Europa als project van de 21ste eeuw

advertisement
Europa als project van de 21ste eeuw
Een christelijk Europa of Christenen voor Europa?
Inleiding Schaepmandag Tubbergen
2 oktober 2004
Mr. J.J.A.M. van Gennip
Voorzitter Socires en Lid Eerste Kamer der Staten Generaal
Inhoudsopgave
1.
De crisis van het Europa-project
3
2.
De heruitvinding van Europa
6
3.
Het idee Europa
9
4.
De agenda van verantwoordelijkheid
12
5.
Een christelijk Europa of christenen voor Europa?
20
2
1. De crisis van het Europa-project
Als we naar opkomsten bij Europese verkiezingen kijken, dan is het minste wat we kunnen
zeggen, dat er geen groot vertrouwen is in de Europese bestuurslaag. Bezuinigingen worden
heel veel teruggevoerd op Europese beslissingen. Het duurder worden van het leven wordt
Brussel verweten evenals overregulering en zelfs de toename van de misdaad. Het Europese
project lijkt losgeslagen te zijn van zijn ankers. Europa is geleidelijk aan de bron van veel,
bijna alle kwaad geworden. In het politieke debat wordt het zelfs profijtelijk gevonden om te
praten om het proces in verregaande mate terug te draaien.
Wat is er misgegaan? Dat is een merkwaardige vraag rond een van de succesvolste projecten
in de geschiedenis, want zie:
-
Het oorspronkelijke idee van verzoening door het aan elkaar binden van de economieën
heeft de oorlog uitgebannen voor een periode, die nog nooit beleefd is in de Europese
geschiedenis.
-
De waarschijnlijkheid dat Europa zal bezwijken onder de druk van een krachtbewust en
imperialistisch Rusland is precies omgedraaid. Onze landen zijn democratisch en vrij
gebleven en hebben zelfs door de werfkracht van onze ideeën en onze economieën de
andere kant van Europa voor een groot gedeelte bij het project kunnen betrekken.
-
De onwaarschijnlijkheid, dat wij op de puinhopen en verwoestingen van de oorlog en na
het verlies van onze koloniën, het welvaartspeil á la de VS zouden evenaren is verkeerd
eveneens in het tegendeel van een zwaarder economisch gewicht in de wereld.
Het zijn drie ontwikkelingen die we aan Europa en eigenlijk aan Europa alleen te danken
hebben.
Verzoening en vrede, democratie en vrijheid, ontwikkeling en welvaart zijn de vruchten van
de visie, het idealisme en de moed van de stichters van Europa geweest.
Geen wonder dat de hele wereld – geloof mij - ons benijdt en probeert het model te kopiëren
in de vorm van regionale verbanden en samenwerkingsvormen.
Geen wonder dat een project van zes staten een magneetwerking kreeg op tenminste
vijfentwintig anderen, waarvan er al negentien lid zijn geworden.
En toch:
-
een minderheid komt opdagen en van die minderheid, zelfs in het trouwe Nederland, stemt
een groot aantal op protestlijsten;
3
-
alle opinieonderzoekingen wijzen op een gebrek aan populariteit en zelfs afkeer, wanneer
het gaat over het begrip Europa.
Wat is er misgegaan?
Ik denk op de eerste plaats dat de herinnering aan de motieven is verbleekt. We zijn vergeten
waarom het allemaal begonnen is. De generatie die na de Tweede Wereldoorlog de
slagbomen aan de grenzen verbrandde is aan het uitsterven. Juist omdat die centrale
doelstelling van verzoening - nooit meer oorlog in Europa - bereikt is, is het niet meer
interessant. Nog erger is dat in het Europa-debat er een verschuiving heeft plaatsgevonden
van de vraag naar de motieven en de inhoud naar de instrumenten. Wie het Europa-debat van
de afgelopen jaren op zich laat inwerken, ziet dat het al bijna een kwart eeuw gaat over zaken
als competenties van het Europese Parlement versus de Commissie en op haar beurt weer van
de Commissie tegenover de Europese Raad, etc. De eenzijdigheid van de discussies over wie
het voor het zeggen heeft in Brussel heeft het Europa verhaal soms doen verworden tot een
ordinaire machtsstrijd.
Maar zeker ook heeft de nadruk nu, juist nu, op de vertaling van het principe van de
Gemeenschappelijke Markt in allerhande voorschriften, Europa in een bepaald daglicht gezet:
Het lijkt vooral te gaan om de uniformering van de regels voor kinderspeelgoed, tot die van
snoepgoed en vleeswaren en over de bescherming van merknamen, en dat alles in een mate
die juist de vrijheid van de markt – daar was het toch allemaal om begonnen – lijkt te
belemmeren en een monstergebouw van reguleringen lijkt op te leveren.
Dan is er nog iets anders: er is in Europa geen echte Europese culturele salon, geen echt
Europees tijdschrift, er zijn geen echte of heel weinig Europese maatschappelijke organisaties,
geen Europese politieke partijen. Kortom, er is een afwezigheid van korte beïnvloedingslijnen
en trefpunten.. Europa heeft wel een hoofdkantoor, maar geen hoofdstad, laat staan een
Europees nationaal ontmoetingsplein.
En ook ontbreekt de discussie - en dat is vooral een wezenlijk punt – over de centrale vraag,
die de Europese burgers bezighoudt: waar is het eigenlijk nu nog allemaal om begonnen? Wat
voor soort Europese samenleving willen we eigenlijk? Waar koersen we op af? De
onafgemaakte discussie, misschien zelfs niet eens goed begonnen, over de vraag is er zoiets
als een eigen herkenbare Europese samenleving.
4
En tot slot is er die naar binnen gekeerdheid, dat verschijnsel van de gemiste trein: de laatste
vijftien jaar hebben we ons in Europa terecht moeten concentreren op de uitbreiding, op het
helingsproces van ons continent, de hervormingen die dat voor onze instellingen met zich
bracht, onze eigen Constitutie. Maar in diezelfde vijftien jaren is de wereld om ons heen
beginnen te schudden; politiek en economisch. Europa was met zichzelf bezig, terwijl het zich
ook en vooral met de rest van de wereld bezig had moeten houden. In 1989 valt niet alleen de
muur, maar breekt ook het fenomeen van de globalisering door, het grenzeloos worden van
onze wereld, financieel, wat goederenstromen betreft en de dienstverlening, de communicatie
en de cultuur. Burgers voelen de fundamentele verandering om zich heen, en het daarmee
gepaard gaand verlies aan zekerheid.
De prijs van de heling van Europa is vooral betaald in de vorm van de afwezigheid van een
antwoord op wat de burgers op dit moment het meest bezighoudt: is er houvast in een
globaliserende samenleving, waarin alles verandert en onzeker wordt.
5
2. De heruitvinding van Europa
Dat is de kern van de nieuwe vraagstelling: wat betekent Europa ten aanzien van dat proces
van globalisering? Betekent Europa überhaupt iets in dat proces of is het er eerder een product
ervan?
We moeten eerst weten, voor we die vragen kunnen beantwoorden wat globalisering betekent.
De vrije uitwisseling van goederen, diensten, financiële middelen, informatie heeft grote
voordelen.
- De geleidelijke totstandkoming van een vrij wereldmarkt creëert dynamiek. Productie vindt
daar plaats, waar goederen en diensten het meest efficiënt kunnen worden voortgebracht.
- De financiële wereldmarkten trekken het geld uit die plaatsen aan waar het het goedkoopste
is naar locaties en investeringen waar dat het meest nodig zou zijn of in ieder geval het
meeste rendement te maken is.
- De vrije wereldwijde communicatie bevordert de waarheid, de democratie, zoals gebleken
is, de bescherming van mensenrechten vooral.
Tegenover de onmiskenbare voordelen, ook voor grote delen van de ontwikkelingslanden,
staan echter ook aanzienlijke nadelen. We kennen uit de reactie van anderen en uit de cijfers
deze bezwaren:
- Grote groepen mensen en landen worden buiten dit proces gelaten, kunnen niet mee met die
wedloop van ‘de snelste, de meeste ontwikkelde, de slimste’. Maar het gaat niet alleen om
degenen die arm en achtergesteld waren, die niet op de steeds sneller rijdende trein van de
globalisering kunnen springen, maar er worden ook wagons afgekoppeld. Globalisering
creëert nieuwe armen, nieuwe achtergestelden. Juist in landen en samenlevingen die zich tot
nu toe vrij zeker waanden van hun overlevingskansen;
- En daarmee verdwijnen zekerheden; er zijn nog geen echte effectieve verdedigingsmuren
opgericht om kwetsbare samenlevingen minstens tijdelijk te beschermen tegen de agressieve
aspecten van de globalisering.
- De laatste jaren is verder duidelijk geworden, dat juist ook economieën of samenlevingen,
die zich zeer sterk waanden, kwetsbaar aan het worden zijn. Er zou alleen maar
laagwaardige arbeid uit Europa moeten verdwijnen, maar we zien de laatste vijf jaren steeds
meer hoogwaardig werk wegsijpelen en we zien, dat zelfs de sterkste delen van onze
industrie of de hoogwaardige dienstverlening in Nederland genadeloos te maken krijgen met
de effecten van globalisering.
6
- In de internationale politiek zien we dat het streven naar recht en participatie op gespannen
voet komt te staan met het recht van de sterkste, het unilateralisme.
- En dan is er vooral het culturele argument: landen hebben geen muren meer om zich te
weren tegen invloed van buiten maar ook huizen niet, eigen gezinnen niet.
We wisten al dat de globalisering een onevenwichtigheid opriep tussen de feitelijkheid van de
machtsverhoudingen, tussen de winners en de verliezers, tegenover het ideaal van recht en
participatie. We kunnen ook de ogen niet sluiten voor de andere agressieve aspecten van de
globalisering op het financiële, het economische, het politieke en het culturele domein.
- Economie:
Is er een alternatief mogelijk op een beleidsconcurrentie die ten koste van de zwakste gaat?
Is er op een of andere manier een nieuwe economische weerbaarheid te scheppen?
- Maatschappijopvattingen:
Is er een alternatief op een uniform sociaal economisch model waarbij gewone arbeid zo
laag mogelijk en bestuur van ondernemingen zo hoog mogelijk geprijsd moet worden, en
dat in onderling concurrerende verhoudingen?
- Politiek:
Wat is een realistisch perspectief voor het multilateralisme en voor vormen van global
governance, die de realiteit van de onderlinge verweving van de economieën,
samenlevingen en culturen omzet in regels van recht?
- Cultuur:
Als het waar is dat het culturele globaliseringsproces niet waardevrij is maar in wezen
secularistisch en materialistisch, wat zijn dan de mogelijkheden voor een alternatief en voor
pluriformiteit? Als het waar is dat de dominante met de globalisering samenhangende
leefstijl hedonistisch en exhibitionistisch is, is dat dan een onvermijdelijkheid?
Wat aan de orde is, is of in deze eeuw het Europees Project een nieuwe motivering kan
vinden, een nieuwe onderbouwing. Het gaat dan om de volgende centrale vragen te
beantwoorden:
-
Kan de versterkte Europese eenwording aan ons Europeanen weerbaarheid brengen en
vooral ons garanderen, dat we echt de vruchten van de economische en financiële
globalisering plukken?
7
-
Kan diezelfde versterkte eenwording aangewend worden voor echte politieke
beïnvloeding, bijvoorbeeld als het gaat om het conflict in het Midden-Oosten of bij de
versterking van de Verenigde Naties en andere multilaterale instellingen?
-
Kunnen we op sociaal terrein een afwijkende visie ontwikkelen en haar in de praktijk
verwezenlijken? Afwijkend van het dominante model van het kapitalisme, dat in de
Verenigde Staten en ook in het Verenigd Koninkrijk zo’n dynamiek heeft gekregen, maar
daarbij wereldwijd zoveel uitstoting en verliezers veroorzaakt en hoe ziet dat model eruit?
-
Is er überhaupt een mogelijkheid, de wenselijkheid om een ander waardeopvatting en
leefstijl over te dragen en willen we dat echt?
-
En dan is er nog die vijfde vraag, die bijkomende vraag: is het mogelijk een eigen bewust
Europees antwoord te formuleren waarbij we niet onze macht en onze invloed centraal
stellen, maar waarbij wij aan de orde stellen wat we voor de rest van de wereld kunnen
betekenen, voor de toekomst van de wereld ook en willen we die consequenties trekken?
Europa als grootste economische, maar ook sociale macht ter wereld.
Maar daarvoor moeten we ook onvermijdelijk terug naar die vraag, die door de meeste politici
en opiniemakers ontweken wordt: is er zoiets als een eigen Europese identiteit?
8
3. Het idee Europa
Het is de uitdaging van de 21ste eeuw de vraag te beantwoorden en na te gaan of het Europees
Project inderdaad een vierde motief kent: een eigen Europees antwoord op de globalisering.
Die vraag is niet te beantwoorden met een duidelijk omschreven begripapparaat als het
Continent van de Mensenrechten, de Tolerantie, de Verzoening, de Rechtvaardigheid, de
Rede etc.
Maar dat wil niet zeggen, dat als dat zo niet kan, we het niet kunnen aangeven en tenminste
indiceren wat die Europese identiteit is.
Dat Europa, de identiteit ervan zo moeilijk in kort begrippen is neer te leggen, is misschien
juist haar kracht. Europa is meer een proces dan een een begrip met eeuwigheidswaarde.
De paradox is zoals prof. Loose zegt, dat Europa om vooruit te gaan, moet omkijken naar haar
verleden.
Europa dat is steeds leren van dat verleden, ermee breken, iets nieuws beginnen, zonder
basisnotities uit dat verleden te vergeten.
Europa is verandering en niet het statische van sommige andere culturen.
Europa is ook niet de revolutionaire breuk als absolute waterscheiding.
Europa is wel - in de woorden van Guardini - “Ein Gesinnung”, een mentaliteit, een
stemming, een gezindheid.
Europa is in andere woorden geen verworvenheid, geen arrogantie, geen pretentie maar een
intentie. Het zijn dan ook drie elementen die mijns inziens ons Continent bepalen en haar
identiteit vorm geven:
- de inspiratie;
- de geschiedenis;
- die instelling, gesteldheid, die attitude.
De inspiratie hebben we te danken aan de Joodse levensovertuiging, aan Griekse filosofie,
aan de Romeinse rechts- en bestuursorde en aan het christelijk geloof. Europa is enkele
eeuwen lang vastgehouden, bewaard door monniken op kleine, eenzame eilanden tussen
Schotland en Ierland, toen ons Kontinent door barbarij overwoekerd leek, maar ook duizend
jarig aan het Hof van Byzantium, in de kloosterscholen onder Karel de Grote en in de
opvolgende abdijen. Die bronnen zijn verder ontwikkeld door de periodes heen van
Middeleeuwen, Renaissance en Verlichting. De vroege universiteiten van de Middeleeuwen
tot ver in de Renaissance en de studeerkamers van de grote humanisten als Erasmus en later
9
de encyclopedisten en de auteurs van De Verlichting, en in de 19e eeuw in de koffiehuizen
van Centraal Europa, altijd door aan universiteiten, in kloosters, in literaire en culturele
salons.
In de refugiën van kastelen en burchten, en niet zelden ook in de trektochten van onze
geleerden en denkers door Europa.
De geschiedenis hebben we door twintig, vijfentwintig eeuwen heen met elkaar gemaakt: door
telkens en telkens weer de uitdagingen, de teleurstellingen, de zondeval ook op te pakken en
te komen tot veranderingen, verbeteringen, correcties, om daarna weer onvermijdelijk terug te
vallen. Barbarij werd gecorrigeerd door de reflectie in het onderwijs van de grote ordes en
hun stichters zoals Benedictus en Bernardus. De maatschappelijke verscheurdheid door
iemand als Franciscus. Over de afgrond van de Tweede Wereldoorlog werd de brug van
wederopbouw geslagen door diep christelijk geïnspireerde democraten.
Oorlog, kolonialisme, armoede en concentratiekampen zijn deel van die Europese
geschiedenis, maar ook de vredesconferenties, de verzoening, het liefdewerk, de
welvaartsontwikkeling, ja zelfs de ordening in standen en gilde’s van de Middeleeuwen tot in
de 19e eeuw.
En dat alles gaat dan terug op die levens- en wereldvisie, die niet als verworvenheid, maar
telkens wel als referentiepunt opdoemt in onze geschiedenis: het geloof in die uniciteit van de
menselijke persoon tezamen met de idee dat er zoiets is als absolute waarheid. En dat laatste
idee is door ons van de Griekse filosofen meegekregen, iets dat wel persoonlijk interpretabel
is en dat door sommigen of velen het goddelijke wordt genoemd en door andere het
voorgegevene.
Die uniciteit, die daaraan verbonden waardigheid, de opvatting en ervaring dat waardigheid
en geluk tot hun recht komen alleen in relatie met de ander en de anderen en daarvan afgeleid:
die vrijheid, broederschap ook, gelijkheid, maar ingekaderd, niet absoluut. Het gaat bij
Europese identiteit om vrijheid én om verantwoordelijkheid, om broederschap én
individualiteit, om gelijkheid én pluriformiteit, en dat te vertalen in bestuur en in
maatschappelijke instellingen en recht, in overtuiging dat de maatschappij uit drie en niet uit
twee elementen bestaat: overheid, individu én samenleving.
Tot slot - misschien het duidelijkste van alle kenmerken - het bewustzijn, dat wij erfgenamen
zijn van inspanningen, successen en falen van de burgers voor ons en dat wij onze ervaringen,
onze verwachtingen weer hebben over te dragen aan volgende generaties en aan anderen. De
10
geschiedenis draait niet om ons, maar wij zijn daar deel van met haar verleden en haar
toekomst. Het kernbegrip voor Europa moet zijn: verantwoordelijkheid voor nu, later en
elders, maar vanuit onze tradities.
Zo zien wij het, als we die drie elementen samenvatten:
- de bronnen, de geschiedenis, de idee, volledig en telkens opnieuw laten meewegen. En dat is
in ons geval die christelijke visie op persoon, samenleving, geschiedenis en Schepping.
Dit is een accent, een kleuring, een vertaalopdracht. In het geval van de Adenauer’s en de
Schuman’s, de Gasperi’s tegenover het nihilisme, de haat, de verwoesting en de wraak van de
eerste helft van de 20ste eeuw. In ons geval tegenover de economische verzwakking, de
wanverhouding tussen de realiteit van de globalisering en de afwezigheid van ordenende
instellingen en voorzieningen, maar ook tegenover de ontkenning van de voorgegeven
waarheid en waarden, het verval van maatschappelijke verbanden, het niet kunnen of willen
nemen van verantwoordelijkheid voor anderen. Het niet willen zien ook, dat men ergens op
een punt staat in de lange geschiedenis, met alles wat we ontvangen, gekregen hebben van
vorige geslachten en moeten doorgeven aan de volgende en de andere. In verzet tegen de
ontkenning dat juist globalisering iedere medemens – waar ook – tot onze naaste maakt.
11
4. De agenda van verantwoordelijkheid
Sommigen zullen zeggen dat de karakterisering van Europa op de wijze zoals die hier is
neergezet toch nog vaag is. De kunst zal het daarom zijn om een directe en herkenbare relatie
aan te brengen tussen deze uitgangspunten, deze inspiratiebronnen, deze instelling én een
concreet politiek maatschappelijk programma voor de komende jaren. En dat is zeer wel
mogelijk.
We kunnen een programma neerleggen, dat bestaat uit vier blokken.
a. De kracht van het sociaal economisch stelsel.
Dan gaat het allereerst om de invulling, de eigen invulling van het bestel, d.w.z. de erkenning
van het algemeen belang, dat meer is dan de optelsom van de belangen van werkgevers en
werknemers. En zeker meer is dan het product, dat door strijd tussen die twee, met name een
soort klassenstrijd, is verkregen.
Dan gaat het om verbinding van de vrije markt met een sociale rechtstaat, waardoor de
zwakkeren in de samenleving een bescherming wordt geboden maar waarin ook telkens,
minstens iedere generatie opnieuw, nagegaan wordt wie de zwakken zijn. In onze dagen
betekent dat dus een duidelijke verschuiving van die ouderen met een behoorlijk aanvullend
pensioen naar bijvoorbeeld gezinnen met kinderen.
En dan is er de nadrukkelijke erkenning van de rol van de non-profit actoren op sociaaleconomisch gebied, zoals landbouwcoöperaties of woningbouwcoöperaties; daarnaast is er de
erkenning van de rol van de samenleving bij het nemen van verantwoordelijkheid en beheer
van maatschappelijke voorzieningen, zoals gezondheid en onderwijs.
De onderneming vervolgens, die er niet alleen is om geld te verdienen, maar ook om
maatschappelijke functies te vervullen en haar verantwoordelijkheid waar te maken tegenover
werknemers, de maatschappij, de afnemers van haar producten, naast uiteraard de zorg voor
de winst. ‘Die Stille Gewinner’ heet een studie uit Duitsland over het feit dat dit soort
ondernemingen dikwijls op de lange duur meer rendabel zijn dan de beursgenoteerde, op
winstmaximalisatie gerichte bedrijven.
En wat de werknemers betreft moet er een evenwicht zijn tussen arbeidsmobiliteit, een
bepaalde mate van juist die mobiliteit bevorderende sociale zekerheid, en het besef dat
investeren in werknemers, onder andere in een proces van levenslang leren, dubbel loont: de
werknemer en de economie. En daarbij kan plaats ingeruimd worden voor tijdelijk werk en
carrière onderbrekingen voor het op zich nemen van zorgtaken.
12
Dit is geen soft model, want er hoort juist innovatie en ethos bij; de wil om zich aan te passen
en om hard te werken. Europa heeft op die manier een overlevingsstrategie nodig, maar
zonder de 24-uurs economie te omarmen en zonder de excessen van het Angelsaksischekapitalistische model.
Herdefiniëren van de welvaartstaat in tijden van globalisering als antwoord op de nieuwe
onzekerheid is een geweldig project en een geweldige uitdaging.
b. De kwaliteit van de samenleving.
De schaalvergroting en de bureaucratisering die we de afgelopen periode gekend hebben, de
anonimisering en de individualisering, tezamen met de mobiliteit maar ook de emancipatie in
dubbel opzicht, maken een herdefiniëring van de samenleving noodzakelijk, vragen in andere
woorden om een vernieuwing van het sociaal kapitaal. Als tweede element van het Europese
antwoord op de globalisering is daarom nodig een herontdekking van het belang van de
samenleving. En dan denken we aan:
-
zelfhulpgroepen, zoals patiëntenverenigingen, maar ook ouderverenigingen rond scholen;
-
een herdefiniëring van het begrip vrijwilligheid;
-
een herontdekking van de regio en herstel van de betekenis van locale gemeenschappen,
zoals de wijk of de leefgemeente;
-
vooral ook een herwaardering van de plaats van het gezin en in het kindvriendelijk maken
van de leefomgeving;
-
een systematische facilitering ook van de intergenerationele betrekkingen, van de
stadsplanning tot nieuwe woonformules;
-
een herstel ook van de particuliere fondswerving en de eigen verantwoordelijkheid van
charitatieve organisaties;
-
en dan is er in alle Europese landen die grote vraag naar de plaats van de multiculturaliteit.
Een nieuw evenwicht tussen een herkenbare Europese cultuur aan de ene kant en de
ruimte voor mensen die uit andere cultuurkringen komen aan de andere kant. Referentie
aan wetten, zoals dikwijls beweerd wordt, is daarbij niet genoeg. Basisvoorwaarden
moeten vervuld worden zoals het spreken van de locale talen en economische participatie.
Maar het is vooral óns onvermogen omdat we niet meer over voorgegeven waarheden en
overtuigingen mogen spreken, dat migranten met een andere culturele achtergrond hier als
het ware een leegte aantreffen. In dit verband is de Turkije-discussie heel erg curieus:
Laïcisten en zwaar geseculariseerde bewegingen in Frankrijk zijn tegen de toetreding van
Turkije omdat, “de Islam de seculiere bedding van de scheiding Kerk Staat, die Europa
13
momenteel kenmerkt dreigt te vullen’’, dan wel voorstanders in Nederland die coûte que
coûte Turkije erbij willen hebben omdat het anders zou lijken dat Europa een christelijke
vriendenclub was.
-
Keer op keer is vanuit geheel verschillende hoeken gezegd, dat een dialoog van de
godsdiensten en de Kerken onmisbaar is bij de vraag, hoe om te gaan met de
multiculturaliteit. Dus niet het wegdrukken van de religie, niet het ervan uitgaan dat alleen
een geseculariseerde moslim een goed ingeburgerde moslim kan zijn, dus ‘als hij er niets
meer aan doet’, maar een die bewust kiest voor een modern beleven van zijn of haar
geloof. Of - om met de woorden van Kardinaal Daneels te spreken - alleen als er een
Europese Islam komt, kan de multiculturaliteit werkelijk kans van slagen hebben. De
dialoog van de godsdiensten derhalve op Europees, op nationaal en op lokaal niveau. En
als dat niet lukt, dan zullen de schrikbeelden van de verknopingen van armoede,
allochtoniteit en criminaliteit, die we in bepaalde delen van onze grote steden aantreffen,
alleen nog maar groter worden. Dit betekent met andere woorden dat we terug moeten ook
naar de vraag wat Europa is, waar het voor staat. Alleen al de realiteit van de miljoenen
allochtonen in onze samenlevingen maakt het onmogelijk en onverantwoord om de vraag
naar wat is Europa nog langer te ontwijken.
c. Toekomst voor een Europese cultuur.
Daarmee komen we ook op het terrein van het brede cultuurbeleid in Europa. De komende
jaren zullen we het beleven dat de niet-materiële vragen steeds belangrijker worden in het
maatschappelijke en politieke debat. De globalisering heeft haar eigen dynamiek en dat
betekent dat een bepaald soort leefpatroon, levensopvattingen, stijl en ideeën in dat proces soms met imperialistische kantjes – worden opgedrongen. De nog onbeantwoorde vraag is, of
het Europa zal lukken, op basis van eigen geschiedenis, waarden en instelling, een eigen
cultureel antwoord op te bouwen, dat houdbaar is en toekomst heeft.
In de kern komt het mijns inziens neer op de vraag of onze cultuur de mens moet reduceren
tot een consument, een producent, een belastingbetaler, een kiezer of dat er meer is, of dat
namelijk de volheid van de menselijke persoon tot ontwikkeling kan komen in een omgeving,
die ook het beste in hem kan stimuleren, ook zijn uniciteit, ook om zich te ontplooien in
relatie met medemensen. Hier gaat het weer om heel concrete aandachtsvelden:
-
Hoe gaan we om in het kader van de nieuwe technologische ontwikkelingen met het
gegeven van de onschendbaarheid van het leven? De nieuwe dilemma’s, die daarmee
verbonden zijn, zoals de verleiding om een beginnend leven te gebruiken voor
14
experimenten, om uit te selecteren in het kader van optimalisering van het nageslacht,
maar ook aan de andere kant om te erkennen dat tot het menselijk leven die zingeving van
lijden behoort en ook het recht om in waardigheid te mogen sterven, tegen de
automatismen om steeds door te gaan met verdere behandelingen die levensverlengend
zijn.
-
En dan gaat het om de plaats in onze cultuur van ‘de tragen’ zoals prof. Herman Dedein
dat zegt. Een cultuur die uitgaat van krachtigen, schonen, succesvollen, snellen, maar de
realiteit ontkent die inhoudt, dat zo velen van ons (en eigenlijk wij ook allen in bepaalde
levensfasen), niet met het tempo meekunnen, niet voldoen aan de criteria van succes en
roem en aantrekkelijkheid. Zoals prof. Reijnders van de Vrije Universiteit het uitdrukt: het
kernpunt van de kwaliteit van de cultuur is hoe zij omgaat met gehandicapten, met niet
volwaardigen.
-
En dan zeer belangrijk wordt de vraag naar de allocatie van middelen voor technologische
research. Ook hier weer diezelfde uitdaging. Technologische research primair bedoeld
voor onze individuele consumptieve behoeftes, mooiere machientjes, verdere verfijningen
– dikwijls is daar niets mis mee – maar als dat de belangrijkste motor is van
technologische vooruitgang moet de vraag gesteld worden hoe
gemeenschapsvoorzieningen kunnen profiteren van dezelfde technologische potenties, hoe
het milieu er beter van kan worden, de voedselvoorziening van de armen, de genezing van
de aids patiënten.
-
Maar het allerbelangrijkste is de ruimte die we in onze cultuur gaan scheppen voor
instituten van waardeoverdracht. Dan gaat het om scholen, die niet alleen kennis
overdragen maar integrale vorming als uitgangspunt hebben, basisonderwijs tot en met de
universiteiten. We denken hierbij aan het indrukwekkende pleidooi van de Amerikaans
socioloog Robert Bellah voor herstel van het concept van de universiteit, wat ooit
betekende heelheid, algemeenheid. Geef Europa zijn academische instellingen terug, die
het specialisme overstijgen.
-
En dan zijn er natuurlijk de media. Aan de ene kant de noodzaak ons te bevrijden uit de
gevangenschap van de commercialisering, en dus de gemeenschapstaak om alternatieven
te scheppen en overeind houden op die commercialisering en aan de andere kant de
noodzaak om tenminste een aantal van hen zich te laten verankeren in grote
levensbeschouwelijke stromingen. Dan kan toch de cirkel doorbroken worden van steeds
grotere vulgariteit, platitudes, met kennelijk daarbij behorende kijkcijfers en reclame
inkomsten. Het gaat niet alleen om radio en tv. Het gaat er ook om of wij systematisch
15
durven te doordenken wat het potentieel en de bedreigingen zijn van andere media zoals
het Internet. En daarbij ook het potentieel beschouwen voor:de toekomst van kerken en
levensbeschouwelijke gemeenschappen, die immers zo nauw gaat samenhangen met de
mogelijkheid om kleinere communiteiten te vormen. De zg. ‘’nieuwe media’’ bieden hier
geweldige kansen. Maar het gaat ook om de vraag hoe in het toekomstige Europa
uitgeverijen en kranten zullen functioneren. Of hier de wet van de markt tot in de uiterste
consequenties wordt doorgedreven, of dat we constateren dat naast de begrenzing van de
markt door de sociale en door de economische problematiek, er ook een grens is die door
de cultuur getrokken kan worden.
Daarnaast - het is al eerder gesteld - zal er in de Europese samenleving systematisch
ruimte moeten worden geschapen voor opvoeding en aandacht voor de toerusting van
volgende generaties. Van carrièreonderbrekingen, die mogelijk zijn geworden nu onze
gemiddelde leeftijd zoveel hoger is geworden en de gezondheid zoveel beter, tot
kinderopvang in de vorm van coöperatieve crèches. Het zij nog eens herhaald, omdat het
niet genoeg gezegd kan worden, dat het onbegrijpelijk is dat in het land waarin de
schoolstrijd politiek zo belangrijk is geweest, levensbeschouwelijke instellingen het
kennelijk geheel laten afweten, daar waar het gaat om de opvang van kinderen in de
beslissende allereerste jaren van hun leven.
Dan is er de noodzaak van de ontkramping van de verhouding Kerk-Staat. De keuze van
de Europese politiek voor een agressief Laïcisme en terugdringen van de publieke functie
van de religie is het begin van een nieuw tijdperk van Verlichting, zoals de AmerikaanseEuropese filosoof Steiner jubelend uitroept. Christenen, katholieken waren in de vijftiger
jaren de stichters van Europa. Hebben zij dat grootse werk tot stand gebracht om het te
laten onteigenen door Laïcisten en secularisten? En kunnen we hier juist wel iets van de
Verenigde Staten leren: onder erkenning van de noodzaak van scheiding van Kerk en
Staat toch respecteren dat levensbeschouwelijk geïnspireerde instellingen en bewegingen
een humaniserende taak kunnen hebben ten aanzien van de samenleving en een stuk leegte
in de publieke ruimte kunnen vullen.
En dat betekent tevens dat er een tegengeluid gehoord moet worden tegen de agressieve
hoon waarmee die noodzaak van een waardedebat in onze samenleving bejegend wordt.
We hoeven niet te ontkennen dat er in wezen aan het begin van de 21ste eeuw een nieuwe
“Kulturkampf” gevoerd wordt tegen hen die voor zichzelf erkennen, dat we ons op van
boven gegeven, de het individu overstijgende waarden voor mens en samenleving dienen
te oriënteren.
16
Wie de 21ste eeuw verstaat, weet dat het concept van de sociale markteconomie zoals dat zo
sterk door christenen is ontwikkeld op het eind van de 19e en door de 20ste eeuw heen die
andere dimensies moet krijgen. Het eigen antwoord van Europa op de globalisering moet zijn
de concrete invulling van een door sociale, ecologische en culturele normen bepaalde
markteconomie.
d. Sturing aan het globaliseringsproces.
En dan het vierde project. Eerder spraken we over de kloof van de realiteit van de
globalisering en de ordening ervan vanuit de invalshoek van recht en gerechtigheid. Is dat
illusiepolitiek? Men kan mensen als Camdessus, de oud topman van het IMF, en Onno
Ruding, de oud-bankier en minister, toch moeilijk verwijten dat het utopisten zijn. Maar zij
zijn het, die juist op verzoek van de Europese Bisschoppenconferentie een rapport hebben
opgesteld, waarin exact die noodzaak van ordening, die vorming van global gouvernance
wordt onderstreept en formules worden aangereikt, die realistisch zijn en die een aantal
mondiale processen zouden kunnen sturen en normeren. Het kan immers niet zo zijn dat
driekwart van de bevolking niet echt participeert en meestuurt in die realiteit van een
eenwordende wereld. Het kan niet zo zijn dat aan tenminste anderhalf miljard mensen,
medeburgers, de vruchten van de globalisering voorbij gaan of dat zij zelfs de rekening ervan
moeten betalen. Evenmin kan het zo zijn dat we het opkomen van falende en schurkenstaten
gedogen als rotte appels in de mand, die de hele wereldsamenleving kunnen bederven. De
realiteit na 1989 is ook die van de vervaging van de grenzen tussen georganiseerde
criminaliteit en staatsmacht in een aantal gebieden in deze wereld, en er is sinds 11 september
2001 in ieder geval die constante dreiging van terrorisme.
Met de maand dreigt het aantal landen, dat in staat is om nucleaire wapens of andere vormen
van massavernietigingscapaciteit op te bouwen te groeien. En dan spreken we nog niet over
die twee meest frapperende uitdrukkingen van de rechteloosheid in de wereld: het ongestraft
kunnen uitroeien van delen, soms grote delen van de eigen bevolking door de zittende
regeringen en een uiterst willekeurige afdwinging van de VN resoluties. Hoe lang nog kunnen
wij het ons veroorloven, dat in het geval van Zuid-Afrika of Irak terecht met heel veel
middelen, soms met ultiem geweld, VN resoluties werden afgedwongen en bijvoorbeeld Israël
ongestraft haar bezetting kan continueren.
Europa kan niet gemist worden op het wereldtoneel, als grootste economische macht, en met
een potentieel om stabiliteit, veiligheid en vrede te bevorderen. Daarom is het vierde grote
17
project dat Europa moet positioneren als een eigen antwoord op de globalisering in de 21ste
eeuw gedefinieerd rond het thema van haar externe verantwoordelijkheid.
-
Het gaat dan allereerst om het mogelijk maken dat de zgn. Millennium Development
Goals worden bereikt, de toegang van alle mondiale burgers tot schoon water, tot
basisonderwijs, die mogelijkheid om met name vrouwen en meisjes veel meer
gelegenheid te geven om te leren en zich te vormen, die drastische vermindering van
zuiveringen en kindsterfte, kortom die halvering van de armoede in tien jaar.
Haalbare doelstellingen, haalbaar omdat de les van de tweede helft van de 20ste eeuw
heeft uitgewezen dat die combinatie van eigen inspanning en buitenlandse hulp van arme
landen inderdaad kan werken en gigantische resultaten kan hebben; haalbaar omdat het
om relatief bescheiden bedragen gaat die van buiten moeten worden opgebracht, in
concreto opvoering van de Europese ontwikkelingshulp van 0,3% van het BNP naar 0,7%,
gewoon iets meer dan een verdubbeling, en vooral natuurlijk een economische
samenwerking die faire kansen biedt aan de ontwikkelingslanden. De Europese rol zal
voor de haalbaarheid van die doelstellingen bepalend zijn, de wil of de onwil van onze
Europese landen om ook elders mee te werken aan wat we voor ons zelf hebben
opgebouwd in de vorm van bestrijding van de armoede. Dat zal de toetssteen zijn voor het
ethische gehalte van ons eenwordingsproces.
Verder gaat het om versterking van de multilaterale structuur: Het is onmiskenbaar, dat
het multilateralisme door huidige Amerikaanse regering sterk onder druk is gezet. Toch is
wereldwijd en ook in de Verenigde Staten het besef groeiende dat hervormingen van het
multilaterale systeem de sleutels kunnen zijn voor zijn versterking. Europa zal zich in de
komende jaren juist sterk moeten maken voor dat anders functionerend multilaterale
systeem.
Maar dat betekent op de allereerste plaats dat de EU steeds meer met één stem gaat
spreken in de richting van de VN en de andere multilaterale instellingen. Wij zijn al veruit
de grootste donor aan internationale instellingen, zowel op bestuurlijk als financieel
gebied. Onze invloed is echter disproportioneel klein, en dat hebben we vooral aan onszelf
te wijten. Dat geldt ook ten aanzien van al die arrangementen die in de negentiger jaren op
de rails zijn gezet, zoals het Internationaal Strafhof of de Kyoto protocollen. Het
multilaterale systeem is ingewikkeld, weinig spectaculair soms ook en taai.
Desalniettemin is het van niet minder dan levensbelang, dat het uitgebouwd en versterkt
wordt, en hier ligt die andere rol voor Europa.
18
-
Ten derde gaat het om de opbouw van effectieve eigen vrede’s- en interventiecapaciteit:
Het beste argument om de Amerikanen te overtuigen, dat zij mee moeten doen aan de
opbouw van een wereldorde is dat wij onze eigen verplichtingen nakomen. Niets is zo
vernietigend als het verwijt van parasitisme in het Amerikaans publieke debat. Als wij
bijvoorbeeld voor vredeshandhaving aan de flanken van de Europese Unie of in Afrika
niet een daadkrachtige eigen interventiekracht kunnen opbouwen, maar steeds terugvallen
op de Amerikaanse technologische en personeelsmatige capaciteiten, dan zijn wij geheel
verkeerd bezig. Het is niet alleen de soft-power van Europa die telt, maar ook ons
vermogen om onze capaciteit voor territoriale verdediging om te zetten in een
wereldwijde vredeshandhavingsformule.
-
Ten vierde betreft het de doorbreking van de onomkeerbaarheid van de milieubelasting:
We staan niet aan het einde maar juist aan het begin van een globaal proces van
milieubelasting nu grote gebieden in de wereld zich gaan moderniseren, energie gaan
consumeren en bodem, water en lucht vervuilen. Wereldwijde maatregelen die dat moeten
beperken, zullen nooit in werking kunnen treden als Europa niet een bewuste ommekeer
maakt naar minder energieconsumptie en minder milieubelasting. Europa moet niet het
voorbeeld van de Verenigde Staten volgen, die met een factor twintig de eigenlijke
milieuverbruiksruimte overschrijden. Ook hier hebben we het niet over utopieën, want in
de afgelopen twintig jaren hebben milieubesparende technieken zichzelf steeds op korte
termijn uiteindelijk terugverdiend.
Het opbouwen van een verantwoordelijke samenleving in de 21ste eeuw betekent
onlosmakelijk ook een nieuw mondiaal engagement, een andere overheid op globaal niveau,
een ander gedrag, dat veel meer toekomstgericht is. Dit is het vierde project van een
Verantwoordelijk Europa en de vierde dimensie van ons eigen antwoord op de globalisering.
Europa als een sociale supermacht.
19
5. Een christelijk Europa of christenen voor Europa?
In een geseculariseerd Europa moeten we niet terugverlangen naar de situatie van rond 1900
of zelfs rond 1950, toen Kerken en christenen een zo belangrijke invloed konden uitoefenen
als ze werkelijk door de boodschap van het Evangelie gegrepen werden. Met minister Bot
moeten we erkennen, dat een meerderheid van de Europeanen zich niet meer door het appèl
van Kerken en levensbeschouwingen aangesproken voelt. Dat is een realiteit waarbij we niet
ons in een getto moeten laten terugdringen, om met de Amerikaanse filosoof en
rechtsgeleerde J.H.H. Weiler te spreken (in zijn boek ‘ Ein Christliches Europa’ ). Maar de
absurde afwijzing van iedere referentie naar God in de nieuwe Europese Grondwet of zelfs
maar het expliciet benoemen van zoiets als de christelijke traditie is een teken aan de wand.
Is daarmee de rol van het christendom uitgespeeld? In de geschiedenis zijn er voorbeelden
genoeg van dominante stromingen, die zich dominant waanden, maar uiteindelijk toch het
hoofd moesten buigen voor het geïnspireerde verzet van een religie en een roepingsbewustzijn
van burgers. Paradoxalerwijze ging het dan niet om direct hard verzet tegen de macht als wel
eerder het omgekeerde: een getuigenis in dienstbaarheid. Niet de machtsvraag dient op de
eerste plaats gesteld te worden, maar de mobiliseringsoproep. Onze inzet voor een radicale
vernieuwing van het Europa Project nu als het antwoord op de globalisering, dus als een
Project van de 21ste eeuw, dat kan van doorslaggevende betekenis zijn voor de heroriëntering
van ons Kontinent. Leegte, de commercialisering, de onverschilligheid laat juist kansen voor
de bezielden, de zorgvuldigen, de dienstbaren. Dat is de uitdaging niet van een christelijk
Europa, maar van de mobilisering van christenen voor Europa. Door een combinatie van
deskundigheid en het nemen van verantwoordelijkheid kan invloed uitgeoefend worden op de
loop van de geschiedenis van ons Kontinent, die verre de numerieke situatie van leeglopende
kerken en zich uitschrijvende gelovigen overtreft. Met name zie ik een grote toekomst voor
denktanks die in combinatie met levende gemeenschappen en bewegingen reflectie en actie
kunnen verbinden voor een humane Europese samenleving.
Er is een ander land dat even geseculariseerd was als Nederland,. namelijk de voormalige
DDR. Als je ziet wat daar ruim vijftien jaar geleden gebeurd is! Recent werd een hoge Stasigeneraal gevraagd hoe het toch mogelijk was, dat in de loop van een jaar tijd die machtige, die
oppermachtige staat, die alles controleerde en die honderdduizenden spionnen tot haar
beschikking had, zo onverwacht in elkaar kon klappen. En het antwoord van die generaal was:
inderdaad, we waren op alles, werkelijk op alles voorbereid en we hielden met alles rekening,
20
“aber nicht mit Kerzen und Gebete”. Kaarsen en gebeden van een minoriteit in een
geseculariseerde samenleving konden muren in Berlijn en de grensversperringen in de rest
van Duitsland doen omvallen, zoals ooit in Jericho.
Christenen voor Europa kunnen hun roeping in Europa waarmaken, als zijzelf hun eigen inzet
voor Europa als een roeping in dienstbaarheid zien.
21
Download