Bundel `woordvorming`

advertisement
4 Freinet – 2016-17
Nederlands – brevet woorden 2: woordvorming
WOORDVORMING
In deze bundel1 leer je hoe Nederlandse woorden gevormd worden. Die kennis kan je
helpen
(1) om de betekenis van onbekende woorden af te leiden uit de vorm van het woord;
(2) om zelf nieuwe woorden te vormen volgens de juiste regels.
Wat je moet kennen en kunnen:
-
De volgende begrippen kennen en kunnen toepassen in oefeningen: morfologie,
grondwoord, samenstelling, afleiding, voorvoegsel (prefix), achtervoegsel
-
Weten dat we samenstellingen in het Nederlands zo veel mogelijk aan elkaar vast
schrijven (en dit vanzelfsprekend ook toepassen).
-
De belangrijkste Nederlandse voor- en achtervoegsels correct gebruiken (zie lijst)
-
De vreemde voor- en achtervoegsels in dit bundeltje correct gebruiken en
interpreteren (zie lijst)
-
De ‘woorden die vaak worden verward’ uit dit bundeltje correct kunnen gebruiken.
-
De nieuwe woorden in dit bundeltje kunnen gebruiken in oefeningen.
-
De oefeningen uit dit bundeltje kunnen oplossen.
Morfologie is de leer van woordvorming en woordstructuur van een taal. Het is een
begrip uit de taalkunde (het woord morfo-logie komt uit het Grieks en betekent letterlijk
vorm-leer).
1.
GRONDWOORD
Een grondwoord is een woord met een eigen betekenis dat je niet meer kunt opsplitsen
in delen. Voorbeelden: huis, straat, ik, werk, student, in, tussen, poort, open.
Met grondwoorden kun je nieuwe woorden maken: samenstellingen of afleidingen.
Daar gaan we nu dieper op in.
1
Deze bundel is een herwerkte en aangevulde versie van de gelijknamige bundel Begeleid Individueel Studeren
van de Vlaamse Overheid. Het valt onder een Creative Commons’ Licentie en mag – mits bronvermelding – vrij
gebruikt en verspreid worden.
p. 1
4 Freinet – 2016-17
2.
Nederlands – brevet woorden 2: woordvorming
SAMENSTELLING
Een samenstelling bestaat uit twee of meer grondwoorden die ook zelfstandig bestaan.
Enkele voorbeelden
Samenstellingen bestaande uit 2 grondwoorden:
zijstraat, studentenwoning,
huishuur, gsm-operator
Samenstellingen bestaande uit 3 grondwoorden:
jaaroverzicht, inrijpoort,
opendeurdag
Samenstellingen bestaande uit meer dan 3 grondwoorden:
tafelpootuiteinde,
zeehondenopvangcentrum
Soms heb je tussen de grondwoorden een tussenklank nodig:
- Dat kan een doffe e zijn, zoals in beresterk en reuzeleuk.
- Het kan ook en zijn, zoals in hondenhok en druivensap.
(noot: je hoeft de tussen-n niet uit te spreken)
- Het kan s zijn, zoals in stationsplein en geluksvogel.
De regels die bepalen of je een tussenklank moet schrijven (en welke), zijn niet altijd
even eenvoudig. Die spellingregels zul je dit jaar leren bij de verbetering of de
(klassikale) bespreking van leerlingenteksten.
Voorlopig volstaat het dat je deze ene spellingregel kent en toepast:
In het Nederlands schrijven we samenstellingen zo veel mogelijk aan
elkaar vast2.
Voorbeelden:
Jeugdboekenschrijfster – telecommunicatiebedrijf – slechtnieuwsgesprek
-
langetermijngeheugen – viersterrenrestaurant
Wanneer het woord onleesbaar dreigt te worden (of wanneer er verwarring kan
ontstaan), schrijven we een koppelteken (dat koppelteken wijst erop dat we het woord
graag aan elkaar zouden schrijven, maar dat dat niet gaat).
Voorbeelden: dia-avond (maar: diavoorstelling); ski-jas; zo-even
2
In het Engels daarentegen worden samenstelling vaak niet vast geschreven: telecommunications company
p. 2
4 Freinet – 2016-17
3.
Nederlands – brevet woorden 2: woordvorming
AFLEIDING
Een afleiding is een woord waarvan niet alle delen zelfstandig kunnen
voorkomen.
Een afleiding bestaat uit een grondwoord met een voorvoegsel (bv. ver-gaan), een
grondwoord met een achtervoegsel (bv. kind-je) of een grondwoord met een voorvoegsel
én een achtervoegsel (ver-kommer-en).
Verkleinwoorden (kindje), meervoudsvormen (kinderen) en werkwoordsvervoegingen
(verkommerd) zijn voorbeelden van afleidingen.
Nog enkele voorbeelden zijn: herlezen (grondwoord: lees), ontwaken (grondwoord:
waak), wansmaak; eetbaar, boekje, leraar; bezoeker, verdieping, ondankbaar,
sms’je.
Noot: er bestaan ook afleidingen van samenstellingen (of afgeleide samenstellingen), bv.
samenzweerderig, stakingsacties, voorzichtig => voorzichtigheid =>
voorzichtigheidshalve
OEFENING 1
Groepeer de onderstaande woorden in grondwoorden, samenstellingen en
afleidingen.
straatnaam - bespeelbaar - onweer - schuur - kortaf - dienaar - onderwijzeres - koortsig
- riool - bekomen - brok - doofstom - band - fabriek
grondwoord
samenstelling
afleiding
__________________
__________________
____________________
__________________
__________________
____________________
__________________
__________________
____________________
__________________
__________________
____________________
__________________
__________________
____________________
p. 3
4 Freinet – 2016-17
4.
Nederlands – brevet woorden 2: woordvorming
VOOR- EN ACHTERVOEGSELS
Voor- en achtervoegsels zijn zelf geen volledige woorden, maar ze dienen om de
betekenis van een woord te veranderen (treden-overtreden) of om woorden om te
vormen (sproeien-gesproeid-gesproei).
Hier volgen een lijstje met veel voorkomende voorvoegsels (prefixen) en een lijstje met
bekende achtervoegsels. We geven je ook woorden waarin de voor- en achtervoegsels
worden gebruikt, maar je kunt waarschijnlijk ook zelf tal van voorbeelden vinden.
Veel voorkomende voorvoegsels:
be-
: beplanten, bewerken
ge-
: geloop, gesjoemel
her-
: herlezen, herexamen
on-
: onmens, ondeugd
ont-
: ontkalken, ontkennen
ver-
: verdampen, verbruik
wan-
: wanhoop, wanorde
Veel voorkomende achtervoegsels:
-aar
:
bedelaar, rammelaar
(persoon die iets uitvoert)
-ant
:
muzikant, fabrikant
(persoon die iets uitvoert)
-baar
:
eetbaar, leverbaar
(geeft mogelijkheid aan)
-e
:
leerlinge, echtgenote
(vrouwelijke vorm)
-er
:
bakker, dwarsligger
(persoon die iets uitvoert)
-erig
:
slaperig, houterig
(toestand - adjectief)
-heid
:
schoonheid, overheid
(abstract zelfstandig naamwoord)
-ist
:
pianist, violist
(persoon die iets uitvoert)
-ing
:
vergissing, stemming
(zelfst. nw. van werkwoordsvorm)
-je
:
kenwijsje, pluisje
(verkleinwoord)
-(e)ling
:
dorpeling, ouderling
(persoon)
-lijk
:
behoorlijk, moeilijk
(eigenschap)
-(e)loos
:
besluiteloos, emotieloos
(ontbreken van)
-schap
:
gevangenschap, gezelschap
(zelfstandig naamwoord)
-te
:
drukte, stilte
(zelfstandig naamwoord)
-tje
:
teentje, Toontje
(verkleinwoord)
p. 4
4 Freinet – 2016-17
Nederlands – brevet woorden 2: woordvorming
OEFENING 2
Maak afleidingen door de vetgedrukte woorden te vervangen door één werkwoord.
01. Runderen kauwen hun voedsel nog eens.
=> Runderen ________________________________ hun voedsel.
02. Zijn toestand wordt slechter.
=> Zijn toestand _______________________ .
03. De zaadjes beginnen te kiemen.
=> De zaadjes ______________________ .
04. Bij het koken wordt het water tot damp omgezet.
=> Bij het koken ____________________ het water.
05. Ze hebben het huis groter gemaakt.
=> Ze hebben het huis ____________________ .
06.Voor die inspuiting moest ik mijn arm bloot maken.
=> Voor die inspuiting moest ik mijn arm ________________ .
07. Hij werd bleek toen hij mij zag.
=> Hij ___________________________ toen hij mij zag.
08. De wonde is aan ‘t zweren.
=> De wonde ______________________ .
09. Mijn grootmoeder sneed het brood nog tot boterhammen.
=> Mijn grootmoeder _____________________ het brood.
10. De boer strooit zaad over zijn veld.
=> De boer _____________________ zijn velt.
p. 5
4 Freinet – 2016-17
Nederlands – brevet woorden 2: woordvorming
Vreemde voor- en achtervoegsels
In onze taal komen vrij veel woorden voor die uit Latijnse en Griekse elementen
zijn samengesteld. Hier volgt een lijstje. Je moet deze voor- en achtervoegsels
kennen en kunnen gebruiken (bv. bij het interpreteren van onbekende
woorden).
Enkele veel voorkomende vreemde voorvoegsels*:
a-
=
niet
:
apolitiek
anti-
=
tegen
:
antiwesters
auto-
=
zelf
:
autodidact
bi-
=
twee
:
biseksueel
bio-
=
leven
:
bioritme
contra-
=
tegen
:
contra-indicatie
cum-, co-, col-
=
samen
:
cumuleren,
co-ouderschap
collaboreren
com-, con-, cor- =
samen
:
communisme, concentreren,
corresponderen
demo-
=
van het volk
:
democratie
extra-
=
buiten(gewoon)
:
extratrein
homo-
=
gelijk, dezelfde, hetzelfde
: homoseksueel
in-, im-, il-, ir-
=
niet, on
inconsequent,
:
immobiel,
illegaal,
irrationeel
inter-
=
tussen, onderling
:
internationaal
macro-
=
groot, lang
:
macromanie
micro-
=
klein
:
microfoto
mono-
=
alleen, één
:
monokini
neo-
=
nieuw
:
neologisme
pro-
=
voor
:
proloog
pseudo-
=
vals
:
pseudowetenschap
semi-
=
half
:
semifinale
sym-, syn-
=
samen met, gelijk met
:
sympathie,
synthese
tele-
=
ver, over een afstand
:
televisie
theo-
=
over een God
:
theologie
p. 6
4 Freinet – 2016-17
Nederlands – brevet woorden 2: woordvorming
Enkele veel voorkomende vreemde achtervoegsels* :
-cratie
=
macht, heerschappij
:
-fiel
=
houdend van, vriend van :
anglofiel
-graaf, -grafie
=
het schrijven, schrijver
:
telegraaf, telegrafie
-foon
=
geluid, klank
:
telefoon
-logie
=
leer, kunde
:
astrologie
-oniem
=
naam
:
synoniem
-scoop
=
kijker, het kijken
:
microscoop
-sofie
=
wijsheid
:
filosofie
-theek
=
bewaarplaats, verzameling
: bibliotheek
-these
=
stelling
hypothese
:
democratie
* De verklaring van de woorden vind je helemaal onderaan in deze bundel.
OEFENING 3
Leid de betekenis van de volgende vreemde woorden en uitdrukkingen af aan de hand
van het lijstje met vreemde voor-en achtervoegsels onder punt 5:
Voorbeeld:
anticonceptiepil
= pil om zwangerschap (conceptie =
bevruchting) tegen te gaan (anti = tegen)
1.
telescoop
: _______________________________________________
2.
intercommunaal
: _______________________________________________
3.
asociaal
: _______________________________________________
4.
pseudoniem
: _______________________________________________
5.
macrobiotisch
: _______________________________________________
6.
synoniem
: _______________________________________________
7.
immoreel
: _______________________________________________
8.
telecommunicatie : _______________________________________________
9.
biologie
: _______________________________________________
p. 7
4 Freinet – 2016-17
5.
Nederlands – brevet woorden 2: woordvorming
10.
immaterieel
: _______________________________________________
11.
extra muros
: _______________________________________________
12.
anoniem
: _______________________________________________
13.
pro en contra
: _______________________________________________
14.
antroposofie
: _______________________________________________
15.
semiprofessioneel : _______________________________________________
WOORDEN DIE VAAK WORDEN VERWARD
Ken je het betekenisverschil tussen aanmerking en opmerking, tussen kenbaar en
kennelijk, tussen aanmerking en opmerking? Over zulke woordenparen gaat het in dit
laatste rubriekje van deze bundel.
aanmerking : Hij heeft altijd aanmerkingen op mijn werk.
opmerking
: Ik heb geen bezwaar tegen opmerkingen over mijn werk.
Een aanmerking is een opmerking die kritiek inhoudt; een opmerking is neutraal.
bederfelijk
: De bederfelijke waar moet koel bewaard worden.
verderfelijk : Hij heeft een verderfelijke invloed op je.
Wat bederfelijk is, kan snel bederven en wordt onbruikbaar; wat verderfelijk is, leidt tot
verderf, moreel verval.
erkennen
: De nieuwe republiek wordt door de meeste staten niet erkend.
herkennen
: Ik herkende hem aan zijn gang.
Erkennen is aannemen, als wettig beschouwen, aanvaarden; herkennen betekent weer
kennen of zich herinneren als men iemand of iets terugziet of weer hoort.
kenbaar
: Ik heb mijn bezwaren kenbaar gemaakt.
kennelijk
: Er is een kennelijk onderscheid tussen de twee soorten.
p. 8
4 Freinet – 2016-17
Nederlands – brevet woorden 2: woordvorming
Iets doen kennen of meedelen is kenbaar worden of kenbaar maken; kennelijk is
(over)duidelijk.
vijandelijk
: Ze bevonden zich op vijandelijke bodem.
vijandig
: In heel de discussie was hij vijandig gestemd.
Vijandelijk is van de vijand; vijandig is boos gezind zijn of afkering zijn van iets.
materiaal
: 1. We hebben een jaar garantie tegen materiaalfouten.
2. Voor onze reis controleerden we het kampeermateriaal.
materieel
: Er zal worden bespaard op het materieel.
Materiaal is ‘grondstof ‘ (1) en wat we in de omgang ‘spullen’ (2) noemen;
materieel is groot gereedschap en grote machines.
moraal
:
De moraal van het verhaal is: eerlijk duurt het langst.
moreel
:
Het moreel van sommige voetballers liet te wensen over.
De moraal is een wijze les; het moreel is de innerlijke kracht of het zelfvertrouwen.
wereldlijk
: het wereldlijk gezag
werelds
: wereldse genoegens
Wereldlijk staat tegenover kerkelijk; werelds staat tegenover bovenaards en betekent
van de wereld, aards.
wettelijk
: Dit is een wettelijk voorschrift.
wettig
: een wettig huwelijk, de wettige erfgenamen
Wettelijk is vastgelegd in een wet; wettig betekent in overeenstemming met de wet.
Natuurlijk is deze opsomming ver van volledig. Je zou met zulke woorden namelijk een
boek kunnen vullen. In de volgende oefening leer je er nog enkele correct gebruiken. Het
betekenisverschil geven we aan in de sleutel bij de oefeningen.
p. 9
4 Freinet – 2016-17
Nederlands – brevet woorden 2: woordvorming
OEFENING 4
Gebruik het juiste woord in de zin. Controleer je oplossingen in de sleutel bij de
oefeningen en lees er aandachtig de woordbetekenissen bij.
01. Op zondag staat mijn man steevast als (tuinier, tuinman) op zijn lapje grond.
02. Ze is een erg (beweeglijk, beweegbaar) kind.
03. De ouders maken zich om hun zoon echt (bezorgd, zorgzaam, zorgwekkend).
Door deze complicaties is zijn toestand (bezorgd, zorgzaam, zorgwekkend)
geworden.
04. Hij leidt een (ongerust, rusteloos) leven.
05. We hebben ons (kostbaar, kostelijk) geamuseerd, zonder dat het ons een cent gekost
heeft!
06. Het woord ljboersjkl is voor de meeste Nederlandstaligen (onuitspreekbaar,
onuitsprekelijk).
07. Leg het (tafelkleed, tafellaken) alvast klaar; we gaan zo eten.
08. Het was gisteren (guur, onguur) weer.
09. Een vereniging kan moeilijk leven zonder (donor, donateur).
10. Een ijzeren staaf is pas (buigbaar, buigzaam) na verhitting.
11. Het is geen origineel, maar een (kopie, kopij).
12. Een portable is een (draaglijke, draagbare) computer.
13. Het hevige onweer veroorzaakte op verschillende plaatsen in Oost-Vlaanderen
(waternood, watersnood).
14. Ik had het boek al besteld, toen ik het als geschenk kreeg; gelukkig kon ik het nog
(opzeggen, afzeggen).
15. Van alle (openbaar, openlijk) gebouwen waait de vlag.
16. Als je (tijdig, tijdelijk) komt, hoeven we ons niet te haasten.
17. Haar ouders wilden een (groots, grotesk) feest, maar zij koos voor een intiem
dineetje.
18. Het is een (dagelijkse, alledaagse) gewoonte van hem om ‘s middags een wandeling
te maken.
19. De (gijzelaar, gijzelnemer) heeft zich overgegeven.
20. De agent werd (dodelijk, doods) verwond.
p. 10
4 Freinet – 2016-17
Nederlands – brevet woorden 2: woordvorming
6. OEFENING 5 - EEN WOORDENSPEL ALS SLOTOEFENING
Maak telkens twee samenstellingen door één woord in te vullen dat zowel past bij het
eerste als bij het laatste woord. Gebruik zoveel letters als er punten staan. We geven je
een voorbeeld:
hagel . . . . ader :
hagelslag/slagader.
Vind je deze oefening moeilijk? Geef niet te snel op en kijk niet meteen naar de
oplossing. Laat de oefening even liggen en keer er later naar terug.
01. kabel
.........
02. schip
.....
03. smaak
04. druk
lijn
. . . bloed
. . . . broek
. . . pan
05. schuif
06. hand
......
07. winter
08. bank
09. zak
zender
smeer
. . . . . bank
. . . . vogel
. . . . boete
10. vogel
. . . . . . heuvel
p. 11
4 Freinet – 2016-17
Nederlands – brevet woorden 2: woordvorming
Verklaring van de woorden met vreemde voorvoegsels:
apolitiek: zonder bindingen met de politiek
antiwesters: tegen West-Europa en Noord-Amerika
autodidact: iemand die zijn kennis door eigen studie verkregen heeft
biseksueel: zich seksueel aangetrokken voelen tot beide geslachten
bioritme: natuurlijk ritme van de biologische cycli van een mens, dier of plant
waardoor het functioneren bepaald wordt
contra-indicatie: aanwijzing of omstandigheid die pleit tegen het nemen van een
bepaalde maatregel, het voorschrijven van een geneesmiddel ...
cumuleren: samenvoegen
co-ouderschap: gezamenlijke opvoeding van de kinderen door gescheiden ouders
collaboreren: in WO II ontstond de betekenis “samenwerken met de vijand”
communisme: volgens Marx het op het socialisme volgend stadium waarin het
kapitalisme is uitgebannen, de productie- en consumptiemiddelen gemeenschappelijke
eigendom zijn van de staatsburgers en er geen klassetegenstellingen meer bestaan
concentreren: samentrekken op of in één punt
corresponderen: briefwisseling houden met elkaar
democratie: staatsvorm waarin het volk door vertegenwoordigers zichzelf regeert en
vrijelijk zijn meningen en wensen kan uiten
extratrein: trein die loopt buiten de gewone dienstregeling
homoseksueel: gericht op seksuele omgang van personen van hetzelfde geslacht
inconsequent: onlogisch
immobiel: onbeweeglijk
illegaal: onwettig
irrationeel: wat niet met het verstand beredeneerd kan worden; onmeetbaar
internationaal: tussen de verschillende landen
macromanie: grootheidswaan
microfoto: zeer sterk verkleinde foto, met name van een document
monokini: bikini zonder bovenstuk
neologisme: nieuw gevormd woord of gebruik van een bestaand woord in een nieuwe
betekenis
proloog: 1. eerste deel van een toneelstuk, roman, film dat de gebeurtenissen schildert
die voorafgingen 2. wielerjargon: korte, eerste etappe van een wielerronde (veelal
korte tijdrit)
pseudowetenschap: onechte wetenschap
semifinale: halve finale
sympathie: gelijke gewaarwording of stemming
synthese: samenvatting
p. 12
4 Freinet – 2016-17
Nederlands – brevet woorden 2: woordvorming
televisie: ver + visio = zien
theologie: wetenschap over God
Verklaring van de woorden met vreemde achtervoegsels:
democratie: staatsvorm waarin het volk door vertegenwoordigers zichzelf regeert
en vrijelijk zijn meningen en wensen kan uiten
anglofiel: een voorliefde hebben voor de Engelsen en al wat Engels is
telegraaf: toestel om met tekens in zeer korte tijd berichten over te brengen
astrologie: leer van de invloed van de hemellichamen op het lot en de aanleg van de
mensen, kunst van het opstellen van horoscopen
synoniem: woord dat dezelfde of bijna dezelfde betekenis heeft als een ander woord
microscoop: optisch instrument waarmee men vergrote beelden van zeer kleine
voorwerpen kan verkrijgen
filosofie: wijsbegeerte
bibliotheek: lett. boekenbewaarplaats
hypothese: een als voorlopige waarheid aangenomen maar nog te bewijzen
veronderstelling
p. 13
4 Freinet – 2016-17
Nederlands – brevet woorden 2: woordvorming
OPLOSSINGEN BIJ DE OEFENINGEN
OEFENING 1
grondwoorden
samenstellingen
afleidingen
schuur
straatnaam
bespeelbaar
riool
kortaf
onweer
brok
doofstom
dienaar
band
onderwijzeres
fabriek
koortsig
bekomen
OEFENING 2
01. Runderen herkauwen hun voedsel.
02. Zijn toestand verslecht, verslechtert.
03. De zaadjes ontkiemen.
04. Bij het koken verdampt het water.
05. Ze hebben het huis vergroot.
06. Voor die inspuiting moest ik mijn arm ontbloten.
07. Hij verbleekte toen hij mij zag.
08. De wonde verzweert.
09. Mijn grootmoeder versneed het brood nog.
10. De boer bezaait zijn veld.
OEFENING 3
01. tele (ver) + scoop (kijker): astronomische kijker
02. inter + Fr. communal: tussen verschillende gemeenten onderling
03. a (niet) + sociaal: niet aangepast of zich niet kunnen aanpassen aan het leven in de
maatschappij
04. pseudo (vals) + oniem (naam): onder een schuilnaam
05. macro (groot) + bio (leven): macrobiotisch voedsel = natuurzuiver
06. syn (gelijk met) + oniem (naam): woord met dezelfde of bijna dezelfde betekenis
07. im (on) + moreel: strijdig met de goede zeden, onzedelijk
08. tele (ver) + Fr. communication (overleg, onderhandeling): communicatie over grote
afstanden
09. bio (leven) + logie (leer): leer van de levende wezens in de ruimste zin
10. im (on) + Fr. matériel: onstoffelijk
11. extra (buiten) + muros (muren): buiten de muren, buiten het gebouw of de instelling
p. 14
4 Freinet – 2016-17
Nederlands – brevet woorden 2: woordvorming
12. a (niet, zonder) + oniem (naam): zonder bekendmaking van de naam
13. pro (voor) + contra (tegen): het voor en tegen
14. antropos (mens) + sofie (wijsheid): een door Steiner uitgewerkte levensleer waarin
wordt
gezocht naar de verbinding van de mens met het geestelijk wezen van de kosmos
15. semi (half): tussen prof en amateur in
OEFENING 4 (Het onderstreepte woord is het juiste in de zin.)
01.
tuinier
iemand die zich uit liefhebberij bezighoudt met het werken
in en verzorgen van een tuin
02.
03.
04.
05.
06.
tuinman
iemand die tegen betaling tuinen bewerkt en in orde houdt
beweeglijk
levendig, druk
beweegbaar
wat bewogen kan worden
bezorgd
ongerust
zorgwekkend
verontrustend, onrustbarend
zorgzaam
vol zorg
rusteloos
zeer druk, overladen met bezigheden
ongerust
bekommerd, angstig
kostelijk
voortreffelijk, heerlijk
kostbaar
duur of waardevol
onuitspreekbaar
niet uit te spreken
onuitsprekelijk zo groot, zo sterk dat het niet in woorden is uit te
drukken
07.
08.
09.
10.
11.
12.
13.
tafellaken
om te eten
tafelkleed
ter versiering
guur
droog en onaangenaam koud
onguur
onaantrekkelijk, ruw, gemeen
donateur
steunt een vereniging door geldelijke bijdragen te schenken
donor
staat bloed, sperma of orgaan af
buigbaar
wat kan gebogen worden
buigzaam
wat gemakkelijk buigt; gedwee
kopie
afschrift of reproduktie
kopij
voor de pers geschreven of getypte tekst
draagbaar
te dragen
draaglijk
te verdragen
watersnood
te veel water
waternood
te weinig water
p. 15
4 Freinet – 2016-17
14.
15.
16.
17.
18.
19.
20.
Nederlands – brevet woorden 2: woordvorming
afzeggen
dingen die voor één keer overeengekomen zijn
opzeggen
dingen die voor een langere termijn overeengekomen zijn
openbaar
voor iedereen toegankelijk
openlijk
niet in het geheim, onverholen
tijdig
vroeg genoeg
tijdelijk
voorbijgaand, niet vast, voor beperkte tijd geldig
groots
indrukwekkend, immens
grotesk
belachelijk
dagelijks
wat elke dag voorkomt
alledaags
zeer gewoon, onbeduidend, banaal
gijzelnemer
de dader
gijzelaar
het slachtoffer
dodelijk
met de dood gepaard gaand of zeer ernstig, erg
doods
akelig; stil en verlaten
OEFENING 5
01. kabeltelevisiezender
02. schipbreuklijn
03. smaakvolbloed
04. drukwerkbroek
05. schuifdakpan
06. handschoensmeer
07. winterslaapbank
08. bankroofvogel
09. zakgeldboete
10. vogelvluchtheuvel
p. 16
Download