DE MESSIAS IN DIVERSE WERELDRELIGIES 1. In het Jodendom. Het messiasschap (‘gezalfde’) is een erkend Bijbels begrip en vangt aan met de dynastie van koning David. Na het verval van het koningschap en in het bijzonder tijdens de Babylonische ballingschap bleef de verwachting leven dat een nieuwe messias zou opstaan, afkomstig uit het huis van David: Masjiach ben David. Vooral de Perzische koning Cyrus de Grote, alhoewel een niet-Jood, werd als messias bestempeld, omdat hij – na de verovering van Babylonië – het Joodse volk huiswaarts liet keren. De eerste joods-christenen hielden Jezus voor de messias. Zie voor Jezus’ afkomst: - “Overzicht van de afstamming van Jezus Christus, zoon van David, zoon van Abraham.” (Mat 1, 1) - “Jozef ging van de stad Nazaret in Galilea naar Judea, naar de stad van David die Betlehem heet, aangezien hij van David afstamde“ (Lc 2, 4). Verschillende keren in de geschiedenis zijn er mannen opgetreden die aanspraak maakten op de titel van messias, maar in weinig of geen van die gevallen werd zulke claim langdurig gesteund binnen de Joodse gemeenschap. In principe verschijnt de Joodse messias1 pas wanneer er overal op aarde vrede en gerechtigheid heerst. Dat luidt dan de messiaanse tijd in. Vijf voorbeelden van pseudomessiassen zijn: - Simon bar Kochba, die tussen 132 en 136 een opstand tegen de Romeinen leidde en als messias werd ‘aangeduid’ door de toen gezaghebbende Rabbi Akiva. De context waarin die aanspraak mogelijk was, is de belofte door de Romeinse keizer Hadrianus voor de heropbouw van de tempel, doch vervolgens het plan opvatte om op de ruïnes van Jeruzalem een hellenistische stad te bouwen. Er was ook sprake van een wet tegen castratie, waardoor de besnijdenis zou verboden worden. Op zich waren de aanwezigheid van de Romeinse bezetter in het land Israël en de verplichting belasting te betalen voor de Joden al onverdraaglijk en in tegenspraak met Gods beloften. De opstandelingen “boekten aanvankelijk grote successen: Jeruzalem werd bevrijd en de Joodse staat sloeg opnieuw zijn eigen munten. Keizer Hadrianus stuurde een zeer groot leger tegen de opstandelingen, dat hen op de duur heeft verslagen door een voor een de verzetshaarden te vernietigen”. Er zouden in totaal ongeveer 580.000 Joden omgekomen zijn. Het gevolg van de mislukte opstand was de definitieve diaspora voor de Joden, die duurde tot de onafhankelijkheid van de Staat Israël in 1948. - David Reubeni (‘David-van-de-stam Ruben’) (?-1538) dook voor het eerst op in 1523 in Jeruzalem waar hij zichzelf opwierp als de messias. Hij stelde zichzelf voor als een prins uit een afgelegen joods koninkrijk, het thuisland van de tien verloren stammen van Israël. Het startsein voor de verlossing zou hij gegeven hebben door een bepaalde steen te verwijderen uit de Westelijke Muur (Klaagmuur). Omdat succes uitbleef wilde hij de paus ervan overtuigen het Heilig Land met behulp van zijn joodse soldaten van de Turken te bevrijden. Met dat doel zocht hij steun bij de Portugese koning en vond veel aanhang onder de marranen (onder dwang tot christen bekeerde Joden). Eén van hen, Salomo Molcho, werd Reubeni’s rechterhand. Later doken beide in Venetië op en reisden naar keizer Karel V om van hem een alliantie tegen de Turken te bekomen. Die leverde hen over aan de inquisitie. Molcho stierf op de brandstapel. Van Reubeni daarentegen is nooit echt geweten waar hij vandaan kwam, noch waar hij gestorven is. 1 Voor Joden is de messias niet Gods zoon. Dat is het tweede verschil met de christelijke visie. 1 - Sabbatai Tsevi (1626-1676) was een Sefardische rabbijn uit Smyrna in Klein-Azië. Hij bestudeerde mystieke geschriften zoals de kabbala en de zohar. In 1654 werd hij door wetgetrouwe rabbijnen uit de gemeenschap gestoten. Als zwerver tok hij door Griekenland en naar Jeruzalem en Caïro. Enkele jaren later dook hij op in Gaza, waar hij door een jonge rabbijn als de messias werd begroet. Sabbatai stelde daarop twaalf mannen aan als ‘apostelen en rechters‘ over de twaalf stammen van Israël die - zo voorspelde hij binnenkort in hun oude staat zouden hersteld zijn. Na zijn verbanning uit Jeruzalem keerde hij terug naar Smyrna en reisde door naar het Ottomaanse Constantinopel. Een grote massa moet hem gevolgd zijn – op weg naar het ‘beloofde land’ -, maar de Turkse overheid arresteerde hem. Onder dwang van de sultan bekeerde hij zich nadien tot de islam en leefde van een overheidspensioen. Hij motiveerde die daad door te stellen dat zelfs een bekering de Joodse identiteit niet kon uitwissen. De enige nog steeds bestaande groep volgelingen zijn de ‘doenmeh’: voor de buitenwereld islamieten, maar naar binnen toe vormden zij een afzonderlijke groep met een eigen identiteit van het jodendom afgeleid. Zij leven in verschillende Turkse steden en zijn nog steeds door een waas van geheimzinnigheid omgeven. - Jacob Frank (1726-1791), afkomstig uit Zuid-Polen. Hij werd ingewijd in de kabbala. Rond 1750 wierp hij zich op als messias en ontmoette op zijn tochten door Turkije volgelingen van Sabbatai Tsevi. Terug in Polen wilde hij een joods leger samenstellen om op Poolse bodem een koninkrijk te vestigen. Hij werd echter geëxcommuniceerd, bekeerde zich tot het christendom en verdween uit het vizier, nadat hij twaalf van zijn aanhangers tot apostelen had benoemd. Hij werd nadien door de inquisitie opgepakt. Na dertien jaar celstraf bevrijd, leidde hij een luxueus leventje als ‘baron van Offenbach’. - Menachem Mendel Schneerson (1902-1994), de zevende rebbe van de Lubavitchergroep. Die stroming behoort tot het chassidisme, dat gesticht werd in OostEuropa in de 18de eeuw en een sterke nadruk legt op spirituele verbondenheid met God, levensvreugde en vroomheid. Sommige historici beweren dat dit gebeurde als alternatief voor het (mislukte) messianisme, waardoor men niet langer uitkeek naar een wereldse messias, maar zich toelegde op een innerlijke messiaanse beleving. Schneerson ging echter ook de politieke kant op en bouwde vanuit New York en Israël een financieel sterke joodse organisatie op (de Chabad-beweging), die een seculiere vorm van messianisme in het leven riep om de definitieve verlossing te realiseren. Als voorteken daarvan duidde hij op de ineenstorting van de Sovjet-Unie en de massale emigratie van Russische Joden naar Israël. 2. In het christendom. In de evangelies wordt Jezus duidelijk voorgesteld als de messias, een aanspraak die hij soms zelf in de mond nam of er allusie op maakte. Reeds van bij het begin van zijn openbaar optreden benoemt Jezus zichzelf als diegene die door Jesaja voorspeld was: “Hij kwam ook in Nazareth, waar hij was opgegroeid, en volgens zijn gewoonte ging hij op sabbat naar de synagoge. Toen hij opstond om voor te lezen, werd hem de boekrol van de profeet Jesaja overhandigd, en hij rolde hem af tot de plaats waar geschreven staat: ‘De Geest van de Heer rust op mij, want hij heeft mij gezalfd. Om aan armen het goede nieuws te brengen heeft hij mij gezonden, om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken en aan blinden het herstel van hun zicht, om onderdrukten hun vrijheid te geven, om een genadejaar van de Heer uit te roepen.’ Hij rolde de boekrol op, gaf hem terug aan de dienaar en ging weer zitten; de ogen van alle aanwezigen in de synagoge waren op hem gericht. Hij zei tegen hen:‘Vandaag hebben jullie deze schrifttekst in vervulling horen gaan.” (Lc 4, 16-21). 2 In de loop van zijn optreden gebruikte hij regelmatig de titel ‘Mensenzoon’, maar het is niet zeker of daarmee in joodse termen de messias bedoeld werd. De aanspraak over de wereld te oordelen liet echter aan duidelijkheid niets te over, vermits dat precies het kenmerk was dat de profeet Daniël met het messiasschap verbond: “Wanneer de Mensenzoon komt, omstraald door luister en in gezelschap van alle engelen, zal hij plaatsnemen op zijn glorierijke troon. Dan zullen alle volken voor hem worden samengebracht en zal hij de mensen van elkaar scheiden zoals een herder de schapen van de bokken scheidt; de schapen zal hij rechts van zich plaatsen, de bokken links. … ” (Mt 25, 31-46) In de ontmoeting met de Samaritaanse vrouw en met de blindgeboren man zegt hij niet alleen dat hij de messias is: - “De vrouw zei:‘Ik weet wel dat de Messias zal komen; wanneer hij komt zal hij ons alles vertellen.’ Jezus zei tegen haar: ‘Dat ben ik, die met u spreekt.” (Joh 4) - “Hij vroeg: ‘Gelooft u in de Mensenzoon?’ ‘Als ik wist wie het was, heer, zou ik in hem geloven,’ zei hij. ‘U kijkt naar hem en u spreekt met hem,’ zei Jezus. Toen zei de man: ‘Ik geloof, Heer,’ en hij boog zich voor Jezus neer. Jezus zei: ‘Ik ben in de wereld gekomen om het oordeel te vellen. Dan zullen zij die niet zien, zien en zij die zien, zullen blind worden.” (Joh 9, 5) maar hij stelt vooral de daden die bij die aanspraak horen. In Kafarnaüm geneest hij een lamme door hem zijn zonden te vergeven, eveneens een teken van het aanbreken der messiaanse tijden: “Bij het zien van hun geloof zei Jezus tegen de verlamde: ‘Wees gerust, uw zonden worden u vergeven.’ Daarop zeiden enkele schriftgeleerden bij zichzelf: Wat een godslasterlijke taal! Jezus doorzag hun gedachten en zei: ‘Waarom hebt u zulke boosaardige gedachten? Wat is gemakkelijker, te zeggen: “Uw zonden worden u vergeven” of: “Sta op en loop”? Ik zal u laten zien dat de Mensenzoon volmacht heeft om op aarde zonden te vergeven.’ Toen zei hij tegen de verlamde: ‘Sta op, pak uw bed en ga naar huis.’ En hij stond op en ging naar huis.” (Mt 9, 2-7) Na een aanvankelijke aarzeling antwoordde Jezus ten slotte positief op de vragen van Pilatus en van de hogepriester in het Sanhedrin of hij de messias en de koning der joden was: ‘Gij zegt het’. Daarna volgt de vraag over zijn goddelijkheid, wat in de ogen van de joodse leiders een godslastering is, waarop de doodstraf stond. Zijn gehele leven was een samenvatting van de lijdende dienaar en de Davidische koning, de rechter en de redder van de wereld, mensenzoon en God-met-ons. De vroeg kerkelijke belijdenis van Christus’ wederkomst (parousie) wil benadrukken dat Hij als messias gekomen was in een joodse context en dat Hij zal wederkomen als christelijke en universele vervulling van die belofte, op de Dag van het Oordeel. Door de generatie van het Nieuwe Testament werd die wederkomst nog tijdens hun leven verwacht. De wederkomst is onder meer gebaseerd op: - “Ze zeiden: ‘Galileeërs, wat staan jullie naar de hemel te kijken? Jezus, die uit jullie midden in de hemel is opgenomen, zal op dezelfde wijze terugkomen als jullie hem naar de hemel hebben zien gaan.’” (Hand 1,11) - “Hij komt te midden van de wolken, en dan zal iedereen hem zien, ook degenen die hem doorstoken hebben.” (Openbaring 1, 7) 3 Het Chiliasme (chilioi: duizend) of Millennialisme (millennium: duizend jaar) is een aanduiding voor het geloof dat er met de wederkomst van Christus een duizendjarig vrederijk op aarde zal worden gevestigd. Onder meer de Zevendedagsadventisten en de Pinkster- en Volle Evangelie-bewegingen hangen die opvatting aan. 3. In de islam. De mahdi (‘rechtgeleide’) is een verlosser van wie in sommige islamitische stromingen verwacht wordt dat hij aan het einde der tijden op aarde komt. Die komst zou de oordeelsdag voorafgaan; doch dat wordt noch in de Koran vermeld, noch in de belangrijkste hadiethverzamelingen, noch in de werken van de grootste theoloog Al-Ghazali. De mahdi is een messiasfiguur. Over wie gaat het? Hoogstwaarschijnlijk wordt Isa (Jezus) bedoeld die zal terugkomen om de rest van zijn leven af te maken en de aarde te zuiveren van afgoderijen. Vaak wordt hij in dat visioen vergezeld door de profeet Mohammed. In de geschiedenis van de islam werden vele mensen gezien als mahdi. Volgens de sjiieten werden de imams (opvolgers van Ali en concurrenten voor de soennietische kaliefen) tegengewerkt door laatst genoemde om te verhinderen dat ze aan de macht kwamen. De kaliefen zouden hen telkens vermoord hebben. De sjiieten ontwikkelden daarop de idee van ‘mystieke verdwijning’ of ‘occultatie’. Op een bepaald moment houdt de lijn van de imams op en gaat de laatste imam in ‘verdwijning’. Hij is dan niet overleden, maar verdwenen en blijft – al dan niet via zielsverhuizing - ‘verder leven’. Op die manier ontstonden de grootste sjiitische groepen op basis van het aantal imams die ze erkennen (drie, vijf, zeven of twaalf) en werd het systeem van het ‘imamaat’ of ‘genealogie van de belangrijkste imams’ ontwikkeld. Het is vooral binnen het sjiisme dat in de loop van de geschiedenis bepaalde personen als mahdi naar voren werden geschoven. - De Kaysāniyya (een uitgestorven sjiitische stroming) geloofde dat Alī Ibn al-Hanafiyya, de vierde imam die rond het jaar 700 verdween, terug zou komen als mahdī. - Het twaalver sjiisme stelt dat Muhammad al-Mahdī, de twaalfde imam (in opvolging van Ali) in verberging is gegaan in 874. Ze beweren dat hij terug zal komen bij het einde der tijden als de zegevierende mahdi. In de eschatologie van de twaalver sjiieten zal er dan nog een eindstrijd volgen tussen goed en kwaad waarbij het goede zal overwinnen. In de volksreligie van het twaalver sjiisme wordt die eindstrijd voorgesteld als de hernieuwde strijd tegen de vijanden van Husayn, die weer tot leven worden gewekt om uiteindelijk de nederlaag te ondergaan tegen de mahdī. - In 969 stichtten de Fatimieden nabij het oude Foestat Cairo als hoofdstad van hun rijk. Na de dood van de charismatische Fatimidische kalief al-Hākim in 1021 splitste zich een groep af van de Fatimieden. Ismāīl al-Darzī, een van de leiders van de groep, verkondigde dat al-Hākim de mahdī was die in verberging was gegaan. Hij vluchtte met zijn aanhangers naar Syrie in het gebied van het huidige Libanon. Uit die groep ontstonden de Droezen, genoemd naar die Darzī werd. - Ibn Toemart (begin 12de eeuw), stichter van het berberrijk van de Almohaden in de Maghreb. Hij meende dat de Almoraviden te laks waren in hun geloof en dat hij hen moest corrigeren. - De stichter van de Ahmadiyya moslims, Mirza Ghulam Ahmed, verklaarde in de 19de eeuw de mahdi te zijn. 4 - Weliswaar noemde ayatollah Ruhollah Khomeini (einde 20ste eeuw) zich nooit de mahdi, hij vertoonde wel een messiaans charisma en liet zich in Iran graag 'imam' noemen. Er waren onder de gelovigen velen die dachten dat Khomeini de mahdi was. 4. In het hindoeïsme. Kalki, de tiende avatar van Visjnoe, moet nog komen en wel als uiteindelijke verlosser. Hij wordt voorgesteld als een ruiter op een wit paard, met een vlammend zwaard in de hand. Hij zal de gelovigen berechten en ervoor zorgen dat het gouden tijdperk van weleer terugkeert. De definitieve godsmanifestatie ligt dus in de toekomst. Deze apocalyptische figuur heeft geen eigen cultus. Volgens de hindoefilosofie zijn er vier tijdperken (yuga’s) waarin de evolutie van de geschiedenis van de kosmos en dus ook van de mensheid is ingedeeld: Satya (of Krita) Yuga > Treta Yuga > Dwapara Yuga > Kali Yuga. De wereld verkeert in een ononderbroken cyclus van die vier tijdperken. Elke opgaande fase vanaf de Satya Yuga wordt gevolgd door een neergaande fase naar Kali Yuga, dan weer een opgaande fase enzovoort. Wij bevinden ons nu in die vierde fase (neergang van Dwapara naar Kali), die wordt geassocieerd met een steeds verdergaande achteruitgang van dharma (oprechte toepassing van de levenswet, geloof, harmonie, morele normen, enz.). Tempels, oorlogen en geschriften zijn kenmerken van Dwapara en Kali. In de hogere tijdperken (Satya en Treta) is schrijven onnodig omdat mensen direct via gedachten communiceren. Tempels zijn overbodig omdat mensen God als alom aanwezig ervaren. Oorlogen zijn schaars maar komen nog wel voor. 5. In het boeddhisme. De Boeddha Maitreya (de komende Boeddha; Pali: ‘Degene die liefheeft’) heeft reeds een leven als bodhisattva2 doorlopen, wacht in de ‘Tusita-hemel’ totdat het onderricht van de historische Boeddha is verdwenen, wordt dan op aarde herboren om op zijn beurt die leer te verkondigen. Tuṣita is een van de zes ‘werelden’ die bereikt kunnen worden door middel van meditatie. Het is de plaats waar Boeddha na zijn vorig leven verbleef alvorens herboren te worden als de historische Gautama Sikyamuna. In Theravada is ‘Hemel’ de plaats waar alle goddelijke wezens (deva’s) verblijven. In Mahayana is het de plek waar alle Bodhisattva’s uiteindelijk hun volle verlichting zullen bereiken. 2 Een toegewijde leerling die, vooraleer zich in te spannen volledig in het nirvana te komen, ook anderen op dat pad helpt. 5