Mijnheer de Voorzitter, Geachte collega’s, Dames en Heren, Er werd mij gevraagd als “coach” op te treden bij dit forumgesprek over “Jezus, (de) Zoon van God”. Of “coach” hier het juiste woord is, weet ik niet. “Coach” betekent “oefenmeester, trainer”, bijvoorbeeld van een voetbalploeg, of ook “begeleider, helper”. Ik denk dat beide sprekers, behorende tot de dezelfde Compagnie van Jezus, geen “coach” in deze zin zullen dulden en zeker niet nodig hebben. Wat van mij echter wel verwacht wordt, is dat ik, bij wijze van inleiding, het gespreksthema zou situeren en beide sprekers voorstellen. Gespreksthema Het onderwerp of thema dat de twee sprekers zullen behandelen, luidt: “Hoe interpreteren we vandaag: Jezus, Zoon van God?” In de evangelies wordt verhaald hoe Jezus in de streek van Caesarea van Filippus zijn leerlingen vroeg: “En jullie, wie zeggen jullie dat ik ben?” Petrus antwoordde hem: “U bent de Christus/Messias” (volgens Mc 8,29). Matteüs voegt eraan toe: “…, de Zoon van de levende God” (par. Mt 16,15-16) en Lucas: “…, de Christus/Messias van God” (par. Lc 9,20); Johannes schrijft: “U bent de Heilige van God” (Joh 6,69). Jezus is een jood en geen christen. Maar deze jood belijden en verkondigen zijn volgelingen als de Messias of Christus. Het christendom is gegroeid uit een groepje “joden voor Jezus”. Jodendom en christendom liggen in elkaars verlengde, zijn oorspronkelijk zelfs één en dezelfde godsdienst, die later van elkaar verwijderd zijn geraakt op grond juist van de belijdenis van deze mens, de jood Jezus, als de Messias of Christus van God door een groepje joden, uit wie de christenen zijn voorgekomen. Voor christenen is Jezus degene die het volledige heilsplan van God, (wat de Bijbel noemt) het Rijk van God of wat God met mens en wereld voor heeft, openbaart. Hij doet dit in woord en werk; en door zijn aanwezigheid zelf openbaart hij de Vader, want (aldus Matteüs en Lucas) “niemand kent de Zoon behalve de Vader, en niemand kent de Vader behalve de Zoon en ieder aan wie de Zoon hem wil openbaren” (Mt 11,27, par. Lc 10,22). Zijn persoon en boodschap, het gezag van zijn woorden en daden, de zending die hij vervult maken dat er slechts één naam of titel is, eigenlijk een metafoor (zoals elke geloofstaal), die bij hem past en die Petrus te Caesarea Filippi belijdt: “U bent de Christus, de Zoon van de levende God”. Het gespreksthema van vandaag heeft dus betrekking op de oorsprong, inhoud en betekenis van deze belangrijke christologische titel die in het Tweede Testament aan de persoon van Jezus werd gegeven. Het gaat hier dus om een Bijbelse titel. Er dient echter aan toegevoegd dat in de Bijbel hem nog andere geloofstitels werden toegekend. Zo bijvoorbeeld Messias/Christus, 1 Redder/Verlosser, Heer, Woord van God, Eschatologische Profeet, Mensenzoon, Zoon van David. Dienaar van Jahweh e.a. Noteer ook dat in de Schrift nooit gesproken wordt over “Jezus God” (ho theos, met lidwoord) maar ook niet over “God de Zoon” of “God de Heilige Geest”, zoals wij vaak plegen te doen. De vraagstelling van vandaag heeft betrekking op “Jezus, Zoon van God”, niet op “God de Zoon”. Het is ook bekend dat de historische Jezus zelf (waarschijnlijk) zich geen titels of namen heeft toegeëigend. Of laten we zeggen: het is vooral de eerste gemeenschap en de evangelische redacteurs, alsook de andere nieuwtestamentische schrijvers die hem deze geloofstitels hebben gegeven op grond van zijn historisch optreden, leven en persoon, woorden en daden, lijden, dood en verrijzenis. Dit betekent dat de identificerende naamgeving van Jezus twee zijden vertoont. Ik gebruik hier de termen van Edward Schillebeeckx. Er is de projecterende zijde waarbij reeds bekende namen of metaforen (uit het Eerste Testament) op Jezus werden geprojecteerd (toegepast); en er is de gevende zijde waarbij het aanbod en de interpretatie komen vanuit de Jezus van de geschiedenis zelf. Naar mijn mening kunnen de twee sprekers, bij de behandeling van dit christologische onderwerp: “Hoe interpreteren wij vandaag: Jezus, (de) Zoon van God”, aan een flashback naar de historische Jezus niet voorbijgaan. Jezus dient ook in zijn context teruggeplaatst. We hoeven geen harmonisatie van de vier evangelies te maken, noch een vijfde evangelie te schrijven. Sprekers Volgt nu een voorstelling van deze twee sprekers, allebei jezuïeten (want ik veronderstel dat ze, zeker één van de twee, daarop staan). Roger Lenaers werd geboren in Oostende in 1925, volgde de Latijns-Griekse humaniora aan het Onze-Lieve-Vrouwecollege in deze stad en trad binnen in Drongen in 1942. Hij behaalde licentiaten in klassieke filologie, filosofie en theologie. Priester gewijd in 1955, had hij nadien een uiterst actieve en productieve loopbaan, tot hij in 1995 een sabbatjaar doet op een parochie in Vorderhornbach (Tirol, Oostenrijk) en er pastoor blijft tot op de dag van vandaag, hoewel hij geregeld contact houdt met Vlaanderen. Pater Lenaers is vooral werkzaam geweest op twee gebieden: klassieke talen en geloofsverkondiging/catechese/spiritualiteit. Hij was professor Grieks en Latijn aan het Centrum voor Kerkelijke Studies, inspecteur Latijn en Grieks op de Jezuïetencolleges en publiceerde in die functie een reeks handboeken voor het VSO (grammatica’s, handleidingen, leesoefeningen) en verzorgde tekstuitgaven bij de “Geerebaert klassieken” over Tacitus, Ovidius, Vergilius en Sophocles’ Antigone. Zijn tweede vorm van activiteit betreft geloofsverkondiging en 2 catechese. Op dat vlak was hij enkele jaren godsdienstleraar in het Paridaensinstituut en in het Lemmensinstituut te Leuven. Lenaers publiceerde twee opzienbare, kritische essays over hedendaagse geloofsverwoording, verschenen als TGL-cahiers: De droom van Nebukadnezar of het einde van een middeleeuwse kerk (2001) en Uittocht uit de oudchristelijke mythen. Geloven na ‘De Droom van Nebukadnezar’ (2003). In het eerste essay onderwerpt hij het twee-werelden-schema en de twee-werelden-taal, de bovenverdieping en de benedenverdieping van Bijbel en kerk aan een grondige kritiek; men kan het samenvatten in deze zin: van heteronomie naar autonomie en/of theonomie (Lenaers zal dit onmiddellijk wel uitleggen). In het tweede essay zal hij (wat hij noemt) “de hoofdzaken van de christelijke boodschap” in deze theonome taal hervertalen, dat zijn de christologie en triniteitsleer, verrijzenis, mariologie, gebed e.a. Jacques Haers werd geboren in Leuven in 1956, volgde de Latijns-Wiskundige humaniora aan het Sint-Pieterscollege in deze stad, behaalde een licentie wiskunde aan de KU Leuven en trad nadien binnen in de Sociëteit in 1978. Hij behaalde het baccalaureaat filosofie in München, het licentiaat theologie in Leuven en het doctoraat theologie in Oxford. Haers is thans professor dogmatische theologie aan de Leuvense theologische faculteit en er directeur van het Centrum voor bevrijdingstheologieën. Hij is een spitse debater met suggestieve stellingen en gevatte replieken. Pater Haers schreef verschillende boeken die vanuit diverse gezichtspunten meestal handelen over de verhouding of de band tussen theologie en spiritualiteit. Zo o.m. Het avontuur van de traditie (1999) waarin hij de traditie ziet als ruimte van trouw en als ruimte van creativiteit. Verder Geloften aan de grens (2000) over de betekenis van religieuze geloften vandaag; Kansarmen. Liefhebben vanuit de marge (2000), een soort vervolg op dit boek over het ‘liminale’ engagement, het engagement aan de grens van Christus en de christenen; Wrede weefsels (met een w) vrede weefsels (met een v) (2001) over het constructief omgaan met conflicten; en De theologen op het matje geroepen (2007) over de concrete vragen waarmee theologen vandaag moeten worstelen. Dit jaar schreef hij met A. Decoene een boek over zijn voornaamste en geliefde theologische aandachtspunt, de scheppingsfilosofie en –theologie: Wanneer de schepping kreunt. Hedendaagse reflecties over schepping (2008). Ziedaar, bij wijze van inleiding, een voorstelling van sprekers en gespreksthema. Em. prof. R. Michiels 3