Nieuwe kijk op antisociaal gedrag bij jongeren

advertisement
Nieuwe kijk op antisociaal gedrag bij jongeren
Cognitieve en neurobiologische factoren spelen een grote rol bij de
ontwikkeling en behandeling van antisociaal gedrag bij jongeren. De
onderliggende cognitieve processen zoals bijv. antisociale denkfouten
bij jongeren kunnen mogelijk leiden tot een betere behandeling op maat.
Neurobiologische factoren zoals bijv. verminderde aanwezigheid van de
witte stof in de hersenen kunnen mogelijk een aanwijzing zijn voor
welke jongeren meer risico lopen op ontwikkeling van ernstig
antisociaal gedrag. Sanne Oostermeijer onderzocht de ontwikkeling en
behandeling van antisociaal gedrag bij jongeren. “Ik hoop met mijn
onderzoek een bijdrage te leveren aan nieuwe inzichten voor preventie
en behandeling van deze jongeren.”
Sanne Oostermeijer promoveert 7 februari bij VUmc. Promotor: Arne
Popma.
Ernstig antisociaal gedrag bij adolescenten is een van de meest voorkomende
redenen voor een verwijzing naar de geestelijke gezondheidszorg. Hierbij
gaat het bijvoorbeeld om een patroon van stelen, agressief gedrag en liegen.
Het is echter lastig om deze jongeren te behandelen. Sanne Oostermeijer
onderzocht een grote groep adolescenten met ernstig antisociaal gedrag. Ze
keek hierbij eerst naar de onderverdeling in twee vaak onderzochte typen
agressief gedrag: reactieve en proactieve agressie. Reactieve agressie is
emotioneel geladen en impulsief, terwijl proactieve agressie bewust en
doelgericht is. Zij stelt hierbij echter vast dat het type agressie niet zozeer
onderscheidend was voor jongeren met agressief gedrag, maar met name de
ernst van agressie.
Cognitieve processen bij antisociale jongeren
Oostermeijer onderzocht vervolgens bij deze jongeren de relatie tussen beide
typen agressie, hun cognitieve processen (o.a. denkfouten) en de
gedragsveranderingen na een agressiebehandeling. Reactieve en proactieve
agressie betreft mogelijk verschillende sociaal-cognitieve processen. Hieruit
blijkt de behandeling voor gedragsveranderingen in reactieve agressie zich
met name kan richten op de denkfout ‘anderen de schuld geven’. Voor
proactieve agressie lijkt de behandeling van álle onderzochte denkfouten
nodig voor gedragsverandering. Daarnaast bleken beide typen agressie
gerelateerd aan problemen in sociale informatieverwerking. Dergelijke
onderliggende cognitieve processen kunnen mogelijk een aanknopingspunt
vormen voor betere behandeling op maat. Verder onderzoek naar cognitieve
processen liet zien dat een verminderde reactie-remming en betere
planningsvaardigheden waren gerelateerd aan meer antisociale
gedragsproblemen, echter was er geen relatie met gedragsveranderingen
tijdens behandeling.
Hersenontwikkeling
Tenslotte onderzocht Oostermeijer de hersenontwikkeling binnen een grote
groep Australische jongeren. Dit is een van de eerste longitudinale
hersenonderzoeken naar antisociaal gedrag. Bij jongeren met antisociale
gedragsproblemen in de vroege adolescentie, die later afnamen, was een
afwijkende hersenontwikkeling (geen vermindering van de grijze stof) in
verschillende hersengebieden te zien. Verder onderzoek liet zien dat meer
antisociale gedragsproblemen gerelateerd waren aan verminderde verbinding
(witte stof) tussen verschillende hersengebieden. Dergelijke neurobiologische
factoren (afwijkende hersenontwikkeling van de grijze en witte stof) kunnen
mogelijk helpen signaleren welke jongeren meer risico lopen op ontwikkeling
van ernstig antisociaal gedrag.
Download