Hoofdstuk 14: Psychopathologie Als mensen zich voelen & gedragen op een manier die afwijkt van andere mensen en die ze zelf ook moeilijk begrijpen, dan worden ze als abnormaal beschouwd. De overgang van normaal naar abnormaal verloopt geleidelijk Wat zijn mentale stoornissen? Mentale stoornis = een patroon van gedachten, gevoelens en gedrag dat leidt tot persoonlijk lijden en een significante daling in het sociale en arbeidsgerelateerde functioneren Psychopathologie = deel vd wetenschap dat zich bezighoudt met d aard, tot standkoming en mogelijke behandeling en preventie v mentale stoornissen (psychologie, psychiatrie, neurowetenschappen en farmacologie) 3 criteria om mentale stoornissen te definiëren Onmogelijk lijst v kenmerken te vinden die altijd met een stoornis samen gaat en niet voorkomt bij gezonde mensen. Meestal maakt men gebruik v 3 criteria om te bepalen of iemand een stoornis vertoond Een grote afwijking van het gemiddelde Bijna alle menselijke eigenschappen volgen een normaalverdeling Statistische criterium = als abnormaal beschouwd als hij lager/hoger scoort dan 2 standaarddeviaties vh gemiddelde 5% van de bevolking (bv zwakzinnigheid& hoogbegaafdheid) Het overtreden van een sociale norm Een samenleving of cultuur aanvaard bepaalde gedragsnormen en andere niet Sociale criterium = abnormaal als het G afwijkt v een maatschappelijke norm (hinderlijk, onbegrijpelijk of schadelijk) De definitie van abnormaliteit is cultuurafhankelijk en kan dus veranderen Om als normaal beschouwd te worden moet gedrag sociaal aanvaard zijn. Persoonlijk lijden Persoonlijke criterium: de gevolgen vd gedragingen, gedachten en gevoelens voor de persoon zelf Sommige eigenschappen vormen een ernstige belemmering voor de persoon in zijn functioneren en sociale relaties. Wanneer een persoon chronisch lijdt of G vertoont dat d persoon zelf als nutteloos/schadelijk ervaart = abnormaal G Factoren die een rol spelen bij mentale stoornissen Zowel biologische, cognitieve als sociaal-culturele factoren hebben een bijdrage bij mentale stoornissen In de praktijk redeneerden onderzoekers en verzorgers tot voor kort te sterk vanuit 1 bepaald perspectief Combinatie medicamenteuze, psychologische en sociale behandeling is het effectiefst + het onderlinge belang vd 3 factoren verschilt van stoornis tot stoornis Biologische factoren Biologische perspectief: lichamelijke disfuncties zijn de oorspron van mentale stoornissen Hippocrates: hysterie door losgeslagen baarmoeder. Psychische stoornissen door onevenwicht in 4 lichaamsvochten. Letsels, bacteriële en virale infecties, vergiftigingen, excessief gebruik psychoactieve middelen kunnen gepaard gaan met symptomen kenmerkend voor mentale stoornissen. Bv. Borna Disease virus: vooral in limbisch systeem chronische hersenziekte bij dieren + aanwezig bij mensen met een mentale stoornis Epileptische aanvallen: vroeger bezeten door een kwade geest Nu neuronen vuren ongecontroleerd, normale hersenactiviteit onderbroken, bewusteloos Bijna uitsluitend medische behandeld (geneesmiddelen of hersenchirurgie) Maagzweren: vroeger gevolg van psychische stress Nu Marshall & Warren: belangrijkste oorzaak is een bacterie Genetische bijdrage tot mentale stoornissen: erfelijkheid speelt een belangrijke rol bij geestesstoornissen zoals alcoholisme, depressie en schizofrenie Psychische factoren Psychologisch perspectief: oorsprong abnormaal gedrag: mentale processen die ten grondslag liggen aan het gedrag Jean Martin Charcot: hysterie is het resultaat ve aangeboren zwak neurologisch systeem (bestudeerd met hypnose) Zijn werk vormde het startpunt vd psychologische benadering Freud: psychopathologie altijd psychische oorsprong die terugging op psychoseksuele conflicten tijdens de kindertijd De psychoanalyse was lang de dominante psychologische benadering later aangevuld met behaviorisme en humanisme beklemtoonden minder het inherent problematische vd menselijke geest MAAR: schreven stoornissen toe aan een belemmerde groei (Humanisme) Verbeteren uit zichzelf als ze de mogelijkheid krijgen binnen een aanvaardende en ondersteunende omgeving over hun problemen te praten Of aan verkeerde leerprocessen (Behaviorisme) Nieuwe, betere, aangepaste gedragingen aan leren Inderdaad meest aangewezen behandeling bij fobieën Cognitieve psychologen: ook gedachten/ cognities als oorzaak van problemen Abnormale gedragingen of gevoelens worden veroorzaakt of verergerd door irrationele of onaangepaste overtuigingen Om dit te veranderen moeten dus eerst de cognities of gedachten veranderd worden die aan de basis liggen Bv. Depressie: gevolg v manier waarom een persoon gebeurtenissen in de omgeving percipieert en vd impact die deze percepties hebben op de gedachten van de persoon. Cognitieve neuropsychiatrie: onderzoek op welke manier de cognitieve processen ve persoon aangetast worden door een mentale stoornis en in welke mate dit het functioneren kan verklaren. Sociale factoren Sociale perspectief: abnormaal G is niets anders dan G dat zich niet houdt aan d regels en criteria vd maatschappij en daarom als abnormaal bestempeld wordt. (bekendste naam: Thomas Szasz) Bv. Mensen die ingebeelde stemmen horen. oude Griekenland: contact met d goden. Middeleeuwen: contact met d duivel. Nu: schizofrenie David Roshan: onderzoek of de karakteristieken op basis waarvan men tot krankzinnigheid besluit zich in de patiënt bevinden of het gevolg zijn vd context waarin deze karakteristieken aangetroffen worden. Pseudopatiënten in een psychiatrische instelling en kijken of ze ontmaskerd zouden worden Ondanks hun inspanningen om als gezond over te komen (hadden enkel stemmen gerapporteerd bij hun opname) Werd niemand ontmaskerd. Ze kregen d diagnose schizofrenie en bij hun ontslag schizofrenie in remissie. Reden waarom ze zolang vastgehouden werden (7-52 dagen): nooit aandacht onderzocht/geobserveerd. + diagnose zorgde ervoor dat alle gedragingen en ervaringen anders bekeken werden Aanhangers sociale perspectief: persoon stelt G omdat anderen dit verwachten. Antipsychiatrie: heeft ertoe geleid dat d rechten vd psychiatrische patiënten nu beter beschermd worden. Mentale stoornissen staan niet los vd sociale context waarin ze plaatsvinden. inhoud v waanideeën & hallucinaties veranderen afhankelijk v maatschappelijke evoluties aantal stoornissen komen uitsluitend in een aantal landen voor (Koro in Afrika: angst dat penis zal verschrompelen) De reacties v mensen op iemand met een mentale stoornis tonen ook het belang vd sociale context aan Eenmaal geëtiketteerd wordt een persoon anders behandeld en in de rol van een zieke geduwd. Dit maakt het moeilijker weer normaal te functioneren na een moeilijke episode (= reden v meer terugval in Westerse maatschappij) Westerse mens reageert zo heftig op psychische stoornissen door de individualisering en prestatiegerichtheid vd maatschappij en d negatieve manier waarom d media berichten over mentale stoornissen. Een goed sociaal netwerk kan bescherming bieden die kwetsbare mensen in staat stelt een normaal bestaan te leiden Kans op mentale stoornissen neemt toe wanneer mensen in stresserende leefomstandigheden leven door de sociaaleconomische omstandigheden of ongunstige sociale relaties binnen hun netwerk v sociaal belangrijke personen. Ongunstige sociale factoren verhogen d kans op een stoornis vooral bij biologisch kwetsbare personen Omgekeerd kunnen gunstige sociale factoren biologisch kwetsbare personen behoeden voor een stoornis Het diathese-stress-model momenteel het dominante denkkader binnen de psychopathologie Diathese-stress-model: kans dat iemand mentale stoornis vertoont bepaald door kwetsbaarheid (diathese) persoon en mate v stress in omgeving. Kwetsbaarheid: geërfd, beïnvloed door leefomstandigheden en afh. v denkstijlen persoon. Of d kwetsbaarheid zich zal vertalen in een mentale stoornis is afhankelijk vd mate v stress. Stress: veroorzaakt door gebeurtenissen omgeving en hoe d persoon die waarneemt & reageert = verklaring waarom sommige soldaten post-traumatische stressstoornis vertonen en andere niet. Algemeen denkkader waarin d bijdrages vd biologische, psychische en sociale factoren tot elke mentale stoornis begrepen kunnen worden. Het demonologische perspectief Factor die d psychologie niet in overweging neemt is dat psychopathologie te wijten is aan bezetenheid door een geest = een van de oudste overtuigingen in geschiedenis mensheid (binnen katholieke kerk nog altijd duiveluitdrijvingen) Mentale stoornissen classificeren: de DSM Degelijke beschrijving vd fenomenen die men wil verklaren + classificatie van welke fenomenen bij elkaar horen Verwachtingen bij de classificatie van mentale stoornissen: Betrouwbaarheid: persoon die door verschillende instanties beoordeeld wordt moet dezelfde beoordeling krijgen Beoordeling moet gepaard gaan met inzicht in d oorsprong vd stoornis en het verdere verloop Een specifieke beoordeling moet ook gepaard gaan met een bijbehorende behandeling Pas dan wordt het classificatieschema een bruikbaar schema voor de praktijk Validiteit: vraag naar de bruikbaarheid van het classificatieschema (meet het wat het beweert te meten) Binnen d psychopathologie evolueert men naar een classificatieschema met hoger betrouwbaarheid en validiteit Diagnostic and statistical manual of mental disorders (DSM) DSM III en DSM IV Eerste 2 edities vd DSM waren sterk psychoanalytisch geïnspireerd DSM III: gedetailleerde beschrijving symptomen van een bepaalde stoornis, zonder speculatie over de oorzaken. Werken met operationele definities en subjectieve element bij d diagnose elimineren Grotere interbeoordelaarsbetrouwbaarheid en hernieuwde stimulans voor wetenschappelijk onderzoek naar de validiteit van de verschillende diagnosen DSM IV gebruikt 5 assen om diagnose te stellen, elk beoordeeld door psycholoog/psychiater die patiënt onderzoekt: As1 : welke klinische stoornis normale leven verstoort en aanleiding is voor aanvraag tot diagnose en behandeling As2: beschrijft stabiele, rigide interactiepatronen die het leven en d sociale interacties ve persoon belasten. Door d persoon zelf zelden als deel v het probleem gezien. As3: lichamelijke symptomen & klachten die invloed kunnen hebben op de mentale toestand As4: psychosociale en omgevingsgerelateerde stressfactoren in het afgelopen jaar (6-puntenschaal) Aanwezigheid stressfactoren is bij veel stoornissen een uitlokkende factor As5: algemene beoordeling vh functioneren vh individu op h moment v afname en gedurende het voorbije jaar (100-punten GAF-schaal) Veel mentale stoornissen worden voorafgegaan door een geleidelijke afname in het functioneringsniveau Kritieken op de DSM DSM benadert mentale stoornissen vanuit h medische model: een mentale stoornis is een ziekte die gediagnosticeerd en in principe medisch biologisch behandeld moet worden. Onderscheid tussen As1 en As2 is niet altijd duidelijk. Meestal wordt As2 als ondergeschikt gezien maar sommige persoonlijkheidsstoornissen zijn zo ernstig dat het meer voor de hand ligt ze eveneens op As1 te plaatsen Het systeem is enkel beschrijvend zonder theoretische basis voor d categorieën. Stoornissen worden aan personen toegeschreven ahv combinatie symptomen, zonder duidelijk zicht in oorzaak en samenhang vd symptomen. vooral probleem omdat diagnosticeren ve mentale stoornis verregaande sociale gevolgen heeft Het gaat om een typologie (mensen worden in hokjes ondergebracht) Lijkt of er doorslaggevende, kwalitatieve verschillen zijn tussen d stoornissen terwijl daar weinig evidentie voor is + er zijn veel grensgevallen verhoogt de kans op een verkeerde diagnose DSM V: Verdwijning assen Graduele scoring van de symptomen (ernst inschatten + evolutie waarnemen) niemand scoort 0!! Nieuwe storingen Bv. Binge eating & storingen verdwijnen Bv. Narcisme Persoonlijkheidsstoornissen: scoring op persoonlijkheidsdimensies Stoornissen in de kindertijd Veel stoornissen komen voor het eerst tot uiting tijdens de adolescentie en vroege volwassenheid Vroeger veronderstelling dat kindertijd een periode was met relatief weinig problemen MAAR: Verhulst: 1/3 vd kinderen tussen 4 en 18 jaar vertonen een stoornis (vooral emotionele en gedragsproblemen) Dit wilt niet zeggen dat bij alle gevallen hulp nodig is!! Zie tabel voor een overzicht van de belangrijkste probleemgebieden bij de ontwikkeling v kinderen afh v hun leeftijd. Autisme Vaststelling door gespecialiseerde hulpverleners vanaf anderhalf jaar. Volgens de DSM IV vormen 4 kenmerken de kern van het syndroom: Problemen in de sociale interactie: Normale contact tussen ouder en baby ontwikkelt zich door wederzijdse interactie en het geven van aandacht. Autistische kinderen: geven als baby een teken dat ze aandacht prettig vinden Geen of weinig belangstelling voor het menselijke gezicht + oogcontact verstoord Vinden het niet prettig aangeraakt te worden en lachen relatief laat in de ontwikkeling Moeite om de Theory of mind te ontwikkelen Besef dat andere mensen hun eigen gedachten, kennis, wensen en verwachtingen hebben 80% van de kinderen blijft last hebben met de Theory of mind (kunnen de gedachten v anderen niet lezen) Problemen met communicatie en taal: 20% spreekt nooit (ook omdat autisme vaak gepaard gaat met een verstandelijke handicap) Sommigen leren wel woorden produceren maar zeggen inhoudsloos anderen na Of op een gebrekkig niveau met een ernstig verstoort taalbegrip Het ontbreken van symbolische spel: Normaal vanaf 2j: voorwerpen in spel kunnen andere betekenis krijgen en kunnen zelf ook andere rol spelen Die vaardigheid ontbreekt bij de meeste autisten Behoefte aan structuur, herhaling en vaste ritmen: Autisten kunnen opgaan in het herhalen van monotone, eenvoudige handelingen De hang naar rituelen en patronen kan zo erg zijn dat de minste verstoring angst of woede uitlokt ¾ hebben verstandelijke handicap. Vooral verbale intelligentie is laag. Niet-verbaal (visueel-ruimtelijk) is normaal Een zeldzame aandoening die 4x meer voorkomt bij jongens. Grotendeels erfelijk bepaald (de milieu invloeden beperken zich tot de manier waarop de personen opgevangen worden) Pervasieve ontwikkelingsstoornis niet anders omschreven: niet genoeg kenmerken, wel om van stoornis te spreken meestal pas na 3jaar ontdekt omdat de symptomen minder uitgesproken zijn Het syndroom van Asperger Ontbreken ve klinisch significante beperking in de taal en het cognitieve vermogen diagnose meestal gegeven aan normaal of hoogbegaafde kinderen met autistische symptomen Motorische ontwikkeling is traag en blijft stuntelig, de communicatie vertoond eigenaardige kenmerken en sommigen hebben een hoge intelligentie die zich kan kenmerken in extreme feitenkennis over een bepaald onderwerp Leeftijdsperiode Probleemgebieden Vroege kindertijd Slaapproblemen Eet-en groeiproblemen Hechtingsproblemen Middelste kinderleeftijd: Basisschoolleeftijd Pubertijd: Middelbare schoolleeftijd Indicatie van ernst Gaan meestal over Gaan meestal over Eenmaal ontstaan, is een hechting-stoornis lastig te behandelen Pervasieve ontwikkelingsstoornissen Chronisch vanwege erfelijke aanleg; het blijft een constante eigenschap Gaan meestal over Zindelijkheidsproblemen Een aantal taal- en leerstoornissen zijn chronisch Taal-en leerproblemen vanwege erfelijke aanleg: het blijft een constante eigenschap Bij ‘echte’ ADHD chronisch vanwege erfelijke Aandacht-en aanleg: het blijft een constante eigenschap impulsiviteitsproblemen Eenmaal ontstaan is een gedrags- stoornis lastig te Gedragsproblemen behandelen Angststoornissen zijn goed te behandelen maar de Angstproblemen kans op terugkeer blijft Stemmingsstoornissen zijn goed te behandelen maar Stemmingsproblemen de kans op terugkeer blijft Eenmaal ontstaan is een eetstoornis lastig te Eet-en lijnproblemen behandelen Eenmaal ontstane verslaving is ernstig en blijft, ook Problemen met middelenmisbruik na afkicken levenslang een ‘zwakke’ plek Aan een middel gebonden stoornis Aan een middel gebonden stoornis: wanneer een persoon een psychoactief middel gebruikt waaronder de eigen gezondheid, sociale relaties en werk beginnen te lijden. Misbruik van een middel: onaangepast gebruik dat significante beperkingen veroorzaakt Afhankelijkheid van een middel: misbruik dat gepaard gaat met minstens 3 van de volgende kenmerken Tolerantie voor het middel (steeds grotere hoeveelheid om het gewenste effect te bereiken) Ontwenningsverschijnselen bij afwezigheid van het middel Een langer gebruik van het middel dan men van plan was Weinig succesvolle pogingen om het gebruik in de hand te houden Het besteden van een groot deel van de tijd om aan het middel te komen Voortzetten van het gebruik ondanks de wetenshap dat het leidt tot problemen Wat begint als misbruik van een middel kan na herhaalde inname leiden tot afhankelijkheid Alcoholmisbruik en –afhankelijkheid Misbruik& afhankelijkheid alcohol is meest frequente vorm rol bij gewelddaden, verkeersdoden en sterfgevallen Langdurig alcoholmisbruik: schade aan alle organen in het lichaam Schippers & Kaplan: prognose alcoholafhankelijkheid 1/3 wordt abstinent, 1/3 blijft drinken, 1/3 sterft nat 10jaar Tegenstrijdige invloed op de gemoedstoestand van een persoon Kalmeringsmiddel maar de eerste delen van de hersenen die onderdrukt worden zijn de inhibitorische centra Dan onderdrukking systemen voor d efficiëntie (reactietijd & spraak vertraagd, mindere coördinatie fijne motoriek) Daarna wordt lopen moeilijk en valt de drinker in slaap Uiteindelijk worden essentiële lichaamsfuncties zoals ademhaling stop gezet wat lijdt tot bewusteloosheid en de dood Waarom drinken mensen te veel biologische, psychologische en sociale factoren Biologische factoren: evidentie voor een erfelijke component bij alcoholafhankelijkheid Tsuang: 1/3 genetisch bepaald, 1/3 omstandigheden in gezin v herkomst, 1/3 door individu gebonden factoren Erfelijkheid bepaald hoe sterk een persoon reageert op alcohol Lage reactiviteit = meer kans om na verloop v tijd alcoholafhankelijkheid te ontwikkelen (Eng) Psychologische factoren: vooral evidentie voor een bijdrage van leerprocessen o Positieve bekrachtiging door de aangename effecten van het drinken van alcohol o Klassieke conditionering in bepaalde omgevingen of gemoedstoestanden trek ni alcohol o Observerend leren overname van de normen van de groep waarin men zich bevindt Socio-culturele factoren: door leerprocessen belangrijke culturele verschillen in d mate van misbruik Vooral een probleem in groepen waar drank geassocieerd wordt met vrije tijd en gezelligheid Ouders en vrienden die verstandelijk met alcohol omspringen is een beschermende factor tegen alcoholmisbruik Psychotische stoornissen Schizofrenie en andere psychotische stoornissen: wanen, hallucinaties en incoherente spraak Schizofrenie Eugen Bleuler: schizofrenie = incoherente mentale processen en gebrek aan voeling met de sociale realiteit Iets minder dan 1% van de bevolking, tamelijk stabiel over verschillende culturen, meer bij mannen, leeftijd waarop stoornis zich het eerst manifesteert is hoger bij vrouwen (+ meest voorkomend: 40% vd patiënten in d psychiatrie) Schizofrenie wordt gekenmerkt door 2 of meer van volgende symptomen die elk gedurende 1 maand voor een belangrijk deel van de tijd aanwezig zijn: Wanen: overtuiging gehandhaafd ondanks evidentie die normaal genoeg zou moeten zijn om haar te weerleggen Sartorius: volgende wanen komen het meeste voor: o Verkeerde identificatie of verkeerde interpretatie van sociale situaties (Bv. Capgraswaan) o Betrekkingswaan: overtuiging dat normale voorwerpen/ G v andere personen bijzondere betekenis hebben en relevant zijn voor de patiënt o Beïnvloedingswaan: overtuiging dat men niet uit vrije wil denkt, handelt of voelt maar gecontroleerd w door instantie v buitenaf (vreemd wezen in hersenen gedrongen & controle functioneren overgenomen) o Overtuiging dat gedachten uitgezonden worden: 2 soorten Overtuigd dat gedachten duidelijk te horen zijn en dus door anderen gevolgd kunnen worden Overtuigd dat anderen in staat om in gedachten met de patiënt samen te smelten en dus deel te nemen aan de gedachten van de patiënt Wanen zijn vaak onderdeel van een algemenere achtervolgingswaan: overtuigd ve samenzwering tegen hem Ander veelvoorkomende waan: grootheidswaanzin overtuiging iemand belangrijk te zijn + overtuiging dat belangrijk iemand verliefd is op hem of dat hij een goddelijke opdracht heeft Opkomst cognitieve neuropsychiatrie: aantal vd wanen zijn wellicht het gevolg vh feit dat d patiënt probeert te begrijpen en verklaren wat hem overkomt Oorzaken v hardnekkigheid vd wanen: De patiënt ziet geen ander mogelijkheid om de interne ervaringen een plek te geven Niet meer in staat zelf alternatieve verklaringen te genereren of overwegen. Door verminderde cognitieve vermogens niet meer mogelijk kritisch over eigen functioneren na te denken Meest voor de hand liggende alternatieve verklaring is te bedreigend: patiënt verkiest waanwereld Hallucinaties: perceptuele ervaringen zonder bijbehorende fysische stimulus Meest voorkomend: horen van stemmen (negatieve commentaar op wat de persoon doet) Omdat patiënt geen onderscheid meer kan maken tussen intern gegenereerde stimuli en stimuli van buitenaf ½ schizofreniepatiënten perceptueel overgevoelig geworden (capaciteiten tot informatieverwerking verminderd) Hallucinaties mengen zich soms met wanen, zodat patiënt tijdens d ergste episodes contact verliest met d realiteit Onsamenhangende spraak: logische opeenvolging v gedachten gaat verloren (vooral tijdens ergste acute fasen) Patiënt lijkt emantische en syntactische regels vd spraak te volgen. Maar wat hij zegt heeft geen betekenis omdat er geen aansluiting is bij het gesprek dat aan de gang is Chaotisch of katatoon gedrag Afh v patiënt en stadium ervaar men G als chaotisch, bizar, geagiteerd of teruggetrokken. (lachen zonder reden, geprikkelde en onvoorspelbare reactie, reageren passief of nauwelijks op omgeving) Na acute periode worden patiënten gewoonlijk steeds minder actief, initiatief verdwijnt en apathie treed op Ergste gevallen: katatone symptomen patiënt wordt bewegingloos, neemt een ongewone houding aan, beweegt doelloos geagiteerd of zwijgt voor een zeer lange tijd Affectvervlakking (meestal ook stoornissen in het gevoelsleven van schizofrenen) Angst en geprikkeldheid in de acute fasen. Depressieve perioden na een acute fase. Affectieve vervlakking: soms al van begin aanwezig maar ontstaat meestal later. Uitdrukkingloos gezicht, stem zonder expressie, gevoelens lijken afwezig Positieve en negatieve symptomen Positieve symptomen: iets wordt aan het normale functioneren toegevoegd (abrupt begin) Bv. Emotionele beroering, motorische agitatie, wanen of hallucinaties Abnormale activiteit limbische systeem reageert goed op anti psychotische geneesmiddelen Negatieve symptomen: iets ontbreekt bij het normale functioneren (geleidelijk begin + verergering) Problemen met gevoelsuiting & communicatieve vaardigheden, omgaan met omgeving Abnormale activiteit frontale lobben reageert minder goed op anti psychotische geneesmiddelen Types van schizofrenie Schizofrenie van het katatone type Afwisseling van periodes met extreme agitatie en periodes met verregaande teruggetrokkenheid In individuele gevallen kan een van beide domineren Teruggetrokken fasen: plotselinge stopzetting v alle bewegingen, uren/dagen in dezelfde positie Het klinische beeld kan daarna abrupt veranderen met plotse opwinding, incoherent praten, snel heen en weer lopen en impulsief ongecontroleerd en uitzinnig gedrag Schizofrene van het ongedifferentieerde type Geheel van symptomen waarbij een snel veranderende mix is van de belangrijkste symptomen van schizofrenie Veel voorkomend: perplexiteit, verwarring, emotionele beroering, betrekkingswanen, opwinding, depressie en angst Wordt vaak vastgesteld bij d eerste acute fase en bij plotse verergering in een al bestaande toestand Schizofrenie van het paranoïde type Onlogisch& snel veranderende wanen, gepaard met levendige hallucinaties, vermindering kritisch oordeel en grillig G Bij chronische gevallen gewoonlijk minder desorganisatie en sociale terugtrekking De patiënt blijft een achtervolgings- of grootheidswaan hebben Schizofrenie van het gedesorganiseerde type Meestal op jonge leeftijd en gaat gepaard met ernstige desintegratie van de persoon Emotionele verwarring & afvlakking ongepast gelach& onnozelheid, maniërisme en bizarre, vaak obscene gebaren Schizofrenie van het resttype Lichtere indicaties van schizofrenie, vooral bij individuen in remissie na een van de vorige schizofrene episodes Oorzaken van schizofrenie Biologische factoren Schizofrenie gedeeltelijk erfelijk bepaald: beide ouders schizofreen = 50% kans dat kind ook schizofreen wordt. Evidentie dat biologische factoren een invloed hebben: geneesmiddelen helpen bij de behandeling werken in op d neurotransmissie die gebruik maakt van dopamine. Dopaminehypothese: schizofreniepatiënten of te hoge concentraties neurotransmitter dopamine in hersenen Of een extreem hoge gevoeligheid voor dopamine Dopaminebanen spelen een belangrijke rol in 3 gebieden vd hersenen: - Limbische systeem (speelt een rol bij het regelen van emotioneel gedrag) - De frontale cortex (speelt een rol bij het controleren van gedragingen- Subcorticale systemen (nodig voor een vlotte uitvoering van bewegingen) Vooral een goede verklaring voor d positieve symptomen die het best op geneesmiddelen reageren Bij negatieve symptomen: weinig gevoeligheid voor dopamine Eerder een complexe ontregeling vd dopaminesystemen in d hersenen dan een simpele overgevoeligheid Psychische factoren Psychoanalyse: schizofrenie = alomvattende regressie naar vroeger infantiel stadium. Leven in fantasiewereld. Behavioristen: Schizofrenie = gevolg f uit d hand gelopen bekrachtigingsproces. Bizar G bekrachtigd met aandacht Verklaringen ofwel weinig bruikbaar voor behandeling, ofwel beperkt tot perifere symptomen Tegenwoordig: toespitsing op manier waarom mensen omgaan met hun schizofrenie en de beperkingen ervan. Enkel medische behandeling slecht voorbereid op stressfactoren bij hallucinaties of terugval Psychologisch onderzoek: manier waarop men patiënt en familie kan helpen in omgaan met d nieuwe situatie: - Hoe kan men patiënt en omgeving zo goed mogelijk informeren over d symptomen en gevolgen - Welke elementen bieden bescherming voor d patiënt - Is het mogelijk actief om te gaan met d symptomen en geen passief slachtoffer te zijn - Hoe kan men patiënten helpen zich aan hun kuur te houden ondanks de neveneffecten - Hoe bereidt men patiënt en familie voor op een terugval zodat zij niet panikeren Sociale factoren Het ontstaan v schizofrenie is niet volledig erfelijk bepaald Externe stessfactor gaat aan d eerste acute fase vooraf + kans op terugval groter als meer stressfactoren aanwezig zijn Krabendam & van Os: kans om schizofrenie te krijgen 2x groter in de stad als op het platteland Stressfactoren lokken acute schizofreniefase uit grote druk op patiënt, partner en familie Diagnose op zich veroorzaakt al spanningen + niet mogelijk iemand volledig af te schermen v negatieve ervaringen Sociaal kwetsbare patiënten zonder familie die zich voor hen wil inzetten lopen extra risico Expressed emotion: spanningen voor patiëtn en gezin kunnen hoog oplopen zodat h risico op terugval verdubbelt Enerzijds: leden vh gezin sterk begaan met betrokkenen en overbezorgd Anderzijds: hyperkritisch en wrokkig (echtheid niet in twijfel maar denken patiënt controle heeft over symptomen) Uitgedrukte emotie komt meer tot uiting naar aanleiding van de negatieve symptomen Niet alleen verschillen in uitgedrukt emotie tussen gezinnen maar ook tussen culturen. mensen met schizofrenie meer blootgesteld aan stress in westerse landen dan in minder prestatiegerichte landen Sociale factoren beïnvloeden ook d manier waarom d symptomen zich manifesteren. Verschillen in inhoud, vorm en type v symptomen tussen diverse landen, culturen en continenten Transculturele psychiatrie: onderzoek naar d uiteenlopende waarde- en normenpatronen in verschillende culturen en d gevolgen hiervan op de hulpverlening Stemmingsstoornissen Stemming = emotionele toestand die lang duurt, minder intens is dan emotie en niet gericht op een bepaalde stimulus Stemminsstoornissen = ernstige verstoringen stemming die leiden tot buitensporige neerslachtigheid of opgetogenheid Gepaard met veranderingen in eet- of slaappatroon en het denken De gemoedstoestand leidt tot ernstige verstoringen in sociale relaties en op het werk Onderscheid tussen bipolaire en depressieve stoornissen = Depressieve periodes afgewisseld door manische of geen afwisseling (enkel depressieve periodes) + verschillende categorieën afhankelijk van de ernst en duur van de stoornis Bipolaire stoornis Bipolaire stoornis = opeenvolging van 1 of meerdere manische en depressieve episodes bij eenzelfde individu Manische episode = toestand van intense en onrealistische gevoelens van opwinding en euforie Verschillende gradaties: sterk geluksgevoel, optimisme, babbelen en een overdaad aan energie = milde vorm Opgewonden en onsamenhangend praten, weinig slaap, grote behoefte aan sociale contacten, verhoogde seksuele drang = extremere vormen verantwoordelijkheidsgevoel is verminderd geld verkwisting aan ondoordachte aankopen en investeringen betrokkenheid bij gevaarlijke activiteiten Een manische periode gaat gepaard met een groot energieverbruik daarna volgt een depressieve episode Manische episode is soms ook het neveneffect van een medische behandeling van depressie. Men komt dan van een depressie in een manie terecht gevolgd door een terugval (Morishita & Arita) Depressieve stoornis Ervaren van somberheid en neerslachtigheid, komt veel voor na een belangrijk verlies Een occasionele depressieve periode van beperkte duur kan adaptief zijn op lange termijn. = gelegenheid waarbij een bestaand probleem verhelderd wordt of voor zichzelf een heilzaam besluit genomen wordt Ook nadat men iets belangrijks bereikt heeft volgt er soms een periode van lusteloosheid Depressieve stoornis: als de depressieve periode in belangrijke mate met het gewone functioneren begint te interferen Wanneer 5 of meer van volgende symptomen binnen periode van 2 weken aanwezig zijn geweest en wijzen op een verandering tov het eerdere functioneren (ofwel 1 ofwel 2 moet aanwezig zijn): - Depressieve stemming blijkt uit subjectieve mededelingen of observaties door anderen, gedurende het grootste deel van de dag, bijna elke dag. - Duidelijke vermindering interesse/ plezier in (bijna) alle activiteiten gedurende grootste del vd dag, bijna elke dag - Duidelijke gewichtsverandering - Verandering in het slaappatroon - Psychomotorische agitatie of remming waarneembaar door anderen, bijna elke dag - Vermoeidheid of verlies aan energie bijna elke dag - Gevoelens van waardeloosheid/ buitensporige of onterechte zelfverwijten of schuldgevoel, bijna elke dag - Verminderd vermogen tot nadenken/ concentratie of besluiteloosheid, bijna elke dag - Terugkerende gedachten aan de dood en suïcide Ook cognitieve en motivationele factoren: tragere reactie, slechte concentratie & negatieve gedachten en herinneringen Twijfel aan eigen waarde en status binnen zijn groep Hulpeloosheid en zelfverwijten afgewisseld met kwaadheid en verwijten naar anderen toe Hulpeloosheid veralgemeent zich tot een verlies aan motivatie om iets aan de situatie te doen Bracke & Wauterick 4 grote risico groepen: - Zich isolerende mannen - Werklozen - Uit de echt gescheiden moeders - Studenten (door stresserende gebeurtenissen en problemen met lichaamsbeeld/ zelfwaardering) Verschillende culturen: uiteenlopende vormen v depressieve stoornissen Westerse culturen (onderscheid emotionele-lichamelijke component): uiting v wanhoop of ander emotioneel leed Aziatische culturen (emotionele & lichamelijke ervaringen als eenheid): hoofdpijn/maagpijn of gevoel v droefheid Samenleving meer geïndustrialiseerd/verwesterd meer Westerse depressieve reacties Oorzaken van depressie Biologische factoren Concordantiegraad voor een depressieve stoornis bij eeneiige tweelingen = 40% Depressieve patiënten: activiteit v neuronen die via serotonine met elkaar communiceren is verlaagd Serotonineheropname inhibitoren vaak voorgeschreven ter behandeling (=Prozac) Ook bij: angststoornissen, eetstoornissen en persoonlijkheidsstoornissen verandering in serotoninegevoelige activiteit Vooral verband tussen verlaagde serotonineactiviteit en impulsiviteit Depressieve patiënten: activiteit v op noradrenaline gebaseerde hersensystemen lijkt verlaagd te zijn Verband specifieke depressiesymptomen (vertraagde bewegingen, verminderd vermogen tot plezier Omgekeerd evidentie dat tijdens een manie d activiteit v noradrenaline, naast die van dopamine’ verhoogd is Psychische factoren Freud: grote overeenkomst depressie en rouwproces nat het verlies van een belangrijk iemand Rouwend individu regresseerd naar h orale stadium en introjecteert d verloren persoon zodat hij dezelfde gevoelens ervaart tov zichzelf als tov d verloren persoon1. (ook woede en vijandigheid) Depressie: gevolg v ingebeeld/ symbolisch verlies waarbij d agressie zich naar binnen richtte Hierdoor heeft de patiënt een laag zelfbeeld, is zelfkritisch en heeft suïcidegedachten Vanuit de leerpsychologie Peter Lewinsohn: Depressie: gevolg ve verminderde positieve bekrachtiging vanuit de omgeving. Onder invloed van stressfactoren in d omgeving neiging om zich uit het sociale leven terug te trekken. Hierdoor worden ze minder vaak bekrachtigd wat een nog grotere teruggetrokkenheid kan uitlokken Vooral mensen met minder sociale vaardigheden: meer kans afwijzing door anderen te ervaren en zich terug te trekken Behandeling: depressieve personen vaardigheden leren zodat ze meer bekrachtiging kunnen verwerven Vicieuze cirkel volgens Peter Lewinsohn: Stressfactoren Verlies baan Minder positieve bekrachtiging Terugtrekking uit het sociale leven Ander psychische factoren hebben te maken met cognities: Aaron Beck Negatieve gevoelens & G bij depressie zijn het gevolg van negatieve gedachten met depressie veroorzakende schema’s of disfunctionele gedachten aan de basis die zich ontwikkelen tijdens de kindertijd en adolescentie obv sociale ervaringen met ouders, familie, leeftijdsgenoten en leerkrachten. Als gevolg van deze schema’s zien mensen zichzelf als inadequaat, waardeloos en hulpeloos. Die gedachten kunnen jarenlang verborgen blijven als er zich geen belangrijke stresserende omstandigheden voordoen. Wanneer ze geactiveerd worden leiden ze tot automatische negatieve gedachten over zichzelf, de wereld en de toekomst. Deze negatieve kijk trekt de persoon in een depressie en houdt die ook daar, omdat alle verdere beslissingen, gedragingen, gevoelens en interacties negatief gekleurd worden. Martin Seligman verwijzing naar aangeleerde hulpeloosheid Depressieve mensen hebben geleerd om zichzelf te beschouwen als iemand die geen controle of invloed meer heeft op de gebeurtenissen om zich heen. Dit leidt tot 3 tekorten: - Motivationele deficits: geen pogingen meer ondernemen iets aan de situatie te veranderen - Cognitieve deficits: negatieve gedachten interfereren met andere gedachten en maken het moeilijk te ontdekken hoe men opnieuw controle kan verwerven - Emotionele deficits: men wordt passief en neerslachtig (uiting in lichaamshouding & gezichtsuitdrukking) Mensen proberen een situatie te verklaren door causale attributies die variëren op 3 dimensies: - Intern – extern: het ligt aan mij – het ligt aan iets anders - Globaal – specifiek: dit is altijd zo – dit is enkel in deze situatie zo - Stabiel – veranderbaar: dit zal altijd zo blijven – dit kan ik veranderen Interne, globale en stabiele attributie verhoogt d kans op depressie Men schrijft dan negatieve gebeurtenissen toe aan een blijvende negatieve karaktertrek Susan Nolen-Hoeksema: Het ontstaan en onderhouden ve depressieve stoornis is de neiging tot piekeren Neiging zich op hun gevoelens te fixeren wanneer het niet goed gaat, zich alleen nog bezig te houden met hun symptomen in een poging de oorzaken ervan te begrijpen. Reden waarom depressie meer optreedt bij vrouwen (mannen vertonen meer ontsnappingsgedrag) Mannen worden kwetsbaarder voor depressie naarmate ze meer voeling proberen te krijgen met hun G en gevoelens Sociale factoren Depressie ontstaat meestal als reactie op een stresserende gebeurtenis. 65% maakten in d 6 maanden voor de diagnose een ingrijpende levensverandering mee + belangrijke mate van alledaagse irritaties voor een deel door hoe d persoon situaties percipieert en erop reageert ander deel door d verschillen in stress waaraan mensen w blootgesteld 1 De rouwende persoon keert terug naar het orale stadium (waarin het kind geen onderscheid kan maken tussen zichzelf en anderen) en vereenzelvigd zichzelf met de verloren persoon zodat hij dezelfde gevoelens ervaart ten opzichte van zichzelf als ten opzichte van de verloren persoon. Bij deze gevoelens zitten ook kwaadheid en vijandigheid (deze gevoelens speelden volgens Freud altijd onbewust mee in relaties) Waarom depressie meer voorkomt bij vrouwen: - Meer kans geconfronteerd te worden met stresserende gebeurtenissen en daar het slachtoffer van te worden - Artsen zijn bij dezelfde symptomen vlugger geneigd een vrouw als depressief te diagnosticeren Het al dan niet hebben van een ondersteunende partner beïnvloedt de kwetsbaarheid voor depressie Ook relatieproblemen op zich zijn een belangrijke stressfactor Het al dan niet hebben van werk. Vooral bij jongeren bepaald deze variabele hun gevoel van welzijn in sterke mate Maatschappelijke ontwikkelingen in de 20ste eeuw hebben het aantal depressieve stoornissen doen toenemen Oudere personen vertonen minder depressieve stoornissen dan jongeren. Kritiek: mensen gaven vroeger minder makkelijk toe dat ze een depressieve stoornis hadden De ziektegeschiedenissen worden onbetrouwbaarder naarmate men meer in het verleden terugkeert Wautericks & Bracke: gerapporteerde symptomen over een periode van 8 jaar nemen toe De maatschappelijke evoluties afgelopen decennia hebben meer mensen in depressieve episode doen belanden Integratie binnen het diathese-stress model Men neemt aan dat alle 3 factoren een bijdrage leveren tot het ontstaan en onderhouden van een depressieve stoornis Bovendien beïnvloeden deze factoren elkaar voortdurend Biologische en psychische factoren bepalen kwetsbaarheid individu en manier waarop persoon gebeurtenissen interpreteert. Sociale problemen vormen stressfactoren die op individu inwerken en balans kunnen doen doorslaan naar een depressieve stoornis. Deze stoornis kan invloed hebben op d hersenwerking & gedachten vd persoon waardoor d negatieve stemming langer blijft duren. De stoornis heeft ook sociale gevolgen die het probleem kunnen helpen oplossen of de oplossing juist bemoeilijken. Angststoornissen Gevaarlijke situaties angst helpt om ons in veiligheid te brengen (Angst = adaptief + verhoogt overlevingskansen) Angststoornis = ernstige aanhoudende vorm van angst zonder realistische aanleiding Besef vh irreële karakter vd aandoening, stoornis interfereert met het functioneren Verdeling volgens DSM: paniekstoornis, specifieke fobie, sociale fobie, veralgemeende angststoornis, obsessieve-compulsieve stoornis, posttraumatische stresssyndroom, acute stressstoornis en middel-geïnduceerde angststoornis. Fobieën Specifieke fobieën = angstreacties op voorwerpen/ activiteiten gevaar staat niet in verhouding tot hevigheid reactie Dwingende drift om te vluchten of om de situatie te vermijden Inschatting van het risico of de ernst van de gevaren is buiten proportie geraakt. Conditionering: neutrale S kunnen schrikreactie uitlokken als ze geassocieerd worden met schrikaanjagende ervaring Observerend leren: vooral wanneer er al een biologische predispositie aanwezig is Bekrachtiging: vermijdingsreacties worden versterkt door negatieve bekrachtiging (ontsnapt aan gevolgen) Sociale fobie = geen angst voor een specifiek voorwerp of activiteit maar een algemene angst om negatief beoordeeld te worden en in verlegenheid gebracht te worden in allerlei sociale situaties Veralgemeende angststoornis Overmatige chronische bezorgdheid over een hele reeks van gebeurtenissen en activiteiten DSM IV: tijdens voorbije 6m meer aanwezig dan afwezig + minstens 3/6 symptomen: - Rusteloosheid en gevoel dat men op zijn hoede moet zijn - Een gevoel vlug vermoeid te raken - Moeite om zich te concentreren - Geïrriteerdheid - Spierspanning - Slaapstoornissen Meestal bij perfectionistische mensen met een groot verantwoordelijkheidsgevoel en neiging tot catastrofaal denken Paniekstoornis Paniekstoornis = onverwachte paniekaanvallen zonder aanwijsbare oorzaak DSM IV: meerdere aanvallen over grotere periode dan maand + zorgen over kans op nieuwe aanval en gevolgen Aanval duurt maar een paar minuten, maar persoon voelt zich wel gedurende langere tijd verlamd Aanvallen zijn onvoorspelbaar maar hogere kans om voor te komen in situaties met lichte spanning Dikwijls ontwikkeling v anticipatorische angst: bang voor plaatsen die aanval kunnen uitlokken (+ agorafobie) Obsessieve-compulsieve stoornis Obsessieve-compulsieve stoornis = voorkomen v terugkerende, ongewilde en opdringerige dwanggedachten of dwangbeelden, met dwanghandelingen die ‘moeten’ uitgevoerd worden om dwanggedachten te neutraliseren en gevreesde situatie te voorkomen. 2,5% bevolking. Ontstaat vooral in adolescentie/ vroege volwassenheid als mensen meer verantwoordelijkheid krijgen Frequentste obsessies: smetvrees (veel dwanghandelingen bestaan uit poetsen en zich wassen) Anderen: agressieve impulsen, seksuele gedachten, impulsen tegen moraal, herhaalde twijfels & behoefte symmetrie Categorieën: 2 belangrijkste zijn poetsen en controleren anderen zijn uitspreken v gebed of reeks getallen Dwanghandelingen nemen groot deel vd tijd in beslag en worden zonder behandeling gaandeweg veeleisender Bewust v zinloze en overdreven karakter d impulsies maar hebben gevoel geen weerstand te kunnen bieden Oorzaak: ontregeling in hersencircuit verantwoordelijk voor uitvoering v primitieve gedragspatronen Of lichte geheugenproblemen kunnen niet buihouden wat ze gedaan hebben (willen meer controle) Of enige verschil met ‘normale’ mensen is hoeveel belang ze hechten aan hun obsessies + dwanghandelingen voor groot deel in stand gehouden door negatieve bekrachtiging (onheil blijft uit) Somatoforme stoornissen Somatoforme stoornissen = lichamelijke klachten en handicaps zonder aanwijsbare lichamelijke oorzaak Psychische moeilijkheden uiten zich in een medisch probleem Betrokkene is er van overtuigd dat er medisch iets verkeerd is (hij veinst de symptomen niet) Somatisering = uiting v psychische problemen via lichamelijke klachten Conversiestoornis Conversiestoornis = men is opeens niet meer in staat een bepaald lichaamsdeel te gebruiken Vooral veel gevallen tijdens Wereldoorlog normaal functionerende soldaten konden opeens niet meer zien Theorieën om d stoornissen te verklaren: - Freud: angst tgv verdrongen seksueel conflict omgezet in verlies aan sensorisch/motorisch functioneren - Behavioristen en leerpsychologen: manier om aan stress te ontsnappen of aandacht te krijgen = secundaire ziektewinst (voordelen verbonden aan mentale stoornissen door onttrekking aan plichten - Oakley: grote overeenkomst met verschijnselen onder hypnose (= autosuggestief mechanisme) Stoornis is tegenwoordig eerder zeldzaam: 1/1000 personen Hypochondrie en de ongedifferentieerde somatoforme stoornis Hypochondrie = vrees een ernstige ziekte te hebben gebaseerd op misinterpretatie v lichamelijke symptomen Vrees is langdurig en houdt ondanks adequaat medisch onderzoek en geruststelling aan Significante mate v lijden of beperkingen in sociale of beroepsmatige functioneren vd persoon Ongedifferentieerde somatoforme stoornis = lichamelijke klachten zonder lichamelijke toestand die ernst verklaart Klachten zijn ten minste 6m aanwezig, veroorzaken leed en hinderen h functioneren vd persoon Definitie is gebaseerd op aanname dat er geen sprake is van lichamelijk disfunctioneren (moeilijk te bewijzen!!) Chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS) lijkt aan d criteria te voldoen MAAR: evidentie voor aantasting immuniteitssysteem (ook myalgische encephalomyelitis ME) + aanduiding andere zwakte vd manier waarom DSM IV somatoforme stoornissen omschrijft: Duidelijke scheidingslijn tussen lichamelijk veroorzaakte en mentaal veroorzaakte aandoeningen Gegeven d interacties tussen biologische, psychologische en sociale factoren is dit onderscheid achterhaald!! Psychische en sociale stress kunnen een biologische reactie in gang zetten + psychische interventie kan een in gang gezette biologische kettingreactie enigszins afremmen Dissociatieve stoornissen Dissociatieve stoornissen = verstoring in het identiteitsgevoel van de persoon Ontstaan in een poging angst en stress te ontlopen en om levensproblemen het hoofd te bieden die d capaciteiten van de persoon overstijgen. Dissociatieve amnesie, fugue en identiteitsstoornis Dissociatieve amnesie = onvermogen belangrijke pers info te herinneren door traumatische of stresserende ervaring. Geheugenverlies is psychogeen (niet door lichamelijke factoren veroorzaakt) Gewoonlijk is de amnesie beperkt in tijd met nagenoeg volledig herstel + onderscheid 4 types: - Gelokaliseerd: persoon herinnert zich niets uit bepaalde periode, meestal eerste uren na traumatische gebeurtenis - Selectief: persoon is sommige dingen vergeten maar niet alles - Veralgemeend: persoon vergeet de volledige levensgeschiedenis - Continu: persoon herinnert zich niets meer tot op bepaald punt in h verleden Het episodische geheugen, of delen ervan worden ontoegankelijk. Het procedurele, semantische en werkgeheugen blijven intact (blijven beschikken over vaardigheden) Dissociatieve fugue = persoon vergeet identiteit en trekt weg uit vertrouwde omgeving en neemt nieuwe ID aan De nieuwe identiteit vormt een uitweg uit een situatie die als ondraaglijk ervaren wordt Duurt slechts enkele dagen waarna d persoon ‘ontwaakt’ en zichzelf terugvindt in een vreemde omgeving zonder te weten hoe hij daar terechtgekomen is. Dissociatieve identiteitsstoornis = dissociatie tussen 2 of meer persoonlijkheden die op belangrijke trekken van elkaar verschillen en elkaar afwisselen. 1 persoonlijkheid is de oorspronkelijke/ gastpersoonlijkheid, d andere persoonlijkheid heeft zich hiervan afgesplitst. Scherpe stijging in voorkomen aan h einde vd 20ste eeuw. Onduidelijk of dit een reëel fenomeen was of toe te schrijven aan een betere kennis over de stoornis en symptomen Huntjens: onderzoek of ze experimentele evidentie konden vinden voor h bestaan v 2 afzonderlijke identiteiten Als identiteiten volledig los v elkaar stonden zouden patiënten geen proactieve interferentie mogen vertonen Bij objectieve taak beïnvloeden persoonlijkheden elkaar wel op dezelfde manier als bij normale proefpersonen Dit houdt niet in dat de onderzochte patiënten met DIS simulanten waren WANT: voordelen v DIS liggen niet altijd voor de hand 1 persoonlijkheid bestaat meestal uit een kweller De prevalentie van mentale stoornissen Wat betekenen de cijfers Verschillende studies en bronnen lijken elkaar in belangrijke mate tegen te spreken: Welke definitie van de stoornis werd gehanteerd? Frequentie stoornis afh v manier waarop men de stoornis gedefinieerd heeft (belang ve algemeen classificatiesysteem) MAAR: in sommige gevallen wijkt DSM definitie af van wat d meeste mensen denken te weten over een stoornis Criteria DSM laten ruimte voor interpretatie die door onderzoeker ingevuld moet worden Gaat het om incidentie of prevalentie Incidentie: hoeveel procent nieuwe gevallen zijn er in de bevolking Prevalentie: hoeveel procent gevallen zijn er in de bevolking Over welke periode werd de prevalentie of incidentie berekend Het gevonden cijfer zal beïnvloed worden door de tijdsperiode waarnaar men kijkt Hoe langer de tijdsperiode hoe hoger de prevalentie Prevalentie en comorbiditeit Internationale prevalentiestudies Geregelde cross-nationale studies ¼ krijgt in hun leven mat een stemmingsstoornis, angststoornis of aan alcohol gebonden stoornis te maken. Comorbiditeit = mensen kunnen aan meer dan 1 stoornis tegelijk lijden + bij veel psychische problemen verhoogde kans op een aan middel gebonden stoornis vooral voor schizofrenie, angststoornissen, borderline persoonlijkheidsstoornissen en antisociale persoonlijkheidsstoornissen Geneesmiddelenverbruik Percentage v psychische stoornissen ligt veel hoger dan d algemene bevolking vermoedt Doordat aantal problemen mensen niet beletten relatief normaal bestaan te leiden + veel problemen verzwegen 83 dagdosissen psychofarmaca/1000 inwoners in België De aanvangsleeftijd ½ vd personen die een angststoornis hebben of gehad hebben kregen die voor het eerst onder de 15 jaar Bij stemmingsstoornissen ligt dit punt op 26 jaar en bij aan middel gebonden stoornissen op 21 jaar. Prevalentie tijdens het leven (%) Man Vrouw Man Vrouw Alle mentale stoornissen 21,6 28,1 Sociale fobie 1,9 2,9 Alle stemmingsstoornissen 9,5 18,2 Specifieke fobie 4,9 10,3 Alle angststoornissen 9,5 17,5 0,9 2,9 Alle aan alcohol gebonden stoornissen Depressieve stoornis 9,3 1,4 Post-traumatische stressstoornis Agorafobie 0,6 1,1 8,9 16,5 Paniekstoornis 1,6 2,5 Milde depressie 2,6 5,6 Alcoholmisbruik 7,4 1,0 Veralgemeende angststoornis 2,0 3,6 Alcoholafhankelijkheid 1,8 0,4 Terugblik vanuit de 3 invalshoeken Biologische Genetische invloed op de kans dat een persoon een depressieve stoornis, alcoholafhankelijkheid of schizofrenie zal ontwikkelen Een biochemisch onevenwicht in de hersenen. Serotonine en noradrenaline bij depressie en dopamine bij schizofrenie Ook chemische stoffen of virussen en bacteriën kunnen effect hebben p het psychische functioneren MAAR: identieke tweelingen hebben een concordantiegraad van minder dan 100% voor diverse stoornissen!! Cognitieve De kwetsbaarheid van een persoon en de invloed van stressfactoren in de omgeving zijn gedeeltelijk afhankelijk van de manier waarop een persoon met zijn beperkingen omspringt en de manier waarop een persoon gebeurtenissen interpreteert Een persoon kan weerbaarder worden door ziekmakende gedachten en overtuigingen te vervangen door gezondere cognities. Sociaal-culturele Er zijn culturele verschillen in de prevalentie en de symptomen van een aantal stoornissen + sommige stoornissen komen enkel in bepaalde culturen voor. Stressfactoren spelen een belangrijke rol bij het ontstaan van stoornissen Onze huidige maatschappij vormt een groter risico voor het ontstaan van een depressieve stoornis dan pakweg een generatie geleden. Sociale factoren hebben effect via interacties met de biologische kenmerken en de psychische processen van het individu