het aanbod taal groep 1 en 2

advertisement
Groep 1 – Taal
Voor groep 1 hebben we alleen een basisaanbod beschreven. Deze kinderen zijn net op
school en mogen nog wennen. Zij kunnen indien ze verrijking nodig hebben altijd aan het
aanbod van groep 2 meedoen.
Basisaanbod
Gebaseerd op de doelen van SLO en het observatiesysteem (PRAVOO peilpunt 2 en 4).
Doel
september t/m januari

De kinderen kunnen:
Mondelinge taalvaardigheid
- steeds meer verschillende en complexere woorden gebruiken (passieve
woordenschat >4000 woorden, actieve woordenschat >2000 woorden).
- op een begrijpelijke manier onder woorden brengen wat ze gedaan of
meegemaakt hebben.
- alledaagse aspecten zoals mensen, plaatsen en dingen beschrijven.
- veel voorkomende handelingen, zoals eten en naar bed gaan, beschrijven.
- een enkelvoudige instructie begrijpen en uitvoeren.
- luisteren naar een verhaal.
- luisteren naar een ander.
- een gesprek voeren met de leerkracht of een ander kind.
- enkele gespreksregels noemen / toepassen.
- spontaan reageren op een ander kind of de leerkracht, door bijvoorbeeld iets
over zichzelf te vertellen.
- antwoord op vragen geven.
- om hulp vragen.
- vragen stellen om ergens meer over te weten te komen.
Ontluikende en beginnende geletterdheid
- met plezier naar een verhaal luisteren.
- de inhoud van een boek een beetje voorspellen op basis van de omslag van
het boek.
- een verhaal navertellen aan de hand van een plaatjesboek.
- ervaren dat tekens gebruikt worden om iets te vertellen of leren.
- zich bewust worden van klanken in woorden.
- symbolen herkennen, zoals de P (parkeren) en L (lesauto).
Taalbeschouwing
- op speelse wijze met taal bezig zijn.
- zich bewust worden van het eigen taalgebruik.
februari t/m juni

De kinderen kunnen:
Mondelinge taalvaardigheid
- steeds meer verschillende en complexere woorden gebruiken (passieve
woordenschat >5000 woorden, actieve woordenschat >2500 woorden).
- vertellen wat ze gedaan of meegemaakt hebben.
- alledaagse aspecten zoals mensen, plaatsen en dingen benoemen en
beschrijven.
- veel voorkomende handelingen in korte zinnen beschrijven.
- een tweevoudige instructie begrijpen en uitvoeren.
- luisteren naar een op de leeftijd afgestemd verhaal en verhaalbegrip
ontwikkelen.
- luisteren naar een ander.
- een gesprek voeren met de leerkracht en een ander kind.
- handelen naar enkele gespreksregels, zoals wachten tot een ander is
uitgesproken.
- op communicatief adequate wijze spontaan op de leerkracht of een ander
kind reageren.
- antwoord op vragen geven.
- om hulp vragen.
- vragen stellen om ergens meer over te weten te komen.
Ontluikende en beginnende geletterdheid
- met plezier naar een verhaal luisteren.
- de inhoud van een boek voorspellen op basis van de omslag van het boek.
- een verhaal navertellen.
- ervaren dat tekens gebruikt worden om iets te vertellen of leren.
- zich bewust worden van klanken in woorden.
- een paar letters herkennen, bijvoorbeeld die van de eigen naam.
- rijmen, dit mag nog onzinrijm zijn.
- meedoen aan eenvoudige woord-/klankspelletjes, bijvoorbeeld door woorden
in klankgroepen te verdelen en daarbij te klappen.
Taalbeschouwing
- op speelse wijze met taal bezig zijn.
- zich bewust worden van het eigen taalgebruik en dit af en toe verbeteren.
Groep 2 – Taal
Voor groep 2 hebben we een basisaanbod, minimumaanbod en verrijking. We hebben een
aanbod voor de eerste helft van het schooljaar en de tweede helft van het schooljaar.
Basisaanbod
Gebaseerd op de doelen van SLO en het observatiesysteem (PRAVOO peilpunt 5 en 7).
Doel
september t/m januari

De kinderen kunnen:
Mondelinge taalvaardigheid
- steeds meer verschillende en complexere woorden gebruiken (passieve
woordenschat >6000 woorden, actieve woordenschat >3000 woorden).
- steeds uitvoeriger vertellen wat ze gedaan of meegemaakt hebben.
- alledaagse aspecten zoals mensen, plaatsen en dingen benoemen en
beschrijven met gebruik van steeds wat complexere zinsconstructies.
- veel voorkomende handelingen in zinnen beschrijven.
- complexe taalfuncties als redeneren en concluderen beginnen te gebruiken.
- een meervoudige instructie begrijpen en uitvoeren.
- luisteren naar een op de leeftijd afgestemd verhaal en dit verhaal begrijpen.
- laten zien dat ze naar de ander luisteren.
- op eigen initiatief een gesprek beginnen met de leerkracht en een ander kind.
- handelen naar de gespreksregels, zoals wachten tot een ander is
uitgesproken.
- op communicatief adequate wijze spontaan vertellen over de onderwerpen
die hen bezig houden.
- gepast antwoord op vragen geven.
- op gepaste wijze de hulp van anderen inroepen.
- vragen stellen en vraagzinnen gebruiken om ergens meer over te weten te
komen.
Ontluikende en beginnende geletterdheid
- plezier tonen in voorlezen en boeken
- weten dat de voor- en achterkant van een boek informatie over de inhoud
geven.
- een op leeftijd afgestemd voorgelezen verhaal navertellen, met hulp van
illustraties.
- weten dat tekens gebruikt worden om iets te vertellen of leren.
- weten dat je iets op kan schrijven als je iets wil vertellen.
- een aantal (ongeveer 5) letters herkennen en benoemen, bijvoorbeeld de
eigen naam.
- betekenis onderscheidende klanken (fonemen) in woorden onderscheiden.
- meedoen aan woord-/klankspelletjes, bijvoorbeeld door woorden in
klankgroepen te verdelen en daarbij te klappen.
- synthetiseren en analyseren.
- weten dat letters met klanken corresponderen.
- rijmwoorden gebruiken en herkennen.
-
zinnen en woorden herkennen en zelf zinnen en woorden maken.
aangeven of een woord of zin kort of lang is.
beginklank herkennen.
Taalbeschouwing
- op eigen taalgebruik reflecteren, bijvoorbeeld door een grapje te maken over
taal of te vragen naar de betekenis.
- eigen taalgebruik verbeteren.
februari t/m juni

De kinderen kunnen:
Mondelinge taalvaardigheid
- steeds meer verschillende en complexere woorden gebruiken (passieve
woordenschat >7000 woorden, actieve woordenschat >3500 woorden).
- uitvoerig en samenhangend vertellen wat ze gedaan of meegemaakt hebben.
- alledaagse aspecten zoals mensen, plaatsen en dingen benoemen en
beschrijven met gebruik van complexe zinsconstructies.
- veel voorkomende handelingen beschrijven met gebruik van complexe
zinsconstructies.
- complexe taalfuncties als redeneren en concluderen gebruiken.
- een meervoudige instructie en mededelingen begrijpen en uitvoeren.
- luisteren naar een op de leeftijd afgestemd verhaal en dit verhaal begrijpen.
- laten zien dat ze naar de ander luisteren en gepaste feedback geven.
- op eigen initiatief een gesprek beginnen met de leerkracht en een ander kind.
- handelen naar de gespreksregels, zoals wachten tot een ander is
uitgesproken.
- op communicatief adequate wijze spontaan vertellen over de onderwerpen
die hen bezig houden.
- gepast antwoord op vragen geven.
- op gepaste wijze de hulp van anderen inroepen.
- vragen stellen en vraagzinnen gebruiken om ergens meer over te weten te
komen.
Ontluikende en beginnende geletterdheid
- plezier tonen in voorlezen en boeken
- weten dat de voor- en achterkant van een boek informatie over de inhoud
geven.
- een op leeftijd afgestemd voorgelezen verhaal navertellen, met of zonder
hulp van illustraties.
- weten dat tekens gebruikt worden om iets te vertellen of leren.
- weten dat je iets op kan schrijven als je iets wil vertellen.
- een aantal (ongeveer 10) letters herkennen en benoemen, bijvoorbeeld de
eigen naam.
- enkele tekens die op letters (beginnen te) lijken opschrijven.
- betekenis onderscheidende klanken (fonemen) in woorden onderscheiden.
- meedoen aan woord-/klankspelletjes, bijvoorbeeld door woorden in
klankgroepen te verdelen en daarbij te klappen.
- synthetiseren en analyseren.
- weten dat letters met klanken corresponderen.
- rijmwoorden gebruiken en herkennen.
- zinnen en woorden herkennen en zelf zinnen en woorden maken.
- aangeven of een woord of zin kort of lang is.
- begin-, midden- en eindklank herkennen en woorden sorteren op begin-,
midden- en eindklank.
- manipuleren met de eerste letter van een woord.
Taalbeschouwing
- op eigen taalgebruik en dat van anderen reflecteren, bijvoorbeeld door een
grapje te maken over taal of te vragen naar de betekenis.
- eigen taalgebruik verbeteren.
Minimumaanbod groep 2
Gebaseerd op de doelen van SLO en het observatiesysteem PRAVOO.
Doel
september t/m januari

De kinderen kunnen:
Mondelinge taalvaardigheid
- op een begrijpelijke manier onder woorden brengen wat ze gedaan of
meegemaakt hebben.
- een korte instructie begrijpen en uitvoeren.
- een gesprek voeren met de leerkracht of een ander kind.
- vragen stellen om ergens meer over te weten te komen.
Ontluikende en beginnende geletterdheid
- met plezier naar een verhaal luisteren.
- enkele letters herkennen, bijvoorbeeld de eigen naam.
- tekens schrijven die op letters (beginnen te) lijken.
- rijmwoorden herkennen en gebruiken.
- woorden verdelen in klankgroepen (auditieve analyse).
- klankgroepen samenvoegen tot een woord (auditieve synthese).
- kritisch luisteren; naar een verhaal luisteren en dit ook begrijpen, gepaste
feedback geven door bijv. te antwoorden, een instructie opvolgen.
- begin- en eindklank herkennen en woorden sorteren op begin- en eindklank.
Taalbeschouwing
- eigen taalgebruik verbeteren.
- vragen naar de betekenis van wat een ander zegt.
februari t/m juni
Doel

De kinderen kunnen:
Mondelinge taalvaardigheid
- op een begrijpelijke manier onder woorden brengen wat ze gedaan of
meegemaakt hebben.
- een meervoudige instructie begrijpen en uitvoeren.
- een gesprek voeren met de leerkracht of een ander kind en zelf initiatief
nemen tot een gesprek.
- vragen stellen om ergens meer over te weten te komen.
- op een gepaste wijze hulp van anderen inroepen.
Ontluikende en beginnende geletterdheid
- met plezier naar een verhaal luisteren.
- 10 letters herkennen en benoemen.
- rijmwoorden herkennen en gebruiken.
- analyseren en synthetiseren.
- zinnen en woorden herkennen en zelf zinnen maken.
- kritisch luisteren; naar een verhaal luisteren en dit ook begrijpen, gepaste
feedback geven door bijv. te antwoorden, een meervoudige instructie
opvolgen.
- begin-, midden- en eindklank herkennen en woorden sorteren op begin-,
midden- en eindklank.
Taalbeschouwing
- reflecteren op eigen taalgebruik door bijv. een grapje te maken en te vragen
naar de betekenis.
- eigen taalgebruik verbeteren.
Verrijkingsaanbod groep 2
Gebaseerd op de doelen van SLO en het observatiesysteem PRAVOO.
Doel
september t/m januari

De kinderen kunnen:
Mondelinge taalvaardigheid
- steeds meer verschillende en complexere woorden gebruiken (passieve
woordenschat >7000 woorden, actieve woordenschat >3500 woorden).
- uitvoerig en samenhangend vertellen wat ze gedaan of meegemaakt hebben.
- alledaagse aspecten zoals mensen, plaatsen en dingen benoemen en
beschrijven met gebruik van complexe zinsconstructies.
- veel voorkomende handelingen beschrijven met gebruik van complexe
zinsconstructies
- complexe taalfuncties als redeneren en concluderen gebruiken.
- meervoudige instructie en mededelingen begrijpen en uitvoeren.
- luisteren naar een op de leeftijd afgestemd verhaal en dit verhaal begrijpen.
- laten zien dat ze naar de ander luisteren en gepaste feedback geven.
- op eigen initiatief een gesprek beginnen met de leerkracht en een ander kind.
- handelen naar de gespreksregels, zoals wachten tot een ander is
uitgesproken.
- op communicatief adequate wijze spontaan vertellen over de onderwerpen
die hen bezig houden.
- gepast antwoord op vragen geven.
- op gepaste wijze de hulp van anderen inroepen.
- vragen stellen en vraagzinnen gebruiken om ergens meer over te weten te
komen.
Ontluikende en beginnende geletterdheid
- 10 tot 15 letters herkennen en benoemen.
- rijmwoorden herkennen en gebruiken.
- synthetiseren en analyseren.
- kritisch luisteren; naar een verhaal luisteren en dit ook begrijpen, gepaste
feedback geven door bijv. te antwoorden, een meervoudige instructie
opvolgen.
- zinnen en woorden herkennen en zelf zinnen en woorden maken
- aangeven of een woord of zin kort of lang is.
- begin-, midden- en eindklank herkennen en woorden sorteren op begin-,
midden- en eindklank.
- manipuleren met de eerste letter van een woord.
Taalbeschouwing
- reflecteren op eigen taalgebruik door bijv. een grapje te maken en te vragen
naar de betekenis.
- eigen taalgebruik verbeteren.
- praten over taal en praten.
februari t/m juni
Doel

De kinderen kunnen:
Mondelinge taalvaardigheid
- veel verschillende en complexe woorden gebruiken (passieve woordenschat
>8000 woorden, actieve woordenschat >4500 woorden).
- op een begrijpelijke manier onder woorden brengen wat ze gedaan of
meegemaakt hebben, in lange, samengestelde zinnen.
- complexe taalfuncties als redeneren en concluderen gebruiken.
- een meervoudige instructie begrijpen en uitvoeren.
- luisteren naar een op de leeftijd afgestemd verhaal en dit verhaal navertellen.
- een gesprek voeren en zelf initiatief namen tot een gesprek met de leerkracht
of een ander kind.
- laten zien dat ze naar de ander luisteren en gepaste feedback geven.
- op eigen initiatief een gesprek beginnen met de leerkracht en een ander kind.
- handelen naar de gespreksregels, zoals wachten tot een ander is
uitgesproken.
- op communicatief adequate wijze spontaan vertellen over de onderwerpen
die hen bezig houden.
- gepast antwoord op vragen geven.
- vragen stellen en vraagzinnen gebruiken om ergens meer over te weten te
komen.
- op gepaste wijze hulp van anderen inroepen.
Ontluikende en beginnende geletterdheid
- alle letters herkennen en benoemen.
- rijmwoorden herkennen en gebruiken.
- synthetiseren en analyseren.
- kritisch luisteren; naar een verhaal luisteren en dit ook begrijpen, gepaste
feedback geven door bijv. te antwoorden, een meervoudige instructie
opvolgen.
- zinnen en woorden herkennen en zelf zinnen en woorden maken.
- aangeven of een woord of zin kort of lang is.
- begin-, midden- en eindklank herkennen en woorden sorteren op begin-,
midden- en eindklank.
- manipuleren met de eerste letter van een woord.
- zelf woorden schrijven en stempelen.
Taalbeschouwing
- reflecteren op eigen taalgebruik door bijv. een grapje te maken en te vragen
naar de betekenis.
- eigen taalgebruik verbeteren.
- praten over taal en praten.
Download