Pediatrische luchtweg Inhoudsopgave Inleiding pagina 2 1 Ziekte, patiënt en zorg Pathologie Patiëntenpopulatie Diagnostiek en behandeling 3 2 Zorg voor de luchtweg in Nederland Eerste en tweede lijn Derde en vierde lijn 7 3 Zorg voor de luchtweg in het Erasmus MC Sophia Geschiedenis Huidige situatie Endoscopie van de luchtwegen Chirurgische behandeling Patiënten met een tracheostoma Slikproblemen 9 4 Regionaal en nationaal perspectief 15 5 Verspreiding en vergroting van kennis 16 6 Toekomstvisie 18 7 Publicaties 20 1 Pediatrische luchtweg Inleiding. De factsheet Pediatrische Luchtweg biedt een overzicht van de zorg die de afdeling KNOheelkunde in het Erasmus MC Sophia geeft aan kinderen met bovenste luchtwegpathologie, beschrijft de samenwerking in multidisciplinaire verbanden, de organisatie van deze zorg in Nederland, en geeft een visie op de toekomst. De factsheet is bedoeld voor partijen binnen en buiten het Erasmus MC, zoals zorgverzekeraars en andere instellingen betrokken bij de gezondheidszorg in Nederland. Pediatrische bovenste luchtwegpathologie omvat aangeboren en verworven afwijkingen van de neus, mond, pharynx, larynx en trachea. Hierbij betrokken functies zijn onder meer ademhaling, stem, voeding en slikken. De KNO-afdeling in het Erasmus MC Sophia beschouwt de zorg voor de luchtweg als een zeer belangrijk deel van haar taak vanwege de omvang en het belang ervan voor deze patiëntengroep. De zorg is bij uitstek multidisciplinair van karakter en wordt geleverd in nauwe samenwerking met kinderarts-intensivist, anesthesist, thoraxchirurg, kinderchirurg, kaakchirurg, plastisch chirurg, kinderarts-pulmonoloog, logopedisten en gespecialiseerde verpleegkundigen. De Intensive Care afdelingen ICK (kinderen) en ICN (neonaten) in het Sophia behoren tot de grootste in West-Europa. Hierdoor, en door de lange traditie van behandeling van luchtwegobstructie die superspecialistische kennis en ervaring vereist, is de KNO-afdeling van het Erasmus MC Sophia uitgegroeid tot het landelijk verwijscentrum voor de diagnostiek en behandeling van luchtwegpathologie bij kinderen. Figuur 1. Starre endoscopie van de luchtweg. 2 Pediatrische luchtweg 1 Ziekte, patiënt en zorg. Pathologie. De vele vormen van luchtwegpathologie kunnen op verschillende manieren worden ingedeeld: naar frequentie van voorkomen, aard van de pathologie, anatomische regio, etc. De luchtweg bestaat uit neus, mond, pharynx, larynx, trachea en bronchiaalboom. Anatomische afwijkingen of functiestoornissen in deze organen leiden vaak tot ademhalingsproblemen zoals stridor, benauwdheid, snurken en intrekkingen, maar ook tot heesheid of moeizame voeding en slikstoornissen. Bij pasgeborenen komen vooral congenitale aandoeningen voor, zoals apertura piriformis stenose (benige obstructie van de neus), craniofaciale malformatie, laryngomalacie, stembandverlamming, subglottisch hemangioom, lymfangioom. De symptomen hiervan variëren met de lokalisatie van de obstructie: neusobstructie leidt tot ernstige onrust (het is voor een pasgeborene vrijwel onmogelijk om door de mond adem te halen) en een snuivende inademing, pharynxobstructie geeft een houdingsafhankelijke belemmering van de ademhaling vooral tijdens de slaap, larynxpathologie kan naast obstructieklachten, gekenmerkt door inspiratoire stridor, gepaard gaan met heesheid, afonie en verslikken. Intubatieletsel, en als laat gevolg daarvan larynxstenose, is een complicatie van langdurige intubatie en beademing, vaak bij prematuren, maar ook bij pasgeborenen en oudere kinderen met vaak complexe aandoeningen die langdurig moeten worden beademd. Door littekenweefsel kan de luchtweg, vrijwel altijd op het niveau van de glottis of subglottis, vernauwd raken, soms zo ernstig dat passage van lucht tekort gaat schieten. Een tracheotomie gevolgd door een laryngeale operatie is dan vaak niet te vermijden. Minder ernstige gevallen kunnen endoscopisch worden behandeld. Figuur 2. Ernstige circulaire subglottische stenose als complicatie van langdurige intubatie. Bij oudere kinderen zien we meer adenotonsillaire hypertrofie, laryngeale infecties, aspiratie van een corpus alienum, obstructief slaapapneu syndroom (OSAS) en zeldzamer, stapelingsziekten en tumoren. 3 Pediatrische luchtweg Neus Larynx Trachea, bronchiaalboom Cheilognathopalatoschisis Apertura piriformis stenose Septumdeviatie Hemangioom Cyste nasaal Meningoencephalocele Choanaal atresie Laryngomalacie Tracheomalacie Stembandparalyse Tracheo-oesophageale fistel Glottisch web Vasculaire compressie Larynx cleft Compressie tgv tumor Laryngocèle Congenitale tracheastenose Sacculuscyste Tracheostoma afwijkingen Subglottisch hemangioom Bacteriële tracheitis Larynxpapillomen Corpus alienum aspiratie Mond, pharynx Intubatieletsel (stenose) Bronchomalacie Congenitale larynxstenose Mondbodemcyste (ranula) Laryngitis subglottica Craniofaciale malformatie Epiglottitis Macroglossie Corpus alienum aspiratie Mucopolysaccharidose Maligne en benigne tumoren Lymfangioom (hygroma colli) Laryngospasme Adenotonsillaire hypertrofie Pharyngeaal abces Valleculacyste Tabel 1. Luchtwegaandoeningen gerangschikt naar anatomische regio. Patiëntenpopulatie Een grote meerderheid van de patiëntenpopulatie, die de KNO (mede)behandelt vanwege luchtwegaandoeningen, betreft pasgeborenen, voor een deel prematuren en dysmaturen. Bij deze kinderen is vaak sprake van cardiopulmonale of gastro-intestinale aandoeningen, congenitale anatomische afwijkingen, syndromen of andere complexe pathologie, waarvoor behandeling door meerdere specialismen nodig is, vrijwel altijd op een intensive care afdeling. Ondersteuning van functies als ademhaling, meestal door middel van beademing via een endotracheale tube, en voeding is hierbij essentieel. De KNO-afdeling heeft een belangrijke taak bij de diagnostiek en behandeling van deze congenitale of soms ook verworven luchtwegaandoeningen en in mindere mate ook bij voedingsstoornissen. Endoscopie van de luchtweg speelt hierbij een zeer voorname rol. In veel gevallen blijft medische zorg ook op latere leeftijd voor deze kinderen geïndiceerd. Figuur 3 geeft een overzicht van de leeftijden van de kinderen die in 2011 endoscopie van de luchtweg ondergingen in het Erasmus MC Sophia. Het betreft vooral jonge kinderen: 47% is jonger dan een jaar, 15% zelfs jonger dan een maand. Jongetjes vormen met 57% de meerderheid (m : v = 134 : 101). 4 Pediatrische luchtweg Figuur 3. Leeftijden van de kinderen die in 2011 endoscopie van de luchtweg ondergingen in het Erasmus MC Sophia; weergegeven zijn de aantallen endoscopieën per leeftijdscategorie in jaren (grotere grafiek) en in maanden van het eerste levensjaar (kleinere grafiek). Diagnostiek en behandeling. Diagnostiek van luchtwegobstructie betekent allereerst observatie van de ademhaling en de daarvoor nodige ademarbeid om de ernst van de obstructie en de mate van urgentie te bepalen. Vervolgens moet de lokalisatie en aard van de obstructie worden bepaald. Het hiervoor bij uitstek geschikte diagnosticum is endoscopie, star en meestal ook flexibel, bij kinderen vrijwel altijd in narcose. Beeldvorming als CT en MRI is vaak geïndiceerd bij nasale, pharyngeale en tracheale en minder bij laryngeale afwijkingen. Een bijzondere vorm van diagnostiek is polysomnografie, waarmee bij OSAS de aantallen en de aard en ernst van de apneus tijdens de slaap kunnen worden bepaald. De resultaten van polysomnografie zijn van doorslaggevend belang bij de beslissing al dan niet te behandelen. Therapie van luchtwegobstructie is zeer divers en hangt sterk af van de aandoening, de ernst ervan en de lokalisatie. Mogelijke vormen van behandeling zijn intubatie, tracheotomie, soms met spoed, endoscopische nasale operaties, adenotonsillectomie, endoscopische (micro)chirurgie, excisie, dilateren, lokale toediening van medicamenten, verwijderen van een corpus alienum, systemische medicamenteuze behandeling en uitwendige chirurgie van larynx of trachea. Chirurgische behandeling is vaak complex en multidisciplinair, vereist speciale bekwaamheid en bijzonder, vaak kostbaar instrumentarium. Postoperatieve zorg op een intensive care afdeling voor kinderen is in veel gevallen noodzakelijk vanwege het levensbedreigend karakter van een luchtwegobstructie. 5 Pediatrische luchtweg Figuur 4. Intensive care kinderen in het Erasmus MC Sophia. Behandeling van luchtwegpathologie kan langdurig en intensief zijn, en leidt niet in alle gevallen tot een volledig normale luchtweg. Functies als stem en slikken kunnen door de onderliggende aandoening of door ongewenste bijwerking van de behandeling gestoord raken, wat gespecialiseerde logopedische diagnostiek en behandeling noodzakelijk maakt. 6 Pediatrische luchtweg 2 Zorg voor de luchtweg in Nederland. Eerste en tweede lijn. De eerste- en tweedelijnszorg spelen een belangrijke rol in de eerste opvang en behandeling van luchtwegobstructie bij pasgeborenen, bij acute infectieuze of accidentele obstructie en bij verworven chronische obstructie, wat vooral peuters en kleuters betreft. Kinderen met congenitale luchtwegafwijkingen kunnen zich direct na de geboorte of later in het eerste levensjaar in alle Nederlandse ziekenhuizen presenteren, meestal bij een kinderarts. De diagnostische mogelijkheden van een geconsulteerde tweedelijns KNO-arts zijn beperkt tot fiberscopie van neus, pharynx en larynxingang bij een wakker kind, waarmee voornamelijk oriënterend onderzoek mogelijk is. Wanneer de diagnose onduidelijk is, de klachten ernstig zijn of verergeren, wat vaak het geval is, worden deze kinderen verwezen naar een academisch ziekenhuis, waar specialistische kennis, bijzonder instrumentarium, en op kinderen toegesneden anesthesie en intensieve zorg aanwezig zijn. De opvang en behandeling van acute luchtwegobstructie wordt verricht door de huisarts of in ernstiger gevallen door de Spoedeisende Hulp van algemene ziekenhuizen. Hierbij moeten we denken aan laryngitis subglottica, epiglottitis, tracheitis en corpus alienum aspiratie, ziekten die vooral bij peuters en kleuters voorkomen. Onmiddellijk veilig stellen van de luchtweg is dan van het grootste belang. Betrokken specialisten zijn anesthesist, kinderarts en zo nodig ook KNO-arts. Een veel voorkomende vorm van chronische luchtwegobstructie vooral bij kleuters is adenotonsillaire hypertrofie. Diagnostiek en behandeling hiervan vindt plaats in algemene ziekenhuizen, alleen een minderheid van gecompliceerde, met craniofaciale afwijkingen of ernstig obstructief slaapapneu syndroom (OSAS) gepaard gaande gevallen, worden verwezen naar een academisch ziekenhuis. Derde en vierde lijn. Pasgeborenen met luchtwegobstructie worden, met uitzondering van mild verlopende gevallen van laryngomalacie, vrijwel altijd naar een academisch ziekenhuis verwezen voor diagnostiek en behandeling. Ook oudere kinderen met ernstige obstructie of met een onduidelijke diagnose, worden niet in de tweede maar in de derde lijn behandeld. Daarnaast kan luchtwegobstructie een gevolg zijn van langdurige intubatie bij complexe medische behandelingen, gegeven aan kinderen in een intensive care afdeling van een academisch ziekenhuis. In enkele academische ziekenhuizen met grote pediatrische intensive care afdelingen zijn daardoor de voorwaarden ontstaan om de vereiste medische zorg te bieden aan deze groep kinderen. In de academische ziekenhuizen van Rotterdam en Utrecht zijn pediatrische KNO-artsen werkzaam. Zij behandelen uitsluitend kinderen, terwijl in de andere academische centra in Nederland kinderen worden behandeld door KNO-artsen die ook zorg aan volwassenen als aandachtsgebied hebben. Instrumentarium voor starre scopie en microlarynxchirurgie in de voor kinderen nodige verschillende maten wordt vrijwel alleen in academische ziekenhuizen en in een enkel perifeer ziekenhuis regelmatig gebruikt. Naast starre endoscopen zijn ook (dure) flexibele laryngoscopen en bronchoscopen in meerdere kindermaten nodig. Endoscopische KNO-ingrepen zoals openen van een choanaal atresie of endolaryngeale operaties, en grote complexe uitwendige chirurgie van larynxstenose, tracheastenose, laryngotracheo-oesophageale cleft, lymfangiomen, worden uitsluitend in academische 7 Pediatrische luchtweg ziekenhuizen verricht. De KNO afdeling van het Erasmus MC Sophia heeft hierbij een landelijke topreferentiefunctie. Ook tracheotomie bij een jong kind vindt in principe alleen in een academisch ziekenhuis plaats, omdat elders de bekwaamheid en het juiste instrumentarium, en ook de mogelijkheid van bewaking na de operatie, ontbreekt. Kinderen met een permanent tracheostoma worden, na ontslag uit het ziekenhuis, in de meeste gevallen thuis verzorgd door de ouders. De intensive care afdeling van het Erasmus MC Sophia geeft ouders onderricht in deze zorg, en biedt samen met de KNO-afdeling transmurale zorg aan deze groep kinderen. De behandeling van bovenste luchtwegpathologie is vrijwel altijd multidisciplinair, de kinderintensive care afdeling speelt hierin een belangrijke centrale rol. Andere essentiële disciplines naast de KNO, zijn de anesthesie en de thoraxchirurgie. Een jong kind met een bedreigde luchtweg in narcose brengen, vereist speciale anesthesiologische bekwaamheid, die in academische ziekenhuizen gewaarborgd is. Trachea-aandoeningen zoals tracheastenose, vasculaire compressie of tracheooesophageale cleft, vereisen behandeling door een thoraxchirurg, die ervaren is in tracheachirurgie bij kinderen. In een aantal gevallen is daarbij extracorporele membraanoxygenatie (ECMO) nodig, een voorziening die slechts in enkele academische centra, waaronder Erasmus MC Sophia, aanwezig is. Craniofaciale malformaties gaan vaak gepaard met obstructie van het bovenste deel van de luchtweg. Behandeling ervan is in handen van plastisch chirurg, kaakchirurg, neurochirurg, KNO-arts en kinderarts-intensivist. Voor syndromale craniosynostose met OSAS is in een landelijke richtlijn vastgelegd dat de zorg in het Erasmus MC Sophia plaats vindt. Ook met de kinderchirurg en de kinderarts-pulmonoloog is intensieve samenwerking nodig, bijvoorbeeld bij oesophagusatresie, tracheo-oesophageale fistels, lymfangiomen, tracheomalacie, bronchomalacie. Behandeling van deze ernstige luchtwegaandoeningen moet in een academisch centrum plaatsvinden vanwege de ernst en de betrekkelijke zeldzaamheid ervan, de noodzakelijke superspecialistische bekwaamheid, multidisciplinaire zorg en het bijzondere instrumentarium. In Nederland wordt dan ook sinds enkele tientallen jaren de zorg voor kinderen met meer complexe luchtwegaandoeningen geconcentreerd in academische ziekenhuizen. Wat betreft de grotere luchtwegchirurgie is het Erasmus MC Sophia uitgegroeid tot landelijk vierdelijns verwijscentrum. 8 Pediatrische luchtweg 3 Zorg voor de luchtweg in het Erasmus MC Sophia. Geschiedenis. Starre endoscopie van de luchtwegen wordt in het Sophia Kinderziekenhuis sinds de jaren ’60 verricht, flexibele endoscopie vanaf de introductie daarvan in de jaren ’80. Behandeling van larynxstenose, vaak een gevolg van de toen geïntroduceerde langdurige intubatie bij prematuren en andere pasgeborenen, begon in dezelfde periode. Deze littekenstenosen werden aanvankelijk behandeld door middel van dilatatie en langdurige intubatie. Later werd steeds vaker voor een chirurgische benadering gekozen, bestaande uit verwijding van het larynxskelet gevolgd door maandenlang spalken van de luchtweg. In de jaren ’90 werden nieuwe operatietechnieken geïntroduceerd: de laryngotracheale reconstructie (LTR), waarbij kraakbeengrafts in het larynxskelet worden geplaatst, en de cricotracheale resectie (CTR) waarbij het vernauwde deel van de larynx wordt gereseceerd. Dit leidde tot verkorten van de duur van de nabehandeling van een aantal maanden tot een aantal dagen. Door de steeds beter wordende kwaliteit van het starre en flexibele endoscopieinstrumentarium namen de mogelijkheden om verschillende vormen van luchtwegpathologie te diagnosticeren en te behandelen, en daarmee de verwijzingen, sterk toe. Endoscopische chirurgie, zoals microlarynxchirurgie, werd mogelijk door speciaal laryngoscopie-instrumentarium en verbeterde anesthesietechnieken. Huidige situatie. Het Erasmus MC Sophia werd het vierdelijns verwijscentrum voor complexe larynx- en tracheachirurgie omdat de noodzakelijke expertise bij de KNO-artsen, maar ook bij anesthesisten, kinderarts-intensivisten, thoraxchirurgen, IC verpleegkundigen en OKpersoneel aanwezig is. Daarnaast is het Erasmus MC Sophia het landelijk verwijscentrum voor kinderen met craniofaciale malformatie (Plastische Chirurgie en Kaakchirurgie), voor metabole ziekten zoals mucopolysaccharidosis (kindergeneeskunde) en voor ernstig obstructief slaap apneu syndroom (IC-kindergeneeskunde). Bij al deze aandoeningen is sprake van luchtwegobstructie waarvoor inbreng van de KNO-afdeling, klinisch en poliklinisch, nodig is. Een aantal kinderen met luchtwegaandoeningen wordt poliklinisch gezien, voor maar ook na klinische behandeling. Veel kinderen met luchtwegproblemen worden echter vanwege de ernst van de problematiek direct opgenomen op een IC afdeling, of de KNO wordt bij de behandeling van al langer opgenomen kinderen betrokken. De KNO-artsen bezoeken dagelijks een wisselend aantal kinderen opgenomen op de IC afdeling of elders in het ziekenhuis, en nemen deel aan multidisciplinair overleg met andere behandelaars. (Tabel 2) Polikliniek 1ste consult luchtweg Polikliniek vervolgconsult luchtweg Klinische consulten, incl. dagelijkse visite IC (schatting) 2011 72 230 950 2012 62 277 950 Telefonisch overleg met verwijzer i.v.m. luchtweg in januari 2011 20 Tabel 2. Poliklinische zorg m.b.t. luchtwegpathologie in 2011 en 2012 in Erasmus MC Sophia. 9 Pediatrische luchtweg Endoscopie van de luchtwegen. Endoscopie van de luchtwegen is veruit het belangrijkste middel om bij luchtwegaandoeningen tot een diagnose te komen, de aard en lokalisatie van de aandoening te bepalen, en om het resultaat van behandeling te beoordelen. De indicaties voor de scopie, de bevindingen en ook de endoscopische (chirurgische) handelingen geven een goed beeld van de zorg die de afdeling KNO op dit gebied levert. (Tabel 3) 2011 235 2012 249 Indicaties Stridor Benauwdheid (incl. beademingsproblemen) Slikproblemen (aspiratie) Corpus alienum aspiratie Stemproblemen 58 20 18 13 6 52 48 10 18 9 Bevindingen Larynxstenose Intubatieletsel larynx (o.a. granulaties) Stembandparalyse Laryngomalacie Tracheomalacie (incl. vasculaire compressie) Hemangioom larynx Tracheastenose 36 22 21 16 13 4 5 35 9 16 16 38 2 3 Aantal endoscopieën in narcose Endoscopische handelingen Injecties (Mitomycine, DepoMedrol, Cidofovir) 11 11 Corpus alienum extractie 9 12 Dilateren littekenstenose 6 2 Ex-/incisie granulatie, cyste, litteken 6 10 Larynxpapillomen extractie 2 4 Endoscopisch sluiten larynxcleft 1 3 Tabel 3. Endoscopie van de luchtweg in narcose door de afdeling KNO verricht in Erasmus MC Sophia in 2011 en 2012; enkele indicaties, bevindingen, endoscopische handelingen. Chirurgische behandeling. De belangrijkste indicaties voor uitwendige chirurgische ingrepen zijn verworven en congenitale larynxstenose, tracheastenose en laryngo-tracheo-oesophageale cleft. Voor larynxstenose komen in principe twee operaties in aanmerking. Laryngotracheale reconstructie (LTR) met ribkraakinterpositie anterieur en posterieur in het larynxskelet, gevolgd door intubatie gedurende enkele dagen, of bij ernstiger gevallen plaatsen van een larynxstent en handhaven van het tracheostoma. De andere operatie is de cricotracheale resectie (CTR), waarbij het stenotische segment wordt verwijderd. Ook bij deze ingreep kan interpositie van kraakbeen plaatsvinden. De nabehandeling bestaat uit intubatie of gebruik van een larynxstent. Bij beide ingrepen is intensieve nabehandeling noodzakelijk, waarbij de kinderarts-intensivist en IC-verpleegkundigen een zeer belangrijke rol spelen. 10 Pediatrische luchtweg Tracheastenosen worden door de thoraxchirurg behandeld met partiële resectie of vaker met “slide tracheoplasty”. Bij deze operaties wordt het stenotische tracheasegment verwijderd of wordt een vorm van tracheareconstructie verricht met als resultaat verwijding van het lumen. De rol van de KNO hierbij is endoscopische diagnostiek en soms endoscopische ingrepen zoals verwijderen van een granuloom. In een aantal gevallen is tijdens deze thoraxchirurgische ingreep cardiopulmonary bypass nodig en soms pre- of postoperatief extracorporele membraan oxygenatie (ECMO) als overbrugging van perioden van respiratoire insufficientie. Beide vormen van behandeling zijn in het Erasmus MC Sophia en het thoraxcentrum sinds jaren aanwezig. Bij een laryngo-tracheo-oesophageale cleft ontbreekt de achterwand van de larynx en Figuur 5. Larynxreconstructie. trachea over een deel of de gehele lengte van de larynx en trachea. Bij deze aangeboren afwijking is daardoor sprake van een open verbinding tussen de luchtweg en de voedselweg. Chirurgische correctie hiervan houdt in sluiting van de achterwand van de luchtweg (en daarmee sluiten van de voorwand van de slokdarm). Bij clefts, die zich beperken tot de larynx, is endoscopisch sluiten door de KNO-arts mogelijk, maar ernstiger vormen worden behandeld door thoraxchirurg en KNO-arts via een uitwendige benadering (thoracotomie). Kaak- en plastisch chirurgische ingrepen aan de maxilla of mandibula bij craniofaciale malformatie hebben naast functionele en cosmetische indicatie ook als belangrijk doel de geobstrueerde bovenste luchtweg te verwijden. De KNO-arts is betrokken bij pre- en postoperatieve diagnostiek van deze patiëntengroep. 11 Pediatrische luchtweg Figuur 6. Intraoperatief zicht op het larynxlumen, de larynx is in de mediaanlijn geopend. Bij veel luchtwegaandoeningen die met obstructie gepaard gaan is een tracheotomie onontbeerlijk. Bij een verwacht langdurige obstructie van de larynx en ook van de trachea kan een tracheostoma de functie van de luchtweg veilig stellen. 2011 2012 Laryngotracheale reconstructie (LTR) 9 5 Cricotracheale resectie (CTR) 2 0 Larynxstent wissel 14 0 Tracheotomie 24 12 LTE cleft sluiten ( via thoracotomie) 0 0 Tracheastenose (thoraxchirurg) 3 ? Aortopexie 4 2 Maxilla / mandibula distractie (kaakchirurg) 5 8 Tabel 4. Aantallen chirurgische ingrepen aan de luchtweg verricht in het Erasmus MC Sophia in 2011 en 2012. Patiënten met een langdurig tracheostoma. Niet alle vormen van luchtwegobstructie kunnen onmiddellijk worden opgeheven, Sommige behandelingen nemen veel tijd in beslag, intubatieletsel moet “uitrijpen” voordat een operatie mogelijk is, soms kan gewacht worden op spontaan herstel, wat maanden of langer kan duren en helaas, niet alle behandelingen zijn succesvol. Voor deze groep kinderen biedt een langdurig tracheostoma een oplossing. Maar een tracheostoma is niet zonder risico’s. 12 Pediatrische luchtweg Een tracheacanule kan uit het tracheostoma losraken of geobstrueerd worden door slijm, wat levensbedreigend is. Dit maakt permanente monitoring en bewaking door IC verpleegkundigen nodig. In het Erasmus MC Sophia wordt gestreefd naar verzorging en bewaking van deze kinderen door de ouders thuis. Gespecialiseerde IC verpleegkundigen en artsen geven ouders hierin onderricht. Ook na ontslag blijft intensief contact tussen ouders en de IC verpleegkundigen bestaan. Deze verpleegkundigen bezoeken de familie thuis, geven adviezen en zijn telefonisch of via e-mail voor de ouders bereikbaar. Daarnaast worden de kinderen ten minste één maal per jaar poliklinisch gezien door de IC verpleegkundige, kinderarts-intensivist, KNO-arts, en maatschappelijk werkende. Het aantal wisselt doorgaans tussen 25 en 35, naar schatting meer dan de helft van de Nederlandse populatie. Tabel 5 toont de aantallen transmurale zorg patiënten in augustus 2011 en 2012. Figuur 7. Kind met tracheostoma in een huiselijke omgeving. (Afgedrukt met toestemming van de ouders) Slikproblemen. Kinderen met een aandoening van de luchtwegen kunnen door meerdere oorzaken problemen met eten en drinken (vooral verslikken) ontwikkelen. Er kan sprake zijn van een onvoldoende coördinatie tussen zuigen, slikken en ademen (openen en sluiten van de larynxingang). Dit komt veel voor bij prematuren door op die leeftijd nog ontoereikende neurologische rijping, maar ook bij zuigelingen in een slechte conditie. Kinderen die enige tijd niet oraal worden gevoed, of kinderen die veel onaangename prikkels in de mond en keel te verwerken krijgen (sonde, tube, pleisters, uitzuigen), kunnen overgevoelig worden in dat gebied, met als gevolg een verstoorde zuig- en slikfunctie. Andere mogelijke oorzaken van eet- en drinkproblematiek zijn van neurologische (zowel sensorisch als motorisch) of anatomische aard: cerebrale paralyse, spierziekte, palatoschisis, oesophagusatresie, larynxcleft. De aanwezigheid van een tracheostoma of een 13 Pediatrische luchtweg endotracheale tube leidt tot mechanische bezwaren waardoor een grotere kans op verslikken bestaat. Logopedisten, gespecialiseerd in de behandeling van eet- en drinkproblemen, kunnen onderzoek doen bij deze kinderen en therapeutische adviezen geven. Tabel 5 toont de aantallen eerste behandelingen op de IC-afdelingen in 2011 en 2012. 2011 2012 Tracheostomapatiënten thuis in transmurale zorg (peildatum aug.) 26 28 Eerste consulten bij patiënten met eet- drinkproblematiek op de IC 26 51 Tabel 5. Aantallen patiënten thuis met een tracheostoma en patiënten met klinische logopedische behandeling voor eet- drinkproblemen. 14 Pediatrische luchtweg 4 Regionaal en nationaal perspectief. De meeste kinderen met luchtwegaandoeningen ondergaan endoscopie in narcose, een ingreep die geconcentreerd is in academische ziekenhuizen. De woonplaats van deze kinderen geeft inzicht in het verwijspatroon. Tabel 6 laat zien dat 41% van de endoscopieën in het Erasmus MC Sophia in 2011 werd uitgevoerd bij kinderen afkomstig van buiten ZuidHolland. Verwijzers zijn kinderartsen, intensivisten, KNO-artsen en huisartsen. Zuid-Holland Noord-Brabant Zeeland Overijsel Noord-Holland Gelderland Limburg Groningen Drenthe Duitsland 2011 137 26 18 15 13 8 7 6 2 1 Tabel 6. Regionale verwijzing per provincie. Woonplaatsen van 233 kinderen die in 2011 endoscopie van de luchtweg ondergingen in het Erasmus MC Sophia. Larynxstenose. Wat betreft larynxstenosen speelt het Erasmus MC Sophia nog meer uitgesproken dan voor endoscopie, een rol als nationaal verwijscentrum. Kinderen met deze aandoening zijn verwezen uit academische ziekenhuizen van Leiden, Amsterdam, Groningen, Nijmegen, Maastricht en Utrecht. De kaart toont ter illustratie hiervan de woonplaatsen van de kinderen met een larynxstenose, die in een periode van 15 jaren chirurgisch werd behandeld in het Erasmus Sophia. (figuur 8) Figuur 8. Woonplaatsen van patiënten die in de periode 1995 tot 2010 in het Erasmus MC Sophia chirurgisch werden behandeld voor larynxstenose d.m.v. laryngotracheale reconstructie of cricotracheale resectie 15 Pediatrische luchtweg 5 Verspreiding en vergroting van kennis. Toekomstige KNO-artsen maken tijdens hun opleidingsstage in het Erasmus MC Sophia uitvoerig kennis met luchtwegpathologie en worden getraind in de behandeling ervan. Ook OK-verpleegkundigen, IC- en andere verpleegkundigen en medische studenten krijgen hierin onderricht. De KNO-artsen en AIOS van het Erasmus MC Sophia verzorgen regelmatig presentaties voor andere KNO-artsen, kinderartsen, en anesthesisten in de regio en in Nederland. Verder organiseert de KNO-afdeling endoscopiecursussen voor KNO-artsen en cursussen opvang van een acuut benauwd kind voor teams van KNO-arts, anesthesist, kinderarts, OK-assistent en anesthesie-verpleegkundige. Internationale congressen en endoscopiecursussen. KNO-artsen waren (mede)organisator of lid van de Faculty van Endoscopie-cursussen in Lyon, Rotterdam, London, San Diego (meerdere malen), Riyad in Saoedi Arabië (meerdere malen) en Muscat in Oman. Figuur 9. Hands on endoscopiecursus in Oman. De KNO-artsen waren lid van het organiserend comité van congressen van de European Society of Pediatric Otorhinolaryngology (ESPO) in Amsterdam in 2012 en Rotterdam in 1994 en lid van de scientific committees van vele ESPO congressen. De Nederlands Vlaamse Werkgroep Pediatrische Otorhinolaryngologie (NVWPO), die jaarlijks conferenties voor KNOartsen in Nederland en België organiseert, werd in 1992 in Rotterdam opgericht. 16 Pediatrische luchtweg Richtlijnen De Rotterdamse KNO-afdeling was betrokken bij de ontwikkeling van de volgende landelijke richtlijnen: Zorg voor een kind met een tracheacanule (2007). Behandeling en zorg voor Craniosynostose (2010). Obstructief Slaap Apneu Syndroom bij kinderen (2013). Wetenschap Huidige en recente wetenschappelijke projecten op het gebied van luchtwegpathologie betreffen patiënt-gebonden en experimenteel onderzoek zijn: Erasmus MC Sophia - Follow-up of infants and children surgically treated for an acquired laryngeal stenosis after endotracheal intubation (KNO Sophia). - Analyse van stridorgeluid en studie van luchtstromen in een luchtwegmodel (samenwerking van KNO Sophia en afdeling Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek van de TU Delft). - Endoscopic Evaluation of the Paediatric Airway after Prolonged Tracheal Intubation (PAAPI); onderzoek van endoscopische afwijkingen in de luchtweg na intubatie. (samenwerking van de afdelingen kinder-anaesthesia in Zürich en andere klinieken in Zwitserland, Duitsland en Engeland met de afdelingen anesthesiologie en KNO Sophia). - Obstructive sleep apnea in children with craniofacial malformation (Plastische chirurgie, Kaakchirurgie, KNO, Pediatrie, Sophia). Laboratorium Tissue engineering of Cartilage and Mucosa - A novel approach to stimulate cartilage repair: targeting collagen turnover (funded by the Dutch Arthritis Association) - Fine-tuning cartilage differentiation: controlled engineering of cartilage (funded by the Dutch Program for Tissue Engineering, STW) - Tissue engineering endochondral ossification (funded by EU Marie Curie grant) 2013-2017 2011-2015 2007-2012 2005-2010 2000-2004 Erasmus MC Grant: Revitalizing decellularized cartilage grafts with chondrogenic stem cells; 150KEuro Ministry of Education, Culture and Science and Ministry of Economic Affairs, Bsik4 programme: “Netherlands institute of Regenerative Medicine”, Stem cells in cartilage tissue regeneration (part of large consortium coordinators Dzierzak&Bank); 420kEuro Ministry of Education, Culture and Science and Ministry of Economic Affairs, Translational Regenerative Medicine: Cartilage regeneration: intervening to change the continuum (part of SmartMix proposal coordinator van Blitterswijk); 1062 kEuro (co-PI with Weinans) Ministry of Education, Culture and Science and Ministry of Economic Affairs, Bsik3 programme: “Dutch Platform for Tissue engineering” Cartilage Tissue engineering (part of consortium coordinators Feijen & Bank); 543 kEuro Senter, Dutch Ministry of Economic Affairs: Novel cell sources for cartilage tissue engineering; 400 kEuro (co-PI with Riesle, Bulstra) Proefschriften en publicaties (zie literatuurlijst, hoofdstuk 7). 17 Pediatrische luchtweg 6 Toekomstvisie, naar verdere normering? De zorg voor kinderen met luchtwegpathologie, diagnostiek en therapie van luchtwegobstructie bij pasgeborenen, congenitale en verworven afwijkingen zoals intubatieletsel, ook bij oudere kinderen, obstructie bij craniofaciale malformatie, syndromen, tumoren, en zeldzame aandoeningen, blijft de taak van academische ziekenhuizen, omdat superspecialistische kennis, multidisciplinaire aanpak en bijzonder instrumentarium daar aanwezig zijn. Verdere voorwaarden om deze zorg verantwoord uit te oefenen zijn een cultuur van veiligheid met in protocollen vastgelegde procedures, waaronder registratie en bespreking van complicaties, en gestructureerd onderricht aan alle betrokkenen. Essentieel is ook voldoende toegang tot het OK-programma, ruimte om kinderen op de IC, ook acuut, te kunnen opnemen, en financiële mogelijkheden om onder andere het instrumentarium steeds te vernieuwen. Alle academische ziekenhuizen moeten in staat zijn de nodige diagnostiek te bieden, en een groot deel van de behandelingen voor hun rekening te nemen. Voor een aantal vormen van therapie kan verwijzing naar een daarin gespecialiseerd academisch topreferentiecentrum plaats vinden. Concentratie van zorg voor relatief zeldzame aandoeningen, zoals larynxstenose (naar schatting 10-12 grote chirurgische ingrepen per jaar in Nederland), tracheastenose (4-5), tracheo-oesophageale cleft (<2), zou dan ook moeten worden geformaliseerd. Kwaliteitseisen die aan een dergelijk centrum kunnen worden gesteld, zijn vermeld in tabel 7. Pediatrisch KNO-arts Pediatrisch anesthesist Kinderarts-intensivist Thoraxchirurg Kinderchirurg Craniofaciaal chirurg (plastisch chirurg, kaakchirurg) Kinderarts-pulmonoloog Gespecialiseerde logopedie (voeding, slikken, stem) Instrumentarium starre en flexibele endoscopie, microlaryngoscopie, microdebrider Pediatrische Intensive Care afdeling Pediatrische operatieafdeling Infrastructuur zorg voor kind met tracheostoma Polysomnografie voor kinderen Tabel 7. Kwaliteitsindicatoren voor een academisch topreferentiecentrum luchtwegpathologie bij kinderen. De specialistische en multidisciplinaire expertise kan per instituut in een formeel samenwerkingsverband worden gebundeld om zorg op een hoog niveau te kunnen blijven leveren. Een voorbeeld van een dergelijk verband is het kinderthoraxcentrum in het Erasmus MC Sophia, waarbinnen specialisten op het gebied van luchtweg en hart en vaatstelsel samenwerken. Bij de superspecialistische zorg, die nodig is voor kinderen met luchtwegpathologie, is internationale oriëntatie een voorwaarde om kennis te nemen van nieuwe ontwikkelingen. Ook bieden internationale contacten meer mogelijkheden om samen te werken aan wetenschappelijke projecten. 18 Pediatrische luchtweg Starre endoscopie van de luchtweg wordt vrijwel alleen in academische ziekenhuizen verricht en onderricht. KNO-artsen komen daardoor na hun opleiding nog nauwelijks in aanraking met starre scopie, die echter juist in de tweede lijn een uitstekend hulpmiddel is bij de behandeling van een benauwd kind. KNO-artsen in algemene ziekenhuizen moeten daarom blijven beschikken over een beperkt star endoscopie-instrumentarium om jonge kinderen in noodsituaties te kunnen intuberen of om een geaspireerd voorwerp uit de luchtweg te verwijderen. Het is aan te bevelen om vanuit de academische ziekenhuizen toekomstige KNO-artsen tijdens hun opleiding te blijven onderrichten, en na afronding ervan, na te scholen in starre endoscopie. Het Erasmus MC Sophia is bij uitstek geschikt als topreferentiecentrum op het gebied van luchtwegpathologie, vanwege de aanwezigheid van de noodzakelijke expertise op alle nodige gebieden, de grote ervaring bij de betrokken specialismen, de aanwezige infrastructuur en de in de praktijk van de laatste jaren gegroeide situatie. 19 Pediatrische luchtweg 7 Publicaties mbt luchtwegobstructie en behandeling, Erasmus MC. Proefschriften 2012 2011 2010 2009 2009 2006 2006 2005 2004 1995 1995 1987 1971 CA Hellingman, Fine tuning cartilage tissue engineering using principles from embryonic development. F Verseijden, Engineering vascularised adipose tissue. LM Janssen, Larynogotracheal stenoses and reconstruction. YM Bastiaansen-Jenniskens, A novel approach to stimulate cartilage repair: targeting collagen turnover. MM Hakkesteegt Evaluation of voice disorders - Dysphonia Severity Index and Voice Handicap Index PK Bos, Cartilage Wound Healing and Integration. WJCM Marijnissen, Cartilage Tissue Engineering: the effect of different biomaterials, cell types and culture methods. PGJ ten Koppel, Wound Healing: distortion and generation of cartilage. EW Mandl, Advances in Cartilage Tissue Engineering in vitro. JK Bean, Acquired subglottic stenosis : an experimental study. LJ Hoeve, Obstruction of the pediatric airway. FCPM Adriaansen, Subglottic stenosis and cricoid growth. RNP Berkovits, Therapeutische laryngo-tracheale intubatie. Internationale peer reviewed artikelen 2010 en later - Driessen C, Joosten KF, Bannink N, Bredero-Boelhouwer HH, Hoeve HL, Wolvius EB, Rizopoulos D, Mathijssen IM. How does obstructive sleep apnoea evolve in syndromic craniosynostosis? A prospective cohort study. Arch Dis Child. 2013 Jul;98(7):538-43 Weiss M, Dave M, Bailey M, Gysin C, Hoeve H, Hammer J, Nicolai T, Spielmann N, Gerber A. Endoscopic airway findings in children with or without prior endotracheal intubation. Paediatr Anaesth. 2013 Feb;23(2):103-10 Keereweer S, Appel IM, Hoeve LJ. Subglottic stenosis in Shwachman-Diamond syndrome - is there a link? Int J Pediatr Otorhinolaryngol. 2012; 76(10):1531-2. . Plomp RG, Joosten KF, Wolvius EB, Hoeve HL, Poublon RM, van Montfort KA, Bredero-Boelhouwer HH, Mathijssen IM. Screening for obstructive sleep apnea in treacher-collins syndrome. Laryngoscope. 2012 Apr;122(4):930-4. Plomp RG, Bredero-Boelhouwer HH, Joosten KF, Wolvius EB, Hoeve HL, Poublon RM, Mathijssen IM. Obstructive sleep apnoea in Treacher Collins syndrome: prevalence, severity and cause. Int J Oral Maxillofac Surg. 2012 Jun;41(6):696-701. Arjan Pijning, Sandra de Kort, Hans Hoeve. Respiratory failure in an infant due to community acquired MRSA. Case report Int Jrnl of Ped Otorhinolaryngol Extra Volume 6, Issue 4, December 2011, Pages 333-334 Bannink N, Nout E, Wolvius EB, Hoeve HL, Joosten KF, Mathijssen IM. Obstructive sleep apnea in children with syndromic craniosynostosis: long-term respiratory outcome of midface advancement. Int J Oral Maxillofac Surg. 2010 Feb;39(2):115-21. Joost W. Zwartenkot, Hans L.J. Hoeve, Johannes Borgstein Inter-observer reliability of localization of recorded stridor sounds in children. IJPORL Volume 74, Issue 10, Pages 1184-1188 (October 2010) Janssen LM, van Osch GJ, Li JP, Kops N, de Groot K, Feenstra L, Hardillo JA. Laryngotracheal reconstruction with porous titanium in rabbits: are vascular carriers and mucosal grafts really necessary? Tissue Eng Regen Med. 2010 Jul;4(5):395-403. (IF 3.9) Gawlitta D, Farrell E, Malda J, Creemers LB, Alblas J, Dhert WJ. Modulating endochondral ossification of multipotent stromal cells for bone regeneration. Tissue Eng Part B Rev. 2010 Aug;16(4):385-95. Malda J, ten Hoope W, Schuurman W, van Osch GJ, van Weeren PR, Dhert WJ. Localization of the potential zonal marker clusterin in native cartilage and in tissue-engineered constructs. Tissue Eng Part A. 2010 Mar;16(3):897904. 2005-2009 - de Jong T, Bannink N, Bredero-Boelhouwer HH, van Veelen ML, Bartels MC, Hoeve LJ, Hoogeboom AJ, Wolvius EB, Lequin MH, van der Meulen JJ, van Adrichem LN, Vaandrager JM, Ongkosuwito EM, Joosten KF, Mathijssen IM. Long-term functional outcome in 167 patients with syndromic craniosynostosis; defining a syndrome-specific risk profile. J Plast Reconstr Aesthet Surg. 2009 Nov 11. 20 Pediatrische luchtweg - - de Jong T, Bannink N, Bredero-Boelhouwer HH, van Veelen ML, Bartels MC, Hoeve LJ, Hoogeboom AJ, Wolvius EB, Lequin MH, van der Meulen JJ, van Adrichem LN, Vaandrager JM, Ongkosuwito EM, Joosten KF, Mathijssen IM. Long-term functional outcome in 167 patients with syndromic craniosynostosis; defining a syndrome-specific risk profile. J Plast Reconstr Aesthet Surg. 2009 Nov 11. Datema, F. R., & Borgstein, J A new method to solve an old problem: Extraction of a sharp foreign body from the lateral basal part of the bronchial tree of a child. 2009. Int J Pediatr Otorhinolaryngol Extra, 4(2): 62-65. Hulsmann, A. R., De Bont, N., Den Hollander, J. C., & Borgstein, J. A. Hamartomas of the oro- and nasopharyngeal cavity in infancy: Two cases and a short review. Eur J Pediatr, 2009.168(8): 999-1001. Janssen, L. M., van Osch, G. J., Li, J. P., Kops, N., de Groot, K., Von den Hoff, J. W., Feenstra, L., & Hardillo, J. A. Tracheal reconstruction: mucosal survival on porous titanium. . Arch Otolaryngol Head Neck Surg, 2009 135(5): 472-478. van Osch, G. J., Brittberg, M., Dennis, J. E., Bastiaansen-Jenniskens, Y. M., Erben, R. G., Konttinen, Y. T., & Luyten, F. P. Cartilage repair: past and future--lessons for regenerative medicine..J Cell Mol Med 2009, 13(5): 792810. Verwoerd, C., Froehlich, P., Gryczynska, D., Katona, G., Pitkaranta, A., & Blayney, A Pediatric otorhinolaryngology anno 2008: towards European standards for training? Int J Pediatr Otorhinolaryngol, 2009 73(6): 839-841. van Bever Y, Gischler SJ, Hoeve HL, Smit LS, Nauta J, Dooijes D. Obstructive apneas and severe dysphagia in a girl with Townes-Brocks syndrome and atypical feet involvement. Eur J Med Genet. 2009 Sep 6. Machotta A, Hoeve H. Airway management and fiberoptic tracheal intubation via the laryngeal mask in a child with Marshall-Smith syndrome. Paediatr Anaesth. 2008 Apr;18(4):341-2. Janssen LM, van Osch GJ, Li JP, Kops N, de Groot K, Von den Hoff JW, FeenstraL,Hardillo JA. Tracheal reconstruction: mucosal survival on porous titanium. Arch Otolaryngol Head Neck Surg. 2009 May;135(5):472-8. Felix JF, van Looij MA, Pruijsten RV, de Krijger RR, de Klein A, Tibboel D, Hoeve HL .Agenesis of the trachea: Phenotypic expression of a rare cause of fatal neonatal respiratory insufficiency in six patients. Int J Pediatr Otorhinolaryngol. 2006, 70:365-370 Hoeve LJ, Goedegebure A, Joosten KFM. Observations in a cohort of infants with severe laryngeal dyskinesia Auditory brainstem response may aid in the diagnosis. Int. J. Pediatr Otorhinolaryngol 2006, 70:683-687 Janssen LM, In der Maur CD, Bos PK, Hardillo JA, Feenstra L, van Osch GJVM. Short enzymatic treatment promotes integration of a cartilage graft in a defect. Ann ORL 2006, 115(6):461-8 (IF 1.3) Festen DA, de Weerd AW, van den Bossche RA, Joosten K, Hoeve H, Hokken-Koelega AC. Sleep-related breathing disorders in prepubertal children with Prader-Willi syndrome and effects of growth hormone treatment. J Clin Endocrinol Metab. 2006 Dec;91(12):4911-5. Roeleveld PP, Hoeve LJ, Joosten KF, de Hoog M. Short use of muscle relaxants following single stage laryngotracheoplasty in children. Int J Pediatr Otorhinolaryngol. 2005; 69(6):751-5. J. Claes, A. Boudewyns, P.Deron, V. Vander Poorten, H. Hoeve. Management of stridor in neonates and infants. B-ENT 2005, 1, Suppl 1: 113-125 2000-2004 - ten Koppel PG, Verwoerd-Verhoef HL, van Osch GJ, Verwoerd CD. Intrinsic and extrinsic forces determine the distortion of the split cricoid ring. Int J Pediatr Otorhinolaryngol. 2004 oct;68(10):1279-88 (IF 1.5) Duynstee ML, Verwoerd-Verhoef HL, Verwoerd CD, Van Osch GJ. The dual role of perichondrium in cartilage wound healing. Plast Reconstr Surg. 2002 Sep 15;110(4): 1073-9 (IF 1.5) van Osch GJ, Mandl EW, Marijnissen WJ, van der Veen SW, Verwoerd-Verhoef HL, Verhaar JA. Growth factors in cartilage tissue engineering. Biorheology. 2002;39(1-2):215-20 (IF 1.3) ten Koppel PG, van Osch GJ, Verwoerd CD, Verwoerd-Verhoef HL. A new in vivo model for testing cartilage grafts and biomaterials: the 'rabbit pinna punch-hole' model. Biomaterials. 2001 Jun;22(11):1407-14 (IF 7.4) van Osch GJ, van der Veen SW, Verwoerd-Verhoef HL. In vitro redifferentiation of culture-expanded rabbit and human auricular chondrocytes for cartilage reconstruction. Plast Reconstr Surg. 2001 Feb;107(2):433-40 (IF 1.5) L.J. Hoeve Greater caution using tubes with cuffs. Remarks on the paper "The use of cuffed endotracheal tubes in infants and small children" by T. Erb and F. J. Frei (Anaesthesist (2001) 50:395-400] Anaesthesist. 2002 Apr;51(4):320; 325-6. L.J. Hoeve, P.A. van der Eerden. Pitfalls in preoperative management of acquired laryngeal stenosis. The problem of the hidden obstruction in the airway. Int J Pediatr Otorhinolaryngol. 2002 May 31;64(1):29-33.. Duynstee ML, de Krijger RR, Monnier P, Verwoerd CD, Verwoerd-Verhoef HL. Subglottic stenosis after endolaryngeal intubation in infants and children: result of wound healing processes. Int J Pediatr Otorhinolaryngol. 2002 Jan 11;62(1):1-9. Bailey M, Hoeve H, Monnier P.Paediatric laryngotracheal stenosis: a consensus paper from three European centres. Eur Arch Otorhinolaryngol. 2003;260(3):118-23. 21 Pediatrische luchtweg - L.J. Hans Hoeve, Marloes Pijpers, Koen F.M. Joosten. OSAS in craniofacial syndromes: an unsolved problem. IJPORL 2003, 67S1, S111-S113 Van Looij MA, Rood PP, Hoeve LJ, Borgstein JA. Aspirated foreign bodies in children: why are they more commonly found on the left? Clin Otolaryngol. 2003;28(4):364-7. Pijpers M, Poels PJ, Vaandrager JM, de Hoog M, van den Berg S, Hoeve HJ, Joosten KF. Undiagnosed obstructive sleep apnea syndrome in children with syndromal craniofacial synostosis.J Craniofac Surg. 2004;15(4):670-4 Koopman JP, Bogers AJ, Witsenburg M, Lequin MH, Tibboel D, Hoeve LJ.Slide tracheoplasty for congenital tracheal stenosis. J Pediatr Surg. 2004;39(1):19-23. van den Boogert J, Hans Hoeve LJ, Struijs A, Hagenouw RR, Bogers AJ.Single-stage surgical repair of benign laryngotracheal stenosis in adults. Head Neck. 2004 Feb;26(2):111-7. 1995-1999 - Verwoerd-Verhoef HL, Bean JK, Adriaansen FC, Verwoerd CD. Wound healing of laryngeal trauma and the development of subglottic stenosis. Int J Pediatr Otorhinolaryngol. 1995 Jun;32 Suppl:S103-5. Verwoerd-Verhoef HL, Hoeve LJ, Bean JK, Verwoerd CD. Management of infant laryngeal disorders in relation to wound healing processes of the rabbit larynx. Acta Otorhinolaryngol Belg. 1995;49(4):313-7. L.J. Hoeve, C.D.A. Verwoerd. The management of difficult intubation in pre-term infants. Int J Ped Otorhinolaryngol 1995; 32: S97-S99. Verwoerd-Verhoef HL, Hoeve LJ, Bean JK, Verwoerd CD. Management of infant laryngeal disorders in relation to wound healing processes of the rabbit larynx. Acta Otorhinolaryngol Belg. 1995;49(4):313-7. L.J. Hoeve, O. Eskici, C.D.A. Verwoerd. Therapeutic reintubation for post-intubation laryngotracheal injury in preterm infants. Int J Ped Otorhinolaryngol 1995; 31: 7-13. Bean JK, Verwoerd-Verhoef HL, Verwoerd CD. Injury- and age-linked differences in wound healing and stenosis formation in the subglottis. Acta Otolaryngol. 1995 Mar;115(2):317-21. L.J. Hoeve, R.N.P. Berkovits, O. Eskici, C.D.A. Verwoerd. Acquired laryngeal stenosis in infants and children treated by laryngofissure and stenting. Int J Ped Otorhinolaryngol 1996; 35: 251-261. L.J. Hoeve, G.L.E. Küppers, C.D.A. Verwoerd. Management of infantile subglottic hemangioma: laser vaporization, submucous resection, intubation, or intralesional steroids? Int J Ped Otorhinolaryngol 1997; 42: 179-186. Hoeve LJ, Joosten KF, Bogers AJ, Hazebroek FW, Pfenninger J, van der Voort E, Leijala M. Malformation and stenosis of the cricoid cartilage in association with Larsen's syndrome. Laryngoscope. 1997, 107(6):792-4. Verwoerd-Verhoef HL, Bean JK, van Osch GJ, ten Koppel PG, Meeuwis JA, Verwoerd CD. Induction in vivo of cartilage grafts for craniofacial reconstruction. Am J Rhinol. 1998 Jan-Feb;12(1):27-31. L.J. Hoeve, K.F.M. Joosten, M. Leijala. Congenital cricoid stenosis in Larsen’s syndrome treated by partial cricoid resection. 1997 Clin Otol 22 (5) 471 C.Martin Bailey, Patrick Froehlich, Hans L.J. Hoeve. ‘Second Opninion’ article. Management of subglottic haemangioma. Jrnl Laryngol Otol 1998 112: 765-768 L.J. Hoeve Evaluation of the obstructed airway. Pediatric Research 1999, 45 (5) part 2: 43A L.J. Hoeve, G.L.E. Küppers, Surgical treatment of laryngeal stenosis: reconstruction or resection? 1999 24 (4): 378-379 L.J. Hoeve, K.F.M. Joosten, S. van den Berg. Management of obstructive sleep apnea syndrome in children with craniofacial malformation. Int J Ped Otorhinolaryngol 1999: 49: S59-S61. van Osch GJ, ten Koppel PG, van der Veen SW, Poppe P, Burger EH, Verwoerd-Verhoef HL. The role of trabecular demineralized bone in combination with perichondrium in the generation of cartilage grafts. Biomaterials. 1999 Feb;20(3): 233-40 (IF 7.4) ten Koppel PG, van Osch GJ, Verwoerd CD, Verwoerd-Verhoef HL. Efficacy of perichondrium and a trabecular demineralized bone matrix for generating cartilage. Plast Reconstr Surg. 1998 Nov;102(6):2012-20 (IF 1.5) Verwoerd-Verhoef HL, ten Koppel PG, van Osch GJ, Meeuwis CA, Verwoerd CD. Wound healing of cartilage structures in the head and neck region. Int J Pediatr Otorhinolaryngol. 1998 May 15;43(3):241-51 (IF 1.5) ten Koppel PG, van Osch GJ, Verwoerd CD, Verwoerd-Verhoef HL. The immediate effects of local trauma on the shape of the cricoid cartilage. Int J Pediatr Otorhinolaryngol. 1998 Feb;43(1):1-10 (IF 1.5) Verwoerd-Verhoef HL, Bean JK, van Osch GJ, ten Koppel PG, Meeuwis JA, Verwoerd CD. Induction in vivo of cartilage grafts for craniofacial reconstruction. Am J Rhinol. 1998 Jan-Feb;12(1):27-31 (IF 2.3) Verwoerd-Verhoef HL, Adriaansen FC, Laeijendecker RJ, van Osch GJ, Verwoerd. Growth dynamics of the cricoid cartilage and subglottic injury. An autoradiographic and histometric study in the rabbit. Eur Arch Otorhinolaryngol. 1997;254 Suppl 1: S101-4 (IF 0.8) 1990-1994 22 Pediatrische luchtweg - Verwoerd CD, Bean JK, Adriaasen FC, Verwoerd-Verhoef HL. Trauma of the cricoid and interlocked stress. Acta Otolaryngol. 1991;111(2):403-9. Verwoerd CD, Bean JK, Adriaansen FC, Verwoerd-Verhoef HL. Trauma of the cricoid and interlocked stress. Acta Otolaryngol. 1991;111(2):403-9. Bean JK, Verwoerd-Verhoef HL, Verwoerd CD. Intrinsic and extrinsic factors relevant to the morphology of the growing cricoid ring after a combined anterior and posterior cricoid split: an experimental study in rabbits. Int J Pediatr Otorhinolaryngol. 1994 Apr;29(2):129-37. Bean JK, Verwoerd-Verhoef HL, Verwoerd CD. Reconstruction of the anterior laryngeal wall with a composite graft of demineralized bovine bone matrix and autogenous perichondrium. An experimental study in adult rabbits. ORL J Otorhinolaryngol Relat Spec. 1994 Jul-Aug;56(4):224-9. L.J. Hoeve, J. Rombout, D.J. Pot. Foreign body aspiration in children. The diagnostic value of signs, symptoms and pre-operative examination. Clin Otolaryngol 1993; 18: 55-57. L.J. Hoeve, J. Rombout, A.E.E. Meursing. Complications of rigid laryngobronchoscopy in children. Int J Ped Otorhinolaryngol 1993; 26: 47-56. Bean JK, Verwoerd-Verhoef HL, Meeuwis J, Verwoerd CD. Reconstruction of the growing cricoid with a composite graft of demineralized bovine bone and autogenous perichondrium; a comparative study in rabbits. Int J Pediatr Otorhinolaryngol. 1993 Jan;25(1-3):163-72. L.J. Hoeve, J. Rombout. Pediatric laryngobronchoscopy. 1332 procedures stored in a data base. Int J Ped Otorhinolaryngol 1992; 24: 73-82. Adriaansen FC, Hoeve LJ, Verwoerd-Verhoef HL, van der Heul RO, Verwoerd CD. Ectopic cartilage in subglottic stenosis: hamartoma or reaction to trauma? Int J Pediatr Otorhinolaryngol. 1992 May;23(3):221-7. Bean JK, Verwoerd-Verhoef HL, Adriaansen FC, Verwoerd CD. The influence of ageing on wound healing of the cricoid. Acta Otolaryngol. 1992;112(2):362-5. L.J. Hoeve, R.H.M. van Poppelen. Fiberoptic laryngoscopy under general anesthesia in neonates. Int J Ped Otorhinol 1990; 18: 241-245. Meeuwis J, Bos CE, Hoeve LJ, van der Voort E. Subglottic hemangiomas in infants: treatment with intralesional corticosteroid injection and intubation. Int J Pediatr Otorhinolaryngol. 1990 Jun;19(2):145-50. 1985-1989 - van Essen-Zandvliet EE, de Jongste JC, Hoeve LJ, Bos AP, Brackel HJ, Kerrebijn KF. Obstructive sleep apnea in childhood. Ned Tijdschr Geneeskd. 1989 Dec 16;133(50):2481-3. Knegt-Junk KJ, Bos CE, Berkovits RN. Congenital nasal stenosis in neonates. J Laryngol Otol. 1988 Jun;102(6):500-2. Adriaansen FC, Verwoerd-Verhoef HL, van der Heul RO, Verwoerd CD. Histologic study of the growth of the subglottis after interruption of the circular structure of the cricoid. ORL J Otorhinolaryngol Relat Spec. 1988;50(2):94-102. Adriaansen FC, Verwoerd-Verhoef HL, van der Heul RO, Verwoerd CD. Morphometric study of the growth of the subglottis after interruption of the circular structure of the cricoid. ORL J Otorhinolaryngol Relat Spec. 1988;50(1):54-66. Berkovits RN, Bax NM, van der Schans EJ. Surgical treatment of congenital laryngotracheo-oesophageal cleft. Prog Pediatr Surg. 1987;21:36-46. Berkovits RN, van der Schans EJ, Molenaar JC. Treatment of congenital cricoid stenosis. Prog Pediatr Surg. 1987;21:20-8. 1980-1984 - van Hasselt EJ, Bruining HA, Hoeve LJ. Elective cricothyroidotomy. Intensive Care Med. 1985;11(4):207-9. Meradji M, Berkovits RN, Bos CE, Pot PJ. Congenital cricoid stenosis: radiological findings of laryngotracheography in six cases. Ann Radiol (Paris). 1983 Feb-Mar;26(2-3):123-8. Schouten TJ, Weimar W, Bos JH, Bos CE, Cremers CW, Schellekens H. Treatment of Juvenile laryngeal papillomatosis with two types of interferon. Laryngoscope. 1982 Jun;92(6 Pt 1):686-8. Schouten TJ, Bos JH, Bos CE, van der Pot PJ, van den Broek P. Levamisole in the treatment of juvenile laryngeal papillomatosis. Int J Pediatr Otorhinolaryngol. 1981 Dec;3(4):365-9. 1975-1979 - Berkovits RN, Bos CE, Pauw KH, de Gee AW. Congenital cricoid stenosis. Pathogenesis, diagnosis and method of treatment. J Laryngol Otol. 1978 Dec;92(12):1083-100. 23 Pediatrische luchtweg - Gee AW, Berkovits RN, Bos CE, Kruithof C. Friction measurements with silicone rubber impregnated with silicone oil [proceedings]. ORL J Otorhinolaryngol Relat Spec. 1977;39(6):343-4 1970-1974 - Berkovits RN, Bos CE, Struben WH, Van Es HW. Congenital laryngotracheoesophageal cleft. Arch Otolaryngol. 1974 Dec;100(6):442-3. Berkovits RN, Bos CE, Struben WH, Waar CH. Congenital subglottic atresia. ORL J Otorhinolaryngol Relat Spec. 1974;36(4):236-40 Berkovits RN, Bos CE, Struben WH. [Therapeutic nasotracheal intubation]. Ned Tijdschr Geneeskd. 1973 Mar 31;117(13):513-8. Bos CE, Berkovits RN, Struben WH. Wider application of prolonged nasotracheal intubation. J Laryngol Otol. 1973 Mar;87(3):263-79. Nationaal - J.A. Mulder, L.J. Hoeve, H.M. Blom. Chirurgische behandeling van laryngomalacie NTvKNO heelkunde 2011: 17. F.R. Datema, L.J. Hoeve, Endoscopische sluiting van een posterieure type-II-larynxcleft NTvKNO heelkunde 2010: 16 Hoeve LJ, Joosten KF Het kind met een tracheostoma, vroeger en nu; andere indicaties, andere kinderen, andere zorg. Ned Tijdschr Geneeskd. 2007;151:2308-12. Hoeve, L.J. , Bouquet, J. , Sibbles, B. , Jong-Fockens, E. de (2004). Verwisseling maakt neusdruppels gevaarlijk. Pharmaceutisch Weekblad, 11, 2 pp., 354-355 Koopman JP, Blom HM, Hoeve LJ. Ernstige dyspnoe door congenitale dacrocystocele. Ned Tijdschr KNO-Heelk. 2003 Jul;9(3):131-133. Joosten, K.F.M. , Hoog, M. de, Hoeve, L.J. (2001). Het acuut respiratoir benauwde kind. Modern Medicine, 5, 5 pp., 516-520 Joosten, K.F.M. , Poels, P. , Hoeve, L.J. , Berg, S. van den (2001). Het obstructief slaapapneusyndroom bij kinderen. Tijdschrift voor Huisartsgeneeskunde, 18(6), 10 pp., 200-209 Koopman, J.P. , Witsenburg, M. , Bogers, A.J.J.C. , Hoeve, L.J. (2001). Congenitale tracheastenose geassocieerd met een 'pulmonary artery sling' en een arteria lusoria. Nederlands Tijdschrift voor Keel-, Neus-,-Oorheelkunde, 7, 8 pp., 55-62 L.J. Hoeve. Kinderen met een permanent tracheostoma. Naar huis, maar hoe? Ned Tijdsch KNO Heelk 1997, 3 (4) 143-147 Hoeve LJ, Van Loosen J, de Jongste JC. Bronchoscopie met starre bronchoscoop; onmisbaar bij diagnose en behandeling van aspiratie van een vreemd voorwerp. Ned Tijdschr Geneeskd. 1994 15;138(42):2081-4. C.A.M. van Wijk, A.H.J. van Meurs, R. de Groot, L.J. Hoeve. Een meisje met ernstige juveniele laryngeale papillomatose. Tijdschr Kindergeneeskd 1998; 66: 133-135. LJ.Hoeve, K.F.M.Joosten en M.Leijala. Congenitale cricoïdstenose bij het syndroom van Larsen. NTvG 1996 140(35) Hoeve LJ. Congenitale larynxstenose; een zeldzame oorzaak van dyspnoe bij de pasgeborene. Ned Tijdschr Geneeskd. 1990 May 19;134(20):1014-5. Hoeve LJ, Bos CE, Pauw KH, Adriaansen FC, Berkovits RN. Tubes, cuffs en canules. Ned Tijdschr Geneeskd. 1990 Oct 27;134(43):2083-6. van Loosen J, Hoeve LJ, Bos CE. Tracheotomie en intubatie. Ned Tijdschr Geneeskd. 1990 Oct 6;134(40):1963. van Essen-Zandvliet EE, de Jongste JC, Hoeve LJ, Bos AP, Brackel HJ, Kerrebijn KF. Obstructieve slaapapnoe op de kinderleeftijd. Ned Tijdschr Geneeskd. 1989 Dec 16;133(50):2481-3. Bijdragen aan boeken - Hans Hoeve, Bart Rottier en Peter van Rijn, hoofdstuk 46: Farynx, larynx, trachea en stem. In Werkboek Kinderlongziekten, VU University Press, 2e druk, 2012 onder redactie van van Gent, Merkus, Pijnenburg en Rottier PH Dejonckere LJ Hoeve. Larynx, hoofdstuk 15 in Praktische huisartsgeneeskunde, Keel-neus-ooraandoeningen, onder redactie van De Sutter, Dhooge, van Ree. Bohn Stafleu van Loghum, 2009 Dejonckere PHO, Hoeve LJ. Anatomy, physiology and examination of larynx and trachea. Ch 18 in Otorhinolaryngology and Head and Neck Surgery. Publ Bohn Stafleu van Loghum Houten The Netherlands 2007 Hoeve LJ. Tracheostomy: an ancient life saver due for retirement, or vital aid in modern airway surgery? Ch 28 in Pediatric ENT Publ Springer Berlin Germany 2007 24 Pediatrische luchtweg - L.J. Hoeve, K.F.M. Joosten. Chapter 18: Inspiratoire stridor. Compendium Kindergeneeskunde, diagnostiek en behandeling (2e druk, 2000). Derksen-Lubsen, G. , Moll, H.A. , Büller, H.A. (Eds.), 3 pp., 167-169, Bohn Stafleu van Loghum: Houten, ISBN: 90-313-2775-1 L.J. Hoeve en K.F.M. Joosten. Snurken en OSAS bij kinderen. Hoofdstuk in “Het Obstructief Slaap Apnoe Syndroom.” Rapport Nederlandse KNO vereniging. Redactie F.C.P.M. Adriaansen 1999 L.J. Hoeve, J. van Loosen, H..E. Drost. Hoofdstuk 42, Keel- neus- oorheelkunde. In Compendium Kindergeneeskunde, diagnostiek en behandeling 1 ste druk 1994 L.J. Hoeve, E.E.M. van Essen-Zandvliet. Hoofdstuk 19, Inspiratoire stridor. In Compendium Kindergeneeskunde, diagnostiek en behandeling 1 ste druk 1994 25