MINISTERIE VAN ONDERWIJS EN VOLKSONTWIKKELING UNIFORM HEREXAMEN VWO 2013 VAK: GESCHIEDENIS DATUM: DONDERDAG 25 JULI 2013 TIJD: 10.45 – 12.45 UUR N.B. DEZE TAAK BESTAAT UIT 5 PAGINA’S EN 7 OPDRACHTEN Correctiemodel Modelantwoorden zijn richtinggevend. Andere antwoorden van gelijke strekking zijn ook goed te rekenen. In geval van twijfel (bij grote afwijkingen van het correctiemodel) kan een bespreking met minstens een lid van de opstellingscommissie plaatsvinden. Soms kan een bepaalde formulering een heel ander antwoord mogelijk maken dan de opstellers hadden voorzien. I. De Westeuropeanen zijn de eersten die een imperium overzee hebben gesticht. Dankzij hun technische voorsprong hebben zij een groter deel van de wereld in beslag genomen. Hoewel zij hun imperia hebben moeten opgeven, zijn de sporen van hun bestaan nog duidelijk zichtbaar. (2) (2) (2) (4) 1. Noem de vier (4) fasen op die we kunnen onderscheiden bij het imperialisme. Vroeg imperialisme (informeel imperialisme). / Moderne imperialisme (formeel imperialisme). / Imperialisme tijdens het Interbellum. / Neo- kolonialisme. 2. Welke technologische ontwikkeling in Europa versnelde de technische voorsprong van West- Europa nog meer in de tweede helft van de 18e eeuw? De Industriële Revolutie. 3. Van welk soort imperialisme is er sprake als er een overheersende drijfveer ontstaat naar roem van de veroveraar? Politiek imperialisme. 4. Toon met twee (2) voorbeelden aan hoe Europese imperia hun sporen op cultureel gebied hebben achtergelaten in de ex- kolonies. Verspreiding van het Christendom. / Het opleggen van hun taal. II. Over het algemeen vestigden Europese mogendheden in de koloniën hun eigen bestuurssysteem. De komst van de Europeanen in Afrika veroorzaakte stammenoorlogen en zorgde voor ontwrichting van de samenlevingen. Page 1 of 5 (4) (4) (4) 1. Op welke twee (2) doelen was de politieke macht van de kolonisator tijdens het kolonialisme gericht? Het koloniale volk politiek onderworpen houden. / De mogelijkheid van maximale exploitatie scheppen van landbouwgronden en overige hulpbronnen. 2. Noem twee (2) positieve gevolgen op van het imperialisme voor de koloniën. Verbeterde infrastructuur. / Verbeterde gezondheidszorg. / Onderwijs 3. Leg uit waarom er demografische veranderingen optraden in Latijns- Amerika na de Spaanse verovering. De vele oorlogen, uitbuiting en ziekten. India In 1858, toen het Mogol rijk officieel ophield te bestaan, viel 60% van Brits-Indië onder direct bestuur van Groot-Brittanië. Het overige deel werd bestuurd door lokale vorsten. Deze vorsten stonden feitelijk onder gezag van de Britten. In de vorstendommen konden ze ongestoord hun gang gaan, wat neerkwam op de uitbuiting van de plaatselijke bevolking. In elk geval mochten de Britse belangen niet geschaad worden. De East India Company (EIC), een commerciële monopolist, was slechts uit op winst. Het geld kwam uit de handel in specerijen en andere tropische producten. De motieven van de Brits East India Company om een steeds groter deel van India onder haar gezag te brengen, waren van machtspolitieke en commerciële aard. De EIC wilde voorkomen dat andere mogendheden hun invloed op het subcontinent zouden uitbreiden. In de 18e eeuw werd afgerekend met de Portugezen, Nederlanders en de Fransen. Het geld dat de oorlogen en het bestuur kostten, moest zich tegelijkertijd wel terugverdienen en daarom werd het heffen van directe landbelasting steeds belangrijker. Om de belastingen te kunnen heffen, maakten de Britten gebruik van de lokale machtsstructuren, Indiërs werden als tussenpersonen aangesteld voor het heffen van belasting. Aan het einde van de 18e eeuw kwam in Groot- Brittanië de Industriële Revolutie op gang. Dit betekende een extra impuls om Brits- Indië volledig onder politieke controle te brengen. De kolonie was toen al een enorme afzetmarkt. Er ontwikkelde zich een geheel nieuwe vorm van handel. Katoen ging van Brits- Indië naar het moederland en kwam terug in de vorm van machinaal vervaardigde textiel en kleding. De Britse fabrikanten hadden kopers nodig om hun snel groeiende productie af te zetten en die waren er in Groot- Brittanië zelf onvoldoende, maar in Brits- Indië des te meer. Door de concurrentie van deze massaproducten uit Britse fabrieken werden veel inlandse ambachtslieden brodeloos. Het verzet tegen de alsmaar oprukkende Britten groeide. Een deel van de bovenlaag begon zich te keren tegen de Britten, grondbezitters waren woedend over herverdelingen van land, Bengaalse militairen vanwege het verlies van privileges. Het Britse bestuur zelf deed weinig voor de kolonie. In de ontwikkeling van irrigatiesystemen en de aanleg van een omvangrijk spoorwegstelsel werd het mechanisme van de koloniale exploitatie duidelijk. Tijdens de Eerste Page 2 of 5 Wereldoorlog vochten de Britten en Indiërs mee aan geallieerde zijde. De Indiërs verwachtten een betere behandeling van de Britten na de oorlog maar daarvan was er geen sprake. Dit versterkte de verbittering en de armoede dreef nog meer Indiërs naar het nationalistische kamp. Persoonlijke ambities en belangen speelden eveneens een rol bij sommige inlandse politici. Ze werden gedreven door het idee dat ze in een onafhankelijk India meer politieke macht konden krijgen dan onder Brits bestuur. Lokale ondernemers en hun vertegenwoordigers zagen ook voordelen, want een onafhankelijk land zou een geduchte klap betekenen voor de buitenlandse concurrentie, vooral die uit Groot- Brittanië. Hun goede scholing stelde de nationalisten in staat de onafhankelijkheidsstrijd te leiden en de nationale gevoelens te mobiliseren. De Britten poogden dit tegen te gaan door van de verscheidenheid van Brits- Indië gebruik te maken. Verschillende religieuze gemeenschappen en kasten werden tegen elkaar uitgespeeld, maar het opkomende vuur van het nationalisme konden ze niet meer doven. Op 15 augustus 1947 werd Brits- Indië een soevereine staat. Bron: India, mensen, politiek, economie, cultuur;Boon H. (pg 19-23: bewerkt) III. Tekstinhoudelijke vragen (2) (2) (2) (2) (2) (2) 1. Waaruit blijkt dat de lokale vorsten in hun vorstendommen een ondergeschikte rol hadden? Deze vorsten stonden feitelijk onder gezag van de Britten. 2. Welke zinsnede in de tekst geeft duidelijk de machtspolitieke aard van de Britse East India Company aan? De EIC wilde voorkomen dat andere mogendheden hun invloed in Brits- Indië zouden uitbreiden. 3. Geef aan op welke twee (2) manieren de East India Company een commerciele handelsgigant werd. Uit de handel in specerijen en andere tropische producten. / het heffen van directe landbelasting. 4. Verklaar hoe de Britten het belastingsysteem in stand wisten te houden. De Britten gebruikten lokale machtsstructuren en stelden Indiërs als tussenpersonen aan voor het heffen van belasting. 5. Hoe kwam na de Industriële revolutie onder andere de nieuwe vorm van handel die er ontstond in Brits- Indië tot uiting? Katoen ging van Brits- Indië naar Groot- Brittanië en kwam terug in de vorm van machinaal vervaardigde textiel en kleding. 6. Om welke twee (2) redenen veranderde Brits- Indië in een enorme afzetmarkt? De snel groeiende productie van de Britse fabrikanten. / Groot- Brittanië zelf had onvoldoende kopers. Page 3 of 5 (2) (2) IV. (4) (4) (4) (2) (2) (4) (4) 7. Noem twee (2) motieven op die het nationalisme aanwakkerden gedurende de tweede helft van de 19e eeuw in Brits- Indië. Het Britse bestuur dat zelf weinig deed. / de koloniale exploitatie en hardnekkigheid van de armoede. 8. Leg uit waarom vooral inlandse politici en ondernemers grote voordelen zagen in een onafhankelijk India. Politici: het idee dat ze in een onafhankelijk land meer politieke macht konden krijgen dan onder Brits bestuur. / Ondernemers: een onafhankelijk India zou een geduchte klap betekenen voor de buitenlandse concurrentie. Tekstgerelateerde vragen 1. Noem twee (2) theorieën van het imperialisme op die in de tekst van toepassing zijn. Klassiek- politieke imperialisme theorie / Klassieke- economische imperialisme theorie 2. Is er in de tekst sprake van informeel of formeel imperialisme? Motiveer het antwoord. Formeel imperialisme of kolonialisme omdat de gebieden met politieke/militaire middelen werden onderworpen om maximaal economische voordelen uit ze te halen. 3. Beargumenteer van welke fase van het nationalisme er sprake is in de tekst. Bourgeois nationalisme: de goede scholing van de nationalisten stelden hun in staat het verzet te leiden. 4. Welke beproefde strategie paste Groot- Brittanië als imperialistische mogendheid toe om het nationalistisch verzet te breken? De verdeel en heers politiek. 5. Geef aan welke Indiase leider wereldbekendheid genoot vanwege zijn aanhoudend verzet van geweldloosheid tegen de Britten. Mahatma Gandhi. 6. Verklaar waarom India na de onafhankelijkheid in de praktijk conservatief bleef. De onafhankelijkheid had een eind gemaakt aan het Britse bestuur maar er veranderde niets aan de machtsstruktuur van de heersende elite na de onafhankelijkheid. 7. Leg uit waarom de “groene revolutie” in India slechts in het voordeel was van de rijken. Zij waren de enigen die nieuwe technologie konden betalen voor de landbouw. V. Van meet af aan hebben de onderdrukte volkeren in de koloniën verzet geboden tegen de koloniale heersers. De leiders van het nationalistisch verzet waren op de hoogte van idealen als vrijheid, gelijkheid en democratie en vroegen zich steeds af waarom voor de gekleurde volkeren met andere maatstaven werd gemeten. (4) 1. Leg uit bij welke fase van het nationalisme er hevig verzet kwam vanuit het moederland. Page 4 of 5 (4) Massa nationalisme, omdat directe economische belangen in gevaar kwamen. 2. Met welk probleem kregen de nationalisten te maken in Afrika waar willekeurige grenzen werden getrokken? Het volk in Afrika bestond veelal uit verschillende etnische groepen met diverse talen waardoor er eerst een nationale eenheid opgebouwd moest worden. VI. Na de Tweede Wereldoorlog vonden er vele revoluties plaats in de Derde Wereld die tot heden nog niet voltooid zijn. Het verloop van de revoluties had veel te maken met de omstandigheden van de verschillende landen. Deze revoluties kunnen onderverdeeld worden in drie hoofdtypen. (3) (4) (4) 1. Welke drie (3) typen revoluties worden onderscheiden? Nationalistische revoluties. / Sociaal- economische revoluties. / Revoluties tegen racistische regiems. 2. Geef aan welke type revolutie plaats vond in: a. Guyana : sociaal-economische revolutie. b.Tanzania : reformistisch- nationalistische revolutie. 3. Noem twee (2) punten op waaruit blijkt dat de sociale revolutie van Castro niet op elk gebied succesvol is geweest. Geen vrije- meningsuiting. / De grote vlucht van Cubanen naar de VS. / Geen vrije oppositie. VII. Latijns-Amerika wordt niet voor niets de achtertuin van de Verenigde Staten genoemd. Deze verhouding is neokolonialistisch. Een land is dan politiek onafhankelijk maar voor een belangrijk deel economisch afhankelijk van een ander land. (4) (2) (3) 1. Geef twee (2) nieuwe vormen van imperialisme aan die westerse machten gebruiken om hun invloed te handhaven in de onafhankelijke staten. Militair ingrijpen. / Invloed van multinationals. 2. Noem een van de ontwikkelingsstrategieën op die onder andere de LatijnsAmerikaanse landen hebben ondernomen om hun economie op gang te brengen. Importsubstitutie 3. Op welke wijze heeft Nederland haar economische invloed in Suriname voortgezet na de onafhankelijkheid? Door middel van ontwikkelingshulp. SCORE: 90 + 10 = 10 10 Page 5 of 5