‘SNAPSHOT’ AMATEURKUNSTEN Tussen 2004 en 2009 steeg het aantal amateurkunstenaars in Vlaanderen van 24,8% tot 28,6%. Daarna is een lichte daling zichtbaar. In 2014 beoefende 24,9% kunst in de vrije tijd. Zowat exact het cijfer van tien jaar geleden. Drie meetmomenten zijn voorlopig te weinig om een betekenisvol patroon te ontwaren, aldus prof. John Lievens (UGent). Bovendien verhullen de cijfers onderliggende nuances zoals onderscheid naar leeftijd, opleiding, woonplaats of kunstvorm. Op vraag van de amateurkunstensector puurde de onderzoeksgroep CuDOS aan de UGent de Participatiesurveys 2014, 2009 en 2004 verder uit, net als het Scholenonderzoek Cultuureducatie uit 2013. Dit leverde enkele opmerkelijke resultaten op. Terwijl het aandeel kunstbeoefenaars de afgelopen 10 jaar gemiddeld genomen lichtjes op en neer gaat, stijgt het percentage in de oudste leeftijdscategorie. 75plussers tonen zich actiever dan een decennium geleden. Ook de jongste leeftijdsgroep (15 tot 18) beoefent meer kunst in de vrije tijd dan in 2004, maar de piekcijfers van 2009 werden vijf jaar later niet meer geëvenaard. Muziek maken, vooral klassieke muziek en spelen in harmonieën en fanfares, zit in de lift bij zowat alle leeftijdsgroepen. De meeste andere kunstdisciplines vertonen opvallend constante participatiepatronen, op enkele uitzonderingen na, zoals dans en multimedia die eerder trendgevoelig zijn. Verder blijkt er doorsnee geen onder- of oververtegenwoordiging te bestaan van amateurkunstbeoefening in steden t.o.v. het platteland. Schrijven en schilderen lijken wel typisch stedelijke fenomenen. Andere opvallende evoluties doen zich voor in de manier waarop amateurkunstenaars zich organiseren. Anno 2014 blijft de beoefening in clubverband voor toneel en dans toonaangevend. Maar sinds 2009 is men toneel steeds vaker alleen gaan beoefenen. Eenzelfde fenomeen doet zich voor bij muzikanten en beeldhouwers. Daar neemt niet alleen de beoefening in clubverband af, maar ook die met vrienden. Schrijven blijft vooral een individuele activiteit. Door de jaren heen lijken meer schrijvers hun passie (ook) in groep uit te oefenen, hoewel het nog om een kleine groep blijft gaan. Opvallende is nog dat multimedia en zang het vaakst in gezinsverband wordt beoefend. Zingen is bij jongeren bovendien de discipline die het meest intensief wordt gedaan. Het onderzoek naar cultuureducatie bij secundaire scholieren bracht ook enkele cijfers aan het licht over de relatie met het deeltijds kunstonderwijs, de meest populaire opleidingsvorm. Jongeren volgen er vooral lessen beeldende kunst, klassieke muziek en woordkunst. Op de vraag of stoppen met het deeltijds kunstonderwijs ook betekent dat ze stoppen met actieve kunstbeoefening, stelden de onderzoekers vast dat bijna de helft van de muzikanten nadien verder een instrument bespeelt. Beeldende kunst klopt af op een derde en theater een vierde. Dans en klassieke muziek hebben de meest gemotiveerde leerlingen (in het deeltijds kunstonderwijs of daarbuiten). Bijna de helft ervan volgt of volgde vijf jaar of meer een 1 opleiding, terwijl velen een opleiding fotografie, film of multimedia starten maar meer dan de helft na een jaar de lessen verlaat. Behalve voor fotografie en het bespelen van een muziekinstrument, stellen de onderzoekers even hoge actieve kunstdeelname vast bij jongeren van nietBelgische afkomst als jongeren van Belgische afkomst. Vooral dans gooit hoge ogen. Maar ook schrijven, elektronische muziek, beeldende kunst, zang, toneel, … blijken aantrekkelijk voor jongeren van niet-Belgische herkomst. Dit in tegenstelling tot receptieve cultuurdeelname waar jongeren met roots in Turkije, Marokko of het Midden-Oosten beduidend minder participeren. Enige kanttekening: laatst genoemden zoeken of vinden minder snel aansluiting bij een academie, ander lesverband of vereniging. Uit de nieuwe onderzoeksdata beek eens te meer dat de link amateurkunstbeoefening en ouderlijk milieu bepalend is. 75% van de personen die een creatieve vrijetijdsbesteding uitoefenen, heeft ouders die dat ook deden toen zij jong waren. Copy-paste dus. Beeldexpressie en beeldende kunst blijken trouwens zeer graag in gezinsverband beoefend te worden. Ouders die zelf kunst beoefenen praten thuis vaker over cultuur en actualiteit en voelen er minder voor hun kinderen hun zin te laten doen zolang ze maar gelukkig zijn en geen kwaad uithalen. Het sturend optreden, ook op vlak van sport, is voor hen meer aan de orde dan nietbeoefenaars die een minder actieve opvoedingsstijl hanteren. Naast de thuissituatie is school in grote mate bepalend voor de manier waarop kinderen en jongeren tot actieve cultuurdeelname worden aangezet. Drie kwart van de leerlingen (middelbaar onderwijs) geeft aan dat er tijdens of buiten de lessen tijd wordt gemaakt om aan actieve cultuurparticipatie te doen. Met op kop: zingen, gevolgd door schrijven en tekenen/schilderen. Na de uren is er ook plaats voor dj en elektronische muziek, pop/rock/jazz en dans. In de eerste graad worden leerlingen vaker aangezet om actief aan cultuur te doen dan in de tweede en derde graad van het secundair onderwijs. In de hogere graden, krijgen ASO-leerlingen bovendien meer dan leerlingen uit het BSO en TSO de mogelijkheid om actief te participeren. De leerkrachten zelf zijn in hun vrije tijd ook zeer actief met kunst bezig. Vooral met film, multimedia en fotografie, waar 1 op 3 mee bezig is in de vrije tijd. Ook theater en zang kan maar liefst 25 en 20% van het bevraagde lerarenkorps bekoren. Cijfers die een pak hoger liggen dan voor de gemiddelde Vlaamse werkende bevolking. De vraag of deze creativiteit wordt doorgetrokken in de lessen, werd vaak positief beantwoord. Bijna de helft doet dit doet dit om iets te illustreren, een derde wil via kunst de lessen aangenamer maken. Intellectuele bagage meegeven, het vak interessanter maken en persoonlijke ontwikkeling stimuleren zijn de meest gehoorde motieven. Opvallend is wel dat slechts 10% van de gepeilde leerkrachten bijles volgde over cultuureducatie op school of deel uitmaakt van een vakoverschrijdend cultuurteam. Ruim een derde van de ondervraagden zou hiertoe bereid zijn mocht zo’n team op school bestaan. Noot: 2 Dit onderzoek gebeurde in opdracht van het Forum voor Amateurkunsten. Zowel de Participatiesurvey 2014 als het Scholenonderzoek naar Cultuureducatie 2013 bevatte een schat aan onontsloten informatie. De bestaande datasets werden tegen het licht gehouden, vanuit de focus amateurkunsten / kunst in de vrije tijd en leverden nieuwe, bruikbare inzichten op voor zowel beleid als sector. Voor de Participatiesurvey 2014 zijn bijna 4.000 Vlamingen tussen 15 tot 86 jaar oud bevraagd over hun vrijetijdsbesteding. Het Scholenonderzoek rond cultuureducatie 2013 enquêteerde meer dan 5.000 leerlingen naast ouders, leerkrachten en directie. Ook in 2009 voerde de amateurkunstensector uitvoerig bevolkings- en ledenonderzoek naar kunstbeoefening in de vrije tijd. De publicatie ‘Amateurkunsten in beeld gebracht’ was hiervan het resultaat. Dit onderzoek bracht het profiel van amateurkunstenaars in kaart, net als de context waarin ze beoefenen, beoefenmotieven, internetgebruik, graad van professionaliteit, perceptie van de term ‘amateurkunsten’, attitudes van beoefenaars, maar ook de plaats van amateurkunsten doorheen de levensloop en factoren die actieve deelname beïnvloeden. Tot op heden blijft ‘Amateurkunsten in beeld gebracht’ hét referentiewerk voor de sector (grootschalige bevraging, volledig op maat van de sector, methodologisch stevige aanpak, …). 3