NEDERLAND: voorbeeld voor de hele wereld? Nederland heeft zich er sedert de negentiende eeuw op laten voorstaan dat het in een aantal opzichten in de geschiedenis een voortrekkersrol vervulde. Met name wordt dan gewezen op onze traditie van vredelievendheid en tolerantie, die zou teruggaan tot het ontstaan van de Republiek in de zestiende eeuw. De noorderlijke Nederlanden kenden in deze en de volgende eeuw een voor het toenmalige Europa ongekende religieuze tolerantie. Naast de traditie van godsdienstvrijheid ontstond eind negentiende eeuw een andere belangrijke trend, die van Nederland als ‘neutrale natie’, die als zodanig een voorbeeld vormde voor andere ‘gewelddadige’ naties. Nederland maakte – als klein land dat toch geen vuist kon maken tegen de sterke buurjongens – als het ware van de nood een deugd. Het volkenrecht kreeg een sterke impuls, onder meer via het werk van de internationaal vermaarde Leidse hoogleraar en volkenrechtsdeskundige, C. van Vollenhoven. Nederland werd ook een instigator van vredesconferenties, bedoeld om internationale conflicten te beslechten, hetgeen onder meer tot uiting kwam in de bouw van het Vredespaleis te Den Haag, begin vorige eeuw. De ‘revolutie’ van de jaren zestig van de twintigste eeuw zou Nederland opnieuw in de voorste linies plaatsen als meest progressieve natie van Europa. Maar in hoeverre is deze, deels zelf gecreërde, reputatie van het tolerante en vredelievende Nederland terecht? Wij kennen immers toch ook onze zwarte bladzijden in de geschiedenis? Onze rijkdom in de Gouden Eeuw was voor een niet onaanzienlijk deel gebaseerd op het bezit van de kolonie in de Oost, Nederlands-Indië. De Nederlandse kolonisatoren deinsden niet terug voor een soms ingrijpende mate van gewelddadigheid en uitbuiting van de inheemse bevolking. Nederland is ook actief geweest in de slavenhandel tot diep in de negentiende eeuw. Zelfs nog na de Tweede Wereldoorlog heeft Nederland onder de eufemistische benaming van ‘politionele acties’ twee gewelddadige koloniale oorlogen gevoerd. Bovendien was de traditie van tolerantie en gematigdheid sterk klasse- en seksegebonden. Lange tijd was zij voorbehouden aan de mannelijke bovenlaag van de samenleving. Arbeiders en vrouwen kwamen er tot eind negentiende eeuw niet aan te pas. Programma Woensdag 27 oktober 16e en 17e eeuw: basis van gewetensvrijheid en tolerantie Dr. Anton van der Lem, Universiteitsbibliotheek, Universiteit Leiden. De tolerantie in de Nederlandse republiek van de zeventiende eeuw had haar weerga niet of nauwelijks in Europa. Toch schuilt er in onze waardering van die tolerantie ook een stuk nationale zelfverheffing: de Nederlander weet doorgaans niet hoe elders in Europa vergelijkbare tolerantie-idealen in de praktijk werden gebracht (Hongarije, Zwitserland). Buitenlandse critici kunnen de Nederlanders nog wel eens een plat eigenbelang verwijten: de Republiek zou alleen maar welgestelde protestantse inwijkelingen hebben opgenomen, die fors bijdroegen tot de economische welvaart van het land. En werd er in steden als Leeuwarden en Amersfoort niet absolutistischer geregeerd dan in Parijs? Hoog tijd dus om een en ander eens zuiver in het oog te vatten. Wat verstaan we eigenlijk onder tolerantie en was het wel een ideaal in de zestiende en zeventiende eeuw? In hoeverre was zij principieel en in hoeverre meer een resultaat van de dagelijkse praktijk? Welke zijn de kernmomenten in de geschiedenis van de gewetensvrijheid? Wat was daarbij bijvoorbeeld de invloed van prins Willem van Oranje? Wat schreef de Unie van Utrecht in geloofszaken voor? En in hoeverre heeft de Tachtigjarige Oorlog, (mede) begonnen uit afkeer van de geloofsvervolging, op zijn beurt de vrijheid van de katholieken weer gefnuikt? 2 Woensdag 3 november Het ijkpunt van de Verlichting: Nederland en de afschaffing van slavenhandel en slavernij Prof. dr. Piet Emmer, Instituut voor Geschiedenis, Universiteit Leiden. Rond 1800 werd West-Europa een ander continent. De industrialisatie, de eerste golf van dekolonisaties en de Amerikaanse en Franse revoluties brachten de huidige wereld snel dichterbij. Meer dan vroeger viel Europa uiteen in achterlijke en progressieve naties. Nederland raakte in die periode steeds meer achterop. De bestuurlijke elite wilde eerder een autocratisch dan een democratisch bestuur, accepteerde de door de Fransen afgedwongen emancipatie van joden en katholieken maar moeizaam, klampte zich in economisch opzicht vast aan de koloniën en de daarmee verbonden handel en zag de Engelse campagne om de slavenhandel en de slavernij af te schaffen als een gevaarlijke blijk van doorgeschoten progressiviteit. Het verschil met het huidige Nederland als gidsland kon niet groter zijn. Waarom liep Nederland toen zo achter en waarom zette ons land zich niet in voor de afschaffing van slavenhandel en slavernij? Woensdag 10 november Nederland en het einde van de Belle Epoque. Internationaal recht als instrument van vredeshandhaving. Prof. dr. Alain Wijffels, Faculteit der Rechtsgeleerdheid, Universiteit Leiden. De Wereldoorlog van 1914-1918 wordt dikwijls als het orgelpunt van de teloorgang van het zgn. ‘systeem van het Congres van Wenen’ (1815) voorgesteld. Opmerkelijk is evenwel hoe tijdens de decennia die de oorlog voorafgingen, het internationaal recht een hoge vlucht kende en nieuwe perspectieven leek te bieden. De Haagse vredesconferenties van 1899 en 1907 waren in dat opzicht kenmerkend, en herinneren eraan hoe dicht de bevordering van vrede en totale oorlog naast elkaar kunnen staan. De onmiddellijke naoorlogse tijd was voor sommigen opnieuw reden tot optimisme: schreef de internationalist van Vollenhoven niet dat internationaal recht ‘vredesrecht’ was geworden? Een streven waarmee de internationale orde vandaag nog steeds moeilijkheden heeft. Woensdag 17 november Nederland als bezettende mogendheid: 1648 tot heden. Prof. dr. Cor Lammers, emeritushoogleraar Universiteit Leiden. Van 1648 tot op heden was/is Nederland voortdurend in de weer met bezetten en bezettingen. Het begon met de Generaliteitslanden, daarna volgde de overheersing van België, eerst in de vorm van het zgn. Condominium (een Ned.-Engelse bezetting van 1706-1716), daarna van de Barrièresteden (tot 1782), en later in het kader van het Verenigd Koninkrijk (van 1814-1830). Voorts kan gewezen woorden op onze koloniale bezettingen en ten slotte op vredesmissies – althans qua opzet ‘heilzame bezettingen’! - van de VN en andere internationale verbanden, waar Nederland bij betrokken was en is. Het Nederlands bezettingsregiem, bezien vanuit een sociologisch perspectief, verschilt van dat der Engelsen en Fransen. De vraag rijst of ons land in dit opzicht zoal niet voor 'de wereld', dan toch in de ogen van 'significante buitenlanders', een voorbeeld geweest is van 'hoe het moet' of juist van 'hoe het niet moet'? Woensdag 24 november De jaren zestig: Nederland als progressiefste natie van Europa? Prof. dr. James Kennedy , Vrije Universiteit. Amsterdam. Het is al bijna een gemeengoed geworden om te spreken over het Nederland van de jaren zestig als een progressief ‘gidsland’- bewonderd door de een vanwege zijn idealen en 3 verguisd door de ander vanwege zijn pretenties. Maar in hoeverre kan het Nederland van die periode een ‘gidsland’ worden genoemd? In welke opzichten waren de Nederlanders van ‘de lange jaren ‘60’ (1965-1977) ervan overtuigd dat hun land een gidsland was? Wat lag aan de basis van de progressieve cultuur van de jaren zestig en hoe verschilde de cultuur in Nederland van die in andere landen? Tenslotte wordt aandacht besteed aan de vraag hoe het progressieve gidsland ideaal zich na verloop van tijd ontwikkelde en of Nederland in de ogen van buitenlanders een ander imago kreeg. Woensdag 1 december Het Nederlandse poldermodel Dr. Wim van Noort , Faculteit der Sociale Wetenschappen, Universiteit Leiden. In de jaren negentig van de vorige eeuw kreeg Nederland internationale bekendheid met het 'poldermodel'. Dit model behelst dat, anders dan in andere landen, vakbonden en ondernemersorganisaties elkaar niet bestrijden maar 'in goed overleg', samen met de regering, afspraken maken over de arbeidsvoorwaarden en het sociaal-economisch beleid. Dit model zou terug te voeren zijn op de late Middeleeuwen, toen de eerste waterschappen tot stand kwamen. Het pluriforme karakter van de Nederlandse samenleving, met haar grote religieuze verscheidenheid, zou daarnaast sterk bijgedragen hebben aan pacificatie van de sociale verhoudingen. Opmerkelijk genoeg wisselt de waardering van het 'poldermodel' nogal. In het begin van de jaren negentig ondervond dit model veel kritiek omdat het leidde tot 'stroperigheid' en het 'het primaat van de politiek' aantastte. In de tweede helft van de jaren negentig daarentegen was er alom waardering voor 'the Dutch miracle', de combinatie van sociaal-economische modernisering en arbeidsvrede. Nu daarentegen staat het poldermodel weer sterk ter discussie en lijkt het erop dat het kabinet de aanval op het model geopend heeft. De vragen die in de lezing centraal zullen staan, zijn: - Is het poldermodel inderdaad kenmerkend voor de Nederlandse sociaal-economische verhoudingen? - Maakt het poldermodel plaats voor meer gepolariseerde verhoudingen? Plaats: Cleveringaplaats 1, Leiden, gebouw 1175, zaal 003. Tijd: 18.45-20.15 uur. Toegang gratis, iedereen welkom!