Interview | Zelforganiserende versus zelfzwemmende teams Hoe kwaliteit bewaakt blijft wanneer zorgprofessionals zelf de regie in handen hebben Zelforganiserende teams bepalen zelf hun doelen. De teamleden bepalen zelf wie wat doet en krijgen hierdoor meer professionele ruimte. Dit kan leiden tot meer motivatie binnen het team en meer tevreden werknemers. De kosten van de zorg nemen af: er wordt bespaard op management en overhead. Maar hoe bewaak je de kwaliteit binnen zelforganiserende teams? En waar lopen auditoren tegenaan bij certificatie? De redactie ging op onderzoek en legde deze en andere vragen voor aan leadauditoren en HKZ-gecertificeerde organisaties die werken met zelforganiserende teams. Om te beginnen vertellen Olav Kloek en Annemiek Vonkerman, leadauditoren bij respectievelijk DNV GL en Dekra Certification BV, hoe zij zelforganiserende teams ervaren en welke rol certificatie kan spelen. Is het lastig om zelforganiserende teams te certificeren? “Zelforganiserende teams hebben nog steeds te maken met de governance code van een organisatie, zelforganisatie is enkel Olav Kloek is sinds 8 jaar leadauditor bij DNV GL en certificeert bijna dagelijks organisaties met zelforganiserende teams. Hij heeft jaren in de zorg gewerkt en is van origine fysiotherapeut. Annemiek Vonkerman is leadauditor bij Dekra Certification BV. Hiervoor heeft zij bijna 19 jaar als verpleegkundige en beleidsmedewerker gewerkt in de GGZ. 26 | Zelforganiserende teams in de zorg ‘Certificering kan heel goed helpen om in gesprek te blijven met de cliënt over wat hij echt belangrijk vindt in kwaliteit, waardoor organisaties gestimuleerd worden om daar de focus op te krijgen.’ een manier van organiseren”, aldus Kloek. “Een team apart certificeren moet kunnen, maar die vraag hebben wij nog nooit gehad. Ook een zelforganiserend team moet, als je het heel plat benadert, aan wet- en regelgeving voldoen en heeft een taak rondom klanttevredenheid en het leveren van een goed product. Dat zijn de drie basiselementen van een managementsysteem.” “Als een organisatie haar kwaliteitsmanagementsysteem (KMS) goed op orde heeft en de kaders duidelijk zijn, dan is certificatie prima mogelijk”, vult Vonkerman aan. “Ook de zorgprofessionals hebben handvatten nodig om hun team vorm te geven. Wanneer het KMS niet op orde is, loop je daar meteen tegen aan. Teams weten dan niet concreet aan welke belangrijke issues zij moeten voldoen en waar op gemonitord en gestuurd moet worden. Dit is echter niet anders dan bij een KMS van een organisatie die op een andere wijze is georganiseerd.” Is dit een ontwikkeling die we meer gaan zien? Kloek denkt van wel, maar hij ziet ook dat organisaties, die al langer met zelforganisatie bezig zijn, een aantal zaken wegtrekken. “Je moet teams niet belasten met problematische kwesties die relatief veel tijd kosten, zoals langdurig ziekteverzuim. Ook moet je voorkomen dat teams in de valkuil stappen dat ze alles zelf willen oplossen, waardoor medewerkers moeten overwerken om alles rond te krijgen. Medewerkers moeten wel in bescherming genomen worden en ik zie soms in organisaties dat daar minder oog voor is.” Volgens Vonkerman is het zeker nog geen gewoonte. “Organi­ saties met zelforganiserende teams zijn vaak nog in de beginfase of sterk in ontwikkeling, maar er zijn ook organisaties die er niet aan willen beginnen. Bovendien is het in de diverse branches heel verschillend. Van collega’s hoor ik dat ze bijvoor- NENMagazine 02 / 2016 27 Interview | beeld in de VV&T aan de slag gaan en wel zien wat er nodig is. Binnen de GGZ worden juist vaak eerst de kaders bepaald en van daaruit gaan de teams aan de slag.” Wat levert certificatie op? Kloek: “Met name het feit dat je eens met andere ogen naar je organisatie kijkt. Als leadauditor bij DNV GL ga ik mee op huisbezoek, ik spreek mensen in de klinische fase en met cliëntenraden. Dus als organisatie krijg je een beeld van hoe cliënten de zorg daadwerkelijk ervaren.” Vonkerman hoort dit ook vaak terug van klanten: “De externe blik die de blinde vlekken naar voren haalt. Daarnaast zorgt het voor bewustwording van medewerkers, zodat ze hierop kunnen inspelen en continu kunnen verbeteren. Met certificatie kunnen organisaties er in ieder geval van uitgaan dat ze een KMS hebben dat werkt.” Hoe ervaren jullie klanten dit? Zelforganisatie is volgens Kloek een prima manier van organiseren, omdat dat het kwaliteitsdenken stimuleert bij professionals. Het is geen “management ding”. Kloek: “Ik merk in de praktijk dat wanneer een team feedback krijgt over hun eigen klanttevredenheid en resultaten, het voor hen veel leuker en interessanter wordt. Dan zien ze certificeren ook niet als een obstakel, maar echt als een hulpmiddel die eyeopeners biedt.” “Tijdens de auditgesprekken met (zelforganiserende) teams krijgen we met grote regelmaat terug dat de audit helpt om meer bewust bezig te zijn met het “waarom” van bepaalde werkzaamheden die uitgevoerd moeten worden. Kortom, men ziet de certificeringsaudit als een meerwaarde die helpt in het bewustwordingsproces”, aldus Vonkerman. En hoe ervaren organisaties met zelfsturende teams deze ontwikkeling? Inge Oelen, Regiodirecteur Kentalis regio Zuidwest, en Ruud Haan, Manager Bedrijfsinformatie en Kwaliteit bij de Parnassia Groep, vertellen waarom ze hiermee zijn gestart en hoe ze dit hebben aangepakt. Wat was de beweegreden om te starten met zelforganisatie? Oelen: “Kentalis wilde een cultuurverandering; verantwoordelijkheden beleggen daar waar de zorg primair wordt uitgevoerd, minder regels en meer gevoel bij de uitvoering van onze werkzaamheden. Tegelijkertijd wilde de maatschappij meer betrekking van mensen met een beperking en wisten we dat er steeds minder inkomsten zouden zijn, dus er was ook wel een financiële drive. Wij praten over autonomie voor medewerkers en cliënten vergroten of zelforganisatie.” “Parnassia Groep wil enerzijds meer verantwoordelijkheid bij de zorgprofessionals neerleggen, want zij moeten snel en goed kunnen inspelen op de omgeving. Anderzijds moeten we vooral op indirecte kosten besparen om efficiënter te worden. Alle stafmedewerkers zijn dan ook op concernniveau georganiseerd, zodat ze de teams op een eenduidige manier ondersteunen. Wij hebben dit overigens de term herstelgericht organiseren gegeven”, aldus Haan. Hoe hebben jullie dit aangepakt? Ruud Haan is Manager Bedrijfsinformatie en Kwaliteit bij de Parnassia Groep, op dit moment de grootste aanbieder van geestelijke gezondheidszorg in Nederland. Zijn team Kwaliteit bestaat uit alle adviseurs die de organisatie ondersteunen op het gebied van kwaliteitsmanagementsystemen. Inge Oelen is Regiodirecteur Kentalis regio ZuidWest, een expertise-organisatie voor zorg, onderwijs en diagnostiek aan mensen met een auditieve of communicatieve handicap. Kentalis is een landelijke organisatie, verdeeld in vier regio’s. 28 Kentalis kent in de regio ZuidWest op 800 medewerkers nog maar zes managers, waar voorheen nog achttien teamleiders tussen zaten. Oelen: “We hebben hier naartoe gewerkt door met medewerkers experimentele stappen te doorlopen en al werkende een aantal ondersteunende zaken te ontwikkelen, zoals een dashboard die teams inzicht geeft in hun financiën, maar ook in hun risico’s en belangrijke aspecten.” Parnassia Groep heeft in het hele voortraject zogenaamde verticale groepen ingericht, met medewerkers uit alle lagen van de organisatie. Haan: “Deze groepen hebben het concept verder uitgewerkt. Managementinformatie hebben wij ook inzichtelijk gemaakt via teamdashbords. Als je medewerkers verantwoordelijk maakt, dan moet je wel de middelen geven om daar regie op te kunnen hebben.” | Zelforganiserende teams in de zorg ‘De signalen dat iets niet goed gaat, staan of vallen niet met een leidinggevende dichtbij of op afstand. Het is ook een illusie dat het bij een organisatie mét leidinggevenden wel volgens het boekje gaat en dat er nooit iets fout gaat.’ Wat zijn de positieve effecten en de valkuilen van zelforganisatie? Oelen: “In mijn regio zitten we nog midden in de ontwikkeling naar zelfstandige teams. In een tussentijdse meting gaven medewerkers aan dat ze meer autonomie ervaren; er is meer verantwoordelijkheid, meer inzicht, een betere teamsamenwerking en de lijnen zijn korter. Dat geeft energie. Aan de andere kant geeft zo’n kanteling een verhoogde werkdruk en soms onduidelijkheid, wat ten koste kan gaan van de tijd met de cliënt. Dus er zit nog wel een spanning op.” “De tijd die zo’n verandertraject kost, hebben we eigenlijk niet”, vervolgt Haan. “Onze grootste les is dat je het niet volledig kunt regisseren. Wij hadden bedacht dat een team pas start op het moment dat alle teamrollen ingevuld zijn. In de praktijk zien we echter dat teams dat gefaseerd doen en al eerder aan de slag gaan.” Hoe ziet een zelforganiserend team er uit? Oelen: “Het team wordt opgebouwd rondom de cliënt. Het basisteam werkt constant met de cliënt en bestaat uit onder andere een persoonlijk begeleider, een assistent begeleider en een helpende. Daar omheen zit een ondersteunend team, bestaande uit onder meer een behandelcoördinator, een specialist autisme en een arts. Het basisteam geeft aan wanneer zij het ondersteunend team nodig heeft.” Haan vult aan: “Maximaal 15 man in een team is perfect, want je moet elkaar vooral kunnen aanspreken. Bovendien voelt een te groot team niet genoeg als groep die gezamenlijk verantwoordelijk is voor de resultaten.” Hoe zorg je ervoor dat de kwaliteit in een zelforganiserend team gewaarborgd blijft? “Een belangrijke schakel in deze ontwikkeling zijn de teamcoaches. Zij ondersteunen het team naar meer zelfstandigheid en maken onder andere de fase van teamontwikkeling inzichtelijk. Op basis daarvan ondersteunen de coaches het team in het opstellen van doelen en het maken van afspraken. Deze maken wij, samen met andere belangrijke informatie, inzichtelijk in het dashboard. Medewerkers hebben daar maandelijks een gesprek over met hun leidinggevende om te kijken hoe het vordert en wat ze nodig hebben om het te realiseren als team”, aldus Oelen. De kwaliteitsadviseurs binnen Parnassia Groep ondersteunen de teamrolhouders kwaliteit bij vragen en geven trainingen NENMagazine 02 / 2016 voor teams die net starten. Haan: “Deelnemers worden dan in twee dagdelen bijgepraat over wat er van hun verwacht wordt op bepaalde punten, wat ze zelf kunnen doen en waar ze hulp kunnen vinden.” Hoe speelt een kwaliteitsmanagementsysteem of een HKZ-certificatie hier een rol in? De ervaring van Oelen is dat een certificeringsinstelling kan helpen om de juiste vragen te stellen en door sociaal wenselijke antwoorden te prikken. Oelen: “Bij certificering gaat het erom of je het beste doet voor de cliënt. Certificering kan heel goed helpen om in gesprek te blijven met de cliënt over wat hij echt belangrijk vindt in kwaliteit, waardoor organisaties gestimuleerd worden om daar de focus op te krijgen. Het is een mooi extern middel om te toetsen of de dingen die je zelf denkt te doen, ook echt gebeuren.” Voor Haan is het eigenlijk niet anders dan anders: “We hebben een wettelijke verantwoordelijkheid om een goed systeem georganiseerd te hebben en de veiligheid te bewaken. HKZ-normen bieden hier een kader voor. Leidinggevenden staan wellicht meer op afstand, maar het is niet zo dat teams volledig vrij en ongestuurd zijn. Uiteraard hebben we ook nog onze interne auditsystematiek die kwaliteit en veiligheid controleert, maar dat hadden we al ingezet vóór dit traject.” Heb je tips voor andere organisaties? Oelen: “Heb duidelijk waar je naartoe gaat, waarom je dit wilt en hoe je dit gaat doen. Stel dit met elkaar vast en geef in tastbare woorden aan hoe dat er dan uitziet. Maak er een filosofie van. Leren en experimenten is een middel om samen te ontwikkelen en betekent dat je met vallen en opstaan opzoek gaat naar wat werkt. Je moet je medewerkers voorbereiden en begeleiden in deze werkvorm, omdat deze vaak nieuw en onwennig voelt. Zelforganisatie is geen doel, maar een middel om autonomie voor cliënten en medewerkers te organiseren.” Haan is het hier helemaal mee eens: “Kopieer het niet één-opéén van anderen. Als je dit doet, zorg dan dat je motieven heel duidelijk zijn en dat je met de teams goed nadenkt over de faciliteiten die zij nodig hebben voor zelforganisatie. Anders krijg je zelfzwemmende teams. En houd tegelijkertijd in gedachten dat zo’n implementatie risico’s kan leveren. Maar het belangrijkste is dat het nooit een doel op zich moet zijn.” 29