Bromley, D - CasusConsult

advertisement
Bromley, D.B., The case study method in psychology and related disciplines. Chichester
1986.
In het hoofdstuk Reasoning about case-studies staan interessante beschouwingen. Deze lijken
voor kennissystemen van belang. Het gaat immers niet om alleen het registreren, maar vooral
om het redeneren en argumenteren over gevallen.
Bromley adviseert de benadering van Stephen Toulmin te volgen bij het analyseren en
bediscussiëren van gevallen. Toulmin gaat ervan uit dat voor gevalsanalyses een substantiële
logica nodig is, te onderscheiden van de formele logica zoals we die kennen uit de filosofie.
Formele logica is natuurlijk niet onbelangrijk, maar in de praktijk hebben we een 'praktische'
of 'informele' logica nodig.
Toulmin bestudeert de manier waarop praktijkkennis tot stand komt en hoe daarover wordt
geargumenteerd. Het gaat om inhoudelijke kwesties in levensechte situaties. Hij is niet zozeer
geïnteresseerd in de formele logica of de werkwijze van de exacte wetenschappen.
In de dagelijkse handelingspraktijk van rechters, hulpverleners, leerkrachten e.d. betekent
'rationeel' vooral: 'in alle redelijkheid'. Zij kunnen zich voor hun beslissingen vaak slechts te
dele beroepen op wetenschappelijk geverifieerde kennis. Voor het resterende deel wil
Toulmin ze enig houvast bieden met behulp van zijn argumentatiemodel. Daarin gaat het om
het uitwerken en testen van veronderstellingen, die in argumenten en tegenargumenten in een
discussie naar voren komen, teneinde tot overeenstemming te komen.
Dergelijke argumenten kunne gebaseerd zijn op alledaagse kennis, maar ook op
wetenschappelijke en theoretische kennis.
Toulmin onderscheidt 6 basistypen van beweringen als men redeneert en argumenteert over
gevallen:
Con
Conclusie of claim): Een uitspraak die een aanspraak of conclusie behelst.
Geg
(Gegeven, bewijsstuk of fundering): Hiermee worden relevante bewijsstukken
aangedragen voor de conclusie.
Afl
(Afleiding of rechtvaardiging): Hiermee wordt een verbinding gelegd tussen de
gegevens (G) en de conclusie (C) door een afleidingsregel toe te passen.
Kwal
(Kwalificatie): Hiermee wordt de conclusie (C) gekwalificeerd in termen van mate
van waarschijnlijkheid en betrouwbaarheid.
Vrbh
(Voorbehoud, weerlegging): Hiermee worden de condities waaronder de conclusie
(C) niet houdbaar is vastgesteld.
Rug
(Ruggensteun, achtergrondinformatie): Hiermee wordt een afleiding of
rechtvaardiging nader ondersteund door toegevoegde informatie, zoals nieuwe gegevens,
wetenschappelijke theorieën, praktijkkennis, common-sense, etc.
De basisstructuur van argumentatie is als volgt in kaart te brengen:
Geg
Con
Afl
In woorden: gegeven een bepaalde stand van zaken (G), en aangezien een afleidingsregel (A)
kunnen we (C) concluderen. Dit kan nader gecompliceerd worden door het invullen van
voorbehouden en achtergrondinformatie, maar dat is van later zorg. Het gaat er eerst om een
unificerend model te vinden voor de ordening van de casuïstiek.
Neem bijvoorbeeld een stuk uit de casus Goudswaard.
De huisarts laat aan de maatschappelijk werkster weten dat hij ook de sociaal psychiatrische
dienst heeft ingeschakeld, want: "mevrouw lijkt ernstig depressief, ze zegt niets en huilt
voortdurend. Terwijl het doorgaans toch zo'n flinke vrouw is. Daar moet de SPD dus maar
mee aan de gang".
Hier wordt door de huisarts dus de volgende redenering opgehangen (die door de
maatschappelijk werker niet wordt overgenomen):
Geg : "mevrouw zegt
Con1: mevrouw lijkt
niets en huilt oortdurend
ernstig depressief
depressief
,
Con2: Daar
moet de
SPD dus maar mee aan
de gang
Afl: Terwijl het doorgaans toch
zo'n flinke vrouw is.
Download