MINNAERT ALS INSPIRATIE 0 MINNAERT, PLON, WEN & JPT 1 LICHT EN KLEUR IN DE DUINEN 2 3 BRUGGEN MUZIEK 34 MUZIEK FIETSICA 4 FIETSICA WOUDSCHOTEN 2015 Bram Tenhaeff MINNAERT ALS INSPIRATIE Natuurkunde gaat niet over donder en bliksem, maar over een gestileerde wereld waarin het makkelijk rekenen is. Maar, rekenen aan echte verschijnselen is heel spannend Welke natuurkunde leent zich voor aanpak a la Minnaerts Natuurkunde van het Vrije Veld? (1) Weersverschijnselen, zie www.keesfloor.nl (2) Alle betekenisvolle projecten PLON-benadering PLON ALS INSPIRATIE 1980-1984 werken bij PLON Auteur Rond 1900 (bb VWO) Thematisch ipv systematisch onderwijs: 1 zoek betekenisvolle contexten 2 leren door doen (practica en onderzoekjes) 3 leerlingen aan elkaar laten presenteren Plonners werkten veel met eigen lesmateriaal WAT ER OVER BLEEF WEN olv Bert Snater Geen projectonderwijs maar systematisch onderwijs Introductie contexten (bromfietshelm, kreukelzone) MIJN HOUDING Werken met systematisch leerboek Daarnaast: elke klas elk jaar projecten Veel eigen lesmateriaal (Lesbrieven en PPTs) Natuurkunde onderbouw JPT Natuurkunde en Techniek samengevoegd tot NT, Natuur en Techniek BRUGKLAS NT woordformules en dingen maken 5 grote techniek opdrachten en 5 hoofdstukken uit Sensor naambordje, wipkip, ladenkast, zeilboot, Maten en gewichten, snelheid, dichtheid, geluid, warmte en elektra TWEEDE KLAS NT letterformules en doe-dingen Twee delen Sensor en hele reeks kleine doe-opdrachten DERDE KLAS Natuurkunde wiskundige operaties en practica Twee delen NOVA Licht, elektra, Bewegen, Geluid, Warmte Bovenbouw Researchklas JPT Researchklas: klas opgezet rondom pretvak NLT: vaste middag van 2 lesuren - elke periode 1 module - elke periode 1 bedrijven bezoek - elke periode een spreker van buiten 80 gecertificeerde modules, 4 engelstalig Mijn modules - Gekte!?! - De Apencultuur http://digitaalzelfportret.nl - Muziek reflectie leerlingen ICT - De dingen de baas mijn projecten digitaal - Wetenschapsfilosofie KEUZES JPT 2 BRUGGEN 4 MUZIEK 3 LICHT EN KLEUR 5 FIETSICA LICHT EN KLEUR IN DE DUINEN NATUURKUNDE PROJECT 3 HAVO-VWO SEPTEMBER 2015 BRAM TENHAEFF JPT KUNSTENAARS IN DE DUINEN: DIRK FILARSKI SCHILDERT BERGEN KUNSTENAARS IN DE DUINEN: FILARSKI, VAN BLAADEREN, FERNHOUT, WEYAND EN WIEGMAN KUNSTENAARS IN DE DUINEN DIRK FILARSKI SCHILDERT HET BOS BIJ DUINVERMAAK EN DE DUINEN VAN DE VERBRANDE PANWEG TUSSEN EGMOND EN BERGEN AAN ZEE JC BLOEM OVER BERGEN AAN ZEE De duindoorn bloeit. De duindoorn bloeide ook daar. Dat is al lang geleden. Al vijf jaar. Vijf jaar. En al hun streven ging teloor. Om tot dit niets te komen. En waarvoor? De duindoorn bloeit. De strijd heeft afgedaan. De wereld zal ook eens verloren gaan. LICHT EN KLEUR IN DE DUINEN OPZET 1 inleidende PPT-presentatie 1x1 2 natuurkundelessen over licht en kleur 1x1 kleuring weerkaatsing breking interferentie verstrooiing 1x2 3 circulatiepracticum 1x2 4 vragen en sommen 1x2 toets 1x1 5 inleiding keuzeonderzoeken 1x1 6 keuzeonderzoeken 3x2 vuurtorens verstrooiing 7 presentaties schilderijen interferentie weerkaatsing elektriciteit breking beestjes 1x2 een kust vol bakens en vuurtorens rechte lijnen die weerkaatsen: jacobsladder, omega-zon en albedo Materiaal Albedo Witte wolk 0,8 Zwarte wolk 0,1 Water 0,2 Zand 0,7 absorptie en transmissie: waarom is de zee soms blauw en soms groen Waterkleur hangt af van: Reflectie opvallend licht Absorptie (diepte) Verstrooiing Chemicaliën (chlorofyl) Breking 1: regenbogen en dauwbogen Verklaring regenboog en dauwboog Breking 2: zuil, bijzon en halo verklaring halo´s: kristallen Verstrooiing 1: waarom is de hemel blauw waarom is de ondergaande zon rood? Blauw licht wordt meer verstrooid dan rood licht: Daarom lijkt de hemel blauw en de ondergaande zon rood Verstrooiing 2: waarom is de lucht boven duinen zo helder? Verklaring groene flits interferentie: kleuren bij dunne lagen DUNNE kleine golf DIKKE grote golf LAAG blauw LAAG rood elektriciteit 1: bliksem en bolbliksem elektriciteit 2: poollicht beestjes: zeevonk KEUZEONDERZOEKEN 1 vuurtorens 1 hollandse kust 2 vuurtorens 2 waddeneilanden 3 schilders bergense school 4 dichters, zangers bloem, achterberg, . . . 5 rechte lijnen jacobsladder, zonsondergang, albedo 6 absorptie kleur van de zee 7 breking 1 regen en dauwboog 8 breking 2 halo´s om zon en maan 9 interferentie gekleurde dunne laagjes 10 verstrooiing 1 rode zonsondergang en blauwe lucht 11 verstrooiing 2 helder licht boven de duinen 12 elektrisch bliksem, poollicht en st elmusvuur 13 beestjes zeevonk en glimworm EINDE BRUGGEN BRUGGEN IN SOORTEN . . . Vlakke plaatbrug Bascule brug Hangbrug Ophaalbrug Tuibrug . . . EN MATEN - Open boogbrug Gesloten boogbrug Vakwerk-boogbrug Opdracht 1 Vakwerkbrug Tralieliggerbrug Draaibrug BRUG TEKENEN Maak met potlood een schematische tekening van een bestaande brug. Let op de onderdelen van de brug die met stevigheid te maken hebben. beetje stevigheid is wel handig! Het dramatische verhaal van Tacoma Bridge http://www.youtube.com/watch?v=3mclp9QmCGs Trek- en duwspanning Materiaal langer Trekspanning STAAL PAPIER, TOUW Materiaal korter Duwspanning BETON KARTON Beton verstevigen met staal Beton kan NIET tegen trekspanning Gewapend beton verstevigen met stalen draden Voorgespannen beton Verstevigd met gespannen staaldraden Betonrot Oorzaak: beton is poreus - water: kapotvriezen betonijzer roest - Fe2O3 groter dan Fe - Chloor ion (zee); katalysator Gevolgen: constructie verzwakt en stort in. - er breken stukken beton uit, - bewapening roest, Voorkomen: tijdens storten beton verdichten met trillingen Vlakke plaatbrug Boogbrug Boogbrug Draaibrug Ophaalbrug Vakwerkbrug vakwerk vakwerk Tuibrug Opdracht 2 Modelbrug bouwen Groepjes van 4 leerlingen – groepscijfer UP •Formaat wegdek: 1 A4 (VERPLICHT!!!) •Balken: karton duwspanning •Kabels: touw trekspanning • Lijm met mate gebruiken Harmonica-constructie in wegdek constructie draaias BEOORDELINGSCRITERIA Beoordeling: UP cijfer per groepje - Overeenstemmen met werktekening - Originaliteit - Stevigheid - Netheid Stevigheid wordt in een wedstrijd beoordeeld: Welke groep heeft de grootste stevigheid per kg brug? Bereken voor jouw M/um per kg brug m M U m Belasting op de brug in kg doorbuiging van de brug massa brug MUZIEK INHOUDSOPGAVE 1 Orienterende opdracht 2 Bron-medium-ontvanger: 12 proeven 3 Bron: meten aan trillingen 4 Medium: meten aan golven 5 Ontvanger: oor en intensiteit 6 Harmonieleer: consonant en dissonant 7 Open onderzoek BRON-MEDIUM-ONTVANGER II GELUIDSBRONNEN 1 - 3 TONEN WORDEN HOGER ALS: Spanning snaar hoger, Snaar/pijp/buis korter II GELUID IS EEN TRILING (4 – 6) GELUIDSBRONNEN TRILLEN Toongenerator 20 – 20.000 Hz Stemvorken trillen Frequentie uit golflengte fstemvork = 440 Hz 4 beelden te zien In 1 trilling 4x licht aan fflits = 4 x 440 = 1.760 Hz Stel 10 golven op 20 cm λ = 2,0 cm 1 golf van 20 cm kost 0,01 s snelheid v T 2,0 (cm) 200 (cm / s) 2,0(m / s) 0,01 ( s) II MEDIUM 7 - 9 Wat is in deze proeven het medium dat de geluidsgolven vervoert? Geluidsgolven hebben wel een medium nodig hoor! II ONTVANGER 10 - 12 Wat er ontvangen/gehoord wordt . . . hangt ook af van eigenschappen van de ontvanger (oor/sensor/klankkast) III BRON: TRILLINGEN wat kunnen wij horen? Lage tonen: losse plofjes die mengen Hoge tonen: hoge piep Ultrasoon = onhoorbaar geluid III BRON: FREQUENTIES METEN Je moet toonhoogtes of frequenties kunnen berekenen uit u,t-grafieken (meetcomputer of oscilloscoop). In de grafieken hiernaast is de tijd-basis zo ingesteld dat 1 hok = 2ms. Bereken de toonhoogte van de eerste toon. T 5hok 5 x 2 10ms 0,010( s) f 1 1 100( Hz ) T 0,01( s) Bereken ook de grondtoon van de 2e toon: 3T 7hok 7 x 2 14ms 0,014( s) f 1 1 214( Hz ) T 0,00466( s) en de eerste boventoon: 6T 7hok 7 x 2 14ms 0,014( s) f 1 1 428( Hz ) T 0,00233( s) TOONHOOGTE EN KLANKKLEUR ZWEVINGEN KLIK HIER voor applet HONDEFLUITJES Hondefluit 1: 24 kHz ULTRASOON Hondefluit 2: 26 kHz ULTRASOON Mengtoon (24+26)/2 = 25 kHz ULTRASOON Verschiltoon:26 – 24 = 2 kHz HOORBAAR!!! stilte + stilte geluid! V ONTVANGER: OOR Audiogram overbelasting oor 92 89 86 83 1 2 3 4 t (u) Het menselijk oor Buisje in je trommelvlies Slakkenhuis (Cochlea) O= Ovale venster R= Ronde venster Basilair membraan Tonotopie Basilair Membraan: de getallen geven de frequenties die een maximale trilling op die plaats op het membraan teweeg brengen. Het uitgerolde membraan is voorin smal (hoge frequenties) en achterin breed (lage frequenties). Slakkenhuis schematisch Slakkenhuis doorsnede Animatie Slakkenhuis Beschadigde buitenste haarcellen VI HARMONIELEER BELANG HARMONISCHE TRILLINGEN Wiskunde is soms veel belangrijker dan natuurkunde. Een voorbeeld is de stelling van Fourier, een diepe stelling uit de theorie van reeksen: Alle periodieke functie zijn altijd als de som van een aantal sinussen te schrijven Het plaatje hiernaast geeft het idee weer: het periodieke signaal van drie periodes is te zien als de som van de grondtoon (3 periodes) en de tweede (9 periodes) en vierde boventoon (15 periodes). Alle meetprogramma’s in de natuurkunde (Coach, DATAstudio) zijn gebaseerd op fourieranalyse: Elke toon is te analyseren als combinatie van zuivere tonen (grond- en boventonen), hiervan kun je een spectrum maken. Het frequentiespectrum hiernaast laat zien uit welke frequenties het voorbeeldsignaal bestaat. KLIK HIER voor applet over Fourieranalyse MUZIEK = RESONANTIE Muziekinstrumenten moeten heftig meetrillen (resoneren), anders horen we helemaal niets! Je moet dus altijd STAANDE GOLVEN tekenen. SNAREN Knopen aan het eind (die trillen niet) ORGELPIJP Buiken bij openingen (lucht in en uit!) HALFOPEN ORGELPIJP Knopen aan gesloten kant (lucht NIET in en uit!) KLIK HIER voor Fendts applet over RESONANTIE bij KLANKKASTEN DEMO BTn BOVENTONEN HOREN In de 1e les over klankkasten heeft BTn ‘n plastic slang van 80 cm lengte in het rond geslingerd en laten horen welk patroon van grond- en boventonen er dan ontstaat. Bij langzaam draaien hoorde je de grondtoon, bij sneller draaien de 1e, de 2e, … enz. boventoon. A Leg uit waar in zo’n slang buiken en waar er knopen ontstaan. Bij de opening buiken, want daar kan lucht in en uit geblazen worden. B Teken in de figuren hiernaast de patronen van buiken en knopen die er bij de grondtoon en bij de 1e en 2e boventoon ontstaan. Druk telkens de slanglengte L uit in de golflengte λ. L 12 0 L 22 1 L 32 2 C Bereken de frequenties f0, f1 en f2 (de grond- en de boventonen) die de slang versterkt. v 330 0 2 L 2 x0,80 1,60(m) f 0 206( Hz ) 0 1,60 v 330 1 L 0,80(m) f1 413( Hz ) 1 0,80 v 330 2 0,67 L 0,67 x0,80 0,53(m) f 0 619( Hz ) 0 0,53 RESONANTIE IN SNAAR Een koord is een systeem dat bij meerdere frequenties kan resoneren. Er kunnen op een koord verschillende staande golven ontstaan, bestaande uit 1, 2 of meer buiken en knopen. Buiken bewegen heftig op en weer. Knopen staan stil. Het opvallend is dat de frequenties waarbij resonantie optreedt altijd veelvouden van een laagste frequentie zijn, de grondtoon f0. De volgende frequenties noemen we 1e en 2e boventoon, f1 en f2. Bij snaarinstrumenten speelt deze vorm van resonantie een grote rol. f0 I f1=2f0 f2=3f0 f3=4f0 f0 f1 f2 f3 frequentiespectrum snaar KLIK HIER voor You Tube film STAANDE GOLVEN BTn HALF OPEN KLANKAST Grondtoon fo L 14 0 Eerste boventoon f1 L 1 Tweede boventoon f2 Alle golven hebben dezelfde golfsnelheid, dus En v 0 f 0 1 f1 2 f 2 3 f 3 1 13 0 f1 3 f 0 2 15 0 f 2 5 f 0 3 4 L 5 2 4 frequentiespectrum 1 : 3 : 5 OPEN ORGELPIJP Grondtoon fo L 12 0 Eerste boventoon f1 L 1 Tweede boventoon f2 L 32 2 Derde boventoon f3 L 42 3 2 2 Alle golven hebben dezelfde golfsnelheid, dus v 0 f 0 1 f1 2 f 2 3 f 3 En 1 12 0 f1 2 f 0 2 13 0 f 2 3 f 0 3 14 0 f 3 4 f 0 frequentiespectrum 1 : 2 : 3 : 4 CONSONANT OF DISSONANT? FIETSICA een natuurkundige fietstocht door de duinen en ook: een herhaling van de mechanica 1.1 een fietstocht door de duinen F I E T S I C A met 10 natuurkundige proeven 1 evolutie: hoe ver brengt een trap je? 2 ijken krachtmeter 3 teller installeren 4 fiets als hefboom: versnelling voorspellen 5 trapkracht meten (lucht en rolwrijving) 6 hellend vlak 7 fietsspurt: versnelling meten 8 noodstop: vertraging 9 om je leraar fietsen 10 benodigde energie 1.1 route F I E T S I C A 6 7 1-4 8 10 9 5 1.1 bronnen FI E T SI C A LITERATUUR Tim Krabbé, De renner Marcel Minnaert, De natuurkunde van het vrije veld deel 1 t/m 3 Henk Mulder, Fietsica (AO-boekje) Bob den Uyl, Wat fietst daar? WEBSITES http://www.wielrennen.net/fietsica/fietsica.htm http://www.rijwiel.net/links_n.htm http://www.fietsgeschiedenis.nl/ http://www.exploratorium.edu/cycling/fiets/index.html http://www.letour.fr/# BEROEMDE FIETSERS Jan Jansen 68 Zoetemelk 80 Greg Lemond 89 90 Armstrong 99 00 01 02 03 04 05 1.1 proef 1: evolutie F I E T S I C A De evolutie is de afstand die je fietst als je met je trappers precies één rondje trapt. Brams voorblad heeft 52 tandjes en zijn achterblad 17, de wieldiameter is 70,0 cm. A Hoeveel rondjes maakt het achterwiel als Bram één rondje trapt? Bepalend is de tandwiel-verhouding: op de 52 tandjes van je voorblad passen de tandjes van je achterblad 52/17 = 3,06 maal. B Hoeveel meter legt Bram dan af? Eerst de omtrek van het achterwiel O = 2.π.r = 2x3,14x35 cm = 219,8 cm = 2,20 m dan de afstand Δs = 3,06 x O = 3,06 x 2,20 m = 6,73 m C Bram meet op het school plein een evolutie van 6m90. Bereken zijn meetfout. De fout zit in het meten van de afstand, tandjes tellen en diameter meten gaat nauwelijks mis, dus: fout verschil 690 670 2000 x 100% x 100% 3% goed 670 670 1.1 proef 2: eerst ijken dan meten F I E T S I C A Fietsen kost kracht, wij gaan meten hoeveel kracht met een trekproef. We hebben een koord met een elastieken eind, waarop om de 5 cm een streep is gezet. Aan het zadel van de trekker en aan het stuur van het slachtoffer wordt het koord vast gemaakt. De achterste kan nu zien hoeveel het koord uitrekt door naar zijn stuur te kijken. Ftrek Afstand cm Jij moet op het schoolplein het koord ijken door met een veer te trekken. Het koord uit de tabel is steeds moei-lijker uit te rekken (NIET lineair). Kracht N 2,5 1,0 5,0 2,8 7,5 6,3 10,0 10,6 12,5 15,5 15,0 23,4 1.1 proef 3: teller monteren F I E T S I C A In jullie groepje moet één fiets van een snelheidsmeter zijn voorzien. We beginnen op het schoolplein met het installeren daarvan. Je moet een magneet aan je spaken vastmaken en een sensor aan je vork. Zo’n apparaat werkt op inductie: elke keer dat de magneet op de spaken de sensor passeert wordt er een kleine spanning opgewekt. Om dat te kunnen moet je bij het monteren van de teller de wielomtrek invoeren, meestal in centimeters. Brams zoontje heeft een step waarvan het wiel een diameter van 30,0 cm heeft. De zoon stept heel hard: 23km/u. Op de step zit ook een teller! A Welk getal moet Bram als omtrek op de teller invoeren? O 2. .r 2x 3,14x 15 94,2(cm ) B Reken zijn snelheid om in m/s en bepaal daaruit de frequentie waarmee de magneet de sensor paseert. v 23 / 3,6 6,39(m / s ) 639(cm / s ) v C s O v 639(cm / s ) O .f f 6,8(Hz ) t T O 94,2(cm ) Bereken op 2 manieren het aantal omwentelingen van zijn wiel per uur omw 23.000(m / u ) 24.416(1 / u ) 3.600(s / u )x 6,8(1 / s ) 0,942(m ) 1.1 proef 4: versnelling voorspellen F I E T S I C A Bram is 80 kg, zijn fiets 10 kg. Hij gaat met zijn volle gewicht op de trappers staan, waardoor zijn fiets versnelt. Omdat hij niet het gehele rondje loodrecht op de trappers staat wordt slechts 65% van Brams gewicht nuttig besteed. Brams trapper is 30 cm lang, de straal van zijn voorblad is 12 cm. Brams achterblad heeft ´n straal van 7 cm zijn achterwiel heeft een straal van 35 cm. A Fz Fwiel Bereken de max spanning van de ketting en de maximale kracht op de bodem. Hefboomwet toepassen op voorblad: Fket . rvoorblad = Fz rtrapper Hefboomwet toepassen op achterwiel: Fket . rachterblad = Fwiel rwiel B Fket kettingspanning is 30/12 = 2,5 x zo groot Fket = 2,5 . 800 = 2000 N wielkracht is 35/7= 5 x zo klein Fwiel = 2000 / 5 = 400 N Bereken de gemiddelde kracht van het wiel op de bodem. Fwiel, gem = 0,65 . Fwiel, max = 0,65 . 400 = 260 N C Bereken hieruit Brams versnelling. F m .a a F Fwiel , gem 260N 260 2,9m / s 2 m mtot 80 10kg 90 1.1 proef 5: trekkracht F I E T S I C A Jij moet bij verschillende snelheden v (km/u) de benodigde kracht bepalen. Het is Handig ongeveer te weten wat er uit Ftrap moet komen: (N) http://www.exploratorium.edu/cycling/fiets/aerodynamics1.html Ftrap Ftrap Frol Flucht 10 15 2,0 2,5 4,0 6,5 10 N 8 6 4 Traagheidswet: Constante v 0 5 20 kracht nul Ftrap = Fw 2 v 5 Ftrap Frol Flucht Ftrap Frol k .v 2 Ftrap 2 0,02.v 2 10 15 20 km/u 1.1 proef 6: hellend vlak F I E T S I C A Fn L Meetkunde van afstanden (zwart): sin Fextra y ov sch L Meetkunde van krachten (rood): y Fz // Fextra ov sin sch Fz Fz Fz Als je bij Bakkum tegen de helling van de spoorlijn omhoog fietst is er een extra kracht omlaag die je moet overwinnen. Stel dat je met fiets en al 800 N weegt en stel dat y= 10 m en L =300 m. Als je 20 km/u fietst dan is de trapkracht die je meet niet 10 maar 35 N, zodat de extra kracht 25 N is. A Bereken de hellingshoek uit de gegeven afstanden: sin B y 10 0,033 1,9o L 300 Bepaal de hellingshoek uit de gemeten krachten: sin Fextra 25 0,031 1,8o Fz 800 1.1 proef 7: fietssprint F I E T S I C A Bram doet ook de fietssprint bij de Johanneshof: vanuit stilstand legt hij de 20 m af in 4,0 s. Hij haalt de voorspelde versnelling van 2,9 m/s2 niet! Wat is zijn versnelling wel? A Bereken de gemiddelde snelheid, dan de topsnelheid en tot slot de versnelling. s 20m 5,0m / s t 4 sec 2.vgem 2.5,0 10m / s vgem vtop a B v 10m / s 2,5m / s 2 t 4s Bereken ook Brams feitelijke versnelling uit de formule s=½at2. s 21 at 2 a C Hoeveel procent was de feitelijke versnelling te hoog? fout D 2s 2.20 40 2,5m / s 2 2 2 t 4 16 verschil 0,4 .100% .100% 16% goed 2,5 Welke factoren kunnen dat verschil verklaren? Een te lage versnelling kan komen door verschillende dingen, bijv: (1) Bram trapt niet op volle kracht (2) Er is sprake van tegenwind (3) Bram fietst niet meer zo goed als vroeger en haalt de 65% niet 1.1 proef 8: noodstop F I E T S I C A Bij de Graskarpers organiseren we een noodstop: kom met enorme vaart aanrijden, kijk op je teller hoe hard je wel niet gaat en knijp dan in de remmen. Tim Zaman van 75 kg (met fiets en al!) reed daar ooit 45 km/u en had een remweg van 6,25 m. Na afloop vroeg hij me of ik ff wilde voelen aan zijn remschijf, iets wat ik verstandig genoeg weigerde. We willen weten wat Tims vertraging was en hoe heet het remschijfje werd. A Reken eerst Tims topsnelheid om in m/s en bepaal dan zijn gemiddelde snelheid, vervolgens zijn remtijd en tot slot zijn vertraging. vtop 45 / 3,6 12,5m / s v gem 21 vtop 21 12,5 6,25m / s v gem a s s 6,25(m ) trem 1,0(s ) t v gem 6,25(m / s ) v 12,5m / s 12,5m / s 2 t 1,0s B De remschijf was een ijzeren ring van 20 gr. Doe alsof alle kinetische energie in warmte is omgezet en bereken daaruit de eindtemperatuur van de ijzeren schijf, die aanvankelijk 20 oC was. Ekin (TIM) Q (SCHIJF ) 21 Mv 2 mcT 1 2 75.12,52 0,2.360.T 5859,4 810 C 72 20 81 101 0 C T Teind 1.1 Proef 9: om je leraar cirkelen F I E T S I C A Voor een cirkelbeweging is een kracht naar ´t midden nodig, de middelpuntzoekende kracht Fmpz. Bij Einstein is deze kracht de som van de 2 echte krachten die er werken, Fz en Fsteun..Voor .r cirkelbewegingen2.gelden de formules, mv 2 v Fmpz T r waarin T de duur van een rondje, v de snelheid, m de massa en r de straal van de cirkel. Fsteu n Fmpz Fz Jij (75 kg) fietst om mij heen ,je cirkel heeft een straal van 5 m en een rondje duurt 10 sec. Je zit kaarsrecht op de fiets want ik lever met een touw de benodigde kracht. A Bereken je baansnelheid v. v B Bereken de kracht die de arme leraar moet leveren. Fmpz C 2. .r 2. .5(m ) 3,14(m / s ) T 10(s ) mv 2 75.3,14 2 148(N ) r 5 Hoeveel graden moet je scheef hangen als ik niet meer trek. tan ov Fmpz 148(N ) 0,20 11o al Fz 750(N ) 1.1 proef 10: benodigde energie F I E T S I C A Fietsen kost energie. Veel fietsen kost veel energie. Hoeveel Joule je aan energie verbruikt bereken je met de definitie van arbeid W, W = F.Δs, waarin F de kracht in Newton en s de afgelegde weg in meters. A Hoeveel energie kost het om met 20 km/u een afstand van 20 km af te leggen? W F .s 10(N )x 20.000(m ) 200.000(J ) 200(kJ ) B Dit getal is te laag: bereken de benodigde energie die je uit je broodje kaas moet halen als het rendement van fietsen 25% is Evoeding 4xW 4.200(kJ ) 800(kJ ) C De voedingswaarde van een broodje kaas is 200. kJ. Bereken hoeveel broodjes moet je eten om deze tocht te volbrengen. n Evoeding E boterham 800(kJ ) 4broodjes ! 200(kJ ) 1.1 verslag F I E T S I C A Je moet in de eerste twee lessen na de tocht een verslag van de proeven maken dat aan de volgende eisen voldoet: * Handgeschreven * 2 a 3 A4tjes * Berekeningen centraal, geen zwamverhalen * In elk geval moeten in je verslag aan de orde komen de evolutie, de metingen van rol- en luchtwrijving, de versnelling(en), de berekening van de hellingshoek, de berekening van de middelpuntzoekende kracht en de berekening van de benodigde energie MUZIEK Co BTn