoonlijkheid van elk kind. b. De leerkracht stemt activiteiten af op de ontwikkeling van het kind. c. De leerkracht biedt het kind de mogelijkheid om in eigen tempo en begaafdheid een minimumpakket binnen de verschillende leer- en vormingsgebieden te doorlopen. Daarnaast biedt de leerkracht de kinderen een aanvullend programma (extra, verdiepend, verrijkend) aan. d. Op gezette tijden signaleert de leerkracht welke problemen kinderen ondervinden in het leer- en ontwikkelingsproces. Na zorgvuldige vaststelling van de aard van de problemen en de oorzaken bepaalt de leerkracht samen met de intern begeleider wat er gedaan moet worden. e. Bij de overdracht, aan het eind van een schooljaar, informeren de leerkrachten elkaar uitgebreid over de leerlingen en de behandelde leerstof. Er vindt een duidelijke afstemming plaats. We zorgen er op deze manier voor dat de overgang van leerjaar naar leerjaar voor de kinderen zo soepel mogelijk verloopt en bewaken op deze wijze de doorgaande ontwikkelingslijn. Het handelen van de leerkracht op bovenstaande manier hangt nauw samen met het verzorgen van onderwijs op maat en het bevorderen van zelfvertrouwen bij de leerlingen. 18 Evenwichtige aandacht voor de cognitieve, de creatieve, de sociaal-emotionele en de motorische ontwikkeling Wij zijn van mening dat er een goed evenwicht moet zijn tussen het aanbod van de cognitieve, creatieve vak- en vormingsgebieden, waarbinnen eveneens aandacht moet zijn voor de sociaalemotionele en motorische ontwikkeling. - Bij de verstandelijke en creatieve ontwikkeling richten we ons op het verwerven van kennis (door eigen ervaring en door overdracht), kritisch (denk)vermogen, begeleiden van leerprocessen (eigen oplossingen, gebruik van verschillende leerstrategieën), toepassen van de verworven kennis en vaardigheden, ontwikkelen van de creativiteit d.m.v. expressieactiviteiten (kunstzinnige oriëntatie). - Bij de sociaal-emotionele ontwikkeling richten we ons op samenwerken, samenspelen, elkaar helpen, elkaar respecteren en waarderen, rekening houden met elkaar, elkaar positief benaderen, vertrouwen in elkaar, zelfvertrouwen, goede werkhouding, hoe om te gaan met ruzies en andere conflictsituaties, aandacht voor burgerschap en integratie, aandacht voor normen en waarden, zorg voor de school en haar omgeving. - Bij de motorische ontwikkeling richten we ons op de ontwikkeling van de fijne en grove motoriek. De verschillende activiteiten zijn gericht op het stimuleren van het motorisch vaardig zijn of worden. Hierbij denken we aan vouwen, prikken, borduren, plakken, knippen, scheuren, pengreep, voorbereidende) schrijfoefeningen, rijgen, e.d.. Bij de grove motoriek gaat het om grote lichamelijke bewegingen. Voorbeelden van de grove motoriek zijn klauteren, klimmen, werpen en vangen, hinkelen en huppelen, kruipen, balanceren, rollen, springen, e.d. De grove motorische ontwikkeling krijgt veel aandacht tijdens de lessen bewegingsonderwijs en dans. De bewegingsactiviteiten hebben betrekking op de lichaamsoriëntatie, ruimtelijke oriëntatie, tijdsoriëntatie en grove en fijne motoriek. Bevorderen van zelfvertrouwen bij de kinderen We hebben een doorgaande lijn uitgestippeld van groep 2 naar groep 8 betreffende de zelfstandige leerhouding van de kinderen. Van kleine taken die een leerling zelfstandig moet verwerken tot dagen weektaken. Op deze wijze laten we de kinderen zelf verantwoordelijk zijn voor de planning en de verzorging van het werk, laten we ze werken in hun eigen tempo en laten we ze de volgorde van hun opdrachten bepalen. In de dag- en weektaak wordt gewerkt met basisstof en keuzewerk. Basisstof is de leerstof van de methoden, die zelfstandig verwerkt kan worden, eventueel na een instructie. Daarnaast is er andere 'verplicht aan te bieden' stof. De basisstof kan verschillen per leerling. Keuzewerk is extra werk en veelal verdieping en/of verrijking. Het bevorderen van de zelfstandige leerhouding bij onze leerlingen zorgt er voor dat kinderen iets over zichzelf leren. Leren wat ze leuk en minder leuk vinden, waar ze goed in zijn, welke leerstrategie bij hem/haar past. Ze leren varen op eigen inzicht en krijgen daardoor vertrouwen in het eigen kunnen. Allemaal belangrijke zaken om, voor zichzelf, gefundeerde beslissingen te kunnen nemen en om later in de maatschappij goed te kunnen functioneren. Op deze wijze hebben we de pijler 'zelfredzaamheid' van onze visie ontwikkeld en vorm gegeven. Bevorderen van samenwerking Wij vinden leren van en aan elkaar belangrijk. Onder het ‘van elkaar leren’ verstaan we meer het onbewust leren. Dit doet een ieder in allerlei situaties, dus ook op school. Onder het ‘aan elkaar 19 leren’ verstaan we het bewust leren. Je krijgt dus iets aangereikt waar over nagedacht is door de persoon die een ander iets wil leren. Volwassenen kunnen aan kinderen iets leren, doch zij kunnen ook van kinderen leren. Maar kinderen en volwassenen onderling kunnen eveneens van en aan elkaar leren. Samenwerking is hierbij van grote betekenis. Vandaar dat we dit onderwerp opgenomen hebben binnen ons onderwijs. We zijn binnen ons onderwijs steeds weer op zoek naar vormen en mogelijkheden, zowel op leerlingals op leerkrachtniveau, zodat wij onze visie hierop realiseren. Het doel van samenwerkend leren is het aanleren en versterken van samenwerkingsvaardigheden van leerlingen en het actief betrekken van leerlingen bij de lesstof. In iedere groep wordt een aantal momenten gepland waarop leerlingen met elkaar samenwerken. Bevorderen van betekenisvol onderwijs De kunst van goed onderwijs aan de kinderen is een combinatie van onderwijs dat bepaald wordt door de leerkracht (zinvol onderwijs) en datgene waar kinderen belangstelling voor hebben vanuit hun belevingswereld (betekenisvol onderwijs). Zinvol onderwijs heeft te maken met langere termijn denken: wat hebben kinderen nodig voor hun verdere ontwikkeling (de volgende klas, het voortgezet onderwijs, het leven als volwassenen). Dit wordt niet alleen bepaald door de leerkracht maar eveneens door wat de school belangrijk vindt en wat de maatschappij wil (o.a. de kerndoelen). Betekenisvol onderwijs wordt bepaald door wat er in de hoofden van de kinderen plaatsvindt. Alles waar ze nieuwsgierig naar zijn, wat hen boeit, waar ze emotioneel door geraakt worden, waar ze meer van willen weten. Betekenisvolheid leidt tot intrinsieke motivatie. De kinderen zijn intrinsiek gemotiveerd als zij actief betrokken zijn bij de activiteit. Betekenisvolheid heeft ook te maken met de ontwikkelingsfase waarin het kind verkeert, met culturele achtergrond, met geslacht, enzovoort. Op onze school streven we er naar om zinvol en betekenisvol onderwijs met elkaar te verbinden. De leerkrachten zorgen ervoor dat datgene wat kinderen moeten leren voor later, hier en nu betekenis voor ze heeft of krijgt. Drie zaken zijn hierbij van groot belang: 1 - een goed voorbereide leeromgeving met voldoende uitdaging voor de leerlingen; 2 - uitnodigende activiteiten binnen die omgeving; 3 - keuzemogelijkheden voor de leerlingen om in die context aan de slag te gaan met activiteiten die het meest betekenisvol voor hen zijn. De kerndoelen Sinds 1998 kunnen we ons onderwijsprogramma toetsen aan de kerndoelen. Vanaf 1 augustus 2006 zijn de kerndoelen opnieuw geformuleerd en vastgesteld. Kerndoelen zijn streefdoelen, zij geven aan wat iedere school in ieder geval nastreeft bij de leerlingen. Bij elke vernieuwing of verandering in het onderwijsprogramma worden de kerndoelen samen met onze visie als uitgangspunt genomen. Bij de keuze voor een nieuwe methode laten we ons leiden door wat methodemakers zeggen over de aanwezigheid van de kerndoelen in de methode. Ook de leergebiedoverstijgende kerndoelen (zijn gericht op het ontwikkelen of bevorderen van algemene vaardigheden) hebben een plek binnen ons onderwijs. Ze zijn voor een groot deel 20 opgenomen in onze onderwijskundige doelen en worden aangeleerd en toegepast tijdens de dagelijkse schoolpraktijk. Werkhouding – de leerlingen hebben belangstelling voor de wereld om hen heen en zijn gemotiveerd deze te onderzoeken. Werken volgens plan – de leerlingen kunnen een plan opstellen en ernaar handelen. Gebruik van uiteenlopende strategieën – de leerlingen kunnen bij leeractiviteiten uiteenlopende strategieën en vaardigheden gebruiken. Zelfbeeld – de leerlingen leren met hun eigen mogelijkheden en grenzen omgaan. Sociaal gedrag – de leerlingen leveren een positieve bijdrage in een groep. Nieuwe media – de leerlingen maken verantwoord en doelbewust gebruik van communicatiemogelijkheden waaronder nieuwe media (zie ook hoofdstuk 3.6 ICT). Het levensbeschouwelijke onderwijs Onze school is een katholieke school. De waarden en normen vanuit de katholieke levensbeschouwing zijn leidraad bij het handelen. In de school wordt tijdens de lessen godsdienst/ levensbeschouwing aandacht aan de Bijbelverhalen besteed. Met behulp van de methode ‘Hemel en Aarde’ worden op het niveau van het kind tal van levensbeschouwelijke thema’s behandeld. Hierbij wordt de verbinding gezocht met de belevingswereld van de kinderen. Daarnaast vindt kennismaking plaats met andere religies. Op de Bosbouwers worden de katholieke feestdagen actief gevierd. We werken op onze school met een commissie levensbeschouwing; bestaande uit ouders en teamleden. De school is tevens met ouders vertegenwoordigd in de werkgroep ‘levensbeschouwing en identiteit’. In deze werkgroep zijn alle scholen van de stichting vertegenwoordigd. Om ouders in de gelegenheid te stellen in te spelen op de inhoud van onze godsdienstlessen, wordt 6 maal per jaar in de Bosbode uitleg gegeven over de projecten die aan de orde komen in de groepen. Het team wordt op het gebied van de godsdienst/levensbeschouwing begeleid door een deskundige van de Stichting Arkade-Cilon. Deze stichting biedt tal van begeleidingsmogelijkheden aan en het team kan zelf bepalen waaruit de begeleiding bestaat. Met de methode ‘Goed gedaan’ leren/vergroten de kinderen hun sociale vaardigheden. Dit is nu een 'vak' op school geworden. De redenen hiervoor zijn: Kinderen groeien op in een wereld die veel drukker, 'groter' en ingewikkelder is dan vroeger. Kinderen moeten daardoor veel meer kunnen, begrijpen en kiezen dan vroeger. Kinderen zien meer verschillende voorbeelden dan vroeger. Kinderen hebben meer opvoeders dan vroeger, die vaak verschillend denken. Kinderen kunnen hierdoor in de war raken. Hoe hoort het nu? Wat is goed? Wat is slim? Een duidelijke uitleg en veilige oefening op school geven dan houvast aan kinderen. Deze methode kent 16 lessen per jaar. Gemiddeld staat een les twee weken centraal. Dezelfde onderwerpen worden in groep 1 t/m 8 behandeld. Voorbeelden en leerpunten zijn steeds afgestemd op de leeftijd. Alle groepen zijn tegelijkertijd bezig met hetzelfde onderwerp. Alle kinderen leren in de les dezelfde woorden en termen voor sociaal gedrag en oefenen dezelfde sociale vaardigheden. De verbinding school-thuis speelt bij het leren van sociale vaardigheden een zeer belangrijke rol. Vandaar dat wij ouders in de Bosbode uitgebreid informeren, zodat zij weten wat hun kind hierover leert op onze school. De methode ‘Goed gedaan’ maken we voor iedereen zichtbaar door het “Puntje van de week” duidelijk herkenbaar (de witte uitroeptekens) in ons gebouw op te hangen. Tevens zijn de gedragsregels gevisualiseerd in de Regelboom. De diverse afspraken zijn daarin samengevat. Deze afspraken gelden uiteraard zowel in de klas als tijdens het overblijven en voor en na schooltijd en in en om het schoolgebouw. 21 Aan ‘Levensbeschouwing’ wordt gemiddeld 45 minuten per week aandacht besteed. In het kader van deze lessen wordt ook ‘geven voor een goed doel’ geplaatst. Elk schooljaar levert de school een bijdrage aan een instelling die zich richt op de mensen in onze samenleving die een extra geldelijke bijdrage goed kunnen gebruiken. Daarnaast wordt tweemaal per jaar voor onder- en bovenbouw een viering in het kerkelijk centrum ‘De Ark’ gehouden. Deze vieringen kunnen in het teken staan van de christelijke feesten (Kerstmis en Pasen), maar eveneens maken we vieringen rondom een thema. Ook de aula van de school gebruiken we als ruimte voor onze gezamenlijke vieringen. De basisvakken Activiteiten in de onderbouw (groepen 1 en 2) De kleutergroepen zijn heterogeen samengesteld, d.w.z. dat de 4, 5 en 6 jarigen bij elkaar in een groep zitten. Deze samenstelling is bewust gekozen. Bij de basisontwikkeling past het om met heterogene groepen te werken. Er is een breder aanbod in een heterogene groep en het kind pakt datgene op wat bij zijn/haar niveau past. Juist in een leeftijdsfase waarin kinderen hiervoor heel gevoelig zijn, krijgen de kinderen de kans om van en met elkaar te leren. Soms werkt de kleutergroep als groep, bijvoorbeeld in de kring of bij het buitenspelen en dansen, andere keren wordt de groep gesplitst om zo meer tegemoet te komen aan de individuele wensen van de kinderen (bijv. werken met een kleine kring). De leerkrachten van groep 1-2 streven naar betekenisvol onderwijs, waarbij de volgende kernactiviteiten centraal staan: spelactiviteiten; constructieve en beeldende activiteiten; gespreksactiviteiten; taal- en schrijfactiviteiten; reken-wiskundeactiviteiten. Ze zijn verbonden aan thema’s en inhouden. Bij de samenstelling hiervan wordt gebruik gemaakt van de ontwikkelings- en leerlijnen leerjaar 1 en 2. Bij het geven van de inhoud aan de thema's laten de leerkrachten zich leiden door de methode 'Onderbouwd'. Deze methode gaat uit van opbrengstgericht en handelingsgericht leren. Het speels, bewust en doelgericht stimuleren van de ontwikkeling van kinderen vormt de basis van Onderbouwd. Een goed doordacht leeraanbod zorgt voor de nodige prikkels, die een belangrijke voorwaarde vormen voor het leren. Het leerdoel wordt kenbaar gemaakt met de verschillende handpoppen, de verwerking vindt plaats met de verschillende ontwikkelingsmaterialen. Door middel van spel kan een kind de beoogde leerdoelen behalen. Het aanbod is afgestemd op de verschillende ontwikkelingsfases van de kleuters. Het denken vanuit doelen, die passen bij de leeftijd van het kind en het gericht stimuleren daarvan zorgt voor betere leerresultaten. Onderbouwd richt zich op de volgende gebieden: taal, rekenen en motoriek. De controlemomenten zorgen voor goed zicht op de resultaten van het leeraanbod bij de leerlingen. Nederlandse taal Het onderwijs in de Nederlandse taal is erop gericht dat de leerlingen: 22 * vaardigheden ontwikkelen waarmee ze deze taal doelmatig gebruiken in situaties die zich in het dagelijks leven voordoen; * kennis en inzicht verwerven omtrent betekenis, gebruik en vorm van taal; * plezier hebben of houden in het gebruiken en beschouwen van taal. Er wordt gewerkt aan de mondelinge taalvaardigheid, de leesvaardigheid, de schrijfvaardigheid (het opschrijven van gedachten) en de taalbeschouwing. De school werkt met de taalmethode: 'Taalactief derde versie'. Voor aanvankelijk lezen wordt gebruik gemaakt van de methode ‘Veilig Leren Lezen’. Voor voortgezet technisch lezen gebruiken we t/m midden groep 7 de methode 'Estafette'. De methode voor begrijpend en studerend lezen is ‘Goed Gelezen nieuwste versie’. 'Pennenstreken' is de schrijfmethode, die gebruikt wordt in de groepen 3 t/m 6. De groepen 7 en 8 hebben opdrachten van deze methode verwerkt in de weektaak. Aan het leergebied taal wordt gemiddeld 9 uur per week gewerkt. Taal is in onze ogen het belangrijkste vakgebied. Leren staat of valt met een goede taalontwikkeling, Bij het rekenonderwijs, wereldoriënterende vakgebieden, het gebruik van ICT is taal eveneens belangrijk. Dit vakgebied neemt dan ook een groot gedeelte van ons lesrooster in beslag. Engelse taal Het aanbieden van de Engelse taal in de groepen 7 en 8 is erop gericht kinderen al vroeg vertrouwd te maken met een vreemde taal. Ook wordt zo aandacht besteed aan de functie van Engels als belangrijke internationale taal. Ze leggen de basis voor spreken en lezen, uitgaand van alledaagse situaties. Leerlingen moeten daartoe een begin maken met de verwerving van woordenschat, inzicht krijgen in zinsbouw en de betekenis van woorden kunnen achterhalen. In de groepen 7 en 8 wordt de methode 'Take it easy' gebruikt. Aan het leergebied Engelse taal wordt gemiddeld 45 minuten per week gewerkt. Rekenen en Wiskunde Het onderwijs in rekenen/wiskunde is erop gericht dat de leerlingen - verbindingen kunnen leggen tussen het onderwijs in rekenen/wiskunde en hun dagelijkse leefwereld; basisvaardigheden verwerven, eenvoudige wiskundetaal begrijpen en toepassen in praktische situaties; reflecteren op eigen wiskundige activiteiten en resultaten daarvan op juistheid controleren; eenvoudige verbanden, regels, patronen en structuren opsporen; onderzoeks- en redeneerstrategieën in eigen woorden kunnen beschrijven en gebruiken. Er wordt gewerkt aan het aanleren van basisvaardigheden (tellen, terugtellen, schatten, werken met de rekenmachine e.d.), cijferen, verhoudingen en procenten, breuken en decimale breuken, meten en meetkunde. We werken met de methode “Alles Telt”. Aan het leergebied Rekenen en Wiskunde wordt gemiddeld 5,5 uur per week gewerkt. 23 De wereld oriënterende vakken In de groepen 1 en 2 werken we met thema’s. Daarbinnen krijgen o.a. schooltelevisieprogramma’s een plaats. Ook de groepen 3 en 4 werken niet met behulp van een methode. Zij maken eveneens gebruik van schooltelevisieprogramma’s, naslagmaterialen zoals een handleiding van een methode, van belangrijke informatie uit de omgeving van de kinderen en van belangrijk wereldnieuws. Aardrijkskunde Bij aardrijkskunde oriënteren de leerlingen zich op de wereld om hen heen, dichtbij en veraf. Ze ondervinden dat mensen overal hun omgeving hebben ingericht met bijvoorbeeld huizen, akkers, weilanden, fabrieken, kantoren e.d. Tevens dat die inrichtingselementen op een bepaalde manier verspreid zijn. Ze merken dat er sprake is van zowel verschillen als overeenkomsten met hun eigen omgeving. Ze leren dat de ruimtelijke inrichting en spreiding op verschillende niveaus plaatsvindt (Nederland, Europa, Wereld). Er wordt gewerkt aan een geografisch perspectief, aan ruimtelijke inrichting en aan topografie en kaartbeeld. In de groepen 5 t/m 8 wordt gewerkt met de methode 'Hier en Daar tweede versie'. Aan het leergebied Aardrijkskunde wordt gemiddeld 1 uur per week gewerkt. Geschiedenis Bij geschiedenis oriënteren de leerlingen zich op het verleden in relatie tot het heden. De hedendaagse situatie waarin leerlingen leven, is het resultaat van verschijnselen, gebeurtenissen, ontwikkelingen en personen in het verleden. Om meer van dat heden te begrijpen, verdiepen de leerlingen zich in bepaalde aspecten van het verleden, hetgeen leidt tot kennis van en inzicht in zowel algemene als specifieke historische verschijnselen. Er wordt gewerkt aan het historisch besef, aan historische gebeurtenissen, verschijnselen, ontwikkelingen en personen. In de groepen 5 t/m 8 wordt de methode 'Speurtocht' gebruikt. Aan het leergebied Geschiedenis wordt gemiddeld 1 uur per week gewerkt. Samenleving Leerlingen krijgen belangstelling voor een aantal belangrijke aspecten in de samenleving en vergroten hun kennis daarover. Dit kan bijdragen tot de vorming van kritische personen van wie respectvol en maatschappelijk verantwoord gedrag kan worden gevraagd. Ook worden kinderen uitgedaagd om na te denken over hun rol als burger in de Nederlandse samenleving (burgerschapsvorming). Er wordt verteld over onderwerpen als beroepen, arbeid, discriminatie, emancipatie, geestelijke stromingen en inrichting van de staat. Voor dit leergebied wordt geen methode gebruikt. Deze onderwerpen komen voor in andere methodes (aardrijkskunde, geschiedenis), in kringgesprekken, schoolprojecten, godsdienst/ levensbeschouwing e.d.. Techniek Techniek gaat over dingen die mensen gemaakt hebben en nog steeds maken, zoals hulpmiddelen om in leven te blijven en om het bestaan te vergemakkelijken en te verrijken. Onze school richt zich op elementaire inzichten en vaardigheden op het gebied van constructies, transport, communicatie en productie. Onderwijs in techniek heeft in zijn uitwerking het karakter van een combinatie van doen en denken. Qua inhoud en werkwijze heeft het gebied een speciale relatie met natuuronderwijs en tekenen/ handvaardigheid. Voor dit vakgebied maken we naast de aandacht in andere vak- en 24 vormingsgebieden, gebruik van de 'techniektorens' en de methode 'Natuniek'. Milieu Met onderwijs over het milieu stimuleren we de zorg van kinderen voor hun omgeving. Gevoelens over het milieu ontwikkelen kinderen in direct contact met anderen en de natuur. Daarnaast moeten kinderen besef hebben van het principe van rechtvaardigheid: het eerlijk delen. Kinderen leren uiteenlopende perspectieven en belangen onderscheiden. Ze leren een standpunt in te nemen, gebaseerd op waarden en normen. Daardoor zijn ze in staat bewuste keuzes te maken in de natuur- en milieuvraagstukken waarmee ze worden geconfronteerd. Qua inhoud en werkwijze heeft het gebied een speciale relatie met natuuronderwijs, aardrijkskunde en geschiedenis. Zo is het ook incidenteel in het onderwijsprogramma terug te vinden. We sluiten aan bij de actualiteit, denk hierbij aan een milieuramp. Met Jeugdjournaal en gesprekken in de groep informeren wij de leerlingen over deze nieuwsfeiten. Gezond en redzaam gedrag Onderwijs in bevordering van gezond en redzaam gedrag is erop gericht dat de leerlingen kennis, inzicht en vaardigheden verwerven t.a.v. een gezond en redzaam gedragspatroon dat past bij henzelf en bij de omgeving waarin ze opgroeien. In dit leergebied gaat het over: - behoud en bevordering van de eigen gezondheid - opkomen voor jezelf en rekening houden met anderen - vaardigheden bij het kopen van producten en bij het gebruiken van diensten - verkeersregels en verkeersborden en het toepassen van kennis hieromtrent in de praktijk - het veilig deelnemen aan het verkeer. Voor de eerste drie onderwerpen zijn geen speciale methodes in gebruik. Aan deze gebieden wordt aandacht geschonken tijdens de wereldoriënterende vakken, natuuronderwijs, sociaal-emotionele vorming en in gesprekken over gezondheidseducatie e.d.. Voor verkeer werken we in de groepen 3 t/m 7 met de methode 'Wijzer door het verkeer' en wordt in groep 7 het theoretisch en praktisch verkeersexamen afgenomen. In groep 8 wordt de cursus Jeugd EHBO-A aangeboden. Aan bevordering van gezond en redzaam gedrag en het aanleren van vaardigheden die nodig zijn in het verkeer wordt gemiddeld 45 minuten per week gewerkt. Natuuronderwijs Bij natuuronderwijs gaat het om de confrontatie met de levende en niet-levende natuur. Dat betekent dat kinderen ervaringen opdoen met organismen, materialen, voorwerpen en verschijnselen. Natuuronderwijs is zoveel mogelijk zo ingericht dat kinderen de ruimte krijgen ontdekkend bezig te zijn. Er wordt gewerkt aan de volgende onderwerpen: mensen, planten en dieren, materialen en verschijnselen. Groep 6 werkt in de periode april tot en met juni/juli in de schooltuin. In de groepen 5 t/m 8 wordt de methode 'Natuniek' gebruikt. Aan het leergebied Natuuronderwijs wordt gemiddeld 1 uur per week gewerkt. Actief burgerschap en sociale integratie 25 We zien het als een taak van de school kinderen te begeleiden tot evenwichtige, fatsoenlijke, democratische, participerende, coöperatieve en algemeen ontwikkelde burgers van de Nederlandse samenleving. Wij doen dit door aandacht te besteden aan de sociale vaardigheden bij leerlingen, de basiswaarden en aan beleefdheid en omgangsregels in de omgang met elkaar. Maar ook door maatschappelijke thema’s te behandelen, kennis te delen over andere opvattingen en overtuigingen (religies) en culturele bagage mee te geven. Voor dit vormingsgebied gebruiken we geen aparte methode, maar het is verwerkt in ons totale onderwijsaanbod (o.a. Hemel en aarde en Goed gedaan). De muzisch - expressieve vakken (kunstzinnige oriëntatie) Bij kunstzinnige oriëntatie komen de volgende expressieactiviteiten aan de orde: tekenen, handvaardigheid, muziek, spel/bevordering van het taalgebruik en beweging. Tekenen en handvaardigheid Kinderen maken hier kennis met verschillende mogelijkheden om zich in beelden uit te drukken. Daarnaast leren ze beeldende uitingen van anderen begrijpen en leren ze genieten van beeldende producten. Het gaat dan om vormgeven (werkstukken maken, leren omgaan met kleur, vorm, ruimte en compositie, maar ook met gereedschappen) en beschouwen (leren kijken naar wat je zelf hebt gemaakt of een ander heeft gemaakt). Muziek In de maatschappij klinkt veel muziek: uit de eigen (jeugd-)cultuur, uit niet-westerse culturen, oude en hedendaagse muziek, ontspanningsmuziek e.d. Muziek doet iets met kinderen: ze komen in een bepaalde sfeer, ze bewegen erbij en ze genieten ervan. Kinderen doen ook iets met muziek: ze zingen liedjes en spelen op instrumenten. Muziek op school is erop gericht dat de leerlingen hun aanwezige muzikale mogelijkheden ontdekken en verder ontwikkelen door het verwerven van voldoende kennis, inzicht en vaardigheden, zodat ze deel kunnen nemen aan de huidige muziekcultuur in Nederland. Het gaat dan om muziek maken en muziek beluisteren. Spel en bevordering van het taalgebruik (drama) De leerlingen leren de expressieve en communicatieve mogelijkheden van stem, taal, houding, beweging en mimiek kennen en toepassen. In spel verbeelden ze gevoelens, ideeën, gebeurtenissen en personages, en verwerven ze vaardigheden als speler van rollen. Ze leren daarbij te reflecteren op hun eigen spel en dat van anderen. Dans Hier maken de leerlingen kennis met de betekenis en beleving van beweging, in hun eigen cultuur en enkele andere culturen. In alle groepen worden voor deze expressievakken tal van bronnenboeken gebruikt. De methode 'Moet je doen' is de handleiding bij de onderdelen muziek, drama en dans. Daarnaast nemen we deel aan het project ‘Kunstmenu’. Dit project wordt gesubsidieerd door de gemeente Haarlemmermeer en zorgt ervoor dat de kinderen kennis maken met de diverse aspecten van kunst. 26 Het bewegingsonderwijs Bewegingen is belangrijk voor de totale ontwikkeling van een persoon. Naast de lichamelijke ontwikkeling zorgt het ook voor geestelijke ontwikkeling. Lichamelijke opvoeding is erop gericht dat de leerlingen kennis, inzicht en vaardigheden verwerven die nodig zijn om op verantwoorde manier deel te nemen aan de bewegingscultuur. Het gaat daarbij om een breed aanbod van bewegings- en spelactiviteiten. Het plezier beleven aan het deelnemen aan verschillende bewegingssituaties staat centraal. De volgende onderdelen komen aan bod: gymnastiek, atletiek (indien mogelijk), spel en bewegen op muziek. In de groepen 3 t/m 8 worden de gymlessen (spel en toestellen) twee keer per week door een vakleerkracht bewegingsonderwijs gegeven. De leerkrachten van de groepen 1/2 verzorgen zelf hun bewegingsonderwijs. Zij hebben een doorgaande lijn opgezet aan de hand van de leerlijnen bewegingsonderwijs voor kleuters. Aan het leergebied Lichamelijke Opvoeding wordt gemiddeld 1,5 uur per week gewerkt. 3.3 De onderwijsorganisatie De groepen 1-2 zijn heterogeen samengesteld (4-5-6 jarigen zitten bij elkaar in de groep). Vanaf groep 3 werken we volgens het leerstofjaarklassensysteem (leerlingen van dezelfde leeftijd zitten bij elkaar in de groep), waarbij differentiatie plaatsvindt naar capaciteit, tempo en belangstelling. Zowel de ochtend als de middag begint met een inloopmoment. De kinderen mogen dan naar binnen en kunnen daarbij begeleid worden door hun vader en/of moeder. Tijdens deze inloop bestaat de mogelijkheid om korte boodschappen aan de leerkracht door te geven. De groepen 1-2 De groepen 1-2 werken volgens een bepaald schema, gevisualiseerd voor de kinderen door de dagritmekaarten. De ochtend wordt gestart met een kring. In de kring vinden allerlei ontwikkelingsactiviteiten plaats op het gebied van taal, rekenen, expressie, wereldoriëntatie, motoriek en sociaal-emotioneel gebied. Twee keer per week wordt er gestart met ‘inloop’. Verschillende activiteiten staan voor de leerlingen klaar. De leerlingen kunnen deze activiteiten kort met hun ouders uitvoeren. Denk hierbij aan puzzels, ontwikkelingsspelen, voorlezen van een boekje, etc. Na de inloop wordt de dag gestart in de kring. Na de kring volgt het moment van spelend leren. Dit kan het buitenspelen of het werken met het keuzebord (spel- en werkopdrachten) zijn. Tijdens het werken met het keuzebord vindt het zelfstandig werken plaats. De werktijd wordt eventueel gevisualiseerd met een klok. De kinderen wordt geleerd op welke wijze ze zelf tijdens dit moment problemen op kunnen lossen. De leerkracht kan tijdens het zelfstandig werken extra aandacht geven aan kinderen. Zij kan werken in een kleine kring of met een individuele leerling om extra instructie te geven, extra te begeleiden, voorinstructie, verdieping, etc.. Ook werken de oudsten tijdens dit moment aan hun speelwerktaak. Dit is een formulier waarop een twee- tot drietal opdrachten staat, waaraan de kinderen zelfstandig, gedurende de week mogen werken. Op deze wijze bevorderen we de zelfstandige leerhouding van de kinderen en leren we ze plannen e.d.. 27 Tijdens het buitenspelen staan het bewegen en de sociale omgang centraal. De motoriek wordt geoefend door het spelen in de zandbak, op de speeltoestellen en met de fietsen en karren. Kinderen leren op hun beurt wachten, samen spelen en werken en ruzietjes op te lossen. Ze doen ervaringen op, allerlei begrippen komen spontaan aan bod zoals diepe kuil, grote taart, hoog schommelen, ver weg of dichtbij zijn, etc.. Het tussendoortje, voor de kinderen een rustmoment in de ochtend, wordt in de kring gedaan. De leerkracht kan dan voorlezen of een verhaal vertellen. Tevens is dit moment voor een groep de wisseling tussen het buitenspel en werken met het keuzebord. De ochtend wordt altijd afgesloten in de kring. Tijdens deze kring kan de ochtend geëvalueerd worden en alvast over het middagprogramma worden gesproken. In de middag staat er een speel/werkmoment en een buitenspelmoment op het rooster Ook de middag wordt beëindigd in de kring. De groepen 1-2 werken met thema's. Het zijn thema's uit de methode Onderbouwd en thema's die door de leerkrachten zelf bedacht worden, waarbij uitgegaan wordt van de belevingswereld van de kinderen (betekenisvol onderwijs). De leerkrachten bereiden het thema met elkaar voor, spreken af welke activiteiten voor woordenschat, begrippen, waarnemen, ordenen, sociaal-emotionele ontwikkeling, taal-, reken- en motorische vaardigheden gedaan worden, welke doelen behaald willen worden en op welke wijze deze bereikt worden. Vanzelfsprekend heeft iedere leerkracht de ruimte om een en ander naar eigen inzicht, vaardigheid en creativiteit vorm te geven. Gedurende een week vinden er minimaal twee gerichte bewegingsmomenten plaats in de speelzaal. Hierbij gaat het vooral om lichamelijke en motorische ontwikkeling van het kind en wordt er geklauterd, met ballen gespeeld, gegooid en gevangen, gedanst, gesprongen, etc.. Voor deze lessen is er door de leerkrachten een aanbod met doorgaande lijn samengesteld uit divers naslagmateriaal. De groepen 3 t/m 8 Er wordt gewerkt volgens een dagrooster, waarbij in de ochtend vooral de instrumenteel-cursorische vakken aan bod komen. De wereld oriënterende en muzisch creatieve vakgebieden vinden vooral in de middag plaats. - Het bewegingsonderwijs wordt zowel in de ochtend als in de middag gegeven. Voor deze lessen maken we gebruik van de sportzaal op het scholeneiland en bij mooi weer van het grasveld. - Het dagrooster is niet iedere dag hetzelfde, ook niet iedere week en er wordt door de leerkracht flexibel mee omgegaan. Het kan namelijk wel eens voorkomen dat een bepaalde gebeurtenis de aandacht vraagt van de groep zodat afgeweken wordt van het rooster. Omdat niet ieder kind op dezelfde manier leert, in hetzelfde tempo en met dezelfde capaciteit wordt de instructie op verschillende manieren verzorgd. De leerkracht stemt de instructie af op de verschillen die er zijn. Het ene kind heeft behoefte aan meer instructie, terwijl het andere kind met minder toe kan. De leerkrachten passen instructie vooraf, (kleine) groepsinstructie, individuele instructie, verlengde (extra) instructie toe, al dan niet met behulp van een instructietafel. De minimum inhoud van de leerstof wordt vooral bepaald door de methoden die wij gebruiken. Daarnaast heeft de leerkracht de ruimte om naar eigen inzicht de leerstof te verbreden of aan te passen (denk hierbij aan actualiteiten, behoefte van de groep en eigen voorkeur). Een vereiste hierbij 28 is wel dat deze kerndoelend dekkend blijft. Ook de kinderen kunnen naast het minimumprogramma een inbreng hebben betreffende de leerstof. Zo zijn er verplichte en keuze opdrachten. Een belangrijk aspect binnen de werkwijze in de groepen 3 t/m 8 is het werken met dag- en weektaken (zelfstandig werken). Hiermee wordt in groep 2 al een begin gemaakt door het werken met de speelwerktaak. Vanaf groep 3 wordt dit de dagtaak genoemd. Deze wordt in groep 6 uitgebreid naar een twee-dagentaak en in groep 8 wordt gewerkt met een weektaak. Het principe van werken met de dag- en weektaak is dat er, verspreid over een week, in de ochtend momenten zijn dat de kinderen zelfstandig aan het werk zijn en leren we ze een zelfstandige leerhouding aan. De kinderen werken in hun eigen tempo, bepalen zelf de volgorde van het werk, letten op de momenten dat er instructie wordt gegeven, zorgen er voor dat ze met de verplichte opdrachten tijdig klaar zijn en werken ook aan keuzeopdrachten. In de dag- en weektaak wordt gewerkt met basisstof en keuzewerk. Basisstof is de leerstof van de methoden, die zelfstandig verwerkt kan worden, eventueel na een instructie. Daarnaast is er andere 'verplicht aan te bieden' stof. De basisstof kan verschillen per leerling. Keuzewerk is extra werk en veelal verdieping en/of verrijking. Tijdens de momenten van zelfstandig werken, heeft de leerkracht tijd om kinderen extra te helpen. Op deze momenten is er dan sprake van 'uitgestelde aandacht' door de leerkracht. Kinderen kunnen even niet bij de leerkracht komen en leren de eventuele problemen zelf op te lossen. Ze kunnen bijvoorbeeld de hulp van een groepsgenoot inroepen of de opdracht even overslaan. Tijdens het werken met uitgestelde aandacht wordt gebruik gemaakt van een duidelijk symbool ( een klok) en zorgt de leerkracht tussentijds voor korte hulpmomenten. Om van en aan elkaar te kunnen leren, moet je kunnen samenwerken. De kinderen ervaren dat ze samen aan iets kunnen werken, samen iets kunnen (op)bouwen, samen iets kunnen maken en samen zorgen dat iets lukt. Het is dan belangrijk dat alle kinderen actief meedoen. Als een kind niet meedoet of mee mag doen, ervaren de kinderen wat er gebeurt en wat dit betekent, zowel voor het werk als voor het kind. We vinden het belangrijk de kinderen te laten ervaren dat je door samen iets te doen vaak meer bereikt dan door iets alleen te doen en dat je dan van en aan elkaar leert. Soms bewust en soms onbewust. Er is sprake van een opbouw in werkvormen en in samenwerkingsvaardigheden (van eenvoudig naar complex). De basale samenwerkingsvaardigheden komen aan bod in alle bouwen. De overige vaardigheden hebben we verdeeld over de groepen 1-2 t/m 8. Samenwerken gebeurt ook tussen jongere en oudere kinderen. Zo helpen bijvoorbeeld de kinderen van groep 7 en 8 de leerlingen van groep 2, 3, 4 en 5 bij het leesonderwijs (tutorlezen). Het jongere kind leert van het oudere kind. Maar het oudere kind leert zelf ook. Het leert uitleggen, geduld te hebben, inzicht krijgen in de materie, enz.. Vormen van samenwerken zie je op onze school in alle groepen, vanzelfsprekend op het niveau van de kinderen. Het hoort bij onze dagelijkse schoolpraktijk. 29 3.4 Handelingsgericht werken Op onze school werken we volgens de principes van Handelingsgericht Werken (HGW). Bij HGW staan de onderwijsbehoeften van leerlingen centraal. Vroeger werd er ondersteuning gegeven aan leerlingen die uitvielen. De leerkracht keek terug en daar waar een onvoldoende werd gescoord, werd ‘gerepareerd’. Bij HGW kijkt de leerkracht vooral vooruit: welke cruciale leermomenten in de leerlijn komen de komende periode aan bod en welke leerlingen hebben hierbij extra instructie en begeleiding nodig? Maar ook: welke leerlingen met een ontwikkelingsvoorsprong moeten deze leerstof anders aangeboden krijgen? Ook zij hebben specifieke onderwijsbehoeften. Bij HGW wordt niet zozeer benoemd wat een leerling niet kan, maar aangesloten bij wat hij wel kan. Dat is het vertrekpunt voor de verdere begeleiding richting de leerling. Leerlingen met dezelfde onderwijsbehoefte worden geclusterd en krijgen (groepsgewijs) instructie, die aansluit bij hun onderwijsbehoeften. Bij handelingsgericht werken wordt op een systematische wijze en volgens een bepaalde cyclus gewerkt. De leerkracht werkt met groepsplannen, waarin doelgericht wordt aangegeven hoe in de komende periode met de verschillende onderwijsbehoeften wordt omgegaan. Daarbij stelt de leerkracht allereerst voor zichzelf doelen met betrekking tot de cognitieve resultaten en sociaal-emotionele vaardigheden van de kinderen. Met die doelen in het achterhoofd wordt het onderwijsproces vormgegeven. Daarna gaat de leerkracht naar de opbrengsten van de methodegebonden toetsen, methode-onafhankelijke toetsen en observaties kijken. En controleren of de eerder gestelde doelen behaald zijn. De leerkracht analyseert de nieuwe gegevens. Aan de hand van deze analyse past zij het onderwijsaanbod of de doelen aan. De concrete interventies worden vermeld in de groepsmap. Op deze manier is er dus steeds feedback over de kwaliteit van het onderwijs. 3.5 Leerstofaanbod Vakgebied/ methoden en materialen Nederlandse taal Onderbouwd (taal) Veilig Leren lezen Taal Actief Spelling (Taal Actief) Estafette Nieuwsbegrip Goed gelezen Computerprogramma’s: Bloon, Ambrasoft, Gynzy, Taalactief Schrijven Onderbouwd (motoriek) Pennenstreken Engels Take it easy Rekenen en wiskunde Onderbouwd (rekenen) Gr 1 Gr 2 X X Gr 3 Gr 4 Gr 5 Gr 6 Gr 7 Gr 8 X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X Zie beleidsvoornemens Zie beleidsvoornemens X X X X Bijzonderheden X X 30 Alles Telt Vakgebied/ methoden en materialen Computerprogramma’s: Ambrasoft, Gynzy, Maatwerk Wereldoriëntatie Hier en daar (aardrijkskunde) Speurtocht (geschiedenis) Natuniek (natuur en techniek) Jeugd EHBO Bevorderen van redzaamheid, w.o. gedrag in het verkeer Wijzer in het verkeer Muzisch-expressieve vakken Moet je doen! (muziek en drama) Laat maar zien! (handvaardigheid Bewegingsonderwijs Leerlijn kleuters Basislessen Bewegingsonderwijs, deel 1 en 2 Godsdienstige vorming Hemel en Aarde Burgerschap en sociale integratie Goed Gedaan! Jeugdjournaal/schooltelevisie Gr 1 X X Gr 2 X X Gr 3 X X Gr 4 X X Gr 5 X X Gr 6 X X Gr 7 X X Gr 8 X Zie beleidsvoornemens Bijzonderheden X X X X X X X X X X X X X Zie beleidsvoornemens Zie beleidsvoornemens X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X Zie beleidsvoornemens Zie beleidsvoornemens X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X Zie beleidsvoornemens 3.6 Informatie Communicatie Technologie (ICT) In ons onderwijs speelt ICT een belangrijke rol. Het werken met de computer naast het (methode)boek is voor kinderen aantrekkelijk, afwisselend en werkt stimulerend. De software bij de verschillende methodes zorgt voor individuele verrijking, verdieping of herhaling. Waardoor onderwijs op maat kan worden gerealiseerd. Bij de keuze van een nieuwe methode onderzoeken we of software geïntegreerd is. Verder is internet een goed hulpmiddel om informatie te vinden en om te communiceren met anderen. Het vaardig zijn met de computer is dan ook van groot belang en vanaf groep 1 laten we de kinderen in eigen tempo en op eigen wijze hiermee vertrouwd raken. Het bevordert tevens het zelfstandig werken. Ook voor de leerkrachten is de computer niet meer weg te denken bij het lesgeven en de groepsadministratie. Alle groepen hebben een digitaal schoolbord. Mede door het gebruik van dit hulpmiddel worden de lessen creatiever, aantrekkelijker, informatiever en doelmatiger. De communicatie naar ouders en teamleden onderling gaat steeds meer via de mail. De groepen 1-2 beschikken samen over 8 computers. Vanaf groep 3 heeft ieder groep vier computers bij het lokaal staan. Elk lokaal heeft een digitaal schoolbord met een aparte computer voor de leerkracht. 31 De wijze waarop kinderen met de computers omgaan en deelnemen aan het internetverkeer wordt bewaakt door de school en de ouders. Op schoolniveau zijn daarom afspraken met elkaar gemaakt. Ook maken we gebruik van een filter, zodat we preventief zorgen dat kinderen niet op verkeerde sites kunnen komen. Vanzelfsprekend informeren we de kinderen over de gevaren van internet en proberen we er voor te zorgen dat zij op een goede manier gebruik maken van internet en daarin hun eigen verantwoording leren nemen (weten welke keuzes goed of minder goed zijn voor zichzelf), omdat ze ook thuis en op andere plaatsen het niet beveiligde internet op kunnen gaan. 3.7 Zorgbeleid Leerlingvolgsysteem. Als school streven we naar een ononderbroken ontwikkeling van de kinderen door de leerjaren heen. Hierbij maken we gebruik van allerlei mogelijkheden om een leerling extra te begeleiden, zoals remedial teaching, een speciaal aangepast programma of leerondersteuning. De intern begeleider bewaakt de groeps- en individuele ontwikkeling van de leerlingen door middel van groepsbezoeken, groepsbesprekingen, leerlingbesprekingen en resultatenanalyses. Er is een jaarplanning opgesteld waar bovenstaande activiteiten in opgenomen staan. De intern begeleider maakt twee keer per jaar een resultatenverslag. De resultaten op schoolniveau zijn daar in opgenomen, evenals de schematische weergave van trendanalyses per leerjaar. Het verslag wordt besproken met de directie en het team. De groepsleerkrachten geven in een teamvergadering een toelichting op de behaalde resultaten. Een uitgebreide verklaring wordt besproken in de groepsbespreking. De groepsleerkrachten hebben een gezamenlijke groepsmap waar alle papieren verslagen en informatie in bewaard worden. Alle digitale informatie wordt in Parnassys verwerkt en geregistreerd. Groepsoverdracht. Elk schooljaar worden de leerlingen overgedragen naar de volgende leerkracht. Dit gebeurt aan het einde van het schooljaar door middel van een gesprek en de opgestelde groepsoverzichten. De volgende leerkracht wordt geïnformeerd over de groep als geheel en over de individuele leerlingen. Deze overdracht heeft als doel continuering van de al ingezette leerondersteuning en begeleiding. Ons uitgangspunt is dat alle leerlingen jaarlijks doorgaan naar het volgende leerjaar. Toch kan het voor een leerling beter zijn om een jaar over te doen. Een besluit tot doubleren wordt op basis van het leerlingvolgsysteem genomen. Daarbij wordt ook heel goed gekeken naar de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind. Een kind een leerjaar over te laten doen heeft in onze ogen zin als de inschatting is dat het kind daardoor een hoger eindniveau in groep 8 behaalt. Maar omdat ook andere zaken een grote rol kunnen spelen bij het besluit (is het kind faalangstig, heeft het weinig zelfvertrouwen, is het nog erg jong, is het langdurig ziek geweest, anderstaligheid) is niet alleen het behalen van een hoger eindniveau doorslaggevend. Wij vinden het van belang dat het kind er als ‘totaal mens’ beter van moet worden. Bij de besluitvorming tot doubleren nemen we de mening van de betrokkenen rondom het kind, dus ook die van de ouders, mee. Zie het beleidsplan ‘verlengen op de Bosbouwers’. 32 Een leerjaar overslaan. Bij de beslissing of een kind een groep zal overslaan spelen ook allerlei factoren mee, zoals: - Heeft het kind aansluiting bij de huidige groepsgenoten? - Wordt op alle onderdelen op een hoger niveau gepresteerd? - Is het voor het ‘totale kind’ beter om een leerjaar over te slaan? - Voorzien we dat een leerling gaat onderpresteren? - Kunnen we de leerling in de huidige groep, genoeg aandacht en voldoende uitdaging geven (werken met verschillende niveaus in één groep)? Ook hier zullen we als school aangeven waarom het voor de leerling beter is om een groep over te slaan. Vanzelfsprekend komt de besluitvorming tot stand in goed overleg met de ouders. Overgang van Primair onderwijs naar het voortgezet onderwijs. Voorlichting over de schoolkeuze van de kinderen als ze de basisschool verlaten, gebeurt mondeling en schriftelijk, aan zowel ouders als kinderen. Vanaf groep 6 start de verwijsprocedure. De leerlingen krijgen op grond van hun behaalde resultaten een voorlopig advies voor vervolgonderwijs. Dit advies wordt nog niet gedeeld met de ouders maar maakt deel uit van het leerlingvolgsysteem. Vanaf midden groep 7 krijgen de ouders een voorlopig advies met daarbij twee aandachtspunten die van invloed kunnen zijn bij de definitieve schoolkeuze. Denk hierbij aan zelfstandigheid, werkhouding, specifieke resultaten. De ouders van kinderen in groep 8 krijgen begin groep 8 een advies op grond van het leerlingvolgsysteem, eventueel het zorgarchief en de resultaten van de Cito Entreetoets. Leerkrachten hebben de mogelijkheid om de NIO af te laten nemen om nader te bepalen of een leerling ingedeeld moet worden bij VMBO- praktijk of VMBO-basis. De procedure overgang primair onderwijs - voorgezet onderwijs staat op papier en wordt aan ouders uitgereikt. De voorzieningen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. De school zal zich altijd inzetten voor het belang van het kind. Heeft het kind extra/ individuele begeleiding nodig, voor korte of lange tijd, dan zal de school er naar streven dat te realiseren. Voor alle duidelijkheid: hiermee worden alle kinderen bedoeld, dus kinderen met leerproblemen, gedragsproblemen en meerbegaafden. Wel hebben we te maken met de zorgcapaciteit van de school. De zorgcapaciteit is de kennis en de voorzieningen die kunnen worden ingezet. Eveneens is van belang wat de leerkracht in combinatie met de groep aan kan bieden. Als de school die speciale zorg niet meer kan bieden, zal het kind nader onderzocht worden om zijn specifieke behoeften helder te krijgen. Vervolgens kan er externe hulp worden ingeschakeld op de schoollocatie of zal het kind worden verwezen naar een andere basisschool of naar het speciaal basisonderwijs (zie hiervoor het leerlingenstatuut). De procedure voor verwijzing van kinderen naar het speciaal (basis)onderwijs valt onder de verantwoordelijkheid van het samenwerkingsverband Passend Onderwijs Haarlemmermeer. (zie uitgangspunten Zorgplan Passend Onderwijs Haarlemmermeer en het onderwijsprofiel van de Bosbouwers). Inzet van personeel en materiaal. 33 De school heeft budget om de materiële kosten voor de begeleiding van de zorgkinderen te betalen. Het gaat hier vooral om kopieerkosten en de aanschaf van leermiddelen (orthotheek), software en naslagwerken. Bij zorgvraagstukken wordt er gekeken welke ondersteuning wenselijk is en of deze te realiseren is met de teambezetting. Als hiervoor expertise van buitenaf nodig is, hebben we overleg met schoolmaatschappelijk werk en de GGD (Zorgadviesteam - ZAT) of met de consulent van Onderwijs Advies. Teamscholing vindt plaats op de studiedagen en in clusters gericht op specifieke vakgebieden (spelling, begrijpend lezen, rekenen, ect.). De cursussen en studiemomenten worden verzorgd door nascholingsinstellingen. De scholing is gericht op de professionalisering van de leerkrachten. Ook is het mogelijk om individueel een cursus te volgen gericht op vergroten van de zorgcapaciteit van de school of de individuele leerkracht, denk hierbij aan bijvoorbeeld de Stoptraining, dyslexiecursus, nascholing over autistisch spectrum, etc. De nascholing vergroot het handelingsrepertoire van de leerkracht en vergroot dus de zorgcapaciteit van de school of de groep. De school is beter toegerust om een leerling specifiek te begeleiden. 3.8 Ondersteuningsbeleid Samenwerkingsverband Passend Onderwijs Haarlemmermeer Vanaf 1 augustus 2014 moet elke school Passend Onderwijs bieden. Dit betekent dat iedere school onderwijs moet bieden, dat zo goed mogelijk aansluit bij de mogelijkheden van elke leerling. Er zijn binnen de gemeente Haarlemmermeer 66 scholen verenigd in een samenwerkingsverband. Om passend onderwijs te kunnen realiseren is er soms aanvullende ondersteuning nodig, om het onderwijs zo goed mogelijk aan te laten sluiten bij de ondersteuningsbehoefte van kinderen en de ondersteuningsmogelijkheden van de scholen. De ondersteuningsmogelijkheden kunnen bestaan uit verschillende arrangementen. Deze arrangementen richten zich op de leerkracht, de ouders en de kinderen zelf. We spreken in dit geval over de Kerntriade. Het samenwerkingsverband voor Passend onderwijs Haarlemmermeer, heeft haar onderwijsinhoudelijke koers vastgelegd in het Ondersteuningsplan. Hierin staat beschreven hoe er arrangementen van ondersteuning worden opgesteld en wie daarbij betrokken zijn. Dit kunnen uiteenlopende partijen zijn, omdat de basisgedachte is, dat elke situatie rondom een kind een specifieke aanpak nodig heeft. Het maken van deze ondersteuningsarrangementen gebeurt altijd in nauw overleg en in samenspraak met ouders, school en het kind. Meer informatie treft u aan op de volgende website: www.passendonderwijshaarlemermeer.nl Passend onderwijs De kern van passend onderwijs is het uitbreiden van de kansen op de beste ontwikkeling voor ieder kind. Het gaat om het leveren van maatwerk (een passend onderwijsaanbod). Dit betekent dat een kind, d.m.v. overleg tussen schoolbestuur en ouders, op een school wordt geplaatst waar de mogelijkheden van het kind het meest tot zijn recht kunnen komen. Dat kan zowel binnen het regulier of het speciaal onderwijs zijn, maar tussenvormen zijn ook mogelijk. Ook betekent dit dat het zorgaanbod van school en de jeugdzorg voor kinderen die ondersteuning nodig hebben, goed op elkaar afgestemd moeten zijn. 34 Bovenstaande houdt niet in dat de school ieder kind moet inschrijven. Het is voor reguliere basisscholen een onmogelijke opgave om voor ieder kind een passend zorgarrangement en onderwijsaanbod te realiseren. Wel heeft de school (het schoolbestuur) de plicht om binnen de regio een passende onderwijsplek voor ieder kind te vinden. Sinds 1 augustus 2014 is het wettelijk kader betreffende passend onderwijs voor ieder schoolbestuur van toepassing. Onderwijsprofiel Elke school stelt een onderwijsprofiel op waarin het onderwijs uitgebreid beschreven wordt. In het document staat lesaanbod, leertijd, geboden leerondersteuning, leerresultaten, het pedagogisch en het didactisch handelen vermeld. Het onderwijsprofiel geeft aan welke mogelijkheden er vanuit school zijn om een leerling te begeleiden in zijn/haar ontwikkeling. Het onderwijsprofiel staat gepubliceerd op de website van de school en op de website van Passend Onderwijs Haarlemmermeer. Samenwerking op het scholeneiland In het kader van passend onderwijs werken de drie scholen op het scholeneiland Overbos-Noord goed samen. De samenwerking heeft als doel de kennis betreffende onderwijs, zorg en opvoeding te delen in het belang van de kinderen die op het scholeneiland naar school gaan. We maken gebruik van elkaars expertise. Verder stimuleren de drie scholen het contact met Jeugdzorg-GGD door elke maand voor ouders een inloopspreekuur te realiseren. Daar kunnen ouders met hulpvragen terecht. Op deze wijze menen wij dat we voor kinderen onderwijs, zorg en begeleiding kunnen realiseren, waarbij de betrokken instanties goed met elkaar samenwerken. 3.9 Beleidsvoornemens onderwijskundig beleid Beleidsvoornemens onderwijskundig beleid Implementatie van leerlingvolgsysteem sociaalemotionele ontwikkeling (‘Zien’); Implementatie van leerlingvolgsysteem kleuters Vervanging methode aanvankelijk lezen groep 3 Inzet van Verbeterplan rekenen Verbeterplan Woordenschat (groep 1 t/m 8) Vervanging methode aardrijkskunde Vervanging methode geschiedenis Aanbod aan begaafde leerlingen Expressie, inclusief techniek Cultuuronderwijs Buitenspelen / speelplaatsgebruik ICT: vergroten mediawijsheid bij leerlingen Gebruik social media Aanschaf en inzet van laptops, notebooks of tablets Dagtaak/weektaak. Welke groepen/ welke kinderen? Implementeren opbrengst gericht werken Verbeteren rapportage Implementatie van leerlingvolgsysteem sociaalemotionele ontwikkeling (‘Zien’) 15/16 16/17 : * : X * X : : : : : : X X : X X X : X : * : * X X X X X X 17/18 18/19 : * * * * * * : : : * * * : * * * 35 X = start Aandacht voor milieu en duurzaamheid door o.a. afval scheiden * = bereikt X * : = in ontwikkeling/implementatie We hebben de volgende beleidsvoornemens: Implementatie van leerlingvolgsysteem sociaal-emotionele ontwikkeling (‘Zien’) Met ‘Zien’ brengen we de sociaal emotionele ontwikkeling van de leerlingen in kaart. Het geeft ons een beeld van de groepsdynamiek en de persoonlijke ontwikkeling van de leerlingen. De implementatie is gericht op het twee keer per jaar registreren van observaties in dit instrument en vervolgens de data te gebruiken om wenselijke individuele of groepsgerichte interventies uit te voeren. Implementatie van leerlingvolgsysteem kleuters Om de totale ontwikkeling van kleuters nauwgezet te kunnen volgen zijn er lijsten met deelvaardigheden/competenties opgesteld. Het werken met deze nieuwe lijsten moet leiden tot een eenduidig systeem dat veel informatie geeft aan de leerkracht, zodat zij het lesaanbod kan afstemmen op de ontwikkelingsbehoefte van de leerling. Het geeft naast leerling-specifieke informatie ook informatie over het ontwikkelingsniveau van de groep. Vervanging methode aanvankelijk lezen groep 3. De methode is nu ruim 10 jaar in gebruik en vervanging is wenselijk. Verbeterplan rekenen. Er heeft een onderzoek plaatsgevonden welke factoren belemmerend en stimulerend kunnen werken bij het verbeteren van het rekenonderwijs. Deze aandachtspunten zijn verwerkt in een verbeterplan. Het plan is in april/mei 2015 aan het team gepresenteerd. De aanbevelingen worden schoolbreed uitgevoerd vanaf het schooljaar 2015-2016. Verbeterplan Woordenschat (groep 1 t/m 8). In het schooljaar 2013-2014 is gestart met de afname van Cito Woordenschat vanaf groep 3. De data geeft aan dat de woordenschatontwikkeling bij de leerlingen op een gemiddeld niveau ligt. Wij hebben de ambitie om het niveau te verhogen, omdat een uitgebreide woordenschat een belangrijke basis is voor schoolsucces! Nieuwe kennis kan gekoppeld worden aan al bestaande kennis. Niet alleen bij taal, maar bij alle vakken op school. Middels nascholing, verzorgd door Onderwijs Advies, op 30 januari 2015 en 7 april 2015 is er kennis verworven over de ontwikkeling van de woordenschat bij leerlingen. De opgedane kennis en verkregen aanbevelingen worden door de commissie verwerkt in een beleidsplan. Dit beleidsplan wordt vanaf schooljaar 2015-2016 uitgevoerd in alle groepen. Vervanging methode aardrijkskunde. De methode is nu ruim 10 jaar in gebruik en vervanging is wenselijk. Vervanging methode geschiedenis. De methode is nu ruim 10 jaar in gebruik en vervanging is wenselijk. Aanbod aan begaafde leerlingen. In 2014-2015 is er gestart met het aanbieden van een specifiek lesaanbod aan meer begaafde leerlingen uit de groepen 4 t/m 8. Een beleidstuk is opgesteld. De komende twee jaar zal er halfjaarlijks een evaluatie plaatsvinden in een teamvergadering of bouwoverleg. Doel is borging en bijstellen van het beleid waar nodig. 36 Expressie, inclusief techniek. We willen de verschillende expressievakken op een zo danige wijze gaan aanbieden dat er een structureel aanbod aan diverse technieken en culturele uitingsvormen ontstaat. Denk hierbij aan o.a. dans, drama, muziek, verschillende handvaardigheidstechnieken, technieklessen, etc. Cultuuronderwijs. We willen cultuuronderwijs op een structurele wijze inbedden in ons onderwijs. Dit willen we vorm gaan geven met behulp van Pier K, centrum voor kunst en cultuur in de Haarlemmermeer, de invulling van de cultuurdag en projecten (denk hierbij aan bijvoorbeeld poëzie). Buitenspelen/ speelplaatsgebruik. In het schooljaar 2012-2013 is het schoolplein aangepast. De komende jaren willen wij binnen deze speelpleinopstelling speelzones en stimulering van spel en beweging realiseren. ICT: vergroten mediawijsheid bij leerlingen. Kinderen krijgen steeds meer te maken met de verschillende digitale media. Vanuit school leren wij de leerlingen bewust, veilig en positief gebruik te maken van digitale media. Dit is geen afgerond proces. De ontwikkelingen op internet blijven voortgaan en wij zullen als school alert zijn op deze ontwikkelingen en daar actief op inspelen. Gebruik social media. De komende jaren volgen wij de ontwikkelingen op het gebied van social media en kijken we kritisch of de wijze waarop wij hieraan deelnemen nog passend is bij de maatschappelijke ontwikkelingen. Aanschaf en inzet van laptops, notebooks of tablets. Vanaf 2015-2016 willen wij notebooks of tablets in gaan zetten in de groepen. Als ondersteuningsmiddel bij de verschillende methodes, denk hierbij aan aardrijkskunde en geschiedenis. Maar ook als middel om kinderen in de gelegenheid te stellen om op een gemakkelijke wijze verrijkend en remediërende oefeningen uit te laten voeren. Voorafgaand aan deze aanschaf zal het draadloos netwerk op orde gebracht moeten worden en zal er een visie opgesteld moeten worden over de inzet van deze computermaterialen. Dagtaak/weektaak. Welke groepen/ welke kinderen? Er zijn afspraken gemaakt over de inzet van de dagtaak en weektaak in de verschillende groepen. We willen de afspraken weer eenduidig borgen binnen ons onderwijs. Implementeren opbrengst gericht werken. De afgelopen jaren zijn er door de teamleden verschillende cursussen gevolgd op het gebied van opbrengst gericht werken. De vertaling naar de praktijk is terug te vinden in het groepsplan en het groepsoverzicht. Daarin staat aangegeven welke data leidend zijn en welke interventies er moeten plaatsvinden voor de realisatie van een beredeneerd lesaanbod voor de groep, voor subgroepen en voor de individuele leerling. Deze werkwijze moet nog borging vinden in het dagelijks handelen van de leerkracht. Verbeteren rapportage. In het schooljaar 2014-2015 is de wijze van rapportage van leerontwikkelingen naar ouders en leerlingen aangepast. Doel is een compleet beeld te geven van de ontwikkeling van de afgelopen periode, op basis van leerkachtobservaties, resultaten van de methodegebonden – en de Cito-toetsen. De rapportage is gekoppeld aan de afnamemomenten van de Cito. 37 Verder willen wij ouders meer betrekken bij de leerontwikkeling van hun kind door aan het begin van het schooljaar een voortgangsgesprek te voeren waarin ouders en leerkrachten met elkaar in gesprek gaan over de persoonlijke (leer)behoeftes van de leerlingen. Met als doel betere afstemming en uitwisseling zodat het kind de leerbegeleiding krijgt die het nodig heeft. Aandacht voor milieu en duurzaamheid door o.a. afval scheiden. Denk hierbij aan plastic, papier, glas, cartridges, etc. Hoofdstuk 4: 4.1 Personeelsbeleid Strategische doelen personeelsbeleid Stichting Meer Primair Professionalisering Meer Primair streeft naar kwalitatief hoogstaand onderwijs waarin aandacht is voor talentontwikkeling, kennis en onderzoek en samenhang. Meer Primair heeft leerkrachten in huis met vakmanschap en pedagogische tact en die bereid zijn hun expertise te delen. Ondernemend en innovatief personeel, dat bereid is te werken aan de eigen ontwikkeling. Meer Primair stimuleert en ondersteunt de ontwikkeling van de medewerkers met het aanbod van de Hoofdpoort Academie en andere instanties en o.a. het programma voor startende leerkrachten. Meer Primair intensiveert de samenwerking met de verschillende opleidingsinstituten (hogescholen, ROC’s, academische pabo) Arbeidsomstandigheden Meer Primair streeft naar duurzame inzetbaarheid van de medewerkers. Medewerkers zijn in balans, zelfbewust, gezond en geïnspireerd aan het werk. Scholen bieden een sociaal veilige leer- en werkomgeving voor de medewerkers. Meer Primair heeft een adequaat werkgelegenheidsbeleid Meer Primair streeft, ondanks krimp, naar continuïteit in werkgelegenheid door strategisch personeelsbeleid te voeren. Meer Primair voert een actief mobiliteitsbeleid en creëert loopbaan kansen voor haar medewerkers. ICT en medewerkers: de medewerkers hebben voldoende ICT bekwaamheden, onderhouden deze, en zetten deze in bij het pedagogisch handelen, het werken in de schoolcontext en professionele ontwikkeling Medewerkers binnen Meer Primair beschikken over de benodigde competenties om ICT adequaat in te (kunnen) zetten. 38 Medewerkers werken blijvend aan de ontwikkeling van ICT vaardigheden (nascholing, leernetwerken). ICT vaardigheid en bekwaamheid is een onderdeel van de gesprekkencyclus. Meer Primair is een lerende organisatie waarin bestuurders en directeuren de ambitie hebben om medewerkers te faciliteren ICT bekwaam te worden. Ons huidig personeelsbeleid Een onmisbare peiler van het strategisch beleidsplan is het personeelsbeleid. Belangrijk principe is dat hoogwaardige onderwijskwaliteit afhankelijk is van de leerkracht. Competenties van leerkrachten staan daarom centraal. Die competentie is van belang om de centrale onderwijsdoelstellingen te kunnen realiseren. Naast competentie is echter ook de persoonlijke ontwikkeling en het arbeidsplezier van de leerkracht van belang. Deze twee sporen vormen de kern van het personeelsbeleid: competentie en werkplezier. Het personeelsbeleid is gericht op het zo goed mogelijk verwezenlijken van de doelen van stichting Meer Primair, specifiek op het optimaal functioneren van de medewerkers en het bevorderen van het welbevinden in de arbeidssituatie. Eén keer per jaar vindt er een gesprek plaats waarin het functioneren van de leerkracht besproken wordt. Ook de relatie met school, collega’s en management zijn daarin onderwerp van gesprek. Naast het functioneren (de wijze waarop de taak wordt uitgeoefend) zijn ook de tijdsinvestering (de tijd die het de werknemer kost om de taak uit te oefenen) en de werkrelatie gespreksonderwerpen. De totale werkbelasting wordt door het management gevolgd om zo uitval te kunnen voorkomen. De spontane gesprekjes, die geregeld plaatsvinden, zijn naast gezellige momenten ook belangrijk om een inschatting te krijgen over de privé of werksituatie van de medewerker. Jaarlijks geven de leerkrachten aan welke groep en taken zij het komend schooljaar willen invullen. Deze wensen worden meegenomen in de invulling van de formatie voor het komende schooljaar. Het taakbeleid. Met behulp van het programma Cupella wordt de taakbelasting in beeld gebracht. De totale werktijdfactor wordt verdeeld in uren bestemd voor lesgevende taken, professionele ontwikkeling en schooltaken. Alle teamleden hebben een restant uren over waar een beroep op wordt gedaan als er een onvoorziene actie moet plaatsvinden. De taakverdeling komt tot stand in overleg met de teamleden. Jaarlijks kunnen zij aangeven welke schooltaken zij willen uitvoeren. De inzet van talenten, kwaliteiten of persoonlijke ontwikkeling kunnen leidend zijn bij de indeling van de diverse werkgroepen en commissies. De nascholing kan individueel of teamgericht zijn. Tijdens de studiedagen worden onderwerpen behandeld passend bij de schoolontwikkeling of gericht op vergroting van de competenties van de leerkrachten/ het team. 39 Denk hierbij aan uitleg over wereldoriëntatie, woordenschatontwikkeling, volgen van de sociaal emotionele ontwikkeling of specifieke vormen van gedrag bij kinderen. Individuele nascholing kan worden ingezet om competenties te vergroten zodat een leerkracht beter toegerust is op het uitoefenen van de taak of ter vergroting van de individuele mogelijkheden. Denk hierbij aan timemanagement, gesprekken met ouders, reken- of taalspecialisten. 4.3 Beleidsvoornemens op personeelsbeleid Beleidsvoornemens personeelsbeleid Gesprekscyclus implementeren CAO-afspraken uitwerken in o.a. een POP (professionalisering/ individuele nascholing) Scholingslijn op teamniveau Expertise delen binnen de organisatie Opstellen functieomschrijvingen Managementstructuur: directie-stuurteambouwteams Ondersteuningsteam (ib, rekenspecialist, taalspecialist, gedragsspecialist) X = start * = bereikt 15/16 16/17 X X 17/18 18/19 * * X X X : : : : * : : * X : * : : : = in ontwikkeling/implementatie We hebben de volgende beleidsvoornemens: Gesprekcyclus implementeren. Het systematisch voeren van popgesprekken, voortgangsgesprekken en beoordelingsgesprekken en het maken van een portfolio. Waar mogelijk hierbij gebruik maken van een digitale gesprekkencyclus. Beoordelingsgesprekken vinden één keer in de drie jaar plaats. Van de gesprekken wordt een verslag opgesteld. Alle gespreksverslagen worden ondertekend door de directie en de leerkracht. Daarnaast wordt door de directie ieder jaar een klassenbezoek afgelegd. Na afloop van dit bezoek volgt een gesprek en wordt er een verslag gemaakt door de directie. Daarnaast voert de directie flitsbezoeken uit. Deze klassenbezoekjes van 3 minuten geven in relatief korte tijd een duidelijk beeld van de onderwijssituatie. Hier wordt geen verslag van opgesteld, wel wordt er een reflectieve vraag aan de leerkracht gesteld. Deze vraag kan in een terugkoppelingsgesprek centraal staan. CAO-afspraken uitwerken in o.a. een POP. In het schooljaar 2015-2016 staat de invoering van de nieuwe CAO en het overlegmodel centraal in de beleidsvoornemens. Binnen het overlegmodel hanteren wij de volgende vijf vuistregels: 40 uur per week werken (1659 uur per jaar, parttimer naar rato) 428 uur verlof (parttimer naar rato) Een dienstverband van minimaal 16 uur bij nieuwe benoemingen 41,5 werkweken in een jaar Op alle scholen werken naar een rooster van maximaal 940 lesuren per schooljaar De drie belangrijkste thema’s binnen de CAO zijn professionalisering, werkdruk en duurzame inzetbaarheid. 40 Met de nieuwe CAO zijn er geen vastomlijnde afspraken meer over de inzet van de te werken uren. De uren die nodig zijn voor de invulling van de kerntaak (lesgevende uren met opslagfactor) en de schooltaken worden in overleg met de medewerker vastgesteld. Daarnaast zullen de toegekende professionaliseringsuren en duurzame inzetbaarheidsuren achteraf door de medewerker verantwoord moeten worden. De verantwoording zal worden vastgelegd in een POP. Scholingslijn op teamniveau. D.m.v. (na)scholing de deskundigheid van zowel het team, de individuele leerkracht als het management te bevorderen. Iedere leerkracht op de Bosbouwers is verplicht jaarlijks de teamnascholing te volgen. Denk hierbij aan de studiedagen die vanuit de school worden georganiseerd en de stichtingsbrede nascholing, denk hierbij aan de cursussen handelingsgericht werken. In het cao staat professionalisering als onderdeel van de werktaak van de leerkrachten. Teamleden geven aan welke individuele nascholing zij wenselijk vinden. In overleg wordt gekeken of dit voor de school financieel en qua vervanging haalbaar is. De onderwerpen voor de teamnascholing zijn afgestemd op de ontwikkelingen die de school voornemens is te doen of ter versterking van de competenties van de leerkrachten. Expertise delen binnen de organisatie. “Van en aan elkaar leren”, samenwerken levert meer op. Er worden momenten in de jaarplanning opgenomen waarin de leerkrachten hun ervaringen met elkaar kunnen delen, maar waarin ook een onderwijsontwikkeling kan worden besproken en uitgewerkt. Denk hierbij vooral aan uitwerking op duo-, parallelniveau en op bouwniveau. Samen gericht kijken naar het lesaanbod, zorgen voor afstemming op leerbehoeftes van leerlingen, gezamenlijke voorbereiding van projecten, etc. draagt bij aan aansluitend onderwijs aan de leerlingen en een verrijking van het professionele handelen van de leerkrachten. Opstellen functieomschrijving . Er wordt een duidelijke functieomschrijving opgesteld voor leerkrachten, bouwcoördinatoren, interne begeleiders en andere functies in de organisatie, waarin vermeld staat welke taken en verantwoordelijkheden er bij een bepaalde functie horen. Managementstructuur: directie - stuurteam - bouwteams. De structuur is al geïmplementeerd. Het is belangrijk alert te blijven op de rollen van de diverse geledingen en de communicatielijnen onderling. Ondersteuningsteam (ib, rekenspecialist, taalspecialist, gedragsspecialist). De diverse specialisten zullen met elkaar een organisatievorm ontwikkelen waarbij uitwisselen van informatie, collegiale consultatie en coaching ingebed is in de werkorganisatie. 41 Hoofdstuk 5: Bedrijfsvoering 5.1 PR, communicatie en organisatie 5.1.1 Strategische doelen op PR, communicatie en organisatie Marktgericht met een krachtig profiel Alle scholen werken gericht aan profilering van de school. Alle scholen zijn klantgericht en implementeren marketing- en communicatiebeleid. Communicatie met de ouders is actief gericht op het ontwikkelen van educatief partnerschap. De bekendheid van Meer Primair is positief versterkt Meer Primair staat bekend als een professionele organisatie met een sterke positie in de Haarlemmermeer. Meer Primair biedt bijzonder onderwijs in de wijk. De communicatiestrategie maakt optimaal gebruik van de mogelijkheid van moderne media 5.1.2 Doelen PR, communicatie en organisatie op schoolniveau De school ziet iedere medewerker, iedere leerling en iedere ouder als een ambassadeur van de school. Het beeld van de school wordt bepaald door hoe er over de school wordt gesproken. Door positief te spreken over onze school, ons werk en onze leerlingen, versterken we met elkaar het beeld dat de buitenwereld van De Bosbouwers heeft. Het is onze gezamenlijke verantwoordelijkheid regelmatig onze activiteiten en prestaties onder de aandacht te brengen. Daarom vinden wij dat zowel interne als externe promotieproducten er professioneel en attractief moeten uitzien. De inhoud moet het beeld van een hoge kwaliteit, goede prestaties en leuke activiteiten bevestigen. Daarom zijn wij actief via website, mail en in de schrijvende pers. Als school stellen we de volgende doelen: - Iedere medewerker kan digitaal beschikken over verslagen en andere relevante informatie. - Er is goede en tijdige informatieverstrekking naar teamleden, ouders en externe contacten. - Er worden met vaste regelmaat informele activiteiten georganiseerd. - Er verschijnt maandelijks een Bosbode. Door middel van de Bosbode worden ouders geïnformeerd over schoolorganisatorische zaken die “op korte termijn” aan de orde zijn en wordt er verslag gedaan van (onderwijs)activiteiten die geweest zijn. - De contacten naar ouders verlopen rechtstreeks via de mail. - Er zijn duidelijke afspraken gemaakt over het gebruik van social media tijdens de schooltijden. - Wij reageren adequaat op misbruik van social media. - De teamleden onderhouden de externe contacten met degenen die belangrijk zijn voor hun groep of leeftijdscategorie. Denk aan overdracht PO-VO, peuterspeelzaakoverdracht, schoolarts, logopediste, fysiotherapeute, organisatie van sport en cultuuractiviteiten, etc. 42 5.1.3 Beleidsvoornemens op PR, communicatie en organisatiebeleid Beleidsvoornemens PR, communicatie en organisatiebeleid Onderhouden van de externe contacten Actief volgen van de social media ontwikkelingen. Afstemming van contact met ouders (past de wijze van communiceren nog bij deze tijd en bij het doel) Interne communicatie volgen en afstemmen Managementstructuur: directie-stuurteambouwteams Ondersteuningsteam (ib, rekenspecialist, taalspecialist, gedragsspecialist) X = start * = bereikt 15/16 16/17 X X X X 17/18 18/19 X X X X X * X : X * X X : * X : = in ontwikkeling/implementatie We hebben de volgende beleidsvoornemens: Onderhouden van de externe contacten. Elke leerkracht onderhoudt de externe contacten die betrekking hebben op zijn/haar groep. Denk hieraan bij aan overdracht met de peuterspeelzaal, overleg met de naschoolse opvang, specialisten als schoolarts, fysiotherapie, logopediste, medewerkers van sport en cultuuractiviteiten. Actief volgen van de ontwikkelingen op het gebied van de social media. Vanuit school volgen we de ontwikkelingen en stemmen de afspraken af op wat wenselijk is voor de onderwijsorganisatie. Denk hierbij aan communicatiewaarde, privacybewaking, doelen/ meerwaarde voor het onderwijs. Afstemming van contact met ouders (past de wijze van communiceren nog bij deze tijd en bij het doel). Ouders kunnen tijdens het tevredenheidsonderzoek aangeven hoe zij de communicatie vanuit school ervaren. De meningen worden meegenomen in het communicatieplan. Uiteraard staat de school ook open voor tussentijdse feedback. Interne communicatie volgen en afstemmen. De wijze waarop het team de informatie ontvangt en met elkaar communiceert, wordt regelmatig besproken. Denk hierbij aan de memo, de agenda’s en notulen van vergaderingen, informatieve leesstukken, centrale opslag op de server, etc. Waar wenselijk en mogelijk wordt de communicatie aangepast. 5.2 5.2.1 Financieel beleid Strategische doelen op financieel beleid Meer Primair is transparant georganiseerd op alle niveaus waarmee zij de bedrijfsvoering op orde houdt Meer Primair is in control en voldoet aan de eisen van Code Goed Bestuur. Gezonde organisatie met een solide bedrijfsvoering. Meer Primair gebruikt een transparante allocatie van middelen op basis van financiële en niet-financiële kengetallen. Er is een adequaat managementinformatiesysteem voor sturing en verantwoording in gebruik. 43 Meer Primair heeft, met het oog op continuïteit, een adequate meerjarenbegroting. Op basis van risicoanalyse is er een passend systeem van reserves en voorzieningen. Op alle niveaus wordt gewerkt volgens de vastgestelde processen als beschreven in Handboek Administratieve Organisatie. Meer Primair streeft naar optimale aansluiting tussen interne werkprocessen en aanvullende externe dienstverlening Jaarlijks worden er prestatieafspraken gemaakt en vastgelegd in een overeenkomst. Meer Primair maakt optimaal gebruik van externe financiële dienstverlening en automatisering inclusief digitale informatiesystemen. Aanvullende advieswerkzaamheden op expertisegebieden worden, indien nodig, ingehuurd. Er is een cultuur van financieel bewustzijn en resultaatverantwoordelijk werken op alle organisatieniveaus De uitputting van de jaarlijks vastgestelde budgetten, op school- en bestuursniveau, wordt middels de Planning& Control cyclus gevolgd. Voor het verhogen van de onderwijskwaliteit stelt Meer Primair projectmiddelen beschikbaar. Meer Primair stimuleert de school(directeur) gebruik te maken van de mogelijkheden tot extra subsidiering en sponsoring. 5.2.2 Doelen financieel beleid op schoolniveau Het financiële beleid van Meer Primair is erop gericht om de directies de mogelijkheid te bieden zich zoveel mogelijk op onderwijs te richten. De bovenschools controller is eindverantwoordelijk voor en geeft sturing aan de lumpsumfinanciering en de exploitatie van de scholen van Meer Primair. De rijksvergoeding geldt daarbij als norm. Elk jaar stelt de school een begroting op in november. Deze begroting wordt voorgelegd aan de MR. Het College van Bestuur moet de begroting goedkeuren. Alle subsidies voor het (preventief) onderhoud en de materiele instandhouding (onderwijsleermiddelen) staan ter beschikking van de school. Een uitzondering op de subsidies vormt de besteding van het budget voor Personeel en arbeidsmarktbeleid. Ter financiering van schooloverstijgende kosten vindt jaarlijks een overdracht plaats van (een deel van) de Personeel - en Arbeidsmiddelen. De overdracht wordt gebruikt voor projecten in het kader van personeelsbeleid (secretariële ondersteuning, vakleerkrachten, leraren in opleiding) en facilitering van het personeel (scholing, beloningsdifferentiatie, Arbo-projecten) Het overgrote deel van de middelen (85%)die ter beschikking komen van de school, is voor personele kosten bestemd. De overige middelen worden ingezet voor de materiële instandhouding. De school maakt hierin zelf keuzes (zie jaarbegrotingen) Voor de dagelijkse, kleine uitgaven heeft de school de beschikking over een kleine kas. Hier wordt jaarlijks verantwoording over afgelegd. 44 5.2.3 Beleidsvoornemens Beleidsvoornemens financieel beleid Bespreken van meerjarenonderhoudsplan (MOP) Bijstellen Meerjareninvesteringsplan (MIP) Jaarbegroting opstellen, uitvoeren en evalueren Kleine kas (verantwoording afleggen over uitgaven) X = start * = bereikt 15/16 16/17 X X X X X X X X 17/18 18/19 X X X X X X X X : = in ontwikkeling/implementatie We hebben de volgende beleidsvoornemens: Deze beleidsvoornemens worden jaarlijks opgesteld en besproken met het College van Bestuur. 5.3 Materieel 5.3.1 Strategische doelen materieel Het materieel beleid van de stichting kent een onderverdeling: - Formatief beleid - Beleid en meerjarenplanning voor onderwijs leerpakketten. - Beleid en meerjarenplanning voor meubilair en inventaris - Beleid en meerjarenplanning voor ICT - Beleid voor onderhoud en beheer gebouwen 5.3.2 Doelen materieel op schoolniveau Op alle niveaus binnen de organisatie willen we goed en verantwoord materieel beleid voeren en daarin kwaliteit zichtbaar maken. De directeur is verantwoordelijk voor de uitvoering van het materieel beleid volgens de meerjarenplanningen die gemaakt zijn en jaarlijks besproken worden met het college van bestuur. Het gaat dan om het schoolgebouw, het schoolterrein en alle roerende en onroerende goederen die daar bij horen. Om dit goed te kunnen uitvoeren moet de directeur kennis hebben van de schoolomgeving, de kwaliteit en de kwantiteit van het onderwijsleerpakket, de inventaris, en de meerjarenplanningen. Daarnaast moet er inzicht zijn in de te verwachten ontwikkelingen zoals actuele leerlingprognoses, maandelijkse exploitatieoverzichten, onderwijskundige uitgangspunten, maatschappelijke ontwikkelingen, etc. 5.3.3 Beleidsvoornemens Beleidsvoornemens Materieel beleid Een schoon en veilig schoolgebouw Een veilig, schoon en uitnodigend speelterrein Op orde hebben van schoolmeubilair Een passend onderwijsleerpakket X = start * = bereikt 15/16 16/17 X X X X X X X X 17/18 18/19 X X X X X X X X : = in ontwikkeling/implementatie We hebben de volgende beleidsvoornemens: Een schoon en veilig schoolgebouw. 45 Een veilig, schoon en uitnodigend speelterrein. Op orde hebben van schoolmeubilair. Een passend onderwijsleerpakket. Deze beleidsvoornemens zijn niet gekoppeld aan een specifiek leerjaar. Dit is een doorlopend proces van afstemming, verbetering en op orde houden van de situatie. 5.4 ICT en infrastructuur 5.4.1 Strategische doelen ICT en infrastructuur Meer Primair zorgt voor een goede beschikbaarheid en kwaliteit van hardware, netwerken en connectiviteit binnen het onderwijs 5.4.2 5.4.3 Elke school beschikt over een goede draadloze netwerkverbinding. Het beheer van de infrastructuur voor zowel de scholen als het bestuurskantoor is adequaat ondergebracht. Elke school brengt zijn leerlingenadministratie, leerlingenresultaten en zorgadministratie onder in ParnasSys en verantwoordt de inzet in het schoolplan. Elke school heeft een communicatieplan voor de digitale uitwisseling met de ouders. Alle geledingen in de organisatie maken actief gebruik van het intranet. Doelen ICT en infrastructuur op schoolniveau De school heeft een dekkend wifi-netwerk Elke groep heeft 4 vaste leerlingcomputers (groepen 1/2 hebben per groep 2 computers) De school oriënteert zich op de inzet van mobiele divice (tablets,notebooks en/of laptops) als ondersteunend leermiddel. ICT zinvol en succesvol inzetten bij de verschillende vakgebieden Leerlingen oefenen en leren zelfstandig in een door ICT ondersteunde leeromgeving. Leerlingen leren met behulp van ICT digitale informatie op te zoeken, te verwerken en te bewaren. ICT gebruiken om op een veilige, verantwoorde en doelmatige manier te communiceren. ICT gebruiken als administratief middel (Parnassys, Cito, interne groeps/ leerlingadministratie) Beleidsvoornemens Beleidsvoornemens ICT en infrastructuur Dekkend wifi netwerk binnen de school Nascholing o.a. over de inzet van tablets gericht op optimale inzet als leermiddel Aanschaf van tablets/notebooks of laptops Aanpassingen intern telefonienetwerk Mediawijsheid Aanschaf digitale leerpakketten (aansluiten bij onderwijsontwikkelingen en leerlingbehoeftes) X = start * = bereikt 15/16 16/17 X * X * X X X X : * : X 17/18 18/19 * : X : X : = in ontwikkeling/implementatie 46 We hebben de volgende beleidsvoornemens: Dekkend Wifi netwerk binnen de school. Een goede infrastructuur is belangrijk voor de inzet van tablets, laptops of notebooks. De school beschikt nog niet over een dekkend wifi-netwerk. Het huidige netwerk wordt uitgebreid zodat alle ruimtes in het hoofdgebouw en de dependance voldoende toegerust zijn voor optimaal gebruik van mobile divices. ICT- nascholing (o.a. over de inzet van tablets, etc. gericht op optimale inzet als leermiddel). Waar nodig en wenselijk zullen leerkrachten geschoold worden om zo de inzet van ICT optimaal tot zijn recht te laten komen als onderwijsmiddel. De ontwikkelingen op het gebied van ICT zorgen voor een continu proces van bijscholing bij de leerkrachten, denk hierbij aan omgaan met techniek, inzetmogelijkheden binnen het onderwijs, etc.. Aanschaf van tablets/notebooks of laptops. Er zal onderzoek worden gepleegd naar de verschillende toepassingsmogelijkheden, welke voor en nadelen hebben de verschillende middelen en welke eisen stellen wij als school aan de deze mobile divices. Vervolgens zal er een keuze gemaakt worden en een implementatietraject worden opgesteld. De onderwijsvisie van de school heeft invloed op de definitieve keuze. Aanpassingen intern telefonienetwerk. Het huidige telefonienetwerk is niet toereikend en zal worden uitgebreid zodat de school telefonisch goed bereikbaar is en er voldoende uitgaande lijnen zijn. Mediawijsheid. Mediawijsheid is het aanleren van kennis, vaardigheden en mentaliteit waarmee burgers zich bewust, kritisch en actief kunnen bewegen in een complexe, veranderlijke en fundamenteel gemedialiseerde wereld. Leerkrachten en leerlingen worden op de hoogte gehouden van de voortgaande ontwikkelingen. Het doel van vergroten van mediawijsheid is “een omgeving creëren die de leerontwikkeling van kinderen positief beïnvloedt”. Deze leeromgeving hoeft niet per se veilig te zijn, dat is de ‘echte’ wereld tenslotte ook niet. Wel moet deze omgeving het kind ondersteunen bij het voor het kind op een passende wijze aanleren van de benodigde kennis, vaardigheden en mentaliteit om zich in de wereld buiten school staande te kunnen houden. Vanuit school informeren we de leerlingen en maken we afspraken over de wijze waarop omgaan met de media wenselijk en veilig is. Aanschaf digitale leerpakketten (aansluiten bij onderwijsontwikkelingen en leerlingbehoeftes) In de meerjarenbegroting staat vermeld welke vakgebieden er voor vervanging van methodes in aanmerking komen. Bij de vervanging van de methodes wordt kritisch gekeken naar de inzet in de groepen, de onderwijsinhoud, de werkwijze/onderwijsorganisatie, etc. Gezien de ontwikkelingen zullen er steeds meer digitale onderwijsleerpakketten worden ingezet. 47 5.5 5.5.1 Huisvesting Strategische doelen huisvesting stichting Meer Primair. Meer Primair beheert en exploiteert haar schoolgebouwen op een effectieve en efficiënte wijze Meer Primair anticipeert op veranderende eisen (instandhouding en exploitatie van de verschillende onderwijsgebouwen) in relatie tot de demografische ontwikkeling en levensvatbaarheid. Schoolgebouwen zijn goed onderhouden en eigentijds. Meer Primair streeft naar effectiviteit t.a.v. de inzet van beschikbare schoolgebouwen. Het binnenklimaat en de hygiëne in de scholen is optimaal. Alle scholen zijn zuinig met energie en gericht op duurzaamheid. De schoolgebouwen van Meer Primair voldoen aan de (onderwijskundige) eisen van de toekomst Onze schoolgebouwen zijn toegerust op onderwijskundige vernieuwing. Meer Primair initieert en participeert in samenwerkingsprojecten als brede school en integraal kindcentrum. Meer Primair stimuleert haar scholen tot een verbinding tussen onderwijs en opvang. Meer Primair streeft naar een optimale bezetting van schoolgebouwen middels dagarrangementen en vol(g)tijdelijke bezetting. Meer Primair ontwikkelt een adequaat en strategisch huisvestingsbeleid De verantwoordelijkheid voor huisvestingsbeleid is zodanig belegd dat er wordt geanticipeerd op de toekomst. Meer Primair is toegerust op de overheveling buitenonderhoud en mogelijke verdere doordecentralisatie. Het Integraal Huisvestingsplan van de gemeente Haarlemmermeer is leidend bij de uitvoering. Meer Primair streeft naar optimale bestuurlijke samenwerking op het gebied van onderhoud en, waar nodig, wordt externe deskundigheid ingehuurd. 5.5.2 Doelstellingen voor huisvesting op schoolniveau Ons schoolgebouw vormt het visitekaartje voor (potentiële) ouders. De inrichting ervan en de uitstraling van het gebouw en het speelterrein verhogen de indruk van kwaliteit. Het schoolgebouw moet zijn aangepast aan de eisen van deze tijd en de toekomst en aan het specifieke profiel van de school. Voor het onderhoud van de onder het bevoegd gezag ressorterende gebouwen is een planmatig onderhoudsbeleidsplan door een extern bureau opgesteld dat door dit bureau jaarlijks wordt geactualiseerd. De desbetreffende jaarschijf uit dit onderhoudsplan vormt de basis voor het in de exploitatiebegroting van enig jaar op te nemen bedrag aan onderhoudskosten. 48 5.5.3 Beleidsvoornemens Beleidsvoornemens Huisvesting Goede staat van het gebouw en speelplein handhaven Huisvesting passend bij het aantal leerlingen/groepen X = start * = bereikt 15/16 16/17 X X X X 17/18 18/19 X X X X : = in ontwikkeling/implementatie We hebben de volgende beleidsvoornemens: We zorgen ervoor dat het schoolgebouw en het speelplein goed onderhouden zijn en er verzorgd uitzien. Er is vanuit de stichting een onderhoudsplan opgesteld waarin het groot onderhoud (schilderwerk, dakbedekking, etc.) per school uitgewerkt staat. Daarnaast is het aan de school om waar nodig klein onderhoud te plegen zodat de goede staat gewaarborgd blijft. 49 Hoofdstuk 6: 6.1 Ouders en externe relaties Strategische doelen Stichting Meer Primair Brede maatschappelijke kind voorziening Alle scholen beschikken over een dagarrangement. Scholen van Meer Primair oriënteren zich op andere schooltijden en/ of hebben een keuze gemaakt over de inrichting van schooltijden Er is sprake van een intensieve samenwerking met Hogescholen 6.2 Huidige situatie op de Bosbouwers De school functioneert niet zelfstandig. Contacten met ouders, andere scholen uit het primair en voortgezet onderwijs, scholings- en begeleidingsinstellingen en de jeugdhulpverlening zijn noodzakelijk om onderwijs van een kwalitatief hoog niveau te kunnen leveren. Contacten met de gemeente worden ook steeds belangrijker. Aan de school is een medezeggenschapsraad verbonden. De MR vergadert ongeveer 6 keer per jaar. De Medezeggenschapsraad bestaat uit vier ouders en vier teamleden. De oudergeleding van de Medezeggenschapsraad wordt in principe voor drie jaar gekozen. Elke geleding heeft bepaalde instemmings- en adviesbevoegdheden. In het reglement staat precies omschreven over welke zaken één of beide geledingen adviseren of waarvoor hun instemming nodig is. Dit reglement ligt op school ter inzage. De Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad (GMR) is een orgaan waar afgevaardigden uit alle onder het bestuur ressorterende medezeggenschapsraden, zowel ouders als teamleden zitting hebben. De Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad bespreekt schooloverstijgende zaken die alle scholen van Meer Primair aangaan, geeft adviezen aan het college van bestuur en verleent in voorkomende gevallen instemming. Verder wordt de ondersteuning door de ouders grotendeels georganiseerd door de oudervereniging. De oudervereniging verzorgt de buitenschoolse activiteiten en de jaarlijks terugkerende festiviteiten. Regelmatig worden ouders door de leerkrachten benaderd voor het uitvoeren van werkzaamheden voor of in de groep van hun kind, zoals het vervoeren van kinderen naar excursies, hoofdluiscontroles, het helpen bij het leesonderwijs, techniek of handvaardigheid. De ouders worden hiervoor benaderd middels intekenlijsten of oproepen via de mail of in de nieuwsbrief. Het contact met de ouders start met een informatiegesprek. Bij het informatiegesprek met nieuwe ouders wordt een rondleiding verzorgd waarin de visie van de school aan bod komt, wordt verteld over de dagelijkse gang van zaken op school en worden vragen van ouders beantwoord. Daarnaast komt ook de ontwikkeling van het kind ter sprake. De rondleiding wordt verzorgd door de directeur van de school. 50 Als het kind start op school volgt er een intakegesprek met de leerkracht bij wie het kind in de groep is geplaatst. Tijdens dit gesprek krijgen de ouders meer informatie over de dagelijkse organisatie (jas, tas, eten en drinken, gym, etc.) en wordt er kindspecifieke informatie uitgewisseld, denk hierbij aan zindelijkheid, medicijngebruik, ziektes en aandoeningen, gezinsomstandigheden, etc.) De informatievoorziening over de ontwikkeling van kind naar de ouders vindt structureel minimaal drie keer per jaar plaats, te weten bij het voortgangsgesprek, het eerste rapport en het tweede rapport gesprek. Tussentijdse gesprekken kunnen op verzoek van ouders of leerkracht plaatsvinden. Het contact tussen school en ouders wordt beschouwd als één van de belangrijkste factoren die de schoolloopbaan van kinderen beïnvloedt. Naast het formele contact over de ontwikkeling van het kind vindt er ook informeel contact plaats. Wij proberen op verschillende manieren ouders bij de school te betrekken en het contact tot stand te brengen: de maandelijkse nieuwsbrief ‘de Bosbode’(ook op de schoolsite na te lezen) de website van de school feesten en vieringen: bij vrijwel alle feesten en vieringen zijn ouders welkom inrichting school en omgeving: we proberen de school zo toegankelijk mogelijk te maken voor kinderen én ouders informatieavonden thema-avonden kijkmomenten projectafsluitingen voorstellingen huisbezoeken in de groepen (indien nodig) Ook is hulp van ouders welkom. Op initiatief van de groepsleerkracht kunnen ouders gevraagd worden om bij verschillende activiteiten te helpen. Contacten met Voortgezet Onderwijs De leerkracht van groep 8 heeft regelmatig contact met de brugklascoördinatoren van het Voortgezet Onderwijs. Informatie over leerlingen en oud-leerlingen wordt hierbij uitgewisseld. (warme overdracht). Ook wordt regelmatig het BOVO-overleg bijgewoond (overgang basis- naar voortgezet onderwijs). Insteek bij dit overleg is uitwisseling van informatie over de onderwijsorganisatie en afstemming van afspraken over de overgang van PO naar VO. Contacten met kinderdagverblijf en peuterspeelzaal De samenwerking met het kinderdagverblijf en de peuterspeelzaal is de afgelopen jaren geïntensiveerd. Onze intentie is om te komen tot een vergaande samenwerking waarin een doorgaande lijn zo optimaal mogelijke ontwikkelingskansen voor de kinderen creëert. De school in de wijk: De school is onderdeel van de wijk. Waar mogelijk wordt meegedaan aan wijkactiviteiten en onder voorwaarden staat het gebouw open voor de wijk. De school is één van de drie scholen van het scholeneiland. Contact met de Bosrank en de Klimboom vindt plaats middels scholeneilandoverleg op directieniveau en IB-niveau. 6.3 Doelstellingen ouders en externe relaties op schoolniveau - Er is een optimale samenwerking met ouders. 51 - Er is sprake van een optimale samenwerking met het Voortgezet Onderwijs. - Er is sprake van een goede samenwerking met ministerie, gemeente, andere basisscholen, kinderopvanginstellingen (voorschoolse -, tussenschoolse - en naschoolse opvang). - Er is sprake van een goede samenwerking met de Voortgezet Onderwijsscholen. - De werkwijze en informatieoverdracht met het kinderdagverblijf of peuterspeelzaal is goed op elkaar afgestemd. 6.4 Beleidsvoornemens Er moet blijvende aandacht zijn voor een goede samenwerking met ouders, ministerie, gemeente, andere basisscholen, kinderopvanginstellingen en scholen voor voortgezet onderwijs. Beleidsvoornemens externe relaties Uitbreiding overleg scholeneiland (frequentie en met meer partners: wijkregisseur, straatcoaches, peuterspeelzaal/naschoolse opvang) Overgang PO -> VO De nieuwe overgang PO – VO zal ertoe bijdragen dat de samenwerking met het Voortgezet Onderwijs geoptimaliseerd moet worden. De school wil zo optimaal mogelijke contact tussen de school/de leerkracht en de ouders/verzorgers van de kinderen. De informatieoverdracht van het kinderdagverblijf of de peuterspeelzaal moet goed worden afgestemd. X = start *= bereikt 15/16 16/17 X : : * : : : * 17/18 18/19 : : : : : in ontwikkeling/implementatie We hebben de volgende beleidsvoornemens: Uitbreiding overleg scholeneiland (frequentie en met meer partners: wijkregisseur, straatcoaches, peuterspeelzaal/naschoolse opvang). Informatie delen zodat de school kan aansluiten bij wat er in de omgeving en in de ontwikkeling van de leerling gebeurt. Belangrijk daarbij is gebruik maken van elkaars expertises en open staan voor samenwerkingsafspraken. De nieuwe overgang PO – VO zal ertoe bijdragen dat de samenwerking met het Voortgezet Onderwijs geoptimaliseerd moet worden. De school wil zo optimaal mogelijk contact tussen de school/ de leerkracht en de ouders/verzorgers van het kind. Met als doel afstemming van informatie over wat nodig is om de leerling optimaal op school te kunnen begeleiden. De werkwijze en informatieoverdracht van het kinderdagverblijf of de peuterspeelzaal moet goed op elkaar worden afgestemd. De peuterestafette speelt daarin een belangrijke rol. In het kader van passend Onderwijs is het belangrijk om zicht te hebben op de (onderwijs)behoeftes van de leerlingen. Informatie die bekend is over een leerling moet gedeeld worden in het belang van dit kind! Vervolgens kan er gekeken worden of de school voldoende handelingsbekwaam is om dit kind te begeleiden in zijn verdere (leer)ontwikkeling. 52 Hoofdstuk 7: Beleidsvoornemens Beleidsvoornemens Visie en Missie Naleving van regels. Veiligheid op en rondom de school/ het scholeneiland. Veiligheid van de leerlingen onder schooltijd bewaken. Eigenaarschap van de leerling (kindgesprekken, zichtbaar maken van leren, dagtaak). Vergroten van de ouderbetrokkenheid bij leerproces. Samenwerken van leerlingen stimuleren. Samenwerken van leerkrachten stimuleren. Katholieke identiteit. Beleidsvoornemens kwaliteitszorg Zorgcyclus Planmatige evaluatie CITO-resultaten Handelingsgericht werken Aansluiten bij de leerbehoeftes van de leerlingen door planmatig volgen van de leeropbrengsten middels groepsplannen en groepsoverzichten. Cyclus van afname van tevredenheidpeilingen Jaarlijks twee kwaliteitskaarten School aan Zet Beleidsvoornemens onderwijskundig beleid Implementatie van leerlingvolgsysteem sociaalemotionele ontwikkeling (‘Zien’); Implementatie van leerlingvolgsysteem kleuters Vervanging methode aanvankelijk lezen groep 3 Inzet van Verbeterplan rekenen Verbeterplan Woordenschat (groep 1 t/m 8) Vervanging methode aardrijkskunde Vervanging methode geschiedenis Aanbod aan begaafde leerlingen Expressie, inclusief techniek Cultuuronderwijs Buitenspelen / speelplaatsgebruik ICT: vergroten mediawijsheid bij leerlingen Gebruik social media Aanschaf en inzet van laptops, notebooks of tablets Dagtaak/weektaak. Welke groepen/ welke kinderen? Implementeren opbrengst gericht werken Verbeteren rapportage Implementatie van leerlingvolgsysteem sociaalemotionele ontwikkeling (‘Zien’); Aandacht voor milieu en duurzaamheid door o.a. afval scheiden Beleidsvoornemens personeelsbeleid Gesprekscyclus implementeren CAO-afspraken uitwerken in o.a. een POP (professionalisering/ individuele nascholing) 15/16 16/17 : : : : : : X : X : X : : * X : 15/16 16/17 : : : : : : X : 15/16 16/17 : * : X * X : : : : : * X X : X X X : X : * : * X * X X X X X X 15/16 16/17 X X 17/18 18/19 * : : : : : * : : * * * 17/18 18/19 : : : : * X : : 17/18 18/19 : * * * * * * : : : * * : * * * 17/18 18/19 * * 53 Scholingslijn op teamniveau Expertise delen binnen de organisatie Opstellen functieomschrijvingen Managementstructuur: directie-stuurteambouwteams Ondersteuningsteam (ib, rekenspecialist, taalspecialist, gedragsspecialist) Beleidsvoornemens PR, communicatie en organisatiebeleid Onderhouden van de externe contacten Actief volgen van de social media ontwikkelingen. Afstemming van contact met ouders (past de wijze van communiceren nog bij deze tijd en bij het doel) Interne communicatie volgen en afstemmen Beleidsvoornemens financieel beleid Bespreken van meerjarenonderhoudsplan (MOP) Bijstellen Meerjareninvesteringsplan (MIP) Jaarbegroting opstellen, uitvoeren en evalueren Kleine kas (verantwoording afleggen over uitgaven) Beleidsvoornemens Materieel beleid Een schoon en veilig schoolgebouw Een veilig, schoon en uitnodigend speelterrein Op orde hebben van schoolmeubilair Een passend onderwijsleerpakket Beleidsvoornemens ICT en infrastructuur Dekkend wifi netwerk binnen de school Nascholing o.a. over de inzet van tablets gericht op optimale inzet als leermiddel Aanschaf van tablets/notebooks of laptops Aanpassingen intern telefonienetwerk Mediawijsheid Aanschaf digitale leerpakketten (aansluiten bij onderwijsontwikkelingen en leerlingbehoeftes) Beleidsvoornemens Huisvesting Goede staat van het gebouw en speelplein handhaven Huisvesting passend bij het aantal leerlingen/groepen Beleidsvoornemens externe relaties Uitbreiding overleg scholeneiland (frequentie en met meer partners: wijkregisseur, straatcoaches, peuterspeelzaal/naschoolse opvang) Overgang PO -> VO. De nieuwe overgang PO – VO zal ertoe bijdragen dat de samenwerking met het Voortgezet Onderwijs geoptimaliseerd moet worden. De school wil zo optimaal mogelijke contact tussen de school/de leerkracht en de ouders/verzorgers van de kinderen. De informatieoverdracht van het kinderdagverblijf of de peuterspeelzaal moet goed worden afgestemd. X = start *= bereikt : in ontwikkeling/implementatie X X X : : : : * : : * X : * : : 15/16 16/17 X X X X 17/18 18/19 X X X X X * X X 15/16 16/17 X X X X X X X X 15/16 16/17 X X X X X X X X 15/16 16/17 X * X * X X 17/18 18/19 X X X X X X X X 17/18 18/19 X X X X X X X X 17/18 18/19 X X X X : * : X 15/16 16/17 X X X X 15/16 16/17 X : : * : : : * * : X : X 17/18 18/19 X X X X 17/18 18/19 : : : : 54 Bijlagen. Bijlage 1: Vaststellingsformulier Meer Primair Bijlage 2: Instemmingformulier Medezeggenschapsraad 55 Bijlage 1: Vaststellingsformulier 56 Bijlage 2: Instemmingsformulier Medezeggenschapsraad In 57