Leervragen GP T6 Regeling en waarneming vs 2

advertisement
Vragen en antwoorden thema 6 Regeling en waarneming.
De GP bestaat uit een aantal leervragen (zie hieronder) en een aantal inzichtsvragen.
Deze leervragen en antwoorden zijn GEEN volledige samenvatting van dit thema !
Bekijk ook binas 87A t/m D zintuigen, 88A t/m L Zenuwstelsel, 89A t/m C, 90A t/m C spieren
1
Wat weet je van:
bs1 Homeostase: handhaven van omstandigheden rondom een bepaald evenwicht (de
normwaarde) in het interne milieu door regelkringen (terugkoppeling). Dit vindt plaats op de
organisatieniveaus organisme en cellen (hormoonstelsel en zenuwstelsel).
bs 2
Adrenaline: gemaakt door bijnier (schors), bij woede, angst en schrik.
Enige snelwerkende hormoon.
bs 3
Een prikkel: een verandering in de omgeving
bs 4
Een reflex: een vaste, snelle, onbewuste, reactie op een bepaalde prikkel
bs 4 Een reflexboog: de weg van de een impuls:
zintuig – gevoelszenuwcel – CZS – bewegingszenuwcel – spier/ klier,
dit is onbewust (zonder grote hersenen)
bs 4
Prikkeldrempel: kleinste prikkelsterkte die een impuls kan doen ontstaan
bs 4 Impulssterkte: de grootte van de verandering in elektrische lading van
celmembraan. Naarmate de prikkel groter is neemt de frequentie toe.
bs 4 Impulsfrequentie: aantal impulsen dat per tijdseenheid door een zenuwcel wordt
voortgeleid
bs 5 Antagonisten: spieren waarbij de samentrekking een tegengesteld effect heeft bv
biceps en triceps. Hormonen zoals glucagon en adrenaline die het glucosegehalte doen
stijgen en insuline die het glucosegehalte laat dalen.
bs 7 Het netvlies: dit bestaat uit kegeltjes,hoge prikkeldrempel, reageren op kleur en
staafjes, lage prikkeldrempel, reageren op beweging.
bs 7
De gele vlek: in het centrum van het netvlies, bevat alleen kegeltjes.
bs 7 De blinde vlek: plaats waar de oogzenuw (met bloedvaten) het oog verlaat, hier
bevinden zich geen lichtreceptoren
bs 7 Bijziendheid: het brandpunt valt voor het netvlies, je ziet in de verte niet scherp,
correctie met een negatieve bril (divergeren = verspreiden het licht)
bs 7 Verziendheid: het brandpunt valt “achter” het netvlies, je ziet niet goed dichtbij,
correctie met een positieve bril. (convergeren = bundelen het licht)
bs 6
Gewenning: wanneer een prikkel enige tijd aanhoudt, neemt de impulsfrequentie af.
bs 6 Adequate prikkel: de soort prikkel waarvoor de prikkeldrempel van een zintuigcel het
laagst is.
2
bs 1
Wat zijn endocriene en exocriene klieren?
Exocrien met afvoerbuis
Endocrien zonder afvoerbuis
extern milieu
werkt in de buurt van de klier
intern milieu , dus bloed
in hele lichaam, werkt op
doelwitorganen
Alle hormoonklieren
Spijsverteringsklieren, traan-, talg-,
zweetklier
3
4
bs 3
bs 3
Wat weet je van zenuwcellen:
Gevoelszenuwcellen
Van zintuig naar CZS
Cellichaam buiten CZS
Bewegingszenuwcellen
Van CZS naar spier/klier
Cellichaam aan het begin
Schakelcellen
In CZS
Lijkt op bewegingingzenuwcel met
korte dendriet (inloper)
Welke functies hebben de onderdelen van het CZS?
Ruggenmerg
-Geven impulsen door van benen naar hoofd en
andersom
-Geleiden reflexen door op halshoogte en lager
Hersenstam
-Regelen de autonome processen zoals hartslag en
ademhaling (autonome z.s.)
-Geleiden reflexen op hoofd- en halshoogte
Kleine hersenen
-Evenwicht coördineren
-Handhaven evenwicht
Grote hersenen
-Hersencentra regelen specifieke functies zoals gehoor,
gezicht, schrijven, spreken.
-In gevoelscentra (achter de centrale groeve) worden
impulsen van zIntuigen verwerkt
In bewegingscentra (voor de centrale groeve) geef je
opdracht voor beweging
5
bs 4
Wat is het autonome zenuwstelsel?
Het autonome zenuwstelsel staat niet onder invloed van de wil en werkt nauw samen met
het hormoonstelsel.
-Het orthosympatisch deel zorgt ervoor dat het lichaam arbeid kan verrichten (energie nodig),
maar spijsvertering lager
-Het parasympatisch deel zorgt ervoor dat het lichaam tot rust komt en herstelt.
6
7
bs 5
bs 7
Welke typen spierweefsel zijn er?
Glad spierweefsel
Dwarsgestreept spierweefsel
Langwerpige cel met kern
Vezels met (gezamelijke) kern
Traag, maar niet snel vermoeid
Snel, maar snel vermoeid
Aangestuurd door autonome
zenuwstelsel
Aangestuurd door animale zenuwstelsel
Onwillekeurig
Onder invloed van de wil
In wanden van holle en
buisvormige organen zoals
bloedvaten, darmkanaal, longen
Skelet- en gelaatsspieren
Wat is accomoderen?
Accomoderen: het boller of platter worden van de lens
Bij het zien in de verte
Bij het zien van dichtbij
Ver Is Plat
Boekbol
accommodatiespieren
ontspannen
samengetrokken
het straalvormig lichaam
groot
klein
De lensbandjes staan
strak
slap
De lenzen zijn
zo plat mogelijk
boller
De ogen zijn
in rusttoestand
geaccommodeerd
8
bs 7
Wat weet je van de pupilreflex?
De pupilreflex beschermt de zintuigcellen in het netvlies tegen te veel licht.
Veel licht
Weinig licht
Pupil klein
groot
Kringspieren gespannen
ontspannen
Straalsgewijs lopende spieren ontspannen
gespannen
Let op: dit is geen complete samenvatting !
Je moet ook weten: alle hormoonklieren met hun functies, het terugkoppelingssysteem, synaps en
neurotransmitter, bouw zenuwcellen,afb 30 ruggemerg, afb 37, 38, 40 , 45, bouw spier, antagonist,
alle receptoren (huid), opdr 28, uitwendige onderdelen oog (afb 59, opdr 29),bouw oog en functies
onderdelen , afb 75, 76, 77, 78, 79, 80 en weten wat staar is.
Download