PDH197102 Naar een nieuwe benadering door I.F.

advertisement
PALESTIJNSE DRUKKEN EN HERDRUKKEN
NAAR EEN NIEUWE
BENADERING VAN HET
ISRAELISCH-ARABISCHE
CONFLICT
door
I. F. STONE
PALESTINA - BULLETIN
Postbus 2311 Den Haag
Deze boekbespreking is eerder verschenen
in de New York Review of Books,
3 augustus 1967.
De engelse tekst werd herdrukt en verspreid
door de Fifth of June Society,
P.O. Box 7037, Beiroet, Libanon.
,,Le conflit israélo-arabe"
Les Temps Modernes
Paris, june 1967, 991 pp.
besproken door
I. F. STONE
PALESTIJNSE DRUKKEN EN HERDRUKKEN,
februari 1971, Nr. 2
Maandblad van Palestina-Bulletin, Postbus 2311, Den Haag,
Giro 1623077
Abonnementen f 15,- per jaar, Studententarief f 10,2
Dit is een ingescande kopie van het origineel
NAAR EEN NIEUWE BENADERING
VAN HET ISRAELISCH-ARABISCHE CONFLICT
door I. F. Stone
Ontdaan van propaganda en sentiment, is het palestijnse probleem, in alle eenvoud,
de strijd van twee verschillende volken om dezelfde strook land. Voor de Joden was
de vestiging van Israël een Terugkeer met alle mystieke betekenis die de hoofdletter
T aanduidt. Voor de Arabieren was het eens te meer een invasie. Dit heeft geleid tot
een drietal oorlogen tussen hen, binnen twintig jaar. Elk daarvan is een overwinning
geworden voor de Joden. Met elke oorlog is de omvang van Israël toegenomen.
Evenzo het aantal arabische daklozen.
Nu een oplossing te vinden die beide volken tevreden stelt, staat gelijk met het
zoeken naar de kwadratuur van de cirkel. In de taal der wiskunde: de aspiraties van
Joden en Arabieren zijn niet onderling meetbaar. Hun tegen-gestelde begeerten
kunnen niet passend gemaakt worden binnen de begrenzing van enig ethisch
systeem dat boven de stambelangen uitgaat.
Dat is het wat de welmenende buitenstaander, die beide volken zoekt tevreden te
stellen, zo zeer ontmoedigt. Twee jaar geleden heeft Jean-Paul Sartre gepoogd
Israëliërs en Arabieren te betrekken in een confrontatie in een speciaal nummer van
zijn revue Les Temps Moderns. Terwijl dat ter perse lag, brak de derde oorlog tussen
hen uit.
Deze lang-verbeide speciale uitgave over het israëlisch-arabisch conflict is de eerste
in druk verschenen confrontatie van arabische en israëlische intellectuelen. Het
blijken echter niet zozeer 991 pagina's dialoog te zijn geworden, alswel een
tweeledige monoloog. De twee partijen die hun bijdragen leverden, bevinden zich
niet in gescheiden vertrekken, zoals werkgevers en stakers tijdens een verbitterd
loongeschil, maar ieder in een afzonderlijk heelal, waar-bij het simpelste feitje vaak
lijnrecht tegenover elkaar staande betekenissen blijkt te hebben. De fysica is
begonnen een nieuw raadsel te ontsluieren in de werelden van materie en antimaterie, die dezelfde ruimte en tijd beslaan, maar van elkaar afgesloten zijn door hun
tegengestelde eigenschappen; tweelingen voor eeuwig, voor eeuwig gescheiden. Het
israëlisch-arabische geschil is de daarop nauwst-aansluitende analogie in het rijk van
de internationale politiek.
De voorwaarden die uitgewerkt waren voor het gezamenlijk uitkomen van Israëliërs
en Arabieren in dezelfde editie van Les Temps Modernes, sloten niet alleen
samenwerking uit, maar ook de normale redactionele bemiddeling of tussenkomst.
Claude Lanzmann, die deze speciale uitgave bezorgde, legt in zijn Inleiding uit dat
de keuze van auteurs en onderwerpen ,,in volledige soevereiniteit" (en toute
Dit is een ingescande kopie van het origineel
3
souverainté) aan elk der beide partijen moest worden overgelaten. De Arabieren
dreigden zich te zullen terugtrekken als er een artikel zou worden toegevoegd van de
hand van A. Razak Abdel-Kader, een Algerijn die voorstander is van de israëlischarabische verzoening. Toen de Israëliërs aan-voerden dat Les Temps Modernes
aan Abdel-Kader tenminste zou moeten toestaan zich persoonlijk uit te spreken,
stonden de Arabieren op een absoluut veto: als Abdel-Kader erin zou warden
opgenomen, zou er geen uitgave komen.
In zijn voorwoord legt Jean-Paul Sartre de met elkaar strijdende emoties bloot die
hem ertoe brachten van wal te steken met een zo moeilijke opgave als die van - tot
op zekere hoogte - vredestichter tussen Arabieren en Israëliërs. Zij roepen bij hem
herinneringen op aan zijn beste uren. Een daarvan was die van het Verzet. ,,Voor al
diegenen die deze ervaring doormaakten", schrijft de heer Sartre, ,,is het
onverdraaglijk zich voor te stellen dat opnieuw een joodse gemeenschap waar dan
oak, zulk een Calvarië zou moeten doormaken en martelaren zou moeten leveren
voor een nieuwe massa-slachting." De andere ervaring was Sartre's hulp aan de
Arabieren in hun strijd om de Algerijnse onafhanklijkheid. Deze herinneringen
verbinden hem met beide volken en verschaffen hem het respect van beide zijden,
zoals het welkom dat hem vorig jaar zowel in Egypte als in Israël gewerd, wel
bewijst. Zijn doel met het presenteren van hun standpunten is, zo zegt hij
droefgeestig, zuiver het verschaffen van informatie.
Het is zijn hoop dat informatie op zichzelf al vredestichtend zal blijken te zijn
,,omdat het ertoe strekt passies, vroeger of later te vervangen door kennis." Maar de
wortels van deze strijd liggen dieper dan die van de Rede. Het is helemaal niet zeker
dat informatie metterdaad passie zal vervangen door kennis.
De ervaringen, waaraan de heer Sartre zijn gevoelsmatige bindingen ontleent, zijn
voor deze strijd niet toepasselijk. Beide zijden trekken daaruit conclusies die een
man van rationele traditie en van universele idealen, angst moeten aanjagen.
De grote meerderheid van Joden en Israëliërs ontleent aan de Hitler-periode de
overtuiging dat men, in deze wereld, wanneer men bedreigd wordt, bereid moet zijn
tot doden of te worden gedood. De Arabieren putten uit het Alge-rijnse conflict de
overtuiging dat, zelfs toen er zo'n rationeel en geciviliseerd volk als het Franse bij
betrokken was, de bevrijding slechts mogelijk werd gemaakt door het geweer en het
mes te baat te nemen.
Met andere woorden, zowel Israëliërs als Arabieren menen dat alleen geweld
gerechtigheid kan verzekeren. Hierin stemmen zij overeen, en juist dat zet hen op
tegengestelde koersen. Want menen de Joden dat gerechtigheid de erkenning van
Israël als een feit noodzakelijk maakt, de Arabieren achten de erkenning van dat feit
een berusten in het kwaad dat hen is aangedaan door de verovering van Palestina.
4
Dit is een ingescande kopie van het origineel
Als God, zoals sommigen nu zeggen, dood is, dan is Hij ongetwijfeld gestorven aan
pogingen een billijke (onpartijdige) oplossing te vinden voor het arabisch-joodse
probleem.
Hun twist begint met de Bijbel. ,,Uw zaad heb ik dit land gegeven", zei God tot
Abraham, (Gen. 15,18) ,,van de rivier van Egypte af tot aan de grote rivier, de
Euphrates."
Onder Joden, of zij nu religieuze of wereldse mystici zijn, geldt dit als oorsprong
van hun recht op het Beloofde Land. Het openingsartikel in de arabische afdeling
van Les Temps Modernes werpt tegen dat het ,,zaad" waarop in Genesis wordt
gedoeld tevens afstammelingen van Ismaël be-doelt, daar hij een zoon van
Abraham was uit diens bijvrouw Ketirah en de voorvader was van alle Arabieren,
hetzij Christen of Moslim.
Dit alles moge anachronistische onzin lijken, maar dit is nu eenmaal een
anachronistische ruzie. De Bijbel is er nog steeds de beste gids voor. Nergens vindt
men een parallel voor deze ethnocentrische razernij. Ik zou niet weten waar ergens
in de Bijbel een woord van medelijden staat voor de Kanainieten die bij de
verovering door de Hebreeën werden afgemaakt. Van alle onzin die het joodsarabische geschil kenmerkt, is niets onzinniger dan het gepraat aan weerszijden over
het Heilige Land als symbool van vrede. Geen plek ter wereld is zo doordrenkt met
bloed uit meer veldslagen, dan juist deze. Nergens is religie met zoveel animo
gehanteerd als een excuus voor broeder-moord en twist. Het hebreeuwse sjaloom
en het arabische salaam zijn allebei voorwendsels, overblijfselen van een
gemeenschappelijk verleden als Bedoeïnen. Op de dag van vandaag is de
stammenoorlog de favoriete sport der Bedoeïen; ,,vrede" is het eerste woord dat
gesproken moet worden, wil een toevallige ontmoeting niet op een bloedbad
uitlopen.
Gezien in bijbels perspectief zijn de Joden 3000 jaren lang Palestina in- en
uitgetrokken. Onder Abraham kwamen zij uit het Euphrates-gebied, onder Mozes
en Josua keerden zij uit Egypte terug, zij keerden weer uit de babylonische
gevangenschap en werden opnieuw verstrooid, nadat in 70 n. Chr. Jeruzalem in
handen der Romeinen viel. Nu hebben ze de derde terugkeer. De omgebracht,
terwijl aan de israëlische kant geen stem uitdrukking geeft aan het opgewekt-cynische
standpunt, dat men in particuliere gesprekken kan vernemen, n.l. dat er voor Israël
geen ander realistisch alternatief 'bestaat dan de Arabieren elke 5 of 10 jaar een
bloedneus te slaan, net zolang tot zij het verlies van Palestina onherroepelijk
aanvaarden.
Het beeld is echter niet helemaal symmetrisch. Ten eerste is daar de asymmetrie van
overwinnaar en overwonnene. De overwinnaar is bereid met de overwonnene te
Dit is een ingescande kopie van het origineel
5
praten als die laatste in de nederlaag wil berusten. De overwonnene is natuurlijk
minder geneigd tot dit soort objectiviteit. De redacteur Claude Lanzmann spreekt over
een ,,asymmetrie tussen de beide bundels artikelen die gelijktijdig voortkomt uit een
radicaal verschil in zienswijze op het conflict en uit het verschil in aard van de
politieke regimes der betrokken landen." Zelfs als zij niet uitdrukkelijk tot deelnemen
gemachtigd waren door hun regeringen of organisaties, zo legt de heer Lanzmann uit,
schreven alle Ara-bieren, uitgezonderd de Noord-Afrikanen, slechts na consultatie en
verdedigen zij een gemeenschappelijk standpunt, terwijl de Israëliërs ,,zoals normaal
is in een democratie van westerse snit" óf voor zichzelf spreken af voor een van hun
talrijke partijen. Maar deze verscheidenheid kan overdreven zijn. Op het kernpunt dat
de beide partijen scheidt, is geen arabische medewerker bereid de erkenning van de
staat Israël voor te staan, terwijl maar één israëlische medewerker bereid is voor een
omzetting te pleiten in iets anders dan een principieel joodse staat.
De diepte van dit nationalistische geschil kan gepeild worden door wat er met de
israëlische communistische partij gebeurde. Elders zijn nationale, aan het middelpunt
ontsnappende krachten opgekomen in de eens monolithische wereld van het
communisme. In Israël splitsen dezelfde nationalistische stromingen de
communistische partij op in een arabische en een joodse. De tijden dat arabische
communisten de lijn van Moskou getrouwelijk volgden, wat hen regelrecht in de
gevangenissen van Egypte, Irak, Syrië en Jordanië deed belanden, omdat zij het
verdelingsplan van 1947 steunden, die dagen zijn lang voorbij. Nu vinden arabische
en joodse communisten niet langer een gemeenschappelijke grondslag.1
Het zou moeilijk zijn een Arabier te vinden die het eens zou zijn met
Moshe Sneh, leider van de joodse communistische partij (Maki) in Israël,
toen die aan 1'Express (juni 19-25) zei: "onze oorlog is gegrond en
rechtmatig. Wat de 13 arabische staten tegen ons verenigde, ongeacht hun
regiem, was niet het anti-imperialisme, maar het pan-arabisme en antijoods chauvinisme." Hij verstoutte zich te zeggen dat Moskou door de
Arabieren te steunen ,,aan de politiek van het internationale links en aan de
geest van Tashkent de rug had toegekeerd." Maar zelfs de bittere rivaal van
Sneh, Meir Vilner, de joodse leider van de arabische communistische partij
(Rakka) en tevens een van de weinige daarin overgebleven joden, drukt
zich in Les Temps Modernes uit in bewoordingen waarmee geen enkele
arabische medewerker instemt. Vilner is voor de terugkeer van alle
vluchtelingen die dat wensen, voor vol-ledige gelijkheid voor Arabieren in
1
De relatieve sterkte dier beide na de splitsing kan men opmaken uit het feit dat de joodse afdeling
slechts één afgevaardigde verkozen kon krijgen, terwijl de arabische, die zijn grootste stemmental
behaalt bij de arabische minderheid, er drie gekozen kreeg, twee Arabieren en een Jood.
6
Dit is een ingescande kopie van het origineel
Israël en voor een neutralistische politiek, maar hij verdedigt het bestaan
van Israël als een legitiem feit en ontkent dat ,,men in enigerlei opzicht het
volk (de Israëliërs) kan vergelijken met de algerijnse colons of met de
kruisvaarders." Die door de leider van de arabische communistische partij
in Israël verworpen vergelijkingen zijn bij de Ara-bieren buiten Israël juist
de meest-geliefde. De verscheidenheid van meningen aan de israëlische
kant loopt aldus uit op de principiële overeenstemming in-zake het recht te
bestaan en wel als een joodse staat. Dat is nu precies, waar bij de Arabieren
het gebrek aan overeenstemming begint.
De kloof tussen arabische en joodse meningen wordt nog duidelijker als men de
aanvullende bijdragen leest van twee franse Joden: Maxime Rodinson, een
vooraanstaand socioloog en oriëntalist, en Robert Misrahi, een welbekende linkse
schrijver. De eerste kiest de arabische, de tweede kiest de zionistische kant. Maar
terwijl het artikel van Misrahi opgenomen is in het israëlische stuk, verschijnt de
bijdrage van Maxime Rodinson - veruit de meest brilliante van het hele boek afzonderlijk. Hij weigerde om principiële redenen in het arabische gedeelte uit te
komen. Het waarom valt niet moeilijk te begrijpen. Want terwijl Rodinson krachtige
steun geeft aan elke fundamentele, historische bewering van arabische zijde, is hij te
zeer humanist (en in laatste instantie ongetwijfeld de Jood), om een apocalyptische
oplossing toe te juichen die ten koste gaat van Israël's bestaan. Er gaapt nog steeds een
kloof tussen het pro-arabische standpunt van Rodinson en de meest-gematigde
mening die een arabische staatsman tot nu toe heeft durven uitspreken, t.w. die van de
President van Tunesië, Bourguiba. Diens befaamde rede in Jericho op 3 maart 1965 is
herdrukt in een aanhangsel van Les Temps Modernes, samen met een interview dat
hij een maand later toestond aan Le Nouvel Observateur (15 april). Maar Bourguiba's
rede, ofschoon die opschudding veroorzaakte door zijn betrekkelijke gematigdheid,
gaf slechts de raad dat de Arabieren Palestina moesten herwinnen op de manier zoals
zij Tunesië herwonnen, n.i. door een reeks van meer of minder vreedzame
compromissen. Toen Le Nouvel Observateur hem vroeg of dit niet in toenemende
mate de verdwijning van de staat Israël inhield, wilde hij niet verder gaan dan het
cryptische antwoord: ,,Dat is niet zeker."
De arabische sectie van de bundel is niettemin verre van eenvormig. Een Marokkaan,
Abdallah Laroui, leraar letterkunde in Rabat, eindigt niet alleen met te zeggen dat de
mogelijkheden tot een vreedzame regeling opengehouden moeten warden, omdat een
oorlog niets zou oplossen, maar gaat zelfs zo ver de hoop uit te spreken dat de tijd
moge aanbreken, waarop een regeling mogelijk is zonder een nieuwe verbanning,
d.w.z. van Israëliërs, de prijs te laten zijn voor de beëindiging van een andere
verbanning, d.w.z. die van de palestijnse Arabieren. Hij geeft zelfs te kennen
dat onder bepaalde voorwaarden een joodse gemeenschap ,,met of zonder
Dit is een ingescande kopie van het origineel
7
politieke autoriteit" - een wel zeer gedurfde opmerking - verenigbaar kan
blijken met arabische vooruit-gang en ontwikkeling.
Als wij deze voorwaarden beschouwen, komen wij tot de kern van de
angsten, die door de Arabieren in deze bundel tot uitdrukking zijn
gebracht. De palestijnse Arabieren voorzagen, vanaf het eerste begin van
het zionisme, het gevaar te worden overweldigd en verdreven door joodse
immigratie. De naburige arabische staten vreesden dat die immigratie een
voortdurende territoriale expansie zou aanmoedigen te hunnen koste en een
joodse staat zou scheppen, krachtig genoeg om de regio te overheersen. De
relatief-geringe omvang en bevolking van Israël in vergelijking met zijn
arabische buren zijn bedriegelijk en kunnen de angsten dwaas doen
schijnen, maar historisch ge-zien is het Midden-Oosten vaak veroverd en
overheerst door betrekkelijk kleine benden van vastberaden indringers.
Zelfs nu, zoals de recente gevechten aantoonden, had het kleine Israël
zonder moeite Damascus, Amman en Cairo kunnen bezetten, en - zouden
de Grote Mogendheden en de V.N. dit niet verhinderd hebben - had het
zijn voorwaarden kunnen dicteren aan de arabische buren.
Het waren de Britten die poogden de arabische bezorgdheid in slaap te
wie-gen, door grenzen te stellen aan de joodse immigratie die de strijd
tussen Britten en Joden verhaastte. De Balfour-verklaring van 1917, die
een ,,Joods Nationaal Tehuis" beloofde, zei in een passage die zionisten
altijd maar liever vergaten ook: ,,dat niets gedaan zal worden wat de
burgerlijke en religieuze rechten van de bestaande niet-joodse
gemeenschappen in Palestina kan be-nadelen." De Britse Witboeken van
1922, 1930 en nog eens in 1939 trachtten dit deel van de belofte te
vervullen door stappen die de Joden voortdurend in de minderheid zouden
houden. Het is die hardnekkige en - zoals de gebeurtenissen hebben
aangetoond - gegronde vrees, die in het artikel van Laroui weerspiegeld
wordt. Door het Palestinaprobleem ,,een probleem van het Westen" te
noemen, is zijn grondstelling dat als het Westen het antisemitisme uitvaagt,
of het althans binnen onschuldige grenzen houdt, dit het toevluchtsoord
Israël voor de meerderheid van het Jodendom overbodig maakt, èn als
Israël zijn politiek beleid gescheiden houdt van de zionistische droom alle
Joden uit de ballingschap bijeen te brengen, dat dan een eind zal worden
gemaakt aan het gevaar van een onverbiddelijke expansie die op
,,Lebensraum" mikt ten koste van de palestijnse Arabieren. Dat zal uiteindelijk de vrede tussen beide volken mogelijk maken. Daar de
8
Dit is een ingescande kopie van het origineel
immigratie in Israël in de afgelopen jaren is geslonken1 , lijkt die arabische
vrees op dit moment minder een kwestie van realiteit dan van zionistische
theorie en meer een zaak van ervaringen uit het verleden, die hen ertoe
brengt de theorie ernstig te nemen.
De suggestie dat Israël zijn supra-nationalistische droom moet loslaten,
vindt haar enige weerklank aan de andere kant van deze bundel essays bij
de israëlische eenling en kampioen voor de arabische rechten, Uri Avnery.
Avnery werd in 1923 in Duitsland geboren en ging als 10-jarige naar
Palestina in het jaar, waarin Hitler de macht greep. Zijn politieke carrière
begon aan de uiterst nationalistische rechterzijde, als lid van de
terroristengroep Irgoen, die tegen de Britten streed. Sindsdien is hij echter
omgezwaaid naar het uiterst links van de openbare mening Israël en wel
zodanig dat hij beschouwd wordt als een anti-nationalist. Bij het uitbreken
van de eerste Suez-oorlog (1956) steunde hij de egyptische eis tot
ontruiming van de Kanaalz8ne en in 1959 vormde hij een israëlisch comité
tot hulp aan de algerijnse rebellen. Op een gegeven ogenblik organiseerde
hij een beweging, die stelde dat de Israëliërs niet langer joden waren, maar
,,Kanaitnieten" en daarom één waren met de Arabieren, de onder dwang
bekeerde nakomelingen van één en de-zelfde inheemse stam. Toen deze
miskleun (far-out conception) weinig Joden en zelfs nog minder
KanaAnieten aantrok, vormde hij een ,,Semietische Actie"-beweging, die
nu de ,,Beweging der Nieuwe Krachten" geworden is. Die behaalde 1,2%
van de stemmen bij de verkiezingen van 1965 en bracht Avnery krachtens
de evenredige vertegenwoordiging in het parlement.2
Als uitgever heeft Avnery meer succes gehad. Zijn weekblad Haolam
Hazeh (Deze Wereld) heeft hij tot het grootste van Israël gemaakt door een
niet-conformistische politiek te combineren met wat de nogal puriteinse
Israëliërs pornografie noemen, ofschoon het meisje-mooi in dat weekblad
ons in Amerika even ouderwets lijkt als het Politieblad.
Avnery schrijft in Les Temps Modernes dat hij Israël zou veranderen in
een seculiere, pluralistische en multi-nationale staat. Hij zou de Wet op de
Terug-keer afschaffen die aan iedere Jood het recht geeft Israël binnen te
komen en automatisch het staatsburgerschap te verkrijgen. Avnery zegt, dat
dit pan-judaisme van het zionisme voet geeft aan het anti-zionisme van het
1
Noot van de redactie: Waar is, dat tussen 1964 en 1970 ruim 100.000 Joden Israël ver-lieten en
dat ondanks aantrekkelijke lokmiddelen slechts 7000 van hen bereid waren opnieuw te
immigreren. Anderzijds lokte het succes van de israëlische 1967-agressie nieuwe stromen
immigranten naar het bezette Palestina: „Winner-lovers."
2
Bij de verkiezingen van 1969 behaalde de partij van Avnery twee zetels. (noot van de redactie).
Dit is een ingescande kopie van het origineel
9
panarabisme door de mythe levend te houden van ,,een Israël, overstroomd
daar miljoenen immigranten, die, geen plaats vindende zich te vestigen, de
regering zouden dwingen het land door wapengeweld te vergroten."
Toch blijkt ook Avnery, die Israël waagt zijn zionistische essentie op te
geven, een joodse nationalist te zijn. Na een plan geschetst te hebben voor
een arabisch-palestijnse staat ten westen van de Jordaan, schrijft Avnery:
,,De arabische lezer zal hier terecht vragen 'en de terugkeer dan van Israël
naar de grenzen van het V.N. plan van 1947?' " Want omdat Israël in de gevechten van 1947-1948 ongeveer 23% meer gebied overmeesterde dan bij
het verdelingsplan van 1947 was toegezegd, houdt (de terugkeer) een grenswijziging in ten gunste van de arabische staat die bedoeld was in een economisch vereend
Palestina. Maar op die natuurlijke arabische vraag antwoordt Avnery1: ,,eerlijk
gezegd zien wij de mogelijkheid daartoe niet. De arabische legers staan al op 15
kilometer van Israël's dichtst-bevolkte stad (Tel Aviv) en bij Nathanya staan ze zelfs
nog dichter bij zee." De Arabieren zullen het zo opvatten, dat Avnery al even
onwillig is de vruchten der verovering op te geven als elke andere niet-,,Kanaitniet".
Avnery is er even afkerig van als iedere conventionele zionist om zijn medeKanakniet al te dicht in de buurt van Tel Aviv te weten.
Het valt gemakkelijk te begrijpen waarom geen enkele partij de andere ver-trouwt.
De bundel van Sartre is goeddeels een confrontatie van gematigden en Linksen en
bij geen der partijen genieten deze elementen steun van de meerderheid. Daar komt
nog de complicatie bij, dat in gevestigde maatschap-pijen Links minder
nationalistisch pleegt te zijn dan Rechts, terwijl in koloniale maatschappijen het
revolutionaire links vaak nationalistischer is dan de inheemse conservatieve en
bezittende klasse.
De mening van de overwegende meerderheid aan beide zijden, zelfs zoals
die tot uitdrukking komt in een links-gerichte bundel als deze, toont weinig
neiging tot een compromis. De Arabieren betogen dat Israël een koloniale
in-planting is in het Midden-Oosten, die van het begin af aan gesteund is
door imperialistische mogendheden; dat het een vijand is van de arabische
eenheid en vooruitgang; dat het lijden van de Joden in het Westen het
gevolg was van een antisemitisme waaraan Arabieren nooit deel hadden en
dat er geen reden is waarom de arabische Palestijnen ontheemd moeten
warden ter compensatie van misdaden die door Hitler-Duitsland zijn
Avnery schreef, natuurlijk, vóórdat het uitbreken van een nieuwe oorlog die grenzen ten voordele
van Israël had gewijzigd.
1
10
Dit is een ingescande kopie van het origineel
begaan. Alleen Laroui is zo sympathiék te zeggen, dat, als het Joods
Nationaal Tehuis in Oeganda zou zijn opgericht, de Arabieren die
medelijden gevoelden voor het lijden der europese Joden, zelf al even
weinig begrip zouden hebben opgebracht voor de rechten der inboorlingen
als het Westen ten aanzien van Palestina. Aan het andere uiterste van het
arabische spectrum loopt het artikel van zijn marokkaanse landgenoot, de
journalist Tahar Benziane, uit op klassiek antisemitisme, als hij de Joden
zelf aansprakelijk stelt, wegens hun apartheid en hun superioriteitsgevoelens, voor het tegen hen bestaande vooroordeel. Benziane ziet de
enige oplossing niet precies in de likwidatie van Israël, maar in de
verdwijning van het wereld-jodendom door assimilatie. Dit zou inderdaad
de ,,End-Lösung" betekenen. Deze verbitterde opinie, vol haat,
wijdverbreid in de arabische wereld, verklaart waarom het Nazisme vóór de
oorlog zo gemakkelijk weerklank vond in het Midden-Oosten en waarom
Nazi-misdadigers zo'n welkome schuilplaats vonden in Egypte. Het toont
ook de semantische onzin aan van de stelling dat Arabieren, zelf semiet zijnde, niet
anti-semitisch kunnen zijn!
Het zionistische argument stelt dat de joodse immigratie een terugkeer was naar het
joodse vaderland. Robert Misrahi gaat zelfs zo ver te beweren dat de Joden een
oudere aanspraak hadden op Palestina dan de Arabieren, om-dat de Joden daar
hadden gewoond in het oude koninkrijk der Hebreeën, lang voor de Hegira van
Mohammed ! Misrahi voert de gebruikelijke zionistische stelling aan dat hun strijd
tegen de Britten bewijst dat zij anti-imperia-listen zijn, dat hun kolonies socialistisch
zijn, dat de feodale elementen in de arabische wereld hun vijanden zijn en dat de
arabische vluchtelingen voor de morele verantwoordelijkheid komen van de
arabische leiders, omdat op hun aandringen de Arabieren de vlucht namen.
Er schuilt een goed stuk spitsvondigheid in het zionistische standpunt. De wereld zou
opnieuw ingedeeld moeten worden als 2000-jaar oude aanspraken op irredenta
plotsklaps ingewilligd moesten worden. Het zionisme trachtte van het begin af aan
zijn doelen te bereiken door aan te bieden als voorpost te dienen in de arabische
wereld ten behoeve van een der grote imperia. Herzl probeerde eerst de turkse Sultan
en vervolgens de duitse Keizer met zulke argumenten voor zich in te nemen.
Uiteindelijk brengen overwegingen van imperialistische strategie Brittannië tot het
afleggen van de Balfour-verklaring. Het feit dat later de joodse gemeenschap in
Palestina tegen de Britten vocht, vormt voor het geen koloniale inplanting zijn, niet
meer bewijs dan soort-gelijke oorlogen van britse kolonisten tegen het Moederland,
van de Amerikaanse revolutie af tot Rhodesië toe. In het geval Palestina, evenals in
andere van dergelijke oorlogen, werd het Moederland aangevallen omdat het meer
bezorgdheid aan de dag legde voor de inheemse meerderheid dan de kolonistenDit is een ingescande kopie van het origineel
11
minderheid naar de smaak was. Het argument dat de vluchtelingen ,,vrij-willig" aan
de haal gingen, of omdat hun leiders hen daartoe aanzetten totdat de strijd voorbij
zou zijn, berust niet alleen op een mythe, maar doet ook niet terzake. Hebben
vluchtelingen geen recht op terugkeer? Hebben duitse Joden er geen recht op hun
bezittingen terug te krijgen, omdat -ook zij- eens de vlucht namen?
De mythe dat de arabische vluchtelingen aan de haal gingen omdat de arabische
radiostations daarop aandrongen werd geanalyseerd door Erskine B. Childers in de
Londense Spectator van 12 mei 1961. Een onderzoek van de geluidsbanden der
britse en amerikaanse afluisterstations leverde geen blijk van zulke oproepen op.
Integendeel er waren oproepen en ,,zelfs bevelen aan de burgerij van Palestina om
thuis te blijven." De meest evenwichtige en humane bespreking van de kwestie kan
men aantreffen in het boek van Christopher Sykes Crossroads to Israël: 191748 (pp. 350-57).
,,Met een hoge mate van waarschijnlijkheid kan gezegd worden", schreef Sykes,
,,dat in de eerste helft van 1948 de massale uittocht meesttijds de natuurlijke,
onnadenkende, jammerlijke opwelling was van onwetende mensen die slecht
werden geleid en die zich in de dagen van beproeving in de steek gelaten
voelden door hun leidersMaar was die exodus over het geheel genomen in
het eerste stadium een gevolg van oorlogsomstandigheden, in latere
periodes werd zij bewust en genadeloos aangemoedigd door joodse
bedreigingen en agressie tegenover de arabische bevolking.
Wel moet worden opgemerkt, dat daar, waar Arabieren leiders hadden die
weigerden in panische vlucht op drift te slaan, het volk geen leed
ondervond." Joods terrorisme, niet alleen bedreven door Irgoen in barbaarse
afslachtingen als die in Deir Jassin, maar in wat mildere vorm ook door
Haganah, ,,moedig-de Arabieren aan" die gebieden te verlaten die de Joden
wilden overnemen om strategische of demografische redenen. Zij
probeerden zoveel als mogelijk was Israël van Arabieren te ontdoen.
De paging tot vergelijking van het verdrijven der Arabieren uit Palestina met
de nieuwe joodse immigratie uit de arabische landen is niet zo simpel of
ver-gelijkbaar als de zionistische propaganda wel doet voorkomen. De
palestijnse Arabieren voelen zich met deze ,,ruil" zoals duitse Joden zich
gevoeld zouden hebben, als hun de restitutie zou worden ontzegd onder het
motief dat zij „geruild" waren voor de duitse vluchtelingen uit Sudetenland.
In een gezond opgezette regeling zou men rechtvaardigerwijze enige
rekening moeten houden met de joodse eigendommen die in arabische
landen zijn achtergelaten. Wat het verwerpelijke is in de gesimplificeerde
versie van deze kwestie, is de op-vatting dat palestijnse Arabieren die Israël
12
Dit is een ingescande kopie van het origineel
niet wenst, er geen bezwaar tegen zouden hebben te worden ,,geruild" tegen
arabische Joden die Israël wel wil hebben. De ene ontworteling kan niet
moreel vereffend worden met de andere. Een zekere morele imbeciliteit
kenmerkt alle ethnocentrische bewegingen. De Anderen zijn altijd mindermenselijken en kunnen derhalve wel vergeten warden, of zij zijn bovenmenselijk en derhalve zo gevaarlijk dat het juist is hen te vernietigen. Dit
laatste ligt ten grondslag aan de pan-arabische houding ten opzichte van de
Joden; dit eerste is de grond van de zionistische houding tegenover de
Arabieren. Avnery merkt op dat Herzl, in zijn boek ,,Der Judenstaat", dat de
moderne zionistische beweging op gang bracht, zich bezighield met
arbeidstijden, huisvesting voor arbeiders en zelfs met de nationale vlag,
maar geen woord over had voor de Arabieren! Voor zionisten was de
Arabier de Onzichtbare Man. Psychologisch bestond hij niet. Achad HaAm de russische Jood die een groot Hebreeuws wijsgeer zou worden,
probeerde al in 1891 aandacht te vragen voor het feit dat Palestina niet een
leeg gebied was en dat zulks problemen opriep. Hem viel even weinig
aandacht ten deel als later aan zijn opvolgers in het ,,spirituele zionisme",
mannen als Martin Buber en Judah Magnes die geprobeerd hebben Ichoed te
prediken, d.w.z. éénheid met de Arabieren. Van alle formules waarmee het
zionisme zich troostte, was er geen méér vals en duurzaam dan de frase van
Israël Zangwill over ,,een land zonder volk voor een volk zonder land".
Buber vertelt dat Max Nordau, toen hij voor het eerst vernam dat er een
arabische bevolking in Palestina woonde, naar Herz] rende, uitroepende,
,,Dat heb ik niet geweten - maar dan
begaan wij een onrecht". R. J. Zwi Werblowsky, Decaan van de Faculteit
der Letteren aan de Hebreeuwse Universiteit, schrijft, in het eerste artikel
van de
israëlische sectie in deze bloemlezing, met bewonderingswaardige
objectiviteit, ,,Er kan geen twijfel over bestaan, dat als Nordau's reactie
meer algemeen zou zijn verbreid, het elan van de zionistische beweging zou
zijn verlamd." Het zionisme verschool zich achter een ,,morele
bijziendheid", zo schrijft hij. Die morele bijziendheid maakt het de
zionisten mogelijk wel uit te weiden over de 1900-jarige verbanning,
waarin de Joden hebben verlangd naar Palestina, maar de 19 jaren waarin
arabische vluchtelingen er naar verlangd hebben als beuzelarij af te doen.
,,Dakloosheid" is het hoofdthema van het zionisme, maar voor arabische
vluchtelingen wordt dit deerniswekkende lijden ontkend. Zelfs Meir Yaari,
hoofd van Mapam, leider van de ,,marxistische" zionisten van Hashomer
Hatzair, die lang het bi-nationalisme voorstond, zegt dat Israël slechts een
Dit is een ingescande kopie van het origineel
13
minderheid der arabische vluchtelingen kan opnemen, omdat de essentiële
reden voor de stichting van Israël was ,,de massa immigrerende Joden te
verwelkomen die naar hun historisch vaderland terugkeer-den." Als er niet
voldoende ruimte is voor beiden, moeten de Joden voor-keur genieten. Dit
nu brengt Jibran Majdalany, een Baath-socialist, ertoe te schrijven dat Israël
,,een racistische staat is, van het begin af gebaseerd op discriminatie tussen
Jood en niet-Jood." Hij trekt een vergelijking tussen de zionisten en de
moslimse broederschap die van een islamitisch Israël dromen waarin nietmoslims de ,,gentiles" zullen zijn, tweederangs burgers, soms getolereerd,
maar vaker onderdrukt." Het is smartelijk zijn bittere verwijt aan te horen:
,,Sommige geven het onvermijdelijk racistische karakter van Israël toe,
maar rechtvaardigen het met de voortdurende vervolgingen waaraan de
Joden onderworpen werden in de loop van de geschiedenis van Europa
en met de massa-slachtingen uit de Tweede Wereldoorlog. Wij menen,
dat wel verre van als rechtvaardiging te dienen, deze feiten een
bezwaren-de omstandigheid vormen. Zij immers die de gevolgen van
racisme en discriminatie aan den lijve hebben ondervonden, getroffen in
hun menselijke waardigheid, zijn minder te verontschuldigen racisten
dan zij die zich de negatieve gevolgen van het vooroordeel alleen in
gedachten kunnen voorstellen."
Toen Israël's minister van defensie, Moshe Dayan, in het programma Face
the Nation (11-6-1967) verscheen, na Israël's jongste overwinning, vond
het volgende gesprek plaats:
Sydney Gruson: (New York Times): Is er enige manier mogelijk, waarop
Israël het grote aantal Arabieren zou kunnen opnemen, wier gebied nu
onder Israëlische controle staat?
Gen. Dayan: Economisch wel, maar ik denk dat het niet past in onze oogmerken voor de toekomst. Het zou Israël óf tot een binationale staat maken
óf tot een poly-arabisch-joodse Staat. We kunnen hen wel opnemen, maar dan zou
het niet meer hetzelfde land zijn.
Gruson: En is het naar Uw mening noodzakelijk het als een joodse staat en zuiver
als een joodse staat te handhaven?
Gen. Dayan: Absoluut, absoluut. Wij wensen een joodse staat, zoals de Fransen een
franse staat hebben.
Dit moet de nadenkende joodse lezer wel diep verontrusten. Ferdinand en Isabelle
hebben, toen zij de Joden en de Moren uit Spanje verdreven op de-zelfde wijze
14
Dit is een ingescande kopie van het origineel
gezegd, dat zij Spanje wensten, zo „spaans" (d.w.z. christelijk) als Frankrijk frans was.
Het is niet moeilijk meer recente parallellen in herinnering te roepen.
Het is jammer dat de redacteuren van Les Temps Modernes hun bundel niet
uitgebreid hebben door er een joods standpunt in op te nemen, wel te onder-scheiden
van een israëlisch standpunt. Want Israël brengt een soort morele schizophrenie
teweeg in het wereld-jodendom. In de buitenwereld hangt het welzijn van het
jodendom af van de handhaving van seculiere, niet-raciale, pluralistische
maatschappijen. In Israël verdedigt het jodendom een maatschappij, waarin gemengde
huwelijken niet kunnen worden gewettigd, waarin niet-Joden een geringere status
hebben dan Joden en waarin het ideaal racistisch en exclusief is. Elders moeten Joden
vechten voor hun veiligheid en bestaan, tegen beginselen en praktijken die zijzelf
'binnen Israël verdedigen. Zij die in de buitenwereld leven, voelen, zelfs in momenten
van de grootste geestdrift voor Israël's verworvenheden, scheuten van claustrophobie,
niet zozeer van geografische als van spirituele aard. Zij, die met het vuur der Profeten
begeesterd waren, begonnen al spoedig te merken dat het licht dat zij uit Zion
verhoopten, slechts het schijnsel is van alweer een eng nationalisme. Zulke momenten
leiden tot een heronderzoek van de zionistische ideologie. Dat verlangen naar Zion,
waarop het zionisme zich baseert, kan zeer wel overtrokken zijn. Zijn realiteit is
onbetwistbaar, maar zijn kracht kan gemakkelijk warden overschat. Pas na de Tweede
Wereldoorlog werd het sterk genoeg om meer dan een handjevol Joden naar het H.
Land te trekken. Door de tragische dialectiek der geschiedenis zou Israël nooit zijn
geboren zonder Hitler. Het vergde de moord op de zes miljoen in zijn mensen-ovens
om genoegzame nationalistische ijver binnen het Jodendom op te roepen en genoegzaam humanitair meegevoel in het Westen op te wekken om een joodse staat in het
leven te roepen. Zelfs het humanitaire meegevoel was niet sterk genoeg om - uit
wroeging - de poorten van het Westen open te stellen voor de joodse immigratie.
(curs. van red.)
Het kapitalistische Westen en het communistische Oosten gaven er de voor-keur aan
de Arabieren te ontheemden, liever dan eten welkom toe te roepen aan de joodse
,,displaced persons" uit de europese na-oorlogse vluchtelingen-kampen.
Ook moet worden erkend, ondanks de zionistische ideologie, dat de perioden van de
grootste joodse creatieve verworvenheid verbonden zijn geweest met pluralistische
beschavingen in hun perioden van expansie en tolerantie: in de h'elleni'stische
periode, in het tijdperk van de arabische civilisatie in Noord afrika en Spanje en in
West-Europa en Amerika. Universele waarden kunnen slechts vruchten zijn van een
universele visie. De grootheid van de Profeten was gelegen in hun uitstijgen boven de
'ethnocentriciteit. Een lilliputterig nationalisme kan geen voor de gehele mensheid
geldige waarheden distilleren. Hierin liggen de wortels van een groeiende divergentie
tussen Joden en Israëliërs, die eersten 'bezield met een gevoel gezonden te zijn als
Dit is een ingescande kopie van het origineel
15
Getuige in de menselijke woestenij, de tweeden slechts bekommerd om het welzijn
van de stam.
Maar het Jodendom kan Israël niet verder de rug toekeren, dan Israël het Jodendom.
De ideale oplossing zou de Joden toestaan hun bijdragen te leve-ren als staatsburgers
in de diverse maatschappijen en naties die hun tehuis zijn, terwijl Israël aanvaarding
vindt als joodse staat in een wederoplevende arabische beschaving. Dit zou een eind
maken aan de arabische vrees voor een grote toestroming naar Israël. De Joden
hebben evenveel reden over dat vooruitzicht bezorgd te zijn als de Arabieren.
Het kan immers alleen gebeuren als gevolg van een scherpe toename van
vervolgingen elders in de wereld. Het zionisme groeit op joodse rampen. Zelfs nu
slaat het verlangende blikken op het russische Jodendom. Maar zou het niet beter zijn,
meer vermenselijkend en rechtvaardig als de Sowjet-Unie het antisemitisme zou
uitvagen en aan haar Joden dezelfde rechten zou verlenen van culturele autonomie en
expressie, die het aan al haar andere nationaliteiten toestaat? De russische Joden
hebben gevochten voor Rusland, gebloed voor de Revolutie en geen geringe bijdrage
geleverd aan het russische denken en letterkunde. Waarom moeten zij uitgeworpenen
zijn? Dat toch zou een spirituele catastrofe zijn voor Rusland evenzeer als voor het
Jodendom, zelfs als het een nieuwe stroom wanhopige vluchtelingen zou opleveren
voor een Israël dat nu reeds een Jodentekort heeft, als het zich wil uitbreiden zoals
zionistische militanten het hopen uit te breiden.
Israël heeft het anti-semitisme van zijn mystiek ontdaan. Voor de bezoeker van Israël
lijkt anti-semitisme niet langer een mysterieuze anomalie, maar alleen een andere
variant op de wrijvingen tussen meer- en minderheden. Es ist schwer zu sein ein
Yid (het is moeilijk een Jood te zijn) was de titel van Sholom Aleichem's beroemdste
verhaal. Nu zien we, dat het moeilijk is een goj te zijn in Tel Aviv, vooral een
arabische goj. Mohammed Watad, een moslimse Israëliër en een van de vijf arabische
auteurs in het israëlische deel van de bundel, vangt zijn essay aan met woorden die
verrassend gelijken op de vijandige dialoog die elders de Joden ontmoeten. ,,Mij is
dikwijls gevraagd," schrijft hij, „naar mijn 'dubbele' leven dat tezelfdertijd dat van een
Arabier en dat van een israëlisch staatsburger is." Een andere arabische schrijver uit
Israël is Ibrahim Shabath, een Christen die op arabische scholen Hebreeuws doceert
en hoofd-redacteur is van Al Mirsad, de in het arabisch verschijnende krant van
Mapam. Hij betreurt het feit dat 19 jaren na de totstandkoming van Israël ,,de
Arabieren nog steeds door de Joden als vreemdelingen worden beschouwd." Hij
maakt gewag van een recent gesprek met Ben Goerion. ,,U moet weten", vertelde
Ben Goerion hem, ,,dat Israël het land is van de Joden en van de Joden alleen. Iedere
Arabier die hier woont, heeft dezelfde rechten als elke minderheidsburger in enig
land ter wereld, maar hij moet het feit erkennen dat hij in een joods land woont." De
gevolg-trekkingen daaruit moeten Joden in de buitenwereld wel doen verkillen.
16
Dit is een ingescande kopie van het origineel
,,De arabische burger uit Israël," klaagt Shabath, ,,is vandaag het slachtoffer van
dezelfde vooroordelen en dezelfde generalisaties als elders de Joden." Het bitterste
verslag van wat zij ondergaan, kan aangetroffen worden in een anoniem rapport dat
in 1964 naar de Verenigde Naties is gezonden door een groep Arabieren die zonder
succes poogden een onafhankelijke socialistische arabische beweging en een
tijdschrift op te zetten. De militaire autoriteiten weigerden - ondanks een bevel van
het Hooggerechtshof - zulks toe te staan en de gerechtshoven weigerden de militaire
beslissing nietig te verklaren. De petitie is in de israëlische sectie van de bundel
herdrukt. Ofschoon het militair gezag waarover geklaagd werd, vorig jaar werd
afgeschaft en vervangen door politie-verordeningen, is dat te kortgeleden - vooral
wegens het opnieuw uit-breken van de oorlog - om uit te maken wat het effect zal
zijn op de burgerlijke vrijheden voor Arabieren. De Israëliers geven graag toe, dat
noch in de christelijke dorpen van Midden-Galilea, noch in de moslimse dorpen uit
de zogeheten ,,Driehoek", ook maar het geringste blijk bestond van een Vijfde
Colonne-activiteit. Die Israëliërs, die gestreden hebben om een eind te maken aan
alle discriminatie jegens de Arabieren, beweren dat die hun loyaliteit hebben doen
blijken en dat zij het verdienen volledig vertrouwd te worden.
Het pleit voor Israël dat voor de arabische minderheid een plaats is ingeruimd in die
sectie, om deze klachten te uiten, terwijl er geen plaats is gemaakt voor de mening
van ethnische minderheden in de arabische sectie. Inderdaad is er, behalve Libanon
en tot op zekere hoogte Tunesië, geen plaats in de arabische wereld waar de dissident
van welke richting ook, het recht van persvrijheid geniet. Er is daarover geen open
discussie in de arabische sectie. Een van de krachtigste en scherpzinnigste
uiteenzettingen bijvoorbeeld is een artikel van een egyptische schrijver, Lotfallah
Soliman, die een belangrijke rol heeft gespeeld in het overbrengen van moderne
opvattingen op de jonge intellectuelen van zijn land na de Tweede Wereldoorlog.
Zijn autobiografische schets zegt cryptisch, zij het discreet, ,,dat hij tegenwoordig in
Parijs woont." Ik stootte op een wat openhartiger verklaring. Bij de voorbereiding tot
deze boekbespreking las ik een eerder artikel in Les Temps Modemes (aug.-sept.
1960) van Adel Montasser over La répression anti-démocratique en Egypte. Daaraan toegevoegd was een lijst van door Nasser gevangengezette intellectuelen.
Daarbij stand ook Lotfallah Soliman. Kennelijk is het moeilijk een vrije egyptische
intellectueel te zijn in het Egypte van Nasser. Velen van de toenmalige gevangenen
zijn sindsdien in vrijheid gesteld, maar het is veelzeggend dat een zo snedige en
toegewijde schrijver als Soliman in ballingschap moet werken.
Waar is, dat de volledige lijst van klachten van de arabische minderheid in Israël
anoniem moest worden aangeboden uit vrees voor de autoriteiten. Maar in de
arabische sectie van het boek werd zelfs anoniem geen plaats ingeruimd voor de
Dit is een ingescande kopie van het origineel
17
joodse en voor de diverse christelijke minderheden om hun klachten te spuien. Bij
gevolg waren de arabische medewerkers in staat zó te schrijven alsof hun landen,
anders dan Europa, voorbeelden van verdraagzaamheid waren. Zij grijpen terug tot
op de grote dagen van het arabische Spanje, waar (met uitzondering van bepaalde
niet-vermelde onderbrekingen) Christen en Jood volledige gelijkheid met de Moslim
genoten, religieus, cultureel en politiek. Spanje werd niet eerder het synomiem van
onverdraagzaamheid, inquisitie en obscurantisme dan na de christelijke herovering.
Maar vandaag de dag lijkt geen arabisch land, behalve (nogal hachelijk) Libanon,
ook maar in de verte op het moorse Spanje. Bij gevolg neigen de Joden uit arabische
landen er veel meer toe de Arabieren te haten dan de Joden uit Europa die nooit
geleefd hebben onder hun heerschappij, die vaak herinnert aan het middeleeuwse
christendom. Een glimp van die realiteiten kan men aantreffen in het meestontroerende artikel uit de bundel. Het is afkomstig van Atallah Mansoer, een jonge
Christen-Arabier uit Israël, romancier van boerenafkomst, die twee romans heeft
gepubliceerd, een in het arabisch, de ander in het Hebreeuws. Hij werkte als
journalist bij de krant van Avnery, Haolam Hazeh en bij de staf van Haaretz, het
beste en meest-objectieve dagblad van Israël. Mansoer weet in dubbele betekenis
wat het is een Jood te zijn. Als Arabier is hij een ,,Jood" voor de Israëliërs en als
Christen is hij een ,,Jood" voor de Moslims. Hij verhaalt treffend van een toevallige
ontmoeting in de parijse Metro met een jongeman die evenals hijzelf een Christen
van de griekse ritus bleek te zijn, zij het uit Egypte. Zij wisselden verhalen uit over
hun moeilijk-heden, zoals de Joden in de Diaspora. ,,Wij in Egypte", vertelde de
jonge buitenlander hem, ,,hebben dezelfde ervaringen als U. Er is geen wet die
discrimineert tussen ons en de Moslims. Maar de regeringsinstanties, althans die
waar men in de praktijk mee te maken heeft, geven de voorkeur aan Mahmoed
boven Boelos en aan Achmed boven Samaan". D.w.z. de man met de moslimse
naam boven de man met de christelijke naam. ,,Omar Sharif, de bekende filmster",
ging de egyptische Christen verder, ,,is een Christen van afkomst, maar hij moest
zijn christelijke naam voor een moslimse verruilen om het publiek te behagen." In
Israël wordt, evenzo, Ibrahim vaak Abraham om voor Jood te kunnen doorgaan en
de wijdverbreide huisvestings-discriminatie te ontgaan.
Als ik in dit overzicht meer ruimte heb gegeven aan de arabische dan aan de
israëlische kant, dan is dat, omdat ik mij als Jood, emotioneel nauw verbonden met
de geboorte van Israël1, het mijn ereplicht reken de arabische kant te rapporteren,
1
Ik kwam voor het eerst in Palestina op Balfour-dag, 2 nov. 1945, de dag waarop de Haganah bruggen en wachttorens
opblies en de strijd tegen de Britten en hun immigratie-beperkingen aanbond. De volgende lente was ik de eerste
krantenman die met de illegale joodse immigranten meereisde van de pools-tsjechische grens af door de britse blokkade
heen. In 1947 vierde ik Pasen in de britse interneringskampen op Cyprus en in 1948 versloeg ik de arabisch-joodse
oorlog. Zie daarvoor mijn Underground t o Palestine (1946) en This is Israel (1948). Ik was er weer in 1949, 1950,
1951, 1956 en in 1964.
18
Dit is een ingescande kopie van het origineel
vooral omdat de amerikaanse pers in zo overweldigende mate pro-zionistisch is. Voor
mij is de arabisch-joodse worsteling een tragedie. De essentie van die tragedie is een
strijd van gelijk tegen gelijk. Zijn catharsis is de zuiverende jammer van het zien hoe
goede mensen buns ondanks kwaad be-drijven onder onontkoombare
omstandigheden en onweerstaanbare dwang. Als slechte lieden kwaad doen, horen
hun daden thuis op het terrein van de pathologie. Maar als goede mensen kwaad
begaan, ontmoeten we de essentie der menselijke tragedie. In een tragische strijd
worden de overwinnaars de schuldigen en moeten het weer goed maken bij de
verslagenen. Voor mij is het arabische probleem tevens het joodse probleem Nr. 1.
Hoe wij handelen t.o.v. de Arabieren zal bepalen wat voor soort volk wij worden: of
onderdrukkers en racisten op onze beurt, zoals die onder wie wij geleden hebben, of
een edeler ras, in staat uit te stijgen boven de vreemdelingenhaat-in-stamverband, die
de mensheid aantast.1
Israel's snelle en buitengewone overwinningen hebben plotseling dit ideaal overgezet
uit het gebied van de onpraktische sentimenten naar dat van de dwingende noodzaak.
De nieuwe grenzen, ontstaan uit militaire veroveringen hebben de meeste arabische
vluchtelingen bijeengebracht. De zionistische droom, het ,,bijeenbrengen der
bannelingen", is bereikt, zij het ook in een ironische vorm: het zijn de arabische
bannelingen die terug zijn. Men komt van hen niet zo gemakkelijk af als in 1948. Iets
in de orde van 100.000 personen werden opnieuw ,,aangemoedigd" tot vertrek, maar
de indruk op de publieke opinie in het buitenland en in Israël heeft de staat gedwongen
te verklaren dat zij hen zal toestaan terug te keren. Terwijl de V.N. zich on-machtig
toont het conflict bij te leggen en de arabische mogendheden niet bereid zijn tot
onderhandelen vanuit een zwakke positie, kan Israël in zekere mate zijn toekomst
bepalen door de wijze
waarop het zijn nieuwe arabische onderdanen of burgers behandelt. Het gekift der
mogendheden zal nog maandenlang doorgaan, maar intussen moeten deze mensen
worden gevoed, ge-kleed en gehuisvest. Hoe zij behandeld zullen worden, zal het
beeld veranderen dat de wereld heeft van Israël en van het Jodendom, de arabische
woede verzachten of verhevigen, een brug slaan naar de vrede of een nieuwe oorlog
zeker maken. De vestiging van een arabische staat op de West-oever en die met Israël,
1
In september 1967 publiceerde Black Star een pittig boekje The Organization of the J e w i s h S t a t e van Michel
Selzer, een jonge pakistaanse Jood die in Israël woonde. Het kan het Jodendom in Israël helpen begrijpen, dat de weg
naar broederlijk leven met de Arabieren, binnen en buiten Israël, moet beginnen met de uitroeiing van alle vooroordelen,
waar-mede men de oriëntaalse en arabisch-sprekende Joden tegemoet treedt, die nu meer dan de helft van de
landsbevolking uitmaken. De vooringenomenheid tegen de Arabieren strekt zich nu ook uit tot Joden uit de arabische
landen. In dit, als zovele andere opzichten, weer-spiegelt Israël in miniatuur alle problemen van de buitenwereld Zou de
rest van onze planeet moeten verdwijnen, dan kan Israël uit zichzelf - a.h.w. vanuit een nieuwe Arke Noë’s - alle
kwezelarijen doen herleven, alle dwaasheden en alle vetes van een verdwenen mensheid (evengoed als sommige van
haar grootste verworvenheden).
Dit is een ingescande kopie van het origineel
19
misschien ook met Jordanië, in een confederatie verbinden, zou die arabische buren,
mits broederlijk behandeld, van vijanden tot 'buffer maken en Israël de bescherming
bieden van strategische grenzen. Maar het zou beter zijn de West-oever aan Jordanië
terug te geven dan te proberen een marionetten-staat te creëren (een soort arabisch
Bantoestan) die de Arabieren zou stempelen tot een tweederangs-status onder
israëlische controle. Dat zou het arabische ressentiment slechts nieuw voedsel geven.
Als men het geven van eerste klas staatsburgerschap aan Arabieren wil vermijden
door hen in het reservaat te plaatsen van een tweederangs staatje, dan is dat wat al te
doorzichtig slim.
Wat nodig is voor de behandeling van de arabische vluchtelingen die Israël heeft
bijeengebracht, is de overwinning van zowel het joods exclusivisme als van de
wrokkige vijandigheid der Arabieren. Zelfs de malaria-moerassen van Emek en de
zandige woeste gronden van de Negev zouden nauwelijks meer sombèrder en
afschrikwekkender kunnen zijn toegeschenen aan vroegere generaties van zionistische
pioniers, dan deze stijle en dorre bergen van voor-oordeel. Maar ik voor mij koester
een glimpje hoop. Ieder jaar dat ik naar Palestina en later Israël ben gegaan, heb ik
situaties gevonden die onmogelijk leken. Toch zijn zionistische ijver en intelligentie
die teboven gekomen. Wel-licht kan deze ongemeen dynamische, progressieve en
toegewijde gemeenschap als dit nodig is boven zichzelf uitstijgen.
Het was bemoedigend te constateren, dat in dit boek de meest-objectieve kijk op de
arabische kwestie aan israëlische kant werd geschreven door Yehudah Harkabi, een in
Haifa geboren beroeps-soldaat, brigade-generaal, maar een generaal die een diploma
wijsbegeerte behaalde en arabische studiën maakte aan de Hebreeuwse en aan de
Harvard Universiteit. Hij heeft een boek ge-schrijven over Nuclear War and
Nuclear Peace. Zijn artikel ,,Havikken en Duiven" toont een buitengewoon
vermogen om boven vooroordeel en sentimenten uit te komen. Hij sluit geenszins zijn
ogen voor de arabische zaak. Hij voelt dat vrede alleen kan komen als wij de kracht
hebben ons te confronteren met de volle menselijke realiteit. Hij concludeert dat
,,Marx verklaart dat kennis van de waarheid de mens bevrijdt van het determinisme
der geschiedenis." Slechts dan, zegt generaal Harkabi, als Israël bereid is ,,die waarheid in haar volle omvang te aanvaarden, zal het de nieuwe kracht vinden die
noodzakelijk is om zijn bestaan te handhaven en te bevestigen." Het pad naar
veiligheid en het pad naar grootheid zijn in de verzoening gelegen. De andere weg, nu
de West-oever en Gaza onder israëlische jurisdictie staan, leidt naar nieuwe gevaren.
De arabische bevolking in de veroverde gebieden maakt guerilla-oorlog mogelijk
binnen Israël's eigen grenzen. En daarbuiten, als de vijandigheid dieper wordt en de
spanning tussen Israël en de arabische staten toeneemt, zullen beide partijen op de
een of andere manier de atoomwapens verwerven voor . de volgende ronde.
20
Dit is een ingescande kopie van het origineel
Dat zal de hele situatie wijzigen. Israëliërs en Arabieren zullen niet langer in staat
zijn het oorlogsspel op een anachronistische wijze te spelen bij wijze van
voortzetting der politiek met andere middelen. Evenmin zullen zij in staat zijn te
vertrouwen op een wederzijds afschrikkingsevenwicht zoals de Grote Mogendheden
met hun middelen tot het uitdelen van een tweede klap (second strike capacity). In
dit dwergengevecht zal de eerste klap het resultaat bepalen en niets overlaten. Al
evenmin zullen de Grote Mogendheden zich kunnen veroorloven van terzijde toe te
zien en hun satellieten hun spelletje te laten uitspelen zoals in 1948, 1956 en 1967. Ik
heb hier niet uitgeweid over de verantwoordelijkheid van de Grote Mogendheden,
omdat als zij niet be-stonden de essentiële verschillen in de arabisch-israëlische
twist toch zouden blijven en omdat beide partijen de kwestie der Grote
Mogendheden als een excuus gebruiken, om niet hun eigen verantwoordelijkheden
onder ogen te moeten zien. Het probleem voor de nieuwe generatie Arabieren is de
sociale wederopbouw van hun in verval geraakte maatschappij; dat probleem zal niet
verdwijnen als Israël verdwijnt. Inderdaad wordt hun taak verzwaard door het
ontbreken van een erkenning van Israël, omdat zulks betekent, dat een voort-durende
nadruk wordt gelegd op militarisering, verbruik van hulpmiddelen en overheersing
door militairen. Voor Israël betekent het probleem: verzoening met de Arabieren.
Dat probleem zal niet verdwijnen, zelfs niet als Moskou en Washington samen
liggen gelijk de leeuw en het lam, of elkaar in stukken scheuren.
Maar de Grote Mogendheden van hun kant kunnen niet voortgaan met het cynische
spelletje beide partijen te bewapenen in hun strijd om de invloedssferen als eenmaal
het stadium van de atoom-oorlog is bereikt. Het is veel-betekenend, dat het enige
punt, waarop israëlische en arabische medewerkers geneigd zijn tot
gemeenschappelijke conclusies, gelegen is in die discussie, die het
gemeenschappelijk gevaar van een atoom-oorlog bespreken.
Het Midden-Oosten te ontdoen van atomaire wapens, die ontsteking weg te nemen,
dat zal een vorm van neutralisering vereisen. Bij gebreke daarvan kan het arabischisraëlische geschil de een of andere dag een mechanisme op gang brengen dat ons
voert tot een omvangrijker ,,End-Lösung".
Die opvliegende oud-testamentische God der Wrake is heel wel in staat, als hij
uitgedaagd wordt, onze hele planeet te veranderen in een crematorium.
Dit is een ingescande kopie van het origineel
21
navolgende publikaties kunt U bestellen door overschrijving van de ver-melde prijzen op giro
16 23 077 t.n.v. Administrateur Palestina - Bulletin, Postbus 2311, Den Haag
L. Grollenberg,
Voor een Israël zonder grenzen, uitg. Ambo, 1970, 206 pp.
Voor onze abonné's met speciale reductie!
f 8,50
Dr. K. Wagtendonk
De Palestijnse Kwestie, AO-reeks, 1970. 24 pp., geïllustreerd
f 1,-
Een Palestijns Dossier
Uitgave ASVA-SUA, 1970, 106 pp., geillustreerd
Dr. Fayez A. Sayigh,
Het zionistische kolonialisme in Palestina,
uitgave P.L.O. Research Centre, Beiroet, 1970, 82 pp.
f 4,90
f 1,25
Robert John en Sarni Hadawi,
The Palestine Diary, Vol. I, 1914-1945; Vol. II, 1945-1948;
425 resp. 421 pp., met een voorwoord van Professor Arnold
J. Toynbee. Een Standaardwerk, voorzien van kaarten
en tabellen, fraai gebonden en gestempeld, per deel
f 24,Sami Hadawi,
Village Statistics 1945, A Classification of Land and Area Ownership in
Palestine, uitg. P.L.O. Research Centre, Beiroet,1970. Tabellen, kaart,
toelichting en noten. Onmisbaar studiemateriaal. Geb.
f 12,-
VRAAGT ONZE VOLLEDIGE CATALOGUS
Bijzondere aanbieding.
Palestina-kalender februari 1971 - februari 1972. Door een palestijnse werkgroep
in eigen beheer vervaardigd
f 3,In veelkleurendruk:
In Time of War: Children Testify.
Een collectie reproducties van kindertekeningen met arabische en engelse tekst,
bezorgd door Mona Saudi, Beirut, 1970, 188 pp.
f 18,Fotoboek:
The Struggle Goes On.
Groot formaat, 152 pp., geb. in witte kunstlederen band
22
Dit is een ingescande kopie van het origineel
f 12,-
De herverschijning van deze uitgave, nu
in druktechniek, werd mogelijk gemaakt
door een aantal trouwe lezers. Ook na de
opschorting in 1970 bleven zij hun
bijdrage zenden. Sommigen schonken
aanzienlijke bedragen.
Wij zullen het zeer op prijs stellen als ook
U van Uw belangstelling blijk wilt geven.
Stort f 15,- op giro 16 23 077 t.n.v.
Administrateur Palestina Bulletin,
Postbus 2311, Den Haag. Stort méér, als
U dat missen kunt.
Wij zullen zorgen, dat U elke maand,
prompt op tijd, verantwoorde informatie
ontvangt over de Palestijnse kwestie. Een
kwestie, die Uw geweten niet minder
raakt dan Uw belang.
Redactie
Dit is een ingescande kopie van het origineel
23
24
Dit is een ingescande kopie van het origineel
Download