Zit er nog muziek in de toekomst?

advertisement
Zit er nog muziek in de toekomst?
Samenvatting
Na een lange periode waarin in het basisonderwijs de nadruk heeft gelegen op de cognitieve
vakken lezen, taal en rekenen begint er meer aandacht te komen voor de waarde van de
creatieve vakken. Met name het muziekonderwijs heeft het lange tijd moeten ontgelden en in
de huidige praktijk van alle dag komt het nog maar mondjesmaat aan bod. De vraag is wat
hiervan de oorzaak is. Buiten schooltijd kunnen kinderen op basis van vrijwilligheid
deelnemen aan projecten die in samenwerking met de muziekschool worden aangeboden,
maar is muziekonderwijs niet iets dat aan alle kinderen toekomt?
Het onderhavige onderzoek is niet alleen gericht op het blootleggen van factoren die
muziekonderwijs aan alle kinderen tijdens de reguliere schooltijd in de weg staan, maar is
vooral een zoektocht naar mogelijkheden om een impuls te geven aan het muziekonderwijs.
Tijdens het onderzoek, dat is uitgevoerd op basisschool De Golfbreker in Koog aan de Zaan,
is geprobeerd om in een aantal stappen vanuit verschillende hoeken een antwoord te vinden
op de centrale vraag:
Wat is op Basisschool De Golfbreker de stand van zaken met betrekking tot het
muziekonderwijs en welke verbeteringen zijn mogelijk?
Allereerst is onderzocht naar wat er in de literatuur is te vinden over de rol die muziek speelt
in het leven van mensen in het algemeen en van leerlingen op de basisschool in het bijzonder.
Om zicht te krijgen op de huidige situatie van het muziekonderwijs is van een aantal
onderzoeksinstrumenten gebruik gemaakt. Op de eerste plaats is aan leerkrachten en directie
van de school een vragenlijst voorgelegd. De antwoorden geven een eerste globale indruk van
wat zij onder muziekonderwijs verstaan, hoe zij ermee omgaan en hoe zij dit ervaren. Waar
ervaren zij problemen en waar zien zij kansen voor het muziekonderwijs? Om het onderzoek
te richten op de mogelijkheden voor het muziekonderwijs in de huidige situatie, zijn de
resultaten van de vragenlijst aan de orde gesteld tijdens een bijeenkomst van een focusgroep.
Zeven leerkrachten hebben zich onder begeleiding van een externe moderator gebogen over
de volgende richting gevende vraagstelling:
-Waar liggen kansen om het muziekonderwijs een impuls te geven?
-Wat is er voor nodig om de gewenste situatie te bereiken?
Om te onderzoeken hoe de uitgesproken wensen en ideeën nog meer geconcretiseerd kunnen
worden, heeft een groepsinterview met de bouwcoördinatoren van de school plaats gevonden.
Als lid van het managementteam zullen zij het voortouw moeten nemen in het proces van
1
implementatie en borging van een ingezette schoolontwikkeling. Tevens is een interview
afgenomen aan de directeur van de school. Hierbij heeft het accent gelegen op de
mogelijkheden van het vormen van beleid met betrekking tot het muziekonderwijs.
Tot slot heeft een presentatie plaats gehad waarbij aan de leerkrachten van de school de
bevindingen vanuit het onderzoek zijn meegedeeld en waarbij de plannen voor de toekomst
zijn voorgelegd.
Het onderzoek is heel praktijk gericht opgezet voor basisschool De Golfbreker in Koog aan de
Zaan. De resultaten kunnen echter ook een inspiratie zijn voor andere scholen bij het zoeken
naar mogelijkheden om het muziekonderwijs vorm te geven.
Muziek maken in de klas wordt nog vaak gezien als iets dat is weggelegd voor mensen die “er
goed in zijn” en die er “verstand van hebben”. Dat is iets waar je maar beter niet aan kunt
beginnen. Tijdens mijn werk, maar zeker tijdens de uitvoering mijn onderzoek, heb ik mogen
ervaren dat collega’s graag willen, maar vaak “Special Educational Needs” hebben. Ik hoop
dat hetgeen ik met mijn onderzoek op school in gang heb gebracht mag leiden tot een
muziekcultuur, waarvan alle kinderen en leerkrachten tijdens de reguliere onderwijstijd
mogen genieten.
Inleiding
Het conceptueel kader van het literatuuronderzoek betreft het kennisdomein van de muzikale
vorming op de basisschool. Muzikale vorming is een van de vormingsgebieden die deel uit
maken van het curriculum van het primair onderwijs. Waarom is muzikale vorming
opgenomen in het curriculum van het basisonderwijs? Om eenzijdigheid in het
onderwijsaanbod, waarbij het accent ligt op de cognitieve vakken lezen, taal en rekenen, tegen
te gaan, is er steeds meer oog voor de creatieve vakken als muziek, tekenen, drama en
handvaardigheid. Muziek doet iets met mensen en er zijn allerlei motieven aan te wijzen om
muziek in het onderwijsprogramma van de basisschool op te nemen. In dit onderzoek is
gezocht naar zowel intrinsieke motieven, die de waarde van de muziek op zichzelf bekijken,
als naar extrinsieke motieven voor muzikale vorming, die de muziek in dienst van een ander
gewenst vormingsgebied benadrukken. Welke positie wordt in het muziekonderwijs
ingenomen door de leerling, welke door de leerkracht en wat kan er over de inhoud van het
muziekonderwijs worden gezegd?
Muziek is van alle tijden. Daarom zal eerst een kort overzicht worden gegeven van de rol die
muziek in het leven van mensen inneemt. Een verkenning vanuit de literatuur zal daaraan een
bijdrage leveren. Hoe het is, hoe het was. Vanuit het heden terugblikken op het verleden, maar
wel met het oog gericht op de toekomst. Het reeds genoemde benadrukken van de cognitieve
vakken in het onderwijs is jaren lang ten koste gegaan van het muziekonderwijs. De vraag die
de titel van dit onderzoek, “Zit er nog muziek in de toekomst?” kan tweeledig worden
opgevat. Van Dale omschrijft de betekenis van de uitdrukking “er zit muziek in” om aan te
geven dat iets goede mogelijkheden biedt. Iets is veelbelovend. Hoe veelbelovend is de
toekomst voor de kinderen die nu op de basisschool zitten? Wat kan het muziekonderwijs nu
en in de toekomst hieraan bijdragen? Allereerst zal bekeken moeten worden of er nog wel
muziek in het muziekonderwijs zit.
Aanleiding van het onderzoek
De aanleiding van het onderzoek is geweest de onvrede die er onder de leerkrachten met
betrekking tot muziekonderwijs bestaat. Zij hebben te kennen gegeven dat zij graag meer aan
muziek in de groep zouden willen doen, maar hier om verschillende redenen niet aan
toekomen. Een vaak gehoorde zin is: “Ik kan geen muziekles geven, want ik ben niet
2
muzikaal. Ik kan geen noten lezen en bespeel ook geen instrument.” Hierbij komt dat
muziekonderwijs op de basisschool niet de hoogste prioriteit geniet. Het is niet altijd duidelijk
welke eisen worden gesteld aan kennis, vaardigheden en attitudes van de leerkrachten en
leerlingen. Met betrekking tot de doelen zijn geen duidelijke afspraken gemaakt. Evaluatie
van bereikte resultaten is derhalve niet goed mogelijk.
Uit de centrale vraagstelling zijn de volgende onderzoeksvragen voort gekomen:
1. Wat zegt de literatuur over muziekonderwijs in de basisschool?
2. Hoe ziet de huidige situatie van het muziekonderwijs op school eruit?
a. Wat verstaan de leerkrachten onder muziekonderwijs?
b. Hoe gaan de leerkrachten om met muziekonderwijs en hoe ervaren zij dit?
3. Wat zijn de problemen waar leerkrachten tegenaan lopen?
4. Welke mogelijkheden voor verbetering van de muzikale vorming zijn op school aanwezig?
5. Wat is er nodig voor leerkrachten om veranderingen in het muziekonderwijs tot stand te
brengen?
Muziek, een veelzijdig fenomeen
De muziekfilosofie houdt zich bezig met de vraag wat de aard en de waarde van muziek zijn.
Een belangrijke vraag, omdat de visie op muziek van invloed is op de praktijk van het
muziekonderwijs. De leerkracht zal een visie moeten hebben op het waarom van
muziekonderwijs. Is muziekonderwijs goed voor de leerlingen?
Om de waarde van het vak muziek te bepalen wordt een onderscheid gemaakt tussen
intrinsieke of interne criteria en de meer instrumentele effecten. Bij intrinsieke effecten moet
dan worden gedacht aan de ontwikkeling van een muzikaal gehoor en het vergroten van de
expressieve mogelijkheden van kinderen. De eerste categorie beoogt de waarde van de
muziek enkel en alleen te zoeken in zaken die met muziek te maken hebben en niet met
instrumentele effecten. Door de geschiedenis heen zijn hiervan verschillende aan de muziek
toegedicht. De laatste tijd is er veel geschreven over de invloed van muziek op leerprestaties,
sociaal klimaat, samenwerken en de ontwikkeling van het brein (“Muziek maakt slim…”).
In de wetenschap bestaat een drietal dominante leertheorieën: het behaviorisme, het
cognitivisme en het constructivisme. Deze theorieën doen uitspraken over hoe geleerd wordt.
Veel van wat gezegd kan worden over leren in het algemeen, is ook van toepassing op het
leren van muziek. Kennis en vaardigheden, leerstrategieën en metacognitie spelen ook hier
een rol.
Tijdens het literatuuronderzoek is naar voren gekomen dat muziekonderwijs haar voordeel
kan doen met de zienswijze van coöperatief leren. Tijdens coöperatief leren zijn leerlingen
interactief bezig, dragen samen verantwoordelijkheid, zijn gelijkwaardig in hun inbreng, zijn
individueel aanspreekbaar en hebben gemeenschappelijke doelen. Bij muziekonderwijs
gebaseerd op coöperatief leren vindt een verschuiving plaats naar muzikale interactie tussen
de leerlingen. Al doende verwerven zij muzikale vaardigheden en kennis. De activiteiten
tijdens het muziekonderwijs zullen dus gericht moeten zijn op het stimuleren van muzikale
ervaringen, muzikaal handelen en muzikaal plezier. De leerkracht is hierbij degene die samen
met hen het proces doorloopt en begeleidt.
3
Opzet van het praktijkgerichte onderzoek
Na de theoretische verkenning van muziekonderwijs op de basisschool in het algemeen, is de
tweede stap van het onderzoek de analyse van de context van het muziekonderwijs in de
praktijk. Als leidraad tijdens het onderzoek is gekozen voor het zeven stappenplan van Coert
Visser (Visser, 2005)
1. Verhelderen van de veranderbehoefte
2. Definiëren van de gewenste situatie
3. Vaststellen van de huidige situatie
4. Analyseren van eerder succes
5. Eén stapje vooruit zetten
6. Vooruitgang monitoren
7. Vaststellen van de verdere veranderbehoefte
Bij de beantwoording van de onderzoeksvragen zijn de volgende instrumenten gebruikt:
Een vragenlijst voor de leerkrachten
Een focusgroep
Een groepsinterview met de bouwcoördinatoren
Een semigestructureerd interview met de directie
Opvallende uitkomsten van de vragenlijst aan de leerkrachten zijn in de onderstaande
grafieken af te lezen.
Tevredenheid met het huidige
muziekonderwijs
Belangrijkheid van muziekonderwijs
heel
belangrijk
zeer
ontevreden
belangrijk
ontevreden
enigszins
belangrijk
tevreden
Respectievelijk 13% (n= 3), 61% (n=13) en 17% (n=4)
Muziekonderwijs dient
voornamelijk in de reguliere
schooltijd worden gegeven
Respectievelijk 17% (n=4), 57% (n-=13) en 13%(n= 3)
100
Muziekonderwijs kan
goed worden gegeven
in samenhang met
andere vakken als
wereldoriëntatie
80
zeer mee
eens
mee eens
60
40
Muziekonderwijs
dient te worden
gegeven door iemand
anders dan de groepsleerkracht
20
mee
oneens
0
mee eens
Respectievelijk 4%( n=1), 78%(n=18) en 4%(n=1)
Respectievelijk 82% ( n= 19) en 70% (n=16)
4
100
90
80
70
60
50
40
30
20
10
0
Door de leerkrachten
gewenste onderdelen
van de muzieklessen
Door 79 % van de respondenten (n=18) wordt aangegeven dat er voornamelijk wordt gezongen. De overige aspecten komen nooit of soms
aan bod. Niemand geeft meer dan 45 minuten per week muziek- onderwijs.
De laatste vier aspecten blijken in de praktijk nooit of soms deel uit te maken van de
muzieklessen. Het is niet duidelijk waarom diverse aspecten van muziek zo belangrijk worden
gevonden, maar niet in de lessen aan de orde komen. Dit is voorgelegd aan de focusgroep.
Daar werden als belangrijke redenen genoemd: tijdgebrek, incompetentie van de leerkrachten
en daarbij een ontoereikend instrumentarium
Wat betreft de incompetentie van de leerkrachten werd verwezen naar een tekortschietende
opleiding. 70% (n=16) van de respondenten geeft aan dat de tijd besteed aan muziekonderwijs
op de pabo niet voldoende was om later muzieklessen te kunnen geven. Het wordt als een
gemis ervaren dat er geen basis is geboden voor het kunnen geven van muzieklessen: een
doorgaande lijn muziek maken, zingen, en dans voor alle bouwen van de basisschool.
Genoten muzikale vorming tijdens de
opleiding van de leerkrachten
niet
in mindere mate
in meerdere mate
in zeer sterke mate
Respectievelijk 35% (n=8), 35% (n=8), 13% (n=3) en 4% (n=1)
Conclusie en aanbevelingen
Waarom maakt muziek deel uit van het curriculum van het basisonderwijs? Welke
mogelijkheden zijn er om het muziekonderwijs op de basisschool een impuls te geven?
Middels de bestudering van de literatuur en een analyse van de context van de school is in dit
onderzoek een antwoord gezocht op deze vragen.
Is muziekonderwijs van belang voor de ontwikkeling van kinderen?
In de literatuur zijn meerdere aanwijzingen te vinden voor het belang van goed
muziekonderwijs.
Muziek doet iets met mensen. Fysiek zowel als geestelijk. Zowel intrinsieke (muziek om de
muziek) als extrinsieke waarden (moreel, religieus, emotie, sociaal) geven aan dat het
alleszins te rechtvaardigen is om het muziekonderwijs op basisschool De Golfbreker een
impuls te geven. Door de bevindingen uit onderzoek naar de invloed van muziek op het brein
5
wordt het belang van muziekonderwijs momenteel in de literatuur erg benadrukt. Naast het
feit dat tijdens het onderzoek de bevraagde leerkrachten muziek zien als een cultuurgoed dat
hoort bij de algemene ontwikkeling, onderstrepen zij ook de extrinsieke waarden ervan.
Muziekonderwijs is goed voor de sociale en emotionele ontwikkeling van de kinderen. Meer
dan de helft van de ondervraagden ziet muziekonderwijs als een vorm van ontspanning tussen
de cognitieve vakken die de sfeer in de groep ten goede komt.
Is muziekonderwijs van belang voor het leren van kinderen?
Zaken die vanuit het gedachtegoed van verschillende leertheorieën gelden voor het onderwijs
in het algemeen, zijn ook van toepassing op het muziekonderwijs. Ook hier maken de
leerlingen zich allerlei (cognitieve, auditieve, motorische en muzikale) vaardigheden eigen. In
de theorie zijn aanwijzingen te vinden voor de positieve invloed van muziek op het leren van
kinderen. Door onderzoek is de invloed van muziek op de werking van het brein inmiddels
aangetoond. De uitspraak “Muziek maakt slim” wordt vanuit deze hoek steeds meer
onderbouwd.
Ondanks het feit dat muziekonderwijs door de leerkrachten als heel belangrijk wordt
aangemerkt, blijkt er in de praktijk niet veel van terecht te komen. Dat muziekonderwijs
volgens de leerkrachten meer omvat dan zingen alleen, komt duidelijk in het onderzoek naar
voren. Echter, aspecten als maat-ritme, toonhoogte-toonduur, snel-langzaam en dans en
beweging komen niet of nauwelijks aan bod. In de loop van het onderzoek worden zowel in
de antwoorden op de vragenlijst, het gesprek in de focusgroep als tijdens het groepsinterview
met de bouwcoördinatoren hiervoor steeds dezelfde redenen aangegeven. Een van de factoren
die belemmerend werken op de praktijk van het muziekonderwijs blijkt de factor “tijd” te zijn.
Tijdgebrek om in een overvol dagprogramma een muziekles te geven, maar ook de tijd die
nodig is om een muziekles voor te bereiden blijken voor problemen te zorgen. Toch wordt
door de bevraagde leerkrachten de wens uitgesproken om muziekonderwijs in de reguliere
onderwijstijd te doen plaatsvinden. In het onderzoek is gezocht naar mogelijkheden om aan
deze wens te voldoen.
Op de tweede plaats geven de leerkrachten aan dat zij zich niet competent voelen om
muziekles te geven. Als reden hiervoor wordt door veel leerkrachten gewezen naar de
opleiding die zij hebben genoten. Dat zij vervolgens geen stappen hebben ondernomen om
aan dit gemis iets te doen, komt door het feit dat muziekonderwijs door de druk die de
cognitieve vakken uitoefenen op het lesprogramma minder prioriteit heeft. Vervolgens geven
de leerkrachten tijdens het onderzoek aan dat muziekonderwijs op school niet mogelijk is
vanwege de ontoereikendheid van de materialen. Er zijn niet voldoende liedbundels met vlotte
liedjes en ook het aantal instrumenten op school schiet tekort. Tenslotte komt tijdens het
onderzoek naar voren dat muziekonderwijs een vakgebied is waarmee niet vrijblijvend mee
kan worden omgegaan. Het is een van de vakgebieden die zijn opgenomen in het curriculum
en het staat wel op het lesrooster. Er blijkt behoefte te zijn aan duidelijk beleid met betrekking
tot het muziekonderwijs.
De aanbeveling die hieruit voortvloeit is om aan de slag te gaan met de aspecten tijdgebrek,
incompetentie van de leerkrachten, ontoereikendheid van materialen en het formuleren van
beleid om de vrijblijvendheid tegen te gaan. Hieronder volgt een aantal aanbevelingen die
gebaseerd zijn op hetgeen in de verschillende gesprekken naar voren is gekomen, als wel op
wat in de literatuur is aangetroffen.
6
Tijdgebrek
Waar is tijd te vinden om tijdens de reguliere schooltijd aan alle kinderen muziekonderwijs te
geven?
A Creatief circuit
In de midden- en bovenbouw (respectievelijk de groepen 5/6 en 7/8) kan muziek worden
opgenomen in het creatieve circuit. Creatief circuit is een groepsoverstijgende activiteit op De
Golfbreker waarbij de leerlingen op een vast tijdstip in de week anderhalf uur werken aan een
opdracht handvaardigheid. De leerlingen kiezen een bepaalde activiteit voor een periode van
drie weken. Leerkrachten maken hierbij gebruik van de ondersteuning van ouders. In dit
circuit is ook het onderdeel “drama” opgenomen.
Om te beginnen is deze optie al een winstpunt, maar het nadeel ervan is wel dat de kinderen
drie weken een uur muziekonderwijs krijgen en daarna voor een andere activiteit moeten
kiezen. Wanneer dit het enige moment is waarop muziek aan de orde komt is dat wel heel
mager.
De vraag is welke leerkracht het onderdeel muziek voor zijn/haar rekening neemt. Uit het
onderzoek is naar voren gekomen dat een aantal leerkrachten daarvoor de capaciteiten heeft.
Tijdens het onderzoek is een groot aantal werkvormen coöperatief leren met muziek
gevonden. Er zijn activiteiten die meer of minder tijd in beslag nemen, waardoor ze goed zijn
in te passen in het dagprogramma. Een ander voordeel is dat de opdrachten voor de kinderen
vaak al zo zijn uitgewerkt dat de tijd nodig voor de voorbereiding door de leerkrachten tot een
minimum wordt beperkt. In de groepen 1 t/m 4 wordt niet gewerkt in een creatief circuit,
maar daar kan wel goed gebruik worden gemaakt van werkvormen van coöperatief leren.
B Muziek integreren in andere vakgebieden
Uit het onderzoek is gebleken dat het accent van de muzikale vorming op De Golfbreker
momenteel ligt op het zingen van liedjes. Telkens werd de suggestie gedaan om dit te
integreren in het vakgebied van wereldoriëntatie. Daar liggen zeker mogelijkheden. Er is een
grote hoeveelheid aan bruikbare materialen en uitgewerkte lessen over uiteenlopende
onderwerpen (landen, dieren, seizoenen, gebeurtenissen of geschiedkundige periodes)
beschikbaar, maar de leerkrachten moeten erop gewezen worden waar zij deze kunnen
vinden. Dit vraagt om een vervolgonderzoek dat zal leiden tot een ordening hiervan. De
aanbeveling is dan ook om deze materialen op te nemen in een voor de leerkrachten
eenvoudig te bereiken database. Mijn voorstel is om naast de reeds op school bestaande
kwaliteitsteam (stuurgroepen) een groep mensen te formeren die zich richt op de muzikale
vorming. Uit het onderzoek is gebleken dat er een aantal collega’s is dat hier geschikt voor
zou zijn. Hun eerste taak zou dan zijn het ordenen van aanwezige materialen als
liedrepertoire, te beluisteren muziek, coöperatief leren en uitgewerkte lessen.
Een liedje per week zou in een schooljaar al leiden tot een liedlijst van 40 nummers. Met
behulp van de audio/visuele hulpmiddelen die er tegenwoordig zijn moet de helft hiervan toch
haalbaar zijn. Wanneer een nieuw lied wordt gebruikt voor een opdracht tijdens de
tekenlessen of voor het schrijven van de tekst tijdens de schrijflessen kan dat aan het eind van
het schooljaar een mooie persoonlijke liedbundel opleveren. Het liedrepertoire wordt dan
overgedragen naar de volgende groep. Per schooljaar kiezen de kinderen een aantal liedjes om
op te nemen in hun portfolio.
7
Incompetentie van de leerkrachten
Tijdens het onderzoek geven de bevraagde leerkrachten aan dat muziekonderwijs veel meer
omvat dan het zingen van liedjes. Als oorzaak van het feit dat andere aspecten niet aan de
orde komen geven zij aan dat zij zelf niet voldoende competent zijn om muziekles te geven.
A Coöperatief leren in muziek
Zoals in de theoretische verkenning al is genoemd, vindt bij muziekonderwijs gebaseerd op
coöperatief leren een verschuiving plaats naar muzikale interactie tussen de leerlingen. Al
doende verwerven zij muzikale vaardigheden en kennis. Naast voordelen voor de leerlingen
zijn er ook voordelen voor de leerkrachten. De werkvormen zijn goed uitvoerbaar door
leerkrachten die minder muzikale bagage hebben. Ze zijn erop gericht om de kinderen actief
een diversiteit aan muzikale ervaringen op te laten doen. Hierbij komen onder andere ook
aspecten als toonhoogte, toonduur en muziek beluisteren aan de orde die de bevraagde
leerkrachten als wenselijke onderdelen van de muzikale vorming hebben aangegeven “Eerst
doen, dan praten” is het devies. De leerkracht is hierbij degene die de kinderen daarbij
begeleidt, maar leert tegelijkertijd zelf met de kinderen mee.
B Leren van en met elkaar
Tijdens het onderzoek is een aantal suggesties gedaan waarvan gedacht wordt dat die de
leerkrachten kunnen ondersteunen bij het vergroten van hun competenties. Een veel
uitgesproken wens is het aanstellen van een vakleerkracht muziek. Dit is financieel gezien
voor de school een onhaalbare kaart.
Leren van en met elkaar biedt meer mogelijkheden. Voorwaarde is wel dat er iemand is die
muzikaal vaardig is om dit proces vanuit de eerder genoemde stuurgroep in gang te zetten.
Tijdens het onderzoek is in het gesprek met de bouwcoördinatoren besloten dat met ingang
van het nieuwe schooljaar muziek een vast agendapunt zal zijn van de negen geplande
bouwvergaderingen. Elk lid van de vergadering zal bij toerbeurt iets op het gebied van
muziekonderwijs inbrengen. Dit kan zijn een lied, een eenvoudige bewerking in de vorm van
een ritme of een met de kinderen te beluisteren muziekwerk. Tevens zullen de
bouwcoördinatoren het voortouw nemen bij het opnemen van muziek als onderdeel van het
creatief circuit.
C Nascholingsmomenten voor het gehele team
Naast het uitbreiden van eigen kennis en vaardigheden door de leerkrachten in klein verband
(geleid door de stuurgroep of tijdens de bouwvergaderingen) is het aan te bevelen om tijdens
de studiedagen die in het jaar gepland zijn het muziekonderwijs op de agenda te plaatsen.
Tijdens deze studiedagen zijn alle teamleden aanwezig. Er kan dan bijvoorbeeld externe
deskundigheid worden ingehuurd die de leerkrachten inspireert om met gerichte opdrachten in
de groep aan het werk te gaan. Daarmee wordt ook de vrijblijvendheid ondervangen en wordt
er gewerkt aan een stukje nascholingsbeleid. Omdat een aantal docenten van Fluxus de school
kent, zou het goed zijn om Fluxus hierbij te betrekken. Om de betrokkenheid van de
leerkrachten te bevorderen is het aan te bevelen dat wat tijdens deze momenten aan de orde
komt voortkomt uit hun concrete vragen. In verband met de continuïteit is het wel goed dat
voor de opeenvolgende studiedagen een doorgaande lijn wordt uitgezet.
8
Materiaal
Tijdens het onderzoek werd bij herhaling de ontoereikendheid van materialen genoemd.
Hiermee werden liedmateriaal en instrumenten bedoeld.
A Liedmateriaal
Over de beschikbare liedmaterialen is hierboven onder het kopje “tijdgebrek” al een en ander
gezegd. Het is aan te bevelen dat de kinderen aan het eind van het schooljaar de geleerde
liedjes in hun map bewaren. Bij de overdracht worden de liedlijsten doorgegeven aan de
volgende groepsleerkrachten. Tevens wordt hierbij vermeld of en welke (audiovisuele)
hulpmiddelen zijn gebruikt. Op deze manier heeft de nieuwe leerkracht materiaal om direct
mee te kunnen starten.
B Instrumenten
Het is aan te bevelen om het op school aanwezige instrumentarium te vervangen c.q. uit te
breiden.
Zowel van het kleine slagwerk als van eenvoudige melodie-instrumenten is onvoldoende
aanwezig om de verschillende muzikale activiteiten uit te kunnen voeren. Vaak wordt er
kleinerend gesproken over “triangeltjes” en “trommeltjes’, maar met deze volwaardige,
eenvoudige instrumenten kunnen kinderen heel goed muzikale ervaringen opdoen. Wat de
kinderen hierbij hebben geleerd laat zich later makkelijk vertalen naar de zogenaamde “echte”
instrumenten. Het is wel zaak om te kiezen voor kwalitatief hoogstaand materiaal.
Klankzuiverheid en duurzaamheid dienen hierbij voorop te staan. Tijdens het interview met
de directeur is naar voren gekomen dat hiervoor financieel ruimte is te vinden.
Grote projecten van de muziekschool waarbij alle kinderen tijdens de reguliere schooltijd les
krijgen op een instrument liggen financieel gezien (nog) buiten het bereik van de school. Het
is goed om de kinderen die dat willen in de gelegenheid te stellen om in de zogenaamde
talentenklas in de bovenbouw of buiten schooltijd bij een leerkracht van de muziekschool
Fluxus een instrument te leren bespelen.
Zit er nog muziek in de toekomst? Je kunt erop wachten, want het tij keert. In de media, maar
ook binnen Agora wordt steeds meer het belang benadrukt van de creatieve vakken. Het
laatste nummer van Marktplaats, een uitgave van Agora, is volledig gewijd aan Bildung en
cultuureducatie (Agora, 2014). Tijdens de Studieconferentie Cultuureducatie bij Fluxus
Zaandam op 20 november 2013 sprak Agora bestuurder Spies de volgende woorden: “Het
gaat om de brede ontwikkeling van kinderen. De totale vorming. Kunst is leuk, maar het is
meer dan dat. Kunst is niet de kers op de taart, kunst is de taart.” Hier sluit ik mij graag bij
aan met de wens dat het muziekonderwijs dan de kers op deze taart mag zijn.
NB
Dit praktijkgericht onderzoek naar de mogelijkheden van het muziekonderwijs voor elk kind
tijdens de reguliere schooltijd op basisschool De Golfbreker in Koog aan de Zaan is
uitgevoerd in het kader van het behalen van de titel Master of Education.
Geïnteresseerden kunnen het volledige onderzoek opvragen bij Wim van den Broek
[email protected]
9
Zes maanden na het afsluiten van het onderzoek is mij ter ore gekomen dat de school uit het
onderzoek onlangs is gestart met het muziekeducatieproject “Muziek maakt school” van
Fluxus.
Aanbevolen literatuur
Bastian, H. G. (2003). Muziek maakt slim (translated by Wim van der Zwan). Katwijk: Pantha Rhei.
Evelein, F.G. (2007). Coöperatief leren in muziek, activiteiten basisschool. Amersfoort:Thieme-Meulenhoff.
http://prezi.com/duo9eddlohkd/copy-of-cooperatief-leren-in- muziek-frits-evelein/
Haaij, S. (red.) (2012). Muziek telt! Over muziekeducatie in het basisonderwijs.
http://www.cultuurparticipatie.nl/reports/muziek_telt!_over_muziekeducatie_in_het_basisonderwijs.pdf
Herfs, J. (2005). Muziek leren: Handboek voor het basis- en speciaal onderwijs. Uitgeverij
Van Gorcum.
Honing, H. (2012). Iedereen is muzikaal: wat we weten over het luisteren naar muziek. Nieuw
Amsterdam Uitgevers.
Lei, L. van der, Haverkort, F., & Noordam, L. (2013). Muziek Meester! Amersfoort:Thieme Meulenhoff.
Levitin, D. (2013). Ons muzikale brein. De wetenschap van een menselijke obsessie. Amsterdam: Atlas Contact.
Visser, C. F. (2005). Doen wat werkt: oplossingsgericht werken in organisaties. Uitgeverij Kluwer.
10
Download