LK Matrix Lezen Opstap versie 22 mei

advertisement
Lezen
Leerdoel
Welk leerdoel willen we
bereiken?
Gestart
Hier ben ik net
aan begonnen.
In ontwikkeling
Hier heb ik nog
hulp en oefening
bij nodig.
Beheerst
Dit kan ik
waarschijnlijk wel
zelf.
A
Ik vind het leuk om
voorgelezen te worden. Ik
luister naar het verhaal en
snap waar het over gaat.
Kind begint
interesse in lezen
en letters te
krijgen. Vraagt wat
staat hier?
Vind voorlezen leuk,
vraagt ernaar, komt
met boekjes aan.
Reageert op het
verhaal.
Volgehouden
aandacht tijdens
voorlezen. Kan
vragen erover
beantwoorden.
B
Ik kan horen of twee
klanken verschillend of
gelijk zijn. Ook als ze op
elkaar lijken.
Beginnen met
woorden, daarna
met klanken.
Opbouw naar
steeds meer op
elkaar lijkende
klanken.
Kan alle klanken
onderscheiden, ook
met weinig verschil
(m-n, v-f, n-ng)
Auditieve
discriminatie
toets
C
Ik kan zien of twee tekens
(plaatjes, letters,
symbolen) verschillend of
gelijk zijn. Ook als ze op
elkaar lijken.
Beginnen met
plaatjes.
Opbouw naar
steeds meer op
elkaar lijkende
plaatjes en
symbolen (letters
en lettercombinaties)
Kan alle tekens
onderscheiden, ook
met weinig verschil
(b-d-p, m-n, zd-dz)
Visuele
discriminatie
toets.
D
Ik kan woordjes hakken en
plakken die de juf opzegt.
Beginnen met
bekende woorden.
E
Ik kan een verhaal
vertellen bij de plaatjes in
een boek.
Beginnen bij het
navertellen van een
zojuist verteld
verhaal bij een
prentenboek.
Opbouw via
vertelplaten en
bekende
prentenboeken.
OPSTAP
Alle woorden op
MKM niveau. Kan
hakken als je een
woord zegt en kan
plakken als je letters
zegt b-oo-m.
Kan een verhaal
verzinnen/vertellen
bij een nooit eerder
vertoonde reeks
plaatjes.
Bewijzen
Ik weet nu zeker
dat ik het echt
kan. Dat kan ik
ook laten zien.
Inzicht – leerdoel
Welke inzicht of leerdoel
willen we bereiken?
Net gestart
In ontwikkeling
Beheerst
Bewijzen
Hier ben ik net aan
begonnen.
Hier heb ik nog hulp
en oefening bij nodig.
Dit kan ik
waarschijnlijk wel
zelf.
F
Ik maak verhaaltjes bij
mijn tekeningen en kan
aan mijn juf vertellen wat
zij erbij moet schrijven.
Tekent wel al iets,
maar heeft er niks
over te vertellen
over een tekening.
Beginnen met enkele
woorden, naar enkele
zinnen en een heel
verhaal.
Heeft een verhaal
bij een tekening.
Formuleert zelf de
zinnen. Heeft
zekere opbouw.
Ik weet nu zeker
dat ik het echt kan.
Dat kan ik ook
laten zien.
Meesterproef
Doen
G
Ik kan letters natekenen.
Ik kan mijn naam
‘tekenen’.
H
Ik kan rijmen.
Alleen eindrijm.
Kan horen of iets
rijmt of niet.
Kan zelf een
rijmwoord
bedenken bij een
woord.
I
Ik kan korte versjes of
liedjes onthouden en
nazeggen.
Kan zinnen
nazeggen. Kan
enkele woorden
(even) onthouden.
Eerst kort, dan langer
onthouden. Opbouw
in lengte versje.
Beginnen met twee
regels.
Kan een liedje of
versje van … regels
onthouden en
helemaal zelf
opzeggen.
J
Ik weet dat je woorden en
zinnen kunt lezen en wat
je ermee kan. Ik weet
waarom mensen lezen en
schrijven.
K
Ik weet wat een zin is.
Ik weet wat een woord is.
Ik weet wat een letter is.
Woord aanwijzen, zin
aanwijzen, letter
aanwijzen.
Heeft besef van de
functie van
geschreven taal.
Kan vertellen
waarom mensen
lezen.
Kan aanwijzen: 1e
letter, middelste
woord, laatste zin.
Weet wat het
betekent als we een
nieuw woord gaan
leren.
OPSTAP
Download