Oorsprong en doel van de Europese Unie

advertisement
CHRISTOPHE VAN MECHELEN
2de KAN. RECHTEN UFSIA
ECONOMISCHE POLITIEK
Onderwerp:
De uitbreiding van de Europese Unie
Prof. E. Van Broeckhoven
22/12/2000
1
Oorsprong en doel van de Europese Unie
Nadat de tweede wereldoorlog de Europese economie vernietigd had, hoopten
sommigen dat de wederopbouw van West-Europa zou leiden tot een Europese
eenheidsstaat. Dit idee van een eenheidsstaat werd echter snel ondermijnd door de
Koude Oorlog. Het waren Frankrijk en Duitsland, raar genoeg, die met de eerste
voorstellen kwamen over een gemeenschappelijk economisch beleid. Zo werd in
1951 de E.G.K.S. opgericht, de Europese Gemeenschapvoor Kolen en Staal. Dit had
tot doel het reguleren van de staalhandel. Het idee hierachter was dat men niet meer
wilde dat een land een te grote productie van oorlogsmaterieel zou realiseren, denk
maar aan Duitsland 20 jaar eerder. Dit verdrag, dat werd ondertekend door WestDuitsland, Frankrijk, België, Italië, Nederland en Luxemburg. Het Verenigd
Koninkrijk was tegen dit verdrag. Enkele jaren later kwamen de zes landen overeen
dat ze de mogelijkheden gingen bestuderen voor verdere economische
samenwerking. In een nieuw verdrag, het Verdrag van Rome van 1957, werden de
E.E.G. en Euratom opgericht. De E.E.G. of Europese Economische Gemeenschap
had enkele doelstellingen voor ogen: de ontwikkeling van de economische activiteit
binnen de gehele Gemeenschap, een geleidelijke en evenwichtige expansie, een
grotere stabiliteit, een toenemende verbetering van de levensstandaard en nauwere
betrekkingen tussen de in de Gemeenschap verenigde staten.
Om deze doeleinden te bereiken noemt het verdrag twee middelen: het instellen van
een gemeenschappelijke markt en het geleidelijk nader tot elkaar brengen van het
economisch beleid van de lidstaten. In de het E.E.G.-Verdrag worden deze twee
middelen nader uitgewerkt.
1. De instelling van een gemeenschappelijke markt wordt bereikt door:
a. de afschaffing van douanerechten en beperkingen bij in -en uitvoer van goederen
tussen de lidstaten.
b. de invoering van een gemeenschappelijk douanetarief en het creëren van een
gemeenschappelijke handelspolitiek ten opzichte van andere staten.
c. de verwijdering van hinderpalen voor het vrije verkeer van personen, diensten en
kapitaal.
d. de invoering van een regime waardoor wordt gewaarborgd dat de mededinging
binnen de Gemeenschap niet wordt beperkt of vervalst. De gemeenschappelijke
mededingingspolitiek is gebaseerd op het principe dat mededingingsregelingen
tussen ondernemingen verboden zijn wanneer zij de handel tussen de lidstaten
ongunstig kunnen beïnvloeden en ertoe strekken of tot gevolg hebben dat de
mededinging binnen de gemeenschappelijke markt wordt verhinderd, beperkt of
vervalst. Ook is het ondernemingen verboden misbruik te maken van een
machtspositie op de gemeenschappelijke markt, voor zover de handel tussen de
lidstaten daardoor ongunstig kan worden beïnvloed.
e. het nader tot elkaar brengen van de nationale wetgevingen in de mate waarin dat
voor de werking van de gemeenschappelijke markt noodzakelijk is.
2
2. Het tweede middel, het geleidelijk nader tot elkaar brengen van het economisch
beleid van de lidstaten, bereikt men door:
a. het tot stand brengen van een gemeenschappelijk landbouwbeleid, teneinde de
productiviteit in de landbouw te doen toenemen, zodat de landbouwbevolking een
redelijke levensstandaard kan worden gewaarborgd, de markten kunnen worden
gestabiliseerd, de voorziening kan worden veiliggesteld en voor de consumenten
kunnen redelijke prijzen worden berekend.
b. het tot stand brengen van een gemeenschappelijk vervoersbeleid (sedert 1987 zijn
de verdragsartikelen niet slechts van toepassing op vervoer over binnenwateren, per
spoor of over de weg, maar tevens op zee- en luchtvaart).
c. het toepassen van procedures die het mogelijk maken het economisch beleid van
de lidstaten te coördineren en een verstoring van het evenwicht in hun
betalingsbalans tegen te gaan.
d. de vorming van een Europees Sociaal Fonds, teneinde de werkgelegenheid voor
de werknemers te verbeteren en bij te dragen tot de verhoging van hun
levensstandaard.
e. de oprichting van een Europese Investeringsbank, bestemd om de economische
groei van de Gemeenschap te vergemakkelijken door het aanboren van nieuwe
hulpbronnen.
f. de associatieverdragen met andere landen en gebieden overzee, teneinde het
handelsverkeer uit te breiden en in gezamenlijke inspanning de economische en
sociale ontwikkeling te bevorderen. Hiertoe is een Europees Ontwikkelingsfonds
gevormd.
Euratom, anderzijds, werd opgericht om een gemeenschappelijk Europees
atoombeleid te vormen. Dit bleek een flop te zijn omdat elk land toch de controle
hield over zijn eigen nucleaire programma's, kijk in dit geval maar naar Frankrijk
met zijn nucleaire testen. Enkele jaren later traden nog eens drie nieuwe landen toe
tot de E.E.G.: Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk. In 1981 kwam daar
nog Griekenland bij en in 1986 voegden Spanje en Portugal zich ook bij de E.E.G.
De uiteindelijke stap tot een uniforme staat kwamen er in 1993. Dit leidde tot de
vorming van de Europese Unie. Struikelblok blijft echter sinds '93 het
gemeenschappelijk landbouwbeleid, de regels inzake dit fenomeen zijn het resultaat
geweest van een heleboel compromissen. Verder in dit werk zal ik aanhalen dan dit
Europees landbouwbeleid niet kan standhouden wanneer er nieuwe landen zouden
toetreden. Twee jaar na het oprichten van de Europese Unie kwamen er nog drie
landen bij: Oostenrijk, Finland en Zweden. Wat gaat er nu in de nabije toekomst
allemaal nog bij komen? Moet het Europees economisch beleid niet drastisch
hervormd worden wanneer eventuele nieuwe landen toetreden?
3
Wie zijn nu deze kandidaat landen?
Voorlopig gaat het nog om twaalf kandidaat lidstaten. Deze landen worden eerst
economisch beoordeeld door de Europese Commissie. De besprekingen van de
politieke strijdpunten en de moeilijke onderhandelingspunten als landbouw en steun
aan de armere regio's zouden pas in 2002 starten.
Economisch scoren Malta en Cyprus het best. Beide eilandstaten zijn economisch in
staat tot de Europese Unie toe te treden. De opdeling van Cyprus in een Grieks en een
Turks deel blijft het belangrijkste politieke probleem. Malta moet van de commissie
werk maken van de gerechtelijke achterstand, van de behandeling van vluchtelingen en
van de gelijkheid tussen man en vrouw. Polen, met bijna 40 000 000 inwoners het
grootste land waarmee de commissie toetredingsonderhandelingen voert, krijgt
economisch goede punten. Polen zou zeker op korte termijn aan de economische
toetredingscriteria kunnen voldoen. De regering moet echter dringend werk maken
van een hervorming van het gerecht en de strijd tegen corruptie opvoeren, onder meer
via nieuwe wetgeving. Het beperken van het begrotingstekort, dat zou moeten dalen
tot 1,6% van het BBP, wordt evenwel gezien als de belangrijkste voorwaarde tot
toetreden. Als je weet dat dit land na de roebelcrisis van 1998 slechts langzaamaan uit
een dal kruipt, kan je op z'n minst zeggen dat het dan optimistische prognose is. Zeker
wanneer we kijken naar de consumptie van de Poolse gezinnen, die zuinig is, en de
export die zeker nog niet gelijk is aan de import. Ook zou men in Polen, maar dit is
een bemerking voor bijna alle Oostbloklanden, werk moeten maken van de
werkloosheid en van het gebrekkige onderwijssysteem. Het gaat hier zowel om het
onderwijs van kinderen als van de miljoenen werknemers, die goed zijn opgeleid, maar
dikwijls voor werk dat uitsterft.
Volgens hoofdeconoom Willem Buiter van de EBWO, dit is de Europese Bank voor
Wederopbouw en Ontwikkeling, gaat het bedrag dat aan scholing wordt uitgegeven
absoluut en relatief in dalende lijn naarmate de landen meer in het Oosten liggen. In
het EBWO-klassement, dat kijkt naar 8 indicatoren in de Oostbloklanden, staat Polen
op kop, gevolgd door Tsjechië, Hongarije en Slovenië. Naast deze vier boekten nog
een viertal andere landen het afgelopen jaar een groter dan gemiddelde vooruitgang bij
de omvorming tot een markteconomie: Bulgarije, Georgië, Macedonië en Tadzjikistan.
De Commissie scheert Estland, Hongarije, Tsjechië en Slovenië over dezelfde
economische kam als Polen. Estland moet werk blijven maken van de integratie van
niet-burgers en het versterken van de administratie en van het gerecht. Hongarije moet
hernieuwde inspanningen leveren om de corruptie te bestrijden en moet de
overbevolking van de gevangenissen aanpakken. De Commissie veegt ook Tsjechië
de mantel uit over corruptie. De strijd tegen corruptie en economische misdaad is in
Tsjechië tot nog toe onvoldoende. Ook de overbevolking en de Tsjechische
gevangenissen en de handel in vrouwen en kinderen kan volgens de commissie niet,
4
hier moet ook versterkte aandacht aan besteed worden. Slovenië heeft als taak
gekregen de administratie en het gerecht de hervormen.
Letland, Litouwen en Slowakije zetten voor de commissie het voorbije jaar
economisch een stap vooruit. Voor het eerst beschouwt de commissie deze drie als
markteconomieën. Met de nodige hervormingen kunnen ze op middellange termijn
meedraaien in de EU economie. Letland en Litouwen moeten voor de Commissie de
hervormingen en administratie en gerecht voortzetten. Slowakije moet de
onafhankelijkheid van het gerecht versterken, de administratieve hervorming
doorvoeren en zorgen voor tastbare vooruitgang in de situatie van de Roma zigeuners.
Bulgarije en Roemenië zijn de twee zwakke broertjes tussen de kandidaat lidstaten.
Roemenië kan niet beschouwd worden als een markteconomie en kan zelfs op de
middellange termijn niet aarden in de EU economie. Bovendien verbeterde Roemenië
amper zijn economische vooruitzichten. Roemenië krijgt ook een veeg uit de pan voor
de voortdurende discriminatie van de Roma-zigeuners. De enige vooruitgang op dit
vlak is een programma voor betere toegang tot het onderwijs voor de Roma. Ook de
strijd tegen de corruptie in Roemenië krijgt van Brussel een onvoldoende. Bulgarije
boekte wel vooruitgang in de richting van een markteconomie, maar kan net als
Roemenië op middenlange termijn de integratie in de EU economie nog niet aan.
Bulgarije deed ook heel weinig om het gerecht te hervormen. Er zijn grote
inspanningen nodig om een sterk, onafhankelijk, efficiënt en professioneel gerechtelijk
systeem op poten te zetten. Voor de beide landen geldt dat er nog veel werk aan de
winkel is om de situatie van de Roma te verbeteren.
Wat Turkije betreft. Het land krijgt zware kritiek dat ze niet genoeg zou doen om de
mensenrechten te garanderen. Echte onderhandelingen over lidmaatschap werden
uitgesteld tot Turkije een beter rapport over mensenrechten kan voorleggen. Wel komt
er voor het eerst een partnerschap voor toetreding, een gedetailleerd prioriteitenlijstje
om Turkije snel op het goede EU spoor te krijgen. Het document bevat de te nemen
politieke en economische maatregelen op korte en middellange termijn en aan te
passen wetgeving. Turkije moet naar voorbeeld van de andere kandidaten een
nationaal programma opstellen om in Europese richting te marcheren. De EU
commissie spaarde haar kritiek echter niet. Het respect voor mensenrechten en
minderheden blijft ondermaats. En ook de rol van het leger in het politieke leven blijft
bedenkelijk. De Europese Commissie maant Turkije ook aan de situatie van de
Koerden te verbeteren. Toch is er verbetering, maar er moeten toch nog enkele horden
genomen worden. Prioritair voor de Europese Unie is de afschaffing van de doodstraf
en van foltering, de grondwettelijke vrijheid van meningsuiting, vereniging en
godsdienst, de erkenning van culturele rechten voor etnische minderheden, de
aanpassing van de rol van militairen aan de democratische spelregels en de opheffing
van de noodtoestand in Koerdistan. Hoewel de meeste landen niet echt negatief staan
tegenover een eventuele toetreding van Turkije, blijft Griekenland het been stijf
houden. Griekenland eist dat het partnerschap tot toetreding ook een oplossing voor
Cyprus een oplossing van de territoriale twisten tussen Griekenland en Turkije als
doelstellingen bevat. De Europese Unie legde Turkije die twee verplichtingen vorig
5
jaar in Helsinki al op om Turkije als kandidaat land te erkennen. Maar Griekenland
wil ze uitdrukkelijk herhaald zien in het partnerschap.
WAT MET DE BALKANLANDEN?
Van de voormalige Joegoslavische republieken heeft enkel Slovenië een Europaakkoord met de Europese Unie. In november dit jaar vond in Zagreb een top plaats
van de Europese staats-en regeringsleiders en hun collega's uit de vijf voormalige
Joegoslavische republieken en Albanië. Het idee om de leiders van deze balkanlanden
bij elkaar te brengen, ging uit van het Frans EU-voorzitterschap. Het doel van deze
top was het afsluiten van een stabiliteits -en associatieakkoord met de EU. Met
Macedonië werd het akkoord al ondertekend. Met Kroatië werden de besprekingen
aangevat. Voor Albanië wordt het proces iets versneld. Een werkgroep moet tegen
het voorjaar een rapport voorleggen over de mogelijkheden van zo een
stabiliteitsakkoord. De voormalige Joegoslavische republiek en Bosnië-Herzegowina
moeten het voorlopig stellen met het vooruitzicht op onderhandelingen van zo een
akkoord met de Europese Unie. Belangrijkste element van die stabiliteits-en
associatieakkoorden is dat de Balkanlanden hierdoor uitzicht krijgen op het
lidmaatschap van de Europese Unie. De Europese Unie koppelt dit
toetredingsperspectief aan verplichte samenwerking tussen de Balkanlanden onderling.
In ruil krijgen ze vrijhandel met de EU en ruime financiële hulp, goed voor 4.65
miljard euro tot 2006.
WAT HOUDT DIT NU EIGENLIJK IN?
Het stabiliteitspact (1999) is een internationaal initiatief voor steun aan projecten in
Zuidoost Europa. Behalve de EU, de vijf voormalige Joegoslavische republieken en
Albanië wordt het stabiliteitspact mede ondertekend door de VS, Canada en Japan,
Turkije en de buurlanden Roemenië, Hongarije en Bulgarije. Via het stabiliteitspact
worden concrete projecten gesteund op drie terreinen: democratie en mensenrechten,
economische heropbouw en veiligheid in de brede zin. De Europese Unie probeert
door deze akkoorden een aparte baan te scheppen met de Balkanlanden. Met de
meeste Balkanlanden had de EU tot hiertoe enkele akkoorden voor het verlenen van
humanitaire hulp. De stabiliteits-en associatieakkoorden schepen een nieuw contract
tussen de EU en Zuidoost-Europa. Het belangrijkste element van die akkoorden is dat
de betrokken landen uitzicht krijgen op toetreding tot de EU, in tegenstelling tot
bijvoorbeeld de voormalige sovjetrepublieken in hun partner akkoorden met de EU.
Het instrument dat de EU inzet voor de Balkan, heet CARDS (Community Assistance
for Reconstruction and Stabilisation). De EU-landen beslisten hiervoor 4,65 miljard
euro vrij te maken voor de periode 2000-2006.
6
De top in Nice
De top in Nice had tot doel de nieuwe machtsverhoudingen in Europa te regelen
wanneer nieuwe landen zouden toetreden. Niet denkbeeldig, want zoals het er nu naar
uitziet, telt de Unie binnen enkele jaren 27 leden. Daarom was een grondige
herziening nodig van het Europees beleidsapparaat. De vier twistpunten van de
Europese Unie; de Europese ministerraad, de commissie, het vetorecht van de grote
landen en het Europees Parlement; dienden ter sprake te komen. Het resultaat is een
compromis, dit wil echter niet zeggen dat het automatisch nadelig is. De sterkere
landen in de Unie dienden namelijk water bij de wijn te doen omdat anders de andere
landen nooit tot een akkoord zouden komen. Wat volgt is een korte synthese van wat
men zoal heeft veranderd.
1. De Europese ministerraad
Dat blijft het belangrijkste beslissingsorgaan van de Europese Unie. De meeste
beslissingen in de raad, die bestaat uit de premiers of de bevoegde ministers, worden
met een gekwalificeerde meerderheid van 74 procent genomen. Dit betekent 255 op
345 stemmen. Er zijn nog twee extra sleutels in gebouwd. Zo moeten akkoord het fiat
van 14 van de 27 lidstaten hebben. Dat is een toegevingen aan de kleine lidstaten die
vrezen helemaal weggedrukt te worden. Tenslotte moet 62 procent van de Europese
bevolking een overeenkomsten een. Dit is een toegevingen aan Duitsland dat meer
stemmen dan Frankrijk gulden, maar een ruil voor die 62 procent daarvan afgezien
heeft.
2. De Commissie
Nu telt de Europese Commissie 20 leden, een voor de kleintjes en twee voor de vier
grote dit staten. Mocht deze verhouding na de uitbreiding vanaf 2004 behouden
blijven dan zou de commissie meer dan 30 leden tellen. Veel te veel voor een
dagelijks bestuur van de Unie. In Nice is vastgesteld dat de grote lidstaat in vanaf
2005 hun tweede commissaris zullen opgeven. Na protest van de kleintjes, die vrezen
hun commissarissen te verliezen, heeft Nice het principe van 20 commissarissen
opgegeven. Zodra de EU 27 leden telt, mag de commissie ook 27 commissarissen
tellen. Het uiteindelijke aantal commissarissen wordt later bij unanimiteit door de
lidstaten vastgelegd. Reken maar dat hiervoor nog een flinke robbertje zal gevochten
worden.
3. Beperking van het VETO-recht
De Europese leiders hebben in feite geen enkele stap vooruit gezet om de rol van het
veto in de Europese besluitvorming te beperken. Met dit veto kan een lidstaat in de
ministerraad het Europese raden werken lam leggen. De ambitie om het veto voor
heel wat bevoegdheden op te geven, werd in Nice verlaten. Het nationale veto inzake
buitenlandse handel wordt opgegeven. Frankrijk is erin geslaagd alle bepalingen over
de filmindustrie Gerard te lichten. Op vlak van asiel-en migratiebeleid wordt straks
7
met een gekwalificeerde meerderheid beslist, naar Duitsland het veto te bewaren tot
2004. Tot 2007 blijft het veto nog bestaan voor regionale steun. Onder Britse druk
blijft het veto bestaan voor zijn belastingen en sociale zekerheid.
4. Europees parlement en versterkte samenwerking
Minder in het oog springend, maar wel belangrijk is de overeenkomst over de
samenstelling van het Europees Parlement. Het verdrag van Nice trekt dit aantal op tot
van 626 tot 728 verkozenen België verliest maar drie parlementsleden en houdt er nog
22 over. Nice heeft eveneens het principe van versterkte samenwerking tussen
Europese voorlopers goedgekeurd. Acht landen volstaan om hiermee te beginnen en
geen enkel veto kan het tegenhouden. De Unie zal wel snel een nieuwe
intergouvernementele conferentie ( IGC) op gang brengen om na te denken hoe
Europa ter uiteindelijk moeten uitzien. In de tweede helft van volgend jaar kan België
als halfjaarlijkse voorzitter hierin een grote rol spelen.
Toch blijven de meningen over het al dan niet klaar zijn van de Unie inzake
uitbreiding verdeeld. Een tegenstander hiervan is Karel van Miert.
Hij vindt dat ene een nationale belangen het nog steeds halen in Europa. Zo trokken
de meeste regeringsleiders met een of meerdere veto's naar Nice. Duitsland, Frankrijk,
het Verenigd Koninkrijk en Spanje wisten allemaal een belangrijk veto te handhaven.
Denk maar aan cruciale terreinen als fiscaliteit, sociale zaken en veiligheid. Spanje
zorgde er dan weer voor dat het tot 2014 van gelden uit de Europese structuurfondsen
blijft genieten, terwijl het die eigenlijk niet meer nodig heeft. Dat gaat ten koste van
de nieuwelingen uit centraal en Oost-Europa die wel steun nodig zullen hebben. Stel
je voor dat landen als Malta en Cyprus de Unie aan het wankelen brengen door hun
veto. Europa dreigt hierdoor compleet vast te rijden. Zo stellen de verdragsteksten
duidelijk dat de commissie onafhankelijk van de nationale regeringen moet kunnen
optreden, weliswaar onder controle van het Europees Parlement. In Nice draaide de
discussie te zeer rond de nationale vertegenwoordigingen in de commissie. De
onafhankelijkheid van deze instelling wordt daarmee ondergraven.
Er zijn ook mensen die menen dat Europa wel de goede weg opgaat maar er toch nog
niet helemaal is, met name Jan Wouters, hoogleraar internationaal recht aan de
Katholieke Universiteit Leuven.
Hij zegt dat België op het verkeerde been werd gezet door Duitsland met betrekking
tot de discussie over het aantal leden in de commissie. Duitsland hoopt op die manier
meer stemmen dan Frankrijk te halen. De discussie over het aantal stemmen in de
commissie was eerder een symbolische discussie. Zo is een stem verschil met
Nederland in de ministerraden onbelangrijk. België heeft wel een positieve rol
gespeeld in de discussie over de veto's. De regering liet uiteindelijk het Europees
belang primeren op het nationaal belang. In Europese context is dit uiterst zeldzaam.
Hij meent dat het zinvol strijden was voor een billijke stemmenverdeling. Het
resultaat van deze stemmenverdeling is een verlossing voor Europa. De vorming van
de commissie lijkt in orde, maar de maatregelen stellen teleur. De lijst van veto
dossiers is namelijk nog veel te lang, waardoor er voorlopig geen volledig
geïntegreerde markt komt. Zo zal het nog wel het even duren voor Europa uitgebreid
8
zal worden, maar toch vindt hij dat dit geen tientallen jaren op zich zal moeten laten
wachten.
Enkele bedenkingen bij de uitbreiding.
Wat kan eigenlijk verwacht worden van een uitbreiding?
De vraag in deze kwestie is of er beter van worden of niet? Ik denk het wel. Zeker als
we in de toekomst willen concurreren met economische wereldmachten als de VS,
Japan en misschien in de verre toekomst China. Dit zijn allemaal landen die qua
bevolking van belangrijke rol spelen. Bij een eventuele uitbreiding komen bij ons in
Europa een geschatte 200 000 000 mensen bij. Uitgedrukt in koopkracht betekent dit
een enorme stijging. Deze nieuwe landen zijn evenwel qua industrie en politiek nog
niet onze gelijken, maar mits investeringen stelt dit perspectieven voor de toekomst.
Die investeringen kunnen zich 100 vaardigt terug betalen binnen dit en 20 jaar.
Immers wanneer men enkel op de korte termijn denkt, zou mijn zich een verkeerd
beeld voor ogen kunnen halen. Is het de waarheid wanneer mensen zeggen dat deze
landen de Unie zouden verzwakken. Ja en nee. Ik ben van mening dat in de
beginjaren de Unie iets zal moeten inboeten aan macht en prestige die ze nu ten
opzichte van de wereld heeft. Dit enkel en alleen om haar zwakkere landen vooruit te
helpen. Deze zwakkere landen hebben honderden miljarden dollars nodig om zich
enigszins op gelijke hoogte met ons te stellen. Anderzijds klopt het ook niet helemaal
dat de Unie erop zal verzwakken. Bedrijven die in "de oude unie" operatief zijn,
zouden wel eens naar deze "nieuwe landen" kunnen trekken om te produceren tegen
goedkope voorwaarden. Deze laatsten zullen zeer zeker goedkoper zijn dan de oude
Unie-landen. Dit wil niet per definitie leiden tot nadelen voor onze landen, het kan
leiden tot de arbeidsherverdeling of specialisatie. De landen die eventueel zouden
toetreden hebben evenwel de achterstand in infrastructuur. Het zal jaren kosten om
wegen aan te leggen naar West-Europees model met efficiënte voorzieningen voor
transporteurs. Op de lange termijn zouden deze landen in West-Europese broeders
kunnen bijbenen. Samen zouden ze 's werelds grootste handelszone kunnen worden.
Gezien de huidige trend tot mondialisering is dit zeer reëel. Wil deze uitbreiding
plaatsvinden dan zal er toch nog wat moeten veranderen in ons Europees beleid. Zo
kan bijvoorbeeld het landbouwbeleid niet standhouden. Kandidaat-landen zouden een
te grote last betekenen voor dit beleid dat in het verleden algemeen werd bekritiseerd
voor haar weinig efficiënte aanpak. Een ander probleem stelt zich in de instanties.
Deze verandering is deels gerealiseerd in Nice, maar men staat er toch nog een eind
van. Het zal nog veel tijd en moeite kosten om de Unie klaar te stomen voor een
uitbreiding. Maar het mag gezegd worden, de Unie is goed op weg een economische
wereldmacht te worden wanneer zij deze moeilijkheden overwint.
9
Download