VERSLAG VCOV OUDERCAFE ‘HERVORMING VAN HET SECUNDAIR ONDERWIJS’ Don Bosco Haacht - 21 november 2013 INLEIDING WIE WAS ER? Er waren 35 deelnemers TEVREDENHEID? Gemiddelde van de scores (1 tot 10): 8,2 ENKELE CITATEN – – – – – – Meer tijd voor discussie voorzien tijdens infogedeelte Graag nog meer discussie Zeer goede spreker, spontaan publiek Goede uitleg, discussies iets langer, PP presentatie iets korter Duidelijke toelichting, jammer dat er vanuit politiek nog niet veel concreets komt Zeer duidelijk, jammer dat cruciale zaken nog niet uitgewerkt zijn door de minister. Blijf graag op de hoogte INFORMATIEF DEEL: HERVORMING SECUNDAIR ONDERWIJS 1. WAAROM HERVORMEN? – Internationaal onderzoek toont aan dat zowel onze beste leerlingen als de grote middenmoot beduidend minder sterk beginnen te presteren, onder meer voor leesvaardigheid en wiskunde. – 1 op de 8 jongeren haalt geen diploma secundair onderwijs. – Een juiste studiekeuze blijft moeilijk, onder meer door (te) vroeg (moeten) kiezen en de vele studierichtingen. – Sociale afkomst bepaalt nog te veel de school- en studiekeuze, de slaagkansen en studieresultaten, ondanks de vele inspanningen en investeringen. – Het secundair onderwijs moet mee evolueren met de samenleving. Denk maar aan technologie en wetenschap, economie en financiën, vreemde talen, creativiteit, burgerzin... – Veel jongeren zijn te weinig gemotiveerd of schoolmoe. 2. SLEUTELCOMPETENTIES PER GRAAD – Bij de overgang van de 3e kleuterklas naar het lager onderwijs en bij de overgang van het 6e leerjaar naar het secundair onderwijs wordt nagegaan of de leerlingen wel voldoende Nederlands kennen. Scholen kunnen leerlingen met een taalachterstand tot 1 jaar lang een verplicht taalbad Nederlands opleggen. Er wordt dan intensief aan het Nederlands gewerkt om de taal beter te beheersen. – Secundaire scholen kunnen tot 3 uur extra Nederlands opleggen buiten het gewone leerprogramma (het curriculum) – Meer aandacht voor techniek, wetenschappen, economische en financiële kennis, moderne vreemde talen, sociale en burgerschapscompetenties, creativiteit en ondernemingszin, sociaal-emotionele ontwikkeling en relationele vaardigheden. (vanaf '15-'16) – Alle eindtermen worden competentiegericht geformuleerd: de doelstellingen die de school bij de leerlingen moet bereiken, zullen naar concrete kennis of vaardigheden verwijzen. – Een taal leren gebeurt niet alleen in de taalvakken, maar scholen kunnen over bepaalde onderwerpen ook les geven in een vreemde taal (Content and Language Integrated Learning of CLIL). – Werkplekleren krijgt een essentiële plaats, minstens in alle arbeidsmarktgerichte studierichtingen in de 3e graad. (vanaf '15-'16). – Er komt een doorlichting van de CLB’s. De resultaten van deze audit vormen de basis voor een hervorming van de leerlingenbegeleiding. 3. BREDE EERSTE GRAAD – De huidige B-instroom in de eerste graad wordt hervormd tot een schakeltraject. Daarin is een derde jaar mogelijk. Alleen leerlingen zonder getuigschrift basisonderwijs volgen dit schakeltraject. (vanaf '15-'16) – Wetenschap en techniek behoren tot de basisdoelstellingen. Nieuwe leerplannen maken een onderscheid tussen basisdoelstellingen voor iedereen en uitbreidingsdoelstellingen. – Differentiatie kan zowel om te verdiepen als om te remediëren en moet leerlingen keuzevaardiger maken. Het differentiatiepakket kan klassieke talen bevatten, maar ook techniek, wiskunde/wetenschappen, kunst, economie, Nederlands of moderne vreemde talen. (vanaf '15-'16) – Scholen moeten niet alle keuzemogelijkheden aanbieden, maar ze moeten zowel uitdagende als remediërende pakketten aanbieden. (vanaf '15-'16) – Scholen krijgen veel vrijheid om de eerste graad uit te werken. Ze kunnen bijvoorbeeld opteren voor een middenschool. Ze kunnen ook niveaugroepen vormen voor bepaalde vakken, of ze kunnen vaste klassen behouden. Scholen kiezen zelf en per vak of ze heterogene (verscheiden) of homogene (gelijkaardige) klassen vormen. – Leerlingen die dat willen, kunnen al vanaf 13 jaar een keuze maken. Wie het nog niet weet, kan wachten tot 14 jaar. (vanaf '15-'16) – Op 14 jaar doorstromen naar de B-stroom blijft mogelijk. 4. DE MATRIX: NIEUWE INDELING 2° EN 3° GRAAD – – Voor de 2e en 3e graad brengt de hervorming een eenvoudiger en duidelijker onderwijslandschap met minder studierichtingen. De opdeling in aso/bso/kso/tso verdwijnt. Jongeren (en ouders en scholen) krijgen meer zicht op de mogelijkheden en kunnen zonder vooroordelen de meest geschikte studierichting kiezen. Alle studierichtingen (momenteel 300) krijgen een plaats in de nieuwe matrix voor de 2e en 3e graad. Op de horizontale as komt de finaliteit (einddoel) van een studierichting: – doorstroom (verder studeren), dubbel doel (werken of studeren) en arbeidsmarktgericht (gaan werken). Op de verticale as komt het thematische domein of interessegebied. Leerlingen kiezen in eerste instantie hun studierichting op basis van hun interesses. Die hebben ze ten volle kunnen ontdekken in de eerste graad. Zo kunnen ze in de 2e graad een positieve keuze maken uit vijf domeinen: 1. Wetenschap en Techniek 2. Taal en Cultuur 3. Welzijn en Maatschappij 4. Kunst en Creatie 5. Economie en Organisatie 5. DOMEIN- EN CAMPUSSCHOLEN Scholen kiezen zelf hoe ze de nieuwe indeling toepassen. In elk geval zullen ze zich in de toekomst organiseren op basis van de horizontale en verticale assen uit de matrix. Verschillende schoolconcepten zijn mogelijk: - Doorstroomscholen, met richtingen die vandaag worden aangeboden in aso, kso en tso. - Arbeidsmarktgerichte scholen, met richtingen die vandaag worden aangeboden in bso, kso en tso. - Domeinscholen die per inhoudelijk domein zowel doorstroomrichtingen, arbeidsmarktgerichte opleidingen als gecombineerde richtingen aanbieden. - Campusscholen die verschillende studies uit meerdere domeinen aanbieden. Domeinscholen brengen jongeren met dezelfde interesse bij elkaar. Ze vinden er een palet aan studierichtingen binnen een of meerdere inhoudelijke domeinen die voorbereiden op verdere studies óf op een job. Beslissen leerlingen dat ze toch niet willen verder studeren, of toch niet meteen naar de arbeidsmarkt willen, dan kunnen ze op een domeinschool van studierichting veranderen zonder van school te veranderen. Ook op campusscholen leren jongeren die meteen willen gaan werken en jongeren die gaan voortstuderen elkaar kennen. In tegenstelling tot domeinscholen bieden campusscholen echter niet alle keuzes binnen één domein aan, maar wel verschillende studies uit meerdere domeinen. De overheid zal scholen die zich willen organiseren als domeinschool of campusschool hierin stimuleren. 6. ATTESTERINGSBELEID – Betere motivering van de attesten door de klassenraad – Na eerste jaar van de eerste graad: o Geen B-attesten mogelijk na het eerste jaar van de eerste graad: dit blijft een discussiepunt o C-attesten enkel uitzonderlijk, op basis van uitdrukkelijke motivering – Nieuwe mogelijkheid: A-attest met verplichte remediëring in daaropvolgende jaar – Overzitten met B-attest kan slechts mits expliciet advies van klassenraad 7. LEERLINGENBEGELEIDING – Er komt een individueel leerlingendossier dat overgedragen wordt van basisonderwijs naar secundair onderwijs. – Er zal permanent ingezet worden op studie- en beroepskeuzebegeleiding (trotsdozen, portfolio..) – Niet bindende oriënteringsproef na SO: Een proef die peilt bij de overgang naar het hoger onderwijs naar de kennis en attitudes. Dat moet leerlingen en ouders een beter zicht geven op de kansen wanneer zoon of dochter gaat voortstuderen. De keuzevrijheid blijft wel behouden. DE GESPREKSGROEPEN Discussie aan de hand van enkele vragen DISCUSSIEVRAGEN? 1. Welk ogenblik vind je ’t meest geschikt om een studierichting te kiezen? a. na 6° lj basis? b. na 2° jaar SO? c. na 4° jaar SO? d. of….. 2. De hervorming voorziet in 5 belangstellingsgebieden. Denk je dat dit een oplossing biedt voor het wegwerken van het watervalsysteem? Of is er meer nodig? 3. Ben je tevreden over de huidige studieoriëntering (in BaO en SO)? Hoe verloopt volgens jou de studiekeuzebegeleiding het best? 4. In de brede 1° graad voorziet men ruime algemene vorming. Wat moet hier zeker in aan bod komen? 5. Ga je akkoord met de voorgestelde attestering? DISCUSSIE: Vraag 1: Welk ogenblik vind je ’t meest geschikt om een studierichting te kiezen? - - - Na het 6° lj ken je de capaciteiten van kinderen in grote lijnen, maar dit is te vroeg om een studierichting te kiezen Het zou best zijn dat alle kinderen zoveel mogelijk kansen krijgen om kennis te maken met de diverse domeinen. Het is een goed idee om kinderen in de eerste graad van de verschillende domeinen te laten proeven, zodat ze na 1° graad een gepaste studierichting kunnen kiezen. Maar voor sommigen is dit misschien toch te vroeg. Studiekeuze best pas na twee jaar brede vorming in SO, of zelfs later… Praktijkstages al sneller mogelijk maken in onderwijs. Dan merken leerlingen pas wat een studiegebied inhoudt. Stages zijn dus essentieel om gemotiveerd te kunnen kiezen voor een bepaalde richting. Om gemotiveerd te kunnen kiezen, moet je een goed beeld hebben van wat het werk inhoudt. Stages moeten zinvol zijn, een goede smaakmaker van het werk later. Ouders en leerkrachten zijn bezorgd om ‘heterogene groepen’: demotiveert een aantal leerlingen. Het is best om kinderen met bepaalde talenten samen te zetten, zodat ze elkaar - kunnen motiveren. De snelheid waarmee kinderen iets leren verschilt te veel om heterogene groepen te maken. Het is wel interessant om af en toe heterogene groepen te maken, zodat kinderen elkaar kunnen helpen en met elkaar leren omgaan. Men heeft liefst homogene groepen met kleine groepen leerlingen in 1 klas. De leerkracht moet autonomie krijgen om zelf creatief te zijn. Ouders die nu kinderen in SO hebben, zouden best bevraagd worden Het is best om ASO/TSO/BSO niet volledig te mixen, maar om leerlingen uit BSO die graag Engels bijvolgen, daar de kans toe te geven Een verlenging van de lagere school met twee jaar is geen goed idee, kinderen geraken gedemotiveerd. Vraag 2: De hervorming voorziet in 5 belangstellingsgebieden. Denk je dat dit een oplossing biedt voor het wegwerken van het watervalsysteem? Of is er meer nodig? - Welke naam je er ook aan geeft, mensen zullen kinderen altijd een zo hoog mogelijke opleiding willen geven. Mentaliteit veranderen: een beroepsopleiding is niet minderwaardig! Vraag 3: Ben je tevreden over de huidige studieoriëntering (in BaO en SO)? - - Stages uitbreiden en vervroegen zodat leerlingen vroeger een beeld krijgen over wat hun job na een bepaalde studierichting, zal inhouden. Wat houdt die job in en ligt dit mij? o Hiervoor is wel een wettelijke omkadering nodig, in verband met de veiligheid. o Ondernemers mogen niet profiteren van stagiairs en ze bijvoorbeeld minderwaardig werk geven. o Stagebegeleiding moet goed zijn, motiverend o Voldoende stageplaatsen voorzien Keuzevaardig maken moet starten in het basisonderwijs Studiekeuzebegeleiding mag niet te sterk verweven zijn met de arbeidsmarkt. Hier schuilt een gevaar voor subjectieve oriëntering Ouders moeten kunnen aanvaarden dat hun kind aanleg heeft/kiest voor een beroepsopleiding Vraag 4: Wat moet zeker aan bod komen in de brede 1° graad? - Kennismaking met verschillende mogelijkheden (studiedomeinen) Vraag 5: Ga je akkoord met de voorgestelde attestering? - Dit is niet eerlijk: in hoger onderwijs krijgen lln veel kansen (1° zit, 2° zit, vak meenemen…), voor de middenjury krijgen ze 3 kansen en in SO zouden ze maar één kans krijgen. Leerlingen moeten in SO ook tweede kans krijgen, zoals in hoger onderwijs Kinderen kans geven om te puberen Met andere bril naar evaluatie kijken: is examensysteem wel juist? Scholen kunnen ook anders evalueren + ouders erbij betrekken Bekommernis van enkele leerkrachten in de groep: - Laat ons, leerkrachten, lesgeven en competenties komen op de 2° plaats Als iedereen zijn verantwoordelijkheid opneemt, lukt het wel. Leerlingen moeten bereid zijn om te studeren en ouders moeten hun kinderen volgen. ANDERE OPMERKINGEN OVER HERVORMING - - - Men heeft liefst kleine klasgroepen. Verlaag het aantal leerlingen in elke klas, dan kunnen de leerkrachten meer aandacht geven aan elke leerling. Goed differentiëren kan enkel met kleinere klassen Een besparingsoverweging is geen goede motivatie voor een hervorming. Sommige dingen zijn inderdaad niet verantwoord: klassen Latijn met 2 leerlingen, 3 leerlingen in de lasopleiding… Hervorming SO moet budgetneutraal zijn. Is dit wel mogelijk? Oppassen met toetsing: een toets is steeds een momentopname. Toets Nederlands zou bij getuigschrift basisonderwijs moeten horen. Leerlingen doen niet graag groepswerk omdat er dikwijls één leerling de dupe is en alles moet doen. Leerlingen evalueren elkaar, breken elkaar soms af en dit geeft ruzies. MEER INFO? Surf naar de VCOV website: www.vcov.be Vergeet niet om eerst in te loggen Website over de hervorming secundair onderwijs: klik hier Wat verandert er in het secundair onderwijs? - brochure voor leraren - brochure voor ouders Het masterplan VRAGEN? Contacteer de provinciaal verantwoordelijke: Brussel-Leuven-Mechelen en Oost-Vlaanderen: [email protected] Bedankt voor jullie actieve inbreng! Tot een volgende keer