File - StudentenAccountancy

advertisement
CAFI college 1
BEGRIPPEN:
Organisation costs
Stockholders’ equity
Share capital
Issued
Outstanding
Declaration
Common stock
Preferred stock
Retained earnings
Share issues
Par value
Treasury stock
Legal capital
Dividend in arrears
oprichtingskosten
eigen vermogen
aandelenkapitaal
uitgegeven
geplaatst
winstverdeling
gewone aandelen
preferente aandelen
ingehouden winst
aandelenemissie
nominale waarde
eigen aandelen
minimum eigen vermogen dat in onderneming moet blijven
dividend over preferente aandelen dat vorige jaren niet is
uitgekeerd
Ondernemingsvormen:
1. Eenmanszaak
Vermogen bestaat uit privé-middelen of leningen. Continuïteit is afhankelijk van leven en dood en
bereidheid van de ondernemer. De vermogensverschaffer is ook de manager, maar deze heeft vaak
niet alle vereiste capaciteiten en moet dus externe managers aantrekken. Die zullen
medezeggenschap willen; andere ondernemingsvorm kiezen.
2. VOF
Twee of meer firmanten, meerdere leidinggevenden, iedere firmant hoofdelijk aansprakelijk, weinig
veiligheid eigen vermogen. Ook hier externe managers aantrekken. Oprichting is per
vennootschapsakte, vermogensonttrekkingen en –toevoegingen en rekening-couranten lopen via de
VOF. Winstverdeling volgens afgesproken verhoudingen. Ook verdeling verlies. In geval van verlies
wordt ook rente vergoedt over gestort kapitaal. Ook mogelijk is inbreng in natura.
3.
4.
5.
6.
CV
Coöperatie
BV
NV
Voordelen aandeelhouders (stock ownership):
- Stemrecht
- Dividend (winstdeling)
- Restvordering (deel van restvermogen bij liquidatie)
- Kiesrecht board of directors (verkiezen management)
Authorized shares:
Issued shares:
Outstanding shares:
maximum aantal aandelen dat uitgegeven kan worden
totaal verkochte aandelen
aandelen die op een bepaalde datum in bezit van aandeelhouders zijn
Gewone aandelen (common stock) hebben een nominale waarde ligt vast en staat in een contract.
De no-par value is de marktwaarde, deze wisselt.
Preferente aandelen hebben geen stemrecht. Wel hebben ze een lager risico. Voor dividendbetaling
aan gewone aandeelhouders, wordt er eerst een vast dividendpercentage aan de preferente
aandeelhouders betaald.
1
Aandelentransacties:
 Plaatsing aandelen
 Verhandeling aandelen (op beurs)
 Compensatie werknemers (Employee Share Options)
 Inkoop van eigen aandelen (treasury stock; dan geen stemrecht, dividend of rechten meer. Wordt op
de balans van het Eigen Vermogen afgetrokken, want hoort niet meer bij aandelenkapitaal)
Declaration date:
Date of record:
Payment date:
datum waarop directie het dividend goedkeurt (Ingehouden winst aan NTB
dividend)
datum waarop de onderneming de lijst met aandeelhouders samenstelt
(hierbij wordt geen journaalpost gemaakt)
datum van betaling dividend (NTB dividend aan Bank)
Voorwaarden dividendbetaling:
1. Voldoende reserves / ingehouden winst
2. Voldoende liquide middelen
3. Geen restricties vanuit bepalingen geldleningen
Vormen dividend:
- Cash
- Aandelen
Splitsing aandelen (stock split): bijvoorbeeld 2 voor 1. Aantal aandelen neemt toe, saldo Ingehouden
Winsten verandert hierdoor niet.
Effect op cashflow:
 Uitgifte aandelen
 Inkoop eigen aandelen
 Verkoop eigen aandelen
 Betaling dividend
+
+
-
CAFI college 2
BEGRIPPEN:
income statement
resultatenrekening
Earnings per share
winst per aandeel
Retained earnings
ingehouden winst
Statement of shareholders equity
mutatieoverzicht eigen vermogen
Deffered revenues
vooruit ontvangen opbrengsten en dus schuld tot het
goed of de dienst geleverd wordt
Reserve:
 eigen vermogen, ontstaat bij:
- Agio (plaatsen aandeel boven nominale waarde)
- Niet-uitkering winst (winstreserve)
- Reorganisatie financiële structuur
- Herwaardering activa en passiva
 Doel is vergroten van eigen vermogen
2

Boekingen (bijvoorbeeld verwerking verlies)
Zoveel mogelijk afboeken algemene reserves
Algemene reserves
Aan Verlies vorige jaren
Afstempeling aandelen +reorganisatiereserve Aandelenkapitaal
Aan Verlies vorige jaren
Aan Reorganisatiereserve
Voorziening
 vreemd vermogen
 schuld (verplichting / verlies met risico dat in de toekomst waarschijnlijk tot een uitgave gaat
leiden, bijvoorbeeld garantie, onderhoud en pensioen)
 vorming/toename leidt tot kleinere uitkeerbare winst
 Boekingen:
dotatie
Kosten
Aan Voorziening
gebruik
Voorziening
Aan opbrengsten reparatieafdeling/voorraad/kas/crediteuren
Liquiditeit : mogelijkheid om huidige verplichtingen te betalen
Werkkapitaal: verschil in geld uitgedrukt tussen activa en kortlopende passiva
Toename activa
Toename crediteuren
+
NWK
=
Intrinisieke waarde aandeel: boekwaarde, is alleen bij uitgifte gelijk aan de marktwaarde en
verandert daarna continu.
Kortlopende schulden:
- crediteuren
- overlopende passiva
- obligaties (notes payable)
- huidige deel van langlopende schulden
- uitgestelde opbrengsten
Langlopende schulden:
- lange termijnobligaties
- lease
CAFI college 3
BEGRIPPEN:
Accounts payable
Line of credit
Accrued liabilities
Accrued taxes
Vacation pay liability
crediteuren
rekening courant krediet
overlopende passive
te betalen belastingen
te betalen vakantiegelden
Lease: contract waarin een eigenaar (lessor) een ander het recht verleent (lessee) om een actief
gedurende een bepaalde periode tegen een bepaalde prijs te huren/leasen. Het geleasde actief is altijd
tastbaar.
3
Voordelen:
1. Flexibiliteit (dag tot jaren, capaciteit aan te passen aan vraag)
2. Weinig risico (technologie verouderd, na einde lease verdwijnt actief)
3. Liquiditeit (lease in termijnen; dus meer geld beschikbaar)
4. Belastingvoordeel (waardering belastbaar inkomen resulteert in lagere leaseverplichting)
Soorten lease:
 Operational lease
- kort
- verplichting, onderneming blijft wel onafhankelijk van de eigenaar
- kosten voor de lessee, inkomsten voor de lessor
 Financial lease
- lang
- soort koopcontract met schuldfinanciering
- koopoptie aan einde
- actief + lange termijnverplichting opgenomen in boekhouding
- wordt op afgeschreven en rente over vergoed
Boekhoudkundige verwerking:
Operating:
Finance:
Rente en kosten lease
@ Liquide middelen
opname activastaat:
Actief in lease
@ Leaseverplichting
einde boekjaar:
Afschrijvingskosten
@ Cumulatieve afschrijving actief in lease
Interestkosten
Leaseverplichting
@ Liquide middelen
Lease capitalisation: is de methode van de finance lease. Dit leidt tot een lager resultaat omdat
amortisatie van de lease + interestkosten samen hoger zijn dan de huurkosten. Verder in de tijd
zullen de rentekosten afnemen en zullende kosten juist minder zijn door lease capitalisation.
Jaar
1
Operating
Rente en kosten
€ 120.000
2
Rente en kosten
€ 120.000
3
Rente en kosten
€ 120.000
Tot.
€ 360.000
Finance
Amortisatie
Interestkosten
Amortisatie
Interestkosten
Amortisatie
Interestkosten
€ 103.083
€ 24.740
€ 103.083
€ 17.119
€ 103.084
€ 8.891
€ 360.000
Financial lease of operating lease is geen keuze!
4
CAFI college 4
BEGRIPPEN:
bond
Unsecured/secured
Face value
Premium
Discount
Debenture
Callable bond
Convertible bond
Indenture
Bond certificate
Trustee
obligatielening
ongedekt/gedekt
nominale waarde
agio
disagio
obligatie ongedekt
vervroegd aflosbare obligatie
obligatie om te zetten in aandelen
obligatiecontract
certificaat dat elke obligatiehouder ontvangt
onafhankelijke partij die obligatiehouders vertegenwoordigt
Voordelen vreemd vermogen:
- Goedkoper
- Flexibeler
- Interest is onbelast ,dividend niet
- Geen verlies van stemrecht voor aandeelhouders
- Makkelijke korte termijnoplossing
Nadelen vreemd vermogen:
- Rentebetaling (en aflossing) verplicht > contract
- Meer risico
Obligatie = schulden met zekerheden
Aandeel
- oneindig leven
- claim op bezit
- dividend
Obligatie
- vervaldatum
- claim op toekomstige cashflows bedrijf
- rente
Volgorde claimen bij faillissement onderneming:
1. Senior debts
2. Subordinate debts
3. Crediteuren
4. ……
5. Aandeelhouders
Voorwaarden opgenomen in obligatiecontract:
1. Totale hoeveelheid geleend (principal) = aantal obligaties x nominale waarde
2. Termijn en vervaldatum
3. Rente (indien van toepassing)
4. Datum rentebetaling
5. Zekerheden
6. Beperkingen toekomstige leningen
Call-optie: voortijdig terugroepen obligatie
Sinking fund: voorziening bedrijf t.b.v. aflossing obligaties
Conversion: omzetting obligatie in aandelen (m.b.v. conversieratio)
5
Uitgifte obligatie:
1. At par (tegen nominale waarde)
Bank
@ NTB Obligaties
2. At discount (disagio, marktrente > couponrente, dus lagere waarde obligatie)
Bank
Disagio
@ NTB Obligaties
3. At premium (agio, marktrente < couponrente, dus hogere waarde obligatie)
Bank
@ Agio
@ NTB Obligaties
Vreemd vermogen brengt kosten met zich mee:
1. Kosten bij uitgifte at par  rentepercentage x schuld = interestkosten
Gedurende boekjaar:
Interestkosten
@ NTB interestkosten
Einde jaar:
NTB rentekosten
@ Bank
2. Kosten bij uitgifte disagio/agio bereken totale kosten over looptijd schuld en amortiseer
deze (straight line of interest method), toewijzen aan de periode waarin ze thuishoren.
Totale kosten:
in cash ontvangen geld uit schuld
- terugbetaling nominale waarde (hoofdsom)
- interestkosten (hoofdsom x rentepercentage)
= kosten totale looptijd
2a. Straight-line amortisatie: je amortiseerde de agio/disagio, dat is het verschil tussen de
nominale waarde van de obligatie en de waarde waartegen hij is uitgegeven/wat je ervoor
contant hebt ontvangen. Stel: nominale waarde 4.000.000, uitgifte tegen 3.394.000 (disagio),
looptijd 5 jaar, rente 6% (dus 4.000.000 x 0,06 = 240.000)
Amortisatie:
te amortiseren: 4.000.000 – 3.394.000 = 606.000
606.000 / 5 = 121.200 elk jaar
Boeking elk jaar:
Interestbetaling
240.000
Amortisatie disagio
121.200
@ NTB Interestkosten
361.200
Controle: interestkosten x aantal jaar = kosten totale looptijd
2b. Interest Method: hierbij houdt men rekening met de marktrente. Men past de IRR toe op
de waarde van de schuld aan het begin van het jaar. Het verschil wat dan ontstaat met de
betaalde interest is de amortisatie van de agio/disagio.
6
Berekening jaar x:
Schuld begin jaar
x IRR
- betaalde interest
= amortisatie agio/disagio
+ schuld begin jaar
= schuld einde jaar
Stel: nominale waarde 4.000, 6% rente, looptijd 5 jaar, uitgifte tegen 3.394 (dus disagio 606).
Obligatie loopt elk jaar 10% op tot vervaldatum.
Schuld begin jaar
Rentekosten (IRR x schuld begin jaar)
Betaalde interest (6% hoofdsom)
Amortisatie disagio
Schuld einde jaar
* = afronding
Boeking jaar 1 (bv):
1
3.394
339,4
240
99,40
3493,4
2
3493,4
349,3
240
109,3
3.602,7
3
3.602,7
360,3
240
120,3
3.723
Rentebetaling
240
Amortisatie disagio
99,4
@ NTB interestkosten
4
3.723
372,3
240
132,3
3.855,3
5
3.855,3
384,7*
240
144,7
4.000
339,4
Let op: indien uitgifte van schuld kosten met zich mee heeft gebracht, worden deze verrekend met
de agio/disagio. Stel bij bovenstaande geval dat de kosten 100 waren. Dan is ‘Schuld begin jaar 1’ niet
3.394, maar 3.294.
Hoe een schuld aan het eind van de looptijd wordt afgeboekt:
Indien einde looptijd en (dig-)agio volledig geamortiseerd:
Te betalen obligatie
[nominale waarde]
@ Bank
[nominale waarde]
Bij vroegtijdig aflossen van een schuld (door bijvoorbeeld calloptie) zal de nominale waarde niet
gelijk zijn aan de boekwaarde als de marktrente verschilt van de couponrente.
Nominale waarde ≠ boekwaarde als marktrente ≠ couponrente
Stap 1: Bereken de huidige waarde van de obligatie
(1 - (1+ IRR)- n)
PV(rente) = rentebetaling x
IRR
+ PV(aflossing) = (aflossing) : (1+IRR)n
Stap 2: Huidige waarde
- boekwaarde (te zien in amortisatieschema)
= verlies/winst door vervroegde aflossing
Stap 3: Boeking:
Te betalen obligaties
Winst/Verlies door vervroegde aflossing
@ Bank
[boekwaarde]
[huidig-boekw]
[huidige w]
7
Kenmerken obligaties:
1. Aandeelhouders blijven controle houden (obligatiehouders geen stemrecht)
2. Rentekosten zijn fiscaal aftrekbaar
3. Positief effect op verdiensten (geleend tegen lage rente, geïnvesteerd worden tegen hoger)
Nadelen obligaties:
1. Risico bankfaillissement
2. Negatief effect op cash flows
Obligaties kennen twee soorten betalingen:
1. Hoofdsom (nominaal)
2. Interest (couponrente)
CAFI college 5
BEGRIPPEN:
Foreign subsidiary
Exchange rate
Foreign currency
Hedging
Currency forward
buitenlandse dochtersonderneming
wisselkoers
buitenlandse valuta
afdekken
valutatermijncontract
Ongedekte transactie (unhedged)
Transactie voor 2.500 dollar
- Koers aankoopdatum € 1,023
- Koers balansdatum € 1,03
- Koers betaling € 1,027
Aankoop:
Balansdatum:
Betaling:
Inkoop
@ Crediteuren
2.557,50
Koersverlies
@ Crediteuren
17,50
Crediteuren
@ Koerswinst
@ Bank
2.575
2.557,50
17,50
7,50
2.567,50
Financiële instrumenten:
Rechten en verplichtingen om op enig moment liquide middelen of andere financiële instrumenten
te ontvangen of te leveren, met uitzondering van materiële activa of overlopende passiva.
8
Voorbeelden van financiële instrumenten zijn liquide middelen, vorderingen, schulden, eigen
vermogen en derivaten.
Derivaat:
Speciale vorm van financieel instrument
- Waarde ervan is gebaseerd op onderliggende waarde instrument
- Nauwelijks/geen investering nodig bij aanschaf ervan
- Wordt op toekomstig moment afgewikkeld
Voorbeelden:
1. Swaps: kasstromen ruilen (bijvoorbeeld rente of valuta)
2. Termijntransacties: prijs of koers van dit moment vastzetten, terwijl afwikkeling in toekomst
gebeurt
3. Opties: prijs of koers van dit moment vastzetten, terwijl afwikkeling in toekomst
gebeurt. Gebruik van optie is niet verplicht
Fair value hedge (indekkingstransactie voor het risico van een bepaalde balanspositie)
Cashflow hedge (indekkingstransactie voor het risico van een toekomstige kasstroom)
Boekhoudkundige verwerking termijnscontract (= marktwaardemethode):
Voorbeeldsom: levering aardappels 500 ton
Spotprijs (SP) per ton
Futureprijs (FP) per ton
Aankoop
€ 420
€ 434
Balansdatum
€ 430
€ 440
afwikkeling
€ 450
€ 450
1. Aankoop
500 ton x 434 FP = 217.000
Te ontvangen gelden uit termijncontracten
@ Te leveren goederen uit termijncontracten
217.000
217.000
2. Balansdatum
Voorraadwaardering; 500 ton x (430 – 420) SP = 5.000
Verloop termijncontract: 500 ton x (440 – 434) FP = 3.000
Voorraad
@ Hedgeresultaat
5.000
Hedgeresultaat
@ Te leveren goederen uit termijncontracten
3.000
5.000
3.000
3. Afwikkeling
-
Voorraadwaardering; 500 ton x (450 – 430) SP = 10.000
Verloop termijncontract; 500 ton x (450 – 440) FP = 5.000
Afwikkeling;
Te leveren goederen = 217.000 + 5.000 + 3.000 = 225.000
Te ontvangen gelden = 217.000
Bank = tekort = 8.000
Voorraad
@ Hedgeresultaat
10.000
10.000
9
Hedgeresultaat
@ Te leveren goederen uit termijncontracten
5.000
Te leveren goederen uit termijncontracten
@ Te ontvangen gelden uit termijncontracten
@ Bank
225.000
5.000
217.000
8.000
Geamortiseerde kostprijsmethode
Hierbij houdt een bedrijf de obligaties tot de vervaldatum. De obligatie wordt gewaardeerd tegen de
kostprijs.
Aankoop:
Investeringen aangehouden tot einde looptijd
@ Bank
Interest:
Bank
@ Interestopbrengsten
Hoofdsom:
Bank
@ Investeringen aangehouden tot einde looptijd
Berekening geamortiseerde kostprijs:
 Conform amortisatiemethode obligatieleningen (zie college 4)
 PV rentebetalingen + PV aflossing
 Vrijval agio/disagio:
couponrente
- marktrente
x restant vordering obligatie aan het begin van het jaar
 Boekwaarde begin +/- vrijval (dis-)agio = boekwaarde eind
CAFI college 6
BEGRIPPEN:
Currency option
Interest rate cap
Employee share option
Cash flow statement
valutaoptie
renteoptie
personeelsoptie
kasstroomoverzicht
ESO: Employee share option; de optie/mogelijkheid om gedurende een bepaalde periode voor een
bepaalde prijs een bepaald aantal aandelen te kopen.
- Doel: werknemer laten denken en doen als aandeelhouder (in belang onderneming)
- Nadeel: optie is niet verhandelbaar, dus voor minder waarde voor de ondernemer dan
kosten voor de onderneming
- Exercise price is de uitoefenprijs waartegen je de optie kunt inwisselen voor aandelen
ESO-plannen:
1. Fixed: na een bepaalde tijd werken verkrijg je opties
2. Performance: door op datum/bepaalde periode te presteren verkrijg je opties
10
Compensaties gebaseerd op aandelen:
1. ESO’s
2. SAR’s
Aankoop van aandelen is niet nodig, profijt/winst is waardetoename
3. Restricted Shares
Prestatiecompensatie waarbij de aandelen gratis worden verkregen maar gedurende een
bepaalde tijd niet verhandelbaar zijn
4. Phantom Shares
Gratis verkregen aandelen waaruit wel dividend en winstdeling wordt betaald, maar
waarmee men geen stemrecht heeft
Zijn ESO’s kosten voor de onderneming:
Ja  is iets tussen de onderneming en de werknemer, dus ondanks dat er geen cash outflow
is, is het toch kosten
Nee  zijn kosten van de aandeelhouders, zij dragen de kosten van het feit dat er meer
(potentiële) aandeelhouders bij komen
Hoe meet men de waarde van ESO’s?
1. Intrinsieke waarde
- Marktprijs – uitoefenprijs
- Als de marktprijs lager ligt dan de uitoefenprijs, is de intrinsieke waarde 0
- Aan het einde van de uitoefenperiode is de intrinsieke waarde vaak 0, waardoor
geen compensatie geboekt wordt
2. Fair value = nominale waarde
- Intrinsieke waarde + tijdswaarde
- Nominale waarde kan nooit minder zijn dan de intrinsieke waarde omdat de
tijdswaarde altijd positief is
- Tijdswaarde omvat 4 belangrijke factoren: de termijn van de optie, de verwachte
beweeglijkheid van de koers, het verwachte dividend en de markrente
Koper
Uitgever
Intrinsieke
waarde
Calloptie
Recht om te kopen tegen uitoefenprijs
Plicht om bij uitoefening te verkopen
tegen uitoefenprijs
Onderliggende waarde > uitoefenprijs
Putoptie
Recht om te verkopen tegen uitoefenprijs
Plicht om bij uitoefening te kopen tegen
uitoefenprijs
Onderliggende waarde < uitoefenprijs
Ook kan een ondernemer die te maken krijgt met buitenlandse valuta, een optie kopen op de valuta.
Als deze optie betrekking heeft op een balanspost is dit een fair value hedge, anders is het een
cashflow hedge.
Voorbeeld:
Verkoop van tv’s voor $10.000, met wisselkoers op dat moment $ 1 = € 0,73.
Aankoop van putoptie (dus verkoop einde tegen uitoefenprijs) met uitoefenprijs $ 1 = € 0,72,
contractgrootte $ 10.000, optiepremie van € 30 en looptijd van 2 maanden.
Aankoop optie;
Verkoop goederen;
Putoptie
@ Bank
30
Debiteuren
@ omzet
7.300
30
7.300
11
In dat jaar: waardestijging optiecontract tot € 50, dollarkoers daalt naar $ 1 = € 0,72
Waardestijging;
Daling dollar;
Putoptie
@ wisselkoersresult.
20
Wisselkoersresultaat
@ Debiteuren
100
20
100
Bij uitoefening is de koers $ 1 = € 0,71
Betaling debiteuren;
Afwikkeling optie:
Bank
Wisselkoersresultaat
@ Debiteuren
7.100
100
Bank
@ Putoptie
@ Wisselkoersresult.
100
7.200
(0,72-0,71)x10.000
50
50
Let op: bij een cashflowhedge boek je niet naar (wisselkoers-)resultaat, maar naar Eigen Vermogen
(ongerealiseerde waardestijging/-daling opties).
CAFI college 7
BEGRIPPEN:
Financial statement analysis
Standards of comparison
Quality of earnings
Profitability
Long-term solvency
Cashflow adequacy
Analyse financiële structuur
Vergelijkingsmateriaal
Kwaliteit van winsten
Rentabiliteit
Solvabiliteit
Kengetallen kasstroom
Investeren: ja of nee?:
1. Economische factoren: gezondheid van de economie, te kijken naar werkeloosheidscijfers,
inflatieratio, veranderingen in rente.
2. Industriële factoren: sommige gebeurtenissen hebben grote gevolgen voor industriële
ondernemingen, maar minimale impact op de bedrijven erbuiten.
3. Individuele bedrijfsfactoren: een bedrijf goed analyseren door erheen te gaan, dingen te
kopen en erover in de media te lezen.
Belangrijke strategieën voor een hoog rendement op het eigen vermogen (ROE):
 Productdifferentiatie: producten aanbieden met unieke voordelen (zoals kwaliteit) waardoor
deze tegen een hogere prijs verkocht kunnen worden, dus ook hoger winstmarge.
 Kostenvoordeel: proberen efficiënter te zijn dan concurrenten, dus tegen lagere prijs
goederen verkopen (= hogere omloopsnelheid activa)
Financiële analyse:
1. Tijdreeksanalyse vergelijking met gegevens uit verleden van één bedrijf
2. Vergelijking met andere ondernemingen binnen branche
Bij financiële analyses wordt gebruik gemaakt van ratio’s-/ percentageanalyses. Daarbij worden vaak
component-percentages berekend, die elk onderdeel (bijvoorbeeld omzet, verder niet uitgesplitst)
12
van de jaarrekening in een percentage weergeven. Vaak worden deze percentages grafisch
weergegeven (cirkeldiagram bv).
Voor alle ratio’s, zie pagina 15 en 16.
Soorten analyses:
1. Horizontale analyse
2. Trendanalyse
3. Verticale analyse
4. Ratioanalyse
ROE (Return on Equity) uitgesplitst:
ROE = Net profit margin x asset turnover x financial leverage
Nettowinst
nettowinst
netto omzet
gemiddelde totale activa
Gemiddeld EV = netto omzet x gemiddelde totale activa x
gemiddeld EV
Kasstroomoverzicht (kan volgens directe en indirecte methode)
- Geeft kasstromen weer in plaats van kosten en opbrengsten
- Kas > cash > kas, bank, direct opvraagbaar deposito
- Cash equivalents: op zeer korte termijn inwisselbaar voor kas (effecten, handelspapier)
Kasstromen uit:
1. Operationele activiteiten
2. Investeringsactiviteiten
3. Financieringsactiviteiten
Doelen kasstroomoverzicht:
1. Beoordelen kasgeldgenererende capaciteit
2. Verhouding nettowinst – cashflow
3. Beoordelen behoefte aan kasgeld
4. Beoordelen capaciteit om aflossing, rente en dividend te betalen
5. Bepaling dividendbeleid
6. Evaluatie investeringsbeslissingen
7. Evaluatie financieringsbeslissingen
VOORBEELD: gegeven zijn onderstaande winst- en verliesrekening en aantal punten. Geef de vrije
kasstroom
Omzet
Kosten omzet
Afschrijvingen
Bedrijfsresultaat
Betaalde interest
Resultaat voor belasting
Belasting 25%
Winst na belasting
5.000
-2.500
-500
2.000
-800
1.200
-300
900
13
-vorderingen op debiteuren zijn in het verslagjaar gestegen met 200
- voorraden zijn in het verslagjaar toegenomen met 75
- schulden aan crediteuren zijn in het verslagjaar met 125 toegenomen
- In het verslagjaar zijn investeringen in materiële vaste activa gedaan en betaald,
750
Indirecte methode:
Bedrijfsresultaat
Belasting over resultaat
Bedrijfsresultaat na belasting
Afschrijvingen
Toename NWK
Operationele kasstroom
Investeringskasstroom
Vrije kasstroom
2.000
500
(0.25 x 2.000)
1.500*
500
-150**
1.850
-750
1.100
*Het kan hierbij voorkomen dat de opstelling vanuit de winst na belasting gemaakt moet
worden. Dat gaat zo:
Winst na belasting
900
Betaalde rente
800
Belastingbesparing25%
-200
Bedrijfsresultaat na belasting 1.500
**Toename Netto Werkkapitaal:
Directe methode:
Toename debiteuren
Toename voorraden
Toename crediteuren
Toename NWK per saldo
-200
-75
+125
150
rubriceer de mutaties van de liquide middelen
Ontvangsten afnemers
Betalingen leveranciers
Betaalde belasting over resultaat
Betalingen leveranciers mat. vaste activa
Vrije kasstroom
4.800*
-2.450**
-500
-750
1.100
* Omzet – toename debiteuren = 5.000 – 200 = 4.800
**Kosten omzet + toename voorraden – toename crediteuren = 2.500+75-125 = 2.450
14
Winstgevendheid:
1. Rendement EV (ROE, return on equity)
=
2. Rendement total vermogen (ROA, return on assets) =
3. Financiële hefboom (financial leverage) = ROE – ROA
4. Winst per aandeel (EPS, earnings per share) =
5. Quality of income =
6. Winstmarge (profit margin, netto) =
7. Omloopsnelheid vaste activa (fixed asset turnover) =
Liquiditeit: [hoe hoger hoe beter]
1. Cash ratio =
[wordt nooit gevraagd]
2. Current ratio =
3. Quick ratio =
4. Omloopsnelheid debiteuren (receivable turnover ratio) =
5. Omloopsnelheid voorraad (inventory turnover ratio) =
15
Solvabiliteit:
1. Rentedekking (times interest earned) =
[hoe hoger hoe beter]
2. Schulden ten opzichte van Eigen Vermogen (debt-to-equity ratio) =
[hoe lager hoe beter]
Markt:
1. Koers winstverhouding (Price/earnings ratio) =
2. Dividendrendement (Dividend yield ratio) =
16
Download