4 Freinet – 2016-17 Nederlands – brevet woorden 2: woordvorming WOORDVORMING In deze bundel1 leer je hoe Nederlandse woorden gevormd worden. Die kennis kan je helpen (1) om de betekenis van onbekende woorden af te leiden uit de vorm van het woord; (2) om zelf nieuwe woorden te vormen volgens de juiste regels. Wat je moet kennen en kunnen: - De volgende begrippen kennen en kunnen toepassen in oefeningen: morfologie, grondwoord, samenstelling, afleiding, voorvoegsel (prefix), achtervoegsel - Weten dat we samenstellingen in het Nederlands zo veel mogelijk aan elkaar vast schrijven (en dit vanzelfsprekend ook toepassen). - De belangrijkste Nederlandse voor- en achtervoegsels correct gebruiken (zie lijst) - De vreemde voor- en achtervoegsels in dit bundeltje correct gebruiken en interpreteren (zie lijst) - De ‘woorden die vaak worden verward’ uit dit bundeltje correct kunnen gebruiken. - De nieuwe woorden in dit bundeltje kunnen gebruiken in oefeningen. - De oefeningen uit dit bundeltje kunnen oplossen. Morfologie is de leer van woordvorming en woordstructuur van een taal. Het is een begrip uit de taalkunde (het woord morfo-logie komt uit het Grieks en betekent letterlijk vorm-leer). 1. GRONDWOORD Een grondwoord is een woord met een eigen betekenis dat je niet meer kunt opsplitsen in delen. Voorbeelden: huis, straat, ik, werk, student, in, tussen, poort, open. Met grondwoorden kun je nieuwe woorden maken: samenstellingen of afleidingen. Daar gaan we nu dieper op in. 1 Deze bundel is een herwerkte en aangevulde versie van de gelijknamige bundel Begeleid Individueel Studeren van de Vlaamse Overheid. Het valt onder een Creative Commons’ Licentie en mag – mits bronvermelding – vrij gebruikt en verspreid worden. p. 1 4 Freinet – 2016-17 2. Nederlands – brevet woorden 2: woordvorming SAMENSTELLING Een samenstelling bestaat uit twee of meer grondwoorden die ook zelfstandig bestaan. Enkele voorbeelden Samenstellingen bestaande uit 2 grondwoorden: zijstraat, studentenwoning, huishuur, gsm-operator Samenstellingen bestaande uit 3 grondwoorden: jaaroverzicht, inrijpoort, opendeurdag Samenstellingen bestaande uit meer dan 3 grondwoorden: tafelpootuiteinde, zeehondenopvangcentrum Soms heb je tussen de grondwoorden een tussenklank nodig: - Dat kan een doffe e zijn, zoals in beresterk en reuzeleuk. - Het kan ook en zijn, zoals in hondenhok en druivensap. (noot: je hoeft de tussen-n niet uit te spreken) - Het kan s zijn, zoals in stationsplein en geluksvogel. De regels die bepalen of je een tussenklank moet schrijven (en welke), zijn niet altijd even eenvoudig. Die spellingregels zul je dit jaar leren bij de verbetering of de (klassikale) bespreking van leerlingenteksten. Voorlopig volstaat het dat je deze ene spellingregel kent en toepast: In het Nederlands schrijven we samenstellingen zo veel mogelijk aan elkaar vast2. Voorbeelden: Jeugdboekenschrijfster – telecommunicatiebedrijf – slechtnieuwsgesprek - langetermijngeheugen – viersterrenrestaurant Wanneer het woord onleesbaar dreigt te worden (of wanneer er verwarring kan ontstaan), schrijven we een koppelteken (dat koppelteken wijst erop dat we het woord graag aan elkaar zouden schrijven, maar dat dat niet gaat). Voorbeelden: dia-avond (maar: diavoorstelling); ski-jas; zo-even 2 In het Engels daarentegen worden samenstelling vaak niet vast geschreven: telecommunications company p. 2 4 Freinet – 2016-17 3. Nederlands – brevet woorden 2: woordvorming AFLEIDING Een afleiding is een woord waarvan niet alle delen zelfstandig kunnen voorkomen. Een afleiding bestaat uit een grondwoord met een voorvoegsel (bv. ver-gaan), een grondwoord met een achtervoegsel (bv. kind-je) of een grondwoord met een voorvoegsel én een achtervoegsel (ver-kommer-en). Verkleinwoorden (kindje), meervoudsvormen (kinderen) en werkwoordsvervoegingen (verkommerd) zijn voorbeelden van afleidingen. Nog enkele voorbeelden zijn: herlezen (grondwoord: lees), ontwaken (grondwoord: waak), wansmaak; eetbaar, boekje, leraar; bezoeker, verdieping, ondankbaar, sms’je. Noot: er bestaan ook afleidingen van samenstellingen (of afgeleide samenstellingen), bv. samenzweerderig, stakingsacties, voorzichtig => voorzichtigheid => voorzichtigheidshalve OEFENING 1 Groepeer de onderstaande woorden in grondwoorden, samenstellingen en afleidingen. straatnaam - bespeelbaar - onweer - schuur - kortaf - dienaar - onderwijzeres - koortsig - riool - bekomen - brok - doofstom - band - fabriek grondwoord samenstelling afleiding __________________ __________________ ____________________ __________________ __________________ ____________________ __________________ __________________ ____________________ __________________ __________________ ____________________ __________________ __________________ ____________________ p. 3 4 Freinet – 2016-17 4. Nederlands – brevet woorden 2: woordvorming VOOR- EN ACHTERVOEGSELS Voor- en achtervoegsels zijn zelf geen volledige woorden, maar ze dienen om de betekenis van een woord te veranderen (treden-overtreden) of om woorden om te vormen (sproeien-gesproeid-gesproei). Hier volgen een lijstje met veel voorkomende voorvoegsels (prefixen) en een lijstje met bekende achtervoegsels. We geven je ook woorden waarin de voor- en achtervoegsels worden gebruikt, maar je kunt waarschijnlijk ook zelf tal van voorbeelden vinden. Veel voorkomende voorvoegsels: be- : beplanten, bewerken ge- : geloop, gesjoemel her- : herlezen, herexamen on- : onmens, ondeugd ont- : ontkalken, ontkennen ver- : verdampen, verbruik wan- : wanhoop, wanorde Veel voorkomende achtervoegsels: -aar : bedelaar, rammelaar (persoon die iets uitvoert) -ant : muzikant, fabrikant (persoon die iets uitvoert) -baar : eetbaar, leverbaar (geeft mogelijkheid aan) -e : leerlinge, echtgenote (vrouwelijke vorm) -er : bakker, dwarsligger (persoon die iets uitvoert) -erig : slaperig, houterig (toestand - adjectief) -heid : schoonheid, overheid (abstract zelfstandig naamwoord) -ist : pianist, violist (persoon die iets uitvoert) -ing : vergissing, stemming (zelfst. nw. van werkwoordsvorm) -je : kenwijsje, pluisje (verkleinwoord) -(e)ling : dorpeling, ouderling (persoon) -lijk : behoorlijk, moeilijk (eigenschap) -(e)loos : besluiteloos, emotieloos (ontbreken van) -schap : gevangenschap, gezelschap (zelfstandig naamwoord) -te : drukte, stilte (zelfstandig naamwoord) -tje : teentje, Toontje (verkleinwoord) p. 4 4 Freinet – 2016-17 Nederlands – brevet woorden 2: woordvorming OEFENING 2 Maak afleidingen door de vetgedrukte woorden te vervangen door één werkwoord. 01. Runderen kauwen hun voedsel nog eens. => Runderen ________________________________ hun voedsel. 02. Zijn toestand wordt slechter. => Zijn toestand _______________________ . 03. De zaadjes beginnen te kiemen. => De zaadjes ______________________ . 04. Bij het koken wordt het water tot damp omgezet. => Bij het koken ____________________ het water. 05. Ze hebben het huis groter gemaakt. => Ze hebben het huis ____________________ . 06.Voor die inspuiting moest ik mijn arm bloot maken. => Voor die inspuiting moest ik mijn arm ________________ . 07. Hij werd bleek toen hij mij zag. => Hij ___________________________ toen hij mij zag. 08. De wonde is aan ‘t zweren. => De wonde ______________________ . 09. Mijn grootmoeder sneed het brood nog tot boterhammen. => Mijn grootmoeder _____________________ het brood. 10. De boer strooit zaad over zijn veld. => De boer _____________________ zijn velt. p. 5 4 Freinet – 2016-17 Nederlands – brevet woorden 2: woordvorming Vreemde voor- en achtervoegsels In onze taal komen vrij veel woorden voor die uit Latijnse en Griekse elementen zijn samengesteld. Hier volgt een lijstje. Je moet deze voor- en achtervoegsels kennen en kunnen gebruiken (bv. bij het interpreteren van onbekende woorden). Enkele veel voorkomende vreemde voorvoegsels*: a- = niet : apolitiek anti- = tegen : antiwesters auto- = zelf : autodidact bi- = twee : biseksueel bio- = leven : bioritme contra- = tegen : contra-indicatie cum-, co-, col- = samen : cumuleren, co-ouderschap collaboreren com-, con-, cor- = samen : communisme, concentreren, corresponderen demo- = van het volk : democratie extra- = buiten(gewoon) : extratrein homo- = gelijk, dezelfde, hetzelfde : homoseksueel in-, im-, il-, ir- = niet, on inconsequent, : immobiel, illegaal, irrationeel inter- = tussen, onderling : internationaal macro- = groot, lang : macromanie micro- = klein : microfoto mono- = alleen, één : monokini neo- = nieuw : neologisme pro- = voor : proloog pseudo- = vals : pseudowetenschap semi- = half : semifinale sym-, syn- = samen met, gelijk met : sympathie, synthese tele- = ver, over een afstand : televisie theo- = over een God : theologie p. 6 4 Freinet – 2016-17 Nederlands – brevet woorden 2: woordvorming Enkele veel voorkomende vreemde achtervoegsels* : -cratie = macht, heerschappij : -fiel = houdend van, vriend van : anglofiel -graaf, -grafie = het schrijven, schrijver : telegraaf, telegrafie -foon = geluid, klank : telefoon -logie = leer, kunde : astrologie -oniem = naam : synoniem -scoop = kijker, het kijken : microscoop -sofie = wijsheid : filosofie -theek = bewaarplaats, verzameling : bibliotheek -these = stelling hypothese : democratie * De verklaring van de woorden vind je helemaal onderaan in deze bundel. OEFENING 3 Leid de betekenis van de volgende vreemde woorden en uitdrukkingen af aan de hand van het lijstje met vreemde voor-en achtervoegsels onder punt 5: Voorbeeld: anticonceptiepil = pil om zwangerschap (conceptie = bevruchting) tegen te gaan (anti = tegen) 1. telescoop : _______________________________________________ 2. intercommunaal : _______________________________________________ 3. asociaal : _______________________________________________ 4. pseudoniem : _______________________________________________ 5. macrobiotisch : _______________________________________________ 6. synoniem : _______________________________________________ 7. immoreel : _______________________________________________ 8. telecommunicatie : _______________________________________________ 9. biologie : _______________________________________________ p. 7 4 Freinet – 2016-17 5. Nederlands – brevet woorden 2: woordvorming 10. immaterieel : _______________________________________________ 11. extra muros : _______________________________________________ 12. anoniem : _______________________________________________ 13. pro en contra : _______________________________________________ 14. antroposofie : _______________________________________________ 15. semiprofessioneel : _______________________________________________ WOORDEN DIE VAAK WORDEN VERWARD Ken je het betekenisverschil tussen aanmerking en opmerking, tussen kenbaar en kennelijk, tussen aanmerking en opmerking? Over zulke woordenparen gaat het in dit laatste rubriekje van deze bundel. aanmerking : Hij heeft altijd aanmerkingen op mijn werk. opmerking : Ik heb geen bezwaar tegen opmerkingen over mijn werk. Een aanmerking is een opmerking die kritiek inhoudt; een opmerking is neutraal. bederfelijk : De bederfelijke waar moet koel bewaard worden. verderfelijk : Hij heeft een verderfelijke invloed op je. Wat bederfelijk is, kan snel bederven en wordt onbruikbaar; wat verderfelijk is, leidt tot verderf, moreel verval. erkennen : De nieuwe republiek wordt door de meeste staten niet erkend. herkennen : Ik herkende hem aan zijn gang. Erkennen is aannemen, als wettig beschouwen, aanvaarden; herkennen betekent weer kennen of zich herinneren als men iemand of iets terugziet of weer hoort. kenbaar : Ik heb mijn bezwaren kenbaar gemaakt. kennelijk : Er is een kennelijk onderscheid tussen de twee soorten. p. 8 4 Freinet – 2016-17 Nederlands – brevet woorden 2: woordvorming Iets doen kennen of meedelen is kenbaar worden of kenbaar maken; kennelijk is (over)duidelijk. vijandelijk : Ze bevonden zich op vijandelijke bodem. vijandig : In heel de discussie was hij vijandig gestemd. Vijandelijk is van de vijand; vijandig is boos gezind zijn of afkering zijn van iets. materiaal : 1. We hebben een jaar garantie tegen materiaalfouten. 2. Voor onze reis controleerden we het kampeermateriaal. materieel : Er zal worden bespaard op het materieel. Materiaal is ‘grondstof ‘ (1) en wat we in de omgang ‘spullen’ (2) noemen; materieel is groot gereedschap en grote machines. moraal : De moraal van het verhaal is: eerlijk duurt het langst. moreel : Het moreel van sommige voetballers liet te wensen over. De moraal is een wijze les; het moreel is de innerlijke kracht of het zelfvertrouwen. wereldlijk : het wereldlijk gezag werelds : wereldse genoegens Wereldlijk staat tegenover kerkelijk; werelds staat tegenover bovenaards en betekent van de wereld, aards. wettelijk : Dit is een wettelijk voorschrift. wettig : een wettig huwelijk, de wettige erfgenamen Wettelijk is vastgelegd in een wet; wettig betekent in overeenstemming met de wet. Natuurlijk is deze opsomming ver van volledig. Je zou met zulke woorden namelijk een boek kunnen vullen. In de volgende oefening leer je er nog enkele correct gebruiken. Het betekenisverschil geven we aan in de sleutel bij de oefeningen. p. 9 4 Freinet – 2016-17 Nederlands – brevet woorden 2: woordvorming OEFENING 4 Gebruik het juiste woord in de zin. Controleer je oplossingen in de sleutel bij de oefeningen en lees er aandachtig de woordbetekenissen bij. 01. Op zondag staat mijn man steevast als (tuinier, tuinman) op zijn lapje grond. 02. Ze is een erg (beweeglijk, beweegbaar) kind. 03. De ouders maken zich om hun zoon echt (bezorgd, zorgzaam, zorgwekkend). Door deze complicaties is zijn toestand (bezorgd, zorgzaam, zorgwekkend) geworden. 04. Hij leidt een (ongerust, rusteloos) leven. 05. We hebben ons (kostbaar, kostelijk) geamuseerd, zonder dat het ons een cent gekost heeft! 06. Het woord ljboersjkl is voor de meeste Nederlandstaligen (onuitspreekbaar, onuitsprekelijk). 07. Leg het (tafelkleed, tafellaken) alvast klaar; we gaan zo eten. 08. Het was gisteren (guur, onguur) weer. 09. Een vereniging kan moeilijk leven zonder (donor, donateur). 10. Een ijzeren staaf is pas (buigbaar, buigzaam) na verhitting. 11. Het is geen origineel, maar een (kopie, kopij). 12. Een portable is een (draaglijke, draagbare) computer. 13. Het hevige onweer veroorzaakte op verschillende plaatsen in Oost-Vlaanderen (waternood, watersnood). 14. Ik had het boek al besteld, toen ik het als geschenk kreeg; gelukkig kon ik het nog (opzeggen, afzeggen). 15. Van alle (openbaar, openlijk) gebouwen waait de vlag. 16. Als je (tijdig, tijdelijk) komt, hoeven we ons niet te haasten. 17. Haar ouders wilden een (groots, grotesk) feest, maar zij koos voor een intiem dineetje. 18. Het is een (dagelijkse, alledaagse) gewoonte van hem om ‘s middags een wandeling te maken. 19. De (gijzelaar, gijzelnemer) heeft zich overgegeven. 20. De agent werd (dodelijk, doods) verwond. p. 10 4 Freinet – 2016-17 Nederlands – brevet woorden 2: woordvorming 6. OEFENING 5 - EEN WOORDENSPEL ALS SLOTOEFENING Maak telkens twee samenstellingen door één woord in te vullen dat zowel past bij het eerste als bij het laatste woord. Gebruik zoveel letters als er punten staan. We geven je een voorbeeld: hagel . . . . ader : hagelslag/slagader. Vind je deze oefening moeilijk? Geef niet te snel op en kijk niet meteen naar de oplossing. Laat de oefening even liggen en keer er later naar terug. 01. kabel ......... 02. schip ..... 03. smaak 04. druk lijn . . . bloed . . . . broek . . . pan 05. schuif 06. hand ...... 07. winter 08. bank 09. zak zender smeer . . . . . bank . . . . vogel . . . . boete 10. vogel . . . . . . heuvel p. 11 4 Freinet – 2016-17 Nederlands – brevet woorden 2: woordvorming Verklaring van de woorden met vreemde voorvoegsels: apolitiek: zonder bindingen met de politiek antiwesters: tegen West-Europa en Noord-Amerika autodidact: iemand die zijn kennis door eigen studie verkregen heeft biseksueel: zich seksueel aangetrokken voelen tot beide geslachten bioritme: natuurlijk ritme van de biologische cycli van een mens, dier of plant waardoor het functioneren bepaald wordt contra-indicatie: aanwijzing of omstandigheid die pleit tegen het nemen van een bepaalde maatregel, het voorschrijven van een geneesmiddel ... cumuleren: samenvoegen co-ouderschap: gezamenlijke opvoeding van de kinderen door gescheiden ouders collaboreren: in WO II ontstond de betekenis “samenwerken met de vijand” communisme: volgens Marx het op het socialisme volgend stadium waarin het kapitalisme is uitgebannen, de productie- en consumptiemiddelen gemeenschappelijke eigendom zijn van de staatsburgers en er geen klassetegenstellingen meer bestaan concentreren: samentrekken op of in één punt corresponderen: briefwisseling houden met elkaar democratie: staatsvorm waarin het volk door vertegenwoordigers zichzelf regeert en vrijelijk zijn meningen en wensen kan uiten extratrein: trein die loopt buiten de gewone dienstregeling homoseksueel: gericht op seksuele omgang van personen van hetzelfde geslacht inconsequent: onlogisch immobiel: onbeweeglijk illegaal: onwettig irrationeel: wat niet met het verstand beredeneerd kan worden; onmeetbaar internationaal: tussen de verschillende landen macromanie: grootheidswaan microfoto: zeer sterk verkleinde foto, met name van een document monokini: bikini zonder bovenstuk neologisme: nieuw gevormd woord of gebruik van een bestaand woord in een nieuwe betekenis proloog: 1. eerste deel van een toneelstuk, roman, film dat de gebeurtenissen schildert die voorafgingen 2. wielerjargon: korte, eerste etappe van een wielerronde (veelal korte tijdrit) pseudowetenschap: onechte wetenschap semifinale: halve finale sympathie: gelijke gewaarwording of stemming synthese: samenvatting p. 12 4 Freinet – 2016-17 Nederlands – brevet woorden 2: woordvorming televisie: ver + visio = zien theologie: wetenschap over God Verklaring van de woorden met vreemde achtervoegsels: democratie: staatsvorm waarin het volk door vertegenwoordigers zichzelf regeert en vrijelijk zijn meningen en wensen kan uiten anglofiel: een voorliefde hebben voor de Engelsen en al wat Engels is telegraaf: toestel om met tekens in zeer korte tijd berichten over te brengen astrologie: leer van de invloed van de hemellichamen op het lot en de aanleg van de mensen, kunst van het opstellen van horoscopen synoniem: woord dat dezelfde of bijna dezelfde betekenis heeft als een ander woord microscoop: optisch instrument waarmee men vergrote beelden van zeer kleine voorwerpen kan verkrijgen filosofie: wijsbegeerte bibliotheek: lett. boekenbewaarplaats hypothese: een als voorlopige waarheid aangenomen maar nog te bewijzen veronderstelling p. 13 4 Freinet – 2016-17 Nederlands – brevet woorden 2: woordvorming OPLOSSINGEN BIJ DE OEFENINGEN OEFENING 1 grondwoorden samenstellingen afleidingen schuur straatnaam bespeelbaar riool kortaf onweer brok doofstom dienaar band onderwijzeres fabriek koortsig bekomen OEFENING 2 01. Runderen herkauwen hun voedsel. 02. Zijn toestand verslecht, verslechtert. 03. De zaadjes ontkiemen. 04. Bij het koken verdampt het water. 05. Ze hebben het huis vergroot. 06. Voor die inspuiting moest ik mijn arm ontbloten. 07. Hij verbleekte toen hij mij zag. 08. De wonde verzweert. 09. Mijn grootmoeder versneed het brood nog. 10. De boer bezaait zijn veld. OEFENING 3 01. tele (ver) + scoop (kijker): astronomische kijker 02. inter + Fr. communal: tussen verschillende gemeenten onderling 03. a (niet) + sociaal: niet aangepast of zich niet kunnen aanpassen aan het leven in de maatschappij 04. pseudo (vals) + oniem (naam): onder een schuilnaam 05. macro (groot) + bio (leven): macrobiotisch voedsel = natuurzuiver 06. syn (gelijk met) + oniem (naam): woord met dezelfde of bijna dezelfde betekenis 07. im (on) + moreel: strijdig met de goede zeden, onzedelijk 08. tele (ver) + Fr. communication (overleg, onderhandeling): communicatie over grote afstanden 09. bio (leven) + logie (leer): leer van de levende wezens in de ruimste zin 10. im (on) + Fr. matériel: onstoffelijk 11. extra (buiten) + muros (muren): buiten de muren, buiten het gebouw of de instelling p. 14 4 Freinet – 2016-17 Nederlands – brevet woorden 2: woordvorming 12. a (niet, zonder) + oniem (naam): zonder bekendmaking van de naam 13. pro (voor) + contra (tegen): het voor en tegen 14. antropos (mens) + sofie (wijsheid): een door Steiner uitgewerkte levensleer waarin wordt gezocht naar de verbinding van de mens met het geestelijk wezen van de kosmos 15. semi (half): tussen prof en amateur in OEFENING 4 (Het onderstreepte woord is het juiste in de zin.) 01. tuinier iemand die zich uit liefhebberij bezighoudt met het werken in en verzorgen van een tuin 02. 03. 04. 05. 06. tuinman iemand die tegen betaling tuinen bewerkt en in orde houdt beweeglijk levendig, druk beweegbaar wat bewogen kan worden bezorgd ongerust zorgwekkend verontrustend, onrustbarend zorgzaam vol zorg rusteloos zeer druk, overladen met bezigheden ongerust bekommerd, angstig kostelijk voortreffelijk, heerlijk kostbaar duur of waardevol onuitspreekbaar niet uit te spreken onuitsprekelijk zo groot, zo sterk dat het niet in woorden is uit te drukken 07. 08. 09. 10. 11. 12. 13. tafellaken om te eten tafelkleed ter versiering guur droog en onaangenaam koud onguur onaantrekkelijk, ruw, gemeen donateur steunt een vereniging door geldelijke bijdragen te schenken donor staat bloed, sperma of orgaan af buigbaar wat kan gebogen worden buigzaam wat gemakkelijk buigt; gedwee kopie afschrift of reproduktie kopij voor de pers geschreven of getypte tekst draagbaar te dragen draaglijk te verdragen watersnood te veel water waternood te weinig water p. 15 4 Freinet – 2016-17 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. Nederlands – brevet woorden 2: woordvorming afzeggen dingen die voor één keer overeengekomen zijn opzeggen dingen die voor een langere termijn overeengekomen zijn openbaar voor iedereen toegankelijk openlijk niet in het geheim, onverholen tijdig vroeg genoeg tijdelijk voorbijgaand, niet vast, voor beperkte tijd geldig groots indrukwekkend, immens grotesk belachelijk dagelijks wat elke dag voorkomt alledaags zeer gewoon, onbeduidend, banaal gijzelnemer de dader gijzelaar het slachtoffer dodelijk met de dood gepaard gaand of zeer ernstig, erg doods akelig; stil en verlaten OEFENING 5 01. kabeltelevisiezender 02. schipbreuklijn 03. smaakvolbloed 04. drukwerkbroek 05. schuifdakpan 06. handschoensmeer 07. winterslaapbank 08. bankroofvogel 09. zakgeldboete 10. vogelvluchtheuvel p. 16