4 Freinet – 2016-17 Nederlands – brevet woorden 4: homoniemen en antoniemen HOMONIEMEN1 Uit: Personeelsblad Vlaamse Gemeenschap Wat je moet kennen en kunnen: - Weten wat homoniemen en antoniemen zijn. - Een woordenboek kunnen gebruiken om de juiste betekenis of schrijfwijze van homoniemen op te zoeken. - De homoniemen en antoniemen uit dit bundeltje in de juiste betekenis kunnen gebruiken (en herkennen). - De oefeningen uit dit bundeltje kunnen oplossen. 1 Deze bundel is een herwerkte en aangevulde versie van een bundel Begeleid Individueel Studeren van de Vlaamse Overheid. Hij valt onder een Creative Commons’ Licentie en mag – mits bronvermelding – vrij gebruikt en verspreid worden. p. 1 4 Freinet – 2016-17 1. Nederlands – brevet woorden 4: homoniemen en antoniemen WAT ZIJN HOMONIEMEN? Gelijkluidende woorden met verschillende betekenissen heten homoniemen. De woorden kunnen verschillen in spelling (gelach, gelag), maar hebben vaak ook dezelfde schrijfwijze (slot: 1) kasteel; 2) einde; 3) toestel om iets te sluiten). 2. VOORBEELDEN 1) Enkele homoniemen bont - De papegaai heeft bonte veren. (= veelkleurig) - de bonte koe (= gevlekt) - Haar mantel is versierd met kostbaar bont. (= pelswerk) milt, mild a. Na het lopen heb ik pijn in mijn milt. (= orgaan in de buikholte) b. - Hij is mild voor de kinderen. (= zachtaardig) - de milde gever (= goedgeefs, royaal) krab, krap a. - Lust je nog wat krab? (eetbaar vlees van het schaaldier) - Er zat een lelijke krab op zijn arm. (schram op de huid met nagels of klauwen toegebracht) b. Zijn jas zit wat krap. (nauw, niet ruim) nog, noch (!) a. Lust je nog wat pudding? (nog meer) b. Ik heb noch honger noch dorst. (= Ik heb geen honger en ook geen dorst) of: Ik heb honger nocht dorst. (de eerste ‘noch’ is niet verplicht’). spinnen - Op de oude zolder zitten spinnen en muizen. (meervoud van spin: het dier) - vlas, wol, katoen spinnen (= draden vormen) - De kat ligt te spinnen. (= het geluid dat een kat maakt en aan het snorren van een spinnewiel doet denken) p. 2 4 Freinet – 2016-17 Nederlands – brevet woorden 4: homoniemen en antoniemen tol - Mijn broer speelt met de tol. (= kinderspeeltuig) - Voor het gebruik van sommige wegen moet je nog steeds tol betalen. (geld dat men betalen moet om een bepaald gebied te mogen betreden of een grens te passeren) ligt, licht a. Hij ligt al dagen ziek in bed. (= 3de pers. enk. O.T.T. van liggen) b. - het licht van de zon, het licht van een lamp (= afkomstig van de zon of ander hemellichaam of van brandend voorwerp) - licht eten, licht bier, lichte wijn (= niet zwaar op de maag liggend, met weinig alcohol) 2) au // ou Wat de schrijfwijze van -au- of -ou- betreft, is er weinig houvast. Er zijn geen vaste regels. In twijfelgevallen grijp je best naar het Groene Boekje. Enkele tips * -Au- komt minder voor dan -ou- en veelal in woorden van vreemde oorsprong. auto, auteur, audiëntie, aubergine * Op -ou- volgt dikwijls -d of -t. goud, koud, woud, schouder, boud (stoutmoedig) hout, stout, louter, kabouter, bout (schroefbout) twee uitzonderingen: heraut, klauteren 3) ei // ij Enkele tips * Je schrijft -ei- in een aantal zwakke werkwoorden. eisen eiste geëist pleiten pleitte gepleit * Je schrijft -ij- in een aantal sterke werkwoorden. blijven bleef gebleven stijgen steeg gestegen p. 3 4 Freinet – 2016-17 Nederlands – brevet woorden 4: homoniemen en antoniemen Soms is het nuttig de herkomst van een woord te kennen om het correct te spellen. Denk bijvoorbeeld aan het werkwoord uitweiden. Oorspronkelijk werd dat gezegd van dieren die buiten de weide graasden. Nu wordt het figuurlijk gebruikt en betekent het ‘van het onderwerp afdwalen, uitvoerig spreken over’. Naast het werkwoord vleien (naar de mond praten) bestaat ook de uitdrukking bij iemand in het gevlij komen (iemand ter wille zijn). Wat vlijen betekent, lees je in de inleidende tekst bij dit bundeltje. p. 4 4 Freinet – 2016-17 Nederlands – brevet woorden 4: homoniemen en antoniemen Je hebt een groot aantal gelijkluidende woorden met ei - ij en au - ou (homoniemen). De meest voorkomende zijn: bereiden klaarmaken berijden rijden op brei van breien brij pap eik (eiken) een boom ijk (ijken) een merk gewichten eis vordering ijs bevroren water gerei gereedschap gerij rijtuig, het rijden gevlei vleierij gevlij bij iem. in ’t gevlij komen : doen wat hij graag heeft leiden besturen lijden ondergaan, verduren mei maand mij persoonlijk vnw. neigen buigen, hellen nijgen buigen tot een groet; neeg genegen peil graad, maat pijl om te schieten, teken in die vorm reizen op reis gaan rijzen opstijgen steil rechtopgaand stijl schrijftrant, pilaar, bouwstijl veil te koop; veilen vijl werktuig, werkw. vijlen verleiden verlokken verlijden passeren (een akte voor een notaris) vleien iemand naar de mond praten vlijen neerleggen wei weide, grasveld; hui (van de melk) wij persoonlijk vnw. weide grasveld wijde ruime weiden grazen, laten grazen rondgaan : de blik laten weiden over iets wijden inzegenen gauw snel gouw streek kauw soort vogel kou kilte, koude nauw eng nou nu rauw ongekookt rouw droefheid werkw. p. 5 op maten en 4 Freinet – 2016-17 Nederlands – brevet woorden 4: homoniemen en antoniemen 3. WERKWOORDEN WAARVAN DE BETEKENIS AFHANGT VAN DE KLEMTOON Tip: Lees de volgende zinnen luidop. vóórkomen (kwam voor, is voorgekomen) - voorkómen (voorkwam, heeft voorkomen) a. Die planten komen overal voor. (= aangetroffen worden) b. Voorkomen is beter dan genezen. (= een kwaad beletten is beter dan herstellen) dóórlopen (liep door, is doorgelopen) - doorlópen (doorliep, heeft doorlopen) a. Doorlopen alstublieft! (= niet blijven staan) b. Ik heb het artikel doorlopen. (= vluchtig doorlezen) óndergaan (ging onder, is ondergegaan) - ondergáán (onderging, heeft ondergaan) a. Er kwam een lek, zodat het bootje onderging. (= onder water gaan) of: Er kwam een lek en even later ging het bootje onder. b. Ze moest een operatie ondergaan. (= lijden, doorstaan) of: Ze onderging een operatie. 4. OEFENINGEN Een hint: lees (eerst/nog eens) het cursiefje door Kristien Spillebeen aan het begin van deze les. OEFENING 1 : ei of ij? 1. De kapitein l.....dt aan hoofdpijn. 2. Dat schilder..... werd gisteren gev.....ld. 3. In de reder..... lag ook een schip met aver...... 4. Waarom w.....dt ze toch altijd over haar privéleven uit? 5. Hamlet was een echte w.....felaar. 6. Over dat tw.....felgeval wenste hij zich niet uit te spreken. p. 6 4 Freinet – 2016-17 Nederlands – brevet woorden 4: homoniemen en antoniemen OEFENING 2 : ou of au, ei of ij? 1. Na het eerste appl.....s gaf de pianist nog een toemaatje. 2. Het katje kl.....terde vliegensvlug in de boom. 3. De weduwe draagt nog altijd haar r....wkled...... 4. Dat l.....dt geen tw.....fel. 5. Voor de goede zaak heeft h..... zijn leven v.....l. 6. Heeft hij wel de nodige capacit.....ten om die zaak te l.....den? 7. Ze w.....dde nog maar eens uit over haar vele hobby’s. 8. Waarom probeer je toch b..... hem in ’t gevl..... te komen? OEFENING 3 Zet het goede woord op de juiste plaats. 01. weiden - wijden Op het feest van Sint-Paulus worden de paarden eerst op een mals grasland gew....d en nadien in een misviering gew....d. 02. eik - ijk Als ....k gebruikte de controleur een ....ken meetstok. 03. veilen - vijlen Op die openbare verkoping worden zestien verzilverde nagelv....len van madame de Pompadour gev....ld. 04. reizen - rijzen De vraag r....st hoe je het snelst naar Spanje r....st. 05. peil - pijl Hij is al jaren lid van de schuttersgilde, maar krijgt geen p....l in de roos. Het p....l van zijn prestaties is niet denderd. 06. steil - stijl EN leiden - lijden Gaston had nooit gedacht dat zo’n st....le helling hem zou l....den tot bij de ingang van een gebouw in romaanse st....l. Hij had er in elk geval genoeg pijn in de kuiten voor moeten l....den. p. 7 4 Freinet – 2016-17 Nederlands – brevet woorden 4: homoniemen en antoniemen OEFENING 4 Deze oefening gaat over homoniemen met dezelfde schrijfwijze. Het woord dat je zoekt, heeft maar liefst drie betekenissen! 1. 2 punt karaktereigenschap aanvalsspeler tocht scherpzinnig eetlust 3. 4. lust consumeren betekenis tradities frase toepassen 5. 6. ik verlang hebzuchtig bloem speelkaart huidziekte lokspijs mikpunt 7. 8. in aanwezigheid van explosief pienter in eigen bezit insect delfplaats 9. 10. computertoebehoren aantekening knaagdier boomvrucht deel van de hand muziekteken 11. 12. pantoffels bevoegdheid sjokken ongebogen sigarettenpakken geschreven wetten 13. 14. omheinen kaartspel oplichten kledingstukken amputeren schillen p. 8 4 Freinet – 2016-17 Nederlands – brevet woorden 4: homoniemen en antoniemen 15. 16. dessin spiraal kogel pluim chef pont 17. 18. vereniging dichtmaken stoel zekeringen golfstok ophouden 19. 20. akte harde klap zaak deel van een kerk pleeg boom TIP Zin in online puzzelen? Surf dan naar: www.puzzelsport.nl of www.gratispuzzelen.nl Je vindt er o.a. puzzels met homoniemen. p. 9 4 Freinet – 2016-17 2. Nederlands – brevet woorden 4: homoniemen en antoniemen ANTONIEMEN Een antoniem (of tegengestelde) is een woord waarvan de betekenis tegengesteld is aan die van een ander woord. Eén voorbeeld kan volstaan : een antoniem van groot is klein. OEFENING 5 Geef de tegengestelde betekenis van het vetgedrukte zelfstandige naamwoord. Soms zul je het antwoord moeten opzoeken (bv. in een antoniemenwoordenboek) of online op http://www.mijnwoordenboek.nl/antoniem.php. Maar vaak zul je het van je eigen woordenkennis moeten hebben! 01. Wanneer viel de bloei van Vlaanderens lakennijverheid? Wanneer kwam het _________________? 02. In het land heerst er nu orde; vroeger was er __________________. 03. Naast de groothandel is er ook de ___________________. 04. Anderlecht boekte een mooie overwinning; Brugge leed onverwachts een _______________ . 05. De pers zaaide tweedracht onder de inwoners van het stadje, daar waar ______________ had moeten heersen. Geef de tegengestelde betekenis van het vetgedrukte bijvoeglijk naamwoord: 01. Werden de jubilarissen in een open of _____________ wagen afgehaald? 02. Heeft een maaglijder een vast of een _______________ karakter? 03. Teken vijf scherpe en twee ___________ hoeken. 04. De stad bezit zowel vaste als ________________ bruggen. 05. Is het Latijn een levende of een ____________ taal? Geef de tegengestelde betekenis van het vetgedrukte werkwoord: 01. De architect beval deze weg hier te verbreden en die daar te _______________. 02. Werd het voorstel aangenomen of _________________? 03. Hield hij zijn woord of ____________ hij het? 04. Hebben de bombardementen hun doel getroffen of ______________? 05. De woordvoerder ontkende noch ______________ het bericht. p. 10 4 Freinet – 2016-17 Nederlands – brevet woorden 4: homoniemen en antoniemen OPLOSSINGEN BIJ DE OEFENINGEN OEFENING 1 1. De kapitein lijdt aan hoofdpijn 2. Dat schilderij werd gisteren geveild. 3. In de rederij lag ook een schip met averij. 4. Waarom weidt ze toch altijd over haar privéleven uit? 5. Hamlet was een echte weifelaar. 6. Over dat twijfelgeval wenste hij zich niet uit te spreken. OEFENING 2 1. Na het eerste applaus gaf de pianist nog een toemaatje. 2. Het katje klauterde vliegensvlug in de boom. 3. De weduwe draagt nog altijd haar rouwkledij. 4. Dat lijdt geen twijfel. 5. Voor de goede zaak heeft hij zijn leven veil. 6. Heeft hij wel de nodige capaciteiten om die zaak te leiden? 7. Ze weidde nog maar eens uit over haar vele hobby’s. 8. Waarom probeer je toch bij hem in ’t gevlij te komen? OEFENING 3 01. Op het feest van Sint-Paulus worden de paarden eerst op een mals grasland geweid en nadien in een misviering gewijd. 02. Als ijk gebruikte de controleur een eiken meetstok. 03. Op die openbare verkoping worden zestien verzilverde nagelvijlen van madame de Pompadour geveild. 04. De vraag rijst hoe je het snelst naar Spanje reist. 05. Hij is al jaren lid van de schuttersgilde, maar krijgt geen pijl in de roos. Het peil van zijn prestaties is niet denderend. 06. Gaston had nooit gedacht dat zo’n steile helling hem zou leiden tot bij de ingang van een gebouw in romaanse stijl. Hij had er in elk geval genoeg pijn in de kuiten voor moeten lijden. OEFENING 4 Deze antwoorden moet je zelf kunnen vinden. Niet opgeven! p. 11 4 Freinet – 2016-17 Nederlands – brevet woorden 4: homoniemen en antoniemen OEFENING 5 01. bloei - verval 02. orde - wanorde 03. groothandel - kleinhandel 04. overwinning - verlies 05. tweedracht - eendracht 01. open - gesloten 02. een vast karakter - een wankel, onzeker, onbestendig karakter 03. scherpe - stompe 04. een vaste brug - een beweegbare brug 05. levende - dode 01. verbreden - versmallen 02. aangenomen - verworpen 03. zijn woord houden - zijn woord breken 04. het doel treffen - het doel missen 05. het bericht ontkennen - het bericht bevestigen p. 12