De ggz en transitie AWBZ-begeleiding naar Wmo De geestelijke gezondheidszorg (ggz) krijgt te maken met de transitie van AWBZ-begeleiding naar de Wmo. Het gaat om ongeveer 35.000 jeugdigen met psychische aandoeningen, die gebruik maken van kinderdagverblijven of logeeropvang. En het gaat om ongeveer 72.000 volwassenen. De meesten van hen krijgen individuele begeleiding, een deel krijgt dagbesteding in een dagactiviteitencentrum. Wat hebben mensen met psychische aandoeningen aan begeleiding nodig? In de ggz gaat het eigenlijk om ‘gewone’ mensen met een psychische aandoening. Mensen met een burn-out of relatieproblemen bijvoorbeeld. Of mensen die ingrijpende gebeurtenissen hebben meegemaakt als oorlogstrauma, mishandeling, een ongeneeslijke ziekte. Of mensen met een psychiatrische diagnose, zoals psychose, delirium, verslaving, eet-, angst- of persoonlijkheidsstoornis. Eenenveertig procent van de mensen tussen de 15 en 65 jaar heeft één of meerdere malen in zijn leven een psychische aandoening (gehad). Dit heeft vaak ingrijpende persoonlijke gevolgen, maar ook maatschappelijke consequenties: - veertig procent van het arbeidsverzuim is gerelateerd aan psychische klachten, waaronder depressie. dertig procent van de ggz-cliënten heeft een inkomen op of onder het sociale minimum. Van mensen met ernstige psychische aandoeningen is dit 85%. Zorg Jaarlijks zijn er meer dan één miljoen ambulante behandelingen (door psychologen, psychiaters, psychotherapeuten of klinisch psychologen). Ruim 64.000 mensen wonen in een ggz-instelling. Belangrijk is ook informele zorg (telefonische hulpdienst, kerk of zelfhulpgroep), preventie en zelfmanagement. Er zijn trainingen voor bijvoorbeeld angststoornissen, beginnende verslaving, omgaan met stress. 1 Kenmerken • • • • • • • Het gaat in de ggz om een diversiteit aan aandoeningen. (Veel) psychische aandoeningen genezen niet. Mensen moeten leren omgaan met de gevolgen. (Dat wil zeggen dat zingeving nodig is als het leven uitzichtloos lijkt. Mensen moeten naar een toekomst kunnen toewerken waarin ze weer een zinvolle plaats in de samenleving kunnen innemen.) Vooral de wisselende hulpvraag is kenmerkend. Het kan een poosje ‘goed’ gaan en dan een poos slecht. Denk aan een manische depressie. Het gaat altijd om matige tot zware problemen. Kortdurende problemen kom je niet tegen in de AWBZ-begeleiding. Aanpassings- en angststoornissen zijn over het algemeen minder ernstig dan depressie en schizofrenie. De (huidige) AWBZ-begeleiding is er tijdens en na afloop van de behandeling. Het gaat soms om mensen die zelf geen ondersteuning vragen. Dit kan bij de aandoening horen. Maar mensen kunnen ook niet het inzicht hebben dat zij zorg nodig hebben. Zij accepteren hulp niet of mijden hulp. Omdat het ook gaat om langer durende aandoeningen, is het sociaal netwerk vaak afgebrokkeld. Mensen hebben geen steunsysteem meer. Ook moeten mensen (na een terugval of ziekteperiode) weer ‘leren’/‘durven’ hun plek in te nemen: leren broer, zus, kind of moeder te zijn. Waarover gaat het? Al eerder gingen vanuit de AWBZ mensen met een psychosociale problemen naar gemeenten. Gemeenten kregen geld om ondersteuning en begeleiding te regelen. Evenals maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, huiselijk geweld en zwerfjongeren (prestatievelden 7, 8 en 9). Na de invoering van de AWBZ pakketmaatregelen, kregen ongeveer 11.000 volwassenen en 600 jeugdigen geen indicatie meer voor AWBZ-begeleiding. Zijn deze mensen inmiddels hersteld? Nee, velen vonden een tijdelijke oplossing in eigen kring, omdat hun aanvragen werden afgewezen bij de Wmo-loketten. Dit betekent dat er nog steeds een hulpvraag is, of soms zelfs dat de situatie slechter geworden is. Ook de cliënten die na de aanscherping van de regels geen indicatie meer kregen voor kortdurend verblijf, kwamen bij de gemeente terecht. De cijfers van de huidige AWBZ-begeleiding dat overgaat naar de Wmobegeleiding zijn als volgt: - - ongeveer 72.000 volwassenen, waarvan de meesten (85%) individuele begeleiding krijgen door een sociaal psychiatrisch verpleegkundige, gemiddeld drie uur per week. Ongeveer 35 % (24.000) krijgt dagbesteding in een dagactiviteitencentrum, gemiddeld 4,4 dagdelen per week. Een klein deel (27%) heeft een persoonsgebonden budget. ongeveer 35.000 jeugdigen die gebruik maken van kinderdagverblijven en/of logeeropvang. In de ggz is dat bijna altijd weekendopvang. Het gaat hierbij ook vaak om jeugdigen met meervoudige aandoeningen, bijvoorbeeld 2 verstandelijke beperking en autisme. Begeleiding wordt relatief veel met een persoonsgebonden budget (PGB) geregeld, omdat er (te) weinig voorzieningen zijn. Meer dan tien procent (8.500) heeft de begeleiding gecombineerd met persoonlijke verzorging, verpleging of behandeling. Velen maken gebruik van inloop- of opvanghuizen, waarvan er enkele honderden zijn. Zij zijn op zoek naar een vertrouwde omgeving, begrip, kameraadschap, routine, betekenis. Goed om te weten is dat begeleiding soms onlosmakelijk verbonden is met het behandelplan van de psychiater die de begeleiding aanstuurt. Dat is zorg uit de zorgverzekeringswet. Voor het uitvoeren van de begeleidende activiteiten is deskundigheid nodig (gedragswetenschappelijk, vak-therapeutisch en dergelijke). Welke begeleiding is concreet nodig? a. In algemene zin biedt de begeleiding ondersteuning bij: herstellen van het geloof in eigen kunnen, autonomie en zelfmanagement een gestructureerde dag die betekenisvol is en niet nutteloos het huishouden, incl. persoonlijke hygiëne: vervuiling ligt op de loer contacten leggen en behouden: mensen verliezen contact met de werkelijkheid initiatief, dingen ondernemen, op pad gaan administratie, zodat de post en de nota’s niet blijven liggen activiteiten ondernemen: je winterkleren van zolder halen, naar de winkel of tandarts gaan persoonlijke ontwikkeling: (weer) dingen oppakken waar je vroeger goed in was zinvolle dag invulling, aansluitend bij interesse en toekomstperspectief. b. De huidige AWBZ-begeleiding is ook ‘bijzonder’ Momenteel worden in de beleidsregels AWBZ-begeleiding vier ‘probleemgebieden’ genoemd, die van belang zijn voor psychische aandoeningen: 1. Bewustzijn en perceptie/waarneming Het gaat om mensen die een vertekend beeld hebben van de werkelijkheid (denk aan iemand met verslaving, Alzheimer, ADHD, autisme). Door de psychische aandoening is iemand zich niet bewust van de plaats en omgeving waar hij is. Doel van de begeleiding is dan dat iemand waarneemt waar hij is, welke (materiële) zaken in de ruimte zijn en dat hij realistische beelden onderscheidt van onrealistische waarnemingen. 3 2. Denken, geheugen en oriëntatie Hier gaat het om mensen die een vertekend beeld hebben van zichzelf (denk aan iemand met niet aangeboren hersenletsel (NAH), schizofrenie). De begeleidingsdoelen zijn dan gericht op het besef wat er in zijn omgeving gebeurt en wat anderen in de ruimte zeggen. Bij begeleiding de aandacht richten op eigen activiteit, op onderscheid maken tussen gedachten, gevoelens, stemmingen en werkelijkheid, tussen realistische en onrealistische gedachten. 3. Communicatie Het gaat hier om mensen met verminderd cognitief en/of psychisch functioneren, voor wie communicatie niet vanzelfsprekend is (denk aan delirium, afasie, autisme, angststoornissen). De begeleidingsdoelen zijn dan dat iemand begrijpt wat wordt gezegd, actief deelneemt aan de communicatie met anderen, verbaal of non-verbaal (voor zover dat mogelijk is). En dat iemand zich durft te uiten, dat hij aanspraak en kameraadschap ervaart. 4. Risicovol en ongewenst gedrag Het gaat hier om mensen die door hun aandoening lichamelijk of verbaal agressief gedrag vertonen, manipulatief gedrag of grensoverschrijdend seksueel gedrag tegenover andere personen. Het kan ook gaan om op zichzelf gericht gedrag, zoals dwangmatig gedrag, zelf-verwondend of zelfbeschadigend gedrag. De AWBZ-begeleiding is dan gericht op het waarborgen van: - de veiligheid en geborgenheid voor cliënten door bijsturen van gedrag en communicatie - de veiligheid van (de mens in) zijn omgeving, door het bieden van toezicht en door ondersteunen bij of het overnemen van communicatie in het dagelijkse leven. In deze situaties hebben cliënten (zeer) specialistische ondersteuning nodig. Ook is vaak specifieke deskundigheid vereist om de ondersteuningsbehoefte goed te begrijpen (denk aan chronisch psychiatrische patiënten of verslaafden). De opdracht aan de gemeenten is dat zij organiseren dat dit wordt geboden. En dat de begeleidingsdoelen worden afgestemd met de behandelaren. Besef daarbij dat huisgenoten en buurt- en clubhuiswerkers daar niet voor geschoold zijn. Omdat er vaak geen sprake is van ‘genezing’, is de begeleiding gericht op maatschappelijk herstel en rehabilitatie. Het gaat om het subjectieve proces van vallen en opstaan, van leren omgaan met de ziekte of de gevolgen daarvan. Het gaat om het ontwikkelen van nieuwe zingeving en nieuwe perspectieven. Mensen moeten na een ernstige gebeurtenis zoals een psychische ziekteperiode of een periode van verslaving, weer leren hun leven op te pakken. Herstellen is: de reis naar betekenisvol leven in alle maatschappelijke rollen faciliteren. 4 Aandachtspunten en tips Hieronder vindt u tips die zijn geformuleerd aan de hand van twaalf tegenstellingen en dilemma’s. Deze tips kunnen belangenbehartigers en Wmoraadsleden aan de gemeente geven. 1. Er is vaak (nog) onkunde over psychische aandoeningen ‘aan de keukentafel’. Tip Vraag de gemeente hoe zij gaan regelen dat tijdig expertise en deskundigheid wordt ‘ingevlogen’ om de hulpvraag te beoordelen. 2. De behandeldoelen moeten worden bewaakt als het gaat om de sociaalpsychiatrisch-verpleegkundige individuele begeleiding. Tips Adviseer de gemeente om voor de inkoop van (specialistische) begeleiding offertes te vragen bij ggz-instellingen. Adviseer om de inkoop gezamenlijk met andere gemeenten te doen (omdat deze expertise niet lokaal maar vaak (boven)regionaal aanwezig is). Vraag hoe de gemeente de afstemming op individueel niveau regelt van cliënten die naast begeleiding ook verzorging/verpleging/ behandelingen hebben. Uit de AWBZ of de Zorgverzekeringswet (Zvw)? 3. Collectief aanbod ‘Welzijn nieuwe stijl’ heeft misschien de voorkeur van gemeenten. Maar het gaat om diversiteit van aandoeningen en wisselende hulpvragen. Tips Vraag aan gemeenten hoe zij ervoor zorgdragen dat ‘nieuwe’ aanbieders of buurthuizen voldoende toegerust zijn op wisselende groepen cliënten en dat zij flexibel kunnen inspelen op deze groepen. Vraag gemeenten hoe zij deze zaken borgen en vastleggen in contractafspraken. 4. Voorkom versnippering, bewaak de regionale context openbare (o)ggz, maatschappelijke opvang, verslavingszorg, huiselijk geweld, zwerfjongeren. Dit is van belang in verband met de wisselende ernst van de aandoeningen. Tip Zoek regionale verbindingen met belangenbehartigers in de oggz. Voor het geval dat de situatie van cliënten slechter wordt en dat hulp nodig is die 5 onder regionale regie van een centrumgemeente valt. 5. Laagdrempelige toegankelijkheid van begeleiding tegenover financiële drempels. Tips Informeer of gemeenten zicht hebben op de inkomenssituatie van burgers met psychische aandoeningen in het algemeen. Zo nee, informeer hen. Vraag of de gemeente een integraal beleid heeft en verbinding legt met schuldhulpverlening (shv), bijzondere bijstand en dergelijke. Zoek contact met cliëntenraden van de afdeling Sociale Zaken van de gemeente, of van SHV-instanties. Vraag om klant-ervaringsonderzoek van de gebruikers van deze zaken. 6. Bureaucratie tegenover persoonlijke bejegening en begrip. Tips Adviseer aan de gemeente om contactpersonen in te stellen en cliënten met psychische aandoeningen zo min mogelijk papierwerk te bezorgen. Adviseer gemeenten om deze cliënten(groepen) niet te verwijzen. Werk integraal en met één aanspreekpunt. 7. Toekomstperspectief van burgers en voorliggende voorzieningen. Tips Stel vragen aan de gemeente welke visie zij hebben op het punt van: - gaat arbeid (of arbeidsvermogen) vóór op begeleiding, ook als mensen niet kunnen werken? Hoe gaat gemeente hiermee om bij mensen die niet of deels kunnen werken of die alleen kunnen werken met speciale ondersteuning tijdens het werk? - faciliteert de gemeente mogelijkheden voor een brede range van projecten, dagbesteding, activiteiten, vrijwilligerswerk? Adviseer de gemeente om persoonlijke trajectplannen te contracteren boven een groepsaanbod. 8. Stigma tegenover gastvrijheid en ontmoeting. Tips Check of de gemeente zich er van bewust is dat er taboe rust op psychische aandoeningen en dat mensen worden gediscrimineerd. Adviseer de gemeente om maatschappelijke actieplannen tegen stigma op te starten. 6 9. Afwachtend tegenover proactief en outreachend (er is stil leed bij mensen, in gezinnen). Tip Adviseer de gemeente om diverse bronnen te gebruiken om actief mensen te benaderen. Bijvoorbeeld ggz instellingen, opvanginstellingen, maatschappelijk werk. Stel met hen gezamenlijk een benadering op die goed bij mensen past (bijvoorbeeld lotgenoten-contact-bijeenkomsten, huisbezoekteams). 10. Top down tegenover eigen regie ondersteunen (participatie is niet ‘bezig gehouden worden’ maar ook actief meedoen, dan is streven naar autonomie nodig en aansluiten bij belangstelling). Tip Adviseer gemeenten om bij de keukentafelgesprekken, maar ook verderop in begeleidingstrajecten, aansluiting te zoeken bij de belangstelling van mensen met psychische aandoeningen. Zodat ze zelf (weer) initiatieven durven, willen en kunnen ontplooien (die mogelijk bijdragen aan werk). 11. Ervaringskennis van lokale en regionale cliëntenorganisaties in beleid. Tip Biedt hulp aan vanuit cliëntenorganisaties, lotgenotencontact, informatievraagbaak enz. 12. Ondersteuning voor cliënten bij de vraagverheldering en organiseren van begeleiding. Zodat iemand een vertrouwenspersoon naast zicht heeft bijv. tijdens het keukentafelgesprek. Dat geldt ook voor ‘nieuwe’ cliënten die nog geen begeleiding hebben. Tip Vraag of de gemeente individuele cliëntondersteuning heeft georganiseerd of dit laat aanbieden. Auteur: Debora Korporaal, LPGGz 7