De eerste mensen: Ontstaan en ontwikkeling van de mensheid tot

advertisement
De eerste mensen: Ontstaan en ontwikkeling van de
mensheid tot 10.000 v.C.

Paleo-antropologie: bestudeert ontstaan en ontwikkeling van de mensheid
aan de hand van paleontologische vondsten (vb. fossiele resten).

Culturele manifestaties van de mens zijn verbonden aan zijn aanpassing
aan lokale omstandigheden.
1. Wat is de mensheid?
De mens ging rechtop lopen, en werd tegelijk permanent (!) seksueel
actief.
 Door beter geheugen kon de mens betere & fijner afgewerkte werktuigen
maken
 Taal kwam tot ontwikkeling: in tegenstelling tot andere primaten zijn de
mensen zich er van BEWUST dat ze taal gebruiken.
 De mens begon tekens/symbolen/tekeningen te gebruiken
 Meer geheugen  meer volharding (vb. urenlang volharding tijdens
jacht, zelfs als prooi niet opdaagt)
 Mens leerde vuur maken & beheersen
 Herinneringen aan het verleden bleven beter bij (vb: de overledenen)
 Agressie: kan zijn voor: voedselkwestie, geslachtspartners, territorium,
verdediging van de kinderen.
Bij mannen tevens veroorzaakt door testosteron.
Agressie: kan zowel positief (in opstand komen tegen dictatuur) zijn als
negatief (destructief gedrag).
Uit agressie komt oorlog voort.
Bij primaten wordt agressie gesust door de verliezende tegenstander
door onderworpen houding, bij de mens ook met verbreking van sociaal
contact met de winnende tegenstander.
 Ontstaan van artistiek gedrag (dankzij beter geheugen om beelden vast
te houden)
 De mens leerde tijd bijhouden (periodiciteit).
 Rolverdeling man-vrouw:
erg onzeker. Vermoeden dat man en vrouw verschillende eetpatronen
hadden  monogame band  hogere overlevingskansen + zeker stellen
ouderschap.
2. Geslachtsdimorfisme:
= verschil in bouw naargelang de sekse  Bij soorten die een monogamere,
langere band samen aangaan is het geslachtsdimorfisme minder
uitgesproken dan bij polygame soorten.
Voorbeelden dimorfisme:
 lichaamsgrootte
 Lengte hoektanden
 bouw van de schedel
 lichaamsgewicht
Mens is lichtelijk dimorf
3. Ontstaan van de taal
± 50.000 jaar geleden
Factoren die een rol kunnen gespeeld hebben:
 Grotere hersenen  meer ontwikkelde spraakzone

1
 Vervaardigen van werktuigen
 Menselijk gedrag: interactie dwong ontwikkeling van taal op
4. Voedselpatroon
Onze menselijke voorouders waren aaseters en moesten daarbij concurreren
tegen biologisch beter uitgeruste aaseters (vb: hyena’s). Dit verklaart ook
het vroege gebruik van scherpe stenen werktuigen: het vlees van de
voedselresten van predatoren werd er zo snel mogelijk afgeschraapt, zodat
men uit het zicht kon verdwijnen voor dat de sterkere aaseters opdaagden.
Het voedsel werd dan elders opgegeten.
5. Dateren van het verleden
Absolute methoden:
Uranium-lood-datering: leeftijdsbepaling door ontleding van uranium in
verschillende isotopen van lood  datering tot 4,5 miljard jaar. Als men de
vervalsnelheid kent, kent men ook de leeftijd van het object.
Kalium-argon-datering: Kalium vervalt met bekende snelheid tot argon 
datering van vulkanische mineralen (kalium komt vooral voor na
vulkanische uitbarstingen). Gebruikt voor zowel extreem oude als jonge
afzettingen.
Radioactief koolstof: datering van overblijfselen aan de hand van
koolstofverval.  tot 50.000 jaar
Thermoluminescentie: Bepaalde sedimentoorten verbleken bij blootstelling
aan zonlicht. De elektronen “vangen” licht op. Na begraving verdwijnt het
aantal elektronen geleidelijk. Ouderdomsdatering gebeurt aan de hand van
meting van licht uitgezonden door overgebleven elektronen.
Splitsingspoordatering: Bij spontane atoomsplitsing worden sporen in het
mineraal achtergelaten. Datering gebeurt door middel van telling van de
sporen. Snelheid van splitsing bekend  ouderdom ook bekend.
Relatieve methoden:
Faunistische datering: Door middel van kalium-argon- en
splitsingspoordatering kunnen overblijfselen van voorouders van een
bepaalde nog levende soort, worden gedateerd. Daardoor kunnen de
evolutiefasen worden bepaald.
Paleomagnetisme: ± om de 700.000 jaar wordt de aardmegnetisme
tegengesteld van richting  datering aan de hand van sporen van
magnetische oriëntatie.
Chemische methoden:
 # Fluor in sedimenten  hoe meer fluor hoe ouder
 Draaiing van licht onder invloed van aminozuren: levend wezen 
draaiing naar links, afgestorven wezen  geleidelijk aan meer draaiing
naar rechts, tot draaiing links gelijk is aan draaiing rechts. Hiervan is
de snelheid bekend  datering.
2
Download