PALESTIJNSE DRUKKEN EN HERDRUKKEN NAAR EEN NIEUWE BENADERING VAN HET ISRAELISCH-ARABISCHE CONFLICT door I. F. STONE PALESTINA - BULLETIN Postbus 2311 Den Haag Deze boekbespreking is eerder verschenen in de New York Review of Books, 3 augustus 1967. De engelse tekst werd herdrukt en verspreid door de Fifth of June Society, P.O. Box 7037, Beiroet, Libanon. ,,Le conflit israélo-arabe" Les Temps Modernes Paris, june 1967, 991 pp. besproken door I. F. STONE PALESTIJNSE DRUKKEN EN HERDRUKKEN, februari 1971, Nr. 2 Maandblad van Palestina-Bulletin, Postbus 2311, Den Haag, Giro 1623077 Abonnementen f 15,- per jaar, Studententarief f 10,2 Dit is een ingescande kopie van het origineel NAAR EEN NIEUWE BENADERING VAN HET ISRAELISCH-ARABISCHE CONFLICT door I. F. Stone Ontdaan van propaganda en sentiment, is het palestijnse probleem, in alle eenvoud, de strijd van twee verschillende volken om dezelfde strook land. Voor de Joden was de vestiging van Israël een Terugkeer met alle mystieke betekenis die de hoofdletter T aanduidt. Voor de Arabieren was het eens te meer een invasie. Dit heeft geleid tot een drietal oorlogen tussen hen, binnen twintig jaar. Elk daarvan is een overwinning geworden voor de Joden. Met elke oorlog is de omvang van Israël toegenomen. Evenzo het aantal arabische daklozen. Nu een oplossing te vinden die beide volken tevreden stelt, staat gelijk met het zoeken naar de kwadratuur van de cirkel. In de taal der wiskunde: de aspiraties van Joden en Arabieren zijn niet onderling meetbaar. Hun tegen-gestelde begeerten kunnen niet passend gemaakt worden binnen de begrenzing van enig ethisch systeem dat boven de stambelangen uitgaat. Dat is het wat de welmenende buitenstaander, die beide volken zoekt tevreden te stellen, zo zeer ontmoedigt. Twee jaar geleden heeft Jean-Paul Sartre gepoogd Israëliërs en Arabieren te betrekken in een confrontatie in een speciaal nummer van zijn revue Les Temps Moderns. Terwijl dat ter perse lag, brak de derde oorlog tussen hen uit. Deze lang-verbeide speciale uitgave over het israëlisch-arabisch conflict is de eerste in druk verschenen confrontatie van arabische en israëlische intellectuelen. Het blijken echter niet zozeer 991 pagina's dialoog te zijn geworden, alswel een tweeledige monoloog. De twee partijen die hun bijdragen leverden, bevinden zich niet in gescheiden vertrekken, zoals werkgevers en stakers tijdens een verbitterd loongeschil, maar ieder in een afzonderlijk heelal, waar-bij het simpelste feitje vaak lijnrecht tegenover elkaar staande betekenissen blijkt te hebben. De fysica is begonnen een nieuw raadsel te ontsluieren in de werelden van materie en antimaterie, die dezelfde ruimte en tijd beslaan, maar van elkaar afgesloten zijn door hun tegengestelde eigenschappen; tweelingen voor eeuwig, voor eeuwig gescheiden. Het israëlisch-arabische geschil is de daarop nauwst-aansluitende analogie in het rijk van de internationale politiek. De voorwaarden die uitgewerkt waren voor het gezamenlijk uitkomen van Israëliërs en Arabieren in dezelfde editie van Les Temps Modernes, sloten niet alleen samenwerking uit, maar ook de normale redactionele bemiddeling of tussenkomst. Claude Lanzmann, die deze speciale uitgave bezorgde, legt in zijn Inleiding uit dat de keuze van auteurs en onderwerpen ,,in volledige soevereiniteit" (en toute Dit is een ingescande kopie van het origineel 3 souverainté) aan elk der beide partijen moest worden overgelaten. De Arabieren dreigden zich te zullen terugtrekken als er een artikel zou worden toegevoegd van de hand van A. Razak Abdel-Kader, een Algerijn die voorstander is van de israëlischarabische verzoening. Toen de Israëliërs aan-voerden dat Les Temps Modernes aan Abdel-Kader tenminste zou moeten toestaan zich persoonlijk uit te spreken, stonden de Arabieren op een absoluut veto: als Abdel-Kader erin zou warden opgenomen, zou er geen uitgave komen. In zijn voorwoord legt Jean-Paul Sartre de met elkaar strijdende emoties bloot die hem ertoe brachten van wal te steken met een zo moeilijke opgave als die van - tot op zekere hoogte - vredestichter tussen Arabieren en Israëliërs. Zij roepen bij hem herinneringen op aan zijn beste uren. Een daarvan was die van het Verzet. ,,Voor al diegenen die deze ervaring doormaakten", schrijft de heer Sartre, ,,is het onverdraaglijk zich voor te stellen dat opnieuw een joodse gemeenschap waar dan oak, zulk een Calvarië zou moeten doormaken en martelaren zou moeten leveren voor een nieuwe massa-slachting." De andere ervaring was Sartre's hulp aan de Arabieren in hun strijd om de Algerijnse onafhanklijkheid. Deze herinneringen verbinden hem met beide volken en verschaffen hem het respect van beide zijden, zoals het welkom dat hem vorig jaar zowel in Egypte als in Israël gewerd, wel bewijst. Zijn doel met het presenteren van hun standpunten is, zo zegt hij droefgeestig, zuiver het verschaffen van informatie. Het is zijn hoop dat informatie op zichzelf al vredestichtend zal blijken te zijn ,,omdat het ertoe strekt passies, vroeger of later te vervangen door kennis." Maar de wortels van deze strijd liggen dieper dan die van de Rede. Het is helemaal niet zeker dat informatie metterdaad passie zal vervangen door kennis. De ervaringen, waaraan de heer Sartre zijn gevoelsmatige bindingen ontleent, zijn voor deze strijd niet toepasselijk. Beide zijden trekken daaruit conclusies die een man van rationele traditie en van universele idealen, angst moeten aanjagen. De grote meerderheid van Joden en Israëliërs ontleent aan de Hitler-periode de overtuiging dat men, in deze wereld, wanneer men bedreigd wordt, bereid moet zijn tot doden of te worden gedood. De Arabieren putten uit het Alge-rijnse conflict de overtuiging dat, zelfs toen er zo'n rationeel en geciviliseerd volk als het Franse bij betrokken was, de bevrijding slechts mogelijk werd gemaakt door het geweer en het mes te baat te nemen. Met andere woorden, zowel Israëliërs als Arabieren menen dat alleen geweld gerechtigheid kan verzekeren. Hierin stemmen zij overeen, en juist dat zet hen op tegengestelde koersen. Want menen de Joden dat gerechtigheid de erkenning van Israël als een feit noodzakelijk maakt, de Arabieren achten de erkenning van dat feit een berusten in het kwaad dat hen is aangedaan door de verovering van Palestina. 4 Dit is een ingescande kopie van het origineel Als God, zoals sommigen nu zeggen, dood is, dan is Hij ongetwijfeld gestorven aan pogingen een billijke (onpartijdige) oplossing te vinden voor het arabisch-joodse probleem. Hun twist begint met de Bijbel. ,,Uw zaad heb ik dit land gegeven", zei God tot Abraham, (Gen. 15,18) ,,van de rivier van Egypte af tot aan de grote rivier, de Euphrates." Onder Joden, of zij nu religieuze of wereldse mystici zijn, geldt dit als oorsprong van hun recht op het Beloofde Land. Het openingsartikel in de arabische afdeling van Les Temps Modernes werpt tegen dat het ,,zaad" waarop in Genesis wordt gedoeld tevens afstammelingen van Ismaël be-doelt, daar hij een zoon van Abraham was uit diens bijvrouw Ketirah en de voorvader was van alle Arabieren, hetzij Christen of Moslim. Dit alles moge anachronistische onzin lijken, maar dit is nu eenmaal een anachronistische ruzie. De Bijbel is er nog steeds de beste gids voor. Nergens vindt men een parallel voor deze ethnocentrische razernij. Ik zou niet weten waar ergens in de Bijbel een woord van medelijden staat voor de Kanainieten die bij de verovering door de Hebreeën werden afgemaakt. Van alle onzin die het joodsarabische geschil kenmerkt, is niets onzinniger dan het gepraat aan weerszijden over het Heilige Land als symbool van vrede. Geen plek ter wereld is zo doordrenkt met bloed uit meer veldslagen, dan juist deze. Nergens is religie met zoveel animo gehanteerd als een excuus voor broeder-moord en twist. Het hebreeuwse sjaloom en het arabische salaam zijn allebei voorwendsels, overblijfselen van een gemeenschappelijk verleden als Bedoeïnen. Op de dag van vandaag is de stammenoorlog de favoriete sport der Bedoeïen; ,,vrede" is het eerste woord dat gesproken moet worden, wil een toevallige ontmoeting niet op een bloedbad uitlopen. Gezien in bijbels perspectief zijn de Joden 3000 jaren lang Palestina in- en uitgetrokken. Onder Abraham kwamen zij uit het Euphrates-gebied, onder Mozes en Josua keerden zij uit Egypte terug, zij keerden weer uit de babylonische gevangenschap en werden opnieuw verstrooid, nadat in 70 n. Chr. Jeruzalem in handen der Romeinen viel. Nu hebben ze de derde terugkeer. De omgebracht, terwijl aan de israëlische kant geen stem uitdrukking geeft aan het opgewekt-cynische standpunt, dat men in particuliere gesprekken kan vernemen, n.l. dat er voor Israël geen ander realistisch alternatief 'bestaat dan de Arabieren elke 5 of 10 jaar een bloedneus te slaan, net zolang tot zij het verlies van Palestina onherroepelijk aanvaarden. Het beeld is echter niet helemaal symmetrisch. Ten eerste is daar de asymmetrie van overwinnaar en overwonnene. De overwinnaar is bereid met de overwonnene te Dit is een ingescande kopie van het origineel 5 praten als die laatste in de nederlaag wil berusten. De overwonnene is natuurlijk minder geneigd tot dit soort objectiviteit. De redacteur Claude Lanzmann spreekt over een ,,asymmetrie tussen de beide bundels artikelen die gelijktijdig voortkomt uit een radicaal verschil in zienswijze op het conflict en uit het verschil in aard van de politieke regimes der betrokken landen." Zelfs als zij niet uitdrukkelijk tot deelnemen gemachtigd waren door hun regeringen of organisaties, zo legt de heer Lanzmann uit, schreven alle Ara-bieren, uitgezonderd de Noord-Afrikanen, slechts na consultatie en verdedigen zij een gemeenschappelijk standpunt, terwijl de Israëliërs ,,zoals normaal is in een democratie van westerse snit" óf voor zichzelf spreken af voor een van hun talrijke partijen. Maar deze verscheidenheid kan overdreven zijn. Op het kernpunt dat de beide partijen scheidt, is geen arabische medewerker bereid de erkenning van de staat Israël voor te staan, terwijl maar één israëlische medewerker bereid is voor een omzetting te pleiten in iets anders dan een principieel joodse staat. De diepte van dit nationalistische geschil kan gepeild worden door wat er met de israëlische communistische partij gebeurde. Elders zijn nationale, aan het middelpunt ontsnappende krachten opgekomen in de eens monolithische wereld van het communisme. In Israël splitsen dezelfde nationalistische stromingen de communistische partij op in een arabische en een joodse. De tijden dat arabische communisten de lijn van Moskou getrouwelijk volgden, wat hen regelrecht in de gevangenissen van Egypte, Irak, Syrië en Jordanië deed belanden, omdat zij het verdelingsplan van 1947 steunden, die dagen zijn lang voorbij. Nu vinden arabische en joodse communisten niet langer een gemeenschappelijke grondslag.1 Het zou moeilijk zijn een Arabier te vinden die het eens zou zijn met Moshe Sneh, leider van de joodse communistische partij (Maki) in Israël, toen die aan 1'Express (juni 19-25) zei: "onze oorlog is gegrond en rechtmatig. Wat de 13 arabische staten tegen ons verenigde, ongeacht hun regiem, was niet het anti-imperialisme, maar het pan-arabisme en antijoods chauvinisme." Hij verstoutte zich te zeggen dat Moskou door de Arabieren te steunen ,,aan de politiek van het internationale links en aan de geest van Tashkent de rug had toegekeerd." Maar zelfs de bittere rivaal van Sneh, Meir Vilner, de joodse leider van de arabische communistische partij (Rakka) en tevens een van de weinige daarin overgebleven joden, drukt zich in Les Temps Modernes uit in bewoordingen waarmee geen enkele arabische medewerker instemt. Vilner is voor de terugkeer van alle vluchtelingen die dat wensen, voor vol-ledige gelijkheid voor Arabieren in 1 De relatieve sterkte dier beide na de splitsing kan men opmaken uit het feit dat de joodse afdeling slechts één afgevaardigde verkozen kon krijgen, terwijl de arabische, die zijn grootste stemmental behaalt bij de arabische minderheid, er drie gekozen kreeg, twee Arabieren en een Jood. 6 Dit is een ingescande kopie van het origineel Israël en voor een neutralistische politiek, maar hij verdedigt het bestaan van Israël als een legitiem feit en ontkent dat ,,men in enigerlei opzicht het volk (de Israëliërs) kan vergelijken met de algerijnse colons of met de kruisvaarders." Die door de leider van de arabische communistische partij in Israël verworpen vergelijkingen zijn bij de Ara-bieren buiten Israël juist de meest-geliefde. De verscheidenheid van meningen aan de israëlische kant loopt aldus uit op de principiële overeenstemming in-zake het recht te bestaan en wel als een joodse staat. Dat is nu precies, waar bij de Arabieren het gebrek aan overeenstemming begint. De kloof tussen arabische en joodse meningen wordt nog duidelijker als men de aanvullende bijdragen leest van twee franse Joden: Maxime Rodinson, een vooraanstaand socioloog en oriëntalist, en Robert Misrahi, een welbekende linkse schrijver. De eerste kiest de arabische, de tweede kiest de zionistische kant. Maar terwijl het artikel van Misrahi opgenomen is in het israëlische stuk, verschijnt de bijdrage van Maxime Rodinson - veruit de meest brilliante van het hele boek afzonderlijk. Hij weigerde om principiële redenen in het arabische gedeelte uit te komen. Het waarom valt niet moeilijk te begrijpen. Want terwijl Rodinson krachtige steun geeft aan elke fundamentele, historische bewering van arabische zijde, is hij te zeer humanist (en in laatste instantie ongetwijfeld de Jood), om een apocalyptische oplossing toe te juichen die ten koste gaat van Israël's bestaan. Er gaapt nog steeds een kloof tussen het pro-arabische standpunt van Rodinson en de meest-gematigde mening die een arabische staatsman tot nu toe heeft durven uitspreken, t.w. die van de President van Tunesië, Bourguiba. Diens befaamde rede in Jericho op 3 maart 1965 is herdrukt in een aanhangsel van Les Temps Modernes, samen met een interview dat hij een maand later toestond aan Le Nouvel Observateur (15 april). Maar Bourguiba's rede, ofschoon die opschudding veroorzaakte door zijn betrekkelijke gematigdheid, gaf slechts de raad dat de Arabieren Palestina moesten herwinnen op de manier zoals zij Tunesië herwonnen, n.i. door een reeks van meer of minder vreedzame compromissen. Toen Le Nouvel Observateur hem vroeg of dit niet in toenemende mate de verdwijning van de staat Israël inhield, wilde hij niet verder gaan dan het cryptische antwoord: ,,Dat is niet zeker." De arabische sectie van de bundel is niettemin verre van eenvormig. Een Marokkaan, Abdallah Laroui, leraar letterkunde in Rabat, eindigt niet alleen met te zeggen dat de mogelijkheden tot een vreedzame regeling opengehouden moeten warden, omdat een oorlog niets zou oplossen, maar gaat zelfs zo ver de hoop uit te spreken dat de tijd moge aanbreken, waarop een regeling mogelijk is zonder een nieuwe verbanning, d.w.z. van Israëliërs, de prijs te laten zijn voor de beëindiging van een andere verbanning, d.w.z. die van de palestijnse Arabieren. Hij geeft zelfs te kennen dat onder bepaalde voorwaarden een joodse gemeenschap ,,met of zonder Dit is een ingescande kopie van het origineel 7 politieke autoriteit" - een wel zeer gedurfde opmerking - verenigbaar kan blijken met arabische vooruit-gang en ontwikkeling. Als wij deze voorwaarden beschouwen, komen wij tot de kern van de angsten, die door de Arabieren in deze bundel tot uitdrukking zijn gebracht. De palestijnse Arabieren voorzagen, vanaf het eerste begin van het zionisme, het gevaar te worden overweldigd en verdreven door joodse immigratie. De naburige arabische staten vreesden dat die immigratie een voortdurende territoriale expansie zou aanmoedigen te hunnen koste en een joodse staat zou scheppen, krachtig genoeg om de regio te overheersen. De relatief-geringe omvang en bevolking van Israël in vergelijking met zijn arabische buren zijn bedriegelijk en kunnen de angsten dwaas doen schijnen, maar historisch ge-zien is het Midden-Oosten vaak veroverd en overheerst door betrekkelijk kleine benden van vastberaden indringers. Zelfs nu, zoals de recente gevechten aantoonden, had het kleine Israël zonder moeite Damascus, Amman en Cairo kunnen bezetten, en - zouden de Grote Mogendheden en de V.N. dit niet verhinderd hebben - had het zijn voorwaarden kunnen dicteren aan de arabische buren. Het waren de Britten die poogden de arabische bezorgdheid in slaap te wie-gen, door grenzen te stellen aan de joodse immigratie die de strijd tussen Britten en Joden verhaastte. De Balfour-verklaring van 1917, die een ,,Joods Nationaal Tehuis" beloofde, zei in een passage die zionisten altijd maar liever vergaten ook: ,,dat niets gedaan zal worden wat de burgerlijke en religieuze rechten van de bestaande niet-joodse gemeenschappen in Palestina kan be-nadelen." De Britse Witboeken van 1922, 1930 en nog eens in 1939 trachtten dit deel van de belofte te vervullen door stappen die de Joden voortdurend in de minderheid zouden houden. Het is die hardnekkige en - zoals de gebeurtenissen hebben aangetoond - gegronde vrees, die in het artikel van Laroui weerspiegeld wordt. Door het Palestinaprobleem ,,een probleem van het Westen" te noemen, is zijn grondstelling dat als het Westen het antisemitisme uitvaagt, of het althans binnen onschuldige grenzen houdt, dit het toevluchtsoord Israël voor de meerderheid van het Jodendom overbodig maakt, èn als Israël zijn politiek beleid gescheiden houdt van de zionistische droom alle Joden uit de ballingschap bijeen te brengen, dat dan een eind zal worden gemaakt aan het gevaar van een onverbiddelijke expansie die op ,,Lebensraum" mikt ten koste van de palestijnse Arabieren. Dat zal uiteindelijk de vrede tussen beide volken mogelijk maken. Daar de 8 Dit is een ingescande kopie van het origineel immigratie in Israël in de afgelopen jaren is geslonken1 , lijkt die arabische vrees op dit moment minder een kwestie van realiteit dan van zionistische theorie en meer een zaak van ervaringen uit het verleden, die hen ertoe brengt de theorie ernstig te nemen. De suggestie dat Israël zijn supra-nationalistische droom moet loslaten, vindt haar enige weerklank aan de andere kant van deze bundel essays bij de israëlische eenling en kampioen voor de arabische rechten, Uri Avnery. Avnery werd in 1923 in Duitsland geboren en ging als 10-jarige naar Palestina in het jaar, waarin Hitler de macht greep. Zijn politieke carrière begon aan de uiterst nationalistische rechterzijde, als lid van de terroristengroep Irgoen, die tegen de Britten streed. Sindsdien is hij echter omgezwaaid naar het uiterst links van de openbare mening Israël en wel zodanig dat hij beschouwd wordt als een anti-nationalist. Bij het uitbreken van de eerste Suez-oorlog (1956) steunde hij de egyptische eis tot ontruiming van de Kanaalz8ne en in 1959 vormde hij een israëlisch comité tot hulp aan de algerijnse rebellen. Op een gegeven ogenblik organiseerde hij een beweging, die stelde dat de Israëliërs niet langer joden waren, maar ,,Kanaitnieten" en daarom één waren met de Arabieren, de onder dwang bekeerde nakomelingen van één en de-zelfde inheemse stam. Toen deze miskleun (far-out conception) weinig Joden en zelfs nog minder KanaAnieten aantrok, vormde hij een ,,Semietische Actie"-beweging, die nu de ,,Beweging der Nieuwe Krachten" geworden is. Die behaalde 1,2% van de stemmen bij de verkiezingen van 1965 en bracht Avnery krachtens de evenredige vertegenwoordiging in het parlement.2 Als uitgever heeft Avnery meer succes gehad. Zijn weekblad Haolam Hazeh (Deze Wereld) heeft hij tot het grootste van Israël gemaakt door een niet-conformistische politiek te combineren met wat de nogal puriteinse Israëliërs pornografie noemen, ofschoon het meisje-mooi in dat weekblad ons in Amerika even ouderwets lijkt als het Politieblad. Avnery schrijft in Les Temps Modernes dat hij Israël zou veranderen in een seculiere, pluralistische en multi-nationale staat. Hij zou de Wet op de Terug-keer afschaffen die aan iedere Jood het recht geeft Israël binnen te komen en automatisch het staatsburgerschap te verkrijgen. Avnery zegt, dat dit pan-judaisme van het zionisme voet geeft aan het anti-zionisme van het 1 Noot van de redactie: Waar is, dat tussen 1964 en 1970 ruim 100.000 Joden Israël ver-lieten en dat ondanks aantrekkelijke lokmiddelen slechts 7000 van hen bereid waren opnieuw te immigreren. Anderzijds lokte het succes van de israëlische 1967-agressie nieuwe stromen immigranten naar het bezette Palestina: „Winner-lovers." 2 Bij de verkiezingen van 1969 behaalde de partij van Avnery twee zetels. (noot van de redactie). Dit is een ingescande kopie van het origineel 9 panarabisme door de mythe levend te houden van ,,een Israël, overstroomd daar miljoenen immigranten, die, geen plaats vindende zich te vestigen, de regering zouden dwingen het land door wapengeweld te vergroten." Toch blijkt ook Avnery, die Israël waagt zijn zionistische essentie op te geven, een joodse nationalist te zijn. Na een plan geschetst te hebben voor een arabisch-palestijnse staat ten westen van de Jordaan, schrijft Avnery: ,,De arabische lezer zal hier terecht vragen 'en de terugkeer dan van Israël naar de grenzen van het V.N. plan van 1947?' " Want omdat Israël in de gevechten van 1947-1948 ongeveer 23% meer gebied overmeesterde dan bij het verdelingsplan van 1947 was toegezegd, houdt (de terugkeer) een grenswijziging in ten gunste van de arabische staat die bedoeld was in een economisch vereend Palestina. Maar op die natuurlijke arabische vraag antwoordt Avnery1: ,,eerlijk gezegd zien wij de mogelijkheid daartoe niet. De arabische legers staan al op 15 kilometer van Israël's dichtst-bevolkte stad (Tel Aviv) en bij Nathanya staan ze zelfs nog dichter bij zee." De Arabieren zullen het zo opvatten, dat Avnery al even onwillig is de vruchten der verovering op te geven als elke andere niet-,,Kanaitniet". Avnery is er even afkerig van als iedere conventionele zionist om zijn medeKanakniet al te dicht in de buurt van Tel Aviv te weten. Het valt gemakkelijk te begrijpen waarom geen enkele partij de andere ver-trouwt. De bundel van Sartre is goeddeels een confrontatie van gematigden en Linksen en bij geen der partijen genieten deze elementen steun van de meerderheid. Daar komt nog de complicatie bij, dat in gevestigde maatschap-pijen Links minder nationalistisch pleegt te zijn dan Rechts, terwijl in koloniale maatschappijen het revolutionaire links vaak nationalistischer is dan de inheemse conservatieve en bezittende klasse. De mening van de overwegende meerderheid aan beide zijden, zelfs zoals die tot uitdrukking komt in een links-gerichte bundel als deze, toont weinig neiging tot een compromis. De Arabieren betogen dat Israël een koloniale in-planting is in het Midden-Oosten, die van het begin af aan gesteund is door imperialistische mogendheden; dat het een vijand is van de arabische eenheid en vooruitgang; dat het lijden van de Joden in het Westen het gevolg was van een antisemitisme waaraan Arabieren nooit deel hadden en dat er geen reden is waarom de arabische Palestijnen ontheemd moeten warden ter compensatie van misdaden die door Hitler-Duitsland zijn Avnery schreef, natuurlijk, vóórdat het uitbreken van een nieuwe oorlog die grenzen ten voordele van Israël had gewijzigd. 1 10 Dit is een ingescande kopie van het origineel begaan. Alleen Laroui is zo sympathiék te zeggen, dat, als het Joods Nationaal Tehuis in Oeganda zou zijn opgericht, de Arabieren die medelijden gevoelden voor het lijden der europese Joden, zelf al even weinig begrip zouden hebben opgebracht voor de rechten der inboorlingen als het Westen ten aanzien van Palestina. Aan het andere uiterste van het arabische spectrum loopt het artikel van zijn marokkaanse landgenoot, de journalist Tahar Benziane, uit op klassiek antisemitisme, als hij de Joden zelf aansprakelijk stelt, wegens hun apartheid en hun superioriteitsgevoelens, voor het tegen hen bestaande vooroordeel. Benziane ziet de enige oplossing niet precies in de likwidatie van Israël, maar in de verdwijning van het wereld-jodendom door assimilatie. Dit zou inderdaad de ,,End-Lösung" betekenen. Deze verbitterde opinie, vol haat, wijdverbreid in de arabische wereld, verklaart waarom het Nazisme vóór de oorlog zo gemakkelijk weerklank vond in het Midden-Oosten en waarom Nazi-misdadigers zo'n welkome schuilplaats vonden in Egypte. Het toont ook de semantische onzin aan van de stelling dat Arabieren, zelf semiet zijnde, niet anti-semitisch kunnen zijn! Het zionistische argument stelt dat de joodse immigratie een terugkeer was naar het joodse vaderland. Robert Misrahi gaat zelfs zo ver te beweren dat de Joden een oudere aanspraak hadden op Palestina dan de Arabieren, om-dat de Joden daar hadden gewoond in het oude koninkrijk der Hebreeën, lang voor de Hegira van Mohammed ! Misrahi voert de gebruikelijke zionistische stelling aan dat hun strijd tegen de Britten bewijst dat zij anti-imperia-listen zijn, dat hun kolonies socialistisch zijn, dat de feodale elementen in de arabische wereld hun vijanden zijn en dat de arabische vluchtelingen voor de morele verantwoordelijkheid komen van de arabische leiders, omdat op hun aandringen de Arabieren de vlucht namen. Er schuilt een goed stuk spitsvondigheid in het zionistische standpunt. De wereld zou opnieuw ingedeeld moeten worden als 2000-jaar oude aanspraken op irredenta plotsklaps ingewilligd moesten worden. Het zionisme trachtte van het begin af aan zijn doelen te bereiken door aan te bieden als voorpost te dienen in de arabische wereld ten behoeve van een der grote imperia. Herzl probeerde eerst de turkse Sultan en vervolgens de duitse Keizer met zulke argumenten voor zich in te nemen. Uiteindelijk brengen overwegingen van imperialistische strategie Brittannië tot het afleggen van de Balfour-verklaring. Het feit dat later de joodse gemeenschap in Palestina tegen de Britten vocht, vormt voor het geen koloniale inplanting zijn, niet meer bewijs dan soort-gelijke oorlogen van britse kolonisten tegen het Moederland, van de Amerikaanse revolutie af tot Rhodesië toe. In het geval Palestina, evenals in andere van dergelijke oorlogen, werd het Moederland aangevallen omdat het meer bezorgdheid aan de dag legde voor de inheemse meerderheid dan de kolonistenDit is een ingescande kopie van het origineel 11 minderheid naar de smaak was. Het argument dat de vluchtelingen ,,vrij-willig" aan de haal gingen, of omdat hun leiders hen daartoe aanzetten totdat de strijd voorbij zou zijn, berust niet alleen op een mythe, maar doet ook niet terzake. Hebben vluchtelingen geen recht op terugkeer? Hebben duitse Joden er geen recht op hun bezittingen terug te krijgen, omdat -ook zij- eens de vlucht namen? De mythe dat de arabische vluchtelingen aan de haal gingen omdat de arabische radiostations daarop aandrongen werd geanalyseerd door Erskine B. Childers in de Londense Spectator van 12 mei 1961. Een onderzoek van de geluidsbanden der britse en amerikaanse afluisterstations leverde geen blijk van zulke oproepen op. Integendeel er waren oproepen en ,,zelfs bevelen aan de burgerij van Palestina om thuis te blijven." De meest evenwichtige en humane bespreking van de kwestie kan men aantreffen in het boek van Christopher Sykes Crossroads to Israël: 191748 (pp. 350-57). ,,Met een hoge mate van waarschijnlijkheid kan gezegd worden", schreef Sykes, ,,dat in de eerste helft van 1948 de massale uittocht meesttijds de natuurlijke, onnadenkende, jammerlijke opwelling was van onwetende mensen die slecht werden geleid en die zich in de dagen van beproeving in de steek gelaten voelden door hun leidersMaar was die exodus over het geheel genomen in het eerste stadium een gevolg van oorlogsomstandigheden, in latere periodes werd zij bewust en genadeloos aangemoedigd door joodse bedreigingen en agressie tegenover de arabische bevolking. Wel moet worden opgemerkt, dat daar, waar Arabieren leiders hadden die weigerden in panische vlucht op drift te slaan, het volk geen leed ondervond." Joods terrorisme, niet alleen bedreven door Irgoen in barbaarse afslachtingen als die in Deir Jassin, maar in wat mildere vorm ook door Haganah, ,,moedig-de Arabieren aan" die gebieden te verlaten die de Joden wilden overnemen om strategische of demografische redenen. Zij probeerden zoveel als mogelijk was Israël van Arabieren te ontdoen. De paging tot vergelijking van het verdrijven der Arabieren uit Palestina met de nieuwe joodse immigratie uit de arabische landen is niet zo simpel of ver-gelijkbaar als de zionistische propaganda wel doet voorkomen. De palestijnse Arabieren voelen zich met deze ,,ruil" zoals duitse Joden zich gevoeld zouden hebben, als hun de restitutie zou worden ontzegd onder het motief dat zij „geruild" waren voor de duitse vluchtelingen uit Sudetenland. In een gezond opgezette regeling zou men rechtvaardigerwijze enige rekening moeten houden met de joodse eigendommen die in arabische landen zijn achtergelaten. Wat het verwerpelijke is in de gesimplificeerde versie van deze kwestie, is de op-vatting dat palestijnse Arabieren die Israël 12 Dit is een ingescande kopie van het origineel niet wenst, er geen bezwaar tegen zouden hebben te worden ,,geruild" tegen arabische Joden die Israël wel wil hebben. De ene ontworteling kan niet moreel vereffend worden met de andere. Een zekere morele imbeciliteit kenmerkt alle ethnocentrische bewegingen. De Anderen zijn altijd mindermenselijken en kunnen derhalve wel vergeten warden, of zij zijn bovenmenselijk en derhalve zo gevaarlijk dat het juist is hen te vernietigen. Dit laatste ligt ten grondslag aan de pan-arabische houding ten opzichte van de Joden; dit eerste is de grond van de zionistische houding tegenover de Arabieren. Avnery merkt op dat Herzl, in zijn boek ,,Der Judenstaat", dat de moderne zionistische beweging op gang bracht, zich bezighield met arbeidstijden, huisvesting voor arbeiders en zelfs met de nationale vlag, maar geen woord over had voor de Arabieren! Voor zionisten was de Arabier de Onzichtbare Man. Psychologisch bestond hij niet. Achad HaAm de russische Jood die een groot Hebreeuws wijsgeer zou worden, probeerde al in 1891 aandacht te vragen voor het feit dat Palestina niet een leeg gebied was en dat zulks problemen opriep. Hem viel even weinig aandacht ten deel als later aan zijn opvolgers in het ,,spirituele zionisme", mannen als Martin Buber en Judah Magnes die geprobeerd hebben Ichoed te prediken, d.w.z. éénheid met de Arabieren. Van alle formules waarmee het zionisme zich troostte, was er geen méér vals en duurzaam dan de frase van Israël Zangwill over ,,een land zonder volk voor een volk zonder land". Buber vertelt dat Max Nordau, toen hij voor het eerst vernam dat er een arabische bevolking in Palestina woonde, naar Herz] rende, uitroepende, ,,Dat heb ik niet geweten - maar dan begaan wij een onrecht". R. J. Zwi Werblowsky, Decaan van de Faculteit der Letteren aan de Hebreeuwse Universiteit, schrijft, in het eerste artikel van de israëlische sectie in deze bloemlezing, met bewonderingswaardige objectiviteit, ,,Er kan geen twijfel over bestaan, dat als Nordau's reactie meer algemeen zou zijn verbreid, het elan van de zionistische beweging zou zijn verlamd." Het zionisme verschool zich achter een ,,morele bijziendheid", zo schrijft hij. Die morele bijziendheid maakt het de zionisten mogelijk wel uit te weiden over de 1900-jarige verbanning, waarin de Joden hebben verlangd naar Palestina, maar de 19 jaren waarin arabische vluchtelingen er naar verlangd hebben als beuzelarij af te doen. ,,Dakloosheid" is het hoofdthema van het zionisme, maar voor arabische vluchtelingen wordt dit deerniswekkende lijden ontkend. Zelfs Meir Yaari, hoofd van Mapam, leider van de ,,marxistische" zionisten van Hashomer Hatzair, die lang het bi-nationalisme voorstond, zegt dat Israël slechts een Dit is een ingescande kopie van het origineel 13 minderheid der arabische vluchtelingen kan opnemen, omdat de essentiële reden voor de stichting van Israël was ,,de massa immigrerende Joden te verwelkomen die naar hun historisch vaderland terugkeer-den." Als er niet voldoende ruimte is voor beiden, moeten de Joden voor-keur genieten. Dit nu brengt Jibran Majdalany, een Baath-socialist, ertoe te schrijven dat Israël ,,een racistische staat is, van het begin af gebaseerd op discriminatie tussen Jood en niet-Jood." Hij trekt een vergelijking tussen de zionisten en de moslimse broederschap die van een islamitisch Israël dromen waarin nietmoslims de ,,gentiles" zullen zijn, tweederangs burgers, soms getolereerd, maar vaker onderdrukt." Het is smartelijk zijn bittere verwijt aan te horen: ,,Sommige geven het onvermijdelijk racistische karakter van Israël toe, maar rechtvaardigen het met de voortdurende vervolgingen waaraan de Joden onderworpen werden in de loop van de geschiedenis van Europa en met de massa-slachtingen uit de Tweede Wereldoorlog. Wij menen, dat wel verre van als rechtvaardiging te dienen, deze feiten een bezwaren-de omstandigheid vormen. Zij immers die de gevolgen van racisme en discriminatie aan den lijve hebben ondervonden, getroffen in hun menselijke waardigheid, zijn minder te verontschuldigen racisten dan zij die zich de negatieve gevolgen van het vooroordeel alleen in gedachten kunnen voorstellen." Toen Israël's minister van defensie, Moshe Dayan, in het programma Face the Nation (11-6-1967) verscheen, na Israël's jongste overwinning, vond het volgende gesprek plaats: Sydney Gruson: (New York Times): Is er enige manier mogelijk, waarop Israël het grote aantal Arabieren zou kunnen opnemen, wier gebied nu onder Israëlische controle staat? Gen. Dayan: Economisch wel, maar ik denk dat het niet past in onze oogmerken voor de toekomst. Het zou Israël óf tot een binationale staat maken óf tot een poly-arabisch-joodse Staat. We kunnen hen wel opnemen, maar dan zou het niet meer hetzelfde land zijn. Gruson: En is het naar Uw mening noodzakelijk het als een joodse staat en zuiver als een joodse staat te handhaven? Gen. Dayan: Absoluut, absoluut. Wij wensen een joodse staat, zoals de Fransen een franse staat hebben. Dit moet de nadenkende joodse lezer wel diep verontrusten. Ferdinand en Isabelle hebben, toen zij de Joden en de Moren uit Spanje verdreven op de-zelfde wijze 14 Dit is een ingescande kopie van het origineel gezegd, dat zij Spanje wensten, zo „spaans" (d.w.z. christelijk) als Frankrijk frans was. Het is niet moeilijk meer recente parallellen in herinnering te roepen. Het is jammer dat de redacteuren van Les Temps Modernes hun bundel niet uitgebreid hebben door er een joods standpunt in op te nemen, wel te onder-scheiden van een israëlisch standpunt. Want Israël brengt een soort morele schizophrenie teweeg in het wereld-jodendom. In de buitenwereld hangt het welzijn van het jodendom af van de handhaving van seculiere, niet-raciale, pluralistische maatschappijen. In Israël verdedigt het jodendom een maatschappij, waarin gemengde huwelijken niet kunnen worden gewettigd, waarin niet-Joden een geringere status hebben dan Joden en waarin het ideaal racistisch en exclusief is. Elders moeten Joden vechten voor hun veiligheid en bestaan, tegen beginselen en praktijken die zijzelf 'binnen Israël verdedigen. Zij die in de buitenwereld leven, voelen, zelfs in momenten van de grootste geestdrift voor Israël's verworvenheden, scheuten van claustrophobie, niet zozeer van geografische als van spirituele aard. Zij, die met het vuur der Profeten begeesterd waren, begonnen al spoedig te merken dat het licht dat zij uit Zion verhoopten, slechts het schijnsel is van alweer een eng nationalisme. Zulke momenten leiden tot een heronderzoek van de zionistische ideologie. Dat verlangen naar Zion, waarop het zionisme zich baseert, kan zeer wel overtrokken zijn. Zijn realiteit is onbetwistbaar, maar zijn kracht kan gemakkelijk warden overschat. Pas na de Tweede Wereldoorlog werd het sterk genoeg om meer dan een handjevol Joden naar het H. Land te trekken. Door de tragische dialectiek der geschiedenis zou Israël nooit zijn geboren zonder Hitler. Het vergde de moord op de zes miljoen in zijn mensen-ovens om genoegzame nationalistische ijver binnen het Jodendom op te roepen en genoegzaam humanitair meegevoel in het Westen op te wekken om een joodse staat in het leven te roepen. Zelfs het humanitaire meegevoel was niet sterk genoeg om - uit wroeging - de poorten van het Westen open te stellen voor de joodse immigratie. (curs. van red.) Het kapitalistische Westen en het communistische Oosten gaven er de voor-keur aan de Arabieren te ontheemden, liever dan eten welkom toe te roepen aan de joodse ,,displaced persons" uit de europese na-oorlogse vluchtelingen-kampen. Ook moet worden erkend, ondanks de zionistische ideologie, dat de perioden van de grootste joodse creatieve verworvenheid verbonden zijn geweest met pluralistische beschavingen in hun perioden van expansie en tolerantie: in de h'elleni'stische periode, in het tijdperk van de arabische civilisatie in Noord afrika en Spanje en in West-Europa en Amerika. Universele waarden kunnen slechts vruchten zijn van een universele visie. De grootheid van de Profeten was gelegen in hun uitstijgen boven de 'ethnocentriciteit. Een lilliputterig nationalisme kan geen voor de gehele mensheid geldige waarheden distilleren. Hierin liggen de wortels van een groeiende divergentie tussen Joden en Israëliërs, die eersten 'bezield met een gevoel gezonden te zijn als Dit is een ingescande kopie van het origineel 15 Getuige in de menselijke woestenij, de tweeden slechts bekommerd om het welzijn van de stam. Maar het Jodendom kan Israël niet verder de rug toekeren, dan Israël het Jodendom. De ideale oplossing zou de Joden toestaan hun bijdragen te leve-ren als staatsburgers in de diverse maatschappijen en naties die hun tehuis zijn, terwijl Israël aanvaarding vindt als joodse staat in een wederoplevende arabische beschaving. Dit zou een eind maken aan de arabische vrees voor een grote toestroming naar Israël. De Joden hebben evenveel reden over dat vooruitzicht bezorgd te zijn als de Arabieren. Het kan immers alleen gebeuren als gevolg van een scherpe toename van vervolgingen elders in de wereld. Het zionisme groeit op joodse rampen. Zelfs nu slaat het verlangende blikken op het russische Jodendom. Maar zou het niet beter zijn, meer vermenselijkend en rechtvaardig als de Sowjet-Unie het antisemitisme zou uitvagen en aan haar Joden dezelfde rechten zou verlenen van culturele autonomie en expressie, die het aan al haar andere nationaliteiten toestaat? De russische Joden hebben gevochten voor Rusland, gebloed voor de Revolutie en geen geringe bijdrage geleverd aan het russische denken en letterkunde. Waarom moeten zij uitgeworpenen zijn? Dat toch zou een spirituele catastrofe zijn voor Rusland evenzeer als voor het Jodendom, zelfs als het een nieuwe stroom wanhopige vluchtelingen zou opleveren voor een Israël dat nu reeds een Jodentekort heeft, als het zich wil uitbreiden zoals zionistische militanten het hopen uit te breiden. Israël heeft het anti-semitisme van zijn mystiek ontdaan. Voor de bezoeker van Israël lijkt anti-semitisme niet langer een mysterieuze anomalie, maar alleen een andere variant op de wrijvingen tussen meer- en minderheden. Es ist schwer zu sein ein Yid (het is moeilijk een Jood te zijn) was de titel van Sholom Aleichem's beroemdste verhaal. Nu zien we, dat het moeilijk is een goj te zijn in Tel Aviv, vooral een arabische goj. Mohammed Watad, een moslimse Israëliër en een van de vijf arabische auteurs in het israëlische deel van de bundel, vangt zijn essay aan met woorden die verrassend gelijken op de vijandige dialoog die elders de Joden ontmoeten. ,,Mij is dikwijls gevraagd," schrijft hij, „naar mijn 'dubbele' leven dat tezelfdertijd dat van een Arabier en dat van een israëlisch staatsburger is." Een andere arabische schrijver uit Israël is Ibrahim Shabath, een Christen die op arabische scholen Hebreeuws doceert en hoofd-redacteur is van Al Mirsad, de in het arabisch verschijnende krant van Mapam. Hij betreurt het feit dat 19 jaren na de totstandkoming van Israël ,,de Arabieren nog steeds door de Joden als vreemdelingen worden beschouwd." Hij maakt gewag van een recent gesprek met Ben Goerion. ,,U moet weten", vertelde Ben Goerion hem, ,,dat Israël het land is van de Joden en van de Joden alleen. Iedere Arabier die hier woont, heeft dezelfde rechten als elke minderheidsburger in enig land ter wereld, maar hij moet het feit erkennen dat hij in een joods land woont." De gevolg-trekkingen daaruit moeten Joden in de buitenwereld wel doen verkillen. 16 Dit is een ingescande kopie van het origineel ,,De arabische burger uit Israël," klaagt Shabath, ,,is vandaag het slachtoffer van dezelfde vooroordelen en dezelfde generalisaties als elders de Joden." Het bitterste verslag van wat zij ondergaan, kan aangetroffen worden in een anoniem rapport dat in 1964 naar de Verenigde Naties is gezonden door een groep Arabieren die zonder succes poogden een onafhankelijke socialistische arabische beweging en een tijdschrift op te zetten. De militaire autoriteiten weigerden - ondanks een bevel van het Hooggerechtshof - zulks toe te staan en de gerechtshoven weigerden de militaire beslissing nietig te verklaren. De petitie is in de israëlische sectie van de bundel herdrukt. Ofschoon het militair gezag waarover geklaagd werd, vorig jaar werd afgeschaft en vervangen door politie-verordeningen, is dat te kortgeleden - vooral wegens het opnieuw uit-breken van de oorlog - om uit te maken wat het effect zal zijn op de burgerlijke vrijheden voor Arabieren. De Israëliers geven graag toe, dat noch in de christelijke dorpen van Midden-Galilea, noch in de moslimse dorpen uit de zogeheten ,,Driehoek", ook maar het geringste blijk bestond van een Vijfde Colonne-activiteit. Die Israëliërs, die gestreden hebben om een eind te maken aan alle discriminatie jegens de Arabieren, beweren dat die hun loyaliteit hebben doen blijken en dat zij het verdienen volledig vertrouwd te worden. Het pleit voor Israël dat voor de arabische minderheid een plaats is ingeruimd in die sectie, om deze klachten te uiten, terwijl er geen plaats is gemaakt voor de mening van ethnische minderheden in de arabische sectie. Inderdaad is er, behalve Libanon en tot op zekere hoogte Tunesië, geen plaats in de arabische wereld waar de dissident van welke richting ook, het recht van persvrijheid geniet. Er is daarover geen open discussie in de arabische sectie. Een van de krachtigste en scherpzinnigste uiteenzettingen bijvoorbeeld is een artikel van een egyptische schrijver, Lotfallah Soliman, die een belangrijke rol heeft gespeeld in het overbrengen van moderne opvattingen op de jonge intellectuelen van zijn land na de Tweede Wereldoorlog. Zijn autobiografische schets zegt cryptisch, zij het discreet, ,,dat hij tegenwoordig in Parijs woont." Ik stootte op een wat openhartiger verklaring. Bij de voorbereiding tot deze boekbespreking las ik een eerder artikel in Les Temps Modemes (aug.-sept. 1960) van Adel Montasser over La répression anti-démocratique en Egypte. Daaraan toegevoegd was een lijst van door Nasser gevangengezette intellectuelen. Daarbij stand ook Lotfallah Soliman. Kennelijk is het moeilijk een vrije egyptische intellectueel te zijn in het Egypte van Nasser. Velen van de toenmalige gevangenen zijn sindsdien in vrijheid gesteld, maar het is veelzeggend dat een zo snedige en toegewijde schrijver als Soliman in ballingschap moet werken. Waar is, dat de volledige lijst van klachten van de arabische minderheid in Israël anoniem moest worden aangeboden uit vrees voor de autoriteiten. Maar in de arabische sectie van het boek werd zelfs anoniem geen plaats ingeruimd voor de Dit is een ingescande kopie van het origineel 17 joodse en voor de diverse christelijke minderheden om hun klachten te spuien. Bij gevolg waren de arabische medewerkers in staat zó te schrijven alsof hun landen, anders dan Europa, voorbeelden van verdraagzaamheid waren. Zij grijpen terug tot op de grote dagen van het arabische Spanje, waar (met uitzondering van bepaalde niet-vermelde onderbrekingen) Christen en Jood volledige gelijkheid met de Moslim genoten, religieus, cultureel en politiek. Spanje werd niet eerder het synomiem van onverdraagzaamheid, inquisitie en obscurantisme dan na de christelijke herovering. Maar vandaag de dag lijkt geen arabisch land, behalve (nogal hachelijk) Libanon, ook maar in de verte op het moorse Spanje. Bij gevolg neigen de Joden uit arabische landen er veel meer toe de Arabieren te haten dan de Joden uit Europa die nooit geleefd hebben onder hun heerschappij, die vaak herinnert aan het middeleeuwse christendom. Een glimp van die realiteiten kan men aantreffen in het meestontroerende artikel uit de bundel. Het is afkomstig van Atallah Mansoer, een jonge Christen-Arabier uit Israël, romancier van boerenafkomst, die twee romans heeft gepubliceerd, een in het arabisch, de ander in het Hebreeuws. Hij werkte als journalist bij de krant van Avnery, Haolam Hazeh en bij de staf van Haaretz, het beste en meest-objectieve dagblad van Israël. Mansoer weet in dubbele betekenis wat het is een Jood te zijn. Als Arabier is hij een ,,Jood" voor de Israëliërs en als Christen is hij een ,,Jood" voor de Moslims. Hij verhaalt treffend van een toevallige ontmoeting in de parijse Metro met een jongeman die evenals hijzelf een Christen van de griekse ritus bleek te zijn, zij het uit Egypte. Zij wisselden verhalen uit over hun moeilijk-heden, zoals de Joden in de Diaspora. ,,Wij in Egypte", vertelde de jonge buitenlander hem, ,,hebben dezelfde ervaringen als U. Er is geen wet die discrimineert tussen ons en de Moslims. Maar de regeringsinstanties, althans die waar men in de praktijk mee te maken heeft, geven de voorkeur aan Mahmoed boven Boelos en aan Achmed boven Samaan". D.w.z. de man met de moslimse naam boven de man met de christelijke naam. ,,Omar Sharif, de bekende filmster", ging de egyptische Christen verder, ,,is een Christen van afkomst, maar hij moest zijn christelijke naam voor een moslimse verruilen om het publiek te behagen." In Israël wordt, evenzo, Ibrahim vaak Abraham om voor Jood te kunnen doorgaan en de wijdverbreide huisvestings-discriminatie te ontgaan. Als ik in dit overzicht meer ruimte heb gegeven aan de arabische dan aan de israëlische kant, dan is dat, omdat ik mij als Jood, emotioneel nauw verbonden met de geboorte van Israël1, het mijn ereplicht reken de arabische kant te rapporteren, 1 Ik kwam voor het eerst in Palestina op Balfour-dag, 2 nov. 1945, de dag waarop de Haganah bruggen en wachttorens opblies en de strijd tegen de Britten en hun immigratie-beperkingen aanbond. De volgende lente was ik de eerste krantenman die met de illegale joodse immigranten meereisde van de pools-tsjechische grens af door de britse blokkade heen. In 1947 vierde ik Pasen in de britse interneringskampen op Cyprus en in 1948 versloeg ik de arabisch-joodse oorlog. Zie daarvoor mijn Underground t o Palestine (1946) en This is Israel (1948). Ik was er weer in 1949, 1950, 1951, 1956 en in 1964. 18 Dit is een ingescande kopie van het origineel vooral omdat de amerikaanse pers in zo overweldigende mate pro-zionistisch is. Voor mij is de arabisch-joodse worsteling een tragedie. De essentie van die tragedie is een strijd van gelijk tegen gelijk. Zijn catharsis is de zuiverende jammer van het zien hoe goede mensen buns ondanks kwaad be-drijven onder onontkoombare omstandigheden en onweerstaanbare dwang. Als slechte lieden kwaad doen, horen hun daden thuis op het terrein van de pathologie. Maar als goede mensen kwaad begaan, ontmoeten we de essentie der menselijke tragedie. In een tragische strijd worden de overwinnaars de schuldigen en moeten het weer goed maken bij de verslagenen. Voor mij is het arabische probleem tevens het joodse probleem Nr. 1. Hoe wij handelen t.o.v. de Arabieren zal bepalen wat voor soort volk wij worden: of onderdrukkers en racisten op onze beurt, zoals die onder wie wij geleden hebben, of een edeler ras, in staat uit te stijgen boven de vreemdelingenhaat-in-stamverband, die de mensheid aantast.1 Israel's snelle en buitengewone overwinningen hebben plotseling dit ideaal overgezet uit het gebied van de onpraktische sentimenten naar dat van de dwingende noodzaak. De nieuwe grenzen, ontstaan uit militaire veroveringen hebben de meeste arabische vluchtelingen bijeengebracht. De zionistische droom, het ,,bijeenbrengen der bannelingen", is bereikt, zij het ook in een ironische vorm: het zijn de arabische bannelingen die terug zijn. Men komt van hen niet zo gemakkelijk af als in 1948. Iets in de orde van 100.000 personen werden opnieuw ,,aangemoedigd" tot vertrek, maar de indruk op de publieke opinie in het buitenland en in Israël heeft de staat gedwongen te verklaren dat zij hen zal toestaan terug te keren. Terwijl de V.N. zich on-machtig toont het conflict bij te leggen en de arabische mogendheden niet bereid zijn tot onderhandelen vanuit een zwakke positie, kan Israël in zekere mate zijn toekomst bepalen door de wijze waarop het zijn nieuwe arabische onderdanen of burgers behandelt. Het gekift der mogendheden zal nog maandenlang doorgaan, maar intussen moeten deze mensen worden gevoed, ge-kleed en gehuisvest. Hoe zij behandeld zullen worden, zal het beeld veranderen dat de wereld heeft van Israël en van het Jodendom, de arabische woede verzachten of verhevigen, een brug slaan naar de vrede of een nieuwe oorlog zeker maken. De vestiging van een arabische staat op de West-oever en die met Israël, 1 In september 1967 publiceerde Black Star een pittig boekje The Organization of the J e w i s h S t a t e van Michel Selzer, een jonge pakistaanse Jood die in Israël woonde. Het kan het Jodendom in Israël helpen begrijpen, dat de weg naar broederlijk leven met de Arabieren, binnen en buiten Israël, moet beginnen met de uitroeiing van alle vooroordelen, waar-mede men de oriëntaalse en arabisch-sprekende Joden tegemoet treedt, die nu meer dan de helft van de landsbevolking uitmaken. De vooringenomenheid tegen de Arabieren strekt zich nu ook uit tot Joden uit de arabische landen. In dit, als zovele andere opzichten, weer-spiegelt Israël in miniatuur alle problemen van de buitenwereld Zou de rest van onze planeet moeten verdwijnen, dan kan Israël uit zichzelf - a.h.w. vanuit een nieuwe Arke Noë’s - alle kwezelarijen doen herleven, alle dwaasheden en alle vetes van een verdwenen mensheid (evengoed als sommige van haar grootste verworvenheden). Dit is een ingescande kopie van het origineel 19 misschien ook met Jordanië, in een confederatie verbinden, zou die arabische buren, mits broederlijk behandeld, van vijanden tot 'buffer maken en Israël de bescherming bieden van strategische grenzen. Maar het zou beter zijn de West-oever aan Jordanië terug te geven dan te proberen een marionetten-staat te creëren (een soort arabisch Bantoestan) die de Arabieren zou stempelen tot een tweederangs-status onder israëlische controle. Dat zou het arabische ressentiment slechts nieuw voedsel geven. Als men het geven van eerste klas staatsburgerschap aan Arabieren wil vermijden door hen in het reservaat te plaatsen van een tweederangs staatje, dan is dat wat al te doorzichtig slim. Wat nodig is voor de behandeling van de arabische vluchtelingen die Israël heeft bijeengebracht, is de overwinning van zowel het joods exclusivisme als van de wrokkige vijandigheid der Arabieren. Zelfs de malaria-moerassen van Emek en de zandige woeste gronden van de Negev zouden nauwelijks meer sombèrder en afschrikwekkender kunnen zijn toegeschenen aan vroegere generaties van zionistische pioniers, dan deze stijle en dorre bergen van voor-oordeel. Maar ik voor mij koester een glimpje hoop. Ieder jaar dat ik naar Palestina en later Israël ben gegaan, heb ik situaties gevonden die onmogelijk leken. Toch zijn zionistische ijver en intelligentie die teboven gekomen. Wel-licht kan deze ongemeen dynamische, progressieve en toegewijde gemeenschap als dit nodig is boven zichzelf uitstijgen. Het was bemoedigend te constateren, dat in dit boek de meest-objectieve kijk op de arabische kwestie aan israëlische kant werd geschreven door Yehudah Harkabi, een in Haifa geboren beroeps-soldaat, brigade-generaal, maar een generaal die een diploma wijsbegeerte behaalde en arabische studiën maakte aan de Hebreeuwse en aan de Harvard Universiteit. Hij heeft een boek ge-schrijven over Nuclear War and Nuclear Peace. Zijn artikel ,,Havikken en Duiven" toont een buitengewoon vermogen om boven vooroordeel en sentimenten uit te komen. Hij sluit geenszins zijn ogen voor de arabische zaak. Hij voelt dat vrede alleen kan komen als wij de kracht hebben ons te confronteren met de volle menselijke realiteit. Hij concludeert dat ,,Marx verklaart dat kennis van de waarheid de mens bevrijdt van het determinisme der geschiedenis." Slechts dan, zegt generaal Harkabi, als Israël bereid is ,,die waarheid in haar volle omvang te aanvaarden, zal het de nieuwe kracht vinden die noodzakelijk is om zijn bestaan te handhaven en te bevestigen." Het pad naar veiligheid en het pad naar grootheid zijn in de verzoening gelegen. De andere weg, nu de West-oever en Gaza onder israëlische jurisdictie staan, leidt naar nieuwe gevaren. De arabische bevolking in de veroverde gebieden maakt guerilla-oorlog mogelijk binnen Israël's eigen grenzen. En daarbuiten, als de vijandigheid dieper wordt en de spanning tussen Israël en de arabische staten toeneemt, zullen beide partijen op de een of andere manier de atoomwapens verwerven voor . de volgende ronde. 20 Dit is een ingescande kopie van het origineel Dat zal de hele situatie wijzigen. Israëliërs en Arabieren zullen niet langer in staat zijn het oorlogsspel op een anachronistische wijze te spelen bij wijze van voortzetting der politiek met andere middelen. Evenmin zullen zij in staat zijn te vertrouwen op een wederzijds afschrikkingsevenwicht zoals de Grote Mogendheden met hun middelen tot het uitdelen van een tweede klap (second strike capacity). In dit dwergengevecht zal de eerste klap het resultaat bepalen en niets overlaten. Al evenmin zullen de Grote Mogendheden zich kunnen veroorloven van terzijde toe te zien en hun satellieten hun spelletje te laten uitspelen zoals in 1948, 1956 en 1967. Ik heb hier niet uitgeweid over de verantwoordelijkheid van de Grote Mogendheden, omdat als zij niet be-stonden de essentiële verschillen in de arabisch-israëlische twist toch zouden blijven en omdat beide partijen de kwestie der Grote Mogendheden als een excuus gebruiken, om niet hun eigen verantwoordelijkheden onder ogen te moeten zien. Het probleem voor de nieuwe generatie Arabieren is de sociale wederopbouw van hun in verval geraakte maatschappij; dat probleem zal niet verdwijnen als Israël verdwijnt. Inderdaad wordt hun taak verzwaard door het ontbreken van een erkenning van Israël, omdat zulks betekent, dat een voort-durende nadruk wordt gelegd op militarisering, verbruik van hulpmiddelen en overheersing door militairen. Voor Israël betekent het probleem: verzoening met de Arabieren. Dat probleem zal niet verdwijnen, zelfs niet als Moskou en Washington samen liggen gelijk de leeuw en het lam, of elkaar in stukken scheuren. Maar de Grote Mogendheden van hun kant kunnen niet voortgaan met het cynische spelletje beide partijen te bewapenen in hun strijd om de invloedssferen als eenmaal het stadium van de atoom-oorlog is bereikt. Het is veel-betekenend, dat het enige punt, waarop israëlische en arabische medewerkers geneigd zijn tot gemeenschappelijke conclusies, gelegen is in die discussie, die het gemeenschappelijk gevaar van een atoom-oorlog bespreken. Het Midden-Oosten te ontdoen van atomaire wapens, die ontsteking weg te nemen, dat zal een vorm van neutralisering vereisen. Bij gebreke daarvan kan het arabischisraëlische geschil de een of andere dag een mechanisme op gang brengen dat ons voert tot een omvangrijker ,,End-Lösung". Die opvliegende oud-testamentische God der Wrake is heel wel in staat, als hij uitgedaagd wordt, onze hele planeet te veranderen in een crematorium. Dit is een ingescande kopie van het origineel 21 navolgende publikaties kunt U bestellen door overschrijving van de ver-melde prijzen op giro 16 23 077 t.n.v. Administrateur Palestina - Bulletin, Postbus 2311, Den Haag L. Grollenberg, Voor een Israël zonder grenzen, uitg. Ambo, 1970, 206 pp. Voor onze abonné's met speciale reductie! f 8,50 Dr. K. Wagtendonk De Palestijnse Kwestie, AO-reeks, 1970. 24 pp., geïllustreerd f 1,- Een Palestijns Dossier Uitgave ASVA-SUA, 1970, 106 pp., geillustreerd Dr. Fayez A. Sayigh, Het zionistische kolonialisme in Palestina, uitgave P.L.O. Research Centre, Beiroet, 1970, 82 pp. f 4,90 f 1,25 Robert John en Sarni Hadawi, The Palestine Diary, Vol. I, 1914-1945; Vol. II, 1945-1948; 425 resp. 421 pp., met een voorwoord van Professor Arnold J. Toynbee. Een Standaardwerk, voorzien van kaarten en tabellen, fraai gebonden en gestempeld, per deel f 24,Sami Hadawi, Village Statistics 1945, A Classification of Land and Area Ownership in Palestine, uitg. P.L.O. Research Centre, Beiroet,1970. Tabellen, kaart, toelichting en noten. Onmisbaar studiemateriaal. Geb. f 12,- VRAAGT ONZE VOLLEDIGE CATALOGUS Bijzondere aanbieding. Palestina-kalender februari 1971 - februari 1972. Door een palestijnse werkgroep in eigen beheer vervaardigd f 3,In veelkleurendruk: In Time of War: Children Testify. Een collectie reproducties van kindertekeningen met arabische en engelse tekst, bezorgd door Mona Saudi, Beirut, 1970, 188 pp. f 18,Fotoboek: The Struggle Goes On. Groot formaat, 152 pp., geb. in witte kunstlederen band 22 Dit is een ingescande kopie van het origineel f 12,- De herverschijning van deze uitgave, nu in druktechniek, werd mogelijk gemaakt door een aantal trouwe lezers. Ook na de opschorting in 1970 bleven zij hun bijdrage zenden. Sommigen schonken aanzienlijke bedragen. Wij zullen het zeer op prijs stellen als ook U van Uw belangstelling blijk wilt geven. Stort f 15,- op giro 16 23 077 t.n.v. Administrateur Palestina Bulletin, Postbus 2311, Den Haag. Stort méér, als U dat missen kunt. Wij zullen zorgen, dat U elke maand, prompt op tijd, verantwoorde informatie ontvangt over de Palestijnse kwestie. Een kwestie, die Uw geweten niet minder raakt dan Uw belang. Redactie Dit is een ingescande kopie van het origineel 23 24 Dit is een ingescande kopie van het origineel