dubbelklik - Provincie Noord

advertisement
50/01A
Statenvoorstel
’s-Hertogenbosch
DIS-nummer
Afdeling
bijlage(n)
Onderwerp
10 mei 2001
757047
WEC
4
Voorgestelde behandeling:
PS-vergadering
: 27 juni 2001
Statencommissie VOJ, COS, EZA : 30 mei 2001
Naar een sociaal duurzaam Brabant: beleidskader uitvoering sociaal beleid
Aan Provinciale Staten van Noord-Brabant,
0. Samenvatting
Sociaal beleid is niet nieuw. Al jaren voeren wij beleid op terreinen die onder de sociale en
culturele pijler ressorteren. Te denken valt aan jeugdbeleid, participatiebeleid,
arbeidsmarktbeleid, onderwijs- en zorgbeleid. Wat in vergelijking met het verleden nieuw is,
is het daadwerkelijk aanbrengen en vergroten van samenhang binnen de sociale en
culturele pijler en tussen pijlers. Sociaal beleid is wat dat betreft te typeren als kaderstellend
beleid ten aanzien van de sociale (en culturele) pijler en als facetbeleid voor de andere twee
pijlers. Nieuw is ook onze ambitie om een versnelling aan te brengen in beleidsontwikkeling
en beleidsuitvoering.
In dit voorstel vragen wij in te stemmen met onze visie, ambities en aanpak zoals wij deze
hebben weergegeven in de nota “Naar een sociaal duurzaam Brabant”.
In genoemde nota komen wij tot een aanpak via twee sporen:
a. het oppakken van een beperkt aantal provinciebrede thema’s binnen de sociale en
culturele pijler
b. het ondersteunen van lokaal sociaal beleid via een gebiedsgerichte aanpak.
Via gerichte pilots en proeftuinen voor beide sporen wordt getracht een versnelling aan te
brengen in het “doen”.
1. Voorgeschiedenis
Om integraal werken binnen de sociale en culturele pijler te bevorderen en daarmee ook de
mogelijkheid om afstemming met de ecologische/fysieke en economische pijler te versterken
hebben wij eind ’99 de opdracht gegeven tot de ontwikkeling van een beleidskader
Provinciaal Sociaal Beleid.
Dat heeft geresulteerd begin 2000 in de vaststelling van de discussienotitie “Na denken:
doen!”.
Deze notitie is tussen april en september 2000 in verschillende bijeenkomsten besproken.
Algemeen werd ingestemd met onze ambitie om stevig in te zetten op sociaal beleid.
Kritische kanttekeningen waren er op de inhoudelijke visie van de provincie alsmede op de
zeer globale uitwerking. We hebben ons de kritiek ter harte genomen door het PON te
vragen ons te ondersteunen bij de uitwerking van de visie en door het GITP advies te vragen
hoe implementatie van sociaal beleid succesvol kan plaatsvinden.
De uitkomsten van beide trajecten zijn verwoord in bijgevoegde nota waarover wij 23 januari
een voorlopig standpunt hebben bepaald. Op 1 februari 2001 hebben wij ons beleid op een
drukbezochte conferentie "Sociaal Beleid: Na denken: Doen!” gepresenteerd en besproken
in workshops. Het verslag van de conferentie en een begeleidende brief gericht aan de
deelnemers van deze conferentie hebben wij aan de leden van de commissies voor Cultuur,
Onderwijs en Stedelijke Vernieuwing, voor Volksgezondheid, Ouderen en Jeugd en voor
Statenvoorstel
vervolg
2
Economische Zaken en Arbeidsmarkt doorgezonden met het verzoek deze te betrekken bij
de bespreking van de notitie “Naar een sociaal duurzaam Brabant”.
2. Voortgang vanaf de Commissievergadering 21 februari 2001
2.1 Algemeen
In een gecombineerde vergadering op 21 februari 2001 hebben de commissies voor Cultuur,
Onderwijs en Stedelijke Vernieuwing, voor Volksgezondheid, Ouderen en Jeugd en voor
Economische Zaken en Arbeidsmarktbeleid ingestemd met ons voorstel.
Gezien de grote betrokkenheid van statenleden bij dit onderwerp zijn wij voornemens eind
van dit jaar een voortgangsrapportage aan eerdergenoemde commissies voor te leggen.
Dat laat onverlet dat we in het navolgende beknopt zullen aangeven wat er na de
commissievergadering van 21 februari 2001 is gebeurd.
Op basis van de conclusie dat in de gecombineerde vergadering van bovengenoemde
commissies de ingezette koers breed wordt ondersteund, zijn wij de provinciale rol op dit
terrein verder gaan inkleuren. Wij willen dit doen door lokaal sociaal beleid te faciliteren en
zelf het voortouw te nemen bij het uitwerken van een aantal thema’s vanuit de eigen
provinciale visie. Voor beide sporen nemen wij initiatief om partijen bijeen te brengen,
diverse lopende activiteiten te verbinden en bestaande geldstromen aan elkaar te matchen
om zo een krachtige impuls te geven. Om deze extern gerichte aanpak mogelijk te maken
zullen wij nadrukkelijk de regie gaan voeren op het eigen instrumentarium (steunfuncties en
programmamiddelen/projectvolumes) zodat deze gericht worden ingezet op de koers zoals
in dit dossier aangegeven. De coördinatie berust bij gedeputeerde Van Nistelrooij in
samenwerking met de gedeputeerden mevrouw Huijbregts-Schiedon en de heer Augusteijn.
Op een aantal onderdelen zijn zowel intern als extern reeds de nodige stappen gezet; in het
hierna volgende wordt daarop nader ingegaan.
2.2 Stand van zaken rond de thema’s
In 2001 zal het accent voor wat betreft de concrete uitwerking liggen op de thema’s
vrijwilligerswerk en opvoedingsondersteuning. Genoemde onderwerpen zijn reeds
besproken in de commissievergaderingen. Ook het thema multiculturele samenleving is
inmiddels in de commissies besproken. Besloten is om via een interactief proces een hoger
ambitieniveau dan dat van de voorliggende notitie vast te stellen met richtinggevende
uitspraken voor de concrete uitwerking. De financiële en overige consequenties hiervan
zullen dan ook eerst in de loop van 2002 zichtbaar worden.
Het thema sport verkeert nog in een voorbereidingsfase.
Het thema sociale activering/arbeidsmarktbeleid, toegevoegd naar aanleiding van de
bespreking in eerdergenoemde commissievergadering van 21 februari 2001, is al eerder
uitgewerkt en operationeel; integrale ambtelijke afweging en advisering is voorzien binnen
de projectgroep bevordering arbeidsparticipatie.
Op korte termijn zal voor de thema’s vrijwilligerswerk en opvoedingsondersteuning een
concreet plan van aanpak worden opgesteld in goed overleg met betrokkenen, waaronder in
elk geval de steunfuncties.
2.3 Ondersteunen van lokaal sociaal beleid via een regionale/gebiedsgerichte aanpak.
Op dit moment worden voorbereidingen getroffen voor een regionaal overleg met betrokken
partners. Met dit regionaal overleg beogen wij te komen tot een sociale agenda om
vervolgens via convenanten of een sociaal contract een gezamenlijke en structurele aanpak
te bewerkstelligen.
In het convenant of contract zal aangegeven worden wat provincie en partners inbrengen en
welke taakstellingen opgepakt gaan worden. Om de voortgang van werkzaamheden te
stimuleren en om als provincie ook daadwerkelijk zichtbaar te zijn in de regio zullen wij
1 dag(deel) per week in de regio aanwezig zijn voor bestuurlijk overleg. Aandachtspunt bij
het uitwerken van onze ondersteuning van lokaal sociaal beleid via een gebiedsgerichte
aanpak is het realiseren van een regionaal gebundelde en ontkokerde inzet van steunfuncties (zie paragraaf 2.5.).
Ook via pilots en proeftuinen (zie paragraaf 2.4.) kan geëxperimenteerd worden om tot een
goede aanpak van gebiedsgericht werken te komen. Hierbij wordt in eerste instantie
aansluiting gezocht bij de regioteams zorg.
Statenvoorstel
vervolg
3
Verder zullen wij bij de verdere uitwerking van lokaal sociaal beleid via een gebiedsgerichte
aanpak gebruik maken van onze ervaringen die wij nu opdoen met de pilot “De Peel leeft”.
In deze pilot wordt in samenwerking met VWS/NIZW en betrokken gemeenten
geëxperimenteerd met regionale sociale structuurplannen en projecten gericht op de
versterking van de sociale infrastructuur in kleine kernen.
Tenslotte : zoals ook aangegeven in de vergadering van de statencommissies voor Cultuur,
Onderwijs en Stedelijke Vernieuwing, voor Volksgezondheid, Ouderen en Jeugd en voor
Economische Zaken en Arbeidsmarktbeleid is de aard van de problematiek veelal bepalend
voor de schaal van de aanpak. Zo vergen veel problemen die zich voordoen in met name
grote steden, een wijk/buurtgerichte benadering. Vanuit onze provinciale rol kunnen we
daarop inspelen door verspreiding van nieuwe aanpakken en methoden, zoals bijvoorbeeld
de zogenaamde asset based community development-methode (ABCD), in Amerika
ontwikkeld door prof. McKnight. Deze aanpak gaat uit van de potenties die in de wijk zelf
aanwezig zijn en het zelforganiserend vermogen van de bewoners. Vanuit de middelen van
het grotestedenbeleid hebben wij in totaal ƒ10 miljoen voor de B5 beschikbaar gesteld om
met deze methode te experimenteren (ƒ200.000,-- per stad). Daarmee wordt tevens een
verbinding gelegd met de afspraken die tussen Provincie en B5 zijn vastgelegd over de
invulling van de sociale paragraaf van de stedelijke meerjarige ontwikkelingsprogramma’s
met thema’s als brede school, interculturalisering, bevordering bewonersparticipatie en
dergelijke.
2.4 Uitwerking pilots en proeftuinen in het kader van Sociaal Beleid
In de notitie “Naar een sociaal duurzaam Brabant “ is een overzicht opgenomen van de op
dat moment in beeld zijnde pilots en proeftuinen; een geactualiseerd overzicht, aangevuld
met de stand van zaken rond de thema’s, treft u aan in bijlage 1. Overigens merken wij op
dat deze lijst niet limitatief is en de mate van uitwerking nogal verschilt. De pilots/proeftuinen
worden uitgewerkt in zogenaamde projectkaarten als basis voor een verdere uitwerking.
Bij deze uitwerking dienen de volgende aspecten te worden meegenomen:
looptijd project vastleggen
aangeven wat het project moet opleveren
bijdragen van betrokken partners in beeld brengen
aangeven welke steunfuncties welke inzet moeten leveren.
Het is de bedoeling dat de projectkaarten uitgroeien tot een soort sociaal contract waarin
helder staat aangegeven wat provincie en andere betrokkenen inbrengen in de
desbetreffende pilot.
De pilots zijn bedoeld om ervaring op te doen met samenwerken met betrokken partners bij
de door ons voorgestelde nieuwe aanpak. “Nieuw” in de zin van de wijze van samenwerken
met betrokken partners waarbij het gaat om bijvoorbeeld nieuwe arrangementen en
beleidscombinaties, cofinanciering, (interactieve) vraagsturing. Van de Provincie vraagt dit
nieuwe scenario een daarop toegesneden regierol, ook ten aanzien van haar eigen
instrumentarium (steunfuncties en middelen). De pilots dienen, evenwichtig verspreid over
de regio’s, daartoe leereffecten te genereren. Zo zal in Moerdijk met name ervaring worden
opgedaan met instrumenten als interactieve debatten, leefbaarheidmonitor en de
wooneffectrapportage als onderdelen van de ontwikkeling van dorpenplannen. Deze
dorpenplannen dienen concrete activiteiten te bevatten gericht op het behoud van
leefbaarheid in kleine kernen. Voor de ontwikkeling van dit instrumentarium kunnen
provinciale middelen als smeerolie worden ingezet. Provinciale meerwaarde wordt verkregen
wanneer deze instrumenten ook elders in Brabant toegepast kunnen worden. Hierbij ligt
vervolgens een rol voor de steunfuncties die vanuit de provinciale regierol daarop
aangestuurd dienen te worden.
Een ander voorbeeld betreft de pilot Land van Cuijk. Deze richt zich met name op een
integrale aanpak van wonen, welzijn en zorg, waarbij sprake is van een regionale aanpak
(vier gemeenten) en een verbinding wordt gelegd tussen sociaal beleid en ruimtelijke
planvorming.
Tenslotte kan hier worden genoemd de pilot Eindhoven als experiment voor een gebundelde
en ontkokerde inzet van steunfuncties en welzijnsinstellingen ter ondersteuning van lokaal
sociaal beleid. Vraagsturing en beleidsgestuurde contractfinanciering zijn hierbij centrale
Statenvoorstel
vervolg
4
begrippen. Het leereffect voor de provinciale regierol hierbij is met name hoe op basis van
vraagsturing het kennispotentieel van de steunfuncties via budgetfinanciering gericht kan
worden ingezet.
2.5 Overleg met de steunfunctie-instellingen welzijn en zorg
Op 20 maart 2001 hebben wij bestuurlijk overleg gevoerd met de steunfunctie-instellingen
welzijn en zorg en met het ontwikkelingsinstituut Pon. In genoemd overleg hebben wij
aangegeven dat de uitvoering en uitwerking van de door ons voorgestelde koers
consequenties heeft voor de inzet van de steunfuncties.
Zowel de regionale aanpak als de uitwerking van de provinciale thema’s maken inzet van de
capaciteit van de steunfuncties noodzakelijk. Rode draad hierbij is het bevorderen van
transparantie, intensivering van de onderlinge samenwerking en vraag- en gebiedsgericht
werken.
In dit overleg hebben de instellingen positief gereageerd op de koers en aangegeven
hieraan graag een constructieve bijdrage te willen leveren.
Afgesproken is dat de instellingen samen met de provincie een publicatie gaan voorbereiden
waarin helder staat aangegeven welke instelling welke activiteiten doet. Eind van dit jaar
zullen de instellingen deze publicatie gezamenlijk presenteren. Daarnaast zal gestart worden
met pilots, zowel op het regionale spoor als op het thematisch spoor. De instellingen zullen
op korte termijn aangeven welke inzet zij ten aanzien van beide sporen zullen leveren. Voor
2001 zal bezien worden of en in hoeverre genoemde activiteiten kunnen worden ingepast in
het werkplan van de betreffende instelling. Voor 2002 zal via het instrument van budgetfinanciering aansturing plaatsvinden vanuit onze nieuwe koers. Op deze wijze zullen de
jaren 2001 en 2002 worden benut om ervaring op te doen en slagkracht te ontwikkelen,
zodat provincie en instellingen eind 2002 een handreiking kunnen formuleren voor een
sociaal duurzaam Brabant ten behoeve van een nieuw collegeprogramma 2003-2007.
Het verslag van dit overleg is als bijlage bijgevoegd (bijlage 2).
2.6 Overleg met Telos
Inmiddels heeft ambtelijk overleg plaatsgevonden met Telos. Voor een beknopt verslag
verwijzen wij naar bijlage 3. Afgesproken is nader overleg te voeren over de inbreng van
Telos ten aanzien van Sociaal Beleid.
2.7 Overleg met ministerie van VWS
Op 2 april jl. heeft een ambtelijk overleg plaatsgevonden met het Ministerie van VWS. Vanuit
het ministerie is enthousiast gereageerd op het gedachtegoed van de notitie “Naar een
sociaal duurzaam Brabant”. Men bleek met name geïnteresseerd in de regionale uitwerking.
Een en ander resulteerde in de volgende afspraken:
 Voor wat betreft inhoudelijke ondersteuning zal contact worden gelegd met het NIZW.
 Op korte termijn zal VWS uitsluitsel geven over mogelijkheden voor financiële
ondersteuning.
 Op korte termijn een werkbezoek organiseren van de Staatssecretaris gekoppeld aan
een van de voorgenomen regiobezoeken van de gedeputeerde.
3. Financiën
In de Voorjaarsnota 2001 is het volgende gesteld:
Om daadwerkelijk een bijdrage te leveren aan de verdere ontwikkeling van een sociaal
duurzaam Brabant is een forse investering nodig in menskracht en middelen. Voor een deel
kan dit gerealiseerd worden door bestaande middelen anders en effectiever in te zetten
(nieuw voor oud). In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de thans
beschikbare middelen.
Statenvoorstel
vervolg
5
Bestaande instrumenten/middelen
Structurele middelen voor steunfuncties en ontwikkelingsinstituut
(menskracht)1
Structurele middelen (activiteiten)
 Participatiebeleid
 Projectenvolume welzijn
 Impuls integratiebeleid
 Zorgvernieuwing algemeen
 Zorgvernieuwing jeugdhulpverlening
 Programma bevordering arbeidsparticipatie
Incidentele middelen
 Internationaal jaar vrijwilligers
 B5: wijkgerichte aanpak (ABCD)
Bedrag
ƒ 26.000.000,-ƒ 4.700.000,--
ƒ 1.750.000,--
Deze bestaande middelen worden via verschillende programma’s en beleidsregels tot
besteding gebracht. We zullen aandacht schenken aan een goede afstemming tussen de
verschillende budgetten.
Daarnaast zal een extra financiële inspanning noodzakelijk zijn om te komen tot een
versnelling van beleid. De geraamde extra middelen zullen wij met name inzetten om onze
coördinerende en faciliterende rol inhoud te geven. Om de inzet van de steunfuncties te
optimaliseren en om zowel de thematische aanpak als de regionale aanpak te stimuleren is
extra menskracht bij de Provincie noodzakelijk. Ook in het GITP-onderzoek is aandacht
gevraagd voor uitbreiding van ambtelijke capaciteit en voor het ontwikkelen van andere
competenties als gevolg van de nieuwe werkwijze.
Vanzelfsprekend zullen wij voor deze werkwijze ten aanzien van beide sporen gebruik
maken van de steunfuncties voor wat betreft inzet van capaciteit en deskundigheid. We gaan
ervan uit dat vooralsnog voor vernieuwende activiteiten in de vorm van pilots en proeftuinen
een beroep kan worden gedaan op reguliere middelen. Wij verwachten evenwel door onze
pro-actieve, coördinerende rol in de regio een extra impuls te genereren vanuit onze visie op
een sociaal duurzaam Brabant, met een extra mogelijkheid door middel van samenwerking
met andere programmaonderdelen zoals Ontgroening en Vergrijzing en Jeugdbeleid. Dit zal
ongetwijfeld leiden tot veel initiatieven die juist tot de beoogde versnelling van het beleid
kunnen leiden. Wij gaan ervan uit dat deze vernieuwende initiatieven die bijdragen aan een
duurzame ontwikkeling en aan de kwaliteit van de sociale en culturele leefomgeving, in
aanmerking kunnen komen voor subsidiëring uit het ontwikkelingsfonds.
Benodigde extra middelen ten behoeve van sociaal beleid, conform onze voorstellen in de
voorjaarsnota 2001:
2001
Apparaatskosten
Programmakosten
Totaal
500.000,-500.000,--
2002
320.000,-360.000,-680.000,--
2003
320.000,-0,-320.000,--
Totaal
640.000,-860.000,-1.500.000,--
4. Vervolgprocedure
Zoals in paragraaf 2.1 is aangegeven zijn wij voornemens eind van dit jaar een voortgangsrapportage aan u voor te leggen. Wij streven ernaar om daaraan gekoppeld een
uitvoeringsprogramma sociaal beleid voor 2002 aan u voor te leggen. Met de steunfunctieinstellingen welzijn en zorg zijn afspraken gemaakt om een publicatie op te stellen waarin is
aangegeven welke activiteiten per steunfunctie worden verricht. Het is de bedoeling dat deze
brochure tegelijkertijd met het uitvoeringsprogramma aan u wordt gepresenteerd.
1
Het betreft hier onder meer kadervorming/begeleiding en werkontwikkeling; in het geval van PON
met name onderzoek/ontwikkeling
Statenvoorstel
vervolg
6
5. Advies commissie
Dit voorstel is aan de Commissies voor Volksgezondheid, Ouderen en Jeugd, voor Cultuur,
Onderwijs en Stedelijke Vernieuwing, alsmede voor Economische Zaken en
Arbeidsmarktbeleid ter advisering voorgelegd. Het advies van de commissies wordt
nagezonden.
6. Voorstel
Wij stellen u voor te besluiten conform bijgaand ontwerp-besluit.
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
De griffier
De voorzitter
M. Bruinsma
mr. F.J.M. Houben
Auteur: J. Jochems/ A. Broekema, tst. 2216/8257
Bijgaand treft u de volgende bijlagen aan:
1. Ontwerp-besluit
2. Bijlage 1: overzicht pilots, proeftuinen en thema’s
3. Bijlage 2: verslag bestuurlijk overleg steunfuncties
4. Bijlage 3: verslag Telos
5. Notitie “Naar een sociaal duurzaam Brabant”
50/01B
Ontwerp-besluit
‘s-Hertogenbosch
DIS-nummer
Afdeling
bijlage(n)
10 mei 2001
757047
WEC
--
Voorgestelde behandeling:
PS-vergadering
: 27 juni 2001
Statencommissie: VOJ, COS, EZA : 30 mei 2001
Onderwerp Naar een sociaal duurzaam Brabant: beleidskader uitvoering sociaal beleid
Provinciale Staten van Noord-Brabant,


gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten, d.d. 10 mei 2001;
gelet op het advies van de Commissies voor Volksgezondheid, Ouderen en Jeugd,
Cultuur, Onderwijs en Stedelijke Vernieuwing, Economische Zaken en
Arbeidsmarktbeleid, d.d. 30 mei 2001
besluiten:
in te stemmen met onze visie, ambities en aanpak zoals neergelegd in de nota “Naar een
sociaal duurzaam Brabant”.
’s-Hertogenbosch,
Provinciale Staten van Noord-Brabant,
De griffier
De voorzitter
Download