Grote minor Sociale wetenschappen Economen

advertisement
Grote minor Sociale wetenschappen
Economen benadrukken traditioneel de markt als belangrijkste organisatievorm, maar
erkennen tegenwoordig steeds meer dat markten sterk afhankelijk zijn van organisaties,
samenwerking, afspraken en collectieve normen en waarden. De coördinatie van
economische activiteiten is met andere woorden een zeer complex proces. Deze
complexiteit vereist dat bij de studie van coördinatie, naast economische inzichten, ook
kennis van andere sociale wetenschappen wordt betrokken.
In de grote minor Sociale wetenschappen wordt het coördinatievraagstuk benaderd vanuit
meerdere sociaal wetenschappelijke invalshoeken. Het studieprogramma omvat zowel
economische als andere sociaal wetenschappelijke vakken. Deze zijn gericht op drie
verschillende niveaus van coördinatie: de onderneming, de bedrijfstak of sector en de
nationale economie.
Op het niveau van de onderneming vraagt het management zich af welke activiteiten het
best uitbesteed kunnen worden en hoe het personeel het best kan worden gemotiveerd.
Een centraal thema op ondernemingsniveau is het gedrag van mensen in de organisatie.
Het gaat dan om medewerkers en aandacht voor de vraag op welke manieren zij
gemotiveerd kunnen worden. Bijvoorbeeld wat zijn de voor- en nadelen van
prestatiebeloning, flexibele arbeidscontracten of van een mentorsysteem? In aanvulling op
de economische wetenschap geven in dit geval de sociologie en psychologie inzicht in de
factoren die de arbeidsmotivatie van mensen beïnvloeden.
De coördinatie op bedrijfstak- of sectorniveau staat de laatste jaren centraal in het sociaaleconomische debat in Nederland. Marktwerking, deregulering en privatisering spelen een
belangrijke rol in discussies over uiteenlopende kwesties zoals de privatisering van de
sociale zekerheid, het openbaar vervoer en de elektriciteitsvoorziening, de toekomst van
de publieke omroep, de prijsvorming van notarissen en de samenwerking tussen
taxibedrijven.
De macro-economische coördinatie staat centraal in de verklaring van de verschillen in
economische prestaties tussen de Verenigde Staten, Japan en de Europese Unie. Waarom
is er geen sprake van een gelijke economische groei en werkloosheidsontwikkeling in deze
regio’s? En waarom zijn de verschillen binnen de Europese Unie op het gebied van
werkgelegenheidsontwikkeling zo groot? Is de overlegstructuur van de Nederlandse
economie echt zo belangrijk geweest voor de creatie van banen?
Internationale vergelijkingen spelen in het studieprogramma een grote rol. Zij bieden een
goed aanknopingspunt voor de analyse van verschillende coördinatiemechanismen en
economische prestaties. De invloed van de Nederlandse overleg-economie (het
poldermodel) op de banengroei kan alleen worden bepaald in vergelijking met andere
landen met hun eigen specifieke kenmerken. Inzichten uit de politicologie komen in dit
verband van pas om de totstandkoming en ontwikkeling van het poldermodel te verklaren.
De verschillende vakken van deze minor proberen dergelijke vragen en probleemstellingen
vanuit sociaal-wetenschappelijk perspectief in kaart te brengen. Vooral psychologie en
sociologie zijn disciplines binnen de sociale wetenschappen die de economie aanvullen, en
vice versa heeft de economie ook voor deze disciplines belangrijke inzichten te bieden.
Het vakkenpakket van de grote minor Sociale wetenschappen begint in de inleiding met de
vraag op welk vlak economische inzichten door andere sociaalwetenschappelijke disciplines
verrijkt kunnen worden. Vervolgens worden drie belangrijke terreinen dieper uitgelicht:
organisaties, netwerken en beleid/besluitvorming. Naast kennis van deze drie terreinen
qua vraagstellingen op het snijvlak van sociologie/psychologie en economie liggen wordt
ook aandacht besteed aan de grondbeginselen van sociaalwetenschappelijke
theorievorming op het microniveau van sociale interactie. Tot slot kunnen de studenten in
hun eigen onderzoeksvak het geleerde toepassen, verdiepen en uitbreiden.
Download