Leessprong – Ik lees met Hup: Doelen OVSG - vanin

advertisement
Leessprong – ik lees met hup: doelen Toetsen OVSG
Thema 10: Vakantie
Toets 1: Technisch lezen
1. Woorden lezen van het type:
- woorden met twee medeklinkers
vooraan;
- woorden met twee medeklinkers
achteraan;
- woorden met een verkleinvorm (-je, pje, -tje);
- woorden met ‘aai’, ‘ooi’, ‘oei’, ‘eeu’,
‘ieu’;
- woorden met open en gesloten
lettergreep;
- woorden met een achtervoegsel
(-en, -er, -te);
- samengestelde woorden.
- De leerlingen kunnen een éénlettergrepig
woord uiteenleggen in grafemen. (LEZ-BV-B2)
(V)
- De leerlingen kunnen een samengesteld
woord uiteenleggen in de samenstellende delen
(clusters of morfemen). (LEZ-BV-B7) (V)
- De leerlingen kunnen een gegeven grafeem
correct verklanken of benoemen. (LEZ-BV-B3)
(V)
- De leerlingen kunnen een reeks
opeenvolgende grafemen omzetten in een
woord. (LEZ-BV-B5) (V)
- De leerlingen kunnen zinnen en teksten op
hun niveau lezen door de herkennings-, de
spelling- en de anticipatiestrategie soepel toe te
passen. (LEZ-BV-B9) (V)
Toets 2: Begrijpend lezen
1. Woorden met open en gesloten
lettergreep lezen en begrijpen
2. Samengestelde woorden lezen en
begrijpen
- De leerlingen kunnen een éénlettergrepig
woord uiteenleggen in grafemen. (LEZ-BV-B2)
(V)
- De leerlingen kunnen een samengesteld
woord uiteenleggen in de samenstellende delen
(clusters of morfemen). (LEZ-BV-B7) (V)
- De leerlingen kunnen een gegeven grafeem
correct verklanken of benoemen. (LEZ-BV-B3)
(V)
- De leerlingen kunnen een reeks
opeenvolgende grafemen omzetten in een
woord. (LEZ-BV-B5) (V)
- De leerlingen kunnen zinnen en teksten op
hun niveau lezen door de herkennings-, de
spelling- en de anticipatiestrategie soepel toe te
passen. (LEZ-BV-B9) (V)
- De leerlingen kunnen een éénlettergrepig
woord uiteenleggen in grafemen. (LEZ-BV-B2)
(V)
- De leerlingen kunnen een samengesteld
woord uiteenleggen in de samenstellende delen
(clusters of morfemen). (LEZ-BV-B7) (V)
- De leerlingen kunnen een gegeven grafeem
correct verklanken of benoemen. (LEZ-BV-B3)
(V)
- De leerlingen kunnen een reeks
opeenvolgende grafemen omzetten in een
woord. (LEZ-BV-B5) (V)
3. Woorden met een achtervoegsel lezen
en begrijpen
- De leerlingen kunnen zinnen en teksten op
hun niveau lezen door de herkennings-, de
spelling- en de anticipatiestrategie soepel toe te
passen. (LEZ-BV-B9) (V)
- De leerlingen kunnen een éénlettergrepig
woord uiteenleggen in grafemen. (LEZ-BV-B2)
(V)
- De leerlingen kunnen een samengesteld
woord uiteenleggen in de samenstellende delen
(clusters of morfemen). (LEZ-BV-B7) (V)
- De leerlingen kunnen een gegeven grafeem
correct verklanken of benoemen. (LEZ-BV-B3)
(V)
- De leerlingen kunnen een reeks
opeenvolgende grafemen omzetten in een
woord. (LEZ-BV-B5) (V)
- De leerlingen kunnen zinnen en teksten op
hun niveau lezen door de herkennings-, de
spelling- en de anticipatiestrategie soepel toe te
passen. (LEZ-BV-B9) (V)
Toets 3: Begrijpend lezen
1. Zelfstandig aan een opdracht werken
- De leerlingen tonen in concrete situaties
voldoende zelfvertrouwen in eigen
mogelijkheden. (WO-Mens-2.8.4)
- De leerlingen geven blijk open te staan voor
nieuwe, onbekende taken. (WO-Mens-2.8.5)
2. De goede zinsstukken bij elkaar voegen De leerlingen experimenteren met zinnen en
tot een zin
zinsdelen en gaan na wat kan en niet kan door
deze: aan te vullen; af te bouwen; te
vervangen; te verplaatsen. (TB-Leerlijn 6.1) (A)
Toets 4: Begrijpend lezen
1. Zelfstandig aan een opdracht werken
2. Een tekst lezen en begrijpen
- De leerlingen tonen in concrete situaties
voldoende zelfvertrouwen in eigen
mogelijkheden. (WO-Mens-2.8.4)
- De leerlingen geven blijk open te staan voor
nieuwe, onbekende taken. (WO-Mens-2.8.5)
De leerlingen kunnen in fictionele teksten de
verhaallijn volgen en begrijpen. Ze tonen dat
door vragen te beantwoorden, … (LUI-DVD3.4.1) (S)
Toets 5: Taalbeschrouwing
1. Leestekens achter de zin plaatsen (. ? !) - De leerlingen kunnen zinnen en teksten op
hun niveau lezen door de herkennings-, de
spelling- en de anticipatiestrategie soepel toe te
passen. (LEZ-BV-B9) (V)
- De leerlingen kennen de functie van de
volgende leestekens bij het begrijpen van
teksten:

2. Het verwijswoord in een zin vinden en
kunnen aangeven naar wie het verwijst
3. Rijmwoorden zoeken
4. Aanduiden welk woord niet in een rij
past
5. Het juiste woord in een zin invullen
de punt als pauze achter een
mededelende zin; (LEZ-DV-D3.3-2) (S)
 het vraagteken als pauze achter een
rechtstreekse vraag; (LEZ-DV-D3.3-2)
(S)
 het uitroepteken als pauze achter een
uitroepende zin. (LEZ-DV-D3.3-3) (S)
De leerlingen kunnen een verwijswoord
verbinden met het corresponderende
antecedent, indien ze niet meer dan twee
zinnen van elkaar verwijderd staan. (LEZ-DVD3.5b-2) (S)
- De leerlingen kunnen woorden segmenteren
en de fonemische analyse toepassen. Ze
kunnen woorden sorteren op eindrijm. (LUI-BVB3) (S)
- De leerlingen reflecteren over rijmwoorden.
(TB-Leerlijn 4.3) (S)
De leerlingen kunnen op basis van concrete
taalgebruiksituaties op hun niveau de
weergegeven relaties tussen begrippen
begrijpen en verwoorden. (LEZ-D.3.5) (V)
De leerlingen experimenteren met zinnen en
zinsdelen en gaan na wat kan en niet kan door
deze aan te vullen. (TB-Leerlijn 6.1) (A)
Toets 6: Schrijven
1. Goede zinnen schrijven
- De leerlingen kunnen korte verhalen schrijven
(max. 10 zinnen) met een eenvoudige
verhaallijn. (SCHR-TV-6.2) (S)
- De leerlingen kunnen een verhaal weergeven
door middel van zelfgekozen visueel materiaal.
(SCHR-TV-6.2) (B)
Download