BNP

advertisement
BNP
Goede tijden, slechte tijden
BNP
• Afhankelijk van:
– Productiecapaciteit (wat kan ik maken):
aanbodkant van de economie: vier
productiefactoren
– Bestedingen (wat is de vraag): vraagkant van
de economie
BNP
• Structuur: hoe staat het met de kwaliteit en
kwantiteit van de vier productiefactoren?
• Conjunctuur: hoe zit het met de
bestedingen?
BNP-structuur
• BNP stijgt trendmatig (elk jaar met een
percentage) als gevolg van verbetering
productiefactoren:
– toename bevolking
– verhogen arbeidsproductiviteit als gevolg van
betere machines en beter opgeleide bevolking
– betere benutting natuur
– meer ruimte voor ondernemerschap.
• Dit noemen we trendmatig groei of trend
BNP conjunctuur
• Daarnaast stijgt BNP als gevolg van
hoogte van de bestedingen.
• Als we meer gaan besteden
(consumenten, buitenland en overheid),
dan groeit productie (BNP) harder.
• Besteden we minder, dan groeit BNP
minder hard
Conjunctuur
• Stijgen en dalen van BNP als gevolg van
schommelen van de bestedingen, noemen
we de conjunctuur
Conjunctuur
• Bestedingen zijn: C + I + O + (E – M)
• C = bestedingen consumenten ( auto’s,
keukens, computers, bier)
• I = investeringen bedrijven (computers,
machines, vrachtwagens)
• O = bestedingen overheid (scholen,
wegen, computers, tanks)
• E = bestedingen van het buitenland in ons
land (gas, paprika’s, melk etc)
Conjunctuur
• Trendmatige groei door groei van
beroepsbevolking en groei
arbeidsproductiviteit
Hoog en laag
• Hoogconjunctuur: BNP stijgt harder dan
trendmatige groei
• Laagconjunctuur: BNP stijgt minder hard
dan trendmatige groei (recessie)
Groei
Laagconjunctuur
• Werkeloosheid
• Veel faillissementen
• Begrotingstekort overheid stijgt (meer
uitgaven, minder belastinginkomsten)
• Lage bezettingsgraad
Laagconjunctuur
• Maar ook……….
– minder kinderen geboren
– Minder echtscheidingen
– Mensen melden zich minder snel ziek bij hun
baas
– Meer winkeldiefstallen
– Rekeningen worden later betaald
– Etc…
Laagconjunctuur
• Meer zwart werk
• Meer ruilhandel
Hoe ontstaat laagconjunctuur
• Gaat vaak om vertrouwen: mensen en
bedrijven worden bang en houden hand
op de knip.
– Terroristische aanslag
– Crisis in het buitenland: buitenland besteedt
minder bij ons
– Klimaat (tsunami, tornado)
– Bankencrisis
conjunctuurklok
• Ontwikkeling van conjunctuurindicatoren
• Onderwerpen die laten zien hoe de
conjunctuur zich ontwikkelt
– Consumentenvertrouwen
– Export
– Investeringen
– Orders
– Uitzenduren
– vacatures
conjunctuurklok
• Filmpjes cbs
Conjunctuur grafisch
• Vraag- en aanbodlijn hele economie:
geaggregeerde vraag en aanbodlijn.
• Vraaglijn: wat is de vraag naar producten
van consumenten, bedrijven, overheid en
buitenland (Y = C + I + O + E – M)
• Aanbodlijn: wat is het aanbod (de
productie). Wordt bepaald door kwaliteit
en kwantiteit productiefactoren.
Conjunctuur grafisch
• Vraaglijn loopt naar beneden. Als de prijs
daalt, neemt de vraag toe
• Aanbodlijn loopt naar boven. Als de prijs
stijgt, neemt productie (aanbod) toe omdat
er meer winst kan worden gemaakt.
• Waar de aanbod- en vraaglijn snijden, is
de evenwichtsprijs en de evenwichtshoeveelheid
Conjunctuur grafisch
• Vraaglijn verschuift naar rechts (bij
dezelfde prijs meer vraag): meer
vraag/meer bestedingen bij dezelfde prijs
• B.v. meer export of meer
overheidsuitgaven
Conjunctuur grafisch
• Aanbodlijn verschuift naar rechts (bij
dezelfde prijs meer aanbod): meer aanbod
door meer productie
• Heeft te maken met kwaliteit en kwantiteit
productiefactoren
Conjunctuur grafisch
• De aanbodlijn loopt niet altijd diagonaal
naar boven.
• Op korte termijn loopt aanbodlijn
horizontaal
• Op lange termijn loopt aanbodlijn verticaal
• Dit heeft te maken met: prijsrigiditeit en
productiecapaciteit
Conjunctuur grafisch
• Op korte termijn is er vaak prijsstarheid.
• Dat komt omdat de lonen vastliggen in
CAO’s en het minimumloon.
• Bedrijven kunnen dus niet zomaar de
lonen en de prijzen verlagen/verhogen als
er minder/meer vraag is.
• Ze kunnen alleen besluiten minder of meer
te produceren.
Vier fasen(1)
• Korte termijn
• Productiecapaciteit nog niet volledig bezet
• Prijzen kunnen niet worden aangepast
vanwege prijsrigiditeit
• Als de vraag stijgt dan
– Meer productie
– Geen stijgende prijzen
Vier fasen(2)
•
•
•
•
Middellange termijn
Productiecapaciteit nog niet volledig bezet
Prijzen kunnen worden aangepast.
Als de vraag stijgt dan
– Meer productie
– Stijgende prijzen
Vier fasen(3)
•
•
•
•
Lange termijn
Productiecapaciteit nog volledig bezet
Prijzen kunnen worden aangepast.
Als de vraag stijgt dan
– Niet meer productie
– Stijgende prijzen
Vier fasen(4)
•
•
•
•
Lange termijn
Productiecapaciteit nog volledig bezet
Prijzen kunnen worden aangepast.
Als de vraag stijgt dan
– Productiecapaciteit stijgt
– Meer productie
– Stijgende prijzen
Huiswerk
• Opdracht 4.15 maken
4.15 a
• 0,2l – 2 = -0,2L +10
• 0,4l = 12
• L = 30
4.15 b ec
• Zie grafiek
• Qv = -0,2 x 30 + 10 = 4 miljoen
arbeidsjaren
4.15 d
• Bezettingsgraad =
productie/productiecapaciteit
• Productie = 4 miljoen x 40.000 = 160
miljard
• Productiecapaciteit = 200 miljar
• Bezettingsgraad = 160/200 = 80%
4.15 e
• Werkgelegenheid in arbeidsjaren is 4
miljoen
• 4 miljoen x 1665 uur = 6.660 uur
• 6.660 uur/1332 = 5 miljoen personen
• Dus op 4 miljoen hele banen, werken 5
miljoen mensen
4.15 f en g
•
•
•
•
-0,2L + 9 = 0,2l -2
-0,4l = 11
L = 27,5
(27,5 – 30)/30 x 100% = 8,33%
4.15 h
•
•
•
•
•
Bereken Qv en Qa bij 30
Qa = 0,2 x 30 – 2 = 4
Qv = -,2 x 30 + 9 = 3
Werkloosheid = 1 miljoen
Meer aanbod dan vraag
Werkgeversurplus
• in oude situatie: (4 miljoen x 20.000)/2 =
40.000.000.000
• In nieuwe situatie: (3 miljoen x 15.000)/2 =
22.500.000.000
2.15 k en l
• 5.000 x 1.000.000 = 5.000.000.000/2 =
2.500.000.000
Conjunctuurbeleid (1)
• Laagconjunctuur: veel werkeloosheid
• Overheid grijpt in door bestedingen te
stimuleren
• Door zelf als overheid veel te besteden
(O) of door belastingen te verlagen (B)
• Dit noemen we anticyclisch
conjunctuurbeleid
Conjunctuurbeleid (2)
• Daarnaast zijn er een aantal ingebouwde
stabilisatoren die ervoor zorgen dat bij
laagconjunctuur de economie niet
helemaal inzakt:
– Uitkeringen (werklozen houden inkomen)
– Progressieve belastingen (als je minder gaat
verdienen, betaal je ook minder belasting)
Huiswerk
• 4.16 t/m 4.24
Vandaag
• Se: maandag in SE week
• Vandaag: verkeersvergelijking van Fischer
Verkeersvergelijking van
Fischer
• Relatie tussen enerzijds geldhoeveelheid
en anderzijds prijzen en productie
Verkeersvergelijking van
Fischer
• M*V=P*Y
• M = maatschappelijke geldhoeveelheid
• V = omloopsnelheid van geld: hoe vaak
geld van eigenaar verandert in een
bepaalde periode.
• P = prijspijl
• Y = nationaal inkomen
Verkeersvergelijking van
Fischer
•
•
•
•
•
200 broden voor € 3 per stuk.
P * Y = goederenstroom = € 600
Maatschappelijke geldhoeveelheid = € 100
Dan is V = 6. (€ 3* 200 = € 100 * 6)
Het geld moet dus zes keer van hand tot
hand gaan om voor € 600 aan broden te
kunnen (ver)kopen
Fischer (1)
•
•
•
•
Ik heb € 1 (M)
V = 2, gaat twee keer van hand tot hand
De prijs van een dropje is € 1 (P)
De productie is 2 (elke producent 1)
Fischer (korte termijn)
• Nu stijgt M naar € 2
• V = 2 (geld gaat twee keer van hand tot
hand)
• De prijs van een dropje blijft € 1 (P).
• Productie wordt 4 (elke producent 2)
Korte termijn
•
•
•
•
•
Productie kan nog stijgen
Lage bezettingsgraad
Grens productiecapaciteit nog niet bereikt
Prijzen zijn star
Meer geld in omloop leidt tot meer
productie
Fischer (lange termijn)
• Nu stijgt M naar € 4
• V = 2 (geld gaat twee keer van hand tot
hand)
• Productie blijft 4 want we kunnen niet
meer dan vier maken
• De prijs van een dropje wordt € 2 (P).
Lange termijn
•
•
•
•
Productie kan niet meer stijgen
Grens productiecapaciteit is bereikt
Prijzen kunnen veranderen.
Meer geld in omloop leidt tot hogere
prijzen
Fisher en vraagcurve
• Vergelijk Fischer met korte en lange
termijn geaggregeerde vraagcurve.
Omloopsnelheid
• In model is die constant. In het echt niet
helemaal
Download